Ursulinenstraat ong. te Eijsden
Wijzigingsplan - Gemeente Eijsden-Margraten
Vastgesteld op 17-12-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het wijzigingsplan 'Ursulinenstraat ong. te Eijsden' van de gemeente Eijsden-Margraten;
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1903.WPLKOM10006-VG01 met de bijbehorende regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Toepassingsverklaring
2.1 Toepassingsverklaring bestemmingsregels
Op dit wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels van het bestemmingsplan 'Eijsden' van de gemeente Eijsden-Margraten (identificatienummer NL.IMRO.1903.BPKOM10000EIJ-VA01), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 23 april 2013, van toepassing
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Toepassingsverklaring
3.1 Toepassingsverklaring verbeelding
Dit wijzigingsplan wijzigt de verbeelding op de locatie Ursulinenstraat 1b te Eijsden behorende bij het bestemmingsplan 'Eijsden' van de gemeente Eijsden-Margraten (identificatienummer NL.IMRO.1903.BPKOM10000EIJ-VA01), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 23 april 2013, overeenkomstig de wijze, zoals vervat in de verbeelding behorende bij onderhavig wijzigingsplan.
3.2 Toepassingsverklaring algemene regels
Op dit wijzigingsplan zijn de algemene regels van het bestemmingsplan 'Eijsden' van de gemeente Eijsden-Margraten (identificatienummer NL.IMRO.1903.BPKOM10000EIJ-VA01), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 23 april 2013, van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Ursulinenstraat ong. te Eijsden'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
De eigenaar van het perceel aan de achterzijde van het pand Breusterstraat 34 te Eijsden, gelegen aan de Ursulinenstraat naast het pand huisnummer 1a, is voornemens om ter plekke de mogelijkheid voor de bouw van één woning te realiseren.
Uitsnede topografische kaart met aanduiding plangebied
Het realiseren van één woning is in strijd met het ter plekke geldende bestemmingsplan 'Eijsden'. Voor onderhavige locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor college van burgemeester en wethouders voor het oprichten van een een woning.
De gemeente Eijsden-Margraten heeft kenbaar gemaakt medewerking te willen verlenen aan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en daartoe de wijzigingsprocedure ex artikel 3.6 Wro te doorlopen.
Voorliggend document voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding voor de bestemmingsplanwijziging.
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling
In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het planvoornemen beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.
2.1 Ligging Plangebied
Onderhavig plangebied is gelegen aan Ursulinenstraat te Eijsden, naast de bestaande woning met huisnummer 1a en gelegen aan de achterzijde van de Breusterstraat 34.
Luchtfoto met aanduiding plangebied
Kadastraal betreft onderhavig plangebied de percelen gemeente Eijsden - sectie D - nummers 5605 (gedeeltelijk) en 5661.
Uitsnede kadastrale kaart met aanduiding plangebied
Ter plekke van onderhavig plangebied is sprake van een schuur, die verscholen ligt achter groen. De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van navolgende foto's (Bron: Google Streetview).
Foto's bestaande situatie
2.2 Beoogde Planontwikkeling
Voorliggende planontwikkeling voorziet in het realiseren van een directe bouwmogelijkheid voor één woning. Er is nog geen bouwplan beschikbaar. Middels voorliggend wijzigingsplan wordt een bouwvlak vastgelegd ter plekke van het plangebied. De nieuw te bouwen woning dient te voldoen aan de binnen het bestemmingsplan 'Eijsden' geldende bouwregels voor woningen. Samengevat zijn dit in hoofdzaak de volgende regels:
- er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd, waarbij de hoogte van een afzonderlijke bouwlaag minimaal 2,60 meter en maximaal 3,50 meter mag bedragen;
- ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, luifels en balkons met een oppervlakte van maximaal 5 m² mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met niet meer dan 1,50 meter;
- de voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 5,00 meter te bedragen;
- gebouwen in het bouwvlak dienen met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° te worden afgedekt.
Voorliggende planontwikkeling voorziet in het realiseren van een levensloopbestendige woning voor starters en/of senioren; aan dit woningbouwtype bestaat behoefte binnen de gemeente op basis van het geldende woningbouwbeleid. Voor een levensloopbestendige woning zijn bijvoorbeeld de volgende zaken kenmerkend: verlaagde drempels, inloopdouche, slaapkamer of badkamer op de begane grond, traplift, beugels, aangepaste keuken, aangepaste badkamer, antislipvloer, automatische deuropener, tillift, seniorenbed, seniorenstoel, ringleiding, brede deuren, enz.. Deze zaken zullen in acht worden genomen bij het aanvragen van de nieuwe woning ter plekke van onderhavig plangebied.
2.3 Ruimtelijk-visuele Effecten
De ruimtelijke-visuele effecten vanwege voorliggende planontwikkeling worden aanvaardbaar geachte en passend binnen de ruimtelijke-stedenbouwkundige structuur van de woonomgeving bevonden. De ruimtelijke afweging voor het toelaten van een woning binnen onderhavig plangebied heeft reeds plaatsgevonden bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Eijsden', met het openmen van de wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Planologisch-juridische Situatie
3.1 Bestemmingsplan 'Eijsden'
Ter plekke van onderhavig plangebied is in eerste instantie het bestemmingsplan 'Eijsden', vastgesteld door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten op 23 april 2013, van kracht.
Uitsnede bestemmingsplan 'Eijsden' met aanduiding plangebied
Op grond van dit bestemmingsplan geldt de bestemming 'Wonen - 1', zonder bouwvlak of bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Vanwege het ontbreken van een bouwvlak is het realiseren van een woning niet rechtstreeks toegestaan. Naast de bestemming 'Wonen - 1' zijn tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - actief bodembeheergebied', 'overig - rode contour' en 'wrozone - wijzigingsgebied 1'.
Vanwege de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' is het voor college en burgemeester en wethouders mogelijk om de bestemming te wijzigen te behoeve van het oprichten van een woning. De aan deze binnenplanse wijzigingsbevoegdheid verbonden voorwaaarden zijn als volgt:
- a. er mag maximaal 1 grondgebonden woning worden gerealiseerd;
- b. de nieuw op te richten woning voldoet aan bouwregels zoals van toepassing voor de bestemming 'Wonen - 1';
- c. door bodemonderzoek moet vast komen te staan dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen realisering van woningbouw ter plekke;
- d. de woningbouw past binnen de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het regionaal volkshuisvestingsbeleid qua aantal en fasering;
- e. er moet worden aangetoond dat sprake is van een goed (akoestisch) leefklimaat in de woning;
- f. uit onderzoek naar de ter plaatse eventueel voorkomende archeologische waarden blijkt, dat deze geen beletsel of beperkingen vormen voor de realisering van woningbouw, tenzij met deze beperkingen bij de bouw rekening wordt gehouden.
Ad a.
Voorliggend planvoornemen voorziet in het realiseren van één woning. .
Ad b.
De bestemmingsplanregels voor 'Wonen -1', en daarmee tevens de daarvoor geldende bouwregels, worden middels voorliggende planontwikkeling één op één van toepassing verklaard voor voorliggend plangebied.
Ad c.
Op het aspect bodem wordt nader ingegaan in paragraaf 5.1.1 van voorliggende toelichting.
Ad d.
Onderhavige woningtoevoeging is zowel kwantitatief als kwalitatief akkoord bevonden door de regio.
Ad e.
Op het aspect geluid wordt nader ingegaan in paragraaf 5.1.2 van voorliggende toelichting.
Ad f.
Op het aspect archeologie wordt nader ingegaan in paragraaf 5.2.1 van voorliggende toelichting.
3.2 Facetbestemmingsplan 'Parapuplan Parkeren Eijsden-margraten'
Tevens is onderhavig plangebied gelegen binnen het plangebied van het facetbestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Eijsden-Margraten', vastgesteld door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten op 25 september 2018.
In het bestemmingsplan 'Eijsden' is nog geen parkeerregeling opgenomen en wordt verwezen naar de (aanvullende) stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening. Na de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK (Staatsblad 2014 Jaargang 2014, Nr. 458), zijn de parkeervoorschriften niet meer in de verordening opgenomen maar worden deze geregeld in het bestemmingsplan. Met het facetbestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeren Eijsden-Margraten' is het mogelijk om in één keer de onderliggende bestemmingsplannen gedeeltelijk te herzien, zodat bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen of afwijkend gebruik de aanvraag omgevingsvergunning getoetst kan worden aan het bestemmingsplan als het gaat om het onderdeel parkeren.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) en de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014). Het gemeentelijke beleid is ontleend aan de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg en aan de Strategische Visie 2022 (Vernieuwen door verbinden).
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld, waarin de toekomstvisie wordt gegeven van het kabinet met betrekking tot onder andere de ruimtelijke ordening. Deze structuurvisie vervangt (onder andere) de Nota Ruimte. Hiernavolgend wordt ingegaan op deze structuurvisie.
De structuurvisie beschrijft de principes voor de ruimtelijke inrichting in Nederland. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de beoogde ambities tot en met 2040. In de structuurvisie worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarbij de nationale ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een grote rol speelt.
In deze structuurvisie wordt benadrukt dat het van het grootste belang is dat de concurrentiepositie van Nederland verbetert. Hiertoe is het van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd, te weten:
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland;
- 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Om de regeldruk te verlagen heeft het kabinet besloten dat de ruimtelijke afwegingen zo dicht mogelijk bij de burger plaats moet vinden. Daarom zal er op basis van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar gestreefd worden om zoveel mogelijk verantwoordelijkheden bij de gemeenten en provincies onder te brengen. Het Rijk zal zeer terughoudend, en met name achteraf, bij het toezicht betrokken zijn.
Er zijn echter wel enkele ontwikkelingen waarbij het Rijk bij voorbaat al aangeeft dat er een rijksverantwoordelijkheid aan de orde kan zijn. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien een onderwerp nationale baten/lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Voorbeelden hiervan zijn ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports. Maar ook onderwerpen waarover internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed. Daarnaast kunnen ook onderwerpen die provincie- of landgrensoverschrijdend of een hoog afwentelingsrisico kennen een rijksverantwoordelijkheid zijn.
Ontwikkelingen die niet onder het bovenstaande vallen zullen in principe alleen achteraf gecontroleerd worden door het Rijk. Rijkswaterstaat en de ministeries van Defensie en EL&I zullen als direct belanghebbenden wel de plannen vooraf blijven beoordelen.
De structuurvisie streeft een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen na. Hiertoe is in de structuurvisie een ladder voor duurzame verstedelijking ontwikkeld. De invulling van deze ladder wordt overgelaten aan de gemeenten en provincies. Zolang de ontwikkeling de rijksbeleidsdoeleinden niet frustreert, is er een grote mate van vrijheid voor de decentrale overheden. In paragraaf 4.2.4 wordt nader ingegaan op deze ladder voor duurzame verstedelijking.
Het Rijk streeft met het opstellen van de structuurvisie een goed werkende woningmarkt in Nederland na. Dit wil zeggen dat er qua omvang, kwaliteit en differentiatie een goede balans dient te zijn. Bovendien dient er ruimte te zijn voor het in stand houden van de bereikbaarheid van Nederland en dient er rekening gehouden te worden met het behoud van de natuur.
Meer specifiek heeft het Rijk in de provincie Limburg enkele belangrijke gebieden aangewezen. Het Rijk kent de Greenport Venlo en Brainport Zuidoost Nederland een belangrijke waarde toe voor de concurrentiepositie van Nederland. Het verstedelijkte gebied rondom Sittard-Geleen en Maastricht is zodoende dan ook aangewezen als een voor de concurrentiepositie essentieel gebied. Met name de bereikbaarheid van deze gebieden verdient derhalve extra aandacht.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
- project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
- grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
- toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
- Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
- verstedelijking in het IJsselmeer;
- defensie;
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
- elektriciteitsvoorziening;
- ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimteljike ordening (Rarro)
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
4.1.4 Conclusie Rijksbeleid
De beoogde planontwikkeling levert geen strijd op met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de SVIR en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het planvoornemen.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Provinciale Staten van Limburg hebben op 12 december 2014 het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vastgesteld. In het POL2014 is de provincie opgedeeld in zoneringen.
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de zonering 'Overig bebouwd gebied'.
Uitsnede kaart 'zoneringen' POL2014 met ligging plangebied
Overig bebouwd gebied
Het 'overig bebouwd gebied' betreft gemengde woon-/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. De provinciale beleidsaccenten binnen deze zone zijn gericht op de transformatie van de regionale woningvoorraad, bereikbaarheid, een balans in voorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water en de kwaliteit van de leefomgeving.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.
Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied
Gelet op de kaart 'milieubeschermingsgebieden' is onderhavig projectgebied niet gelegen binnen één van de te beschermen gebieden.
4.2.3 Provinciaal woonbeleid
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt in paragraaf 2.4.2 Wonen ingegaan op woningbouwplannen. Ten aanzien van nieuwe woningen is daarbij het navolgende opgenomen:
- 1. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteradenv astgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.
- 2. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Midden-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg.
- 3. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg.
- 4. Als een ruimtelijk plan niet voldoet aan het gestelde in het eerste, tweede of derde lid , kunnen Gedeputeerde Staten, rekening houdend met het standpunt van het Regionaal Bestuurlijk Overleg, gelegenheid bieden voor maatwerk in afwijking van het bepaalde in die leden.
- 5. De toelichting bij het ruimtelijke plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg respectievelijk de regio Midden-Limburg respectievelijk de regio Zuid-Limburg, dat betrekking heeft op het toevoegen van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen, bevat een verantwoording van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste lid respectievelijk het tweede lid respectievelijk het derde lid, dan wel van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het vierde lid.
De gemeenteraad van Eijsden-Margraten heeft de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg vastgesteld op 18 oktober 2016. Onderhavig plan voldoet aan het bepaalde in die structuurvisie. In paragraaf 4.3.1 van voorliggende toelichting wordt daarop ingegaan.
4.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Onderhavig project betreft het kunnen realiseren van één extra woning. Op basis van jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State d.d. 28 juni 2017, 201608869/1/R3) is gebleken dat het realiseren van één of enkele woningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Voorliggend project wordt derhalve niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.
4.2.5 Limburgs Kwaliteitsmenu
Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen buiten de zogenaamde 'rode contouren' is het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht. In dit Kwaliteitsmenu geeft de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welke wijze deze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.
In het algemeen betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van 'kwaliteitswinst'. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijze tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, of het realiseren van natuur. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.
In de beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu 2012 is aangegeven dat het kwaliteitsmenu van toepassing is op de gebieden buiten de (voormalige) rode contouren en buiten de (voormalige) grenzen stedelijke dynamiek. Onderhavig plangebied is gelegen binnen de (voormalige) rode contouren, waardoor het provinciale kwaliteitsmenu niet van toepassing is.
4.2.6 Conclusie provinciaal beleid
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende planontwikkeling.
De ter plekke van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering 'Overig bebouwd gebied' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van (provinciale) beschermingsgebieden, en is de ladder van duurzame verstedelijking alsook de provinciale beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing .
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg
Op 18 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van Eijsden-Margraten ingestemd met de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL). De SVWZL is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse ruimtelijke visie op de woningmarkt, opgesteld door de 16 Zuid-Limburgse gemeenten Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal.
Het kader voor de SVWZL is het in samenwerking met de provincie en andere direct betrokken partijen tot stand gekomen en in december 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), die eveneens een visie bevat op Zuid-Limburg. In de SVWZL staat de transformatieopgave centraal, dat wil zeggen de totale woningbehoefte op basis van het aantal huishoudens, rekening houdend met de huidige woningvoorraad en de leegstand.
De SVWZL bevat een driedelige opgave voor gemeenten, namelijk:
- a. het verdunnen van de bestaande voorraad waar sprake is van een overschot;
- b. het terugdringen van de ongewenste planvoorraad tot het niveau van de transformatieopgave;
- c. het toevoegen van woonproducten waar een tekort van is, passend binnen de uitgangspunten van de SVWZL.
Om invulling te geven aan deze opgave hebben de Zuid-Limburgse gemeenten in totaal dertien beleidsafspraken met elkaar gemaakt. Één van de afspraken luidt als volgt:
Op een uniforme wijze dient een afweging te worden gemaakt om kwalitatief goede nieuwe woningbouwinitiatieven aan de woningmarktprogrammering toe te voegen. Nieuwe woningbouwinitiatieven moeten worden gecompenseerd. Hierbij kan in volgorde gebruik gemaakt worden van:
- A. Compenseren met direct gekoppelde sloop of onttrekking;
- B. Elke nieuw toe te voegen woning wordt financieel gecompenseerd door middel van een op Zuid-Limburgs niveau uitwerkte uniforme financiële compensatieregeling, waarvan de middelen in een sub regionaal op te zetten sloopfonds vloeien;
- C. De gemeente neemt de sloopverplichting over en voert deze binnen de raadstermijn uit, waarbinnen dit besluit is genomen;
- D. Door middel van het schrappen van reeds bestaande harde plancapaciteit in de regionale woningmarktprogrammering. Hiervan mag ¼ deel gezet worden als compensatie voor het nieuwe woningbouwinitiatief. In het geval van een woningbouwinitiatief in een monument of beeldbepalend pand kan volstaan worden met een één op één compensatie.
Voorliggend wijzigingsplan maakt de bouw van één nieuwe (levensloopbestendige) woning mogelijk. Dergelijke woningtoevoeging dient op grond van de SVWZL te worden gecompenseerd.
Echter, op 29 september 2020 heeft de gemeenteraad van Eijsden-Margraten de motie 'Stop de bouwstop' aangenomen. In deze motie worden burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten opgedragen per direct te stoppen met het opleggen van compenserende maatregelen als bedoeld in beleidsafspraak VI van de SVWZL aan alle woningbouwinitiatieven. De raad in van oordeel dat momenteel onvoldoende aan de woonbehoefte in de gemeente tegemoet gekomen wordt gelet op de huidige woningmarktsituatie en het opleggen van compenserende maatregelen als voornoemd eerder remmend dan stimulerend werkt om de noodzakelijke woningbouwplannen hiervoor snel gerealiseerd te krijgen.
Tevens heeft de gemeenteraad in deze raadsmotie burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten opgedragen, om in de eerstvolgende raadsvergadering na aanpassing van artikel 2.4.2 lid 6 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 door Provinciale Staten, een voorstel aan hem voor te leggen, waaruit blijkt dat de plicht tot het opleggen van compenserende maatregelen als voornoemd uit de huidige SVWZL van Eijsden-Margraten wordt gehaald. Concreet betekent dit dat burgemeester en wethouders de gemeenteraad moeten voorstellen om Beleidsafspraak VI van de SVWZL vervallen te laten verklaren.
Door Provinciale Staten is bij besluit van 5 oktober 2020 de Omgevingsverordening Limburg 2014 gewijzigd vastgesteld, waarmee artikel 2.4.2 lid 6 is komen te vervallen. Door het vervallen verklaren van dit artikellid is er voor de Limburgse gemeenten geen plicht meer is om compenserende maatregelen nader te motiveren in het ruimtelijke besluit dat betrekking heeft op woningbouwplannen die leiden tot een woningtoename. Naar aanleiding van deze wijziging van de provinciale verordening, hebben burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten op 20 oktober 2020 besloten een voorstel voor de gemeenteraadsvergadering van 15 december 2020 voor te bereiden, waarin haar gemeenteraad wordt voorgesteld om Beleidsafspraak VI van de SVWZL vervallen te laten verklaren.
In afwachting van dit raadsbesluit en om invulling te geven aan de raadsopdracht om per direct te stoppen met het opleggen van compenserende maatregelen, zoals opgelegd in de aangenomen raadsmotie als voornoemd, hebben burgemeester en wethouders tevens besloten om tussentijds geen compenserende maatregelen meer op te leggen als voornoemd, aan alle woningbouwplannen die op 29 september 2020 bij haar in behandeling waren of na deze datum voor behandeling worden ontvangen en waarover op 29 september 2020 nog geen planologisch besluit is genomen. Hiermee wordt geanticipeerd op het komende raadsbesluit en op de ontwikkelingen rondom de SVWZL op Zuid Limburgse schaal.
In opdracht van de Zuid-Limburgse gemeente is de SVWZL in juni 2020 geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie hebben de Zuid-Limburgse gemeenten besloten om de beleidsafspraken van te huidige SVWZL te actualiseren. In navolging van het provinciale beleid hieromtrent hebben diverse Zuid-Limburgse gemeenteraden inmiddels besloten om geen compensatie als voornoemd meer toe te passen op woningbouwplannen, in afwachting op een nieuwe structuurvisie wonen Zuid-Limburg. Vanwege het te doorlopen proces hieromtrent, zullen de Zuid-Limburgse gemeenteraden niet eerder dan het 1e kwartaal 2021 een besluit over een gezamenlijke geactualiseerde structuurvisie wonen kunnen nemen.
De gemeente Eijsden-Margraten neemt ook deel aan dit gezamenlijke actualisatieproces. Echter vanwege de raadsmotie 'Stop de bouwstop' en de gewijzigde Omgevingsverordening Limburg 2014 als voornoemd, wil de gemeenteraad van Eijsden-Margraten uit oogpunt van zorgvuldigheid en rechtszekerheid tussentijds zijn beleid ten aanzien van deze compensatie aanpassen, in afwachting op een raadsvoorstel tot een algehele herziening van een structuurvisie voor het Zuid Limburgse woonbeleid in 2021.
4.3.2 Strategische visie 2022 Vernieuwen door verbinden
In de Strategische Visie 2022 is mede benoemd dat het in 2022 voor jong en oud aantrekkelijk is om in de gemeente Eijsden-Margraten te wonen. De diversiteit in het woningaanbod zal daarvoor moeten toenemen. Een van de pijlers is door het bouwen van en verbouwen tot levensloopbestendige woningen de 'zilveren generatie' langer thuis kan blijven wonen en daardoor meer kansen zijn voor het verlenen van (mantel)zorg. Hierbij wordt nadrukkelijk niet ingezet op grootschalige nieuwbouw, maar op duurzame aanpassingen van de bestaande woningvoorraad en bebouwing.
Voorliggend planvoornemen is derhalve in lijn met de Strategische Visie 2022.
4.3.3 Lokale woonvisie Eijsden-Margraten 2019-2025
De gemeente Eijsden-Margraten beschikt over de lokale woonvisie 'Samen bouwen aan de toekomst'. De Lokale Woonvisie heeft vier functies:
- Het bieden van ondersteuning en sturing bij de samenwerking tussen alle betrokken partijen omdat het een gezamenlijk gedragen referentiekader betreft;
- Het inzichtelijk maken van de woonambities van de gemeente in de vorm van de formulering van speerpunten met betrekking tot relevante doelgroepen;
- Het leggen van de nodige relaties met de relevante beleidsterreinen, zowel fysiek (bijvoorbeeld duurzaamheid) als sociaal (bijvoorbeeld maatschappelijke ondersteuning);
- Het bieden van een gedragen basis voor de beleidsuitvoering en programmering.
Op basis van de berekeningsmethodiek, die op Zuid-Limburgse schaal voor het woonbeleid wordt toegepast, resteert voor Eijsden-Margraten nog een woningbouwopgave bovenop de bestaande voorraad.
De doelgroepen waarop de gemeente zich bij haar woningbouwbeleid richt zijn starters, oudere doorstromers, langer thuiswoners, en bijzondere doelgroepen (zoals statushouders, woonurgenten, gehandicapten en ggz-patiënten).
Bij voorliggende planontwikkeling wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten van de woonvisie, omdat ter plaatse van het wijzigingsplan een levensloopbestendige woning wordt gerealiseerd.
4.3.4 Conclusie gemeentelijk beleid
Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
Bij de realisering van een project moet rekening worden gehouden met diverse aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving.
5.1 Milieutechnische Aspecten
5.1.1 Bodem
Indien sprake is van een planologische functiewijziging danwel het realiseren van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Ter plekke van onderhavige locatie is momenteel het bestemmingsplan 'Eijsden' van kracht. Op onderhavige locatie is de bestemming 'Wonen - 1' van toepassing. Gelet op de voorwaarden gesteld bij de in casu toe te passen wijzigingsbevoegdheid dient door bodemonderzoek vooraf vast te komen staan dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen realisering van woningbouw ter plekke.
Gelet op vorenstaande is een verkennend bodem- en asbestonderzoek verricht. De rapportage van betreffend onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 1. Op grond van het verrichte onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan:
- Uit één van de grondmengmonsters van de bovengrond is gebleken dat de concentraties cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, nikkel en PAK de achtergrondwaarden overschrijden, doch niet de bodemindex dan wel de interventiewaarden. Voor wat betreft zink is de aangetroffen concentratie van dien aard dat deze de interventiewaarde overschrijdt. Verontreiniging met zink dient als gebiedseigen te worden bestempeld.Dit betekent dat, alvorens de bouw-/graafwerkzaamheden kunnen worden op gestart, een BUS-melding of saneringsplan dient te worden opgesteld dat moet worden voorgelegd aan het bevoegd gezag (provincie Limburg).
- Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is op basis van het onderzoek de ondergrond als klasse AW2000 grond bestempeld.
- Sprake is van licht verhoogde, doch niet voor het bouwplan belemmerende, concentraties PFAS;
- Op basis van het visuele en analytische asbestonderzoek is onderhavig perceel als "onverdacht" met betrekking tot asbest bestempeld.
Vanwege dat de genoemde verhoogde aangetoonde concentratie zink veelal als gebiedseigen bestempeld kan worden, is ons inziens geen aanleiding voor het instellen van een naderonderzoek. Dit betekent niet dat de bovengrond van het volledige terrein dient te worden gesaneerd, maar wel de sterk met zink verontreinigde grond welke vanuit bouwtechnisch oogpunt ontgraven dient te worden. Daarnaast dient er rekening mee te worden gehouden dat de visuele en analytisch schone vulzand onder de klinkers niet vermengd wordt met de onderliggende leemgrond. Ditzelfde geldt voor de aangetroffen asfalt.
Vanwege de diversiteit in bodemlagen dient men er rekening mee te houden, dat voornoemde bodemlagen niet onderling vermengd mogen worden en na ontgraving in dezelfde hoedanigheid worden herschikt.
Op grond van het verricht onderzoek en conclusies dienaangaande zijn geen aanleidingen om over te gaan tot vervolgonderzoek.
Conclusie bodem
Het aspect bodem vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.1.2 Geluid
Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Voor onderhavig plangebied kan sprake zijn van wegverkeerslawaai.
Het plangebied is gelegen aan de Ursulinenestraat binnen een 30 km-zone. Dit snelheidsregime is mede van kracht ter plekke van overige omliggende wegen. Dergelijke wegen zijn op basis van de Wet geluidhinder niet gezoneerd. Omdat geen sprake is van een ligging binnen een wettelijke geluidszone, is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk ten behoeve van gevelbelasting vanwege verkeerslawaai.
Conclusie geluid
Het aspect geluid vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.1.3 Milieuzonering
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Ten opzichte van onderhavig plangebied is op ruim 35 ten noordoosten aan de Breusterstraat 29) de huisartsenpraktijk Pinckers gelegen. Uitgaande van de categorie 'Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven' (SBI-2008: 8621, 8622, 8623) genoemd in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' dient voor deze bedrijvigheid een grootste richtafstand van 10 meter (vanwege geluid) in acht te worden genomen tussen de grens van de inrichting en de gevel van een (geluid)gevoelig object. Deze afstand wordt ruimschoots behaald.
Voorts is op ruim 35 meter ten oosten van het plangebied de planten- en bloemenhandel Beijers, aan de Breusterstraat 40a gevestigd. Uitgaande van de categorie 'Groothandel in bloemen en planten' (SBI-2008: 4622) genoemd in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' dient voor deze bedrijvigheid een grootste richtafstand van 30 meter (vanwege geluid) in acht te worden genomen tussen de grens van de inrichting en de gevel van een (geluid)gevoelig object. Deze afstand wordt behaald.
Op basis vorenstaande mag worden geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de nieuw te realiseren woning. De nieuwe woning vormt verder geen belemmeringen voor de genoemde bedrijvigheid in de omgeving; er zijn immers andere bestaande woningen dichterbij die inrichtingen aanwezig, die maatgevend zijn.
Conclusie milieuzonering
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.1.4 Luchtkwaliteit
Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. In voorliggend planvoornemen is geen sprake van een dergelijk aantal toe te voegen woningen.
Conclusie luchtkwaliteit
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.1.5 Externe veiligheid
Ten behoeve van de beoordeling van de mogelijke externe veiligheidsrisico's voor onderhavig (kwetsbaar) object is de Risicokaart geraadpleegd. Op de risicokaart is informatie opgenomen over risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen.
Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied
Situatie plangebied inzake Bevi / risicovolle inrichtingen
Binnen een straal van 1 kilometer rondom het projectgebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen die een belemmering zouden kunnen vormen voor onderhavig project.
Transportroutes gevaarlijke stoffen
Op ruim 400 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Maastricht-Visé, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied valt buiten de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen' zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Eijsden'.
Transportleidingen gevaarlijke stoffen
Binnen een straal van 1 kilometer rondom het projectgebied bevinden zich geen transportleidingen voor gevaarlijke stoffen die een belemmering zouden kunnen vormen voor onderhavig project.
Conclusie externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.2 Overige Ruimtelijke Aspecten
5.2.1 Archeologie
Voorliggend planvoornemen voorziet in het realiseren van een nieuwe woning ter plekke van te slopen bestaande bebouwing (schuur). Ter plekke van het plangebied geldt op grond van het bestemmingsplan 'Eijsden' de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Indien sprake is van nieuwe bodemverstoring dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld én groter dan 100 m² dient in beginsel archeologisch onderzoek te worden verricht. Ter plekke van voorliggend plangebied is echter reeds sprake van bestaande bebouwing, als gevolg waarvan de bodem is verstoord, waardoor de kans op het aantreffen van eventuele archeologische waarden nihil is.
Vorenstaande laat onverlet dat op basis van de Erfgoedwet de verplichting geldt dat, indien tijdens toekomstige graafwerkzaamheden desondanks archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden aangetroffen, deze per direct gemeld dienen te worden bij het bevoegd gezag.
Conclusie archeologie
Het aspect archeologie vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.2.2 Kabels en leidingen
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het eventueel nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
Conclusie kabels en leidingen
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.2.3 Verkeer en parkeren
Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt. Door voorliggende ontwikkeling wordt één nieuwe woning mogelijk gemaakt.
Ter plekke van onderhavig plangebied is het 'Parapluplan Parkeren Eijsden-Margraten' van kracht. Met dit facetbestemmingsplan is een publiekrechtelijke parkeerregeling vastgelegd die het mogelijk maakt om een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen of afwijkend gebruik deze te toetsen aan het aspect parkeren zoals opgenomen in het bestemmingsplan.
De parkeerbehoefte wordt bepaald op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' van het CROW. Onderhavig plangebied is op basis van het facetbestemmingsplan gelegen in de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk gebied' en is gelegen in de schil rondom het centrum. Binnen deze gebieden dient te worden gerekend met een minimale parkeernorm van 1,7 en maximale norm van 2,5 parkeerplaatsen per woning.
Gelet op de grootte van onderhavig plangebied kan in afdoende parkeerruimte worden voorzien. Hiermee dient bij het ontwerp van de te realiseren woning rekening te worden gehouden.
Conclusie verkeer en parkeren
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.2.4 Waterhuishouding
Met betrekking tot het aspect waterhuishouding is het beleid erop gericht dat het hemelwater dat valt op verharde delen op eigen terrein dient te worden afgehandeld. Hemelwater dient bij voorkeur te worden afgekoppeld van het gemeentelijk (vuilwater)riool. Er mag geen wateroverlast voor derden optreden.
Om te bepalen of een plan aan het Waterschap Limburg moet worden voorgelegd, is de 'digitale watertoets' ontwikkeld. Door middel van het intekenen van het plangebied en het beantwoorden van vragen wordt bepaald welke procedure van toepassing is.
Uitsnede waterkaart met aanduiding projectgebied
Raadpleging van de digitale watertoets leert dat onderhavig plangebied niet is gelegen in een waterschapsbelang. Een wateradvies behoeft niet te worden verkregen; enkel dient het plan te worden gemeld. De bevestiging van de op 7 mei 2020 ingediende melding is bijgevoegd als Bijlage 2. Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen het onderhavige plangebied wordt hierna uiteengezet.
Afvalwater
Het afvalwater dat vrij komt ter plekke van onderhavig plangebied zal worden afgevoerd via het gemeentelijk rioolstelsel.
Hemelwater van onverhard en semi-verhard terrein
Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terreindelen binnen het plangebied zal, zonodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem.
Hemelwater (dak)verhardingen
Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen van de gemeentelijke riolering. Daarbij is het streven om alles zoveel mogelijk klimaat adaptief aan te leggen. Het onderhavige plangebied heeft een oppervlak van circa 200 m². Er wordt van uit gegaan dat hiervaan circa 75% wordt verhard. Het hemelwater dat valt op deze verharding dient te worden opgevangen en te worden gebufferd, om vervolgens te kunnen infiltreren in de bodem. Ook zou het opgevangen hemelwater kunnen worden gebruikt ten behoeve van een zogenaamd grijs water circuit in de nieuw te realiseren woning.
Hemelwaterhoeveelheden
Bij nieuwbouw dient op basis van de Keur van het Waterschap Limburg een te realiseren hemelwatervoorziening te worden gedimensioneerd op een extreme bui van met een neerslaghoeveelheid van 80 millimeter in 2 uur, met een noodoverlaat.
Opvang schoon hemelwater
Enkel schoon hemelwater mag worden opgevangen, waaraan geen verontreinigde stoffen worden toegevoegd. Uitloging bij infiltratie kan worden voorkómen door alleen schoon hemelwater te infiltreren. Een infiltratievoorziening kan in dat opzicht tevens dienst doen als bodempassage, waarmee gezorgd wordt dat het hemelwater wordt ontdaan van (diffuse) verontreinigingen alvorens het infiltreert.
Voorkomen van wateroverlast
Door bij het bepalen van het bouwpeil en afschot hiermee rekening te houden, kan bij nieuwbouw worden voorkomen dat geen water in te realiseren gebouwen kan vloeien. Daarnaast kan ten aanzien van wateroverlast voor derden worden gesteld dat hiervan geen sprake behoeft te zijn.
Conclusie waterhuishouding
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmeringen voor de planontwikkeling.
5.2.5 Natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.
Blijkens de kaart 'Natuur' van het POL2014 is onderhavig plangebied niet gelegen binnen een onderdeel van het 'Natuurnetwerk' (NNN) en/of een Natura2000-gebied. Voorts is aannemelijk dat, gelet op de ligging van het projectgebied, geen sprake is van eventueel beschermde soorten flora en/of fauna.
Uitsnede POL2014-kaart 'Natuur' met aanduiding plangebied
Voorts is aannemelijk dat, gelet op de ligging van het plangebied, geen sprake is van eventueel beschermde soorten flora en/of fauna. Ook mag op voorhand worden aangenomen dat geen sprake is van stikstofdepositie op een op voor stikstof gevoelige natuurgebieden van meer dan 0,00 mol potentieel zuur/ha/jaar. Negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van N2000 gebieden ten gevolge van stikstof kunnen dan ook worden uitgesloten.
Conclusie natuurbescherming
Het aspect natuurbescherming vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
5.3 Duurzaamheid
Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen. Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig).
Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van de bebouwing. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met bouwmaterialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat. In onderhavig plan zijn met name de bouwkundige aspecten van belang. Deze zullen verder worden uitgewerkt in de aanvraag van de omgevingsvergunning/bouwvergunning.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
6.1 Grondexploitatie
6.1.1 Algemeen
Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.
6.1.2 Exploitatieplan
Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).
Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.
Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:
- het verhaal van kosten over de in het plan of besluit begrepen kosten is anderszins verzekerd;
- het is niet nodig een tijdvak te bepalen waarbinnen de grondexploitatie zal plaatsvinden;
- het is niet nodig een fasering op te nemen waarbinnen werken, werkzaamheden en bouwplannen uitgevoerd moeten worden;
- het is niet nodig eisen en/of regels omtrent de uitvoering te stellen aan het bouwrijp maken en/of de inrichting van de openbare ruimte en/of de aanleg van nutsvoorzieningen;
- het is niet nodig regels te stellen omtrent de uitvoering van de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen omtrent sociale huur en/of koopwoningen, kavels voor particulier opdrachtgeverschap of branches in de detailhandel.
In het kader van voorliggende planontwikkeling is tussen initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst afgesloten.
6.2 Planschade
Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.
Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.
In de met de gemeente gesloten anterieure overeenkomst is tevens het verhaal van planschade geregeld.
Hoofdstuk 7 Planstukken
Het wijzigingsplan 'Ursulinenstraat ong. te Eijsden' van de gemeente Eijsden-Margraten bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding.
7.1 Algemeen
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, worden met de inwerkingtreding van de Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2012' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:
- er is een begrippenkader gegeven dat in de plannen toegepast moet worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om lijsten van bestemmingshoofdgroepen met mogelijke gebruiksdoelen, dubbelbestemmingen, aanduidingen, indeling van regels etc. Voor het hanteren van het begrippenkader is geen specifieke software vereist;
- er is een verplichte 'analoge verbeelding' voorgeschreven, hetgeen inhoudt de manier waarop het plan op papieren kaarten moet worden getoond. Er zijn dwingende regels inzake de opmaak van het plan. Voor het opmaken van plannen is in de praktijk speciale software benodigd;
- er is een verplichte 'digitale verbeelding' voorgeschreven, waarmee wordt gedoeld op het tonen van het plan in een digitale omgeving (website).
Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend wijzigingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.
7.2 Toelichting, Regels En Verbeelding
Een wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
7.2.1 Toelichting
De toelichting van het wijzigingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het wijzigingsplan.
7.2.2 Regels
Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmings-/wijzigingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk plan alle elementen van navolgende opbouw bevat:
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels
o Begrippen
o Wijze van meten
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
o Bestemmingen
o Voorlopige bestemmingen
o Uit te werken bestemmingen
o Dubbelbestemmingen
- Hoofdstuk 3: Algemene regels
o Anti-dubbeltelregel
o Algemene bouwregels
o Algemene gebruiksregels
o Algemene aanduidingsregels
o Algemene afwijkingssregels
o Algemene wijzigingsregels
o Verwezelijking in de naaste toekomst
o Algemene procedureregels
o Overige regels
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
o Overgangsrecht
o Slotregel
De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:
- Bestemmingsomschrijving
- Bouwregels
- Nadere eisen
- Afwijken van de bouwregels
- Specifieke gebruiksregels
- Afwijken van de gebruiksregels
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- Wijzigingsbevoegdheid
Bij voorliggend wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan 'Eijsden' één op één van toepassing verklaard.
7.2.3 Verbeelding
De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.
Verder voorziet bijbehorende verbeelding in de naam van voorliggend wijzigingsplan en een tekeningnummer. Dit zijn verplichtingen in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Formele Procedure
8.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp bestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
8.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.
De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.
8.3 Inspraak
Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.
Ten behoeve van voorliggend planvoornemen behoeft op grond van de inspraakverordening van de gemeente Eijsden-Margraten geen inspraakprocedure te worden gevolgd.
8.4 Formele Procedure
8.4.1 Algemeen
De wettelijke (formele) wijzigingsplanprocedure bestaat uit navolgende stappen:
- 1. Openbare kennisgeving van het ontwerp wijzigingsplan.
- 2. Ter inzage legging van het ontwerp wijzigingsplan met alle bijbehorende stukken gedurende 6 weken. Tevens wordt de bekendmaking toegezonden aan Gedeputeerde Staten, belanghebbenden en betrokken Rijksdiensten.
- 3. Gedurende de termijn van ter inzage legging kan een ieder zienswijzen naar voren brengen.
- 4. Vaststelling van het wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders binnen 8 weken.
- 5. Algemene bekendmaking van het vastgestelde wijzigingsplan door ter inzage legging binnen 2 weken.
- 6. Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden.
- 7. Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.4.2 Zienswijzen
Het ontwerp van voorliggend wijzigingsplan heeft vanaf 5 november 2020 tot en met 16 december 2020 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingekomen.
Bijlage 1 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 2 Stukken Melding Digitale Watertoets D.d. 7 Mei 2020
Bijlage 2 Stukken melding digitale watertoets d.d. 7 mei 2020