Corridor
Bestemmingsplan - Stichtse Vecht
Vastgesteld op 28-05-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Corridor' van de gemeente Stichtse Vecht.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.BPcorridorBKL-VG02 met bijbehorende regels.
1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteit aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, ondergeschikte detailhandel, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; detailhandel, horeca, seksinrichtingen, koeriersbedrijven en (personen)transportbedrijven zijn niet toegestaan.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan- en uitbouw en overkapping:
een aan een hoofdgebouw gebouwd bouwwerk dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.7 achtererf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevelrooilijn.
1.8 achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de achtergevel van het hoofdgebouw.
1.9 agrarische medegebruik:
gebruik van gronden gericht op (extensief) agrarisch gebruik waarbij het gebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de gronden.
1.10 agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of overwegende mate gericht is op het verrichten van werkzaamheden voor en/ of de levering van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur.
1.11 afhankelijke woonruimte (i.v.m. mantelzorg):
een gebouw bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van het bouwperceel, binnen de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, dat mag worden bebouwd.
1.15 bed & breakfast:
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.16 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet-zelfstandige en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte.
1.18 bedrijfsinstallatie:
bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de exploitatie van een ter plaatse gevestigd bedrijf.
1.19 bedrijfsplan:
ondernemingsplan op grond waarvan wordt aangetoond dat investeringen gerechtvaardigd zijn in het licht van de toestand en de structuur van het bedrijf en dat ze zullen leiden tot een duurzame verbetering van de toestand.
1.20 bedrijfsverzamelgebouw:
een gebouw waarin het uitoefenen van bedrijvigheid (waaronder industriële, ambachtelijke, dienstverlenende, consumentverzorgende, therapeutische, sportfuncties en kantoren) wisselend kan worden uitgeoefend, waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van één bedrijf. Voor het berekenen van toegestane oppervlakte aan ondergeschikte kantoren (zie artikel 1.77) wordt een bedrijfsverzamelgebouw als één bedrijf getoetst.
1.21 bedrijfsvloeroppervlak:
de gezamenlijke vloeroppervlakte van ruimten aang wend voor de uitoefening van een bedrijf/instelling, zoals magazijnen, bergingen, kantoren en voor publiek toegankelijke ruimten.
1.22 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een bedrijfsterrein bestemd voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.
1.23 beeldkwaliteit:
alle aspecten die van invloed zijn op de voorstelbaarheid en beleving van de ruimtelijke omgeving en objecten in die omgeving (waaronder de cultuurhistorische en landschappelijke waarden).
1.24 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.25 bestaand:
bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebruikt krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.26 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.27 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 bijbehorend bouwwerk:
een functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmeting daaraan ondergeschikt, op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, zoals een aan- of uitbouw, schuur, fietsenstalling, e.d.
1.29 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.31 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.32 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen met uitsluiting van een onderbouw of een zolderverdieping.
1.33 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelgrens:
de een grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.37 bruto vloeroppervlak (bvo):
de totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke
1.38 cultuurhistorische waarde:
belang in geschiedkundig opzicht; onder andere met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing.
1.39 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.40 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit.
1.41 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten en caravans.
1.42 dienstverlening:
een (naar openingstijden grotendeels) met een winkel vergelijkbare onderneming die is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren, zoals reisbureaus, kapsalons, banken en (para) medische dienstverlening zulks met uitzondering van horeca(ondernemingen) en erotisch getinte horeca.
1.43 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.44 erotisch getinte horeca:
een horeca(onderneming) die tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotisch-pornografische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Hieronder vallen eveneens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.45 evenement:
periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en markten.
1.46 extensief dag recreatief medegebruik:
vormen van openluchtrecreatie met een relatief beperkt aantal recreanten per oppervlakte-eenheid en waarbij in het algemeen het verlangen naar rust en ruimte voorop staat.
1.47 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.48 geluidsgevoelig object:
woningen, alsmede gebouwen, terreinen en ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.49 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder en/of bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.
1.51 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een bedrijfs- of beroepsactiviteit.
1.52 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.53 horeca(onderneming):
een onderneming die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
De volgende specifieke vormen worden onderscheiden, waarbij in het kader van dit bestemmingsplan geen discotheken zijn toegestaan. Bij de begrippen is een categorie-indeling aangegeven welke in de regels wordt gebruikt:
- Categorie h1: (winkel)ondersteunende horeca waaronder verstaan wordt:
een onderneming, die qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 21.00 uur heeft, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiecorner en ijssalon;
- Categorie h2: bed & breakfast, pensionbedrijf waaronder verstaan wordt:
een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt en waarbij het verstrekken van consumpties eventueel op een klein terras van ondergeschikte betekenis is, waarbij een bed & breakfast gevestigd is in een woning of bijgebouw van een woning en wordt gerund door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning;
- Categorie h3: hotel waaronder verstaan wordt:
een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het exploiteren van zaalaccommodatie en het ondergeschikt verstrekken van voedsel en dranken;
- Categorie h4: restaurant/eetcafé waaronder verstaan wordt:
een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is; alsmede tot het exploiteren van een ondergeschikte zaalaccommodatie;
- Categorie h5: cafetaria/snackbar waaronder verstaan wordt:
een onderneming gericht op het verstrekken aan de verbruiker van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren, welke al dan niet ter plaatse kunnen worden gebruikt;
- Categorie h6: zaalaccommodatie waaronder verstaan wordt:
een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
- Categorie h7: café/bar waaronder verstaan wordt:
een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
- Categorie h8: discotheek/dancing waaronder verstaan wordt:
een uitgaansgelegenheid bestaande uit één of meerdere bars en een plek waar je kunt dansen op of luisteren naar (live)muziek.
1.54 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, niet zijnde bedrijfsmatige kamerverhuur.
1.55 huishouding:
regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin.
1.56 hoogteaccent:
een ondergeschikt deel van het gebouw dat een grotere hoogte heeft dan het overige deel van het gebouw en dat een representatieve uitstraling heeft.
1.57 (bedrijfsmatige) kamerverhuur:
de verhuur van ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is voor of geschikt te maken is voor (nacht)verblijf of een zelfstandige woonruimte, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling.
1.58 kantoor:
een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie.
1.59 kelderingang:
een constructie die dient voor de toegang tot een kelder.
1.60 kelderkoekoek:
een uitgebouwde constructie van beperkte omvang aan de buitenzijde van de kelderwand die dient voor daglichttoetreding en/of ventilatie van de kelder. Als uitgebouwde bak wordt het ook wel een lichtkolk of vossengat genoemd, een lange doorgaande koekoek ook wel een wolfskuil.
1.61 kiosk:
een al dan niet permanent bouwwerk van zeer beperkte omvang waar goederen worden aangeboden aan voornamelijk reizigers om zo hun reis of wachttijd te veraangenamen, zoals tijdschriften, kranten, etenswaren, vervoersbewijzen, kaarten, e.d.
1.62 kruidlaag:
de vegetatielaag die gedomineerd wordt door niet-houtige vaatplanten en grotere sporenplanten.
1.63 kwetsbare objecten:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.
1.64 kunstwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.65 landschapswaarden:
de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, waaronder openheid en oude stroomruggen.
1.66 loonbedrijf:
een bedrijf dat in opdracht bepaalde werkzaamheden, gericht op sloop- en grondwerkzaamheden, verricht.
1.67 maaiveldhoogte:
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
1.68 mantelzorg:
het voldoen aan een tijdelijke, maar langer dan drie maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. De zorgbehoevende maakt op dat moment deel uit van het huishouden.
1.69 natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.70 omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
1.71 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
1.72 omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
1.73 omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
1.74 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g van de Wabo.
1.75 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie, waarbij niet meer dan 20% van de totale omzet en/of niet meer dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum verkoopvloeroppervlak van 100 m².
1.76 ondergeschikte horeca:
horeca vanuit vestigingen/voorzieningen (niet zijnde horeca) waarbij deze functie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie zoals een kantine bij een sportaccommodatie.
1.77 ondergeschikte kantoren:
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan aantoonbaar ondergeschikt is en het totale oppervlak aan kantoren niet meer bedraagt dan 30% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m2 b.v.o..
1.78 onderkomen:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, woonketen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.79 overkapping/luifel/carport/pergola:
een voor mensen toegankelijk overdekt bouwwerk zonder eigen wanden.
1.80 pontwachtersgebouw:
gebouw ten behoeve van de bediening van een pont.
1.81 parenclub:
erotisch getinte horeca.
1.82 perceel:
begrensd stuk land of water, kavel.
1.83 perceelsgrens:
een grens van een perceel.
1.84 pompshop:
verkooppunt van aan de reis gerelateerde producten, zoals bloemen, etenswaren voor onderweg, tijdschriften en autobenodigdheden.
1.85 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.86 reclamemast:
bouwwerk, geen gebouw zijnde, uitsluitend ten behoeve van reclame-uitingen van meerdere bedrijven.
1.87 rijstrook:
een rijstrook is een gemarkeerde strook van een rijbaan die voldoende breed is voor rijdende voertuigen.
1.88 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen:
- a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
1.89 standplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.90 steiger:
een aan de oever gekoppelde, gebouwde constructie ten behoeve van het aanleggen of afmeren van een vaartuig.
1.91 straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame (inclusief de reclame zelf);
- c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van niet meer dan 50 m³ en een hoogte van niet meer dan 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- d. afvalinzamelsystemen.
1.92 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan 'Corridor' bestaande uit het bladen met het nummer NL.IMRO.1904.BPcorridorBKL-VG02 (deelbladen 1 t/m 4) met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.93 voorgevel hoofdgebouw:
de gevel van het hoofdgebouw die op de kortste afstand tot het openbaar gebied ligt, met uitzondering van hoeksituaties waarbij de voorgevel gelijk is aan de voorgevel van de totale rij dan wel het gedeelte van het hoofdgebouw waar zich bij de oprichting van het pand de hoofdtoegang/voordeur bevindt.
1.94 voorerf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn.
1.95 voorgevellijn:
een naar de weg of het openbaar gebied gekeerde bouwgrens; bij percelen op de hoek van straten/paden geldt dat langs beide straten/paden een voorgevelrooilijn is gelegen.
1.96 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.
1.97 woning/wooneenheid/wonen:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, niet zijnde kamerbewoning.
1.98 zijerf:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de voorgevelrooilijn en vóór de achtergevelrooilijn.
1.99 zomerwoning:
bijgebouw, gelegen naast een boerderij waarin van oudsher in de zomer gewoond werd door de agrariër.
1.100 zorgwoning:
een woning bestemd voor zelfstandig dan wel in groepsverband wonen voor mensen die in lichte dan wel overwegende mate hulpbehoevend zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.6 de diepte van een (ondergronds) bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.7 het peil:
- a. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw of,
- b. indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;
- c. in/boven water: gemiddeld waterpeil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. het behoud en het herstel van de ter plaatse voorkomende, dan wel de daaraan eigen landschapswaarden gelegen buiten de bouwvlakken;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens voor voorzieningen van openbaar nut;
- d. bestaande niet agrarische functies in de bestaande bebouwing conform onderstaande tabel;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. een bedrijfswoning;
- g. een zomerwoning;
- h. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zoals deze luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan zijn niet toegestaan;
- i. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn niet toegestaan;
- j. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
met daarbij behorende
- k. paardenbakken met een maximum van één paardenbak per agrarisch bedrijf;
- l. bouwwerken;
- m. ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende functies en aangrenzende bestemmingen;
- n. wegen en paden;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. groenvoorzieningen;
- q. nutsvoorzieningen;
- r. water en watergangen
- s. erven en terreinen
De in 3.1 sub d bedoelde functies zijn:
Straatnaam | Nummer | Functies | |
Ter Aaseweg | 4 | Caravanstalling en opslag van goederen | |
Ter Aaseweg | 4 | Zomerwoning |
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sloop- en grondwerkzaamheden' tevens voor het bestaande bedrijf;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een bedrijfswoning;
- a. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn niet toegestaan;
- b. bedrijven als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder zijn niet toegestaan;
- c. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- d. per bedrijf mag niet meer dan 40% van het bedrijfsvloeroppervlak voor niet-zelfstandige kantooractiviteiten worden gebruikt;
met de daarbij behorende:
- e. paardenstal ten dienste van de woonfunctie;
- f. bouwwerken;
- g. erfbeplanting;
- h. water en watergangen;
- i. wegen en paden;
- j. erven en terreinen.
Het in lid 4.1 onder b bedoelde bedrijf betreft:
Straatnaam | Nummer | Bedrijf | |
Parallelweg | 4 | Loonbedrijf |
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 4.2.1 onder a voor het verkleinen van de afstand tot een zijdelingse perceelsgrens tot 0 meter, indien deze zijde van het gebouw aaneen wordt gebouwd met het gebouw op het naastgelegen perceel;
- b. de afwijking als bedoeld in lid 4.3 onder a en b kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
- 3. aangetoond wordt dat het bedrijf voorziet in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
- c. lid 4.2.2 onder d en toestaan dat de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 750m² mag bedragen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
- a. een bedrijfswoning, anders dan op grond van het bepaalde in 4.1 onder b is toegestaan;
- b. detailhandel, met uitzondering van:
- 1. goederen, die ter plaatse worden vervaardigd en bewerkt;
- 2. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstellings- of installatiebedrijf, dan wel goederen, die worden verkocht in een kantine aan eigen werknemers;
- 3. grondstoffen en halffabricaten ten behoeve van industrie en nijverheid;
- c. opslag van goederen voor de voorgevelrooilijn.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. erfbeplanting;
- d. water en watergangen;
- e. wegen en paden;
- f. erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
- b. een lpg-vulpunt;
met de daarbij behorende:
- c. pompshop;
- d. bouwwerken;
- e. erfbeplanting;
- f. water en watergangen;
- g. wegen en paden;
- h. erven en terreinen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Bedrijventerrein-1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', bedrijven tot en met categorie 2 zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met categorie 3.1 zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen';
- d. in uitzondering op het bepaalde in lid 7.1 onder a, b en c zijn geluidzoneringsplichtige en bevi-inrichtingen niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bevi-inrichtingen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bestaand' tevens voor het bestaande bedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation' is tevens een gasontvangstation toegestaan;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een bedrijfswoning;
- i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' tevens voor onderwijs;
- j. water en watergangen;
- k. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken;
- m. interne ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende functies en aangrenzende bestemmingen;
- n. ondergeschikte kantoren;
- o. erfbeplanting;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. wegen en paden;
- r. parkeervoorzieningen;
- s. erven en terreinen;
- t. geluidwerende voorzieningen;
De in 7.1 sub f bedoelde bedrijven zijn:
Straatnaam | Nummer | Bedrijf | |
Keulschevaart | 3a | Matrassenstad |
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 7.1 onder h voor het toestaan van een bedrijfswoning per bouwperceel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. er sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 3. uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering een bedrijfswoning noodzakelijk is, nader onderbouwd middels een bedrijfsplan;
- 4. wordt voldaan aan de geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder, of een verkregen hogere grenswaarde;
- 5. de bedrijfswoning wordt gebouwd aan de zijde van de openbare weg;
- b. 7.2.1 onder a voor het verkleinen van de afstand tot een zijdelingse perceelsgrens tot 0 meter, indien deze zijde van het gebouw aaneen wordt gebouwd met het gebouw op het naastgelegen perceel;
- c. 7.2.1 onder b voor een verhoging van het bebouwingspercentage waarbij de oppervlakte van gebouwen mag worden vergroot met maximaal 15%, indien zulks uit overwegingen van bedrijfsuitoefening en/of bouwkundige constructie noodzakelijk blijkt;
- d. 7.2.1 onder c voor het verhogen van de goothoogte tot 10 meter;
- e. de afwijking als bedoeld in lid 7.4 onder b, c en d kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
- 3. aangetoond wordt dat het bedrijf voorziet in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
- f. 7.2.3 onder d voor het vergroten van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel tot een maximum van 2 m., onder de voorwaarden dat:
- 1. de uitvoering van de erf- en terreinafscheiding de sociale veiligheid niet belemmerd;
- 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
- 4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
- a. een bedrijfswoning, anders dan op grond van het bepaalde in lid 7.1 onder h is toegestaan;
- b. detailhandel ander dan op grond van het bepaalde in lid 7.1 onder f is toegestaan, met uitzondering van:
- 1. goederen, die ter plaatse worden vervaardigd en bewerkt;
- 2. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstellings- of installatiebedrijf, dan wel goederen, die worden verkocht in een kantine aan eigen werknemers;
- 3. grondstoffen en halffabricaten ten behoeve van industrie en nijverheid;
- c. opslag van goederen voor de voorgevellijn.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 7.1 onder a, b en c voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
- 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in betreffende Staat van inrichtingen;
- 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. 7.1 onder a, b en c voor het toestaan van bedrijven tot en met categorie 4.1, zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zwaardere categorie';
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastende componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Bedrijventerrein-2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met categorie 3.1 zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen';
- c. in uitzondering op het bepaalde in lid 8.1 onder a en b zijn geluidzoneringsplichtige en bevi-inrichtingen niet toegestaan;
- d. (auto)showrooms;
- e. zelfstandige kantoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2';
- f. ondergeschikte kantoren, met dien verstande dat in afwijking van lid 1.77 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 1' maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een kantoorfunctie gebruikt mag worden;
- g. water en watergangen;
- h. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken;
- j. interne ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende functies en aangrenzende bestemmingen;
- k. ondergeschikte kantoren;
- l. erfbeplanting;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. wegen en paden;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. erven en terreinen;
- q. geluidwerende voorzieningen;
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 8.2.1 onder a voor het verkleinen van de afstand tot een zijdelingse perceelsgrens tot 0 meter, indien deze zijde van het gebouw aaneen wordt gebouwd met het gebouw op het naastgelegen perceel;
- b. 8.2.1 onder b voor een verhoging van het bebouwingspercentage waarbij de oppervlakte van gebouwen mag worden vergroot met maximaal 15%, indien zulks uit overwegingen van bedrijfsuitoefening en/of bouwkundige constructie noodzakelijk blijkt.
- c. 8.2.1 onder c voor het verhogen van de goothoogte tot 10 meter;
- d. de afwijking als bedoeld in lid 8.4 onder b, en kan slechts worden verleend, mits:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
- 3. aangetoond wordt dat het bedrijf voorziet in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
- e. 8.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, windturbines uitgezonderd, met een maximale bouwhoogte van 16 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
- a. een bedrijfswoning;
- b. detailhandel, met uitzondering van:
- 1. goederen, die ter plaatse worden vervaardigd en bewerkt;
- 2. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstellings- of installatiebedrijf, dan wel goederen, die worden verkocht in een kantine aan eigen werknemers;
- 3. grondstoffen en halffabricaten ten behoeve van industrie en nijverheid;
- c. opslag van goederen voor de voorgevellijn.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
- a. 8.1 onder a, b en c voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
- 1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in betreffende Staat van Inrichtingen;
- 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. 8.1 onder a, b en c voor het toestaan van bedrijven tot en met categorie 4.1, zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zwaardere categorie';
- c. 8.5 onder b voor het toestaan van de uitoefening van detailhandel in volumineuze goederen (zoals auto's, boten, caravans) en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en / of materialen, bouwmarkten uitgezonderd mits,
- 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- 3. geen significant negatieve effecten te verwachten zijn voor:
- de bestaande voorzieningenstructuur;
- de mobiliteit;
- de totale distributieve structuur.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastende componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een molen;
- b. recreatieve doeleinden;
met de daarbij behorende:
- c. erven;
- d. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. overige functioneel met de bestemming 'Cultuur en ontspanning' verbonden voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- b. de maatvoering van een bouwwerk dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van een bouwwerk | Maximale goothoogte in m | Maximale bouwhoogte in m | Maximale inhoud in m³ | Maximale oppervlakte in m² | |
Bedrijfswoning incl. aangebouwde bijbehorende bouwwerken | 6* | 10 | 600 | ||
Bijbehorende bouwwerken | 3 | 6 | 50 | ||
Erfafscheidingen - voor de voorgevel van de bedrijfswoning - overige plaatsen binnen het bouwvlak | 1 2 | ||||
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 |
* de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning
- c. de afstand van gebouwen tot de insteek van een gemene watergang tenminste 3 meter bedraagt;
- d. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens, voor zover deze niet gevormd wordt door een gemene watergang, tenminste 3 meter bedraagt;
- e. de afstand van de gebouwen tot een gemene bouwgrens, voor zover deze niet gevormd wordt door een gemene watergang tenminste 3 meter bedraagt.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 sub c ten behoeve van het vergroten van het gezamenlijk grondoppervlak aan erfbebouwing tot 80 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf bedraagt.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- a. het plaatsen van onderkomens is niet toegestaan;
- b. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
- c. opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
- d. de culturele en ontspannende voorzieningen dienen te voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplantingen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. water en watergangen;
- e. extensief dagrecreatief medegebruik;
- f. onverharde paden en wegen;
- g. fietspaden;
- h. ontsluitingswegen alsmede parkeervoorzieningen ten behoeve van aanliggende functies en aangrenzende bestemmingen of ten behoeve van externe veiligheid;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' tevens ten behoeve van een antennemast voor de mobiele telefonie.
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
10.2 Bouwregels
- a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
- b. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van een bouwwerk | Maximale goothoogte in m | Maximale bouwhoogte in m | Maximale inhoud in m³ | Maximale oppervlakte in m² | |
Steiger | 1 | 6 | |||
Lichtmasten | 10 | ||||
Antennemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' | 25 | ||||
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3,5 |
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Horeca - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie h7' horeca tot en met categorie h7;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie h7' horeca van categorie h7;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een bedrijfswoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - parenclub' tevens voor een parenclub met bijbehorende categorie h8;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken;
- f. erfbeplanting;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. wegen en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. erven en terreinen;
- k. terrassen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
- n. water en watergangen;
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 11.2.2 onder c en toestaan dat de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 750m³ bedraagt.
Artikel 12 Horeca - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca van categorieën h4 en h5, met dien verstande dat slechts één horecaonderneming is toegestaan;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. erfbeplanting;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. erven en terreinen;
- h. terrassen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. water en watergangen.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 van den Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Horeca - 2' wijzigen in 'Verkeer' onder de voorwaarden dat:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 13 Natuur
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de duurzame instandhouding van natuurgebieden;
- b. behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuurwaarden, in samenhang met de waterhuishouding, waaronder petgaten en legakkers (zodden), houtopstanden, rietlanden, kruidachtige vegetaties en poelen;
- c. het behoud van bestaande waardevolle doorzichten;
- d. extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water en watergangen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. straatmeubilair;
- j. steigers;
- k. bruggen;
- l. voet- en fietspaden.
13.2 Bouwregels
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en paden;
- b. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. bruggen en duikers;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken geen gebouw zijnde;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - pontwachtersgebouw' tevens voor een pontwachtersgebouw.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Het aantal rijstroken mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. railverkeer;
- b. spoorovergangen of onderdoorgangen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoersstation' tevens voor een openbaar vervoersstation;
- d. wegen en paden;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en watergangen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. kunstwerken;
- l. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoersstation, zoals een wachtruimte voor chauffeurs, perrons, informatiepanelen, kaartverkoopmachines, kiosk.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, pleinen en standplaatsen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verblijfsgebied - stationsplein' tevens voor detailhandel, horecavoorzieningen en parkeervoorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een bebouwde parkeervoorziening van maximaal 400 parkeerplaatsen;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken;
- e. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- f. groenvoorzieningen;
- g. stallingsruimte voor fietsen;
- h. water en watergangen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. kunstwerken;
- l. voet- en fietspaden;
- m. voorzieningen ten behoeve van evenementen;
- n. gebouwde voorzieningen ten behoeve van een standplaats.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 17 Water-1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. de waterhuishouding;
- c. een waterweg ten behoeve van scheepvaartverkeer;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
- e. beschoeiing;
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. bruggen, sluizen, duikers, coupures, dammen en overige kunstwerken;
- h. straatmeubilair;
- i. voet- en fietspaden;
- j. groenvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Water-2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. de waterhuishouding;
- c. het behoud en het herstel van de ter plaatse voorkomende, dan wel de daaraan eigen cultuurhistorische, landschappelijke en de natuurwetenschappelijke waarden, waaronder mede begrepen de ecologische verbindingszone De Heicop;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. beschoeiing;
- f. steigers;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. bruggen, sluizen, duikers, coupures, dammen en overige kunstwerken;
- i. straatmeubilair;
- j. voet- en fietspaden;
- k. groenvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. in- en uitritten;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en watergangen;
- g. erven en tuinen.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 19.2.2 onder a voor bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op het voorerf ten behoeve van een aan- of uitbouw onder de voorwaarde dat:
- 1. de bouw niet ten koste gaat van een parkeerplaats op eigen erf;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen voorerf.
- b. lid 19.2.2 onder b voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op het zijerf op minder dan 1 meter achter de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarde dat:
- 1. er sprake is van een directe aansluiting op een aan- of uitbouw op het voorerf;
- 2. er geen onevenredige bezwaren uit oogpunt van verkeersveiligheid ontstaan;
- c. lid 19.2.2 onder d voor vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken bij woningen buiten het bouwvlak tot niet meer dan 80 m², mits de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer dan 50% van het achtererf bedraagt;
- d. lid 19.2.2 onder e voor een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een diepte van niet meer dan 5 meter, gemeten vanaf de achtergevel.
19.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis verbonden beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wordt als gebruik in overeenstemming met de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis mag niet meer dan 33% bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
- 2. het gebruik mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben en nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren;
- 3. er mag geen horeca, geen seksinrichting, geen koeriers of (personen)vervoersbedrijf en geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van functionele ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel;
- 4. het beroep of de activiteit dient alleen door de bewoner(s) te worden uitgeoefend. Op het betreffende adres is het te werk stellen van personeel dat niet woonachtig is op het betreffende adres en geen onderdeel uitmaakt van het huishouden, niet toegestaan;
- 5. het gebruik mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 6. de ruimtelijke uitstraling moet passend zijn binnen de woonfunctie van de wijk.
- b. Een woning is bedoeld voor één huishouden. Een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.6 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 20 Leiding - Gas
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een gastransportleiding .
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 20.2.2 en toestaan dat gebouwen ten behoeve van de ondergeschikte bestemmingen worden gebouwd, mits:
- a. dit uit oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is en de belangen van energieleveringzekerheid niet worden geschaad;
- b. daartoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse 150kV hoogspanningsleiding met een veiligheidsstrook ter breedte van 27,5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
21.2 Bouwregels
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergronds rioolleiding.
22.2 Bouwregels
- a. Op de gronden als bedoeld in lid 22.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Leiding - Riool' worden gebouwd;
- b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen overeenkomstig de in lid 22.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Leiding - Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Leiding - Water´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse watertransportleiding.
23.2 Bouwregels
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Archeologie 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Archeologie 3
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Archeologie 4
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
27.2 Bouwregels
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waarde - Archeologie 5
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waterstaat - Keur
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Keur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het onderhoud van de naastgelegen watergang;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2.2 en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemt voor waterkering en de bijbehorende beschermingszone.
30.2 Bouwregels
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene Bouwregels
32.1 Algemene regels
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
32.2 Milieu
32.3 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
32.4 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
- a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wabo, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
Artikel 33 Algemene Gebruiksregels
33.1 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming(en), zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wabo.
- b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling bij een omgevingsvergunning is afgeweken, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor bij die omgevingsvergunning is afgeweken.
- c. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
33.2 Parkeren
- a. In het geval van nieuwbouw of functiewijziging waarbij de parkeerbehoefte toeneemt, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, indien:
- 1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte redelijkerwijs niet kan worden verlangd; of
- 2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels
34.1 Karakteristiek
34.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede bestemd ten behoeve van de instandhouding en gebruiksmogelijkheden van de Kortrijkse molen.
34.3 Veiligheidszone - bedrijven
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' zijn kwetsbare objecten niet toegestaan.
34.4 Veiligheidszone - lpg
34.5 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
34.6 Water - duiker
Artikel 35 Algemene Afwijkingsregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, voor zover de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen zullen worden overschreden, voor zover een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- 3. het bepaalde in het plan ten behoeve van verkeerskundige aanpassingen aan bestaande wegen waarbij bestemmingsgrenzen overschreden worden tot een maximum van 2 meter;
- 4. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes zullen worden gebouwd mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt;
- 5. de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingborden, reclamemasten tot een bouwhoogte van maximaal 30 meter, gevel- en lichtreclames en gebouwenaanduidingen met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;
- 6. het oprichten van masten en installaties ten behoeve van (tele)communicatie-doeleinden tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter conform het gemeentelijk antenne beleid;
- 7. het bepaalde in het plan en toestaan dat kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 20 meter worden gebouwd;
- 8. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
- de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
- de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
- b. Afwijking als bedoeld onder a wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de als gevolg van de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
- c. De afwijkingsbevoegdheden mogen niet cumulatief worden gebruikt samen met afwijkingsmogelijkheden uit de afzonderlijke bestemmingen uit hoofdstuk 2 of ten opzichte van een eerder verleende afwijking.
35.1 Reclamemast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 8.2.2 onder b en 12.2.2 onder d voor het bouwen van een reclamemast tot een hoogte van maximaal 30 m., onder de voorwaarden dat:
- 1. in de bestemmingen Bedrijventerrein-2 en Horeca - 2 in totaal maximaal 1 reclamemast is toegestaan;
- 2. deze mast bestemd is voor de plaatsing van reclame-uitingen van meerdere bedrijven;
- 3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen:
- a. ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
- c. in de bestemming 'Verkeer' onder de voorwaarden dat:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 37 Overige Regels
37.1 Algemene regels
Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
37.2 Strafregel
Overtreding van het bepaalde in artikel 37.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Artikel 38 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis ex artikel 3.6, lid 1 sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende 4 weken ter gemeentesecretarie ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maakt deze tervisielegging tevoren in één of meer
dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; - c. in de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid wordt gesteld van hun zienswijze te doen blijken en op welke wijze dit kan geschieden;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen met betrekking tot het ontwerpbesluit;
- e. burgemeester en wethouders nemen een met redenen omkleed besluit en doen daarvan mededeling aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 39 Overgangsrecht
39.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
39.2 Afwijken
Eenmalig kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van lid 39.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
39.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 39.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
39.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
39.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 39.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
39.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 39.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
39.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 39.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 40 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Corridor.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Stichtse Vecht is bezig met het actualiseren van verouderde bestemmingsplannen. Een van de gebieden waarvoor deze actualisatie van plannen noodzakelijk is, is het gebied de "Corridor" te Breukelen (hierna: plangebied). Voor dit gebied gelden verschillende en verouderde bestemmingsplannen. De vaststellingsdata van deze plannen variëren van 1974 tot en met 2000. De bestemmingsplannen zijn op sommige punten niet meer in overeenstemming met de huidige en feitelijke situatie. Bovendien zijn de verschillende bestemmingsplannen qua opzet en juridische kaders niet gelijk. Daarnaast zijn in de afgelopen jaren diverse vrijstellingen verleend en hebben ontwikkelingen plaatsgevonden waardoor de huidige situatie afwijkt van de vigerende bestemmingsplannen.
Gekozen is om de huidige veelheid van plannen en regelingen, die verschillen naar tijd, opzet/methodiek en inhoud, onder te brengen in één nieuw bestemmingsplan voor het gehele gebied. Hierdoor ontstaat een actueel en eenduidig beleidskader voor bebouwing, gebruik, inrichting en beheer van het gehele plangebied, met gelijke regelingen voor vergelijkbare situaties. Dit komt de rechtszekerheid en de kwaliteit en effectiviteit van het openbaar bestuur ten goede.
1.2 Opgave
Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter en zal een actueel juridisch-planologisch kader moeten bieden voor de functies in het plangebied. De opgave kan als volgt worden geformuleerd:
- Het op een goede wijze vastleggen van de bestaande situatie, rekening houdend met de vigerende regelingen en verleende vrijstellingen c.q. ontheffingen;
- Een toekomstbestendig bestemmingsplan met flexibele regelingen;
- Het voldoen aan de wettelijke RO Standaarden 2008 (SVBP2008, IMRO2008 en STRI2008), inclusief de voor dit instrument relevante Praktijkrichtlijn.
1.3 Leeswijzer
De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de begrenzing van het plangebied en op de vigerende bestemmingsplannen. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5 en hier wordt ook ingegaan op de bestemmingsregeling. In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven en in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid toegelicht.
Hoofdstuk 2 Plangebied
In dit hoofdstuk komt de ligging van het plangebied alsmede de vigerende planologische regelingen aan de orde.
2.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied bestaat globaal uit het gebied gelegen tussen Rijksweg A2 en het Amsterdam Rijnkanaal waarbinnen zijn gelegen de bedrijventerreinen Breukelerwaard, Merwedeweg en Keulschevaart, het Rode Dorp, agrarisch gebied en Hotel Breukelen. In navolgende afbeelding is de ligging van het plangebied in de gemeente Stichtse Vecht weergegeven.
Afbeelding 2.1: Ligging plangebied (bron: Google)
Navolgende afbeelding geeft de globale begrenzing van het plangebied weer. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding.
Afbeelding 2.2: Globale begrenzing plangebied (bron: Google)
2.2 Vigerende Bestemmingsplannen
Het nieuwe bestemmingsplan ‘Corridor' vervangt de onderstaande vigerende bestemmingsplannen / planologische regelingen:
Vigerende regeling | Datum vaststelling | Datum goedkeuring | |
Bedrijvenpark Breukelerwaard | 5 april 1994 | 8 november 1994 | |
Landelijk Gebied West 1973 | 5 maart 1974 | 29 oktober 1975 (KB 26 november 1979) | |
Landelijk Gebied West 1973, eerste herziening | 7 april 1992 | 24 november 1992 | |
Spoorverdubbeling | 22 december 1998 | 20 juli 1999 | |
Verbreding Rijksweg A2 | 31 oktober 2000 | 29 mei 2001 | |
Projectbesluit Hotel Breukelen | 27 augustus 2010 |
Tabel 2.1: Vigerende planologische regelingen
Hoofdstuk 3 Karakteristieken Plangebied
In dit hoofdstuk komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en de functionele structuur.
3.1 Historie
Het plangebied maakt onderdeel uit van de grootschalige ontginningen in de 12e eeuw. De ontginningen werden eerst gebruikt als bouwland, maar door de versnelde inklinking door de ontginningen en daarbij behorende afwatering, werden de gebieden snel minder geschikt als bouwland. Grootschalige turfwinning kwam in de 16e eeuw op gang. De veenmosvenen waren na droging namelijk bijzonder geschikt als brandstof. Als gevolg van de turfwinning ontstaan plassen.
In de 17e en 18e eeuw wordt de Vecht een geliefd oord voor rijke Amsterdamse kooplieden. Er ontstaat een dicht lint van buitenplaatsen. In de 19e eeuw worden enkele belangrijke nieuwe noordzuidverbindingen aangelegd: een autoweg, een spoorlijn en een kanaal. Er is een toenemende dynamiek, met name rond deze verbindingen. Navolgende afbeelding geeft de situatie van het plangebied en de directe omgeving anno 1850 weer.
Afbeelding 3.1: Situatie plangebied anno 1850 (bron: www.atlas1868.nl)
Tot halverwege de 19e eeuw ontwikkelde het plangebied en de omgeving zich gestaag. Met de aanleg van het Rijnspoor (1849), het Merwedekanaal (1892), het Amsterdam-Rijnkanaal (1930) en de rijksweg A2 (1952) worden ontwikkelingen versneld. De kernen in de omgeving groeiden enigszins, doch grootschalige ontwikkelingen naast infrastructurele werken hebben niet echt plaatsgevonden.
In het plangebied zijn in de 19e eeuw een drietal bedrijventerreinen ontwikkeld, te weten Breukelerwaard, Merwedeweg en Keulschevaart.
In het plangebied ligt tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het spoor, in de bocht van de N401, een enclave woningen, het Rode Dorp geheten. Deze wijk uit het begin van de 19e eeuw, dankt haar naam aan de politieke voorkeur van de meeste oorspronkelijke bewoners en is opgebouwd uit arbeiderswoningen in een heldere, samenhangende structuur. De rijtjeswoningen volgen met de rooilijn het trottoir en de weg.
Het in het plangebied aanwezige Hotel Breukelen is gerealiseerd medio 20e eeuw.
3.2 Bestaande Situatie
Het plangebied is gelegen tussen de A2 en de kern Breukelen en wordt aan de zuidzijde ontsloten door de woonwijk Maarssenbroek. Het plangebied kan worden onderverdeeld in vier deelgebieden, te weten een drietal bedrijventerreinen, het Rode Dorp, Hotel Breukelen en het landelijk gebied. Navolgende afbeelding geeft een globale indicatie van de huidige functies in het plangebied weer.
![]() | ![]() |
Afbeelding 3.2: Functies in het plangebied
3.2.1 Bedrijventerreinen
De bedrijventerreinen in het plangebied bestaan uit de Breukelerwaard, Merwedeweg en Keulschevaart.
Breukelerwaard: Het bedrijventerrein Breukelerwaard is op meer dan 200 meter van de meest nabij gelegen woonwijken aan de overzijde van het Amsterdam Rijnkanaal en het Rode Dorp gelegen. Op het terrein zijn geen bedrijfswoningen gevestigd. De in dit deelgebied gevestigde bedrijven hebben een milieucategorie van ten hoogste 3.2.
Merwedeweg: Het bedrijventerrein Merwedeweg is grotendeels op minder dan 200 meter van de woonwijken gelegen aan de overzijde van het Amsterdam Rijnkanaal. Het gebied ligt op meer dan 100 meter van het Rode Dorp. De op het terrein aanwezige bedrijven zijn overwegend bedrijven in de milieucategorie 3.2 en lager. Het bedrijf aan de Merwedeweg nr. 9 Blok Plastic heeft echter een hogere categorie, te weten 4.2. Op het terrein zijn twee bedrijfswoningen aanwezig.
Keulschevaart: Het bedrijventerrein Keulschevaart ligt grotendeels op meer dan 200 meter van een woonwijk. Dit geldt voor het gedeelte ten zuiden van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Het gebied waarop de RWZI gevestigd is en ten noorden daarvan ligt grotendeels binnen 200 meter van de woonwijk aan de overzijde van het Amsterdam Rijnkanaal of de woonwijk in het Rode dorp. Op het terrein zijn enkele woningen gevestigd. Daarnaast zijn op het terrein bedrijven aanwezig met een milieucategorie 4.1
De bebouwing is in drie noord-zuidlopende zones gegroepeerd langs een groengebied dat centraal in het terrein ligt. De spoorzone herbergt industriële bebouwing, in de westelijke zone staan kantoren. De zone langs de A2 heeft een representatieve functie met hoogwaardiger bedrijven als laboratoria en handelsbedrijven, die in een zaagtandstructuur langs de weg zijn geplaatst. De entrees liggen aan de kant van de A2 en de bouwmassa's hebben een accent op de zuidhoek. De architectuur is over het algemeen verzorgd en geeft de vaak uit een eenvoudige vorm opgebouwde bedrijven een individuele uitstraling.
3.2.2 Het Rode Dorp
Het Rode Dorp bestaat uit een woonwijk ten oosten van de straat Broekdijk West. De stedenbouwkundige opzet in samenhang met de zorgvuldig vormgegeven woningen levert een pittoresk beeld op. De groene voortuinen en plantsoenen versterken dit beeld. De dynamiek in dit gebied is gemiddeld. Kleine wijzigingen kunnen een grote invloed hebben op de samenhang en dienen zorgvuldig te worden ingepast.
3.2.3 Hotel Breukelen
Ten zuidenwesten van het plangebied ligt het Van der Valk hotel Breukelen. Dit hotel is recent uitgebreid met circa 100 kamers, zwembad, fitnessruimte en welnesscentrum.
3.2.4 Landelijk gebied
Het noordelijke en zuidelijke deel van het plangebied is in gebruik als landelijk (agrarisch) gebied. In dit gebied zijn twee agrarische bedrijven gevestigd en zijn enkele andere bedrijven, zoals nutsvoorzieningen, een tankstation en een partycentrum aanwezig.
3.3 Ontwikkelingen
Voorliggend bestemmingsplan is met name gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom grotendeels een conserverend karakter. Voor een aantal locaties in het plangebied zijn nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor een deel van deze ontwikkelingen is reeds een planologische procedure doorlopen. Deze ontwikkelingen zijn daarom als ‘bestaande situatie’ in voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid voor een aantal nieuwe ontwikkelingen:
- Horeca: ter plaatse van een nog niet ingevulde bedrijfsperceel nabij het station van Breukelen is een horecavoorziening voorzien.
- P+R voorziening: ter plaatse van het stationsplein is een gebouwde P+R voorziening voorzien.
- Bouwmogelijkheden: om de bedrijven enige flexibiliteit te bieden ten aanzien van bouwhoogten en percentages worden deze maatvoeringen in beperkte mate verruimd.
Ter plaatse van het station voorziet voorliggend bestemmingsplan in conservering van de bestaande situatie. Echter er zijn verschillende visies gemaakt om het gebied kwalitatief te verbeteren. In de komende jaren zal nader bekeken hoe hier invulling aan gegeven kan worden. Indien dit leidt tot een andere invulling van het gebied dan zal hiervoor een aparte ruimtelijke procedure gevolgd worden.
Wel is reeds in dit bestemmingsplan rekening gehouden met de door de provincie Utrecht voorgenomen ontwikkeling van een permanente bebouwde P+R voorziening ter plaatse van de huidige parkeerplaats op het stationsplein. In bijlage 7 is in een ruimtelijke onderbouwing de voorgenomen ontwikkeling uitgewerkt en onderbouwd.
Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van een horecavoorziening wordt verwezen naar bijlage 6. In de bijgevoegde ruimtelijke onderbouwing is de voorgenomen ontwikkeling onderbouwd en uitgewerkt. In de ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Gelet hierop is ervoor gekozen in onderhavig bestemmingsplan deze ontwikkeling bij recht toe te staan. Ten aanzien van verkeer, bodem en archeologie is ten behoeve van deze ontwikkeling specifiek onderzoek uitgevoerd. In de onderstaande paragrafen zal hier nader op worden ingegaan.
3.4 Verkeer En Vervoer
Binnen het plangebied liggen verschillende belangrijke infrastructuur zoals de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal. Het vormt ook de toegangspoort voor de kern Breukelen. Enerzijds beïnvloedt een goede ontsluiting de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied. Anderzijds kan de aanwezigheid van (spoor)wegen vanuit oogpunt van milieubeheer beperkingen opleveren voor bepaalde ontwikkelingen.
Beschrijving en analyse huidige situatie
In het plangebied komen verschillende infrastructurele werken voor, zoals:
- wegen;
- openbaar vervoerverbindingen (trein, bus);
- fiets- en wandelpaden;
- watertransportwegen;
- leidingen;
Wegverbindingen
De in het plangebied aanwezige infrastructuur is grofweg in te delen in drie categorieën:
- Stroomwegen of hoofdwegen;
Rijksweg A2 - Gebiedsontsluitingswegen (regionale en lokale wegen);
N401, De Amerlandseweg, Brugoprit - Erftoegangswegen.
Alle overige wegen in het plangebied
Voornoemde categorisering hangt samen met het gemeentelijk beleid om de veiligheid in het verkeer te vergroten. De categorisering heeft tot doel te komen tot zo groot mogelijk aaneengesloten verblijfsgebieden, waarin minimaal de maximumsnelheid 60 km/uur bedraagt.
Openbaar vervoer
De spoorlijn Woerden-Amsterdam en Amsterdam-Utrecht loopt door het plangebied. Binnen het plangebied ligt ook het treinstation Breukelen en een regionaal busstation waarbij een overstap mogelijk is van bus naar trein.
Fiets- en wandelpaden
Langs het Amsterdam-Rijnkanaal loopt de fietssnelweg Amsterdam-Utrecht. Daarnaast lopen er meerdere fietspaden voor de verbinding van het treinstation met de kern Breukelen en het omliggende gebied.
Watertransportwegen
Aan de oostzijde van het plangebied is het Amsterdam-Rijnkanaal gelegen. Dit is de drukst bevaren watertransportweg van Nederland.
Leidingen
In het plangebied liggen drie soorten ondergrondse leidingen. De eerste is de aardgastransportleiding welke aansluit op een verdeelstation aan de Broekdijk West. Deze leiding heeft een diameter van 4 inches. De tweede leiding is de waterleiding Rijn - Kennemerland (WRK) deze is gelegen tussen de Rijksweg A2 en het spoor. Daarnaast is ook een rioolpersleiding aanwezig welke aansluit op de waterzuiveringsinstallatie gelegen aan de Keulschevaart.
Naast ondergrondse leidingen is ook een bovengrondse leiding aanwezig, de 150kV-leiding welke evenwijdig aan de Rijksweg A2 van noord naar zuid loopt.
Zonering infrastructuur: Bebouwingsvrije zones en geluidszones
Voor de verschillende (spoor)wegen gelden bebouwingsvrije zones en geluidszones. In de milieuparagraaf wordt op dit aspect nader ingegaan.
Ontwikkelingen en perspectieven infrastructuur
In de huidige situatie van het plangebied vormt de verkeerskundige situatie ter plaatse van de rotonde bij de op- en afrit van de A2 een knelpunt. Gelet hierop heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht op 23 april 2013 besloten tot de aanleg van een bypass tussen de noordelijke en westelijke tak en de plaatsing van een doseerinstallatie op de oostelijk tak van de rotonde op de oostelijke op- en afrit van de A2 aansluiting Breukelen.
Tevens is uit het onderzoek naar voren gekomen dat de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkelingen (McDonald's en P+R) de verkeersdoorstroming niet belemmerd.
Het gehele verkeerskundige onderzoek en de provinciale besluitvorming hieromtrent is als bijlage 11 bijgevoegd.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- voor de bestaande leidingen en de (spoor-)wegen worden een zonering op de verbeelding en een planologische regeling opgenomen. Voor de (spoor-)wegen is dit een zone voor geluid en/of externe veiligheid;
- een geluidsonderzoek is vereist bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden voor het realiseren van nieuwe gevoelige bestemmingen;
- voor bestaande wegen wordt een verkeersbestemming opgenomen;
3.5 Groen, Natuur En Water
Het plangebied wordt aan een zijde begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK). Het ARK is een uiterst belangrijke en drukke vaarweg en heeft daarnaast als boezem een belangrijke afwateringsfunctie. Verder wordt het plangebied gekenmerkt door de vele watergangen en waterpartijen. Aangezien grote delen van het plangebied laaggelegen zijn in een veengebied, zijn er in het verleden bij de ontginning van de gronden velen afwateringsloten aangelegd. Tevens hebben verschillende wegen en watergangen een waterkerende functie. Deze waterkeringen dragen zorg voor onder meer compartimentering van het gebied om zodoende eventuele grootschalige wateroverlast te voorkomen. De voor de waterhuishouding meest van belang zijnde watergangen en waterpartijen zijn in dit bestemmingsplan specifiek bestemd.
Naast de Heicop, welke is aangemerkt als een ecologische verbindingszone (zie paragraaf 3.7) zijn er in het plangebied een aantal natuurrijke gebieden gelegen. Deze zijn aangelegd in het kader van compensatie van de verbreding van de A2 en de spoorverdubbeling. Vanwege de aanwezige te beschermen natuurwaarden is aan deze gronden de bestemming 'Natuur' toegekend.
Ter bescherming van deze groen-, water- en natuurwaarden zijn naast de gebruikelijke gebruiks- en bebouwingsregeling ook regelingen opgenomen voor het uitvoeren van werkzaamheden die niet vallen onder de definitie van 'bouwen'. Op deze wijze kunnen verschillende werkzaamheden enkel uitgevoerd worden na verlening van een omgevingsvergunning. Op deze wijzen worden cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied beschermd.
3.6 Milieuaspecten
3.6.1 Bodem
3.6.2 Geluid
3.6.3 Lucht
3.6.4 Externe veiligheid
3.6.5 Bedrijven en milieuzonering
3.6.6 Water
De watertoets levert de aanzet voor de waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft de gevolgen van de bestemmingsplan herziening. De herziening betreft het opstellen van een actueel juridisch-planologisch kader, een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan. Het voorgaande conform het wettelijke voorschrift om eens per tien jaar het bestemmingsplan te actualiseren (art.3.1 vierde lid Wro).
Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen. De watertoets is een stappenplan dat ervoor zorgt dat alle overheden op het gebied van water worden betrokken bij de ontwikkeling van het plangebied.
De Watertoets geeft allereerst inzicht in de omgevingseigenschappen, relevant beleid en een beschrijving van de geplande ontwikkeling. Vervolgens wordt de invloed van onderhavig bestemmingsplan getoetst aan de waterhuishouding in het plangebied en de omgeving. Het plangebied is gesitueerd in twee Hoogheemraadschapsgebieden. Aan de zuidzijde Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en aan de noordzijde Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
3.7 Flora En Fauna
3.7.1 Kader
Het natuurbeschermingsbeleid en de wet- en regelgeving op het gebied van flora en fauna kennen twee sporen, namelijk een gebiedsgericht en een soortgericht spoor. Als gevolg van ontwikkelingen op Europees niveau heeft de laatste jaren een actualiseringslag plaatsgevonden binnen het nationaal natuurbeschermingsrecht. Met de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig in nationale wetgeving geïmplementeerd.
De twee sporen hebben daarbij elk hun eigen wettelijk verankering. De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden, de Flora en faunawet op de bescherming van soorten.
Het plangebied betreft drie verschillende bedrijventerreinen, een woonwijk en landelijk gebied. Op basis van onderhavig bestemmingsplan worden hoofdzakelijk het bestaande gebruik en de bestaande planologische mogelijkheden vastgelegd. Ten hoogste categorie 3.2 bedrijven worden toegestaan, bestaande bedrijven in een hogere categorie daargelaten. De bedrijventerreinen zijn overwegend reeds bebouwd (een enkele kavel is nog onbebouwd).
De in het plangebied aanwezige natuurlijk ingerichte gronden en bos worden gedetailleerd bestemd en hier worden geen ontwikkelingen voorzien en/of mogelijk gemaakt.
3.8 Cultuurhistorie En Archeologie
3.8.1 Cultuurhistorie
Zoals in paragraaf 3.1 bij de Historie is beschreven, kent het plangebied en de directe omgeving een rijk verleden. Zo dankt Breukelen haar bestaan de aan de rivier de Vecht, welke omstreeks 1000 v.Chr. ontstond. Op de oeverwallen van de rivier ontstonden de eerste nederzettingen en later de voor het gebied kenmerkende buitenplaatsen en kastelen. Zo is het oude centrum van Breukelen, het 'ronde dorp' genaamd, ontstaan op een iets boven de omgeving uitstekende woerd.
Het grootste gedeelte van de omgeving van Breukelen is tegen het einde van de 10de eeuw cultuurhistorisch in gebruik genomen. Door de opwarming van het klimaat en veelal droog weer en een groeiende bevolking zorgde voor de ontginning van de vroeger onbegaanbare veenwildernissen.
De cultuurhistorische waarden van het veenweidegebied zijn:
- ontginningspatroon;
- oude ontginningslinten met bijbehorende monumentale boerderijen, slotenpatronen, erfbeplantingen en boomgaarden;
De cultuurhistorische waarden van stroomruggen zijn onder andere:
- de kernen met bescherming van dorpsgezichten;
- grote reeks buitens met bos en park;
- oude boerderijen;
- dijken;
- molens.
De ligging van het dorp, en daarmee ook onderhavig plangebied, in een gebied wat al vele eeuwen in gebruik en ontwikkeling is, gecombineerd met de van belang zijnde ligging ten opzichte van watergangen, heeft geresulteerd in meerdere cultuurhistorische aspecten. Deze zijn onder te verdelen in:
Watergangen
De Heicop is een watergang welke reeds in 1385 is aangelegd. De watergang had als doel het lozen overtollig water door in de omgeving werkzame boeren.
Wegen
De in het plangebied gelegen Broekdijk-West heette oorspronkelijk Otterspoorbroekse Dijk. De weg beschermde in de 10de en 11de eeuw de boeren op het oude land ten zuiden van het dorp tegen wateroverlast uit de veenwildernis in het westen. Deze dijk werd vervolgens bij het begin van de grote veenontginningen de voordijk van de ontginning Otterspoorbroek.
Woningen/Boerderijen
Aan de Kanaaldijk-West zijn meerdere karakteristieke voormalige dienstwoningen gelegen. Ondermeer het pontwachtershuisje aan de Kanaaldijk-West en het sluiswachtershuisje aan de Stationsweg zijn tussen 1875 en 1915 gebouwd.
Molen
Vanwege de natte gronden hebben in de omgeving van het plangebied in het verleden vele molens gestaan. In het plangebied is de Kortrijkse molen gelegen welke is aangewezen als Rijksmonument. Deze molen dateert uit het jaar 1696. De molen is nog maalvaardig en in eigendom van de Stichting De Utrechtse Molen. Vanwege de monumentale waarde van de molen, dient de werking van de molen gewaarborgd te worden. In overleg met de Provincie Utrecht is er aan een zone van 100 meter rondom de molen de aanduiding 'molenbiotoop' toegekend.
3.8.2 Archeologie
De gemeente Stichtse Vecht heeft een archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Op grond van de verwachtingswaardekaart zijn de gronden in het plangebied aangewezen als gronden met hoge archeologische verwachting, lage archeologische verwachting, middelhoge archeologische verwachting en een terrein van archeologische of hoge archeologische waarde (zie ook paragraaf 4.4.5).
Aangezien onderhavig bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en niet voorziet in nieuwe bodemverstorende activiteiten, is nader archeologisch onderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk. Wel is het ter bescherming van de eventuele archeologische waarden noodzakelijk op de verbeelding en in de regels een zogenaamde "dubbelbestemming Archeologie" op te nemen.
Enkel ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van een horeca voorziening is specifiek archeologische onderzoek in de vorm van een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, uitgevoerd door ADC Archeoprojecten, is als onderdeel van bijlage 6 bijgevoegd. Uit het onderzoek zijn geen archeologische waarden in dit gedeelte van het plangebied aangetroffen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt dan ook geadviseerd dit gedeelte van het plangebied archeologisch vrij te geven.
Conclusie
Op basis van de archeologische verwachtingswaardekaart van de gemeente, zoals deze is opgenomen in paragraaf 4.4.5, geldt voor het plangebied een zodanige verwachting dat het noodzakelijk is ten tijde van het uitvoeren van werkzaamheden van een bepaalde omvang archeologische onderzoek uit te voeren. Door het opnemen van dubbelbestemmingen worden de eventuele archeologische waarden beschermd. Voor het gedeelte van het plangebied waar een concrete ontwikkeling is voorzien, is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat archeologische waarden niet aanwezig zijn.
Hoofdstuk 4 Relevante Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende nota's, zoals:
- de Nota Ruimte;
- de Structuurvisie Randstad 2040;
- de Nota Mobiliteit;
- de MobiliteitsAanpak;
- de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds als ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Navolgende afbeelding geeft aan wat de ambities van het Rijk voor Nederland in 2040 zijn.
Afbeelding 4.1: Ambitiekaart Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Uit de afbeelding blijkt dat voor de gemeente Stichtse Vecht geldt dat topsectoren in de stedelijke regio worden geconcentreerd en de bereikbaarheid wordt verbeterd. Voor wat betreft "leefbaar en veilig" wordt gestreefd naar een veilige en gezonde woon- en werkomgeving, voldoende zoetwater in droge perioden, behoud van biodiversiteit en energietransitie.
4.1.2 Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw (2000)
Het Rijk heeft beleid voor wonen neergelegd in de nota 'Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw'. Deze nota heeft een brede discussie in gang gezet over de toekomst van het wonen in ons land, waarbij is ingezet op meer keuzevrijheid en zeggenschap, vitaliteit van de woonwijk en herstructurering van de bestaande woningvoorraad. Speerpunten zijn hierbij het vergroten van zeggenschap over woning en woonomgeving, het scheppen van kansen voor mensen in kwetsbare groepen, het bevorderen van wonen en zorg op maat, en het verbeteren van het stedelijk woonklimaat.
De brede maatschappelijke discussie over de nota 'Mensen Wensen Wonen in de 21e eeuw' heeft geleid tot het Nationaal Akkoord Wonen 2001-2005 met afspraken tussen het ministerie van VROM en onder meer provincies en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over:
- nieuwbouw (meer variatie en kwaliteit in het aanbod van woningen in nieuwbouwwijken en in de bestaande stad);
- stedelijke vernieuwing (transformatie van met name de vroeg naoorlogse wijken en buurten als grote opgave voor de komende jaren);
- verkoop huurwoningen (met het oog op een gevarieerde opbouw van wijken en de grote vraag (van huurders) naar koopwoningen, is een forse investering nodig van de verkoop van huurwoningen);
- wonen en zorg op maat (het tempo bij het ontwikkelen van combinaties van wonen en zorg moet omhoog);
- energiebesparing (vooral bij bestaande woningen zijn extra maatregelen nodig om de doelstellingen op het gebied van energiebesparing te halen).
Hiermee zijn de uitgangspunten vastgelegd waarmee het Rijk het overleg is ingegaan met de regio's.
4.1.3 Nota Ruimtelijk Economisch Beleid (1999)
De Nota Ruimtelijk Economisch Beleid (NREB) is de opvolger van Ruimte voor Regio's uit 1995. De nota bevat een analyse van de ruimtelijk-economische dynamiek en het ruimtelijk-economische beleid. Dat beleid kent twee pijlers: het ruimtelijk-economische netwerk versterken en de economische potenties in de regio's benutten. Het instrumentarium spitst zich toe op regionaal-economische structuurversterking, bedrijventerreinen, ondernemingsklimaat, marktwerking, kennis en samenwerking. Speciale aandacht krijgen het Noorden en de grote steden. Daarnaast bevat de NREB economische bouwstenen voor de ruimtelijke nota's.
In 2000 is de nota nader uitgewerkt in plannen en voorstellen (Actieplan Ruimtelijk Economisch Beleid). In het actieplan worden vier uitdagingen onderscheiden: versterking van het ruimtelijk economisch netwerk, economische potenties van de regio's benutten, versterking van de stedelijke economie, en versterking van de economie van het Noorden. Het bieden van voldoende ruimte voor economische activiteiten, het verbeteren van de bereikbaarheid en het versterken van de mainports zijn zaken die moeten bijdragen aan de versterking van de ruimtelijk-economische netwerken.
4.1.4 Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het plan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. In het Nationaal Waterplan geeft het Rijk aan dat wordt vastgehouden aan de ingezette koers voor het reduceren van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater, namelijk een combinatie van de principes: aanpak bij de bron, hergebruik, zuivering en 'de vervuiler betaalt'. Meer dan voorheen wordt aandacht gegeven aan de inrichting van het watersysteem. De sanering van bronnen wordt zoveel als mogelijk landelijk of Europees aangepakt. Het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen wordt voortgezet. Het vergunnen van lozingen wordt zo veel als mogelijk vervangen door algemene regels.
Om gebiedsspecifieke differentiatie mogelijk te maken gaat het nationaal waterplan voort op de reeds ingeslagen weg om aan bevoegde instanties ruimte te laten om met maatwerkvergunningen aanvullende bescherming van het watersysteem te realiseren.
In het plangebied is een waterstelsel gelegen die delen in het gebied met elkaar verbindt of van elkaar scheidt. De watersituatie wordt beschreven in paragraaf 3.6.6.
4.1.5 Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw (2000)
In de Nota Natuur, Bos en Landschap in de 21e eeuw (Natuur voor mensen, mensen voor natuur) wordt het beleidskader geschetst voor natuur, bos, landschap en biodiversiteit voor de periode tot 2010. De hoofddoelstelling voor het natuurbeleid is: behoud, herstel, ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur en landschap als essentiële bijdrage aan een leefbare en duurzame samenleving. Het gaat om natuur en landschap voor en door mensen. Dit komt in essentie neer op:
- realiseren van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en het op onderdelen versterken hiervan met een accent op 'natte onderdelen' en op verbetering van de ruimtelijke samenhang en de milieukwaliteit;
- versterken van de landschappelijke identiteit en kwaliteit en voortzetten/uitbouwen van het beleid met betrekking tot groen om de stad met het oog op meervoudig ruimtegebruik en ontwikkelingsgerichte landschapsaanpak;
- inzetten op behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, zowel nationaal als internationaal.
4.1.6 Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001)
Het toepassen van duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen bij het bouwen van woningen en bedrijven is een van de strategieën die zijn genoemd in het Nationaal Milieubeleidsplan. Deze duurzaamheidstrategie dient te worden meegenomen bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.
4.1.7 Nota Belvedère (1999)
In de Nota Belvedère (juli 1999) geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt. In de ruimtelijke inrichting dienen de cultuurhistorische waarden niet alleen herkenbaar te blijven, maar ook te worden versterkt. De doelstellingen zijn:
- het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit;
- het versterken en benutten van de kwaliteit van cultuurhistorisch waardevolle gebieden;
- het scheppen van voorwaarden voor initiatieven van derden;
- het verspreiden van kennis, het toegankelijk maken en het stimuleren van inspiratie voor inrichting en ontwerp;
- het verbeteren van de samenwerking tussen overheden en derden;
- het beter gebruik maken van bestaand instrumentarium.
In paragraaf 3.8 is aangegeven dat in het plangebied bijzondere archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn.
4.1.8 Monumentenwet 1988 en Wet op de archeologisch monumentenzorg
De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
Het groeiende besef dat de toenemende ruimtelijke ontwikkelingen - en de bodemingrepen die daarmee gepaard gaan - op termijn het bodemarchief vernietigen, heeft in 1992 geleid tot de Conventie van Valletta (Verdrag van Malta). In dit Europese verdrag is vastgelegd dat het archeologisch erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter beschermd moet worden.
In Nederland is het verdrag van Malta geïmplementeerd met de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Deze wet is op 1 september 2007 van kracht geworden. Door middel van de Wamz is de omgang met het bodemarchief verankerd in de Monumentenwet 1988, de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Ontgrondingenwet (OW), de Wet milieubeheer (Wm) en de Woningwet (Wowe). Sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn de regels m.b.t. vergunningen en ontheffingen uit de Wro, OW, Wm en Wowe opgenomen in de Wabo.
4.1.9 Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
In november 2009 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de moderniseringsplannen van de monumentenzorg, afgekort als MoMo. De belangrijkste veranderingen die met het nieuwe beleid gepaard gaan zijn:
- Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening;
- Krachtiger en eenvoudiger regels;
- Herbestemmen van monumenten die hun functie verliezen.
Het Rijk legt in haar nieuwe monumentenbeleid veel verantwoordelijkheid voor de monumentenzorg bij gemeenten, waarbij het bestemmingsplan gezien wordt als een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen.
4.1.10 Conclusie
Behoud en versterking van bedrijvigheid vormt, evenals behoud en versterking van de cultuurhistorische en landschapsidentiteit, een belangrijk uitgangspunt voor het bestemmingsplan. Voor het plangebied staat behoud van de bedrijvigheid en het landschap voorop.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Streekplan Utrecht (2005-2015) en Handleiding bestemmingsplannen 2006
De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid staan in het Streekplan Utrecht 2005-2015 van 13 december 2004 (vastgesteld door provinciale staten). Het streekplan is 'omgezet' naar een (verplichte) structuurvisie, maar is inhoudelijk niet gewijzigd. Het verwoordt het provinciale beleid voor wat betreft de ruimtelijke ordening van de provincie Utrecht. De provincie streeft naar zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij gaat het om efficiënt, intensief, duurzaam en meervoudig gebruik van de ruimte. Voor bestaand stedelijk gebied is de ambitie nadrukkelijk gericht op stedelijke vernieuwing en kwaliteitsvergroting. Dit heeft geleid tot een ruimtelijk beleid dat compactheid van bebouwingskernen nastreeft. Rode contouren zijn hierbij een belangrijk en doelmatig sturingselement.
Ontwikkelingen die binnen de rode contour passen en voldoen aan het kwalitatief en kwantitatief ruimtelijk beleid uit het streekplan (behoud van kwaliteiten en waardevolle structuren, voldoende ruimte voor groen en water), worden beschouwd als passend in het proces van vernieuwing en functieaanpassing van de kernen.
Het plangebied is in beperkte mate binnen de navolgende afbeelding aangegeven rode contour gelegen. Voor zover het plangebied is gelegen binnen de rode contour is sprake van reeds bebouwd gebied. Het deel dat is gelegen buiten de contour betreft in overwegende mate onbebouwd agrarisch gebied. De rode contour is aan de zuidzijde niet gesloten waardoor stedelijke uitbreiding mogelijk is.
Afbeelding 4.2: Rode contour plangebied (bron: Streekplan Utrecht)
In de 'Handleiding bestemmingsplannen (2006)' is uitvoering gegeven aan het Streekplan. In het beleidsdeel van de Handleiding bestemmingsplannen (2006) worden richtinggevende beleidsuitspraken uit het streekplan verder uitgewerkt. Deze beleidsregels geven richtlijnen voor het maken van verantwoorde ruimtelijke keuzes. In het servicedeel van de Handleiding bestemmingsplannen is een verdere toelichting opgenomen.
Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening vormden het streekplan en de Handleiding bestemmingsplannen samen het beoordelingskader voor bestemmingsplannen en hierop gebaseerde uitwerkings- en wijzigingsplannen. Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is de directe doorwerking van deze plannen in de bestemmingsplannen vervallen. De provincie zal het streekplan en de Handleiding bestemmingsplannen echter blijven gebruiken als kader voor de beoordeling van ruimtelijke plannen.
4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2009
Het doel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen en beheersverordeningen, in acht moeten worden genomen. Provinciale Staten heeft de PRV op 21 september 2009 vastgesteld. In bijlage Nota van Uitgangspunten zijn de relevante beleidsonderdelen van het PRV voor het plangebied in beeld gebracht.
4.2.3 Visie recreatie en Toerisme 2020
De Visie Recreatie en Toerisme 2020 schetst de belangrijkste strategische opgaven voor de periode tot 2020:
- 1. Realiseren van een recreatieve hoofdstructuur (met routes, poorten en TOP’s);
- 2. Ruimte bieden voor de recreatiedruk rondom de steden Utrecht en Amersfoort (vervolg Recreatie om de Stad);
- 3. Vernieuwing in de natuur (planologische ruimte voor recreatiebedrijven en natuurbehoud en versterking);
- 4. Beter beleefbaar maken van het groenblauwe landschap;
- 5. Ondersteunen van ondernemerschap (innovatie, kennisbevordering, ruimte voor nieuw ondernemerschap).
Met name de realisatie van een recreatieve hoofdstructuur is voor onderhavig plangebied van belang. De provinciale visie zegt hierover het volgende:
De provincie kent in 2020 een recreatief hoofdnetwerk (RHN). Het RHN is een samenhangend geheel van (boven) regionale routes voor wandelen, fietsen en varen, met als toegangspunten poorten en zogenaamde toeristische overstappunten (TOP’s). De structuur loopt door de afwisselende landschappen van de provincie Utrecht en sluit aan bij horeca, attracties, erfgoed, cultuurhistorie en bezienswaardigheden. Het recreatieve netwerk verbindt bovendien de stedelijke gebieden met de recreatieve landschappen.
Het recreatief hoofdnetwerk zorgt voor een bundeling van het publiek. Zo ontstaat een zonering van de provincie in drukke en minder drukke gebieden. Zonering biedt mogelijkheden voor het creëren van verschillende soorten recreatiebelevingen. Natuur- en stiltegebieden worden door deze zonering ontlast.
Poorten en TOP’s
Poorten zijn prominente en herkenbare toegangslocaties van de recreatie- en natuurgebieden. Deze poorten kunnen een eigen attractiewaarde hebben en trekken op die manier ook publiek aan. Poorten hebben verschillende thema’s en doelgroepen. Daarnaast is er een groter aantal toeristische overstappunten (TOP’s) die eveneens een goed startpunt bieden voor een recreatieve activiteit, maar een stuk bescheidener van opzet zijn. Doordat het model van poorten en TOP’s aansluit bij omliggende provincies ontstaat een eenduidige structuur die de herkenbaarheid voor recreanten vergroot.
Het gebied rondom het station van Breukelen en de Kortrijkse molen is aangewezen als mogelijke recreatieve OV-poort.
4.2.4 Strategisch Mobiliteitsplan Provincie Utrecht (SMPU)
Het verkeer- en vervoerbeleid van de provincie Utrecht is vastgelegd in het SMPU 2004-2015, dat is geactualiseerd in het SMPU+ (2007). De doelen van het SMPU zijn:
- realiseren van een doelmatig verkeers- en vervoersysteem om de bereikbaarheid in en van de provincie Utrecht en de Randstad te waarborgen;
- verbeteren van de veiligheid van het verkeers- en vervoersysteem voor gebruikers en omwonenden;
- verminderen van de negatieve effecten van verkeer en vervoer op de kwaliteit van de leefomgeving.
De provincie wil de veiligheid en sociale leefkwaliteit in kernen verbeteren door provinciale wegen binnen de bebouwde kom in te richten als erftoegangsweg, dus een weg met een maximale snelheid van 30 km per uur. Een ander nieuw beleidsaccent is het verder verbeteren van de sociale veiligheid van fietspaden en bushaltes.
Het plangebied is onderverdeeld in verblijfsgebieden en verkeersgebieden. Hierdoor zijn zowel veiligheid als een goede doorstroming van het verkeer gewaarborgd.
4.2.5 Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Verordening
Vanaf 3 april tot en met 14 mei 2012 heeft het ontwerp van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Verordening ter inzage gelegen. Dit ontwerpbeleid is met name voor wat betreft het gestelde ten aanzien van kantoren relevant voor onderhavig plangebied. In het beleid, artikel 3.5 wordt ten aanzien van kantoren immers aangegeven dat de provincie in principe geen ruimte geeft aan nieuwe, nog niet gerealiseerde, kantorenlocaties. In de verordening is dit geconcretiseerd door te stellen dat ruimtelijke plannen niet meer mogen voorzien in kantorenbestemmingen indien kantoren leegstaan. Dit is alleen anders indien kan worden onderbouwd dat binnen de planperiode zicht bestaat op het gebruik als kantoor. Dit dient alsdan te blijken uit vastgestelde visies, onderzoeken of afgesloten contracten. Ten aanzien onderhavig plangebied geldt dat planologisch bestaande vierkante meter aan kantoorfuncties opnieuw opgenomen zullen worden, ten aanzien van de realisatie van de deze voorzieningen zijn immers contracten afgesloten met ontwikkelende partijen. Ten aanzien van de uitbreiding van het aantal vierkante meters aan kantoorvoorzieningen geldt dat dit op grond van onderhavige bestemmingsplan niet is toegestaan.
Van gemeentewege wordt overleg gevoerd met de provincie om zo doende te bepalen welke mogelijkheden er zijn voor onderhavig plangebied. Naar aanleiding van dit overleg en het gezamenlijk bepalen van het toekomstige beleid, worden te zijner tijd uitgangspunten geformuleerd voor het nieuwe bestemmingsplan.
4.2.6 Conclusie
Duurzaam en meervoudig ruimtegebruik, verbeteren van verkeers- en sociale veiligheid, behoud en versterking van cultuurhistorische en groene structuren zijn belangrijke beleidsuitgangspunten. Daarnaast is het voor het plangebied relevant dat er beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn aan de zuidzijde van de bebouwing in het plangebied. Ten aanzien van de mogelijkheden voor kantoorvoorzieningen geldt dat uitbreiding van het aantal vierkante meters op grond van het provinciaal beleid niet is toegestaan. Bestaande, nog niet gerealiseerde, vierkante meters kantoorvoorzieningen worden planologisch mogelijk gemaakt indien zicht is op realisatie.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Regionaal structuurplan 2005 - 2015 (2005) en Uitvoeringscontract RSP (2007)
Het Bestuur Regio Utrecht (BRU) heeft op 21 december 2005 het Regionaal Structuurplan 2005-2015 (RSP) vastgesteld. Hierin staat in grote lijnen hoe de regio Utrecht zich in de komende tien jaar moet gaan ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, groen en bereikbaarheid. Het plan vormt de basis voor de in 2006 opgestelde uitvoeringscontracten tussen de gemeenten die samenwerken in het BRU. Navolgende tabel geeft de ambities en de opgaven, zoals deze zijn weergegeven in het RSP weer.
Tabel 4.3: Ambities en opgaven (bron: Regionaal structuurplan 2005 – 2015)
4.3.2 Regionaal Verkeers- en Vervoerplan 2005-2015 en Uitvoeringsafspraken RVVP (2007)
Het verkeers- en vervoerbeleid van het BRU (Bestuur Regio Utrecht) richt zich op drie thema's: bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Rode draad in het beleid is dat het BRU zich uitspreekt tegen het ongelimiteerd faciliteren van de vraag naar verkeer en vervoer en kiest voor 'selectieve bereikbaarheid'. Er wordt prioriteit gegeven aan een betere benutting van het bestaande net, verschuiving van verkeersdruk naar perioden buiten de spits en de bereikbaarheid van kerngebieden zoals het centrum van Utrecht.
In de uitvoeringsafspraken voor infrastructuur die het BRU met de gemeenten heeft gesloten, zijn voor het plangebied de volgende projecten te onderscheiden:
- kwaliteitsverbetering en toegankelijkheid haltes OV. Het overgrote deel van de haltes krijgt voor 2011 een kwaliteitsimpuls en wordt toegankelijk gemaakt voor alle OV-reizigers;
- verbetering Kwaliteitsnet goederenvervoer.
4.3.3 Regionaal Economische Ontwikkelingsstrategie (REOS)
De bedrijventerreinenmarkt is hoofdzakelijk een regionale, subregionale en lokale markt. De regio Utrecht kent een geschiedenis van samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen. In de Regionaal Economische Ontwikkelingsstrategie (REOS) en de Regionale Agenda 2011-2014 worden de kwaliteit en de kwantiteit van werklocaties dan ook nadrukkelijk als speerpunten gezien. Efficiënt en zorgvuldig ruimtegebruik, het hanteren van de SER-ladder c.q. een regionaal uitgifteprotocol, het tijdig beschikbaar hebben van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit en op de juiste locaties gelegen, herstructurering van verouderde bedrijventerreinen en het tegengaan van verrommeling zijn van regionaal belang.
De ontwikkeling van het BRU richt zich op:
- Een tijdig en adequaat aanbod van diverse typen werklocaties, afgestemd op de vraag van bedrijven en instellingen in kwantiteit en kwaliteit;
- Het zoveel mogelijk voorkomen van verdere congestie door toenemende mobiliteit, met vanuit de REOS specifieke aandacht voor de bereikbaarheid van werklocaties;
- In samenwerking met andere partijen uitvoeren van stimulerende acties gericht op:
- 1. versterking en profilering van enkele speerpunten van de Utrechtse kenniseconomie;
- 2. betere afstemming van de vele acties gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt;
- 3. aanvullende mogelijkheden om toerisme en leisure te bevorderen door coördinatie van diverse activiteiten;
- 4. het faciliteren van veranderingen op de arbeidsmarkt (pendelrelaties, nieuwe woon/werkconcepten);
- Bevordering van de economische belangen van de regio Utrecht in overleggen met Rijk, provincie en gemeenten en het aantrekken van extra financiële middelen van Rijk/EU en private partijen, via gerichte, strategische interventies.
De SER ladder
Middels de SER-ladder wordt een selectief en doelmatig gebruik van de beschikbare ruimte nagestreefd als ook een verhoging van de ruimteproductiviteit. De SER-ladder kent de volgende stappen:
- Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor bepaalde functies en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden;
- Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen;
- Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde.
4.3.4 Convenant Bedrijventerrein BRU
Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen legt afspraken, wensen en behoeften van de gemeenten vast en biedt een leidraad voor de toekomst. Het convenant ondersteunt een succesvol, duurzaam en economisch verantwoord bedrijventerreinbeleid voor de regio Utrecht. Onderstaand de belangrijkste artikelen van toepassing:
- Vraag naar bedrijventerreinen; Bij het voorzien in de planningsopgave zal volgens de gemeenten conform het gedachtegoed van de SER-ladder, uitgebreid gekeken worden naar de ruimtelijke mogelijkheden op bestaande bedrijventerreinen;
- Ontwikkeling nieuwe bedrijventerreinen; Naast de in het convenant zachte plannen worden vooralsnog geen nieuwe plannen voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen opgesteld. Voordat overgegaan wordt tot de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, zal, in lijn met het gedachtegoed van de SER-ladder, eerst nadrukkelijk gekeken worden naar de mogelijkheden die het bestaande bedrijventerreinenareaal biedt;
- Segmentering belangrijker; De bestaande segmentering zal worden aangepast / uitgebreid waar nodig en/of gewenst. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het gegeven dat per bedrijventerrein meerdere segmenten mogelijk zijn;
- Monitoring; Partijen erkennen dat voor het volgen van ontwikkelingen in zowel de vraag als het aanbod, een gedetailleerd en betrouwbaar monitoringsysteem wenselijk is;
- Herstructureringsopgave; Gemeenten zullen alvorens over te gaan tot het vaststellen van bestemmingsplannen voor nieuwe terreinen herstructureringsplannen hebben opgesteld, waarbij de hoeveelheid nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein in redelijke verhouding staat tot de omvang van de herstructurering van bestaande terreinen. Een herstructureringsplan kan ook betrekking hebben op de transformatie van één of meerdere bedrijventerreinen;
- Herijking PRS/PRV; In overeenstemming met de afspraak in het landelijke Convenant Bedrijventerreinen om de (landelijke) planningsopgave in 2015 te herijken, zullen GS, na zorgvuldig inhoudelijk beraad en bestuurlijk overleg met de gemeenten, bij de eerstvolgende herijking bepalen of zij het noodzakelijk achten het programma aan nieuwe terreinen aan te passen.
4.3.5 Conclusie
Het verbeteren van de woon- en leefkwaliteit, behoud van archeologische waarden en behoud en versterking van cultuurhistorie zijn belangrijke beleidsuitgangspunten voor het plangebied.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Structuurvisie
In 2002 heeft de toenmalige gemeente Breukelen de structuurvisie vastgesteld. De visie regelt de lokale dynamiek in wonen, werken, natuur, landschap, verkeer en verzorging in een duurzaam inrichtings- en ontwikkelingsmodel. Om deze aspecten te kunnen regelen, zijn de potenties van het dorp Breukelen en welke zaken nu of in de toekomst een bedreiging kunnen gaan vormen in beeld gebracht.
Kansen
- Aanwezigheid van veel cultuurhistorische waarden en bijzondere landschappelijke elementen, een "rijk" landschap;
- Ligging van Breukelen ten opzichte van het recreatieve netwerk in de regio;
- Verbetering openbaar vervoer door ontwikkeling stationslocatie;
- Naamsbekendheid (Nijenrode).
Knelpunten
- Het openbaar vervoer tussen station, kernen, en westelijk weidegebied;
- Gebrekkig stedenbouwkundige en functionele kwaliteit in de corridor;
- Druk op de woningmarkt en gebrek aan ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden;
- Agrarische functie neemt af, het agrarische landschap staat onder druk;
- Recreatieve druk in veenweidegebied en Vechtzone.
In de visie zijn op basis van het vorenstaande enkele thema's en deelgebieden nader uitgewerkt. Navolgend wordt ingegaan op de thema's en deelgebieden welke relevant zijn voor het plangebied.
- Corridor: De ontwikkelingen die plaats gaan hebben in de corridor zijn aanleiding om de bestaande bedrijventerreinen op te waarderen en ze te laten aansluiten bij de nieuwe voorzieningen van de stationslocatie;
- Schakelgebied: De stationslocatie geeft aanleiding voor een verbetering van de oost-west verbinding in Breukelen. Dat wil zeggen dat Breukelen zowel fysiek als visueel nu de mogelijkheid heeft om over de infrastructurele bundel heen te stappen. Een mix van nieuwe bedrijvigheid en voorzieningen in combinatie met een betere vervoersverbinding met het centrum maakt een nieuwe entree voor zowel het oude centrum als het westelijk weidegebied;
- Recreatie en toerisme: De recreatieve functie van de Vecht moet gereguleerd en bewaakt worden. Het beperken van de aanmeermogelijkheden aan de Vecht zelf is een stap in die richting;
- Natuur en landelijk gebied: de openheid van het westelijk deel moet gewaarborgd worden. Door de afnemende agrarische functie zal ook hier een nieuwe beheersvorm ontstaan, waarbij wonen, natuur, landschap en recreatie een rol zullen gaan spelen.
4.4.2 Concept Welstandsnota Stichtse Vecht 2011
De gemeente Stichtse Vecht heeft in 2011 de (concept) welstandsnota vastgesteld. De welstandsnota gaat voornamelijk in op het toetsingskader voor de bestaande bebouwde omgeving. De nota is geschreven voor het beheer van bestaande gebieden en objecten. De nota kent vier soorten welstandscriteria: algemene criteria, gebiedscriteria, objectcriteria en criteria voor bepaalde typen bouwwerken. Daarnaast zijn er aanvullende criteria voor wijzigingen binnen de invloedssfeer van monumenten en voor excessen.
De gebieden vormen de kern van het welstandsbeleid. De gemeente is verdeeld in gebieden met een eigen identiteit, zoals dorpslinten, woonwijken en bedrijventerreinen. Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het plangebied is ingedeeld in 'bedrijventerrein Corridor, 'bedrijventerreinen' en 'het Rode Dorp'.
- De Corridor is een bijzonder welstandsgebied. Het beleid is gericht op het behoud van de samenhang in de massa's en het straatbeeld met behoud van de verscheidenheid per gebouw;
- De bedrijventerreinen zijn gewone welstandsgebieden. Het beleid is gericht op het beheer van de samenhang in de massa's en het straatbeeld;
- Het Rode Dorp is een bijzonder welstandsgebied. Het beleid is terughoudend en gericht op het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden.
4.4.3 Woonvisie 2008-2012
De toenmalige gemeente Breukelen heeft in juni 2008 de Woonvisie 2008-2012 vastgesteld. Het doel van de visie is het tot stand brengen van een gezonde woningmarkt en het meegaan in de ontwikkelingen in die woningmarkt, te weten de toenemende vergrijzing en een aantrekkende economie.
De gemeenteraad van Breukelen heeft een duidelijke woonmissie geformuleerd. Uit die missie blijkt dat het gemeentebestuur geen ambitie heeft om qua inwoneraantal sterk te groeien: zij wil een 'beheergemeente' zijn. Die woonmissie wordt vertaald in enkele beleidsdoelen:
- Passend huisvesten van de inwoners in de diverse kernen van Breukelen;
- Bieden van gevarieerde en duurzame woonmilieus;
- In stand houden van het bestaande voorzieningenniveau;
- Behouden van het groene karakter.
4.4.4 Concept Woonvisie 2012-2015
Landelijk, maar ook binnen Stichtse Vecht speelt een aantal ontwikkelingen, die relevant is voor de woonvisie. Zo loopt de productie van woningen voor het eerst sinds jaren terug. Dit komt onder andere door de moeilijke economische situatie en de dalende woningprijzen. Er bestaat echter nog altijd een grote behoefte aan woonruimte, zeker in het Randstedelijk gebied. Het is daarom van belang dat er woningen worden gebouwd. Tegelijk wil Stichtse Vecht het Groene Hart niet aantasten.
Eén van de mogelijkheden is de leegstand van kantoren. Zo wil de gemeente meewerken aan voldoende locaties voor woningbouw - waaronder sociale woningbouw - en aan de wijziging van de bestemming kantoren in de bestemming wonen.
4.4.5 Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart voor de gemeenten Maarssen, Loenen, Abcoude en Breukelen
De gemeente Stichtse Vecht heeft een archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Op grond van de verwachtingswaardekaart zijn de gronden in het plangebied aangewezen als gronden met hoge archeologische verwachting, lage archeologische verwachting, middelhoge archeologische verwachting en een terrein van archeologische of hoge archeologische waarde (AMK terrein). Navolgende afbeeldingen geven de archeologische verwachting weer.
Afbeelding 4.4: Uitsnede archeologische Verwachtingswaardenkaart
Voor de diverse verwachtingen geldt het volgende beleid.
- Hoge archeologische verwachting:
- 1. Historische kernen en ontginningsassen: voor plangebieden waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 50 m² beslaat hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.
- 2. Pleistocene opduikingen: voor plangebieden waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 100 m² beslaat hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.
- 3. Meandergordels en crevassecomplexen en blokverkaveling: voor plangebieden waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 500 m² beslaat hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.
- Middelhoge archeologische verwachting: Voor plangebieden waar de beoogde bodemverstoring een kleiner oppervlak beslaat dan 1.000 m² hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
- Lage archeologische verwachting: Aanbevolen wordt om voorafgaand aan planontwikkeling in gebieden met een planomvang van meer dan 10 hectare een inventariserend verkennend booronderzoek uit te voeren om de mogelijke aanwezigheid van pleistocene opduikingen, meandergordels en/of crevassecomplexen vast te stellen.
- AMK-terreinen: Bodemingrepen in deze terreinen moet worden voorkomen. Indien toch bodemingrepen gaan plaatsvinden,158 moeten de terreinen nader worden gewaardeerd, oftewel archeologisch onderzoek worden verricht, en vervolgens voorgedragen voor selectie bij het bevoegd gezag.
Bodemingrepen dieper dan 0,30 m onder maaiveld in de gebieden zoals hierboven omschreven moeten worden voorkomen. Indien de voorgeschreven beperkingen voor bodemingrepen niet kunnen worden gehandhaafd moet in deze gebieden nader archeologisch onderzoek worden gedaan. Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.
4.4.6 Afwijkingenbeleid
Omdat bestemmingsplannen vaak grote gebieden beslaan en voor lange tijd worden vastgesteld, is het mogelijk dat er aanvaardbare ruimtelijke ontwikkelingen onnodig worden beperkt door de bestemmingsplanregels. Om in dergelijke situaties ruimte te bieden zijn er een aantal wettelijke afwijkingsmogelijkheden opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Afwijken van een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt als een ontwikkeling een ondergeschikt effect heeft op de omgeving, als het bestemmingsplan onbedoeld een goede ruimtelijke ordening beperkt of als de ontwikkeling een tijdelijk karakter heeft.
Een omgevingsvergunning voor boven bedoelde situaties kan worden verleend en dat impliceert dat sprake is van een (discretionaire) bevoegdheid en geen plicht. Burgemeester en wethouders kunnen dan ten aanzien van de uitoefening van die bevoegdheid beleidsregels vaststellen. Dergelijke beleidsregels, opgesteld krachtens artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, bevorderen een consistente en voortvarende afhandeling van de aanvragen om een omgevingsvergunning en voor de motivering kan dan verwezen worden naar de in beleidsregels neergelegde gedragslijn.
Gelet hierop heeft de gemeenteraad op 3 juli 2012 nieuwe ‘Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden’ vastgesteld.
4.4.7 Horecabeleidsplan Breukelen 2005
Het beleid van de ten aanzien van de kern Breukelen is gericht op concentratie van horecabedrijven in het centrum van Breukelen. Voor het overige gebied van de kern van de gemeente Breukelen wordt geen regulering van de horeca noodzakelijk gevonden.
4.4.8 Landschapsontwikkelingsplan Breukelen-Loenen
De gemeenteraad van de toenmalige gemeente Breukelen heeft in september 2008 het landschapsontwikkelingsplan vastgesteld. Het doel van het landschapsontwikkelingsplan is het opstellen van een visie voor de komende 10 tot 15 jaar. Belangrijk uitgangspunt is het behoud van het landelijk karakter van het landschap. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden in het buitengebied en de te maken keuzes. Daarnaast geeft de visie voor nieuwe ontwikkelingen landschappelijke randvoorwaarden aan.
Op grond van het landschapsbeleidsplan wordt het landelijk gebied verdeeld in zes deelgebieden. Voor het plangebied geldt het deelgebied Weidelandschap-Oost. Dit gebied vormt in landschappelijk opzicht een open tegenhanger met een agrarische functie van de meer verdichte stroomruggen. De openheid wordt gevormd door dit contrast van fraaie ruimtelijke afwisseling. De open gebieden kunnen landschappelijk worden versterkt met enkele kleinschalige beplantingen van geriefbosjes of oeverbeplantingen. Aanleidingen hiervoor liggen tevens in het ruimtelijk versterken van de historische tracés van bijvoorbeeld de Indijk, de Hollandse Wetering en de oude spoorlijn. Deze oeverbeplantingen dragen bij aan de lokale ecologische waarden en de recreatieve aantrekkelijkheid en ontsluiting van het gebied, als alternatief voor de drukke Vechtzone.
In de polders aan weerszijden van het kanaal wordt ingezet op versterking van cultuurhistorische lijnen, zodat de relatie tussen de gebieden voor de goede waarnemer zichtbaar is.
Polder Nijenrode heeft een functie als uitloopgebied voor Maarssen en voor Breukelen. Hier wordt ingezet op het voortbestaan van het agrarisch karakter van het gebied, met een open tot half open landschapsbeeld, als contrast met de meer verdichte landgoederengordel langs de Vecht. Er dient aanvullende landschaps- en natuurontwikkeling plaats te vinden, waardoor het gebied aantrekkelijk wordt voor extensief recreatief medegebruik, zoals wandelen en fietsen. Hierdoor zal meer afwisseling in beplanting, de natuurwaarden, de beleving en de gebruiksmogelijkheden ontstaan.
In de oksel tussen de A2 en het kanaal (polder Vredenoord) is een bijzondere landschappelijke functie wenselijk vanwege de geïsoleerde ligging en de wens dit gebied open te houden met een agrarisch en landelijk karakter. Ook deze zone dient onderdeel te zijn van het recreatieve netwerk tussen Breukelen.
4.4.9 Verordening lokaal geurbeleid landelijk gebied Breukelen
De Wet geurhinder geeft de gemeente de mogelijkheid om via een verordening lokaal beleid vast te stellen voor de geurbelasting en de vaste afstanden. Dit om een gewenste ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken. De vaste afstanden kunnen daarbij worden verkleind. Daarbij geldt binnen de bebouwde kom een minimale afstand van 50 meter tussen een emissiepunt van de stal en een geurgevoelig object en buiten de bebouwde kom een minimale afstand van 25 meter.
4.4.10 Conclusie
Behoud en opwaardering van bestaande bedrijventerreinen, behoud bestaande voorzieningen en behoud en versterking van het landelijk gebied zijn belangrijke beleidsuitgangspunten. Daarbij is tevens behoud van archeologische waarden van groot belang.
4.5 Nota Van Uitgangspunten
Op grond van de in dit hoofdstuk opgenomen beleidsstukken en conclusies zijn uitgangspunten voor het voorliggend bestemmingsplan geformuleerd. Deze uitgangspunten zijn opgenomen in de Nota van Uitgangspunten (bijlage 4).
4.6 Visie Hof Van Breukelen
De gemeente Stichtse Vecht heeft een visie opgesteld voor de "Hof van Breukelen". Omdat deze visie nog uitgewerkt dient te worden, maakt de middels deze visie beoogde herontwikkeling geen deel uit van het nieuwe bestemmingsplan. Desalniettemin wordt navolgend kort ingegaan op de centrale doelstelling.
Centrale doelstelling van de herontwikkeling van de grotere context rondom het station is dat een entree met ruimtelijke kwaliteit ontstaat voor Breukelen met een gezonde mix van diverse functies zoals wonen, werken en recreëren. Deze combinatie van functies wordt nagestreefd om enerzijds geen monofunctioneel nieuw deel voor Breukelen te creëren en (door middel van wonen) sociale veiligheid te bevorderen.
Afbeelding 4.5: Visie van het stationsgebied
De herontwikkeling van het stationsgebied is hierbij de eerste fase. Hiervoor is een toetsingskader ontwikkeld waar verzoeken aan getoetst kunnen worden. Wanneer een verzoek voldoet aan de gestelde eisen kan er via een bestemmingsplanwijziging mee gewerkt worden aan de ontwikkeling.
Het toetsingskader is in bijlage 5 te vinden.
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Plan
5.1 Ruimtelijk Concept
5.1.1 Algemeen
Zoals reeds in de inleiding is vermeld bestaat het plangebied grotendeels uit bedrijventerreinen, woningen (het Rode Dorp), een hotel en agrarisch gebied. Hierbij wordt zoveel mogelijk gestreefd naar het behoud van de huidige situatie. Daarom is dit bestemmingsplan opgesteld met overwegend conservatieve bestemmingsregelingen.
5.1.2 Ontwikkelingen
Voor een aantal locaties in het plangebied zijn nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor een deel van deze ontwikkelingen is reeds een planologische procedure doorlopen. Deze ontwikkelingen zijn daarom als ‘bestaande situatie’ in voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid voor een aantal nieuwe ontwikkelingen. De meeste van deze ontwikkelingen passen binnen de bestemmingen die overgenomen zijn uit het vigerende bestemmingsplan. Voor zover de ontwikkelingen niet passen binnen de vigerende bestemmingen, worden de bestemmingen in voorliggend bestemmingsplan in enige mate verruimd. Het betreft hier met name de bouwmogelijkheden (bouwhoogte en bebouwingspercentage) alsmede het gebruik van gebouwen ten behoeve van zelfstandige kantoren.
Horecavoorziening
De realisatie van een horecavoorziening ter plaatse van het braakliggende perceel nabij het station van Breukelen is een nieuwe ontwikkeling welke in onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. In bijlage 6 is deze ontwikkeling ruimtelijk onderbouwd. Op bedrijvenpark Breukelerwaard bestaan tevens plannen voor de vestiging van een cateraar inclusief een horecagelegenheid. Deze plannen zijn echter nog niet concreet genoeg en onvoldoende onderbouwd om in dit bestemmingsplan meegenomen te worden.
P+R voorziening
De Provincie Utrecht heeft het initiatief genomen tot verbetering van de Park + Ride mogelijkheid door het realiseren van een gebouwde parkeervoorziening dichtbij het station aan de oostzijde van de spoorlijn. NS-station Breukelen is een belangrijke schakel in het openbaar-vervoernetwerk in de regio Utrecht. Vanaf dit station zijn er per trein verbindingen in de richting Amsterdam, Gouda en Utrecht. Streekbussen die het station bedienen geven verbinding in de richting Breukelen-dorp, Kockengen en Mijdrecht. Veel treinreizigers bereiken het station per fiets. Daarnaast kent station Breukelen al lange tijd veel Park + Ride gebruik. Hiertoe zijn in de uitgangssituatie twee parkeerterreinen in gebruik: één direct bij het station aan de oostzijde van de spoorlijn (capaciteit circa 200 parkeerplaatsen) en één op iets grotere afstand in de bocht van de Amerlandseweg / Kanaaldijk West (capaciteit circa 100 parkeerplaatsen).
In de dagelijkse praktijk komt het vaak voor dat beide Park + Ride terreinen volledig zijn bezet (samen 300 auto’s). Dat is nadelig voor de aantrekkelijkheid van het station en het gebruik van
de trein. Door het realiseren van een gebouwde parkeervoorziening wordt de beschikbare parkeercapaciteit vergroot en kunnen meer auto’s op korte afstand van het station parkeren. Hierdoor wordt de aantrekkelijkheid van het station en van het gebruik van het openbaar vervoer vergroot. Het is de bedoeling om te komen tot realisatie van een gebouwde voorziening met ruimte voor minimaal 400 parkeerplaatsen (uitgaande van wat fysiek en realistisch in te passen is) met een maximal bouwhoogte van 9 meter. In bijlage 7 is deze ontwikkeling ruimtelijk onderbouwd.
Navolgend wordt beschreven hoe een en ander in de regels is vastgelegd.
5.2 Bestemmingsregeling
In deze paragraaf wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen.
5.2.1 Algemeen
Het bestemmingsplan geeft actuele regels voor bebouwing en gebruik waarbij de bestaande situatie met de daarbij behorende rechten uitgangspunt is. Voor zover uitvoering van het bestemmingsplan een gemeentelijke taak is, ligt deze vooral op het vlak van beheer en handhaving van de regelingen.
Bij het opstellen van de bestemmingen en de bestemmingsplanregels zijn een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. Voorts is het afgestemd op de standaard methodiek van de gemeente en de recent opgestelde bestemmingsplannen.
De inhoud en de methodiek voldoen aan de bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de ‘Standaard Vergelijkbare BestemmingPlannen’ (SVBP 2008), de landelijke standaard voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.
In het plan zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders (het bevoegd gezag) kunnen hiervoor een omgevingsvergunning verlenen.
De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk I: Inleidende regels, waarin onder meer de begripsbepalingen, dat wil zeggen wat in dit hoofdstuk onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Daarnaast zijn de meetvoorschriften opgenomen, waarin de wijze van meten die in dit plan moet worden gehanteerd, is aangegeven.
- Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, waarin de op de kaart aan de gronden gegeven bestemmingen zijn verklaard, is bepaald waarvoor deze mogen worden gebruikt, wat hierop mag worden gebouwd en in welke vorm.
- Hoofdstuk III: Algemene regels, zoals de antidubbeltelregeling, algemene bouw-, gebruiks-, aanduidings-, afwijkings-, wijzigings- en procedureregels.
- Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotregel.
Naast de bestemmingsplanregeling gelden nog (vele) andere wettelijke regelingen voor het gebied. Deze wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft staan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.
Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij ook zo zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een andere procedure doorlopen dient te worden.
5.2.2 De bestemmingen
In het plangebied zijn meerdere bestemmingen (enkel- en dubbelbestemmingen) weergegeven. Hieronder wordt een nadere beschouwing gegeven van deze bestemmingen.
Enkelbestemmingen
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Deze bestemming is toegewezen aan het landelijk gebied in het noordelijke en zuidelijke deel van het plangebied. De bestemming is met name gericht op het uitoefenen van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten alsmede op het behoud en herstel van de landschapswaarden, extensief recreatief medegebruik en voor een bedrijfswoning. De bestemming kent twee bouwvlakken ten behoeve van agrarische bedrijven aan de Parallelweg en Ter Aaseweg.
De belangrijkste landschapswaarden zijn de openheid van de graslanden en het strookvormige verkavelingspatroon met bijbehorende sloten. Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en overige bijgebouwen te worden gesitueerd volgens de op de verbeelding en in de regels opgenomen bouwregels. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor extensief recreatief medegebruik. Agrarische bouwvlakken mogen, met inachtneming van de van toepassing zijnde bouwregels, in principe volledig worden bebouwd mits dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Buiten het bouwvlak is ruimte voor ontsluitingswegen, groenvoorzieningen, water en dergelijke. Via afwijking met een omgevingsvergunning kan de grens van het bouwvlak overschreden worden als dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is, hetgeen door middel van een bedrijfsplan moet worden aangetoond, de overschrijding milieuhygiënisch inpasbaar is en de bestaande en beoogde landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
Ten behoeve van het toestaan van paardenbakken, het africhten of trainen van paarden of het uitoefenen van de paardensport in een paardenbak is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen. Ook om te kunnen voorzien in mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen. Dit betekent dat deze ontwikkelingen onder voorwaarden mogelijk zijn.
Ten aanzien van bescherming van de aanwezige en beoogde landschapswaarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Middels een wijzigingsbevoegdheid kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' wijzigen om zodoende een tweede bedrijfswoning, vergroting van het bouwvlak, een ander bedrijf of een woonbestemming toe te staan.
Artikel 4 Bedrijf
In het landelijk gebied is aan de Parallelweg 4 een bedrijf gevestigd waarvan de activiteiten zijn gericht op sloop- en grondwerkzaamheden. Dit bedrijf alsmede de bijbehorende bedrijfswoning zijn expliciet toegestaan binnen het bestemmingsvlak. In de regels en op de verbeelding zijn de maatvoeringseisen ten aanzien van de toegestane bouwwerken vastgelegd.
Het bevoegd gezag kan afwijken van de bestemming en zodoende een ander bedrijf, welke naar aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met de toegestane bedrijven, toestaan. Hierdoor is sprake van enige flexibiliteit.
Artikel 5Bedrijf - Nutsvoorziening
De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is toegekend aan het hoogspanningsverdeelstation aan de Ter Aaseweg. Binnen deze bestemming zijn nutsvoorzieningen toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken, erfbeplanting en dergelijke. In de regels en op de verbeelding zijn de maatvoeringseisen ten aanzien van de toegestane bouwwerken vastgelegd.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
Het tankstation aan de Rijksweg A2 is bestemd als 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen metlpg'. Deze bestemming biedt de mogelijkheid om naast motorbrandstoffen ook lpg en aan de reis gerelateerde producten te verkopen. In de regels en op de verbeelding zijn de maatvoeringseisen ten aanzien van de toegestane bouwwerken vastgelegd.
Artikel 7 Bedrijventerrein-1 en artikel 8 Bedrijventerrein-2
Deze bestemmingen zijn toegewezen aan de bestaande bedrijventerreinen. Gelet op de verschillen in enerzijds het bedrijventerrein Breukelerwaard en anderzijds de bedrijventerreinen, Merwedeweg en Keulschevaart zijn er twee bedrijventerrein bestemmingen opgenomen. Belangrijkste onderscheid zijn de regels ten aanzien van kantoren, bedrijfswoningen en volumineuze detailhandel.
Binnen deze bestemmingen zijn bedrijven in verschillende categorieën, met uitzondering van bevi- (tenzij bestaand) en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, toegestaan. Daarnaast is het mogelijk bedrijfswoningen en zelfstandige kantoren op te richten (ter plaatse van de aanduidingen) en kunnen bestaande bedrijven blijvend geëxploiteerd worden. De gronden dienen tevens gebruikt te worden voor interne ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, erven en dergelijke. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringseisen ten aanzien van de bouwwerken opgenomen en gebruiksregels met betrekking tot het toegestane gebruik.
Ten behoeve van een aantal specifieke functies, die niet overal toegestaan zijn, zijn op de verbeelding aanduidingen opgenomen. Dit betreffen ondermeer de locaties waarop detailhandel, zelfstandige kantoren, bedrijfswoningen, een school en een gasontvangstation toegestaan zijn.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen om bijvoorbeeld een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken te voorkomen. Voorts kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels en een bedrijfswoning alsmede zwaardere categorieën van bedrijven en detailhandel toestaan, mits wordt voldaan aan daartoe gestelde voorwaarden.
In het kader van flexibiliteit zijn in het plan wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Zodoende kan het bestemmingsplan worden gewijzigd om een ander bedrijf dan de ter plaatse toegestane bedrijven toe te staan, mits dit bedrijf qua milieuhinder vergelijkbaar is. Daarnaast is het mogelijk middels een wijziging bevi-inrichtingen en motorbrandstofverkooppunten met lpg toe te staan.
Artikel 9 Cultuur en ontspanning
Aan de Kortrijkse molen is de bestemming 'Cultuur en ontspanning' toegekend. Op grond van deze bestemming is enkel een molen met bijbehorende voorzieningen ter plaatse toegestaan.
Artikel 10 Groen
Deze bestemming regelt het openbaar groen met de daarbij behorende voorzieningen zoals deze vaak voorkomen in groenstroken, bijvoorbeeld speelvoorzieningen, water, extensief recreatief medegebruik en paden en wegen. Het parkeren van motorvoertuigen, waaronder auto's en dergelijke, zijn binnen de bestemming niet toegestaan, ook niet op aangebrachte verhardingen. Het parkeren van een voertuig is immers niet 'ten dienste van' de groenbestemming.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen om bijvoorbeeld een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken te voorkomen.
Omdat sprake is van beschermingswaardig gebied, is voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig. Hierdoor wordt aantasting van de groenbestemming voorkomen.
Artikel 11 Horeca - 1 en artikel 12 Horeca - 2
In het plangebied zijn twee horecabedrijven gevestigd, te weten het Hotel Breukelen (Van der Valk) aan de Rijksweg A2 en een parenclub aan de Laan van During. Omdat sprake is van twee verschillende vormen van horeca zijn de betreffende horecabedrijven aangeduid middels een categorie. De gebouwen en de bedrijfswoning aan de Laan van During dienen opgericht te worden in het bouwvlak. Buiten het bouwvlak - voor zover deze niet gelijk is aan het bestemmingsvlak - zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan. De maatvoering is opgenomen in de regels en op de verbeelding. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van een horecavoorziening (McDonald's) aan de rotonde bij de afrit van de A2 is een aparte horecabestemming (Horeca -2) opgenomen.
Artikel 13 Natuur
De natuurgebieden in het plangebied zijn bestemd voor duurzame instandhouding van de natuur, versterking van de natuurwaarden en behoud van waardevolle doorzichten. Daarnaast zijn groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en bruggen tevens toegestaan.
Op de gronden mogen naast een vogelobservatiehut tevens steigers en overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. In de regels en op de verbeelding zijn maatvoeringseisen ten aanzien van de bouwwerken opgenomen.
Omdat sprake is van beschermingswaardig natuur gebied, is voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig. Hierdoor wordt aantasting van de natuurbestemming voorkomen.
Artikel 14 Verkeer
Binnen deze bestemming zijn wegen met een hoofdzakelijk doorgaand karakter mogelijk. In de bouwregels worden vereisten gesteld waar de bebouwing ten behoeve van de geleiding van het verkeer en de nutsvoorzieningen aan moet voldoen.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
Het spoorwegtracé Utrecht - Amsterdam is bestemd als 'Verkeer - Railverkeer'. Binnen deze bestemming zijn naast railverkeer tevens een openbaar vervoersstation met, ter plaatse van de daarvoor bestemde aanduidingen, spoorwegovergangen of - onderdoorgangen en een brug toegestaan. In de regels zijn de maatvoeringseisen weergegeven.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Binnen deze bestemming zijn wegen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, pleinen, evenementen en standplaatsen mogelijk. In de bouwregels worden vereisten gesteld waar de bebouwing ten behoeve van de geleiding van het verkeer en de nutsvoorzieningen aan moet voldoen. De ligging van het stationsplein en de gronden waarop de P+R parkeergarage voorzien is zijn middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven.
Artikel 17 Water-1 en artikel 18 Water-2
De in het gebied voorkomende relevante watergangen, waaronder het Amsterdam Rijnkanaal en de watergangen langs de Corridor, zijn bestemd als 'Water-1' (ARK) en 'Water-2' (overige watergangen en waterpartijen). Binnen deze bestemming zijn tevens extensief recreatief medegebruik, beschoeiing en steigers mogelijk. In de regels worden eisen gesteld waar de bebouwing aan moet voldoen.
Omdat sprake is van beschermingswaardige watergangen en aangrenzende gronden, is voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig. Hierdoor wordt aantasting van de bestemming voorkomen.
Artikel 19 Wonen
Binnen deze bestemming staat het wonen centraal. Naast wonen mag ook in de woning onder voorwaarden worden gewerkt. Bij het onderdeel ‘begrippen’ van deze toelichting op de regels is daar bij stil gestaan. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat de gronden binnen deze bestemming mogen worden gebruikt ten behoeve van wonen.
Het bestemmingsplan heeft een sterk consoliderend karakter voor wat betreft het bestaande gebruik van gronden en opstallen alsmede de omvang van de bouwwerken. Een woning kan alleen worden vergroot binnen de bouwmogelijkheden van het bouwvlak. Buiten het bouwvlak zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan. In de regels en op de verbeelding zijn de maatvoeringseisen waaraan bouwwerken moeten voldoen weergegeven. Tevens zijn in de regels enkele specifieke gebruiksregels opgenomen. Deze regels stellen voorwaarden aan het uitoefenen van een beroep aan huis en geven aan wanneer het gebruik van een gebouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan.
In het plangebied komen zowel woningen in het landelijk als het stedelijk gebied voor. Deze woningen hebben in de vigerende planologische situatie andere bebouwingsmogelijkheden. Door middel van het opnemen van de aanduiding 'maximaal volume' voor de woningen in het landelijk gebied, wordt aan dit verschil tegemoet gekomen.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen om bijvoorbeeld een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken te voorkomen.
Dubbelbestemmingen
Artikel 20 Leiding - Gas
De bestemming ‘20 Leiding - Gas’ is opgesteld ter bescherming van de aanwezige ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Na goedkeuring van de leidingbeheerder kan een omgevingsvergunning worden verleend voor uitvoeren van werken en werkzaamheden en voor de bouw van bouwwerken.
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
De bestemming ‘21 Leiding - Hoogspanningsverbinding’ is opgesteld ter bescherming van een bovengrondse 150kv hoogspanningsleiding. De dubbelbestemming is ter breedte van 27 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding opgenomen. Er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Ook ten dienste van de basisbestemming mag gebouwd worden mis goedkeuring wordt gevraagd van de beheerder van de leiding. Na goedkeuring van de leidingbeheerder kan een omgevingsvergunning worden verleend voor uitvoeren van werken en werkzaamheden en voor de bouw van bouwwerken.
Artikel 23 Leiding - Water
De bestemming ‘Leiding - Water’ is opgesteld ter bescherming van de aanwezige ondergrondse watertransportleiding. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Na goedkeuring van de leidingbeheerder kan een omgevingsvergunning worden verleend voor uitvoeren van werken en werkzaamheden en voor de bouw van bouwwerken.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1/ 25 Waarde - Archeologie 2/ Artikel 26 Waarde - Archeologie 3/ Artikel 27 Waarde - Archeologie 4/ Artikel 28Waarde - Archeologie 5
Er zijn vijf bestemmingen Waarde Archeologie opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen deze bestemmingen kan op basis van een uit te voeren archeologisch onderzoek
afgeweken worden van de bouwregels. Een omgevingsvergunning moet aangevraagd worden indien werkzaamheden worden verricht die de bodem zullen roeren, specifiek uitgelegd in de betreffende regels. Ook hierop zijn enkele uitzonderingen, zoals bij normaal onderhoud. Het gaat om de volgende vier archeologische bestemmingen, gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaarten.
Voor archeologische monumenten geldt de bestemming Waarde - Archeologie 1, voor gebieden met een zeer hoge verwachting geldt de bestemming Waarde - Archeologie 2, op grond van beide bestemmingen is bij bodemingrepen groter dan 50 m2 reeds archeologisch onderzoek nodig. Bij de bestemming Waarde - Archeologie 3 geldt dit bij ingrepen groter dan 500 m2, bij Waarde - Archeologie 4 bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en bij de bestemming Waarde - Archeologie 5 gelet op de zeer lage verwachting pas bij ingrepen groter dan 10 hectare.
Artikel 29 Waterstaat - Keur
De bestemming 'Waterstaat - Keur’ is opgesteld om de hoofdwatergangen en waterkeringen in het beheergebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en de bijbehorende beschermingszones te beschermen. Er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Ook ten dienste van de basisbestemming mag gebouwd worden mits goedkeuring wordt gevraagd aan de beheerder van de waterkering. Na goedkeuring van de beheerder van de watergang en/of waterkering kan een omgevingsvergunning worden verleend voor uitvoeren van werken en werkzaamheden en voor de bouw van bouwwerken.
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
De bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ is opgesteld om de waterkeringen en de bijbehorende beschermingszones te beschermen. Er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Ook ten dienste van de basisbestemming mag gebouwd worden mits goedkeuring wordt gevraagd aan de beheerder van de waterkering. Na goedkeuring van de beheerder van de waterkering kan een omgevingsvergunning worden verleend voor uitvoeren van werken en werkzaamheden en voor de bouw van bouwwerken.
5.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
Artikel 31 Antidubbeltelregel
De antidubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
Artikel 32 Algemene bouwregels
Dit artikel regelt enkele algemene aspecten met betrekking tot het bebouwen van gronden.
Artikel 33 Algemene gebruiksregels
Dit artikel regelt enkele algemene aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Artikel 34 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel regelt de algemene aspecten met betrekking tot aanduidingen als de veiligheidszones.
Artikel 35 Algemene afwijkingsregels
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
Artikel 36 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.
Artikel 37 Overige regels
In dit artikel is aangegeven op welke wijze de verwijzing naar wettelijke regelingen gelezen dient te worden en is een strafregel opgenomen.
Artikel 38 Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij het wijzigen van de bestemming en het stellen van nadere eisen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
Artikel 39 Overgangsrecht
Dit artikel regelt ten aanzien van bouwen en gebruik dat bestaande bouwwerken of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
Artikel 40 Slotregel
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan ‘Corridor te Breukelen’ is grotendeels een beheerplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Het plan betreft een herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. Het plangebied is onder te verdelen in de volgende deelgebieden:
- a. te ontwikkelen deelgebieden: het grootste aaneengesloten ontwikkelingsgebied omvat de percelen nabij de afrit van de A2 en het station. Voor deze ontwikkeling is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemers.
- b. nog niet ontwikkelde gronden: op de deelgebieden Breukelerwaard en Keulschervaart is een aantal braakliggende kavels gelegen. Vooralsnog worden voor deze gebieden de bestaande gebruiksmogelijkheden opgenomen.
- c. gronden waarbij het bestaande gebruik positief wordt bestemd: binnen het bestemmingsplan zijn locaties opgenomen waarvan het gebruik strijdig is met het oorspronkelijke bestemmingsplan, maar inmiddels wel zijn toegestaan via tijdelijke regelingen danwel jarenlang zijn gedoogd. Intentie is het feitelijke gebruik te reguleren in het bestemmingsplan Corridor.
- d. gronden waarbij enkel een ondergeschikte verruiming van gebruiksmogelijkheden wordt opgenomen als gevolg van uniformering en toekomstbestendigheid bestemmingsregels: voor verschillende gronden met een andere oorsprong en regeling zal door de samenvoeging in één bestemmingsplan de regelingen worden geüniformeerd. Dit betekent dat naar gelang de oorspronkelijke situatie de gebruiksmogelijkheden verruimd kunnen zijn. Daarnaast kunnen door de actualisatie aan de nieuwe regelingen zoals het Bouwbesluit op gebouw- en perceelniveau de gebruiksmogelijkheden verruimen binnen het bestemmingsplan.
- e. Voor de overige gronden geldt dat enkel de bestaande situatie opnieuw wordt bestemd. In de loop van de jaren is de systematiek van bestemmen gewijzigd. Hierdoor kan het zijn dat op detailniveau ook verruiming van de gebruiksmogelijkheden ontstaat.
Ten aanzien van bovenstaande deelgebieden is overwogen in hoeverre het kostenverhaal voor de gemeente vastgelegd kan worden. Ten aanzien hiervan kan het volgende worden gesteld:
Ad. a. : het kostenverhaal wordt bij de hierin vermelde ontwikkelingen geregeld door middel van een anterieure overeenkomst waarin ook de eventuele planschades kunnen worden gereguleerd. Voor dit deel binnen het bestemmingsplangebied is een exploitatieplan niet nodig.
Ad. b.: ten opzichte van het oorspronkelijke bestemmingsplan zijn de verhaalbare kosten gering aangezien het feitelijke gebruik niet wijzigt ten opzichte van de oorspronkelijke situatie (planschade) dan wel slechts beslaat uit de aansluiting van het perceel op de openbare ruimte of nutsvoorzieningen. Daarnaast is er bij een aantal kavels sprake van een gebruik welke niet verhaald kan worden. Voor dit deel binnen het bestemmingsplangebied is een exploitatieplan niet het geschikte instrumentarium.
Ad. c.: het bestemmingsplan reguleert de feitelijke gebruikssituatie en strijdig gebruik waarbij handhaving achterwege is gebleven door tussentijds directe toestemming of indirecte toestemming. Het exploitatieplan is in deze hiervoor niet het geschikte instrumentarium.
Ad. d. en ad e.: de aangegeven aanpassingen zijn kleinschalig van karakter waarbij geen wijziging van bestemming plaats vindt die financieel vertaald kan worden in een exploitatieplan.
Voor wijzigingsbevoegdheden geldt dat het kostenverhaal te zijner tijd in het kader van de wijzigingsplannen in beeld dient te worden gebracht.
Het opstellen van een exploitatieplan is - gelet op het vorenstaande - dan ook niet aan de orde.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak En Vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan Corridor heeft voor een ieder ter inzage gelegen van 28 september tot en met 8 november 2012. Gedurende deze periode zijn er 22 inspraakreacties en overlegreacties ingediend.
Een samenvatting van de inspraak- en vooroverlegreacties inclusief de gemeentelijke reactie is verwoord in de Nota Inspraak en Vooroverleg welke als bijlage 12 is opgenomen.
7.2 Vaststelling
Met ingang van 22 februari 2013 heeft het ontwerpbestemmingsplan Corridor gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. Er zijn in totaal 16 zienswijzen ontvangen, waarvan 1 met steunbetuiging van 54 omwonenden.
Over het ontwerpbestemmingsplan is op 14 maart 2013 een inloopavond in het gemeentekantoor te Breukelen georganiseerd.
Een samenvatting van de zienswijzen inclusief de gemeentelijke reactie is verwoord in de Nota Zienswijzen welke als bijlage 13 is opgenomen.
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Staat van Inrichtingen
Bijlage 1 Toelichting Bodemfunctieklassenkaart
Bijlage 1 Toelichting Bodemfunctieklassenkaart
Bijlage 2 Tabel Eisen Opslag Grond En Bagger
Bijlage 2 Tabel eisen opslag grond en bagger
Bijlage 3 Advies M.e.r. -Procedure
Bijlage 3 Advies m.e.r. -procedure
Bijlage 4 Nota Van Uitgangspunten
Bijlage 4 Nota van Uitgangspunten
Bijlage 5 Toetsingskader Ontwikkeling Hof Van Breukelen
Bijlage 5 Toetsingskader ontwikkeling Hof van Breukelen
Bijlage 6 Onderzoeken Mcdonalds
Bijlage 6 Onderzoeken McDonalds
Bijlage 7 Onderzoeken P+r Station Breukelen
Bijlage 7 Onderzoeken P+R Station Breukelen
Bijlage 8 Risicoanalyse Spoor
Bijlage 9 Rekenresultaten 1 Groepsrisicoanalyse Spoor
Bijlage 9 Rekenresultaten 1 groepsrisicoanalyse spoor
Bijlage 10 Rekenresultaten 2 Groepsrisicoanalyse Spoor
Bijlage 10 Rekenresultaten 2 groepsrisicoanalyse spoor
Bijlage 11 Besluit En Onderzoek Verkeersontsluiting
Bijlage 11 Besluit en onderzoek verkeersontsluiting
Bijlage 12 Nota Van Inspraak En Overleg
Bijlage 12 Nota van Inspraak en overleg