KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Algemeen
3.2 Ontstaansgeschiedenis
3.3 Ruimtelijke Analyse
3.4 Functionele Analyse
Hoofdstuk 4 Uitgangspunten Bestemmingsplan
4.1 Inleiding
4.2 Kwaliteiten
4.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Bodem
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Geur
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Watertoets
5.9 Flora En Fauna
5.10 Duurzaam Bouwen
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Beschrijving Planvorm
6.3 De Regels
6.4 De Verbeelding
6.5 Toepassing En Handhaving Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Uitvoerbaarheid Bestemmingsplan
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Inleiding
8.2 Inspraak En Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Lijst Met Monumenten
Bijlage 2 Bodemparagraaf
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Aanvullende Memo Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Nota Inspraakreacties En Vooroverleg
Bijlage 6 Zienswijzen Reactienota

Kockengen

Bestemmingsplan - Stichtse Vecht

Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Regels

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Binnen de gemeente Stichtse Vecht is men op het ogenblik bezig verscheidene bestemmingsplannen te herzien en te actualiseren. Het dorp Kockengen maakt onderdeel uit van deze actualiseringsslag.

Om te komen tot een nieuw bestemmingsplan is in februari 2010 een startnotitie opgesteld.
Deze notitie is de eerste stap in het bestemmingsplantraject en vormt de basis voor het nieuwe bestemmingsplan. De uitgangspunten vloeien voort uit een ruimtelijk-functionele analyse van de bestaande situatie en het geldende beleid van de gemeente en hogere overheden.

Om twee redenen heeft herziening van de geldende bestemmingsplannen prioriteit. Ten eerste zijn de geldende bestemmingsplannen verouderd. Hierdoor biedt het plan onvoldoende ruimte aan eventuele (nieuwe) ontwikkelingen. Daarnaast hebben inmiddels diverse planherzieningen plaats gevonden waardoor de samenhang tussen de verschillende gebiedsonderdelen met name qua regelgeving en overzicht verloren is gegaan.

Het herziene bestemmingsplan voor Kockengen moet tenminste 10 jaar meegaan en actueel blijven. Dit is een verplichting vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Per 1 januari2011 is de gemeente Breukelen samengevoegd en heet per die datum 'Stichtse Vecht'. In de tekst, zoals in hoofdstuk 2, wordt soms verwezen naar de gemeente Breukelen. In die gevallen gaat het om de voormalige gemeente Breukelen.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het dorp Kockengen ligt in het Groene Hart, ten westen van Breukelen en de A2. Het dorp ligt langs de Kockengensche Wetering en heeft een directe verbinding via de provinciale weg (N401) met Breukelen.

Op een enkel grasland daargelaten vormt de bestaande bebouwing van Kockengen het uitgangspunt bij het trekken van de plangrens. De plangrens sluit aan op de omliggende plangrenzen van de bestemmingsplannen "Landelijk Gebied West" en "Vierde Kwadrant".

Uitzondering hierop is de locatie Kerkplein 5a. Voor de locatie Kerkplein 5a bestaat het voornemen de bestaande bebouwing te slopen en te vervangen door een nieuwe woning.

Ontwikkelingen zijn op basis van het geldende bestemmingsplan "Kockengen Dorp 1977" niet mogelijk. Voor Kerkplein 5a wordt de geldende bestemming gewijzigd via een separate planologische procedure.
Deze locatie is daarom buiten het integrale bestemmingsplan Kockengen gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0001.jpg"

Figuur: Ligging van het plangebied met plangrens (schematische weergave)

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0002.jpg"

Figuur: Ligging van het plangebied met plangrens (Google Maps)

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

In het gebied gelden op het moment de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Uitwerkingsplan Vastgesteld door gemeenteraad Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten
Kockengen Dorp 1977 1 juli 1977 16 augustus 1978
Kockengen Dorp 1977 1e herziening 28 mei 1996 24 september 2006
Kockengen Dorp 1997 2e herziening 28 februari 2006 3 oktober 2006
Welgelegen 1974 25 oktober 1974 25 juni 1975
Welgelegen I 1975 11 februari 1975 24 september 1975
Welgelegen IA 1976 11 maart 1976 n.v.t.
Welgelegen II 1978 9 augustus 1978 n.v.t.
Welgelegen 1974 1e wijziging 16 december 1976 21 december 1977
Groenlust II 15 november 1983 21 december 1977
Groenlust II A 20 oktober 1987 12 januari 1988
Groenlust II B 5 april 1989 13 juni 1989
Groenlust II C 8 mei 1990 24 juni 1990
Groenlust II D 15 mei 1991 17 september 1991
Groenlust II E 21 december 1993 8 februari 1994
Groenlust II F 9 november 1993 14 december 1993
Groenlust II G 9 april 1996 28 mei 1996
De Werf, Kockengen 18 december 2012

Het nieuwe bestemmingsplan zal bovenstaande bestemmingsplannen vervangen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan is een beleidsdocument dat de ruimtelijke ordening bepaalt. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd wat de bestemming van een stuk grond is. Zo wordt bepaald hoe de gronden gebruikt mogen worden en wat er op mag worden gebouwd.

Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee delen: regels en verbeelding (plankaart), en gaat vergezeld van een toelichting:

  • de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies van de gronden en de zich daarop bevindende opstallen. Per bestemming wordt ook aangeven waar wel of niet mag worden gebouwd met eventueel bijbehorende maximale bouwmaten. In sommige gevallen wordt ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen;
  • de verbeelding; op de verbeelding worden de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven;
  • de toelichting; hierin worden de overwegingen gegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen.

Wat er in de regels en op de verbeelding van een bestemmingsplan staat is voor iedereen juridisch bindend, dus voor burgers, bedrijven, instellingen en ook voor overheden.

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • allereerst wordt in hoofdstuk 2 "Beleidskader" het beleidskader geschetst, waarbinnen de planvorming plaatsvindt. Vooral het planologisch beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod;
  • in hoofdstuk 3 "Bestaande situatie" wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • hoofdstuk 4 "Uitgangspunten bestemmingsplan" bevat een beschrijving van het plan, waarbij de planologische beheeraspecten en de visie ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied aan de orde komen;
  • in hoofdstuk 5 "Milieuaspecten" wordt met name aandacht geschonken aan de milieutechnische randvoorwaarden;
  • hoofdstuk 6 "Juridische aspecten" bevat de juridische planbeschrijving;
  • hoofdstuk 7 "Economische uitvoerbaarheid" bevat de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • in hoofdstuk 8 "Procedure" is ten slotte plaats ingeruimd voor een korte toelichting op het overleg en de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is gebaseerd op de landelijke richtlijn SVBP_2008. De tekenmethodiek is gebaseerd op het IMRO (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de belangrijkste beleidskaders voor het plangebied. Achtereenvolgens wordt het relevante rijksbeleid, provinciaal beleid en het lokale beleid kort samengevat.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De belangrijkste nationale belangen die van toepassing zijn voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:

  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
    In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en leidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
    Het Rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling
    Het rijk beschermt de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het rijk evenals het kustfundament. Ook stelt het rijk de normen voor de primaire waterkeringen, ook die in beheer bij waterschappen;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
    Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
    De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind.

Hoewel het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft wordt waar mogelijk ingespeeld op de beleidsdoelstellingen uit de nieuwe structuurvisie van het rijk. Onder andere door het opnemen van regels ten behoeve van het behoud van waardevolle natuurelementen en cultuurhistorische elementen wordt tegemoet gekomen aan de doelstelling uit de nationale structuurvisie. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig ingegaan op de relevante milieuaspecten zoals bodemkwaliteit, externe veiligheid enzovoort.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

2.2.3 Flora- en faunawet

Per 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet vereist dat inzicht wordt geboden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijke beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of leefgebied zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Wordt de uitvoering van een plan noodzakelijk geacht (maatschappelijke relevantie dient te worden aangetoond) dan zal in het kader van de wet ontheffing bij de provincie Utrecht moeten worden verkregen en zal moeten worden voorzien in compensatie.

2.2.4 Natura 2000

Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren Natura 2000 genaamd. Belangrijke Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit en worden aangewezen als 'speciale beschermingszone'. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (externe werking).

De meest nabij gelegen gebieden zijn "Nieuwkoopse Plassen & de Haeck" en "Oostelijke Vechtplassen" beide op circa 5 kilometer van het plangebied. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 5.9.

2.2.5 Ecologische Hoofdstructuur

Het ruimtelijk beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gebieden is gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Voor deze beschermde gebieden geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke waarden en kenmerken en een 'nee, tenzij'-regime: ruimtelijke ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als deze de wezenlijke waarden en kenmerken niet aantasten. In samenhang met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn ook robuuste ecologische verbindingszones aangewezen. Door deze verbindingszones worden grote ecosystemen (natuurgebieden) met elkaar verbonden, zodat flora en fauna de mogelijkheid heeft om zich tussen de natuurgebieden onderling te verspreiden.

Zowel grenzend ten zuiden als ten noorden van het plangebied ligt bestaande natuur die toebehoord aan de EHS. In paragraaf 3.3.3 en paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op de EHS.

2.2.6 Wet Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Gemeenten zijn op basis van de wet verplicht om bij vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met in de bodem aanwezige en te verwachten archeologische overblijfselen.

Gelet op de Wet op archeologisch monumentenzorg heeft de gemeente Stichtse Vecht in samenwerking met de gemeenten Abcoude, Loenen en Maarssen archeologisch beleid ontwikkeld dat van toepassing is op dit bestemmingsplan.

2.2.7 Nota Belvedere

De Nota Belvedere is een initiatief van het rijk om cultuurhistorie meer te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen. De nota geeft de strategie aan waarbij cultuurhistorie uitgangspunt is voor ruimtelijke planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig; verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultureel erfgoed. Het credo van Belvedere is dan ook 'behoud door ontwikkeling' In het kader van de Nota Belvedere is een aantal cultuurhistorisch waardevolle gebieden en steden geselecteerd. In deze gebieden zijn de cultuurhistorische waarden -in vergelijking tot andere gebieden- van bijzondere betekenis. Het is niet de bedoeling dat hier een restrictief beleid gevoerd moet worden. Wel kunnen de aanwezige potenties benut worden ten behoeve van divers en kwalitatief (ruimtelijk) beleid. Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden moeten als randvoorwaarden worden gegeven aan toekomstige ontwikkelingen.

Cultuurhistorische waarden moeten op een passende manier worden beschermd in het bestemmingsplan.

2.2.8 Rijksbeschermd dorpsgezicht

Met de aanwijzing van een rijksbeschermd dorpsgezicht heeft het rijk tot doel het karakter van een bepaalde plaats te beschermen. Dit houdt niet in het bevriezen van de huidige situatie of het tegenhouden van veranderingen. Het is belangrijk dat nieuwe ontwikkelingen niet ten koste gaan van de historische structuren die de identiteit en waarde geven aan de locatie. In de Monumentenwet, waarop een aanwijzing is gebaseerd, staat dat de gemeenteraad ter bescherming van het dorpsgezicht een bestemmingsplan moet vaststellen.

In het voorliggende bestemmingsplan moeten de historische karakteristieken vertaald worden naar bestemmingen en regels. Het Rijk (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) toetst daarom ook het bestemmingsplan.

2.2.9 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld en is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het huidige plan geldt voor de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie.

Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit “meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken”, adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer.

Waterbeheer is een gezamenlijk proces van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen vindt het kabinet van groot belang. De samenwerking binnen stroomgebieden staat centraal bij de werkwijze van de onderlinge overheden.

Waar mogelijk moet het bestemmingsplan inspelen op het beleid uit het Nationaal Waterplan.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Structuurvisie 2005-2015

Het provinciaal ruimtelijk beleid dat voor Kockengen van toepassing is, is verankerd in de Structuurvisie 2005-2015. Deze structuurvisie betreft feitelijk het Streekplan Utrecht 2005-2015, maar ingevolge de Invoeringswet ruimtelijke ordening wordt het Streekplan nu aangemerkt als structuurvisie.

Op 13 december 2004 is de Structuurvisie Utrecht 2005-2015 vastgesteld. De visie bevat het ruimtelijk beleid voor de provincie Utrecht voor de periode 2005-2015. In de Structuurvisie worden de volgende hoofdbeleidslijnen onderscheiden, als uitwerking van het credo: kwaliteit, uitvoering en samenwerking:

  • Zorgvuldig ruimtegebruik: voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als het landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt.
  • Water: water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vormt water een vertrekpunt.
  • Infrastructuur: de beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties.
  • Verstedelijking: de provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Daarnaast vormen Veenendaal en Woerden belangrijke opvangkernen. Elders in de provincie wordt een terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd.
  • Landelijk gebied: het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit, als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.

Het ruimtelijk beleid is voor een belangrijk deel ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij dient de contrastwerking tussen stad en land te worden versterkt. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.

De plangrens van het bestemmingsplan "Kockengen" komt niet geheel overeen met de rode contour zoals deze is weergegeven in het figuur. De bestaande bebouwing en de plangrenzen van de bestemmingsplannen Landelijk Gebied West" en "Vierde Kwadrant" zijn hiervoor het uitgangspunt geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0003.png"

Figuur - Rode contour Kockengen (Provincie Utrecht)

De Structuurvisie streeft er daarnaast onder andere naar de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Dit kan worden bereikt door in te zetten op duurzame kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken. Leidend hierin is het vinden van een evenwicht tussen leefkwaliteit en de druk op de ruimte.

De Structuurvisie Utrecht is door de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 van rechtswege een structuurvisie geworden.

2.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening

Op 21 september 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. In de verordening is opgenomen hoe wordt omgegaan met provinciaal belang in bestemmingsplannen. De verordening bevat veel instructienormen. Bijvoorbeeld dat de waarden van natuur en landschap beschermd moeten worden, maar niet de wijze waarop. Het bestemmingplan Kockengen neemt waar mogelijk deze instructienormen in acht.

2.3.3 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2025

De provincie Utrecht is momenteel bezig met het maken van een nieuwe ruimtelijke structuurvisie. Hierin komt het ruimtelijk beleid te staan voor de jaren 2013 - 2025. Als eerste stap is een Kadernota Ruimte opgesteld. Daarin staan de hoofdlijnen voor de structuurvisie. Op dit moment is een ontwerp van de structuurvisie gereed. De betrokken gemeenten en maatschappelijke partners zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.

2.3.4 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011

In het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) worden keuzes gemaakt voor het milieu in de provincie Utrecht. Deze keuzes werken door in besluiten over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De ambitie in het Provinciaal Milieubeleidsplan richt zich vooral op het cluster duurzaamheid-klimaat-energie. Het plan richt zich op de mogelijkheden op dit terrein en het vormgeven van de mogelijkheden.

In de Beleidslijn Wro zijn op milieugebied twee bepalingen als ‘provinciaal belang’ benoemd, te weten: stiltegebieden èn de mogelijkheid een beperking op te leggen aan de bebouwingsdichtheid langs transportroutes van gevaarlijke stoffen. Verder is bij de vestiging van risicovolle bedrijven het locatiebeleid, dat ook benoemd is als provinciaal belang, van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0004.jpg"

Figuur - Stiltegebied Provincie Utrecht

Ten zuidwesten van het plangebied ligt één van de veertien stiltegebieden in de provincie Utrecht. In deze gebieden zijn activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden in principe niet toegestaan. De aanwijzing van het stiltegebied heeft geen gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.

2.3.5 Voorloper Groene Hart

De Voorloper Groene Hart is een gezamenlijk document van de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland. De Voorloper bestaat uit een visie op het Groene Hart in 2040 en uit beleid voor de periode tot 2020. Het gezamenlijke beleid gaat over de kernkwaliteiten van het nationaal landschap, het afremmen van bodemdaling, het klimaatbestendig maken van het Groene Hart, landbouw, natuur en recreatie en over wonen en werken. Voor de provincie Utrecht blijven ook zogenoemde 'witte vlekken' in het beleid, die door de provincies zelf ingevuld kunnen worden.

Behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten landschappelijke diversiteit, (veen-)weidekarakter, openheid en rust & stilte staat voorop en vormt voor de drie provincies het uitgangspunt van het beleid. De belangrijkste ruimtelijke opgaven vanuit de kernkwaliteiten zijn:

  1. 1. het behoud en herstel van de landschappelijke diversiteit;
  2. 2. behoud van de waardevolle en unieke (veen-)weidegebieden.

Het gebruik van de in ontwikkeling zijnde Kwaliteitsatlas bij ruimtelijke ontwikkelingen is belangrijk en wordt geborgd in de provinciale structuurvisies. Kockengen maakt in de Kwaliteitsatlas onderdeel uit van het deelgebied 'De Venen' en wordt in de kwaliteitsatlas getypeerd als landschapstype 'veengebied'.

2.3.6 Nota Niet van gisteren

De Nota Belverdere is op provinciaal niveau uitgewerkt met de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en bijbehorende sturingsmechanismen ('veiligstellen' en 'eisen stellen'). De provinciale nota 'Niet van Gisteren, cultuurhistorische hoofdstructuur in de provincie Utrecht/ 2003' heeft de CHS vastgelegd. De nota heeft tot doel het bieden van een inspirerend instrumentarium ter behoud en versterking van cultuurhistorische waarden in de provincie. De cultuurhistorische samenhang in en tussen gebieden dient te worden versterkt, op basis van het gewaardeerde verleden. De ruimtelijke kwaliteit kan daarmee worden verbeterd.

Het toekomstperspectief voor de cultuurhistorische waarden wordt bepaald door de mate van bescherming die aan deze waarden worden geboden. Het bestemmingsplan zal voldoende aandacht moeten besteden aan het 'veiligstellen' van de cultuurhistorische waarden wat voor het Kockengen geldt als sturingsmechanisme.

2.3.7 Grondwaterplan 2008-2013

Het Grondwaterplan beschrijft hoe de provincie Utrecht in deze periode de beschikbare voorraad zoet grondwater beschermt en beheert en het gebruik ervan onderwerpt aan wettelijke bepalingen en regelingen. Uitgangspunt hierbij is dat de hoeveelheid en kwaliteit van grondwater geschikt is voor duurzaam gebruik door mens en natuur.
Het plan speelt in op recente ontwikkelingen als veranderende wetgeving, Europese richtlijnen (Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, Natura 2000), de aanpak van verdrogingsbestrijding (TOP-gebieden) en het toenemend gebruik van de ondergrond voor winning van energie.

Het Grondwaterplan bevat een uitvoeringsgerichte uitwerking van het beleid. De watertoets is één van de uitwerkingen die van toepassing is voor dit bestemmingsplan. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten opstellers van nieuwe ruimtelijke plannen een watertoets uitvoeren. Daarmee wordt al in een vroeg stadium, te weten de planfase, rekening gehouden met de consequenties van ruimtelijke maatregelen voor bodem en grondwater.

In het plangebied en in de omgeving ervan komen geen gebieden voor die in het grondwaterplan bestemd zijn als boringsvrije zone, 100 jaarszone, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Het voorontwerp van dit plan wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Eventuele opmerkingen zullen in dit bestemmingsplan worden opgenomen.

2.3.8 Waterbeheerplan 2010 - 2015 "Water Voorop"

Op 28 oktober 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 ingegaan. In dit beheerplan geeft het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden aan hoe het zorgdraagt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem en daarmee een betere leefomgeving van mens, dier en plant. Het plan bevat een overzicht ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te halen.

Het Waterbeheerplan bestaat uit drie delen. In het deel Strategie is beschreven hoe ingespeeld wordt op (maatschappelijke) ontwikkelingen als klimaatverandering en verstedelijking, wat de visie voor de lange termijn is en welke ambities het waterraadschap heeft voor de planperiode. Dit vormt de basis voor de uitvoeringsstrategie. De kern daarvan is een proactieve opstelling: samen met de partners wil het waterschap in het gebied maatregelen realiseren. Hierbij is communicatie van groot belang. Het tweede deel, Beleids- en uitvoeringsplan, beschrijft voor elk beleidsthema de belangrijkste doelen en te nemen maatregelen. Het laatste deel is een achtergronddocument over de Europese Kaderrichtlijn Water.

Met betrekking tot beleid en uitvoering richt het hoogheemraadschap zich in de planperiode vooral op het uitwerken en uitvoeren van de opgaven die samenhangen met voldoende water. De beleidsthema's daarbij zijn:

  • Wateroverlast;
  • Watertekort;
  • Grond- en stedelijk waterbeheer;
  • Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR), peilbesluiten en watergebiedsplannen;
  • Verdroging van de natuur.

Eén van de doelen van het hoogheemraadschap is actuele peilbesluiten vast te stellen voor zijn beheergebied. Dit vindt bij voorkeur plaats via de integrale, gebiedsgerichte plannen. Ook in de vorige planperiode (2003-2007) zijn al zulke watergebiedsplannen gemaakt.

Waar mogelijk moet het bestemmingsplan inspelen op het beleid uit het Waterbeheerplan.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie 2002

In de structuurvisie 2002 wordt aangegeven dat de gemeente Breukelen haar huidige inwonertal in ieder geval wil handhaven. Daarnaast worden in de Structuurvisie de volgende (algemene) uitgangspunten voor de gemeente benoemd, te weten:

  • een gezonde afspiegeling van de bevolking;
  • een duurzame ruimtelijke ontwikkeling;
  • ruimte voor ontspanning en recreatie;
  • intensivering van ruimtegebruik op bestaande locaties;
  • behoud van groen;
  • stimuleren van ruimtelijke kwaliteit (cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur);
  • ruimte voor woningbouw in ieder dorp;
  • bij functiewijziging denken aan woningbouw.

In de structuurvisie is aangegeven dat in de noord-oosthoek van Kockengen een van de weinige nog te realiseren bouwpotentiëlen van de gemeente ligt. Dit zogenoemde 'Vierde Kwadrant' maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De bouwontwikkeling dient te voldoen aan een aantal randvoorwaarden om de status van Kockengen als Groene Hart dorp te waarborgen.

2.4.2 Woonvisie 2008-2012

De woonvisie van de gemeente Breukelen spreekt van de volgende ambitie op het beleidsveld wonen: “We werken aan een gevarieerd aanbod in huisvesting voor de huidige bevolking, waarbij men in onze gemeente veilig, prettig en verantwoord kan wonen”. De beleidsdoelen luiden als volgt:

  • Passend huisvesten van de inwoners in de diverse kernen van Breukelen (‘huidige bevolking’);
  • Bieden van gevarieerde en duurzame woonmilieus (‘gevarieerd aanbod’);
  • In stand houden van het bestaande voorzieningenniveau (‘verantwoord wonen’);
  • Behouden van het groene karakter (‘veilig, prettig’).

In de periode 2008 – 2012 is de gemeente Breukelen voornemens 390 woningen te realiseren. Het gaat dan om 78 woningen per jaar. In Kockengen vormt het gebied Vierde Kwadrant, dat gelegen is buiten het plangebied, de locatie om invulling te geven aan de woningbouwopgave.

2.4.3 Landschapsontwikkelingsplan Breukelen – Loenen (LOP)

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) geeft een visie op de gewenste ontwikkelingen in het buitengebied. De visie vormt een toetsingskader voor initiatieven. In het gebied liggen diverse opgaven voor de toekomst:

  • een landschappelijke opgave in het versterken van de identiteit en ruimtelijke samenhang van verschillende deelgebieden en het open houden van agrarisch veenweidegebied;
  • een wateropgave in de vernatting van het veen door natuurlijk peilbeheer en in
    waterbergingsgebieden;
  • een natuuropgave door het realiseren van reeds aangewezen nieuwe natuurgebieden met name langs de Vecht en aansluitend op de Vechtplassen en diverse ecologische verbindingszones langs de Vecht de Aa, de Angstel en andere waterlopen en bermen en het verstreken van weidevogelgebieden en lokale natuurwaarden;
  • de landbouwopgave, gericht op een grootschalig landschap met melkveehouderij en mogelijkheden vergroting, verbreding of verdieping;
  • de recreatieve opgave met de Vechtplassen als kerngebied voor watersport en een recreatief netwerk langs de Vecht en in veenweidegebied.

Het LOP geeft aan dat handhaving van bestaande landschapswaarden moet worden gewaarborgd door het voeren van een goed ruimtelijk ordeningsbeleid, door onder andere het bestemmingsplan.

In het uitvoeringsprogramma van het LOP staat aangegeven dat het bouwplan 4e kwadrant landschappelijk ingepast moet worden. Daarnaast moet tussen Kockengen en de N401 ruimte komen voor moerasontwikkeling en waterberging. Verder dient de waterloop Bijleveld in Kockengen en naar het zuiden toe hersteld te worden als doorgaande waterloop. Deze ontwikkelingen maken echter geen deel uit van het voorliggende conserverend bestemmingsplan.

2.4.4 Beeldkwaliteitplan Breukelen en Loenen

De doelstelling van het beeldkwaliteitplan buitengebied is om de bestaande beeldkwaliteit van het landelijk gebied te behouden en te versterken. Het plan richt zich op de ruimtelijke en landschappelijke samenhang van bepaalde structuren. Ook gaat het in op de landschappelijke kwaliteiten van erven, erfinrichtingen en beplantingen. Het beeldkwaliteitplan vormt een bindend toetsingskader voor de uitwerking van een nieuwe ontwikkeling.

Kockengen is gelegen in het gebied Veenweidelandschap-West. Het grootste gedeelte van het bestemmingsplan "Kockengen" is gelegen in de bebouwingskern. Het beeldkwaliteitplan Breukelen en Loenen gaat niet over dit deel. De Wagendijk, het in het westen gelegen lint, valt wel onder het beeldkwaliteitplan.

Voor het lint gelden algemene richtlijnen om de kwaliteiten te behouden en te versterken. De richtlijnen zijn:

  • behouden karakteristieke verschillen en opbouw van het lint;
  • behouden landelijke beeldkwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen;
  • nieuwe ontwikkelingen dienen niet de openheid van de polder aan te tasten;
  • behouden kenmerkende slotenpatroon van de cope-ontginningen;
  • bestaande beplantingen dienen gehandhaafd te blijven;
  • ondergrondse leidingen zo goed mogelijk bundelen in stroken, waardoor er ruimte voor opgaande beplanting in de bermen overblijft;
  • bij nieuwe ontwikkelingen dient de ontwikkelrichting voor iedere situatie opnieuw afgewogen te worden.

Voor het gebied dat wel binnen de het beeldkwaliteitplan valt dient bij eventuele nieuwe ontwikkelingen rekening te worden gehouden met de kaders van het beeldkwaliteitplan.

2.4.5 Archeologische beleidsadvieskaart en archeologisch rapport Vechtgemeenten

Gelet op de Wet op archeologische monumentenzorg hebben de gemeenten Abcoude, Breukelen, Loenen en Maarssen een archeologische verwachtingskaart en de archeologische beleidsadvieskaart, met het daarbij behorende gezamenlijk archeologisch rapport voor de Vechtstreek opgesteld.

In het rapport staat gedetailleerd beschreven wat per gemeente en per locatie verwacht mag worden op archeologisch gebied. De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart geeft gedetailleerd weer wat de archeologische verwachtingen en eventuele aanwezige waarden zijn. De gemeentelijke beleidsadvieskaart met het bijbehorende rapport is gestaafd op uitgebreid archeologisch (bureau)onderzoek. Bij dit onderzoek is onder andere gebruik gemaakt van historische kaarten en eerder uitgevoerde archeologische onderzoeken.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk geeft een uitgebreid beeld van alle voor dit bestemmingsplan relevante aspecten. De paragrafen gaan achtereenvolgens in op de ontstaansgeschiedenis van het Dorp Kockengen, de ruimtelijke structuur, functionele analyse en cultuurhistorie.

3.2 Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Kockengen
Het dorp Kockengen is ontstaan tussen de twee noord-zuid gerichte weteringen de Heicop en de Bijleveld, in de omgeving van de huidige Nieuwstraat/Heicop. Op deze plek zijn de eerste ontginningen in het Copelandschap ontstaan. Langs beide weteringen ontstond plaatselijk lintbebouwing van boerderijen, woonhuizen en bedrijven. Het gebied hiertussen heeft zich ontwikkeld als de kern van het dorp.

Met het opwaarderen van het Kerkpad naar de Kerkweg is het dorp zich gaan uitbreiden aan de andere kant van de Bijleveld. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden vanaf de Kerkweg de eerste uitbreidingen buiten het Lint. Deze uitbreidingen werden gevolgd door de wijken Welgelegen en Groenlust ten oosten van de huidige Dreef. In de laatste decennia is de derde uitbreidingswijk van Kockengen gerealiseerd (Groenlust II). Deze ligt meer aan de zijde van de Kerkweg.

Op dit moment zijn er plannen in voorbereiding om het dorp uit te breiden met een nieuwe woonwijk aan de noordoostzijde van het dorp (vierde kwadrant).

Landschap rond Kockengen
Het landschap rond Kockengen is vlak, open en nat. Het oppervlaktewater staat maar net onder het maaiveld, het gebied watert af in noordoostelijke richting. Natuurlijke hoogteverschillen komen, met uitzondering van de nauwelijks zichtbare kreekruggen, niet voor. Het 'hart' van het dorp is op zo'n rug ontstaan. Zowel de bodem (veengronden) als het reliëf (veenvlakten) zijn zeer homogeen.

Het oorspronkelijke veenmoerasgebied is vanaf de 12e eeuw ontgonnen door middel van zogenoemde cope-ontginningen. Namen als Teckop, Gervescop en Oukoop herinneren hier aan. Ook Kockengen en Portengen zijn van oorsprong cope-ontginningen. Vanaf een ontginningsdijk werd volgens een vaste maatvoering ontgonnen gebied uitgegeven. Min of meer haaks op een dergelijke dijk werden parallelle sloten gegraven om het water af te voeren.

3.3 Ruimtelijke Analyse

De belangrijkste elementen van de ruimtelijke hoofdstructuur van Kockengen zijn de lijnelementen, te weten:

  • de weteringen Heicop en de Bijleveld;
  • de oude linten Voorstraat en Heicop met het daartussen gelegen oude dorp;
  • de Dreef en Kerkweg als belangrijke ontsluitingswegen van het dorp;
  • ten noorden van het dorp vormt de provinciale weg (N401) een harde grens met het omliggende landschap.

3.3.1 Ruimtelijke structuur

Het oude deel van Kockengen, tussen de watergangen Heycop en De Bijleveld heeft een meer organisch gegroeide structuur. Hier is geen sprake van gelijkvormigheid van bebouwing of kavels. Functiemenging komt van oudsher voor op deze plek. Zo zijn woningen, voorzieningen en (voormalige) agrarische bedrijven door elkaar aanwezig. In de omgeving van de Nieuwstraat, Voorstraat en het Kerkplein zijn van oorsprong de voorzieningen te vinden. De bebouwing kenmerkt zich door een hoge mate van individualiteit en staat in dit deel van Kockengen dicht op elkaar. Naar het noorden en zuiden toe neemt de bebouwingsdichtheid af. Alhoewel de woonfunctie hier overheerst, is enkele plekken sprake van een andere functies.

In de vanouds aanwezige structuur zijn geen structurele wijzigingen aangebracht. Plaatselijk zijn in de loop van de tijd ondergeschikte wijzigingen gerealiseerd in de vorm van nieuwbouw.

De Kerkweg vormt van oudsher de verbinding met Portengen. Langs deze straat bevindt zich op enkele plekken vooroorlogse woonbebouwing.

Het 'nieuwe' deel van Kockengen ten oosten van De Heycop en ten noorden van de Kerkweg heeft een planmatige structuur en bestaat uit de naoorlogse woonwijken. De verkaveling is voornamelijk rechthoekig. Uitzondering hierop is het kwadrant Groenlust II. Dit heeft weliswaar een meer organische vorm maar is desondanks wel planmatig aangelegd in een typische woonervenstructuur. Deze wijk houdt het in mindere mate rekening met de bestaande (landschappelijke) karakteristieken van Kockengen. De huidige randen van het dorp zijn vrij hard. Bebouwing en tuinbeplanting grenzen vrijwel direct aan de open weilanden.

3.3.2 Verkeersstructuur

Aan de westkant van het dorp vormt de Voorstraat samen met de Wagendijk en de aanliggende bebouwing de grens. De Kerkweg en zijn bebouwing vormt de zuidelijke grens. Vanaf deze wegen vindt de ontsluiting plaats van de rest van het dorp volgens de vrijwel lineaire ontsluitingswegen.

Vanaf de provinciale weg (N401) wordt het dorp ontsloten door verschillende wegen, te weten de Wagendijk en de Dreef. De Dreef is de directe ontsluiting. De Wagendijk loopt in eerste instantie parallel aan de provinciale weg alvorens hier op te ontsluiten. Het oostelijk deel van het dorp maakt veel gebruik van de ontsluiting middels de Kerkweg en de Portengen.

3.3.3 Landschap en natuurwaarden

Binnen het dorp wordt de groenstructuur gevormd door een aantal binnen de wijken gelegen parken. Daarnaast spelen de laanbeplantingen langs watergangen en wegen een belangrijke rol bij de groene beleving van het dorp.

Het aanwezige groen in de omgeving van Kockengen bestaat voornamelijk uit grasland. Op sommige plekken komen enkele kleine geriefhoutbosjes voor die kenmerkend zijn voor het landschap. Ook staan er enkele forse solitaire bomen die door het weidse landschap van ver herkenbaar zijn. Tussen de Dreef en het Bijleveld ligt een wat groter, kunstmatig aangelegd, groengebied.

In de omgeving van het plangebied zijn voornamelijk oost-west georiënteerde kavelsloten met daartussen enkele noord-oost gerichte koppelingen. In de wijken is water opgenomen om zorg te dragen voor de afwatering van hemelwater. Hiervoor is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande waterlopen. Ten noorden van het dorp ligt een wat meer (kunstmatig aangelegd) waterrijk gebied.

Ecologische verbindingszone
De Bijleveld is in de Structuurvisie Utrecht 2005-2015 aangewezen als ecologische verbindingszone tussen Polder Groot Wilnis-Vinkeveen, polder Haarrijn en de Bethunepolder. Deze zone vormt de zuidelijke verbinding tussen de aanwezige en te ontwikkelen natuurgebieden in De Venen en het Vecht- en Plassengebied. Verder vormt het de zone tussen de hiervoor genoemde gebieden en de vochtige loofbossen en schraallanden rond Haarzuilens. Met name wordt er gestreefd naar nat schraalgrasland. Binnen de zone valt het bestaande natuurgebied ten noorden van het dorp Kockengen. Dit gebied valt voor een klein deel binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan.

Zowel grenzend ten zuiden als ten noorden van het plangebied ligt bestaande natuur die toebehoord aan de Ecologische Hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0005.png"

Figuur - Ecologische Hoofdstructuur (Provincie Utrecht)

Natura 2000
Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen kwalificeert zich onder zowel de Vogel- als de Habitatrichtlijn. De Oostelijke Vechtplassen zijn gelegen ten oosten van Kockengen op een afstand ongeveer vijf kilometer. Tussen Kockengen en de Oostelijke Vechtplassen ligt ondermeer bebouwing en grootschalige infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0006.jpg"

Figuur - Ligging Kockengen (rode cirkel) ten opzicht van Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen.

Natura 2000-gebied De Oostelijke Vechtplassen bestaat uit een reeks van laagveengebieden tussen de Vecht en de oostrand van Utrechtse heuvelrug. Voor dit gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor acht habitattypen, negen habitatsoorten (waaronder Meervleermuis), negen broedvogelsoorten en acht nietbroedvogelsoorten.

3.3.4 Cultuurhistorie en archeologie

Bij cultuurhistorische waarden gaat het om het geheel van en de mogelijke samenhang tussen archeologie, historische geografie, historische bouwkunde en historische stedenbouw. Het plangebied heeft in de Provinciaal ruimtelijke verordening de aanduiding "Veiligstellen cultuurhistorische hoofdstructuur". In deze gebieden is sprake van een grote cultuurhistorische samenhang in tijd en ruimte. Bovendien kennen deze gebieden in het algemeen al geruime tijd dezelfde (economische) functie en ruimtelijke opbouw. In gebieden met deze aanduiding zijn transformaties aanvaardbaar, mits de cultuurhistorisch waardevolle structuren behouden blijven. Grootschalige transformaties zijn echter niet aanvaardbaar, tenzij er geen reëel alternatief voor de locatie is en de gekozen oplossing de cultuurhistorische waarde zo min mogelijk aantast.

Archeologie
Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart zijn de verwachtingswaarden voor Kockengen in kaart gebracht. De ontginningsbasis, aan de westzijde van Wagendijk en Voorstraat, is een gebied met een hoge archeologische verwachting voor resten van bewoning vanaf de late Middeleeuwen. De historische kern van Kockengen bestaat in grote lijnen uit het bebouwde gebied tussen de Korte Kerkweg en de percelen grenzend aan de Wagendijk. Het gebied dat deel uitmaakt van de historische kern heeft een hoge verwachting voor archeologische resten vanaf de IJzertijd maar met name vanaf de (vroege) Middeleeuwen.

Op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart is de historische kern dan ook aangeduid als AMK-terrein. AMK-terreinen zijn terreinen met hoge archeologische waarden. Bodemingrepen dienen binnen het AMK-terrein voorkomen te worden. Indien toch plannen worden ontwikkeld dan dient voorafgaand archeologisch onderzoek te worden verricht. Daarnaast is in Kockengen een archeologisch monument aanwezig, dit gebied valt binnen de rode omkadering.

Het gebied dat op de verwachtingskaart is aangeduid als AMK-terrein heeft op de verbeelding de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" gekregen. Hetzelfde geldt voor de gronden die op de verwachtingskaart zijn aangeduid als zone met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde.
Indien werkzaamheden worden verricht op gronden waarop de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" van toepassing is, kan onderzoek naar aanwezigheid van archeologische waarden nodig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0007.jpg"

Figuur - Archeologische verwachtingskaart

Cultuurhistorie
Binnen het dorpscentrum bevindt zich een groot aantal rijks- en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. De monumenten bevinden zich met name aan het Kerkplein, Nieuwstraat, Voorstraat en Wagendijk. Het gaat in de meeste gevallen om monumentale woonhuizen maar daarnaast zijn er ook monumentale boerderijen, schuren en kerken aanwezig. In bijlage 1 is een lijst opgenomen met de aanwezige monumenten in Kockengen. Panden waarvan bekend is dat deze sinds de MIP (Monumenten Inventarisatie Project) zijn gesloopt, zijn niet in deze lijst opgenomen. Monumenten zijn in dit bestemmingsplan beschermd door een aanduiding 'karakteristiek'.

Beschermd dorpsgezicht
Het dorpscentrum wordt dermate waardevol geacht, dat het op 8 augustus 1966 is aangewezen als "Beschermd Dorpsgezicht" in de zin van de Monumentenwet.

De structuur van het dorp Kockengen wordt bepaald door het beloop van de twee polderweteringen de Bijleveld en de Heycop. Hoewel een gedeelte van de Bijleveld in het centrum van de oude dorpskern gedempt is, wordt het typische aspect van de aanleg toch altijd nog beheerst door de historische aanleg tussen de beide waterlopen. Hierbij vormt de bebouwing van de kern met kleine dorpshuizen rondom de forse kerk een boeiend contrast met de enkele grote hofsteden aan weerskanten van de kern respectievelijk aan de westzijde van de Bijleveld en aan de oostzijde van de Heycop. In verband met het aspect van de dorpskern aan de oostzijde (bij de Heycop) is vervolgens een drietal boerderijen mede in het dorpsgezicht betrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0008.png"

Figuur - Ligging beschermd dorpsgezicht en monumenten (bron: www.kich.nl)

3.4 Functionele Analyse

In Kockengen is relatief een groot aantal voorzieningen aanwezig. Dit heeft te maken met de vroegere zelfstandigheid van het dorp. In onderstaande worden de voorkomende functies kort beschreven.

3.4.1 Wonen

Vanzelfsprekend is de woonfunctie het meest voorkomend in Kockengen. Het is dan ook gewenst de huidige woonfunctie in het gebied te handhaven en waar mogelijk te versterken. De oudste, nog bestaande woningen uit Kockengen dateren van rond 1600. Naast historische en monumentale woningen in het oude dorp is er een aantal planmatig aangelegde woonwijken (zie paragraaf 3.2) . Door het dorp is een mix te vinden van vrijstaande woningen, tweeaaneen gebouwde woningen en aaneengesloten woningen. Op een enkele plek is sprake van gestapelde woningbouw.

Van nieuwbouw is op beperkte schaal sprake. Aan de Dreef en ten zuiden van de Kerkweg zijn recent enkele woningen gebouwd. Ten zuiden van de Kerkweg zullen in de toekomst mogelijk nog woningen worden gebouwd. In dit bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid.

3.4.2 Voorzieningen

Het centrum van Kockengen heeft naast een woonfunctie ook een centrumfunctie. Op de begane grond zijn detailhandel, bedrijven en voorzieningen gevestigd met wonen op de verdiepingen. De woonfunctie is van belang voor de leefbaarheid van het gebied en wordt daarom in het nieuwe bestemmingsplan positief bestemd. Aanwezig zijn met name winkels in de branche van dagelijkse verbruiksgoederen.

3.4.3 Bedrijven

Verspreid in het dorp bevinden zich enkele bedrijven die zich veelal al lange tijd hier gevestigd hebben. Het gaat om kleinschalige en lichtere vormen van bedrijvigheid zoals een autoverkoop en -reparatiebedrijf, transportbedrijf, een bouwbedrijf en een timmerwerkplaats. In de huidige situatie is dan ook geen sprake van bedrijven die op basis van hun vergunning hinder met zich mee brengen.

Andere vormen van bedrijvigheid bestaan uit kleine detailhandelsbedrijven, een supermarkt en een enkel horecabedrijf. Deze zijn vooral in of net buiten het dorpscentrum gelegen.

Langs de Wagendijk bevinden zich van oudsher de agrarisch bedrijven. In de loop der tijd hebben veel agrariërs hun bedrijf beëindigd, zodat het merendeel van de bebouwing geen agrarische functie meer heeft maar de woonfunctie.

3.4.4 Sport en recreatie

Aan de rand van het dorp bevinden zich sportvelden en een zwembad. Daarnaast bevindt zich in de zuid oostelijke punt van het dorp de tennisclub Kockengen Ltk met vier verlichte tennisbanen. Hier bevindt zich daarnaast ook een sporthal. Er zijn geen plannen om deze voorzieningen uit te breiden danwel te verplaatsen.

3.4.5 Maatschappelijk

Maatschappelijke voorzieningen zijn aanwezig door het hele dorp in de vorm van kerken, een basisschool e.d. Daarnaast bevindt zich aan de Overdorp de zorggroep De Vechtstreek. Verder zijn in Kockengen maatschappelijke voorzieningen aanwezig zoals een apotheek, huisartsenpraktijk, bibliotheek en tandarts. Op de locatie van de voormalige gemeentewerf komt een kerkgebouw naast de brandweerkazerne.

Hoofdstuk 4 Uitgangspunten Bestemmingsplan

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk vormt, samen met de Juridische aspecten (hoofdstuk 6), de kern van de toelichting. In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten verwoord die voort komen uit de ruimtelijk- functionele analyse van de bestaande situatie en het geldend beleid van de gemeente en de hogere overheden.

4.2 Kwaliteiten

Op basis van de bestaande situatie is een aantal ruimtelijke kwaliteiten aan te wijzen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het behouden en waar mogelijk versterken van de kwaliteiten van het dorp. De kwaliteiten houden verband met de ruimtelijke structuur, water- en groenstructuur en de functionele structuur.

De volgende kwaliteiten zijn belangrijk voor het dorp:

  • de herkenbare historische linten (Voorstraat en Heicop);
  • de weteringen Heicop en de Bijleveld;
  • het beschermd dorpsgezicht;
  • de overgang naar het agrarisch gebied aan de westkant.


Landschaps- en natuurwaarden
Het dorp Kockengen is een kleine kern omgeven door agrarisch gebied. Aan de westkant van het dorp is nog duidelijk de oorsprong van het dorp af te lezen: een agrarische nederzetting. De overgang van de dorpsbebouwing naar het landelijk gebied is waardevol. Het bestaande karakter langs de Wagendijk met de (voormalig) agrarische bebouwing is behoudenswaardig.

De aanwezigheid van groen- en waterstructuren in het dorp versterken de leefbaarheid van het woonmilieu. De wetering de Bijleveld en de Heicop dienen dan ook op een passende manier beschermd te worden in het bestemmingsplan.

De Bijleveld heeft in de Structuurvisie Utrecht de aanduiding ecologische verbindingszone. De provincie Utrecht is momenteel nog bezig met het ontwikkelen van de inrichtingsvisie voor de ecologische verbindingszone. Alle ecologische verbindingszones die in de Structuurvisie Utrecht zijn aangegeven behoren tot de ecologische hoofdstructuur.

Het bestemmingsplan Kockengen moet passen binnen het provinciaal beleid. Voor de Ecologische Hoofdstructuur, waar ook de aanwezige Ecologische Verbindingszone binnen valt, betekent dat, dat nieuwe projecten worden getoetst volgens het 'nee, tenzij'-regime. Deze bescherming geldt in eerste instantie voor de watergang zelf. Het beleid van de provincie is om de oevers van de watergangen zoveel mogelijk natuurvriendelijk in te richten.

De bestaande landschaps- en natuurwaarden dienen in het bestemmingsplan beschermd te worden.

Cultuurhistorie
De aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht is van belang voor het bestemmingsplan. Ter bescherming van het dorpsgezicht worden de historische karakteristieken vertaald naar bestemmingen en regels. De begrenzing van het rijksbeschermd dorpsgezicht krijgt dan ook een passende bestemming. Zo ligt het bouwvlak op de huidige voorgevel. Op deze manier wordt voorkomen dat er aan- of uitbouwen worden gerealiseerd die de bebouwing kunnen aantasten.

Daarnaast zijn in het plangebied diverse beschermde monumenten en beeldbepalende panden aanwezig. Ook deze waardevolle bebouwing is in het bestemmingsplan van een passende regeling voorzien.

Archeologische (verwachtings)waarden dienen ook van een passende regeling te worden voorzien.

Molenbiotoop
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de "Kockengse Molen". Een deel van de molenbiotoop, dit is een vrijwaringszone van 100 tot 400 meter, bevindt zich in het plangebied. In de regels is deze biotoop van een regeling voorzien om te voorkomen dat binnen deze biotoop te hoge bebouwing kan worden gerealiseerd welke de windvang kan beperken.

Functionele structuur
Het aanbod van voldoende (en een diversiteit van) functies is van belang voor de leefbaarheid van kleine kernen. De aanwezigheid van een bepaald voorzieningenniveau dat is afgestemd op de schaal van de kern wordt als een belangrijk gegeven ervaren. Het gaat bijvoorbeeld om voldoende aanbod van winkels, sportverenigingen en maatschappelijke voorzieningen. Aangezien het aantal voorzieningen in de loop der jaren een afnemende tendens laat zien, dient in het bestemmingsplan voldoende ruimte te worden geboden voor het behoud van de bestaande voorzieningen en het toestaan van nieuwe voorzieningen. Vooral in het centrumgebied is dit van belang.

In het centrumgebied is sprake van een grote functiemenging: woningen, winkels en bedrijvigheid (dienstverlening) wisselen elkaar veel af. Om deze verscheidenheid aan functies te behouden, en om deze in de toekomst ook mogelijk te laten zijn, is hier zo veel mogelijk gewerkt met een ruime bestemmingsregeling.

Daarnaast is het van belang om het oorspronkelijke karakter van het dorp (een agrarische nederzetting) te behouden. Bestaande in gebruik zijnde agrarische bedrijven mogen niet verder in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. Nieuwe woningbouw wordt in de nabijheid van deze bedrijven niet toegestaan.

4.3 Ontwikkelingen

Doel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie vast te leggen. Nieuwe omvangrijke ontwikkelingen zijn dan ook niet opgenomen.

Ten noordoosten van het dorp wordt de laatste uitbreidingswijk van het dorp gerealiseerd (vierde kwadrant). Met de komst van deze wijk zal een aantal aanpassingen aan de interne ontsluitingsstructuur worden gedaan. In dit bestemmingsplan is deze ontwikkeling niet meegenomen.

Binnen Kockengen lopen een aantal verzoeken voor het herontwikkelen van percelen tot nieuwe functies. Binnen dit bestemmingsplan is er voor gekozen om deze ontwikkelingen niet op te nemen omdat de plannen in veel gevallen nog in een te prematuur stadium zijn om ze goed op te nemen. Het opnemen van nieuwe ontwikkelingen is alleen mogelijk als (uit een document) blijkt dat zekerheid bestaat dat binnen de bestemmingsplanperiode nieuwbouw zal plaatsvinden en hieraan medewerking wordt verleend.

Binnen het dorp zijn alleen achter de Kerkweg en aan de Koningstraat nieuwe woningen voorzien. De planologische procedures hiervoor zijn reeds doorlopen en daarom zijn deze als 'bestaande situatie' opgenomen op de verbeelding. Voor enkele kavels op de locatie achter de Kerkweg is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Dit bestemmingsplan biedt alleen ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen in de vorm van afwijkingsregels.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuaspecten beschreven. In het bestemmingsplan Kockengen worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft hier een beheersplan voor bestaand gebied. Wel zullen een aantal bestemmingen aangepast worden aan het huidige gebruik.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

5.2 Bodem

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen die een gevoeliger bodemgebruik tot gevolg hebben, bouwen, graven/ophogen). Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden of de bodemkwaliteit een belemmering op kan leveren voor de realisatie hiervan. Bijna altijd is het mogelijk om bodem geschikt te maken voor het gewenste gebruik. Het is echter mogelijk dat een plan financieel onuitvoerbaar wordt, bijvoorbeeld omdat de kosten van de sanering te hoog zijn. Om dit in beeld te krijgen zal de kwaliteit van de bodem op de ontwikkelingslocaties vastgesteld moeten worden en zal, ingeval de bodemkwaliteit niet aansluit bij de functie, een inschatting van kosten moeten worden gemaakt om de bodemkwaliteit in overeenstemming te brengen met de beoogde functie. Daarnaast geldt dat de ontwikkelingen een eventueel benodigde aanpak van ernstige gevallen van bodemverontreiniging niet mag frustreren.

Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, dient deze direct te worden opgeruimd. Bij bestaande mobiele verontreinigingen die voor 1987 ontstaan zijn (zogenaamde erfenisgevallen), zal bij de sanering ook naar de kosteneffectiviteit worden gekeken. Uitgangspunt voor verontreinigingen die zich in het grondwater manifesteren is dat deze beheersbaar zijn en blijven.

Bodemonderzoek

Bouwen/slopen
De Woningwet is het wettelijke instrument voor een gemeente om te regelen dat bouwwerken alleen gebouwd worden op grond die daarvoor milieuhygiënisch geschikt is. De eisen die aan een bodemonderzoek ten behoeve van een bouwvergunning gesteld worden zijn o.a. geregeld in het “Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning” en in de “gemeentelijke bouwverordening”. In de gemeentelijke bouwverordening staat dat een bodemonderzoek bij bouwen waar ook gesloopt gaat worden, na de sloop uitgevoerd dient te worden. De strekking hiervan is het tegengaan dat een bodemonderzoek plaatsvindt voordat de bestaande bebouwing wordt gesloopt en eventueel ten gevolge van deze werkzaamheden een bodemverontreiniging optreedt die dan niet wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld als gevolg van de aanwezigheid van asbest). Dit betekent dat het resultaat van een bodemonderzoek niet altijd kan worden overgelegd bij de aanvraag om bouwvergunning. Daarom behoort dit onderzoek tot de bescheiden die ook later kunnen worden ingediend. Of zoals de toelichting bij de bijlage van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning vermeldt: "Dit tijdstip kan in een voorwaarde bij de bouwvergunning worden vastgelegd op basis van het bepaalde in artikel 56 van de Woningwet."

Om een sloopvergunning te kunnen krijgen dient er voorafgaande aan de sloop van een bouwwerk altijd een asbestinventarisatie plaats te vinden. Indien asbest op, in of aan het bouwwerk aangetroffen wordt dient als voorwaarde in de sloopvergunning te worden opgenomen dat de asbesthoudende materialen door een erkend asbestsaneringsbedrijf verwijderd worden. Bij een bodemonderzoek wordt tegenwoordig altijd visueel aandacht besteed aan de aanwezigheid van asbest in de bodem. Pas als voor het te bebouwen terrein een asbestvrij verklaring is afgegeven en het terrein ook verder vrij is van afval en andere ongewenste materialen, kan met de daadwerkelijke bouw worden begonnen.

Functiewijziging
Bij een wijziging van de bestemming of van de functie wordt een bodemonderzoek alleen noodzakelijk geacht wanneer deze wijziging tevens een gevoeligere bodemgebruiksvorm inhoudt (bijvoorbeeld van bedrijvigheid naar wonen).

Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit is sinds 1 januari 2008 van kracht en vormt het nieuwe kader voor het bodembeheer in Nederland. Dit Besluit stelt o.a. regels aan het toepassen en tijdelijke opslag van grond en bagger. Bij bouwplannen en ruimtelijke onderbouwingen wordt nagegaan of de bodemkwaliteit aansluit bij de (toekomstige) functie. Hierbij vormt het Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. In dit besluit wordt onderscheid gemaakt in een aantal bodemfunctieklassen met bijbehorende Maximale Waarden. De gemeente Stichtse Vecht heeft (nog) geen “Gebiedsspecifiek bodembeleid” opgesteld en kent geen bestaande bodemkwaliteitskaart. Daarom dient uitgegaan te worden van de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit die horen bij het Generieke kader.

Bodemfunctieklassenkaart
Inmiddels is een Bodemfunctieklassenkaart voor het hele grondgebied van de gemeente Breukelen vastgesteld. In bijlage 2 is een toelichting opgenomen voor het gebruik van de Bodemfunctieklassenkaart. Tevens is een tabel opgenomen die weergeeft welke vormen van tijdelijke opslag in het Besluit bodemkwaliteit onderscheiden worden en welke eisen hieraan gesteld worden. Tot slot is een deel van de Bodemfunctieklassenkaart (plangebied en directe omgeving) opgenomen in bijlage 2.

De bodemfunctieklasse “Industrie” is aan geen enkel perceel in de gemeente toegekend. Grond die in de bodemkwaliteitsklasse “Industrie” valt kan, onder bepaalde voorwaarden, in grootschalige bodemtoepassingen (GBT) worden gebruikt. Hiervoor is in het Besluit bodemkwaliteit een apart toetsingskader opgenomen. Ook voor het direct verspreiden of tijdelijk opslaan van bagger op aangrenzende percelen is in het Besluit bodemkwaliteit een apart toetsingskader opgenomen.

Bodemsaneringen
Bij saneringen wordt de terugsaneerwaarde bepaald door de bodemfunctieklasse. De bodemfunctieklasse is af te leiden van de Bodemfunctieklassenkaart en het vigerende bestemmingsplan, waarin laatstgenoemde doorslaggevend is voor de bodemfunctieklasse die van toepassing is.

Bodemverontreiniging binnen het plangebied
Binnen het plangebied zijn in het verleden veel sloten gedempt. Omdat de herkomst van het slootdempingsmateriaal niet bekend is, worden de tracés van de gedempte sloten als bodemverdacht aangemerkt. Naast gedempte sloten kunnen als meest voorkomende bodembedreigende activiteiten aangemerkt worden (voorbeeld): opslag oliën en afvalstoffen, ophogingen en aangebrachte verhardingsmaterialen. In bijlage 2 is een overzichtskaartje opgenomen ter illustratie hiervan.

Op een aantal plaatsen binnen het plangebied hebben de bodembedreigende activiteiten daadwerkelijk tot bodemverontreiniging geleid. De locaties met bodemverontreiniging die op het Bodemloket van de provincie Utrecht (bevoegd gezag Wet bodembescherming) zijn geregistreerd zijn weergegeven op de overzichtskaart van bijlage 2. Per geregistreerde locatie zijn de status en eventuele vervolgactie aangegeven.

Conclusie plangebied
Het onderhavige bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, daarom wordt het niet nodig geacht om de algemene bodemkwaliteit vast te stellen voor het plangebied door middel van een integraal bodemonderzoek. Binnen het plangebied is in het verleden een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Veelal gaat het hierbij om onderzoeken met een beperkte oppervlakte. Het plangebied is te groot om hiermee een representatief beeld van de algemene bodemkwaliteit binnen het plangebied te kunnen schetsen. Op basis van de gegevens die thans bekend zijn over de bodemkwaliteit binnen het plangebied wordt verwacht dat de bodem, met uitzondering van de geregistreerde Wbb-locaties, in de bodemkwaliteitsklasse “Wonen” valt.

Bij ontwikkelingen zal de kwaliteit van de grond vastgesteld moeten worden middels een bodemonderzoek dan wel partijkeuring. Onder ontwikkelingen wordt in dit verband niet alleen verstaan bouwen, maar ook het verrichten van graafwerkzaamheden of toepassingen/hergebruik van grond en bagger. Bij deze werkzaamheden wordt dan ook een onderzoek naar de gesteldheid van de bodem van belang geacht om na te gaan of de bodemkwaliteit aansluit bij de gewenste bodemfunctie en om de eventuele hergebruiksmogelijkheden te kunnen bepalen (toetsingskader is het Generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit). Bij ontwikkelingen op geregistreerde Wbb-locaties dient rekening gehouden te worden met de daar bekende bodemverontreiniging.

Omdat het hier om een conserverend bestemmingsplan gaat, zijn er nu geen aandachtspunten vanuit bodem. Als er ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dan moet er wel bodemonderzoek worden verricht.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestiging op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel die is ingedeeld in milieucategorieën waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel).
Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Op het ogenblik komen in het dorp Kockengen geen zware bedrijfsactiviteiten voor (dat wil zeggen bedrijfsactiviteiten hoger dan milieucategorie 2). Deze worden in de toekomst ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Conclusie plangebied
Het gebied heeft van oudsher een gemengd karakter en een rijk verleden als het gaat om wonen en werken. In het gebied zijn woningen, kantoren, winkels en bedrijven naast elkaar gelegen. Met name in het dorpscentrum is een sterke mate van functiemenging. De overige woonwijken in dat gebied kunnen worden getypeerd als rustige woonwijken.

Aangezien dit bestemmingsplan louter de bestaande situatie vastlegt, is geen specifiek onderzoek nodig.

5.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt voor de beoordeling van aanvragen om vergunning in het kader van de Wet milieubeheer het toetsingskader voor de geurhinder vanuit veehouderijen. De Wgv stelt normen aan de geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten en stelt minimale afstanden vast van veehouderijen tot geurgevoelige objecten. Om in beeld te krijgen of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat wordt bij een ruimtelijk plan ook gekeken naar de omgekeerde werking. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  1. 1. agrarisch gerelateerde activiteiten die onder het Activiteitenbesluit vallen;
  2. 2. (fruit)kwekerijen / akkerbouwbedrijven die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen;
  3. 3. veehouderijen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen;
  4. 4. veehouderijen die vergunningplichtig zijn.

In de directe nabijheid van het plangebied is alleen sprake van veehouderijen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen. De volgende bedrijven zijn meldingsplichtig:

  • Wagendijk 17;
  • Wagendijk 31;
  • Wagendijk 55.

Deze bedrijven zijn alle in het verleden vergunningplichtig geweest op grond van de Wet milieubeheer. Met het in werking gaan van het Besluit landbouw milieubeheer zijn deze bedrijven, op grond van artikel 4, lid 3 van het Besluit, onder de werking van het Besluit gekomen. Er moet dan ook rekening worden gehouden met de in paragraaf 1.1.1 genoemde beperkingen. Omdat het bestemmingsplan conserverend is en er dus geen ontwikkelingen tot het oprichten van nieuwe geurgevoelige objecten (bijv. woningen en/of kantoorruimten) zijn voorzien, vormt het bestemmingsplan geen belemmering voor onderhavige bedrijven.

De dunne mest op het perceel Wagendijk 31 heeft op zeer korte afstand (4 meter) van een woning van derden een emissiepunt. Dit voldoet niet aan de normale afstandseis van 100 meter. De vergunde situatie uit het verleden zal worden gerespecteerd.

Aan de afstandseisen omtrent de opslag van vaste mest en de opslag van veevoeder wordt voldaan.

Conclusie plangebied
De genoemde afstanden betreffen veelal vereiste afstanden tussen emissiepunt en gevoelig object dan wel een zogenaamde gevel-gevel afstand. Bij wijzigingen die aangebracht worden in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de grens van het bouwblok van onderhavige agrarische bedrijven. Door de vereiste afstanden in acht te nemen tot de grens van het bouwblok worden de bedrijven niet belemmerd in hun toekomstige ontwikkeling. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met vergunningsvrije bouwmogelijkheden.

Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is en geen nieuwe geurgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, zullen de bedrijven niet verder worden beperkt in hun ontwikkelingsmogelijkheden.

5.5 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Situatie plangebied
Het noordwestelijke deel van het bestemmingsplangebied, waaronder het Kwadrant, valt voor een beperkt gedeelte binnen de geluidszone van de provinciale weg N401. De geluidszone van de N401 bevindt zich 250 meter aan weerszijden van de weg. Het plangebied ligt buiten de geluidszone van de rijksweg A2 en de spoorlijn Woerden-Breukelen. Alle wegen binnen het bestemmingsplangebied hebben een 30 km/uur regime. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Eventuele bouwplannen die buiten de geluidzone van de N401 bevinden, hoeven dus niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. Wel kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij bouwplannen langs 30 km/uur wegen toch akoestisch onderzoek worden verricht.

Circa 200 meter ten zuiden en 250 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich het stiltegebied Kockengen-Teckop (zie ook paragraaf 2.3.4). Regels ten aanzien van het aspect geluid in stiltegebieden zijn vastgelegd in de Provinciale Milieu Verordening (PMV). In de PMV provincie Utrecht Afdeling 3 Geluidhinder worden de verboden, vrijstellingen en ontheffingen genoemd die van kracht zijn in en om stiltegebieden. De aanwijzing van het stiltegebied heeft echter geen gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.

Binnen het bestemmingsplan Kockengen worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Ook laat het bestemmingsplan geen nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige functies toe. Om deze reden hoeft er geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.

5.6 Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5 titel 2, onderdeel luchtkwaliteitseisen, is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden. Omdat hoofdstuk 5 titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat deze nieuwe titel ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de Wet luchtkwaliteit is de EU-kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de daarbij behorende EU-dochterrichtlijnen in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In de Wet luchtkwaliteit (Wlk) zijn grenswaarden opgenomen voor onder meer de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO).

In de Wm zijn verschillende grondslagen opgenomen om te onderbouwen dat een project voldoet aan de wetgeving voor luchtkwaliteit. Deze grondslagen zijn:

  • Niet leiden tot overschrijden van de grenswaarden. Aantonen dat uitvoering van het project niet leidt tot overschrijding van grenswaarden (artikel 5.16, eerste lid, onder a Wm).
  • Niet verslechteren boven grenswaarde. Aantonen dat het project niet leidt tot een toename van de concentraties van stoffen op locaties waar grenswaarden voor deze stoffen worden overschreden (artikel 5.16, eerste lid, onder b, sub 1 Wm).
  • Projectsaldering. Aantonen dat het project (per saldo) leidt tot een afname van de concentraties in de gebieden waar sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor deze stoffen (artikel 5.16, eerste lid, onder b, sub 2 Wm).
  • Niet in betekenende mate bijdragen. Aantonen dat het project niet in betekenende mate (IBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging (artikel 5.16, eerste lid, onder c Wm). Onder het vastgestelde NSL geldt als grens voor 'niet in betekenende mate bijdragen': 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10.
  • Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Aantonen dat het project is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet strijdig is met het NSL (artikel 5.16, eerste lid, onder d Wm).

Situatie plangebied
Het bestemmingsplan Kockengen laat geen nieuwe ontwikkelingen toe. Het plan draagt dan ook niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit waardoor niet aan de normen getoetst hoeft te worden.

5.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico’s kunnen lopen, zoals omwonenden. Het beleid is o.a. verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), en verder uitgewerkt / toegelicht in onder andere de Handleiding Externe Veiligheid Inrichtingen en de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid gebaseerd op de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS). Deze is verder geoperationaliseerd en verduidelijkt middels de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke
stoffen.
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond
van de risicobenadering worden grenzen gesteld aan de risico’s gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving en vice versa. De toepassing van de risicobenadering heeft dus primair betrekking op de onderdelen pro-actie, de preventie en de preparatie van de veiligheidsketen. Het beleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers te beschermen tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit kan door maatregelen te treffen bij of aan de bron (inrichtingen, auto’s etc.) en door de restrisico’s te beperken, bijvoorbeeld door zonering. Het doel wordt vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Op de risicokaart zijn verschillende kwetsbare objecten aangegeven in Kockengen namelijk het woonzorgcentra, de onderwijsinstellingen en het zwembad.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01_0009.jpg"

Figuur - Risicokaart Kockengen

In het kader van de externe veiligheid wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • Bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Bedrijven die op grond van overige milieuwetgeving afstandsnormen voor veiligheid bezitten, zoals het Vuurwerkbesluit of het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer (bijv. propaantanks).
  • Het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water.
  • Het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Bedrijven – Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Er zijn in de directe omgeving geen bedrijven gevestigd die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Een nadere uitwerking hoeft niet plaats te vinden.

Bedrijven – overige veiligheidswetgeving
Er is in het plangebied één bedrijf gevestigd met een overig veiligheidsrisico. Dit is een inrichting met opslag en verkoop van consumentenvuurwerk aan de Nieuwstraat 16. De veiligheidsafstand bedraagt 8 meter uit de deur van de bewaarplaats. Deze contour heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

Tevens is een tankstation zonder LPG aanwezig aan de Kerkweg 34. Er is echter geen sprake van onbemand afleveren van brandstoffen aan het wegverkeer, zodat geen contour van 20 meter rondom de afleverzuil hoeft te worden aangehouden.

Propaantanks zijn in het bedrijvenbestand in dit gedeelte van Kockengen niet bekend. Een nadere uitwerking van dit onderwerp is niet nodig.

Transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water
Er moet rekening gehouden worden met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en water. Er ligt echter geen transportas met structureel en grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen in de buurt van deze locatie. Een nadere uitwerking hoeft niet plaats te vinden.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Er moet rekening worden gehouden met transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Volgens de “Risico-evaluatie vervoer gevaarlijke stoffen per buisleiding van 25 april 2003 (AVIV Adviserende ingenieurs)” én de Belemmeringenkaart “infrastructuur” van het Streekplan ligt er in of bij het plangebied géén buisleiding voor transport van gevaarlijke stoffen zoals aardgas of benzine waar rekening mee gehouden zou moeten worden. Het normale gasnet voor huishoudens en bedrijven valt overigens niet binnen het kader van externe veiligheid.

Situatie Plangebied
Bij het opstellen van de actualisatie van het bestemmingsplan zijn er geen situaties gevonden die in strijd zijn met het beleid en de regelgeving ten aanzien van externe veiligheid. Behoudens bovenstaande uitleg is een nadere uitwerking van het onderwerp externe veiligheid in het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

5.8 Watertoets

Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Water is één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Ook kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet vanaf 1 november 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een bestemmingsplan. Deze verplichting vloeit voort uit het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 dat op 3 juli 2003 is vastgesteld. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken. Wanneer er bouwplannen zijn, moet hierover volgens de toets eerst worden overlegd met de betrokken waterbeheerders in de regio. Daarbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden. Dat betekent dat zowel wordt gekeken naar overstromingsgevaar, wateroverlast, verdroging als waterkwaliteit.

Situatie plangebied
Het bestemmingsplan dient een afzonderlijke waterparagraaf te bevatten waarin verantwoording wordt afgelegd hoe de verschillende voorkomende functies in het plangebied in relatie tot de waterhuishouding in de regels en op de verbeelding zijn vastgelegd. De waterparagraaf is de schriftelijke weerslag van het procesinstrument 'de watertoets'.
Na een beknopte algemene beschrijving behandelt de waterparagraaf de volgende thema's:

  • een beschrijving van de basisvoorzieningen waterbeheer;
  • veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit);
  • natte natuur en landschap;
  • schoon water voor gebruik (waterkwaliteit);

Stroomgebieden, waterhuishoudingen watersysteem

Regionale stroomgebieden
Het plangebied behoort tot het regionale stroomgebied Amstelland. De grondwaterstanden zijn hoog en de waterbeheersing geschiedt voor het grootste deel door bemaling. Het overgrote deel van de gronden is in gebruik als grasland ten behoeve van de grondgebonden landbouw. Bewoning concentreert zich van oudsher langs de hogere stroomruggen. De polder wordt verder gekenmerkt door een grote landschappelijke openheid.
Binnen de stroomgebieden is sprake van een interne samenhang in de 'waterhuishouding' (het oppervlaktewater en het grondwater) en een externe samenhang met de ruimtelijke inrichting en het milieu, het 'watersysteem'.

Oppervlaktewater
De Bijleveld en de Heijcop vormen samen de centrale afvoer van het water in het plangebied. Naast deze hoofdwatergangen komt in het plangebied nog een groot aantal watergangen voor, voornamelijk bestaande uit (voormalige) afwateringssloten en vijvers. Het gebied ten noorden van de Grote Heijcop watert naar het noorden af. Inlaat vindt plaats uit het Amsterdam-Rijnkanaal. De gemiddelde drooglegging is 66 cm in polder Oukoop en rondom Portengen is dit 38 cm tot 51 cm. Ten zuiden van de Grote Heicop is een drooglegging van 0,2-1,2 m – mv

Grondwater
Regen infiltreert in de bodem en komt na verloop van tijd als kwel weer aan de oppervlakte. Vanuit de minder diepe polders zoals Oukoop, Groot en Klein Oud Aa vindt wegzijging plaats naar de diepere westelijk gelegen droogmakerijen. Overigens is de mate van infiltratie erg laag.

In het plangebied komt geen grondwaterbeschermingsgebied voor.

Basisvoorzieningen waterbeheer
In de Waterwet is een onderscheid gemaakt naar primaire waterkeringen en regionale waterkeringen. Uitgangspunt is dat op de verbeelding alleen de beschermingszone langs de primaire en regionale waterkeringen worden opgenomen. In het plangebied liggen hoofdzakelijk secundaire of tertiaire waterkeringen. Op basis daarvan hoeven geen invloedszones te worden opgenomen. Echter langs de Bijleveld en de Heicop is sprake van de ligging van regionale waterkeringen.

In de Keur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is de beschermingszone rondom de regionale keringen geregeld. De waterkeringen bestaan uit een waterstaatswerkzone en beschermingszone. Om de functie van de waterkering te waarborgen wordt in dit bestemmingsplan de zone van de waterstaatswerkzone opgenomen. De waterstaatswerkzone heeft betrekking op een gebied dat maximaal tien meter uit de binnen- en buitenteenlijn van de waterkering ligt. Binnen deze zone is het verboden om zonder toestemming van het hoogheemraadschap bepaalde activiteiten uit te voeren.

Naast de twee regionale waterkeringen langs de Bijleveld en de Heicop zijn nog enkele tertiaire waterkeringen aanwezig, er ligt bijvoorbeeld een groot aantal kades in het gebied. De kades hebben ook een cultuurhistorische waarde en natuurwaarde.

Waterkwantiteit en wateroverlast
Als gevolg van klimaatverandering, bodemdaling, het insnoeren van beken en rivieren en het versneld afvoeren van water uit de stad en het platteland is, soms op grote schaal, in Nederland wateroverlast ontstaan. Indien geen maatregelen worden getroffen, zal steeds vaker, ook in het plangebied, sprake zijn
van wateroverlast. Ook het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vragen voor het eigen waterschapsgebied in toenemende mate aandacht voor de waterhuishoudkundige situatie, gericht op veiligheid en voldoende bergingscapaciteit.

In de oksel van de N401, de Heicop en de Grote Heicop wordt een gebied ontwikkeld ten behoeve van waterberging. Het dient voor natuur en waterberging ten behoeve van piekbelasting. Als een regenbui te heftig is, is er snel een parkeerplaats nodig voor water. Dit waterbergingsgebied is aangelegd ter compensatie van een gebied rondom de Bijleveld. Dit betreft gedeeltelijk geen permanente berging.

Voor het vergroten van de bergingscapaciteit kan verder gebruik worden gemaakt van de sloten en kunnen plasdrasbermen worden gerealiseerd.

Waterkwaliteit
De Kaderrichtlijn water springt in op de waterkwaliteit. Deze richtlijn kan gevolgen hebben in de zin van toename van plasdrasoever en waterrietzone's op nog onbekende locaties langs watergangen. Ook heeft de richtlijn betrekking op lozingen op het oppervlaktewater die gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit. Bijvoorbeeld bij het wassen van vrachtwagens ontstaat diffuse verontreiniging. Bij functieverandering dient te worden aangesloten op de riolering.

Er doen zich met betrekking tot de kwaliteit van het water geen grote problemen voor in het plangebied.

Natte natuur en landschap

Waternatuur
Langs de Heicop en de Bijleveld is in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) een waterbergings- en natuurgebied aangelegd.

Overige aspecten

Voorzieningen voor afvalwater
In het plangebied liggen geen gemalen ten behoeve van de riolering. Min of meer alle woningen zijn aangesloten op de (druk)riolering.

Ingrepen in hoofdwatergangen
Vergunningen voor ingrepen in de watergangen worden afgegeven na overleg met het waterschap. Ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit en de natuurdoelstelling van voornoemde watergangen dienen in het plangebied te worden uitgesloten, zoals het bouwen en het uitvoeren van tal van werken en werkzaamheden (vergraven, egaliseren, dempen, enzovoort).

Relatie bestemmingsplan met Keur waterschap
Om zijn taak uit te kunnen oefenen, maakt het waterschap gebruik van de Keur. De Keur is een door het waterschapsbestuur vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. Deze regels gelden voor toestanden en handelingen op en vlakbij waterkeringen, watergangen en kunstwerken zoals duikers. Hieronder is meer informatie over de Keur opgenomen.

De legger bevat de ligging en maatvoering van waterstaatkundige werken en waterpartijen, alsmede de onderhouds- en beschermingszones. Het waterschap levert aan de gemeente deze gegevens teneinde de hoofdwatergangen en waterkeringen inclusief de onderhouds- en beschermingszone in het bestemmingsplan te regelen en de bouwmogelijkheden, voorzover noodzakelijk, te kunnen regelen.

De Keur
In de Keur staan de gedoogplichten, geboden en verboden vermeld voor de eigenaren van nabij watergangen en waterkeringen gelegen gronden vermeld.

  • gedoogplichten: er moet worden toegestaan dat het waterschap in de uitoefening van zijn taak gronden van particulieren betreedt en de uit de watergangen afkomstige bagger op de kanten deponeert;
  • geboden: de Keur wijst (tezamen met de legger) de onderhoudsverplichtingen van de watergangen en de waterkeringen aan;
  • verboden: ziet toe op het wijzigen van de hoedanigheid van watergangen en waterkeringen, het aanbrengen van werken, struiken en materiaal in en nabij watergangen en waterkeringen, het houden van vee op de waterkeringen enzovoorts. De breedte van de strook waarop deze verboden van toepassing zijn (de Keurzone) staat in de legger aangegeven.

Het is mogelijk dat het waterschapsbestuur van de verboden ontheffing verleent. In dat geval dient vergunning te worden aangevraagd bij het waterschap.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • hoofdwatergangen en structuurbepalingen waterlopen en -partijen zijn bestemd, ondergeschikte watergangen worden opgenomen binnen de gebiedsbestemming en mogelijk gemaakt in de bestemmingsomschrijving;
  • het beschermen van de waterkeringen langs de Bijleveld en Heicop door middel van het opnemen van een dubbelbestemming voor de waterstaatswerkzone;
  • het vergraven en aanleggen van waterlopen is gebonden aan een aanlegvergunning;
  • natte ecologische verbindingszones worden genoemd in de regels.

Overleg
Het plan is tijdens het artikel 3.1.1 Bro-overleg voorgelegd aan Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het gegeven advies had betrekking op de waterkeringen en rioolpersleiding in het plangebied. De wijzigingen voor het bestemmingsplan zijn conform de wensen van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden verwerkt.

5.9 Flora En Fauna

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de eventuele ontwikkelingen voor de natuur. Met het inwerking treden van de Flora- en Faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieu- en waardenaspecten in de bestemmingsplannen, zie ook paragraaf 2.2.3.

Ondanks dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is een quickscan Natuurtoets uitgevoerd omdat een deel van het plangebied aansluit op een ecologische verbindingszone (zie bijlage 3). De quickscan is uitgevoerd door Ecogroen advies met de titel "Quickscan natuurtoets bestemmingsplan Kockengen Dorp" en kenmerk 10-175. De onderzoeksresultaten zijn hieronder beschreven.

Ecologische Hoofdstructuur
Langs de watergang de Bijleveld (ten noorden en zuiden van Kockengen) ligt een aantal schraalgraslanden en kleine moerasgebieden die door de provincie Utrecht aangemerkt zijn als ‘bestaande natuur’ en welke opgenomen zijn in de EHS. Deze terreinen liggen direct tegen de begrenzing van het bestemmingsplangebied aan. Tevens is de Bijleveld zelf aangemerkt als ecologische verbindingszone.

Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn negatieve effecten op de ‘wezenlijke kenmerken en waarden’ van het betreffende gebied niet te verwachten. Negatieve effecten zijn ook niet te verwachten als gevolg van mogelijke bestemmingsplanwijzigingen, mits geen onomkeerbare ontwikkelingen plaatsvinden in en langs de Bijleveld (bijv. demping, beschoeiing, etc) omdat deze watergang een functie heeft als ecologische verbindingszone.

Natura 2000-gebied
Ecogroen geeft in de Quickscan aan dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat het dorp Kockengen significant negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen of andere verderop gelegen Natura 2000-gebieden. Bovendien betreft het in deze situatie een conserverend bestemmingsplan er dan ook geen gewijzigde effecten verwacht als gevolg van het bestemmingsplan.

Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen (bij bestemmingsplanwijzigingen) zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Oostelijke Vechtplassen echter niet op voorhand uit te sluiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het slopen van bebouwing. De habitatsoort Meervleermuis gebruikt het Natura 2000-gebied namelijk uitsluitend als foerageergebied en heeft kolonies in de omliggende dorpen, mogelijk dus ook in Kockengen. Daarnaast kunnen significant negatieve effecten optreden bij ontwikkelingen met verstrekkende gevolgen, zoals emissies of grondwateronttrekking.

Beschermde natuurmonumenten
Ten noorden en noordwesten van Kockengen ligt Beschermde Natuurmonument Schraallanden Utrecht-West. Dit natuurmonument bestaat uit een viertal kleine reservaten. De reservaten bestaan uit oeverlanden (gras- en hooiland) en moerasgebieden met rietvelden en moerasbos. Het terrein Armenland Ruwiel ligt het dichtst bij Kockengen op een afstand van 2,8 kilometer. Het gebied bestaat uit een vochtig schraalgrasland met veel kenmerkende plantensoorten van blauwgraslanden.

Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat het dorp Kockengen significant negatieve effecten heeft op Beschermd Natuurmonument Schraallanden Utrecht-West. Bovendien betreft het in deze situatie een conserverend bestemmingsplan. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen (bij bestemmingsplanwijzigingen) zijn significant negatieve effecten op Schraallanden Utrecht-West niet uit te sluiten. Het gaat dan wel om (grootschalige) ontwikkelingen met verstrekkende gevolgen, zoals emissies of grondwateronttrekking.

Flora
Tijdens het veldbezoek is een globale inschatting gemaakt van de potenties voor beschermde plantensoorten in het bestemmingsplangebied. Er is geen uitputtende inventarisatie uitgevoerd. In verschillende watergangen zijn onder andere de laag beschermde Zwanenbloem (FF-wet tabel 1) en de minder algemene Krabbenscheer (Rode Lijst: gevoelig) aangetroffen. Genoemde soorten zijn met name aangetroffen in de watergang langs de oostzijde van Kockengen, maar ook her en der binnen de bebouwde kom zelf. Zwaarder beschermde en bedreigde soorten zijn niet waargenomen en worden vanwege het ontbreken van geschikte biotopen ook niet verwacht binnen een groot deel van het bestemmingsplangebied. Wel dient men bij ingrepen aan oude muren, putten en kades alert te zijn op de aanwezigheid van groeiplaatsen van muurplanten, deze groep planten kent in Nederland veel strikt beschermde en bedreigde soorten.

Fauna
Hoewel de natuurwaarden in het plangebied relatief laag zijn, is het voorkomen van sommige beschermde soorten of soortgroepen echter niet uit te sluiten. Het voorkomen van reptielen (Ringslang) en strikt beschermde grondgebonden zoogdieren (zoals Steenmarter, Waterspitsmuis en Noordse woelmuis) en dagvlinders is echter niet aannemelijk. Bij ons zijn geen waarnemingen bekend in en in de omgeving van het bestemmingsplangebied en er slechts beperkt geschikt biotoop aanwezig. Op basis van het veldbezoek en bekende verspreidingsgegevens kan het voorkomen van vleermuizen, jaarrond beschermde broedvogels, strikt beschermde vissen en de strikt beschermde Rugstreeppad, Groene glazenmaker, Gestreepte waterroofkever en Platte schijfhoren echter niet worden uitgesloten. Ten aanzien van het voorkomen van de bepaalde soorten is een aanvullende memo opgesteld. Dit memo is bijgevoegd in bijlage 4 en vormt een aanvulling op de eerder genoemde quickscan.

Situatie plangebied
Bij eventuele toekomstige bestemmingsplanwijzigingen waarbij ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt verplicht de Flora- en faunawet dat een ieder na moet gaan in hoeverre dit negatieve effecten kan hebben op de natuur. Dit ongeacht of een beschermingsregime van toepassing is. De zorgplicht van artikel 2 uit de Flora- en faunawet stelt dat optredende negatieve effecten zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd dienen te worden. Voor schade aan juridisch zwaarder beschermde soorten kan de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van LNV noodzakelijk zijn.

Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan zijn echter geen negatieve effecten te verwachten voor de flora en fauna. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.10 Duurzaam Bouwen

Beleidskader

Nationaal beleid
Het Rijk sluit aan bij de Europese doelstelling om te komen tot een 20% reductie van de CO2-uitstoot in 2020 ten opzichte van 1990. In 2020 dient verder de bijdrage van duurzame energie 14% van het totale energieverbruik te zijn

De gebouwde omgeving is goed voor 30% van het totale energieverbruik in Nederland, heeft een groot besparingspotentieel en kan daardoor een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van de bovengenoemde doelstellingen, ook op de langere termijn.

Gemeentelijk beleid
GPR gebouw is een manier om duurzaam bouwen te concretiseren en doet dit door een rapport cijfer te geven op een vijftal thema's te weten: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Hierbij geldt, hoe hoger het cijfer, hoe duurzamer het gebouw. Door GPR Gebouw in te vullen wordt meer nagedacht over duurzaamheid tijdens het ontwerpen en (ver)bouwen van gebouwen. GPR Gebouw kan ook gebruikt worden bestaande woningen en gebouwen te verduurzamen. De gemeente hanteert een score van tenminste 7 voor alle thema's volgens de meest recente versie van GPR-gebouw.

Daarnaast hanteert zij in het kader van duurzaam bouwen het principe dat het gebruik van uitloogbare materialen bij bouw of verbouw niet is toegestaan.

Onderzoek
Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan. Dat betekent dat er geen (energiezuinige) nieuwbouw wordt mogelijk gemaakt. Wel zijn er mogelijkheden op het gebied van duurzame energie. In de delen van Kockengen waar geen beschermd dorpsgezicht geldt, mogen onder bepaalde voorwaarden zonnepanelen en zonnecollectoren vergunningvrij op daken worden geplaatst. Voor monumenten geldt dat hiervoor een vergunning moet worden aangevraagd.

Conclusie
Bij eventuele ontwikkelingen in het plangebied, zoals nieuwbouw en verbouw, is het gewenst aan te sluiten op het beleid met betrekking tot duurzaamheid. Duurzaam bouwen levert ook winst voor de bewoner op. Door energiezuinig te bouwen wordt bespaard op de energierekening. Door met het materiaalgebruik duurzame materialen te gebruiken wordt de woning gezonder. Ook een goede ventilatie bevordert het leefklimaat in de woning.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten tot het (digitaal) opstellen van een bestemmingsplan voor gebieden binnen en buiten de bebouwde kom en deze digitaal beschikbaar te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met regels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan.

Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende 10 jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de juridische bestemmingsplanmethodiek uiteengezet zoals gebruikt wordt voor het voorliggende bestemmingsplan "Kockengen".

De bestaande situatie zoals beschreven in hoofdstuk 3 vormt de basis bij het opstellen van de regels. In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 6.3 wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf 6.4 wordt de verbeelding beschreven. In paragraaf 6.5 tenslotte wordt de toepassing en handhaving van het bestemmingsplan beschreven.

6.2 Beschrijving Planvorm

In de praktijk komen 3 soorten bestemmingsplannen voor. Dit zijn beheersplannen, ontwikkelingsplannen en mengvormen van de hiervoor genoemde soorten. Een ‘beheersplan’ staat voor een overwegend conserverend bestemmingsplan voor een reeds ‘ontwikkeld’ gebied. De bestaande situatie wordt in de meeste gevallen positief bestemd. Omdat de bestaande situatie het uitgangspunt is kenmerkt een beheersplan zich door een meer gedetailleerde verbeelding. Bestemmings- en bouwvlakken worden nauwkeurig op de plankaart aangegeven.

Het bestemmingsplan "Kockengen" is een beheersplan waarbij zo veel mogelijk de bestaande planologische rechten zijn overgenomen. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet meegenomen. Voor ontwikkellocaties worden in eerste instantie afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld. Wanneer deze (ontwikkelingsgerichte) bestemmingsplannen eerder worden vastgesteld en in werking treden dan voorliggend bestemmingsplan worden deze verwerkt in het voorliggende plan.

6.3 De Regels

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. Het betreft de begripsregels (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten en berekenen (artikel 2).

6.3.2 Regels omtrent gebruik en bebouwing van de grond

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingsregels worden hierna in alfabetische volgorde besproken.

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden

Enkele percelen aan de zuidwestzijde van het plangebied hebben in lijn met het landelijk gebied een agrarische bestemming gekregen. Binnen deze bestemming worden voorkomende natuur- en landschapswaarden beschermd. In het plangebied bevinden zich geen agrarische bedrijven. Het huidige gebruik van de agrarische gronden in dit bestemmingsplan wordt gehandhaafd. Agrarische bedrijfsbebouwing is niet mogelijk.

Artikel 4 Bedrijf
Bedrijfsfuncties zijn ingedeeld in categorieën van licht naar zwaar, te weten van categorie 1 tot 6. Daarvan is door de VNG een lijst opgesteld waarop bedrijven naar hun aard en milieubelastende eigenschappen zijn onderverdeeld in een aantal categorieën, de zogenaamde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Deze lijst is als bijlage bij de regels gevoegd. De in het plangebied voorkomende bedrijven zijn allen positief bestemd. Het gaat hier met name om bedrijven die behoren tot categorie 1 en 2, bedrijven die doorgaans goed passen binnen dorpsbebouwing. Volgens de gemeentelijke bedrijvenlijst hebben enkele bedrijven een hogere milieucategorie, maar zijn ze niet als zodanig in gebruik. Daarom is voor die bedrijven geen sprake van specifieke bedrijfsbestemmingen. Alleen voor de brandweerkazerne is een specifieke aanduiding opgenomen aangezien deze in milieucategorie 3.1 valt. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van mantelzorg.

Nutsvoorzieningen van een dusdanige omvang dat zij specifiek zijn bestemd, hebben binnen de bedrijfsbestemming een specifieke aanduiding gekregen.

Artikel 5 Centrum
Het dorpshart van Kockengen is bestemd als 'Centrum'. De als zodanig aanwezen gronden hebben wat betreft toegestane functies meer mogelijkheden dan de andere bestemmingen. Zo kunnen de gronden gebruikt worden voor detailhandel, cultuur, dienstverlening, behoud en herstel van cultuurhistorische waarden, maar ook voor wonen. Deze bestemming is gebruikt om flexibiliteit te kunnen bieden in de toegestane functies in het centrumgebied van Kockengen. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van mantelzorg.

In verband met mogelijke overlast van horecafuncties zijn deze niet zondermeer toegestaan binnen de centrumbestemming. De horecafuncties die binnen de centrumbestemming aanwezig zijn, hebben een aparte aanduiding gekregen. Door op deze wijze om te gaan met horecafuncties in het gebied kan de situering van horecagelegenheden ten opzichte van gevoelige functies gereguleerd worden.

Ook andere specifieke functies binnen de centrumbestemming zoals de zorgwoningen van Abrona aan de Nieuwstraat 12 en het vuurwerk opslag- en verkooppunt zijn binnen de bestemming "Centrum" voorzien van een aparte functieaanduiding.

Artikel 6 Detailhandel
De aanwezige detailhandel is positief bestemd binnen het plan. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, beroepsuitoefening aan huis, niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, nutsvoorzieningen, tuin en/of erf met de daarbij behorende bouwwerken.

Artikel 7 Dienstverlening
De bestaande bedrijven ten behoeve van dienstverlening zijn als zodanig geregeld in de regels. Onder dienstverlening dienen functies te worden verstaan als notaris, advocaat, accountant, assurantie-/verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor, vertaalbureau, exploitatie en handel in onroerende zaken e.d.

Artikel 8, 9 en 10 Gemengd
In dit bestemmingsplan zijn drie verschillende bestemmingen "Gemengd" opgenomen. Het onderscheid tussen deze bestemmingen zit in de toegestane functies. Onderstaand een overzicht van de percelen waarop de gemengde bestemmingen van toepassing zijn.

Adres Bestemming Toegestane functies
Kerkweg 1 en 4 Artikel 8 Gemengd - 1 Maatschappelijk, dienstverlening en kantoren
Drie Stammenweg 1 Artikel 9 Gemengd - 2 Maatschappelijk, dienstverlening, kantoren
en wonen
Voorstraat 2 Artikel 10 Gemengd - 3 Maatschappelijk, dienstverlening, kantoren, detailhandel en wonen

De gemengde bestemmingen zijn van toepassing op kavels waar zich meerdere functies mogen vestigen.

Artikel 11 Groen
Structureel groen is als ‘Groen’ bestemd. Binnen deze bestemming kunnen onder andere ook speeltoestellen en kunstobjecten worden gerealiseerd.

Artikel 12 Horeca
Onder de horecabestemming dient in dit bestemmingsplan een zalencentrum te worden verstaan. Overige zelfstandig opererende horecabedrijven zijn alleen toegestaan in het centrumgebied van Kockengen.

Artikel 13 Maatschappelijk
In beginsel worden onder deze bestemming activiteiten gebracht die betrekking hebben op voorzieningen, die een maatschappelijk belang dienen. In het plangebied geldt dit onder andere voor de basisschool, peuterspeelzaal en de gymzaal.
De kerken, begraafplaatsen, een jeugdhonk en een samenkomstgebouw hebben een specifieke aanduiding gekregen.

Middels een specifieke functieaanduiding is aangegeven waar ondergeschikte horeca bij de maatschappelijke functie is toegestaan.

Artikel 14 Natuur
De groenzone ten zuidoosten van Kockengen dat oorspronkelijk in het landelijk gebied viel, maar binnen het plangebied van Kockengen is getrokken, heeft de bestemming 'Natuur' gekregen. De regels zijn gericht op het beschermen van de huidige natuurwaarden. De bestaande woonwagen heeft een specifieke aanduidingen gekregen binnen deze bestemming.

Artikel 15 Sport
De sportterreinen zijn als ‘Sport’ bestemd, de specifieke functies (het zwembad en de sporthal met bibliotheek) hebben een aanduiding op de verbeelding gekregen.

Artikel 16 Tuin
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzend gelegen woningen en parkeren. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. In het algemeen geldt deze bestemming aan de voorzijde en voor een deel van de zijgevel van woningen. Hierop is echter een uitzondering, en dan met name in de wijk Welgelgen. Hier is de tuinbestemming in sommige gevallen ook toegepast aan de achterzijde van de woningen. Dit heeft vooral te maken met de ligging aan het water. In deze gevallen is het vigerende bestemmingsplan één op één overgenomen.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
Alle openbaar toegankelijke wegen krijgen de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’. Deze bestemming maakt een flexibele invulling van de openbare ruimten mogelijk, door onder andere groen, water, verhardingen en voorzieningen als speelplaatsen mogelijk te maken.

Artikel 18 Water
Al het structurele oppervlaktewater (kanalen, weteringen, sloten en vijvers) in Kockengen heeft conform de vigerende bestemmingsplannen de bestemming Water gekregen. Dit is oppervlaktewater dat van belang is voor de waterhuishouding. Bij deze functie behorende bouwwerken als duikers en dammen zijn eveneens toegestaan. (Bestaande) bruggen zijn specifiek aangeduid op de verbeelding.

Artikel 19 Wonen - 1
De meest voorkomende bestemming in het gebied betreft de woonbestemming. De bij de woning behorende tuinen worden aangewezen als bestemming ‘Tuin’ waarbij op deze gronden in beginsel niets mag worden gebouwd. Uitzondering hierop vormen de vergunningvrije bouwwerken wat geregeld is in bijlage 2 van de Bor (Besluit omgevingsrecht). Op gronden met de bestemming ‘Wonen’ mag onder voorwaarden erfbebouwing worden opgericht, zoals een schuur of berging.

Om zo veel mogelijk aan te sluiten op de vigerende bestemmingsplannen in Welgelegen, is binnen de woonbestemming een aanduiding "bijgebouwen uitgesloten" opgenomen.

Binnen deze bestemming is naast het wonen onder voorwaarden ook toegestaan een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen. Binnen de bestemming wonen wordt een bedrijf aan huis niet mogelijk gemaakt. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van mantelzorg.

Artikel 20 Wonen - 2
Ten zuiden van de Kerkweg leidt het vigerende bestemmingsplan tot het toepassen van de bestemming "Wonen - 2". In tegenstelling tot de bestemming "Wonen - 1" is hier gekozen voor een ruimer bouwblok met een maximale inhoudsmaat voor het hoofdgebouw. De regeling voor bijgebouwen is ook iets ruimer. De bestaande rechten geven hier aanleiding toe. Op de locatie Koningstraat 2a en het naastgelegen perceel worden met het toepassen van de bestemming "Wonen - 2" twee nieuwe burgerwoningen mogelijk gemaakt. Dit betreft een nieuwe bouwmogelijkheid die middels dit bestemmingsplan wordt gecreëerd.

In de regels behorende bij deze bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van mantelzorg.

Artikel 21 Leiding - Riool
Langs de Dreef, Koningin Julianaweg en de van Zuylenweg ligt een rioolpersleiding. Ten behoeve van het onderhoud en bescherming van deze leiding is een dubbelbestemming opgenomen. De dubbelbestemming betreft een strook van 5 meter breed. Binnen deze zone is het uitvoeren van bepaalde activiteiten niet zondermeer toegestaan vanwege mogelijke beschadiging van de leiding.

Artikel 22 Waarde - Archeologie
De dubbelbestemming "Waarde- archeologie" geldt voor gronden die volgens de gemeentelijke archeologische waardenkaart een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde hebben. Dit betreft de oude oeverwal waarop Kockengen zijn oorsprong kent.

Activiteiten vanaf een bepaalde omvang en diepte die het bodemarchief zouden kunnen schaden zijn verboden mits onderzoek heeft uitgewezen dat geen sprake is van aanwezig waarden.

Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie
De waarden van het beschermd dorpsgezicht zijn beschermd door het opnemen van deze dubbelbestemming. In de regels is zo veel mogelijk aangesloten op de regeling uit het vigerende bestemmingsplan.

Artikel 24 Waarde - Ecologie
Ten behoeve van de bescherming van de ecologische waarden in het plangebied (de Ecologische Verbindingszone) is deze dubbelbestemming opgenomen. De instandhoudingsdoelstellingen blijven op deze manier gelden boven de onderliggende bestemming.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
Langs de Heicop en de Bijleveld liggen zones die door Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zijn aangewezen als waterstaatswerkzones. De waterstaatswerkzones vormen samen met de beschermingszones de regionale waterkering. Op de verbeelding zijn de zones die behoren tot de waterstaatswerken opgenomen door middel van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. In deze dubbelbestemming is geregeld dat voor bepaalde activiteiten die de waterkering kunnen beschadigen niet zondermeer uitgevoerd mogen worden. Na het inwinnen van advies van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden kan alsnog vergunning worden verleend voor de uitvoering van de activiteiten.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat op grond van de Keur formeel ook nog watervergunning dient te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap.

6.3.3 Algemene regels en overgangsregels

In hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen.

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling beoogt te voorkomen dat dezelfde oppervlakte aan grond meermaals wordt gebruikt als berekeningsgrondslag voor het toestaan van bouwplannen, waardoor er op een bepaald stuk grond in de praktijk meer wordt gebouwd dan in het bestemmingsplan de bedoeling is. De formulering van de overgangsregels is letterlijk zo voorgeschreven door het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

Artikel 27 Algemene bouwregels
In deze bepaling zijn algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Tevens worden de bestaande afstanden en andere maten in een algemene
bepaling weergegeven.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels zijn de verschillende gebruiksverboden opgenomen.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
Voor enkele bijzondere gevallen zijn specifieke aanduidingsregels opgenomen. Het gaat hier om:

  • wijzigingsgebied: voor een aantal kavels achter de Kerkweg is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bouwvlakken toe te voegen;
  • archeologisch monument: ter bescherming van het archeologisch monument (het dorpscentrum en omliggend gebied) is een aanduiding opgenomen;
  • veiligheidszone - vuurwerk: conform het Vuurwerkbesluit is bij het vuurwerkopslag en -verkooppunt aan de Nieuwstraat 16-18 een veiligheidszone aangeduid. Ter plaatse van de opslagloods is middels deze veiligheidszone bepaald dat hier geen kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden;
  • de molenbiotoop: ter bescherming van de vrijwaringszone is een formule opgenomen waaruit de maximale bouwhoogte van bouwwerken is af te leiden.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen, het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages en het onder voorwaarden bouwen van antenne- en telecommasten.

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels
Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee tijdens de looptijd van het plan, desgewenst grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduiding kunnen worden verschoven. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregel beschreven.

Artikel 32 Overgangsrecht
Dit artikel handelt over het overgangrecht ten aanzien van bouwwerken en het gebruik. Hierbij gaat het om bepalingen die betrekking hebben op het overgangsrecht: bouwwerken die op het moment van tervisielegging van het plan mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Ook het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt mag – onder voorwaarden – gehandhaafd blijven. De overgangsrechtelijke bepaling zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 33 Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

6.4 De Verbeelding

De analoge verbeelding is weergegeven op 2 gekleurde plankaarten, schaal 1:1000. De verbeelding is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.

6.5 Toepassing En Handhaving Van Het Bestemmingsplan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijden van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels.

Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van het plan: een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: er zijn in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. Ook de uitgangspunten voor het bestemmingsplan worden openbaar gemaakt en aan inspraak onderworpen. De uitgangspunten zullen door de Raad worden vastgesteld.
  2. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan: de inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
  3. 3. Realistische en inzichtelijke regeling: een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.
  4. 4. Actief handhavingsbeleid: het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het woongebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

Na vaststelling van het bestemmingsplan is het voor een ieder te raadplegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Uitvoerbaarheid Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan betreft met name het vastleggen van de bestaande situatie. In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van afwijking.

Het betreft in alle gevallen particuliere initiatieven waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

Exploitatieplan
Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voor doen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die verrekend worden. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om een exploitatieplan vast te stellen.

Dit bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar te achten.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Inleiding

De wettelijke procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd, alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben hun visie omtrent het plan te geven. Pas daarna kan de formele procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.2 Inspraak En Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Kockengen heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 5 september 2011 voor gedurende zes weken terinzage gelegen. Tevens is het bestemmingsplan in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro toegestuurd naar de gebruikelijke vooroverleg instanties.
Gedurende de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om inspraak- of vooroverlegreacties schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf een openbare kennisgeving gedaan.

Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente Stichtse Vecht tijdig 35 inspraak- en 4 vooroverlegreacties ingekomen. Alle reacties zijn schriftelijk ingediend. Alle reacties zijn behandeld in de Nota inspraak- en vooroverleg, zoals opgenomen in Bijlage 5.
In deze nota is van de ingediende reacties een samenvatting gemaakt. Per reactie is een gemeentelijke beantwoording opgesteld. Tot slot wordt per reactie aangegeven of en op welke wijze het bestemmingsplan daarop wordt aangepast. Voor enkele terugkerende reacties zijn algemene antwoorden opgesteld. Bij inhoudelijk gelijke reacties wordt verwezen naar de eerste behandeling daarvan.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Kockengen heeft ter inzage gelegen van 24 augustus tot en met 4 oktober 2012. Binnen de termijn zijn 15 schriftelijke zienswijzen en 2 mondelinge zienswijzen binnengekomen. Van de mondelinge zienswijzen is verslag gemaakt en ter ondertekening aan de indieners voorgelegd.

Daarnaast is de kennisgeving van de terinzageligging van het ontwerpbestemmingsplan conform het bepaalde in artikel 3.8 lid 1, sub b Wet ruimtelijke ordening (Wro) gelijktijdig toegezonden aan de diensten van het Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van de belangen die in het plan in geding zijn, aan de waterschapsbesturen en aan de besturen van bij het plan belanghebbende gemeenten. In dat kader heeft de provincie aangegeven geen opmerkingen meer te hebben. De reactie van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden is meegenomen als zienswijze.

In Bijlage 6 is de Zienswijzen Reactienota bijgevoegd. In deze nota zijn alle zienswijzen samengevat en van commentaar voorzien. Gekozen is voor een thematische indeling, waarbij in enkele gevallen verschillende punten uit één zienswijze in verschillende paragrafen zijn opgenomen.

De staat van wijzigingen in hoofdstuk 4 van de reactienota geeft een compleet beeld van de zaken die gewijzigd zullen worden ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)

AFSTANDEN
IN METERS
INDICES
SBI-CODE OMSCHRIJVING GEUR STOF GELUID GEVAAR CATEGORIE VERKEER BODEM LUCHT
Tabel 1: Bedrijven
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 2 1
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 2 1
0162 KI-stations 30 10 30 0 2 1
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1052 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 2 1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 10 2 1
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 2 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 2 2
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 2 1
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 2 1 B
1814 Grafische afwerking 0 0 10 0 1 1
1814 Binderijen 30 0 30 0 2 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 2 2 B
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 2 2 B
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 1 1
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 2 2
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 2 1 L
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 2 1
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 2 1
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 2 1
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 1 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 2 1 B
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 2 2
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 2 1
35 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 0 0 30 10 2 1 B
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 0 0 10 10 1 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 10 2 1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - blokverwarming 10 0 30 10 2 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 - < 1 MW 0 0 30 10 2 1
41,
42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 2 1 B
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 2 2 B
45204 Autobeklederijen 0 0 10 10 1 1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 2 3
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 2 1
46 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 1
4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 2 2
4634 Grth in dranken 0 0 30 0 2 2
4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 2 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 2 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 2 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 2 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 2 2
46499 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V V 2 2
46499 - munitie 0 0 30 30 2 2
4673 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 2 1
46735 zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 2 1
4674 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 2 1
46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 2 1
4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 2 2
466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 2 2
47 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 1 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 10 2 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 0 2 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 10 2 1 B
52 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 10 2 2
5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 0 2 3 L
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 2 2
61 Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 1 1
61 zendinstallaties:
61 - FM en TV 0 0 0 10 1 1
61 - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunningplichtig) 0 0 0 10 1 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 2 2
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 2 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 1 1
58, 63 Datacentra 0 0 30 0 2 1
72 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 2 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 1 1
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 2 2 B
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 1 2
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 rioolgemalen 30 0 10 0 2 1
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 2 1 B L
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 2 2
931 Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 0 2 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 2 2 B L
96013 Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 2 1
96013 Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 1 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 1 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 0 2 1
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 0 1 1
Tabel 2: Opslagen en installaties
0 OPSLAGEN
1 butaan, propaan, LPG (in tanks):
1 - bovengronds, < 2 m³ - - - 30 2 -
3 brandbare vloeistoffen (in tanks):
3 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 - - 10 1 - B
3 - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ 10 - - 10 2 - B
4 Overige gevaarlijke stoffen in tanks:
4 - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO 10 - - 10 1 -
5 Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
5 - kleine hoeveelheden < 10 ton - - - 10 1 -
5 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog
beschermingsniveau
- - - 30 2 -
6 ontplofbare stoffen en munitie:
6 - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 10 1 -
6 - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 30 2 -
11 INSTALLATIES
14 laboratoria:
14 - chemisch / biochemisch 30 0 30 10 D 2 1
14 - medisch en hoger onderwijs 10 0 30 10 2 1
15 luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel 10 0 10 0 1 1
16 keukeninrichtingen 30 0 10 0 2 1
18 koelinstallaties ammoniak < 400 kg 0 0 30 10 2 1
22 noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking 10 0 30 10 D 2 1
25 vorkheftrucks, elektrisch 0 10 30 0 2 1
26 transformatoren < 1 MVA 0 0 10 10 1 1
29 hydrofoorinstallaties 0 0 30 0 2 1
31 stookinstallaties>900kW thermisch vermogen:
32 - gas, < 2,5 MW 10 0 30 10 2 1
32 - olie, < 2,5 MW 30 0 30 10 2 1
33 luchtcompressoren 10 10 30 10 D 2 1
34 liftinstallaties 0 0 10 10 1 1
35 motorbrandstofpompen zonder LPG 30 0 30 10 2 2 B

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1
Hoofdzakelijk: bereiding etenswaren voor consumptie te plaatse

  • restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice;
  • bistro;
  • crêperie;
  • lunchroom;
  • koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom;
  • ijssalon;
  • broodjeszaak;
  • croissanterie;
  • hotel.

Categorie 2
Hoofdzakelijk: bereiding ven etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse

  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice;
  • cafetaria;
  • snackbar;
  • grillroom;
  • shoarma;
  • fastfood-restaurant;
  • automatiek;
  • snelbuffet;
  • traiteur.

Categorie 3
Hoofdzakelijk: verstrekken van dranken

  • café;
  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • proeflokaal;
  • zaalverhuur.

Categorie 4
Hoofdzakelijk: het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen

  • discotheek;
  • bar-dancing;
  • partycentrum;
  • nachtclub.

Bijlage 1 Lijst Met Monumenten

Bijlage 1 Lijst met monumenten

Bijlage 2 Bodemparagraaf

Bijlage 2 Bodemparagraaf

Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 3 Quickscan Flora en fauna

Bijlage 4 Aanvullende Memo Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 4 Aanvullende memo quickscan Flora en fauna

Bijlage 5 Nota Inspraakreacties En Vooroverleg

Bijlage 5 Nota inspraakreacties en vooroverleg

Bijlage 6 Zienswijzen Reactienota

Bijlage 6 Zienswijzen Reactienota