Breukelen Woongebied
Bestemmingsplan - Gemeente Stichtse Vecht
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Breukelen Woongebied van de Gemeente Stichtse Vecht
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.BPwoongebiedBKL-OH01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.6 achtergevellijn:
de lijn waarin de achtergevel van het (hoofd)gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.7 afhankelijke woonruimte:
een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestiging. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;
1.9 antenne-installatie:
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.11 architectonische waarde:
de authentieke kenmerken in de uiterlijke verschijningsvorm van bouwwerken, welke eigen zijn aan een bepaalde kunsthistorische stijlperiode of een bouwvorm, welke karakteristiek is aan gebouwen uit een bepaalde streek, waarbij in hoofdzaak gelet wordt op onder meer de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en –hoogte en de gevelindeling;
1.12 atelier:
werkplaats van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel. In geval van meerdere eigenaren wordt het percentage naar rato van het oppervlak van het in eigendom zijnde perceel bepaald.
1.15 bed and breakfast:
een activiteit ondergeschikt aan een woning en uitgeoefend door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van toeristisch nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
1.16 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.17 bedrijf aan huis:
een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat niet krachtens milieuregelgeving vergunnings- of meldingsplichtig is, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, horeca, kinderdagverblijven, seksinrichtingen, prostitutie, koeriersbedrijven en (personen-)transport vallen hier niet onder;
1.18 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, horeca, kinderdagverblijven, seksinrichtingen, prostitutie, koeriersbedrijven en (personen-)transport vallen hier niet onder;
1.19 bedrijfsgebouw:
een bedrijf dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.20 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.21 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels, instellingen of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.22 beschermd monument:
een onroerend monument, aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet als beschermd monument, en ingeschreven in het door het rijk bijgehouden rijksmonumentenregister;
1.23 bestaand:
- bij bebouwing: een legaal bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van de terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders bepaald;
- bij gebruik: het legale gebruik dat bestaat op het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen, danwel nadien kan worden gebruikt krachtens een verleende vergunning, tenzij in de regels anders bepaald;
1.24 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.25 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.26 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk (met een dak);
1.27 bijzondere woonruimte:
woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een bejaardenhuis, woon-zorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.28 boatsaver:
een al dan niet drijvende voorziening ter opslag en overkapping van een boot;
1.29 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.30 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap, indien deze niet normaal beloopbaar zijn;
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij woningen betreft dit het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen.
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.34 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.35 buitenplaats:
een historische buitenplaats is aangelegd. Zij kan deel uitmaken van een landgoed. Het geheel wordt met name gevormd door een, eventueel thans verdwenen, in oorsprong versterkt huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, omgeven door tuinen en/of park met één of meer van de volgende onderdelen, zoals grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, (sier)weiden, moestuinen en ornamenten. De samenstellende delen, een ensemble vormend, van terreinen (met beplanting), lanen, waterpartijen en waterlopen, gebouwen, bouwwerken en tuinornamenten zijn door de opzet of ontwerp van tuin en park en het (utilitair) gebruik historisch en architectonisch met elkaar verbonden en vormen zo een onlosmakelijk geheel. Onderdeel van een historische buitenplaats vormen die gebouwen, bouwwerken en tuinornamenten, die compositorisch deel uitmaken van het ontwerp en de opzet en inrichting van de tuin- en/of parkaanleg dan wel dienen voor gebruik in samenhang met de oorspronkelijke bestemming;
1.36 cultuur en ontspanning:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning;
1.37 cultuurhistorische waarde:
de aan een (samenstel van) bouwwerk(en) of gebied toegekende waarde in verband met het beeld dat door het gebruik in de loop van de geschiedenis is ontstaan, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
1.38 dagrecreatie:
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.39 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.40 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels, maar ten hoogste 1,5 m, boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst, evenwijdig aan de dakvlakken;
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.42 dienstverlening:
Het (naar openingstijden) met een winkel vergelijkbare onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en wordt geholpen, zulks met uitzondering van horecaondernemingen en seksinrichtingen/prostitutie;
1.43 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.44 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.45 evenement:
een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, thematische beurzen en -markten;
1.46 galerie:
een detailhandelsfunctie bestaande uit een ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken;
1.47 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.48 geluidsgevoelig object:
woningen, alsmede gebouwen, terreinen en ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.49 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.50 gestapelde woningen:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.51 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gezien zijn bestemming, vorm of gebruik, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.52 horeca:
een onderneming die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
De volgende specifieke vormen worden onderscheiden, waarbij in het kader van dit bestemmingsplan geen discotheken of (soft)drugsverstrekkende gelegenheden zijn toegestaan. Bij de begrippen is een categorie-indeling aangegeven welke in de regels wordt gebruikt:
Categorie h1 (winkel)ondersteunende horeca waaronder verstaan wordt:
een onderneming, die qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 21.00 uur heeft, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiecorner en ijssalon;
Categorie h2 bed & breakfast, pensionbedrijf waaronder verstaan wordt:
een activiteit ondergeschikt aan een woning en gerund wordt door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van toeristisch nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
Categorie h3 hotel waaronder verstaan wordt:
een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het ondergeschikt exploiteren van zaalaccommodatie en het ondergeschikt verstrekken van voedsel en dranken;
Categorie h4 restaurant/eetcafé waaronder verstaan wordt
:een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is; alsmede tot het exploiteren van een ondergeschikte zaalaccommodatie;
Categorie h5 cafetaria/snackbar waaronder verstaan wordt
:een onderneming gericht op het verstrekken aan de verbruiker van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren, welke al dan niet ter plaatse kunnen worden gebruikt;
Categorie h6 zaalaccommodatie waaronder verstaan wordt:
een onderneming, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
Categorie h7 café/bar waaronder verstaan wordt
:een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
Categorie h8 discotheek/dancing waaronder verstaan wordt:
een uitgaansgelegenheid bestaande uit één of meerdere bars en een plek waar je kunt dansen op of luisteren naar (live)muziek.
1.53 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, niet zijnde (bedrijfsmatige) kamerbewoning/ kamerverhuur;
1.54 huishouding:
regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin;
1.55 jongerenontmoetingsplek (JOP)
een speciaal ingerichte plek in het openbaar gebied waar jongeren rond kunnen hangen;
1.56 kamerbewoning/kamerverhuur:
het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan één zelfstandig huishouden;
1.57 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.58 kap:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk waarbij bij een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;
1.59 karakteristiek:
een onroerend monument, gebouw of bouwwerk, beplanting aangemerkt als karakteristiek vanwege de karakteristieke waarde in het straatbeeld, zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, en waarvan het behoud van belang is;
1.60 kelder:
een grotendeels ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;
1.61 kelderingang:
een constructie die dient voor de toegang tot een kelder;
1.62 landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.63 ligplaats:
een plaats voor het aanleggen van vaartuigen;
1.64 maatschappelijke voorzieningen:
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen alsmede (buitenschoolse) kinderopvang, alle met bijbehorende praktijkruimten, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.65 mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
1.66 nevenactiviteit:
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.67 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.68 nutsvoorzieningen:
gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatie-verkeer;
1.69 objecten met cultuurhistorische waarde:
bebouwing met cultuurhistorische waarde waaronder naast het hoofdgebouw tevens de (aangebouwde) voormalige (bedrijfs)gedeelten vallen die, gelet op de oorspronkelijke functie en bouwwijze, een wezenlijk onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke (bedrijfs)bebouwing; hieronder vallen niet latere aan- of uitbouwen (erfbebouwing) zonder cultuurhistorische waarde;
1.70 oever:
waterkant langs rivieren, meren, kanalen enz.;
1.71 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie;
1.72 ondergeschikte functie:
functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie:
1.73 ondergeschikte horeca:
horeca vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen horeca hebben en die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie zoals een kantine bij een sportaccommodatie;
1.74 ondergronds bouwwerk:
een gebouw, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
1.75 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.76 overtuin:
een (particuliere) tuin, veelal (van oorsprong) behorend bij een buitenplaats, met een zekere cultuurhistorische en landschappelijke waarde, vanwege de oriëntatie op zowel de vecht als het (voormalige) buitenplaats, herenhuis, buitenhuis;
1.77 paardenbak:
niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.
1.78 patiowoning:
een woning, waarvan de woonruimten zijn gelegen om of aansluitend aan een onbebouwde onoverdekte met wanden omsloten ruimte;
1.79 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.80 perceelgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
1.81 perifere detailhandel/volumieuze detailhandel:
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);
1.82 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.83 recreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;
1.84 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.85 straatmeubilair:
straatmeubilair: bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame (inclusief de reclame zelf);
- kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van niet meer dan 50 m³ en een hoogte van niet meer dan 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- (ondergrondse) afvalinzamelsystemen.
1.86 speelterrein:
een terrein dat erop gericht is om in de openlucht speel- en recreatiemogelijkheden te bieden en waarop speelvoorzieningen kunnen worden geplaatst;
1.87 speelvoorziening:
een voorziening, die erop gericht is om in de openlucht speel- en recreatiemogelijkheden te bieden;
1.88 standplaats:
standplaatsen zijn plekken in het openbaar gebied waar ambulante handelaren een dagdeel, dag en/of een aantal dagen per week waren kunnen verkopen;
1.89 steiger:
een constructie langs of dwars op een oever die als aanlegplaats voor schepen dient;
1.90 streefpeil:
het reglementair vastgestelde waterpeil dat door de beherende instantie wordt nagestreefd;
1.91 terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
1.92 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;
1.93 verkoopvloekoppervlak (vvo):
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.94 voorerfgebied:
het erfdeel dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied. Voorerf en delen van het zijerf die naar het openbare toegankelijke gebied zijn gekeerd dan wel op minder dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw zijn gelegen;
1.95 voorgevel:
de lijn waarin de voorgevel van het (hoofd)gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.96 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.97 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.98 vrijstaand:
bebouwing waarbij de gebouwen aan beide zijden niet tegen een al dan niet op een ander bouwperceel gelegen gebouw zijn gebouwd;
1.99 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit., waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;
1.100 (kunst)werk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.101 woning/wonen/wooneenheid:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.102 woonzorgvoorzieningen:
bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met zorg- en welzijnsvoorzieningen, bv. in het kader van de gezondheidszorg, ten behoeve van met name de bewoners van deze woningen;
1.103 zorginstelling:
een organisatie die onder de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) valt, zoals een verpleeghuis;
1.104 zorgvoorziening:
een uitvalsbasis voor (medische) zorgverlening en dienstverlening op het gebied van (medische) zorg zoals zorgservicepunten, kinderdagopvang en naschoolse opvang, bureau voor jeugd en gezin, consultatiebureaus en verhuur van hulpmiddelen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
- afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
- goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het laagste punt van het dak als goothoogte wordt aangemerkt;
- bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;
- oppervlakte van een bouwwerk;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
- de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;
- de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
- peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
- voor een brug: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van het land- danwel bruggenhoofd.
- de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld;
- de verkoopvloeroppervlakte (detailhandel) (vvo)
binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelactiviteiten en welke voor het publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen;
- de insteek van watergangen
vanaf de insteek die wordt gevormd door de snijlijn tussen het schuine talud van de oever en het maaiveld;
- de breedte van een bouwperceel
tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of (rooi)lijn.
2.1 Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven behorende tot ten hoogste milieucategorie 2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelfabriek' tevens een meubelfabriek zoals in de bijgaande ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ opgenomen onder SBI-2008 nummer 310.1;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf' tevens een bouwbedrijf zoals in de bijgaande ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ opgenomen onder SBI-2008 nummer 41,42,43.1;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf' tevens een gemeentewerf zoals in de bijgaande ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ opgenomen onder SBI-2008 nummer 381;
- ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstofffen zonder LPG' een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG;
- bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
- bijbehorende bouwwerken;
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen en water;
- nutsvoorzieningen;
- overige functioneel met bedrijven verbonden voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken, zoals bepaald in artikel 3 lid 2.3 sub e, onder voorwaarde dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder a. gestelde onderzoeksverpliching is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- vuurwerkbedrijven;
- inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
- detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel;
- zelfstandige kantoren;
- buitenopslag, anders dan onderdeel uitmakend van de bedrijfsactiviteiten of dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf'.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in de bijlage bij deze regels opgenomen ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen en water;
- overige functioneel met 'Bedrijf - Nutsvoorziening' verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Buitenplaats
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Buitenplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden die samenhangen met de buitenplaats;
- behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden die samenhangen met de buitenplaats, in samenhang met de waterhuishouding en/of de cultuurhistorische waarden van de Vecht en haar oevers;
- het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- voorzieningen behorende bij de onder c en d genoemde doeleinden, zoals een botenhuis, speelhuis, atelier, galerie, garage, schuur, theekoepel, theehuis of dierenverblijf;
- beroepen en bedrijven aan huis ten behoeve van de woning(en);
- tuinen en overtuinen, parkbossen en natuurterreinen;
- extensief recreatief medegebruik;
met daarbij horende:
- gebouwen;
- bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- (ontsluitings)wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen;
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 voor het toekennen of splitsen van het monumentale en/of karakteristieke hoofdgebouw in één of meerdere (zorg)woningen, mits:
- dit noodzakelijk is voor het behoud van het gebouw;
- voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- de waarden van het complex Buitenplaats waaronder cultuurhistorische en/of monumentale waarden niet worden aangetast;
- ten aanzien van de bovengenoemde aspecten dient advies te worden gevraagd aan een terzake deskundige.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de verplaatsing van een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk of de nieuwbouw/uitbreiding van één of meer vrijstaande bijbehorende bouwwerken, mits:
- in geval van verplaatsing van een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk de aanduiding 'bijgebouwen' van de huidige locatie wordt verwijderd en binnen de grenzen van de buitenplaats wordt teruggeplaatst;
- in geval van nieuwbouw/uitbreiding van één of meer vrijstaande bijbehorende bouwwerken de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken binnen een buitenplaats niet meer bedraagt dan 150 m². Indien in de bestaande situatie sprake is een grotere gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, geldt deze oppervlakte als maximale oppervlakte;
- in geval van verplaatsing of uitbreiding van een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande bijbehorend bouwwerk;
- in geval van nieuwbouw de goot- en bouwhoogte maximaal 3 respectievelijk 6 meter bedraagt;
- er geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke of monumentale waarden van de buitenplaats. Hiervoor dient advies te worden gevraagd aan een terzake deskundige;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel, met uitzondering van volumineuze of perifere detailhandel;
- horeca, in de horecacategorieën h1 en h5;
met de daarbij behorende:
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen;
- overige functioneel met detailhandel verbonden voorzieningen zoals geldautomaten.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Dienstverlening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- dienstverlening;
met de daarbij behorende:
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen;
- overige functioneel met dienstverlening verbonden voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Gemengd - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- het bestaande aantal woningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' het aantal woningen maximaal het ter plaatse aangegeven aantal bedraagt;
- aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen;
- toegangsportalen van de op de verdiepingen gelegen voorzieningen;
- overige functioneel met de bestemming 'Gemengd - 1' verbonden voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het bestaande aantal woningen;
- aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- woonzorgvoorzieningen;
- ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel;
met de daarbij behorende:
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen en water;
- nutsvoorzieningen;
- overige functioneel met de bestemming 'Gemengd - 2' verbonden voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Gemengd - 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd – 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven behorende tot ten hoogste milieucategorie 2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen ‘Staat van bedrijfsactiviteiten - Gemengd - 3’;
- perifere of volumineuze detailhandel;
- ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen en water;
- nutsvoorzieningen;
- overige functioneel met de bestemming 'Gemengd - 3' verbonden voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen;
- corridors;
- water; park en plantsoenen;
- evenementen;
- ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan": een ijsbaan;
- ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - landschappelijk en cultuurhistorisch groen" het behoud, herstel of versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het groen en de bomenrij;
- ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" een nutsvoorziening in de vorm van een gebouw;
- ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" een parkeerterrein;
- ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - jongerenontmoetingsplaats" een jongeren ontmoetingsplaats;
- in- en uitritten;
met de daarbij behorende:
- speelvoorzieningen en speelvelden;
- kunstobjecten en straatmeubilair;
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen;
- voet- en fietspaden;
- overige functioneel met de bestemming 'Groen ' verbonden voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
- Onverminderd het bepaalde in artikel 11 lid 1 van deze regels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:
- het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
- het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
- Het bepaalde in artikel 11 lid 3 sub a is niet van toepassing op:
- het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
- het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
- de parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn in verband met de verkeersveiligheid;
- er sprake is van een ruimtelijke noodzaak in verband met parkeercongestie.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ zonder bouwvlak of de bestemming 'Tuin - 1', waarna de regels van de desbetreffende bestemmingen van toepassing zijn.
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
met de daarbij behorende:
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen en water;
- nutsvoorzieningen;
- overige functioneel met de bestemming 'Kantoor' verbonden voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;
- bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- (openbare) speelvoorzieningen;
- (ontsluitings)wegen en paden;
- groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- overige functioneel met de bestemming ’Maatschappelijk’ verbonden voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken, zoals bepaald in artikel 13 lid 2.3 sub e, onder voorwaarde dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder a. gestelde onderzoeksverplichting is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een zwembad;
- een sportzaal;
- horeca in categorie h6 zaalaccommodatie;
- ondergeschikte horeca;
met de daarbij behorende:
- gebouwen,
- bouwwerken geen gebouwen zijnde,
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- (openbare) speelvoorzieningen;
- (ontsluitings)wegen, voet- en fietspaden;
- groenvoorzieningen en water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- overige functioneel met de bestemming ‘Recreatie' verbonden voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sporten;
- sportvelden;
- ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - luchthal': een lucht-/blaashal in de periode van 1 oktober tot en met 30 april;
- gezondheidszorg waaronder fysiotherapie en revalidatie;
met de daarbij behorende:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- ondergeschikte horeca zoals een sportkantine;
- (ontsluitings)wegen, voet en fietspaden;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- overige functioneel met de bestemming ‘Sport’ verbonden voorzieningen, waaronder in ieder geval tribunes en dug-outs.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
- De bedrijfsvloeroppervlakte van een sportkantine mag niet meer bedragen dan 150 m².
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - luchthal' mag een luchthal worden geplaatst met een oppervlak van maximaal 1.775 m2 en een hoogte van 9,5 m.
Artikel 16 Tuin - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuin;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - paardenbak' een paardenbak;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren' parkeervoorzieningen op eigen erf;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - garagebox' een garagebox.
met daarbij horende:
- gebouwen;
- bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- (ontsluitings)wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen.
met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Tuin - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en overtuinen, parkbossen en natuurterreinen;
- voorzieningen behorende bij de in artikel 17 lid 1 sub a genoemde doeleinden, zoals een botenhuis, speelhuis, atelier, galerie, garage, schuur, theekoepel, theehuis of dierenverblijf;
- behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden, in samenhang met de waterhuishouding en/of de cultuurhistorische waarden;
- extensief recreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - garagebox' een garagebox;
met daarbij horende:
- gebouwen;
- bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- (ontsluitings)wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging waaronder bergbezinkbassins en waterlopen.
met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- straatmeubilair;
- waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen en waterberging, waaronder bergbezingbassins;
- oeververbindingen (bruggen);
- evenementen;
- in- en uitritten;
- geluidwerende voorzieningen;
- duikers en (kunst)werken
- standplaatsen;
- terrassen;
- reclameborden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox';een autobox/garagebox;
- overige functioneel met de bestemming ‘verkeer’ verbonden voorzieningen zoals lichtmasten.
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemming Verkeer te wijzigen naar Tuin - 1, met dien verstande dat:
- het betreft openbaar groen gelegen binnen de bestemming Verkeer;
- de bestaande verkeers- en groenstructuur niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water
- de waterhuishouding;
- een waterweg ten behoeve van scheepvaartverkeer;
- extensief recreatief medegebruik;
- versterking en ontwikkeling van natuurwaarden van de Vecht;
- het behoud, herstel of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van waterlopen, ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk water’;
- een boatsaver ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis';
- beschoeiing;
met de daarbij behorende:
- bruggen, sluizen, duikers, coupures, dammen en overige kunstwerken;
- straatmeubilair;
- voet- en fietspaden;
- groenvoorzieningen;
- overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen, met uitzondering van ligplaatsen voor schepen.
Overkappingen en voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, met een kap zijn niet toegestaan.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 20 Wonen - 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het bestaande aantal woningen;
- aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
- ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’ is het plaatsen van woonwagens toegestaan waarbij het aantal niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangeduid;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garagebox' zijn enkel (inpandige) garageboxen met bovenliggende woningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren' parkeervoorzieningen op eigen erf;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - autorijschool' een autorijschool;
- ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': een dienstverlenende praktijk aan huis;
- ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
- ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk - scouting': een scoutingclub;
met de daarbij behorende:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- tuinen en erven;
- overige functioneel met de bestemming 'Wonen' verbonden voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
- artikel 20 lid 2.2 sub a voor vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken bij woningen tot niet meer dan 80 m², met dien verstande dat aan artikel 20 lid 2.2 sub c moet blijven worden voldaan;
- ten behoeve van het doortrekken van de kap of het aanbrengen van een kap over de aangebouwde bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:
- de bouw doet geen afbreuk aan de privacy en bezonning van direct naastgelegen woningen;
- de bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
- voor het aanbouwen van de, op het voorerfgebied gelegen, bestaande bijbehorende bouwwerken aan het hoofdgebouw onder voorwaarde dat:
- de bouw doet geen afbreuk aan de privacy en bezonning van direct naastgelegen woningen;
- de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
- de bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
- het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken, zoals gesteld in artikel 20 lid 2.2 sub f, onder voorwaarde dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder 1 gestelde onderzoeksverpliching is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
- artikel 20 lid 2.2 sub g voor het realiseren van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een grotere diepte gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevellijn, onder voorwaarde dat:
- het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
- het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet breder zijn dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel met een maximum van 3 meter;
- de goot- en bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk bedragen ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0.3 m;
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder 4 gestelde onderzoeksverpliching is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan;
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Wonen - 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen – 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het bestaande aantal woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf': een voormalig bedrijfscomplex;
- aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': een dienstverlenende praktijk aan huis;
- ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor;
- behoud, versterking en herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarde
- behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de gronden eigen zijnde of te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden;
met de daarbij behorende: gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde,
- tuinen en erven
- extensieve dagrecreatieve doeleinden met de daarbij behorende natuurterreinen, tuinen, parkbossen en open terreinen;
- in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- water en tuinen;
- overige functioneel met de bestemming 'Wonen' verbonden voorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in de regels:
- voor vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken bij woningen buiten het bouwvlak tot niet meer dan 80 m², met dien verstande dat aan artikel 21 lid 2.2 sub c moet worden blijven voldaan;
- voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarde dat:
- er sprake is van een directe aansluiting op een aanbouw op het voorerf;
- er geen onevenredige bezwaren uit oogpunt van verkeersveiligheid ontstaan.
- het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken, zoals gesteld onder artikel 21 lid 2.2 sub f onder voorwaarde dat:
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder 1 gestelde onderzoeksverplichting is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
- artikel 21 lid 2.2 sub g voor het realiseren van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een grotere diepte gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevellijn, onder voorwaarde dat:
- het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet dieper zijn dan de oorspronkelijke achtergevel breed is;
- het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet breder zijn dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel met een maximum van 3 meter;
- de goot- en bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk bedragen ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0.3 m;
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder 4 gestelde onderzoeksverpliching is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan;
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
- ten behoeve van het doortrekken van de kap of het aanbrengen van een kap over de aangebouwde bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:
- de bouw doet geen afbreuk aan de privacy en bezonning van direct naastgelegen woningen;
- de bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 22 Leiding - Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van afvalwater door een waterleiding.
22.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming Leiding - Water mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming;
- voor het bouwen van de in artikel 22 lid 2 sub a bedoelde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22 lid 2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en, gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie -1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie -2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie -3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 4
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie -4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Ecologie
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone.
27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Beschermingszone watergang aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang.
28.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen is het op de in artikel 28 lid 1 bedoelde gronden niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de in artikel 28 lid 1 genoemde doeleinden, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van artikel 28 lid 2 voor het bouwen van bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande artikelen, mits:
- de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
- voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
- terzake eerst advies is ingewonnen bij de beheerder van de watergang.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemt voor waterkering en de bijbehorende beschermingszone.
29.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in artikel 29 lid 1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m worden gerealiseerd;
29.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 29 lid 2 mogen bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij die belangenafweging wordt goedkeuring gevraagd aan de beheerder van de waterkering. Ten behoeve van deze andere onderliggende bestemmingen mogen gebouwd worden conform het bepaalde bij de betreffende bestemmingsbepalingen.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 31 Algemene Bouwregels
31.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
- Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende gronden, waar de bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht, met dien verstande dat
- ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen zijn toegestaan;
- ondergrondsebouwwerken waterdicht moeten worden uitgevoerd;
- middels een grondwaterstandberekening men dient aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet onevenredig verslechterd;
- indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd.
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31 lid 1 sub a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de verticale diepte van kelders of parkeergarages bedraagt maximaal 3,5 m beneden peil.
- een kelder of parkeergarages mag, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet minder dan 0,10 m onder het aansluitende afgewerkte terrein zijn gelegen.
- de afstand tot de perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m.
- kelders of parkeergarages mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel, met dien verstande dat ondergeschikte kelderingangen en kelderkoekoeken wel zijn toegestaan.
- Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
- Bergbezinkbasins zijn toegestaan binnen de bestemming Verkeer, Groen, Tuin - 1, Tuin - 2, Buitenplaats en Water.
31.2 Overschrijding bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen
De in het plan opgenomen regels met betrekking tot bouwgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen door:
- stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen met niet meer dan 50 cm;
- plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevellijn niet meer dan 20 cm bedraagt;
- reclametoestellen en draagconstructies voor reclame met niet meer dan 50 cm;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, galerijen en luifels, mits zij de voorgevellijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
- balkons, mits zij de voorgevellijn met niet meer dan 1 m overschrijden;
- ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
- hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevellijn met meer dan 1 m overschrijden;
- vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, voor zover deze binnen een bouwvlak worden opgericht en de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 3 m wordt overschreden;
- dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties, voor zover deze niet hoger zijn dan 3 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste bouwlaag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
- bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) en afvalinzamelsystemen zowel boven- als ondergronds.
31.3 Bestaande afstanden en maten
- In die gevallen dat de bestaande goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goot- en boeiboordhoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
- In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
- Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
- seksinrichting, prostitutie of erotisch getinte horecabedrijven;
- opslag en verkoop van vuurwerk;
- kamerbewoning/-verhuur.
- Een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval en/of bouwmaterialen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- Een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- Onder een gebruik, strijdig met een bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
- In het geval van nieuwbouw of functiewijziging waarbij de parkeerbehoefte ten opzichte van het voorgaande gebruik of de voorgaande bebouwing toeneemt, op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om deze toename van de parkeerbehoefte op te vangen, een en ander conform de parkeernormen zoals in de bijlage 'Parkeernormen Breukelen Woongebied' van deze regels is opgenomen.
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
33.1 Archeologisch rijksmonument
Ter plaatse van de aanduiding 'archeologisch rijksmonument' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische rijksmonumenten.
33.2 Specifieke bouwaanduiding - monument
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de gronden en gebouwen tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van monumenten.
33.3 Specifieke bouwaanduiding - karakteristiek
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding karakteristiek’ zijn de gronden en gebouwen tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van de aanwezigen karakteristieken bebouwing.
33.4 Vrijwaringszone - Vaarweg
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
34.1 Afwijkingen
- Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
- het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van maximaal 75 m3 en een bouwhoogte van maximaal 4 m;
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met niet meer dan 15%;
- overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet meer dan 15% worden vergroot;
- de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingborden, reclamemasten, gevel- en lichtreclames en gebouwenaanduidingen met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit ter plaatse;
- het oprichten van masten en antenneinstallaties ten behoeve van (tele)communicatie-doeleinden tot een bouwhoogte van maximaal 40 m waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, met bestaande of nieuw op te richten bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
- voor het gebruik van de gronden voor opslag en verkoop van vuurwerk na goedkeuring door de Veiligheid Regio Utrecht (VRU) of de opvolger van deze organisatie onder een andere naam;
- het afwijken van parkeernormen zoals opgenomen in deze regels, indien redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de eis tot realisatie van parkeerplaatsen conform de voorgeschreven parkeernorm onder de voorwaarde dat met behulp van de parkeerdrukmeting wordt aangetoond dat de parkeerbehoefte van gezamenlijke functies in de omgeving te allen tijde kan worden afgewikkeld op de al aanwezige of geplande beschikbare parkeergelegenheid;
- het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur, mits:
- er sprake is van langdurige leegstand (langer dan 3 maanden);
- het gebruik voor kamerverhuur geen ontwrichting van de ruimtelijke omgeving en daardoor overlast tot gevolg heeft;
- het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren;
- de tijdelijkheid van de kamerverhuur moet aantoonbaar zijn.
- Afwijking als bedoeld in artikel 34 lid 1 sub a wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de als gevolg van de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
- De afwijkingsbevoegdheden mogen niet cumulatief worden gebruikt samen met afwijkingsmogelijkheden uit de afzonderlijke bestemmingen uit hoofdstuk 2 of ten opzichte van een eerder verleende afwijking.
34.2 JOP
Bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels en toestaan dat een jongerenontmoetingsplaats (JOP) wordt gerealiseerd, mits:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
- er geen gebouwen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van overkappingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 2,5 m;
- de realisatie niet direct naast gebouwen plaatsvindt, waarvan de gebruikers overlast kunnen ondervinden van de jongeren, zoals woningen en winkels, waarbij de afstand tot een woning in ieder geval niet minder bedraagt dan 50 m;
- niet direct naast doorgaande wegen wordt gerealiseerd;
- de JOP goed bereikbaar is voor hulpdiensten;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden alsmede de waarden van karakteristieke of monumentale object, als zodanig op de verbeelding aangegeven, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
34.3 Verkeer
Het bevoegd gezag kan, voor zover de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
- het bepaalde in het plan ten behoeve van verkeerskundige aanpassingen aan bestaande wegen waarbij bestemmingsgrenzen overschreden worden tot een maximum van 2 meter.
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
35.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
35.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 1' te wijzigen met dien verstande dat:
- het wijzigingsplan detailhandel, uitsluitend op de begane grond, en woningen, op de bovenliggende bouwlagen, mogelijk kan maken;
- de maximaal te realiseren bouwhoogte 12 m bedraagt;
- het aantal woningen niet meer bedraagt dan 16;
- het wijzigingsplan niet voorziet in een vergroting of verandering van het bestaande bouwvlak;
- per woning ten minste 1.3 parkeerplaats wordt gereserveerd;
- dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma;
- dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
- dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
35.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 2' te wijzigen met dien verstande dat:
- de maximaal te realiseren bouwhoogte van gestapelde woningen 9 meter bedraagt;
- de maximaal te realiseren goot- en bouwhoogte van niet- gestapelde woningen 6 en 11 meter bedraagt;
- de woningdichtheid van de ontwikkeling tussen de 25 en 40 woningen per hectare bedraagt;
- per woning ten minste 1.3 parkeerplaats wordt gereserveerd;
- dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma;
- dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
- dat het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.
35.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemming Wonen - 1 met dien verstande dat:
- het aantal gestapelde woningen niet meer mag bedragen dan 11;
- de maximaal te realiseren bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10,5 m;
- het wijzigingsplan in overeenstemming is met de reeds uitgevoerde massastudie;
- het wijzigingsplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid;
- dat het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is;
- dat het wijzigingsplan inpasbaar is in het volkshuisvestingsprogramma;
- dat het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld.
35.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 4' te wijzigen in Wonen - 2 met dien verstande dat:
- maximaal 1 grondgebonden woning mag worden toegevoegd;
- de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 en 7 m;
- de sloop van bestaande opstallen juridisch is geborgd;
- het maximale bouwvolume niet meer bedraagt dan van de te slopen stal;
- het wijzigingsplan voorziet in de in de bijlage opgenomen parkeernormen;
- het wijzigingsplan milieutechnisch aanvaardbaar is waarin in ieder geval is aangetoond dat:
- voldaan wordt aan het gestelde in de VNG-pubicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ danwel middels een onderzoek kan worden aangetoond dat belangen van derden niet worden geschaad;
- de ecologische waarden van het wijzigingsgebied en (directe) omgeving als gevolg van het wijzigingsplan niet worden geschaad;
- sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat;
- het wijzigingsplan past in een nader op en vast te stellen beeldkwaliteitsplan;
- het wijzigingsplan wordt uitgevoerd als een boerderij-ensemble zoals beschreven in het op en vast te stellen beeldkwaliteitsplan;
- het wijzigingsplan stedenbouwkundig, cultuurhistorisch en landschappelijk inpasbaar is;
- het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is;
- verhaal van gemeentelijke (plan-)kosten is zekergesteld;
- voorzien wordt in voldoende watercompensatie.
35.6 Wro-zone - wijzigingsgebied 5
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de bouwvlakken voor het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:
- het bouwvlak mag op het achtererfgebied met ten hoogste 2,5 meter worden vergroot ten behoeve van de uitbreiding van het totale hoofdgebouw;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven hetgeen middels onderzoek moet worden aangetoond;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen.
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder d. gestelde onderzoeksverpliching is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
35.7 Wijziging Archeologie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 36 Overige Regels
36.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voorzover het betreft:
- de ruimte tussen bouwwerken;
- parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
36.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 37 Overgangsrecht
37.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
37.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
37.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, bepalen dat dit gebruik middels persoongebonden overgangsrecht mag worden voortgezet.
Artikel 38 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan Breukelen Woongebied
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van.
.........................
De voorzitter, De griffier,
................... .....................
1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
De gemeente Stichtse Vecht is een traject gestart om, mede in het licht van de actualiseringsplicht die is opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingsplannen voor alle kernen te actualiseren en te digitaliseren. De vigerende plannen zijn, in regelgeving en verbeelding, veelal verouderd en voldoen daarmee niet aan de vereisten van deze tijd.
Voor de kern Breukelen worden meerdere bestemmingsplannen opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan Breukelen Woongebied bevat, zoals de naamgeving suggereert, het merendeel van de woongebieden. Het plan vervangt een groot aantal bestemmings- en uitwerkingsplannen. Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing.
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en legt de bestaande situatie vast. Daarmee zijn ontwikkelingen waarvoor reeds een planologische procedure is doorlopen meegenomen in het voorliggende plan.
Alvorens is gestart met het opstellen van het bestemmingsplan, is een Nota van uitgangspunten opgesteld. In de Nota zijn verschillende uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor het opstellen van het bestemmingsplan. Deze Nota is op 19 juni 2012 vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied voor het op te stellen bestemmingsplan bestaat uit het woongebied ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal tot halverwege de Vecht met uitzondering van het centrumgebied, de zone ten zuiden van het centrum gebied tussen Straatweg en Vecht en de terreinen behorende bij het landgoed en universiteit Nijenrode.

Indicatie begrenzing plangebied
1.3 Vigerende Plannen
Voor het plangebied vigeren diverse bestemmings- en uitwerkingsplannen. Er is sprake van verschillende planvormen, (sterk) verouderde regelingen en van een bestemmingslegging, die in een aantal gevallen niet meer aansluiten bij de huidige situatie.
De volgende bestemmingsplannen gelden voor het plangebied:
Plan | Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. | |
Bestemmingsplan | Noord | 25 november 2003 |
Bestemmingsplan | Broeckland | 2 juni 1987 |
Bestemmingsplan | Zuid 1983 | 5 juli 1983 |
Bestemmingsplan | Langs de Vecht 1972 | 6 februari 1973 |
Uitwerkingsplan | Gemeente Breukelen 1950 | |
Uitwerkingsplan | Broeckland / Brugoprit | 26 april 1994 |
Uitwerkingsplan | Broeckland 1 | 13 december 1989 |
Uitwerkingsplan | Broeckland 2 | 18 juli 1991 |
Uitwerkingsplan | Broeckland 3a | 2 april 1991 |
Uitwerkingsplan | Broeckland 3b/c | 2 april 1991 |
Uitwerkingsplan | Broekland 4 en 5 | 5 oktober 1993 |
Uitwerkingsplan | Broeckland 6 | 2 april 1991 |
Uitwerkingsplan | Broeckland 7 | 26 april 1994 |
Uitwerkingsplan | Broeckland / Straatweg | 26 april 1994 |
Uitwerkingsplan | Broeckland Broekdijk-Oost 1 | 20 augustus 1991 |
Uitwerkingsplan | Broeckland Broekdijk-Oost 2 | 28 juli 1992 |
Uitwerkingsplan | Broeckland Broekdijk-Oost 3 | 5 oktober 1993 |
1.4 Opbouw Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.
Toelichting
De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:
- een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
- een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
- de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
- een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Indien bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:
- een beschrijving van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
- voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
- een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
Verbeelding
De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bijvoorbeeld bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken omtrent InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2008.
Planregels
De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en, vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2008.
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plangebied beschreven. De beleidsmatige en de locatie specifieke ontwikkelingen zullen in hoofdstuk 3 puntsgewijs worden behandeld. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Hierin zijn de gehanteerde bestemmingen nader uitgelegd. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
2 Het Plangebied
Hoofdstuk 2 geeft op hoofdlijnen weer hoe het plangebied is opgebouwd en welke structuren en voorzieningen het plangebied rijk is. Tot slot wordt er middels kaart en fotomateriaal een bebouwings- en inrichtingsindicatie gegeven van het plangebied. De beleids- en bestemmingskeuzes in hoofdstuk 6 worden onder andere aan de hand van deze karakteristieken onderbouwd.
2.1 Historische Ontwikkeling
Het grondgebied van bestemmingsplan Breukelen Dorp behoorde vroeger tot het buitengebied van het dorp Breukelen, en bestond overwegend uit landbouw- en weidegronden. De historische dorpskern valt buiten de begrenzingen van dit bestemmingsplan. Het noordelijk deel van het plangebied behoort tot de vroegere Breukelerwaard. Het zuidelijk deel maakt deel uit van de polder Otterspoorbroek.
Bij de historische ontwikkeling van Breukelen hebben waterlopen een grote rol gespeeld. Sinds voor onze jaartelling was de Breukelerwaard door waterlopen. Aan de oostzijde liep de Vecht. Rond ongeveer 450 voor Chr. splitste hier een hoofdstroom vanaf, de Aa (nu de Danne), om zich iets ten noorden van het huidige Breukelen weer bij de Vecht te voegen. Het gebied tussen de rivieren noemde men Breukelerwaard.
Bij de splitsing van Vecht en Aa ontstond op een al bestaande verhoging in het landschap het dorp Breukelen. De oudste vermelding van Breukelen dateert uit het eind van de zevende eeuw. Het dorp wordt dan Attingahem genoemd, naar een leenheer van de Friese koning met de naam Atto of Attinga. Deze familie bouwde in de buurt van de huidige Kerkgracht een villa met de naam Breukelerhof. Volgens de overlevering zou de prediker Bonifatius hier rond 720 een houten kerkje gewijd hebben aan Sint Pieter.
Ontginningen
In de 11e eeuw worden de eerste veengebieden ten westen van de Vecht en de Aa ontgonnen, waaronder de polder Otterspoorbroek. Deze polder, die nu grotendeels ten westen van het Amsterdam Rijnkanaal ligt, behoorde tot de parochie Breukelen. Met de ontginningen werd gestart ten zuiden van de Poeldijk, met een vaste maatvoering van 1250 m perceellengte. De Otterspoorbroekse Dijk werd hierbij aangelegd als ontginningsbasis. De Kortrijkse Dijk vormde de achterkade van deze ontginning. Deze opeenvolging van ontginningsbasis, polder en achterdijk werd enkele malen herhaald tot aan de Hollandse Kade, de grens tussen Holland en het Sticht in de 13e eeuw.
De Breukelerwaard is al voor 1240 ontgonnen vanaf de Breukelerwaardse Dijk (gelegen in de omgeving van de huidige Heijcoplaan en Looijersdijk). De Evenaarswetering in het noorden was de achterkade van deze ontginning. Langs deze wetering stond vanaf ergens tussen 1470 en 1538 een poldermolen, die afwaterde op de Vecht. Het betrof een wipmolen, die zich net buiten de grenzen van het plangebied bevond. Sinds 1890 stond hier een stoomgemaal. In 1904 is de molen gesloopt.
Na een stormvloed in 1173 bedijkte men de Vecht en de Aa. Op deze nieuwe dijk werd een weg aangelegd, de Kleiweg of ’s Herenweg. Het dorp Breukelen kwam hierbij deels buitendijks te liggen. Rond dezelfde tijd is ook een tolbrug over de Vecht gebouwd, die het dorp met het gebied ten oosten van de Vecht verbond.
Vaarroutes
In de 14e eeuw leidde afwateringsproblematiek van polders ten zuiden van de Leidsche Rijn tot het graven van een nieuwe watergang vanaf de Leidsche Rijn tot aan de Breudijk te Harmelen. Vanaf daar groef men de (Grote) Heycop die, lopend via Kockengen, bij Breukelen op de Vecht aansloot. Hier bevond zich de Heykoopse Sluys.
Langs de Poeldijk, de grens tussen de Breukelerwaard en de polder Otterspoorbroek, loopt de Kerkvaart. Deze vaart maakte in de middeleeuwen deel uit van de scheepvaartroute van en naar Utrecht. Halverwege de Kerkvaart ligt een ophaalbrug, die oorspronkelijk vervaardigd is in 1891 als brug over de Angstelin de westelijke Kanaaldijk te Nieuwersluis. In 1960 is de brug verplaatst naar de huidige locatie in Breukelen, tussen Marijkestraat en Stationsweg. Tot die tijd lag hier een houten draaibrug.
In de loop van de 17e eeuw verandert het uiterlijk van de Vechtoevers aanzienlijk. Vanaf 1626 werd het jaagpad op de westelijke oever van de Vecht tussen Utrecht en Breukelen doorgetrokken naar het noorden langs de Angstel en Amstel. De Vechtstreek werd hierdoor goed bereikbaar met de trekschuit. Langs de Vecht werden buitenplaatsen aangelegd als zomerverblijf voor rijke Amsterdammers. Met name na het Rampjaar 1672, waarin het dorp Breukelen door de Fransen bezet en verwoest was, nam de bouw van buitenplaatsen een grote vlucht. De buitens waren vooral gericht op de Vecht. Binnen de grenzen van het bestemmingsplan lagen – van noord naar zuid – de buitenplaatsen Hoffwerck (gebouwd rond 1705 en afgebrand in 1884), Vegtvliet (gebouwd rond 1665 en gerestaureerd in de jaren ‘70), (Nieuw-) Hoogerlust (gebouwd voor 1729 en gewijzigd tussen 1850 en 1875) en Vechtstroom (gebouwd rond 1700 en afgebroken in het midden van de 19e eeuw; restanten zijn nog aanwezig).
Naast de vele buitenplaatsen werden in de loop van de tijd langs de Vecht ook veel industriële activiteiten ontplooid, waaronder baksteen- en dakpanfabricage, leerlooierijen en brouwerijen. In Breukelen herinnert het gebouw van de brouwerij de Vijfhoek, gelegen aan de Brouwerij, hier nog aan.
Ter verbetering van de waterverbinding tussen Amsterdam en Utrecht ontstond in het midden van de 19e eeuw het plan voor de aanleg van een nieuw kanaal tussen beide steden. Dit werd het Merwedekanaal, dat in 1892 werd geopend. Het kanaal en de spoorweg die ten westen ervan lag, hebben de vroegere indeling van het gebied doorsneden. Als gevolg hiervan is tegenwoordig de historische ontwikkeling van het gebied en de ruimtelijke opzet van het polderlandschap minder herkenbaar.
Het Merwedekanaal was aangelegd met een breedte van 35 meter. Door deze geringe breedte en vanwege de vele bruggen en sluizen voldeed het kanaal al snel niet meer. Tussen 1934 en 1952 werd het kanaal dan ook verbreed tot 70 m. De brug over het kanaal was oorspronkelijk een pontonbrug, een drijvende brug die deels weggevaren kon worden. Bij deze brug lag een sluis. In de jaren ’30 is de pontonbrug vervangen. Na vernielingen in de Tweede Wereldoorlog is deze brug weer herbouwd met gebruikmaking van delen van de oude brug. Deze brug is in 1957 in gebruik genomen.
Begraafplaats
Toen het begraven in de kerk in de 19e eeuw werd verboden, legde men een begraafplaats aan ten westen van het Kerkplein. Hoewel de kerk buiten het plangebied valt, bevindt deze begraafplaats zich wel binnen de bestemmingsplangrenzen. Het nagenoeg symmetrisch ingedeelde terrein wordt grotendeels rondom begrensd door hagen en hoge bomen. De grafvelden bevinden zich ter weerszijden van het centrale grindpad, dat wordt geflankeerd door prunusbomen. Markant zijn de grote bomen als plataan, kastanje, beuk en linde, in contrast met de lage prunussen. De zerken en stèles geven de ontwikkeling van het grafteken weer in de opeenvolgende periodes tussen 1835 en 1950.
Uitbreidingen en nieuwe wijken
In de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw verrezen aan weerszijden van de Straatweg vele villa’s.
Na de Tweede Wereldoorlog breidde Breukelen zich flink uit. De oorspronkelijke verkaveling van de voormalige polders Breukelerwaard en Otterspoorbroek is daarbij slechts minimaal overgenomen in de nieuwe stedenbouwkundige plannen. Ten westen van het Merwedekanaal is de oorspronkelijke percelering is nog enigszins herkenbaar. Het grootste deel van de huidige bebouwing in Breukelen dateert uit de na-oorlogse periode.
De eerste uitbreidingen kwamen tot stand in het gebied direct ten westen van het historisch dorp bebouwd. Tussen 1948 en 1958 wordt de wijk De Eendracht aangelegd. Rond 1955 bouwde men ook de woningen aan de Willink van Collenstraat en de straten direct ten noorden hiervan. In 1962 zijn de eerste flats gebouwd aan de Schepersweg. Toen in 1964 enkele tientallen Molukse gezinnen naar Breukelen kwamen, die aangetrokken werden door het bedrijfsleven, werden hiervoor 50 woningen gebouwd aan de Niftarlakestraat-west en de Gijsbrecht van Nijenrodestraat.
Het laatst volgt de woningbouw in het uiterste noorden en zuiden van het bestemmingsplangebied: rond 1970 in het noordenen tot slot wordt aan het eind van de jaren ’80 van de vorige eeuw is in het zuidelijk deel van het bestemmingsplangebied de wijk Broeckland aangelegd. Het betreft gekoppelde of vrijstaande woningen, en enkele apartementencomplexen. Bij de inrichting van Broeckland is gebruik gemaakt van de oude indeling van het gebied: het watertje tussen Vrouwenmantel en Stinzenlaan Zuid / Helmbloem volgt nog de loop van een sloot en weg die nog op 19e-eeuwse kaarten zichtbaar is.
2.2 Deelgebieden
Zoals in paragraaf 2.1 geconcludeerd bestaat het plangebied grotendeels uit naoorlogse woonwijken en enkele oude structuren. In de jaren ’50 tot en met het einde van vorige eeuw is nagenoeg het gehele plangebied ontwikkeld als woongebied. De reeds bestaande structuren zoals de Straatweg, de zone langs de Vecht en de bebouwing rond de Kerkvaart zijn daarmee in het dorp Breukelen komen te liggen. Het plangebied is qua ontstaansgeschiedenis en bebouwingsbeeld derhalve op te delen in vier deelgebieden. Het hiernavolgende kaartmateriaal geeft de globale begrenzing van de deelgebieden aan.

Deelgebieden Breukelen Woongebied
De hiernavolgende afbeeldingen geven een impressie van het plangebied. Elke rij geeft een impressie van een deelgebied, waarbij:
- de bovenste rij een impressie geeft van deelgebied Noord (1);
- de tweede rij een impressie geeft van deelgebied Straatweg / Buitenplaatszone (2);
- de derde rij een impressie geeft van deelgebied Zuid (3);
- de vierde en daarmee onderste rij een impressie geeft van deelgebied Broeckland (4).

Impressies plangebied
2.3 Bedrijven En Voorzieningen
Hoewel het een woongebied betreft is direct ten noorden van de brugoprit aan de Poeldijk een klein bedrijventerrein gesitueerd. Op dit terrein zijn onder andere enkele kantoren, woonwagens, een aannemersbedrijf, een bouwhandel en een gemeentelijk afvalinzamelstation gesitueerd. Aan de Wilhelminastraat / Domineeslaantje is kleine concentratie van bedrijvigheid gesitueerd. Deze concentratie wordt voornamelijk gevormd door de aldaar gevestigde gemeentewerf.
Het merendeel aan voorzieningen en detailhandel in Breukelen is geconcentreerd in het centrumgebied. Het centrumgebied valt geheel buiten het plangebied voor het op te stellen bestemmingsplan Breukelen Woongebied. De voorzieningen in het plangebied zijn voornamelijk in het noordelijke deel gevestigd. Winkelcentrum Breukelen Noord vormt samen met de autogarage Knoop en het kerkgebouw “Silo” een cluster aan de Karel Doormanweg. Het subtropisch zwembad ‘t Kikkerfort, het cultuurhuis, de christelijke basisschool De Schepershoek en de regionale scholengemeenschap Broklede vormen tevens een opvallend cluster aan de Schepersweg. Verspreid door het plangebied zijn verder een woonzorgcentrum, scholen, een brandstofhandel, sport- en tennisvelden, detailhandel, een seizoensijsbaan, en andere maatschappelijke en dienstverlenende voorzieningen zoals een psychologen- en huisartspraktijken te vinden.
2.4 Infrastructuur
Door het plangebied loopt de N402 (de Straatweg). Deze weg was voorheen de verbinding tussen Utrecht en Amsterdam. De rijksweg A2 heeft deze verbindende functie geheel overgenomen. Voor regionale verbindingen tussen Maarssen, Breukelen en Loenen aan de Vecht blijft de Straatweg belangrijk. De Brugoprit en Breukelerbrug vormen de verbinding tussen de Straatweg, het NS station Breukelen en de A2.
Vaarwegen
Het plangebied wordt omsloten door het Amsterdam Rijnkanaal aan de westkant en de Vecht aan de oostkant. Waar vroeger de Vecht als transportroute tussen Utrecht en Amsterdam fungeerde is deze functie overgenomen door het Amsterdam Rijnkanaal. De Vecht biedt daardoor alle ruimte aan recreatie en pleziervaart. Zowel het kanaal als de Vecht vallen echter net buiten het plangebied.
Openbaar vervoer
Door het plangebied loopt een aantal buslijnen. De belangrijke (regionale) busverbinding is lijn 120. Deze bus verbindt Utrecht CS met Amsterdam-Bijlmer ArenA en verbindt de kernen Maarssen, Breukelen en Loenen aan de Vecht met elkaar. Daarnaast rijden lijn 124 (Woerden station - Breukelen Noord) en buurtbus 526 door het plangebied.
Fietsen
Breukelen en het Vechtgebied in het bijzonder beschikt over aantrekkelijke (recreatieve) fietsroutes. De fietser wordt gefaciliteerd met een herkenbare fietsinfrastructuur en voldoende stallingen. Tevens zijn er schoolroutes ingericht zodat leerlingen van de basisscholen zelfstandig naar school kunnen fietsen.
2.5 Cultuurhistorie, Monumenten En Karakteristieke Bebouwing
Vanouds hebben waterlopen bij de ontwikkeling van het dorp Breukelen een grote rol gespeeld. De oorspronkelijke Breukelerwaard en de polder Otterspoorbroek, die in opzet ook teruggaan op de historische waterlopen, zijn tegenwoordig slechts in geringe mate nog te herkennen. Daarnaast heeft de aanleg van het Merwedekanaal, het latere Amsterdam-Rijkanaal, de oorspronkelijke opzet van de polders ingrijpend veranderd.
Het bestemmingsplangebied wordt in het oosten begrensd door de rivier de Vecht en heeft als westgrens het Amsterdam-Rijnkanaal. De noordgrens valt samen met de oorspronkelijke bedijking van de Breukelerwaard. Hoewel de zuidelijke begrenzing niet terug lijkt te gaan op een ontginningsgrens, valt deze samen met de overgang naar de buitenplaats Nijenrode.
Het noordelijk deel van het huidige Breukelen behoorde tot de Breukelerwaard, waarvan van de noordelijke waterloop en dijk nog slechts een smalle waterloop resteert. De oostelijke begrenzing lag iets ten westen van de Straatweg, de zuidelijke in de omgeving van de huidige Looyersdijk en Heycoplaan. Beide wegen volgen al eeuwenlang dezelfde loop. De westgrens van de Breukelerwaard valt buiten het bestemmingsplangebied.
Van de zuidelijke gelegen polder Otterspoorbroek is de ontginningsbasis nog aanwezig in de vorm van de huidige Broekdijk Oost. Tussen de Broekdijk Oost en het Amsterdam Rijnkanaal is het oude perceleringssysteem nog herkenbaar in de vorm van enkele sloten. Aan de andere zijde van de Broekdijk Oost volgt het watertje tussen Vrouwenmantel en Stinzenlaan Zuid / Helmbloem nog de loop van een historische sloot en weg.
Ten westen van het historische centrum van Breukelen behoren de Kerkvaart en de ten zuiden daarvan gelegen Stationsweg (vroeger Poeldijk) tot de oudste elementen van het plangebied. De ophaalbrug uit 1891 over de Kerkvaart is niet vervaardigd voor deze locatie, maar vormt wel een waardevolle toevoeging. Het is benoemd tot rijksmonument. De begraafplaats aan het Kerkplein, die zich ten noorden van de Kerkvaart bevindt, is eveneens waardevol vanuit cultuurhistorisch oogpunt.
Tot slot zijn nog (delen van) buitenplaatsen zichtbaar.
Monumenten, karakteristieke bebouwing en cultuurhistorische waarden
Binnen het plangebied bevinden zich diverse panden die zijn aangewezen als gemeentelijk- of rijksmonument. Daarnaast zijn er ook panden die zijn aangewezen als karakteristieke bebouwing. De monumenten en karakteristieke panden bevinden zich aan het Kerkplein, de Marijkestraat, de Stationsweg, de Straatweg en de Willink van Collenstraat. In bijlage 1 wordt hiervan een overzicht gegeven.
3 Ontwikkelingen
3.1 Beleidsmatige Ontwikkelingen
3.1.1 Verspreid liggende detailhandel
Verspreid door het plangebied liggen diverse (kleinschalige) vormen van detailhandel veelal in combinatie met woningen op de bovengelegen verdieping(en). Gelet op het gestelde in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (ontwerpfase) en de Structuurvisie Centrum Breukelen wordt een concentratie van detailhandel in het centrum van Breukelen beoogd.
Om deze ambitie te faciliteren is in het voorliggende bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om de eerste bouwlaag (begane grond) niet enkel voor detailhandel te gebruiken maar tevens voor de functie wonen. Hierdoor wordt een passende vervolgfunctie gegeven bij mogelijk toekomstige vrijwillige bedrijfsverplaatsing of -beëindiging.
3.1.2 Bedrijven en beroepen aan huis
In toenemende mate wordt de gemeente geconfronteerd met situaties waarin woonhuizen niet enkel voor wonen maar tevens voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis worden gebruikt. Meestal gaat het hier om bedrijvigheid met een beperkte omvang, waarbij de woonfunctie qua ruimtelijke uitstraling de hoofdfunctie blijft.
Om deze ontwikkeling te faciliteren is er binnen het voorliggende bestemmingsplan een beroep- en bedrijf aan huis regeling opgenomen. Deze regeling maakt onderscheid tussen de reguliere woonbestemmingen (voornamelijk aanwezig in deelgebieden Noord, Zuid en Broeckland) en de percelen en buitenplaatsen (overwegend aanwezig in deelgebied Straatweg / Buitenplaatszone). In § 4.4.7 is de regeling nader toegelicht.
3.1.3 Maatschappelijke voorzieningen
De in het gebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kinderopvanglocaties, kerken en een bibliotheek hebben een maatschappelijke bestemming gekregen. De bestemming ‘Maatschappelijk’ is een ruime bestemming waarbinnen een uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke functies kan plaatsvinden. Om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen is er toe gekozen om, gelijk als bij het bestemmingsplan 'Maarssenbroek Woongebied' de huidige bouwmogelijkheden eenmalig met 10% te vergroten. Het betreft hier overigens enkel nieuwe uitbreidingsmogelijkheden in oppervlakte en niet in hoogte.
Door deze ontwikkeling krijgen de bestaande maatschappelijke voorzieningen de mogelijkheid om de komende 10 jaar verder door te groeien of van locatie te wisselen met andere maatschappelijke voorzieningen. Hiermee kunnen maatschappelijke en demografische ontwikkelingen opgevangen worden zonder dat hiervoor het bestemmingsplan moet worden aangepast.
Middels de oppervlaktestudie in bijlage 2 zijn de nieuwe bouwmogelijkheden bepaald. Daarbij zijn de bebouwingspercentages, ter verduidelijking van de regeling, naar boven afgerond.
Andere maatschappelijke voorzieningen zoals tandartsen en fysiotherapeuten hebben deze uitbreidingsmogelijkheden niet gekregen. Gelet op de ligging van de gebouwen tussen en veelal direct geschakeld aan andere woningen is een nadere belangenafweging bij mogelijke uitbereidingen gewenst.
3.1.4 Cultuurhistorie
Binnen het plangebied bevinden zich diverse gemeentelijke en rijksmonumenten. Voor wijzigingen aan en (ver)bouwingen in, aan, op of bij een beschermd monument moet de eigenaar van een monument bij de gemeente, naast een omgevingsvergunning bouw ook een omgevingsvergunning monument aanvragen. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als voor rijksmonumenten.
Voor rijksmonumenten is per 1 januari 2012 het nodige veranderd als gevolg van de Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). De modernisering betreft een beperkte uitbreiding van het aantal activiteiten aan deze monumenten en binnen (rijks)beschermde gezichten waarvoor geen omgevingsvergunning meer nodig is. Ook geldt voor meer vergunningaanvragen de reguliere (kortere) vergunningprocedure.
Vooralsnog geldt dit uitsluitend voor van rijkswege aangewezen monumenten, maar in de toekomst zal dit mogelijk ook van toepassing worden op de gemeentelijke monumenten. Hiertoe dient de gemeentelijke erfgoedverordening aangepast te worden.
Hoewel de aanvraag voor omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten niet geregeld wordt via het bestemmingsplan, wordt hier waar mogelijk rekening mee gehouden bij het opstellen van het bestemmingsplan.
3.1.5 Parkeren
Op enkele locaties binnen het plangebied is de bestaande parkeerdruk hoog. De gemeente wordt in toenemende mate geconfronteerd met de behoefte van parkeren op eigen terrein (in de voortuin). Extra parkeerplaatsen vergroten de parkeercapaciteit waardoor er een toename plaatsvindt van wooncomfort voor de bewoners. De voortuinen zijn echter van groot belang voor de aanwezige groenstructuur. Bovendien leidt parkeren op eigen erf in veel gevallen tot het wegvallen van een parkeerplaats in openbaar gebied. Conform CROW publicatie 182 'Parkeercijfers - basis voor parkeernormering' zijn parkeervoorzieningen op eigen terrein beperkter bruikbaar dan parkeervoorzieningen in openbaar gebied. Hierdoor zorgt de aanleg van een parkeerplaats op eigen erf ten koste van een parkeerplaats in openbaar gebied voor een afname van parkeercapaciteit in de wijk. De parkeerplaatsen op eigen terrein zijn niet openbaar en slechts voor de bewoner toegankelijk. Derhalve kan gesteld worden dat het aanleggen van een parkeerplaats op eigen terrein middels de regels uit het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt kan worden mits:
- door de aanleg de bestaande groenstructuur niet geschaad wordt;
- het aantal parkeermogelijkheden in openbaar gebied niet afneemt.
3.2 Locatie Specifieke Ontwikkelingen
3.2.1 Vergunde ontwikkelingen
De onderstaande reeds vergunde ontwikkelingen zijn veelal gerealiseerd. In enkele gevallen is de realisatie in uitvoering. Daarmee is in het kader van de omgevingsvergunning reeds voldaan aan de benodigde haalbaarheids- en onderzoeksverplichtingen. Deze ontwikkelingen zijn meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Boemerang
Het plangebied van de Boemerang is gelegen tussen het Amsterdam Rijnkanaal en de Wilhelminastraat. Tussen de appartementgebouwen Boomrijk en Hofwerk stonden voorheen twee appartementsgebouwen en een wijkgebouw. Momenteel zijn deze gebouwen gesloopt en zijn 3 appartementsgebouwen met elk 26 appartementen gerealiseerd.
Overweer
Op een voormalige fabriekslocatie wordt een buitenplaats gerealiseerd. Verdeeld over 6 woongebouwen worden 34 wooneenheden gebouwd. De projectlocatie is gelegen langs de Vecht en het plan moet door de samenhang van bebouwing en inrichting van de buitenruimte een luxe park-/landgoedachtige uitstraling krijgen.
Broekdijk Oost 45 - Blaashal
Middels een artikel 19, lid 1 ex WRO procedure is in 2003 vergunning verleend voor het plaatsen van een blaashal op het tenniscomplex aan de Broekdijk Oost 45. Deze vergunning voorziet in de mogelijkheid een blaashal in de winterperiode (1 oktober tot ca. 1 april) over de drie bestaande gravelbanen te plaatsen. Gedurende zomermaanden wordt deze hal opgeslagen in een op het terrein geplaatste berging.
Stationsweg 53
In februari 2002 is middels een artikel 19 lid 2 ex WRO procedure een vergunning verleend voor het veranderen van een sportschool aan de Stationsweg in 4 appartementen.
Nassauplein 3
Voor de locatie op de hoek van de Margrietstraat en het Nassauplein is op 8 maart 2004 middels een artikel 19 lid 2 ex WRO procedure een vergunning verleend voor het oprichten van een appartementencomplex bestaande uit 6 appartementen.
Heijcoplaan 13
De openbare basisschool ‘de Regenboog’ is onder meer middels een artikel 19 lid 3 ex WRO (d.d. 18 januari 2008) vergroot. De eerste vergroting betrof 2 lokalen op de hoek van de Heycoplaan en de G. van Nijenrodestraat. Begin 2012 is een vervolg van deze uitbereiding gereed gekomen.
Marijkestraat 25
Voor de locatie Marijkestraat 25 is een bouwplan opgesteld voor het vervangen van één bestaande vrijstaande woning met bijbehorend bijgebouw. De ontwikkeling is niet passend binnen het vigerende bestemmingsplan. Het betreft een vrijstaande woning met zadeldak dat bestaat uit twee bouwlagen. Deze bestaande woning en het bijgebouw zal ten behoeve van de nieuwbouw worden gesloopt.
Woningbouw scholenterrein Willink van Collenstraat
Op de oude schoollocatie aan de Willink van Collenstraat is een gedeelte van woningbouwproject ‘De Zetting’ ontwikkeld. Voor deze locatie geldt dat 20 geschakelde eengezinswoningen zijn gerealiseerd verdeeld in drie bebouwingsblokken.
Woningbouw Nassaustraat
Aan de Nassaustraat zijn 10 twee-onder-een-kap woningen gerealiseerd. Daaraan grenzend zijn 10 twee-onder-een-kap woningen aan de Bonefatiusstraat gerealiseerd in dezelfde stijl en 4 twee-onder-een-kap woningen aan de Marijkestraat.
Woningbouw Boendermakerstraat
Nabij de zuidwesthoek van Breukelen, grenzend aan Kanaaldijk Oost heeft een woningbouwontwikkeling plaatsgevonden wat nu de Boendermakerstraat wordt genoemd. Deze ontwikkeling betreft 32 geschakelde woningen, verdeeld over zes woonblokken, waarbij sterk is gelet op de samenhang met de omgeving.
Appartementencomplex G.W. van Couwenhovenstraat
Op de oude schoollocatie aan de G.W. van Couwenhovenstraat is een appartementencomplex met 22 appartementen gerealiseerd. Het voornemen is om aansluitend aan dit appartementencomplex 11 appartementen te bouwen aan de kant van de Huyck Aertsenstraat. Dit zal middels een separate procedure planologische grondslag moeten krijgen.
Twee woningen Domineeslaantje
Aan het Domineeslaantje, tussen bestaande woonblokken, is toestemming gegeven aan de ontwikkeling van een dubbel woonhuis, te weten nummer 49 en 49a. Deze woningen zijn reeds gerealiseerd.
Woningbouw Stinzenlaan Zuid
Helemaal in het zuiden van het woongebied van Breukelen, aan de Stinzenlaan Zuid, is op de oude sporthal locatie een nieuw woongebied gerealiseerd met 32 dure eengezinswoningen in 3 verschillende woningtypen.
Woningbouw Daslook
Aan de zuidelijke kant van de brugopgang is op het voormalig Driehoeksterrein woningbouw Daslook gerealiseerd. Deze ontwikkeling betreft 10 eengezinswoningen.
3.2.2 Lopende ontwikkelingen
Over onderstaande ontwikkelingen heeft voorafgaand aan het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan veelal nog geen besluitvorming plaatsgevonden. De ontwikkelingen worden tevens niet allemaal in de planperiode van het voorliggende bestemmingsplan voorzien. Per ontwikkeling is gemotiveerd aangegeven of past binnen de (aangepaste) mogelijkheden van het voorliggende bestemmingsplan
Julianastraat 1
De initiatiefnemer wil de groenstrook, ongeveer 100 m2 groot, naast zijn woning graag betrekken bij zijn tuin. Hiertoe dient de bestemming van de groenstrook (groen) gewijzigd te worden in de bestemming tuin. Om het gebruik van de grond als tuin voor langere tijd te kunnen garanderen is de gemeente van mening dat de grond verkocht zou moeten worden aan de eigenaar van de woning, in dit geval de woningbouwvereniging Vecht en Omstreken. De gemeente heeft in correspondentie met initiatiefnemer laten weten dat er, los van de maatschappelijke haalbaarheid, geen verdere belemmeringen te verwachten zijn.
De bestemming Groen is gewijzigd in de bestemming Tuin conform eerdere besluitvorming. Om soortgelijke verzoeken in de toekomst beter te bedienen is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Groen te wijzigen in Tuin - 1.
Nassaustraat 2
Voor de locatie Nassaustraat 2 is een verzoek gedaan om boven de hobbywinkel een woning te realiseren. Op grond van het geldende bestemmingsplan is deze mogelijkheid reeds aanwezig.
Straatweg 176
Voor dit perceel is een verzoek ingediend om over te gaan tot sloop-nieuwbouw van een woning. Een nadere bestudering van het bouwplan heeft ertoe geleid niet in te stemmen met het verzoek. Zie de Nota Inspraak en Overleg (bijlage 3). Initiatiefnemer heeft daartoe besloten het bouwplan zodanig aan te passen dat hier wel medewerking aan gegeven kan worden. Het voorliggende bestemmingsplan is, zoals gemotiveerd in de Reactienota zienswijzen (bijlage 8), aangepast op het gewijzigde bouwplan.
Straatweg 230
Voor dit perceel is een verzoek ingediend om de woonbestemming en het bouwvlak te verruimen. Hierdoor wordt het mogelijk een groter bouwvolume te realiseren dan thans aanwezig. Zoals gemotiveerd in de Reactienota zienswijzen (bijlage 8) is het bestemmingsplan, conform verzoek, aangepast.
Karel Doormanlaan 10 e.o.
Boven het winkelcentrum Noord zijn een aantal appartementen beoogd. Hiertoe is door de initiatiefnemer op grond van het nog geldende bestemmingsplan op grond van het nog geldende bestemmingsplan een wijzigingsprocedure opgestart. In het voorliggende bestemmingsplan is de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Breukelen Noord overgenomen.
Wilhelminastraat 39a
Voor de locatie Wilhelminastraat 39a is een bouwplan in voorbereiding. De huidige bedrijfsbebouwing zal plaats moeten maken voor een nieuw bouwplan, dat voorziet in achttien starterskoopappartementen. Het parkeren is deels voorzien op het terrein ten noorden van dit perceel. Het bouwplan is ten tijde van de vaststelling echter onvoldoende concreet om deze middels direct recht of een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Ter zijner tijd zal middels een aparte ruimtelijke procedure bouwrecht verkregen moeten worden.
Huijck Aertsenstraat
Een massastudie uit november 2011 laat zien dat het braakliggende terrein op de hoek van de Huijck Aertsenstraat en de Dudok de Witstraat ruimte kan bieden aan 11 huurappartementen. Er is een principeakkoord van welstand op de massastudie van 3 februari 2012. Het parkeeronderzoek is gereed, de overige onderzoeken moeten nog worden verricht. Het bouwplan is ten tijde van de vaststelling onvoldoende concreet om deze middels direct recht of een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Ter zijner tijd zal middels een aparte ruimtelijke procedure bouwrecht verkregen moeten worden.
Broekdijk Oost 34
Dit perceel van een voormalige boerderij ligt binnen het landgoed van Nijenrode. Het college heeft in het verleden een besluit genomen over een mogelijke ontwikkeling van 2 woningen. Initiatiefnemer heeft gedurende de inspraakperiode een voorstel gedaan om te komen tot 4 woningen waarbij voor de inrichting wordt aangesloten bij de visie voor het landgoed Nijenrode. De hierbij te realiseren kwaliteitswinst kan als volgt worden samengevat:
- de aanwezige natuurwaarden worden versterkt onder meer middels een plasdraszone van minimaal 10 meter;
- het waterbergend vermogen wordt vergroot door de toevoeging van 375 m² water;
- de van oudsher aanwezige verkavelingstructuur wordt op punten teruggebracht;
- een deel van het plangebied wordt aangemerkt als openbaar gebied, waardoor dit deel van het landgoed ter beschikking komt van een ieder;
- er wordt aansluiting gezocht bij de landschappelijke waarden van het landgoed Nijenrode, te weten de versterking (verbreding) van de centrale Wetering, het zicht- en beleefbaar maken van deze Wetering vanaf de entree van Nijenrode (Broekdijk Oost) en een nieuwe verbinding tussen het nieuwe en oude landgoed om zodoende aan te sluiten op de gridstructuur (vastgelegd in de stedenbouwkundige visie Nyenrde) en daarmee het totale landgoed te versterken.
Het voorstel is besproken met de provincie die in dit kader een positief advies heeft uitgebracht. De onderbouwing voor ontwikkeling is als bijlage 10 bij het voorliggende bestemmingsplan 'Breukelen Woongebied' gevoegd. Gedurende het termijn van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan is gebleken dat het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' als gevolg van de activiteiten van de Business Universiteit Nyenrode onvoldoende is onderzocht (bijlage 9). Derhalve heeft initiatiefnemer onderzoek laten uitvoeren door Westerdiep Adies. Dit onderzoek, inclusief een addendum, is getoetst door de Omgevingsdienst. De de toetsing door de Omgevingsdienst heeft het college op 18 juni 2013 besloten dat de wijzigingsbevoegdheid voor de 4 woningen gehandhaafd blijft. Zowel de aanvullende onderzoeken als de toetsing zijn als bijlage 11 bij het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.
Domineeslaantje
De schoolgebouwen van De Danne en de Vijverhof aan het Domineeslaantje, tussen Marijkestraat en het Amsterdam Rijnkanaal, stammen uit de jaren ‘60 en zijn sterk verouderd. Reeds een aantal jaren hebben de scholen met de gemeente gekeken naar geschikte nieuwbouwmogelijkheden binnen de gemeente Breukelen. Deze zijn echter niet gevonden. Hierdoor is in oktober 2008 besloten om op de huidige locatie nieuwbouw te plegen. Doordat school De Danne inmiddels haar deuren gesloten heeft, beperkt de nieuwbouw van de scholen zich tot de Vijverhof met op de tweede laag 8 sociale huurappartementen. Naast de nieuwbouw voor school de Vijverhof zal de resterende en de deels vrijkomende ruimte van deze locatie optimaal benut worden voor woningbouw. Dit ligt in de lijn van zowel het provinciale als het gemeentelijke beleid. Voor de nieuwbouw van de school is momenteel planvorming in voorbereiding. Voor de gewenste woningbouw is een zeer beknopt programma van eisen opgesteld. Gelet op de planfase va de ontwikkeling ten tijde van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is gekozen om de ontwikkeling niet in dit bestemmingsplan mee te nemen.
Broekdijk Oost 45 – Verplaatsing tennisbanen
Reeds ruimere tijd wordt er gesproken over de verplaatsing van de tennisbanen vanuit Broeckland (locatie Broekdijk Oost 45) naar het landgoed Nyenrode. Hierdoor ontstaat in de wijk Broeckland ruimte voor woningbouwontwikkeling. In de, in hoofdstuk 4 behandelde, stedenbouwkundige visie Nyenrode is deze ontwikkeling ook beschreven. Het is echter vooralsnog niet zeker of de verplaatsing van de tennisbanen en woningbouwontwikkeling op de locatie in Broeckland in de komende planperiode zal gaan plaatsvinden. Termijnen of planningen zijn niet in de opgestelde stedenbouwkundige visie opgenomen.
Omdat de verwachting is dat de realisatie van deze ontwikkeling niet in de komende planperiode zal plaatsvinden zal de ontwikkeling niet worden meegenomen in dit bestemmingsplan.
Straatweg 27
Het college van de voormalig gemeente Breukelen heeft in het verleden een principebesluit genomen dat het vervangen van de bestaande bijgebouwen voor één woonobject onder voorwaarden mogelijk is. Ten tijde van de opstelling van het voorontwerp waren er nog geen concrete plannen voor dit perceel. Gekozen is om de mogelijke ontwikkeling ruimte te bieden via een wijzigingsbevoegdheid. Middels enkele opgenomen verplichtingen wordt de sloop van de bestaande bijgebouwen afgedwongen en de nieuwe invulling goed op de omgeving aangepast. Deze wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op het besluit van het voormalige college van Breukelen.
Vernieuwing Breukelerbrug
Momenteel wordt door Rijkswaterstaat onderzocht op de mogelijkheid de brug te vernieuwen. De gemeente heeft daarbij de wens uitgesproken het fietsbad te verbreden. Omdat geen belemmeringen worden voorzien bij deze ontwikkeling maat het voorliggende bestemmingsplan, onder enkele voorwaarden zoals gesteld in de bestemming 'Verkeer', het vernieuwen/vervangen van de brug mogelijk.
4 Beleidskader
Hoofdstuk 4 geeft een beknopt overzicht van het belangrijkste beleid. Hiertoe is het provinciale, regionale en gemeentelijke beleid geïnventariseerd. Navolgend op elk beleidskader wordt kort de betekenis voor het bestemmingsplan geschetst. De beleids- en bestemmingskeuzes zijn onder andere aan de hand van deze beleidskaders onderbouwd.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de vigerende beleidsdocumenten gedateerd.
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het ‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
- een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Nederland concurrerend
Nederland heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke regio’s en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
Nederland bereikbaar
De groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Nederland leefbaar en veilig
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen zal moeten toenemen.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent voor alle ruimtelijke plannen:
- eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling;
- vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
- mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Planspecifiek
Het voorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Het biedt niet meer mogelijkheden dan het huidige plan. Daarmee is er geen strijdigheid met de Structuurvisie en omdat er geen sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen en wijzigings- of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken.
In het Barro worden een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmings-plannen zullen moeten voldoen. Het nationale belang dat het stellen van regels voor deze onderwerpen rechtvaardigt, is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en ruimte.
In het Barro worden thans vijftien onderwerpen beschreven: Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Middels de 1e aanvulling van 1 oktober 2012 is het Barro uitgebreid met de negen onderwerpen: Rijksvaarwegen, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteits-voorziening, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte), Veiligheid rond rijksvaarwegen, Verstedelijking in het IJsselmeer, Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Het voorliggend bestemmingsplan kent enkele raakvlakken met de beschreven projecten. Middels opgenomen regelgeving voor de vrijwaringszone en voor de waterkering langs het Amsterdam Rijnkanaal en voor de ecologische verbindingszone over (de oevers van) de Vecht worden de aspecten Rijksvaarwegen, Veiligheid rond rijksvaarwegen en Ecologische hoofdstructuur geborgen. Voor de vrijwaringszone is ingevolge het aspect Rijksvaarwegen voor een klasse VI vaarweg als het Amsterdam-Rijnkanaal een zone van 25 meter aan weerszijde van het kanaal aangehouden. Het voorliggende plan is daarmee in lijn met het Barro.
4.1.3 Monumentenwet 1988, Modernisering Monumentenzorg en Besluit Ruimtelijke Ordening
In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe gebouwde monumenten (daaronder ook begrepen ‘groene’ monumenten) en archeologische monumenten aangewezen kunnen worden als wettelijk beschermd monument. De Monumentenwet 1988 heeft niet alleen betrekking op de aanwijzing van rijksmonumenten, maar ook op de bescherming van stads- en dorpsgezichten en op de omgang met archeologische waarden en opgravingen.
In opzet stamt de Monumentenwet uit het begin van de twintigste eeuw. Het denken over de omgang met monumenten is sindsdien sterk veranderd. Dit uit zich onder meer in een verschuiving in denken van object naar gebied en van behoud naar ontwikkeling. Ook het denken over de organisatie van de monumentenzorg is veranderd. In het kader hiervan is het project Modernisering van de Monumentenzorg opgezet door de rijksoverheid.
In november 2009 stemde de tweede kamer in met de moderniseringsplannen van minister Plasterk. In hoofdlijnen worden binnen deze plannen drie grote wijzigingen voorgesteld:
- Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening
- Krachtiger en eenvoudiger regels
- Herbestemmen van monumenten die hun functie verliezen
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen.
Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken van een bestemmingsplan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn. Daarnaast is het Bro vastgelegd dat in de toelichting van bestemmingsplannen moet worden beschreven hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en de bescherming daarvan wordt omgegaan.
Planspecifiek
In het bestemmingsplan worden zowel voor de beschermde monumenten als voor de niet beschermde, karakteristieke panden en objecten regels opgenomen. In de toelichting is een beschrijving opgenomen van de wijze waarop met deze waarden en de bescherming daarvan wordt omgegaan.
4.1.4 Nota Belvédère
In 1999 is de Nota Belvédère verschenen. Deze nota geeft een visie op de wijze waarop in de toekomstige ruimtelijke inrichting met cultuurhistorische kwaliteiten kan worden omgegaan. Uitgangspunt binnen het programma Belvédère is ‘Behoud door Ontwikkeling’. Dit programma heeft van 1999 tot en met 2009 de inzet van cultuurhistorie bij ruimtelijke transformaties gestimuleerd. Uitgangspunt was dat de cultuurhistorie in de leefomgeving kwaliteit en betekenis kan toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Gedurende de looptijd van het programma Belvédère zijn in totaal 70 gebieden en 105 steden aangemerkt als Belvédèregebied, waarbij zeldzaamheid, gaafheid en representativiteit selectiecriteria waren. Breukelen dorp, en dan met name de Vechtoever, ligt deels binnen twee geselecteerde Belvédèregebieden, namelijk ‘Vecht- en plassengebied’ en ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’. Het gebied is aangewezen vanwege het complex van landschapstypen, te weten:
- de Vecht met het meer besloten en parkachtige karakter van de oeverwallen;
- het weidse landschap van het veenweidegebied;
- de (water)linie met haar forten en open schutsvelden.
4.1.5 Linieperspectief Panorama Krayenhoff
Binnen het programma Belvédère is de Nieuwe Hollandse Waterlinie geselecteerd als een van attentiegebieden. In 2004 is de visie op de uitvoering van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, het Panorama Krayenhoff, gepresenteerd. Doelstellingen van het nationaal project zijn om ‘de Waterlinie te koesteren en te renoveren als collectieve geheugensteun, te beschermen en te ontwikkelen als nationaal panorama en in te zetten en uit te bouwen als relevant onderdeel van de Nederlandse waterbeheersing.’ In het Linieperspectief Panorama Krayenhoff is de koers vastgelegd voor de planologische bescherming van de Linie en voor de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma.
Het Linieperspectief zet in op twee strategieën voor de verwezenlijking van het programma, namelijk planologische doorwerking en actieve ontwikkeling. De planologische doorwerking bestaat uit bescherming van de waterlinie via de Monumentenwet en in bestemmingsplannen.
Omdat het gebied waarover de Linie zich uitstrekt zeer groot is, is het opgedeeld in diverse deelgebieden, enveloppen genaamd. Breukelen valt binnen het gebied van de enveloppe Vechtstreek-Zuid. De Vecht vormt hier de verbindende schakel tussen de verschillende gebieden die geïnnundeerd konden worden. Deze innundatiegebieden bevonden zich ten oosten van de Vecht en werden onder meer via de Vechtwater geïnnundeerd. Ten zuidoosten van Breukelen ligt, op de kruising van de Scheendijk en de Nieuweweg, fort Tienhoven. Deze onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie vallen buiten de grenzen van het bestemmingsplan.
Planspecifiek
Binnen de begrenzing van het bestemmingsplan ‘Breukelen dorp’ speelt onder andere het project Groene Ruggengraat. De opgave hiervan bestaat uit het benutten van mogelijkheden om de kwaliteiten van de Waterlinie te combineren met de aanleg van een robuuste ecologische verbinding door de streek. De Vecht speelt hierin als ecologische verbinding een belangrijke rol.
4.1.6 Uitvoeringsprogramma Vechtstreek-Zuid
Binnen de enveloppe Vechtstreek-Zuid zijn de ambities uit het Linieperspectief uitgewerkt in verschillende uitvoeringsprojecten. Deze projecten moeten voortbouwen op de kenmerken die het gebied typeren. Door middel van de geformuleerde ambities voor het gebied kunnen projecten worden ontwikkeld die de waarden van het gebied versterken. De ambities zijn breder uitgewerkt dan die binnen het Panorama Krayenhoff, en zijn onder meer:
- landschappelijke en recreatieve articulatie van de hoofdverdedigingslijn;
- het ontwikkelen van de forten als recreatieve en ecologische pleisterplaatsen;
- het realiseren van een ecologische en recreatieve verbinding lang de Vecht;
- het uitwerken van een verdichtingsopgave tussen Vecht en Amsterdam-Rijnkanaal.
Voor het plangebied is met name het realiseren van een ecologische en recreatieve verbinding langs de Vecht van belang.
Planspecifiek
In het bestemmingsplan ‘Breukelen dorp’ is de planologische doorwerking van het Linieperspectief vertaald door het opnemen van beschermende regelingen voor de aanwezige cultuurhistorische waardevolle elementen. Bescherming vindt plaats door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Streekplan 2005-2015
Provinciale Staten van de provincie Utrecht hebben het Streekplan 2005-2015 op 13 december 2004 vastgesteld. Met het invoeren van de (nieuwe) Wro, op 1 juli 2008, is het streekplan beleidsneutraal omgezet naar een provinciale structuurvisie.
De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid weer voor de periode van 2005 tot 2015. In de structuurvisie wordt vastgelegd waar wat te bouwen met betrekking tot verschillende aspecten,
zoals natuur, recreatie en wegen. In de structuurvisie worden de verschillende ruimtelijke functies gewogen en worden er keuzes ten aanzien van de ruimtelijke ordening gemaakt. De structuurvisie dient als toetsingskader van gemeentelijke bouw- en bestemmingsplannen.
De kernkwaliteiten van de provincie Utrecht worden gevormd door de grote variatie in woon- en werkmilieus, de diversiteit en de kwaliteit van de verschillende landschapstypen en de centrale ligging. Het behouden en versterken van deze kernkwaliteiten wordt in de structuurvisie gedaan aan de hand van een aantal hoofdbeleidslijnen:
- Zorgvuldig ruimtegebruik ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in zowel het stedelijk als in het landelijk gebied. Water vormt een ordenend principe en vormt bij nieuwe ruimtelijke afwegingen een vertrekpunt.
- De beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties. Op het gebied van verstedelijking wordt gestreefd naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen.
Water
Grote delen van Utrecht-West bestaan uit laaggelegen veenbodem, waar jarenlange bemaling en verlaging van de grondwaterstand een voortdurende bodemdaling heeft veroorzaakt, een proces dat nog steeds voortduurt. Hierdoor ontstaan steeds meer problemen en wordt bij piekbelastingen het waterbezwaar steeds groter.
Woningbouw
Het plangebied voor het op te stellen bestemmingsplan Breukelen Woongebied is gelegen in het stedelijk gebied van de kern Breukelen. Nieuwe woningbouw wordt vooral toegelaten elders in de provincie. Woerden vormt daarbij de regionale opvangkern. Daarbuiten is het beleid terughoudend. Voor de gehele kern Breukelen is derhalve een woningbouwprogramma van 485 woningen opgenomen. Dit programma is te realiseren door het benutten van de restcapaciteit, inbreiden en transformeren. Het op grotere schaal transformeren is daarbij ongewenst. Transformaties op kleine schaal wil de provincie wel mogelijk maken.
De Vecht
De Vecht fungeert, mede dankzij de vele buitenplaatsen en landgoederen, als belangrijke ecologische verbinding tussen de stad Utrecht en het gebied van het Noorderpark en De Venen. Nieuwe natuur langs de Vecht is daarmee kansrijk. Met name de westzijde van de Vecht tussen Maarssen en Breukelen biedt goede mogelijkheden voor nieuwe landgoederen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Het plan legt de bestaande situatie vast. Er zullen enkele kleine ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Deze ontwikkelingen zijn allen binnen de kern gelegen. Belangrijk is dat door deze ontwikkelingen een efficiënt ruimtegebruik wordt nagestreefd en dat waardevolle groene en cultuurhistorische structuren binnen de kern niet worden aangetast. Hiermee is het voorliggende bestemmingsplan in lijn met het Streekplan 2005-2015.
4.2.2 Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028
In het ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beschrijft Provincie Utrecht haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Daarbij wordt aangegeven welke doelstelling van provinciaal beleid wordt geacht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe de provincie dit beleid gaat uitvoeren. Het beleid zal onder meer via de Provinciale Ruimtelijke Verordening uitgevoerd worden.
De PRS heeft als taak om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. De provincie met een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. Deze uitgangspositie rust op drie pijlers, te weten:
- Utrecht ligt centraal, vanwege de centrale ligging is de provincie een aantrekkelijke vestigingsplaats voor wonen en werken;
- Utrecht heeft aantrekkelijke steden en landschappen, de rijke schakering van woon-, werk en natuurgebieden op korte afstand van elkaar zorgt voor een aantrekkelijke schaal van de leefomgeving;
- Utrecht is sterk in kennis en cultuur, inwoners hebben een relatief hoog opleidingsniveau en er zijn kansen voor een bloeiende kenniseconomie.
De provincie wil de kracht van de regio verder ontwikkelen. Provincie Utrecht blijft alleen een sterke regio als het aantrekkelijk is en blijft om te wonen, werken en recreëren. Het beleid is erop gericht deze aantrekkelijkheid te ontwikkelen. Voor het op te stellen bestemmingsplan zijn daarbij de beleidsaspecten een duurzame leefomgeving en vitale dorpen en steden van belang.
Duurzame leefomgeving
Een duurzame leefomgeving heeft onder meer betrekking op de ambitie van de provincie om in 2040 klimaatneutraal en klimaatbestendig te zijn. In de steden moet het aantrekkelijk, gezond en veilig woon- en werkklimaat behouden worden. Voor het plangebied is daarbij de zone langs de Vecht aangewezen als CHS – historische buitenplaatszone.

Uitsnede ontwerp PRS en PRV – kaartblad Cultuurhistorie
Het beleid voor deze zone kenmerkt zicht door het enerzijds veiligstellen en het anderzijds ruimte bieden voor ontwikkeling. De buitenplaatszones staan onder hoge druk, zowel door ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving, als door ontwikkelingen op de buitenplaatsen zelf. Voor zover passend binnen overig provinciaal beleid wordt ruimte geboden voor ontwikkeling, gericht op het creëren van economische dragers voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van buitenplaatsen. Daarbij is behoud van de specifieke kenmerken van de zone waarin de buitenplaats ligt het uitgangspunt (artikel 2.8 PRV)
Vitale dorpen en steden
De ontwikkelopgave voor wonen en werken zal voor ten minste tweederde in bestaand stedelijk gebied moeten plaatsvinden. Hierdoor kan draagvlak worden gecreëerd voor diverse voorzieningen zoals openbaar vervoer, culturele voorzieningen, infrastructuur en detailhandel. Bovendien blijft hierdoor het landelijke gebied open. Deze ontwikkelopgave zal afgestemd moeten zijn op de behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief. Het woningbouwprogramma is gebaseerd op de opgave die is geformuleerd in de Ontwikkelingsvisie NV Utrecht, de ruimtelijke mogelijkheden, de beschikbare plancapaciteit, de ambities van gemeenten en de (gemiddelde) woningproductie in de afgelopen jaren. Het is een indicatief programma, waarvan de provincie verwacht dat realisatie in de PRS-periode haalbaar is. Voor de gemeente Stichtse Vecht is uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1800 woningen in het stedelijk gebied op diverse locaties, waarvan 400 woningen in het project Hof van Breukelen in de periode tot 2028. Bij de planvorming en ontwikkeling van de binnenstedelijke locaties dient rekening te worden gehouden met de langetermijngevolgen en bijkomende hogere kosten door de ligging in voor bodemdaling gevoelig gebied. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk.
De detailhandelssector heeft te maken met een aantal ingrijpende veranderingen zoals de toenemende rol van internet als oriëntatie- en aankoopkanaal, veranderende wensen van consumenten en nieuwe winkelconcepten. Dit zal leiden tot een afname van het totale winkeloppervlak. Nu is er al sprake van een groeiende structurele leegstand aan winkelruimte. Nieuwe trends laten zien dat winkels zich vooral concentreren in binnensteden en thematische winkelcentra aan de rand van de steden. Uitzondering zijn winkels die zich richten op de dagelijkse boodschappen, die vestigen zich meer op goed bereikbare (perifere) locaties. Door deze ontwikkelingen komen vooral centra van kleine en middelgrote gemeenten en kleinere wijkcentra onder druk te staan. Door beperking van de ontwikkeling van nieuw winkelvloeroppervlak en de transformatie van bestaande centra blijft de markt voor detailhandelsvoorzieningen gezond en toekomstgericht.
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
Met de aanwijzing van de provincie is de buitenplaatszone (gedeeltelijk) aangewezen als EHS-gebied. De EHS is een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingen daartussen op nationaal niveau. De ambitie voor de EHS is het behouden en verder ontwikkelen. Het beleid maakt, middels het beschermingsregime “nee, tenzij”, geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS.

Uitsnede ontwerp PRS en PRV – kaartblad Natuur
Betekenis voor het bestemmingsplan
Verruiming van de gebruiksmogelijkheden in de historische buitenplaatszone is op basis van provinciaal beleid mogelijk. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met de EHS. Het plangebied is geheel binnen de rode contouren gelegen. De mogelijkheden voor detailhandel zullen niet verder worden vergroot, bestaande detailhandel wordt gerespecteerd en zal bij recht omgezet kunnen worden in woningen om de leegstand in winkelareaal in Breukelen tegen te gaan. Door in te zetten op een concentratie van detailhandel in het centrum ontstaat bovendien een concentratievoordeel.
De PRS stelt verder een mobiliteitsscan verplicht bij elke voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling. Dit betekent dat in een vroegtijdig stadium (bij voorkeur al in de planvormingsfase) wordt nagegaan of de ontwikkeling leidt tot een verstoring van het functioneren van het verkeersnetwerk. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zal maken en de PRS vooralsnog niet is vastgesteld wordt volstaan met de paragraaf verkeer en parkeren in het hoofdstuk Uitvoerbaarheid. Hiermee is het voorliggende plan niet strijdig aan de ontwerp PRS 2013-2028.
4.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Op 21 september 2009 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Het doel van de verordening is provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. Dat betekent dat de gewenste ontwikkelingen in een gebied of regio op deze manier veilig gesteld worden. De basis van de verordening is de Structuurvisie 2005 – 2015.
De verordening is het toetsingskader met meetbare criteria als aanvulling op de Structuurvisie. In de verordening staat bijvoorbeeld op welke wijze ruimtelijke vraagstukken door provincie beoordeeld worden. Tevens is opgenomen waaraan een bestemmingsplan van een gemeente moet voldoen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het plangebied ligt op basis van de kaart 'Stedelijke ontwikkeling en wonen' behorende bij de ruimtelijke verordening in het stedelijk gebied (binnen de rode contouren). Regels ten aanzien van woningbouw in stedelijk gebied worden in de verordening niet gegeven. Deze richt zich met name op bedrijvenontwikkeling, mobiliteit en woningbouw in een aantal andere specifieke kernen. Voorts omvat de verordening nog een aantal regels ten aanzien van water en archeologie. Deze aspecten worden in het kader van de watertoets en het haalbaarheidsaspect archeologie in de op te stellen bestemmingsplantoelichting nader toegelicht.

Rode contouren provinciaal ruimtelijke verordening
4.2.4 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011
De provincie Utrecht hecht er groot belang aan om de ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid vast te leggen. Hiertoe heeft de provincie in 2009 een nieuwe Provinciaal Milieubeleidsplan opgesteld. Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 is op 29 april 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en begin 2012 voor een periode van twee jaar verlengd. Het plan vormt de verbindende schakel tussen het Europese en het nationale milieubeleid enerzijds en de regionale uitwerking van het milieubeleid anderzijds.
Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 biedt inzicht in waar de provincie op het gebied van milieu voor staat en wat zij wil bereiken. Het biedt structuur en flexibiliteit om in te spelen op nieuwe inzichten en veranderende omstandigheden. Het doel van het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 is het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Het uitgangspunt van het beleid is het behouden en herstellen van de milieukwaliteit in de provincie. De gezondheid van de Utrechtse burger staat hierbij centraal. Door het behouden en herstellen van de milieukwaliteit worden voorwaarden geschapen voor de natuur en instandhouding van de biodiversiteit. Het beleid richt zich op het creëren van een gezonde leefomgeving, de speerpunten hierbij zijn luchtverontreiniging, hinder en externe veiligheid.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een overwegend conserverend plan. De milieuhaalbaarheid van initiatieven die mogelijk gemaakt worden zijn in het volgende hoofdstuk onderbouwd.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Gebiedsvisie Vechtstreek
De Vechtstreek wordt algemeen erkend als een mooi gebied van topkwaliteit. Deze kwaliteit wordt in belangrijke mate bepaald door de hoge landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. In het steeds dichtergroeiende stedelijke netwerk biedt de Vechtstreek gelegenheid tot ontspanning. De Vechtstreek is vooral populair als recreatiegebied en gebied voor exclusief wonen, terwijl er daarnaast nog economische impulsen zijn. Die belangstelling vanuit diverse functies zorgt tegelijkertijd voor een steeds verder toenemende druk op de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Middels de Gebiedsvisie Vechtstreek bepleiten provincie, gemeenten en het waterschap dat deze eeuwenoude kwaliteiten niet verloren gaan.
Doel van de Gebiedsvisie is het aanbrengen van samenhang in de veelheid van plannen en het geleiden van de druk op het gebied. De visie geeft aan dat er een landschappelijke eenheid van formaat moet ontstaan om tegendruk te kunnen creëren aan de verstedelijkingsdruk van de Randstad en de sluimerende versnippering van het landschap. Tenslotte benadrukt de visie de urgentie.
Betekenis voor het bestemmingsplan
De Gebiedsvisie combineert het landschapsontwikkelingsplan (LOP), beschreven in paragraaf 3.3.10, met de overige projecten in de Vechtstreek. Voor het op te stellen conserverende bestemmingsplan heeft de Gebiedsvisie ten eerste voor de punten vanuit het LOP consequenties. Deze punten zijn verder in paragraaf 3.3.10 behandeld. Ten tweede mag het bestemmingsplan de doelstelling van de Gebiedsvisie – het aanbrengen van samenhang en het bieden van tegendruk – niet belemmeren. Daar het op te stellen bestemmingsplan een conserverend plan betreft is dit niet van toepassing. Hiermee is het op te stellen bestemmingsplan niet strijdig aan de Gebiedsvisie Vechtstreek.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Structuurvisie Breukelen
De voormalige gemeente Breukelen heeft in 2002 de huidige structuurvisie vastgesteld. Deze visie vormt met de overige ruimtelijke plannen de inhoudelijke basis en is de richtlijn waarbinnen ontwikkelingen in de gemeente een plaats kunnen krijgen. Daarbij ziet de gemeente de structuurvisie als stimulans voor bestuurders, stedenbouwers en bewoners. Het is nadrukkelijk geen blauwdruk voor de toekomst maar een scenario dat in verschillende facetten kan worden uitgewerkt.
De structuurvisie kent een aantal heldere uitgangspunten. Van belang voor het plangebied zijn ondermeer: het grondgebied moet groen blijven, ruimte voor ontspanning en recreatie, stimuleren ruimtelijke kwaliteit (cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur) en intensivering van ruimtegebruik op bestaande locaties.
De kern Breukelen kent een duidelijke voor- en achterkant. De voorkant, georiënteerd op de Vecht, wordt als positief ervaren. De gemeente heeft de ambitie om de achterkant, georiënteerd op het Amsterdams Rijnkanaal, met beperkte middelen om te vormen tot een tweede voorkant. Breukelen zou dan twee voorkanten kunnen krijgen, de een met een historisch gezicht en de andere met een modern gezicht.
Vanuit de ambitie om gepaste huisvesting te blijven bieden aan o.a. jongeren, ouderen en doorstromers en vanuit de ambitie om het aantal inwoners te behouden wijst de structuurvisie enkele plekken voor woningbouw aan. Voor het op te stellen bestemmingsplan Breukelen woongebied zijn de zones langs het Amsterdam Rijnkanaal van belang. Zowel in Breukelen Noord als tussen Broeckland en het kanaal wordt ruimte gezien voor verdere verstedelijking. Deze verstedelijking creëert kansen voor een tweede voorkant aan het Amsterdam Rijnkanaal.

Uitsnede Structuurvisie Breukelen
De ontwikkeling van de Corridor en de vanuit daar gewenste schakel tussen Vecht en het westelijk gelegen landelijk gebied is door het onderhavige plangebied gesitueerd. Met een goede langzaam verkeersverbinding tussen de oude kern en het station kan er een ruimtelijke drager voor diverse ontwikkelingen en herstructurering ontstaan.
De conserverende recreatieve visie op de Vecht blijft gehandhaafd. Het aantal afmeerplekken wordt gereguleerd. De zone rondom de Vecht kenmerkt zich door kleinschaligheid, kleine bosschages, landgoederen en historische bebouwing. Vanwege onder meer de realisatie van Leidsche Rijn zal de recreatieve druk toenemen. Een duidelijke structurering van voorzieningen is gewenst. Daarbij wordt voor de Vechtzone ingezet op extensieve water- en landrecreatie.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Vanuit de huidige structuurvisie zijn voor het voorliggende bestemmingsplan met name van belang:
- de woningbouw tussen Broeckland en Amsterdam Rijnkanaal en tussen Breukelen Noord en kanaal;
- de behoudende visie op het landschap rondom de Vecht;
- de mogelijke schakelfunctie tussen de oude kern / de Vecht en het station.;
- extensieve landrecreatie in de Vechtzone.
Het voorliggende bestemmingsplan is een grotendeels conserverend plan. Ruimte voor nieuwe woningbouw tussen Broeckland en Amsterdam Rijnkanaal en tussen Noord en het kanaal wordt derhalve niet geboden. Hiertoe zal een planherziening of uitgebreide omgevingsvergunning opgesteld moeten worden. Dit bestemmingsplan zal uitgaan van de kwaliteiten van het landschap rondom de Vecht en deze behouden. Gelet op onder andere de planontwikkeling in de naastgelegen Corridor wordt de mogelijke schakelfunctie tussen de oude kern en het station niet gerealiseerd. Er behoeft dan ook geen rekening met de onder c. vermelde ambitie te worden gehouden. Het voorliggende bestemmingsplan zal de gewenste extensieve landrecreatie in de Vechtzone vooral door het onder voorwaarden toestaan van kleinschalige horeca en andere voorzieningen faciliteren. Hiermee sluit het voorliggende bestemmingsplan aan bij de doelstellingen en uitgangspunten van de Structuurvisie Breukelen.
4.4.2 Structuurvisie Breukelen Centrum
Met de structuurvisie 'Breukelen Centrum' (2010) heeft de gemeente een visie opgesteld om sturing te geven aan ontwikkelingen in het centrumgebied van Breukelen. Het doel van de visie is: duurzaam behoud van Breukelen als volwaardige kern met concurrerende voorzieningen, zodat het nog beter als maatschappelijk, recreatief en economisch hart kan functioneren.
De structuurvisie voor het centrum bouwt voort op de in de vorige paragraaf vermelde structuurvisie voor het totale Breukelse grondgebied. In de centrumvisie wordt de schakel wederom als belangrijke ruimtelijk opgave gezien. De Danne (en Dannegracht) vormt daarbij een verbindende factor daar deze vanuit het landelijk gebied ten westen van de A2 het Amsterdam Rijnkanaal oversteekt om te eindigen in de Vecht.
Om het centrum te ontwikkelen als totaal eenheid voor sociaal-maatschappelijke, recreatieve en commerciële functies wordt ingezet op het aantrekkelijker maken van het winkelen en de toeristische recreatieve voorzieningen, het gebruik van de aanwezige kwaliteiten en structuren als drager voor het centrum en de Herenstraat als ruggengraat voor het centrumgebied te benoemen. De Herenstraat koppelt de plekken aan de Vecht aan elkaar en versterkt tegelijker de hele structuur van het centrum. Door onder andere het maximaal benutten van de huidige parkeervoorzieningen bij beide supermarkten ontstaat een optimale voetgangersstroom in het centrum, waardoor voetgangers de meeste winkels passeren tijdens het winkelen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Om de ambitie voor de beoogde totaal eenheid in het centrumgebied te faciliteren is concentratievorming gewenst. Deze vorming of clustering wordt ondersteund door geen extra of nieuwe voorzieningen toe te staan in het onderhavige plangebied. Bij bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing van de verspreid door het plangebied liggende kleinschalige voorzieningen zal de mogelijkheid worden geboden om de leegkomende gebouwen om te zetten naar de functie wonen.
De in de structuurvisie vermelde schakelfunctie tussen centrum en station is reeds behandeld in § 4.4.1.
Voor de overige onderdelen is de structuurvisie met name van belang voor het centrumgebied van Breukelen. Het onderhavige plangebied valt geheel buiten de Structuurvisie Breukelen Centrum. Het voorliggende bestemmingsplan is niet strijdig aan de doelstellingen van deze structuurvisie.
4.4.3 Beeldkwaliteitsplan Breukelen en Loenen
Tezamen met de voormalige gemeente Loenen heeft Breukelen in 2008 het beeldkwaliteitplan “Breukelen en Loenen” laten opstellen. Dit plan vormt samen met het opgestelde landschapsontwikkelingsplan een tandem. Hoewel het beeldkwaliteitplan enkel over het buitengebied uitspraken doet kan het plan van belang zijn voor randen van het plangebied zoals de Vechtzone en de noordelijke rand op de grens van stad naar land.
Het gebied ten noorden en ten oosten van het plangebied is de Vechtstreek Zuid. Deze streek wordt gekend door de aanwezigheid van een fraaie reeks aan buitenplaatsen en landgoederen, tussen liggende historische woningen of agrarische bedrijven en de kortdurende doorzichten naar een open landschap. De woningen liggen zowel buiten- als binnendijks langs de Vecht. De woningen neigen met hun tuininrichting meer naar de sierlijkheid van de buitens. De woningen langs de Vecht zijn georiënteerd op het water en vertonen allerlei varianten van oevers, zitjes en aanlegplaatsen langs de Vecht. De buitens liggen op grotere afstand van elkaar, zijn op de Vecht gericht en grenzen direct aan het water. De buitens worden gevormd door een hoofdgebouw en diverse bijgebouwen en zijn middels landschappelijk aangelegde tuinen groen in de omgeving gepast.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het beeldkwaliteitplan vormt een sturingskader bij ontwikkelingen en is vanuit deze rol als bijlage bij de toelichting gevoegd. Voor een conserverend bestemmingsplan zoals Breukelen Woongebied biedt het plan niet direct meerwaarde.
Het beeldkwaliteitplan biedt wel meerwaarde bij sturing van ontwikkelingen in de strook tussen de Straatweg en de Vecht. Autonome ontwikkelingen in deze strook zullen zoveel mogelijk volgens de principes van de landgoederen en buitens gestuurd moeten worden: hoofdgebouw, gericht op de Vecht, en enkele bijgebouwen met een ruime inhoudsmaat. Het voorliggende bestemmingsplan is omvat geen extra belemmeringen voor de sturing vanuit het beeldkwaliteitplan.
4.4.4 Stedenbouwkundige visie "Rond de Kerkvaart"
Met de stedenbouwkundige visie "Rond de Kerkvaart" heeft de gemeente in 2009 een gebiedsvisie opgesteld voor het gebied rond de Kerkvaart. Het is het gebied direct ten westen van het oude centrum dat aan de oostzijde begrensd wordt door de Straatweg en aan de westzijde door het Amsterdam Rijnkanaal. Het heeft niet de bijzondere allure die de Vechtoevers kenmerkt met veel buitenplaatsen en het fraaie groen, maar toch zeker een geheel eigen kwaliteit en charme.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Drie locaties binnen het gebied dienen zich voor herontwikkeling aan, te weten: het Domineeslaantje, de Wilhelminastraat en de Huyck Aertsenstraat. Doel van de visie is een kader te scheppen voor deze en eventuele andere ontwikkelingen in het gebied. Deze ontwikkelingen, zover reeds uitgevoerd, zijn nader beschreven in hoofdstuk 3. Voor de nog te ontwikkelen locaties zal een separate ruimtelijke procedure gevoerd moeten worden. Hierin zal deze stedenbouwkundige visie een duidelijke rol hebben. Voor het voorliggende plan, vanwege de conserverende aard van dit plan, heeft de visie geen rol. Vanuit de gemeentelijke wens om tot een eenduidige en overzichtelijke regeling te komen is de visie als bijlage 1 opgenomen.
Aanvullend op de stedenbouwkundige visie is er voor de locatie Huijck Aerstenstraat reeds een massastudie opgesteld.
- 1. Stedenbouwkundige visie Rond de Kerkvaart, Vollmer en partners, kenmerk 2424-100, 2009
4.4.5 Stedenbouwkundige visie "Nyenrode"
Met de stedenbouwkundige visie Nyenrode (2010) heeft de voormalige gemeente Breukelen samen met Nyenrode Business Universiteit de mogelijkheden onderzocht om de ambities van de universiteit op het landgoed te kunnen realiseren met behoud van de monumentale, cultuurhistorische en ecologische waarden van het landgoed. De visie is opgesteld voor een periode van 10 tot 20 jaar. De visie omvat het Landgoed Nyenrode, enkele gronden direct ten zuiden van het landgoed en het nieuwe landgoed ten westen van het Landgoed Nyenrode. Gelet op het ontbreken van een ontwikkelopgave voor de sportvelden in Broeckland zijn deze gronden niet betrokken in de visie.
In de visie wordt geconcludeerd dat ruimtelijke synergie tussen de wijk Broeckland, inclusief sportvoorzieningen, en het landgoed niet wenselijk is. Functionele synergie is daarmee niet uitgesloten.
Het landgoed is grotendeels verdeeld in een centrale as, deze as wordt gevormd door het kasteel en de beukenlaan, en in de strook, de gronden ten zuiden van het landgoed. In de centrale as worden sportvoorzieningen verplaatst en uitgebreid en onderwijs en ontmoetingsruimten uitgebreid. In de strook worden parkeervoorzieningen uitgebreid en een nieuw programma bestaande uit woon-, ontmoeting-, en onderwijsruimtes gerealiseerd. Deze gebieden worden gescheiden door de deels niet af te graven wetering. De wetering zorgt tevens voor een versterking van de as Amsterdam Rijnkanaal - Vecht. De strook wordt middels een rotonde beter ontsloten op de Straatweg.
Betekenis voor het bestemmingsplan
De stedenbouwkundige visie spreekt niet van een ruimtelijke of functionele synergie tussen de het plangebied en het Landgoed. Derhalve behoeft er geen rekening gehouden te worden met de visie Nyenrode.
4.4.6 Bestemmingsplan Landelijk gebied rondom de Vecht
De buitenplaatszone direct ten zuiden van het centrum, gelegen tussen Broeckland en de Vecht valt buiten het onderhavige plangebied. Deze zone is opgenomen in het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied rondom de Vecht’ (2006, partiële herziening 2009). Samengevat krijgen landgoederen en buitenplaatsen in dit bestemmingsplan een uitbreiding van mogelijke functies die op deze gronden kunnen worden gevestigd, teneinde behoud van deze cultuurhistorisch belangrijke complexen te kunnen behouden. Het gaat hier om grondgebonden agrarische doeleinden, dienstverlening, sociaal-culturele doeleinden en extensieve dagrecreatie. In de regelgeving omtrent bedrijf en beroep aan huis zijn, op basis van inhoudsmaten van woningen, ruimere mogelijkheden opgenomen (zie verder § 4.4.7).
Betekenis voor het bestemmingsplan
De regelgeving voor de buitenplaatszone in het plangebied van het bestemmingsplan Breukelen Woongebied biedt dezelfde mogelijkheden als de regelgeving vanuit het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied rondom de Vecht’. Gelet op de stedelijke ligging worden er echter geen mogelijkheden geboden voor grondgebonden agrarische mogelijkheden.
4.4.7 Beroep en bedrijf aan huis
Gemeente Stichtse Vecht heeft middels het afwijkingenbeleid en het vastgestelde bestemmingsplan ‘Maarssenbroek Woongebied’ beleid gevormd voor beroepen en bedrijven aan huis. Het beleid uit het bestemmingsplan ‘Maarssenbroek Woongebied’ kan, gelet op de vergelijkbare parkeerproblematiek, het vergelijkbare functioneren van de plangebieden en de recentheid van het vastgestelde plan, geëxtrapoleerd worden. Gelet op het gestelde in § 4.4.6 dient tevens rekening gehouden te worden met de mogelijkheden geboden in ‘Landelijk gebied rondom de Vecht’.
Afwijkingenbeleid
Het gemeentelijk afwijkingenbeleid zal een aan huis gebonden beroep of bedrijf, dienstverlening of mantelzorg mogelijk maken zolang de oppervlakte hiervoor ten hoogste 40% van de woning bedraagt, met een maximum van 50m2. Daarnaast worden de aanvullende voorwaarden gesteld:
- de woonfunctie blijft, ook in uiterlijk en uitstraling (incl. geen buitenopslag), gehandhaafd;
- het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu (incl. parkeerbelasting);
- het gebruik is gebonden aan de bewoner.
Een grotere oppervlakte dan 50 m2 wordt middels een staffel mogelijk gemaakt vanaf een inhoudsmaat van 450 m3. Horeca of een seksinrichting is niet mogelijk.
‘Maarssenbroek Woongebied’
Het bestemmingsplan Maarssenbroek Woongebied heeft een stringentere regeling. Het gebruik van ruimten is mogelijk tot maximaal 33%, met een absoluut maximum van 50m2.Gelet op de verkeersproblematiek zijn verkeersaantrekkende functies uitgesloten waaronder koeriers, (personen)vervoersbedrijven en detailhandel. In de toelichting is aanvullend geschreven dat de parkeerbehoefte van het beroep of bedrijf aan huis in beginsel op eigen terrein afgewenteld moet worden conform de opgenomen parkeernormtabel.
‘Landelijk gebied rondom de Vecht’
In het bestemmingsplan Landelijk gebied rondom de Vecht is, anders dan in de bovenstaande twee regelingen, beroep en bedrijf aan huis rechtstreeks toegestaan mits dit niet groter is dan 30% tot een maximum van 50 m2. Middels ontheffing is het gebruik tot 45% van de woning mogelijk mits niet groter dan 65m2 bij woningen tot 600m3 en niet groter dan 85m2 bij woningen groter dan 600m3.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Gelet op de diversiteit van het plangebied (buitenplaatszone bestaande uit ruime kavels en de reguliere woonkavels) is voor de buitenplaatszone de regeling vanuit Landelijk gebied gevolgd. Voor het overige deel van het plangebied, de reguliere woonbestemmingen, is aansluiting gezocht bij de regeling van Maarssenbroek Woongebied. De regeling uit het afwijkingenbeleid biedt meer ruimte, en kan bij uitzonderingen middels een buitenplanse afwijking worden toegepast. Om een adequate juridische regeling te krijgen zal gewerkt worden met twee woonbestemmingen (Wonen-1 en Wonen-2).
4.4.8 Gemeentelijk afwijkingenbeleid
Omdat bestemmingsplannen vaak grote gebieden beslaan en voor lange tijd worden vastgesteld, is het mogelijk dat aanvaardbare ruimtelijke ontwikkelingen onnodig worden beperkt door de bestemmingsplanregels. Om in dergelijke situaties ruimte te bieden zijn een aantal wettelijke afwijkingsmogelijkheden opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Afwijken van een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt als een ontwikkeling een ondergeschikt effect heeft op de omgeving, als het bestemmingsplan onbedoeld een goede ruimtelijke ordening beperkt of als de ontwikkeling een tijdelijk karakter heeft. Het afwijkingenbeleid van de gemeente stelt kaders voor de toelaatbaarheid van afwijkingen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het gemeentelijk afwijkingenbeleid is te zien als flexibele schil rondom een bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bepaald in hoofdlijnen wat waar wel en niet mogelijk is. Een bestemmingsplan wordt over het algemeen voor een planperiode van 10 jaar vastgesteld, in deze periode bestaat een reële kans dat de geboden mogelijkheden niet meer toereikend zijn en daardoor gewenste initiatieven en ontwikkelingen planologisch niet mogelijk blijken. Door de gemeentelijke werkwijze om naast een bestemmingsplan ook een afwijkingenbeleid vast te stellen wordt dit ondervangen. Toekomstige ontwikkelingen in bijvoorbeeld maatschappij of techniek kunnen er immers toe leiden dat er een ander (afwijkingen)beleid moet worden opgesteld. Deze flexibele schil rondom het bestemmingsplan laat zich relatief eenvoudig en efficiënt vervangen of vernieuwen. Hiertoe zal jaarlijks het beleid worden geëvalueerd en worden aangepast.
Verankering van dit beleid in het op te stellen bestemmingsplan is om deze reden niet gewenst, het beleid zal dan in beginsel niet meer jaarlijks maar eens per decennium worden geëvalueerd. Met andere woorden: het niet laten doorwerken van dit beleid in de bestemmingsplannen creëert een zekere mate van gewenste flexibiliteit.
4.4.9 LOP Breukelen en Loenen
De gemeenten Breukelen en Loenen hebben in 2008 gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Dit plan heeft twee belangrijke doelen. Ten eerste wordt een visie opgesteld voor de komende 15 jaar. Belangrijk uitgangspunt is het behoud van het landelijke karakter van het unieke landschap in het Groene Hart. Voor een vitaal landschap zijn echter wel ontwikkelingen nodig en wenselijk. De visie geeft inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden in het buitengebied en de te maken keuzes. Daarnaast geeft de visie voor nieuwe ontwikkelingen landschappelijke randvoorwaarden aan. Belangrijk doel van het LOP is het stimuleren van initiatieven voor landschaps- en natuurontwikkeling in het buitengebied door particulieren, instanties en gemeenten zelf. Hierbij staat het behouden, versterken en ontwikkelen van landschappelijke identiteit van de verschillende deelgebieden voorop.
Het LOP geeft een toekomstvisie en streefbeeld. Het op te stellen bestemmingsplan dient deze visie en dit beeld niet onomkeerbaar in de weg te staan. Omdat het LOP voornamelijk betrekking heeft op het buitengebied en niet op het stedelijk gebied is de toekomstvisie slechts op twee punten van belang voor het plangebied:
- De Vecht. De Vecht zal in toenemende mate dienst doen als recreatieve as. Hierbij dient het recreatief gebruik geleid te worden en de recreatieve toegankelijkheid te worden verbeterd. De natuurwaarden rondom de Vecht dienen versterkt te worden. Tot slot dient de ruimtelijke samenhang en beeldkwaliteit behouden en versterkt te worden.
- Groenzone langs het Amsterdam Rijnkanaal. De groene kades rondom het Amsterdam Rijnkanaal zullen de komende planperiode op plaatsen moeten worden heringericht om invulling te geven aan ecologische en landschappelijke doelstellingen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige ontwikkelingen. Middels functieverruiming in de buitenplaatszone worden mogelijkheden voor een versterking van dagextensieve recreatie langs de oevers van de Vecht geboden. Langs deze oevers zal middels een dubbel bestemming tevens rekening met ecologie gehouden moeten worden. De zone langs het Amsterdam Rijnkanaal heeft in de vigerende plannen overwegend de bestemming ‘Groen’. Deze bestemming zal worden gehandhaafd waardoor werkzaamheden in deze groenzone ten behoeve van de herinrichting van groen uitgevoerd kunnen worden. Hiermee faciliteert het bestemmingsplan het LOP.
4.4.10 Erfgoedverordening
Vanaf 2009 is het voor iedere gemeente verplicht om een verordening vast te stellen waarin de inschakeling is geregeld van een monumentencommissie die de adviesplicht bij omgevingsvergunningen kan vervullen (op basis van artikel 15 van de monumentenwet 1988). Voor de gemeente Stichtse Vecht is dit geregeld via de Erfgoedverordening. Daarin is bepaald dat de monumentencommissie advies moet uitbrengen aan het bevoegd gezag, en in welke gevallen zij in ieder geval om advies gevraagd moet worden.
Daarnaast is in de Erfgoedverordening ook de mogelijkheid tot aanwijzen van gemeentelijke monumenten en gemeentelijke stads- en dorpsgezichten geregeld. Ook in dat geval dient de monumentencommissie advies uit te brengen.
Omdat de inschakeling en werkwijze van de monumentencommissie reeds in de Erfgoedverordening is geregeld, wordt hier in het bestemmingsplan niets over opgenomen. Dit om dubbele regelgeving of, bij wijziging van verordening of planregels, tegenstrijdigheden tegen te gaan.
5 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
5.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
- het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;
- het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
- het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
- de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Betekenis voor het bestemmingsplanVoorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan voor stedelijk gebied. Het plan maakt geen (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk. Derhalve zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen te verwachten voor het milieu. Hierdoor kan volstaan worden met de reguliere milieuonderzoeken (zoals vermeld in § 5.2) en behoeft er geen m.e.r. uitgevoerd te worden.
5.2 Milieu
5.2.1 Bodem
5.2.2 Geluid
5.2.3 Luchtkwaliteit
5.2.4 Externe veiligheid
5.2.5 Bedrijven en milieuzonering
5.2.6 Duurzaamheid
5.2.7 Flora en Fauna
5.3 Water
5.3.1 Beleid
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
De Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water is een Europese wet die sinds december 2000 van kracht is. De KRW maakt een samenhangende Europese aanpak mogelijk om te komen tot schoon oppervlaktewater voor mens en natuur, en tot duurzaam watergebruik. De KRW heeft een verplichtend karakter: in 2015 moeten grotere oppervlaktewateren, de zogenaamde ‘oppervlaktewaterlichamen’, in principe voldoen aan chemische en ecologische doelstellingen. Voor prioritaire (gevaarlijke) stoffen zijn normen op Europees niveau vastgesteld. Voor veel andere chemische stoffen worden normen nationaal vastgesteld. De overige doelen worden per waterlichaam door de provincies vastgesteld. Ook grondwater moet voldoen aan chemische normen, en de grondwatervoorraad moet stabiel zijn. Het is onder strikte voorwaarden mogelijk het behalen van de doelen uit te stellen tot 2021 of tot 2027 of om uiteindelijk de doelen te verlagen als deze niet haalbaar of betaalbaar (realistisch) blijken te zijn. Dat geldt zowel voor chemische (lager dan de Europese of nationale normen) als voor ecologische doelen. Het halen van de KRW-doelstellingen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Onderstaande afbeelding toont de ligging van de KRW lichamen in het plangebied.

KRW lichamen
De KRW heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor bijvoorbeeld riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Beleid waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV)
In het plangebied is Waterschap AGV de waterbeheerder. Op 1 januari 2006 is Waternet, de uitvoerende organisatie van AGV, officieel gestart. Het is een nieuw bedrijf voortkomend uit Waterschap AGV, het Waterleidingbedrijf Amsterdam, Dienst Waterbeheer en Riolering van Amsterdam. Waternet wordt bestuurd door de gemeente Amsterdam en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV).
Keur
De (nieuwe) Keur AGV 2011, het Keurbesluit Vrijstellingen en de Beleidsregels zijn op 1 december 2011 in werking getreden. In het Keurbesluit Vrijstellingen staat beschreven onder welke voorwaarden bepaalde activiteiten in het watersysteem zijn toegestaan zonder dat een watervergunning nodig is. En in de nota Beleidsregels Keurvergunningen staat onder welke voorwaarden het bestuur van AGV een watervergunning kan verlenen voor werkzaamheden in het watersysteem.
Legger
De legger is een concrete uitwerking van de onderhoudsverplichtingen uit de Keur. De legger bestaat uit kaarten en tabellen met onder meer de volgende gegevens:
- locatie van de primaire wateren, waterkeringen en kunstwerken;
- eisen aan de primaire wateren, waterkeringen en kunstwerken.
Waterbeheerplan AGV 2010-2015
Op 26 november 2009 is het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 vastgesteld. Het Waterschap AGV omschrijft hierin hun hoofdtaken, te weten:
- zorg voor veilige dijken;
- zorg voor voldoende water;
- zorg voor schoonwater.
Naast de drie hoofdtaken draagt het waterschap ook zorg voor vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Het waterbeheerplan beschrijft het beleid voor de periode van 6 jaar. Hierin zijn bovenstaande taken uiteraard opgenomen. Het beleid vormt het uitgangspunt voor de watergebiedplannen en voor de stedelijke waterplannen die gemeenten in afstemming met het waterschap maken.
Ondergronds bouwen
Het is van belang dat problemen met het grondwater worden voorkomen. Het verdient aanbeveling om bij de inrichting rekening te houden met de aanwezige grondwaterstanden en voorzieningen te treffen om grondwateroverlast te voorkomen.
Ondergrondse constructies kunnen van invloed zijn op de lokale grondwatersituatie. Het is van groot belang deze invloed te beperken, gezien de mogelijk grote nadelige gevolgen voor bijvoorbeeld houten paalfunderingen.
Middels een grondwaterstandberekening dient men aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechterd. Hiertoe dient de grondwaternorm opgenomen te worden in het bestemmingsplan. De grondwaternorm voor nieuw te realiseren bouwlocaties is vaak gemeentelijk vastgesteld en luidt: “Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan”. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 m. Wanneer blijkt dat niet aan de grondwaternorm voldaan kan worden, moeten maatregelen genomen worden, waarbij de voorkeursvolgorde uitgaat naar: aanpassen van het stedenbouwkundig grid, ophogen van het maaiveld, integrale grondverbetering, kruipruimteloos bouwen of ontwatering door nieuw te graven waterlopen.
Kelders en parkeergarages moeten waterdicht worden uitgevoerd. Ondergrondse werken mogen een vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Gelet op het feit dat binnen het plangebied onder de verschillende bouwblokken parkeerkelders (kunnen) worden aangelegd is het wenselijk dat het gezamenlijk effect van deze constructies op de grondwaterstand in beeld wordt gebracht.”
5.3.2 Watertoets
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
KRW - lichamen
De KRW lichamen zijn allen voorzien van de bestemming Water. Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen welke het watersysteem aantasten. Het behalen van de gestelde chemische en ecologische doelstellingen voor deze wateren worden daarmee door het conserverende karakter van het bestemmingsplan niet belemmert. Vanuit milieuwet- en regelgeving zullen de doelstellingen doorwerken naar verdere gebruiksmogelijkheden langs en op deze wateren.
Om doublures te voorkomen is de regelgeving voor steigers in KRW lichamen niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. De eisen uit de Keur blijven van kracht.
Waterstaat - Waterkering
Waterkeringen worden overgenomen op basis van de 'legger' van het hoogheemraadschap en de legger van Rijkswaterstaat. Deze laatste heeft van 31 mei tot 12 juli 2012 ter inzage gelegen, anticiperend op de vaststelling binnen voorliggend plan reeds de regeling overgenomen.
Waterstaat - Beschermzone watergang
Op verzoek van het hoogheemraadschap is aan weerszijde van de primaire watergangen een zone van 5 meter opgenomen waarin regels zijn gesteld ten einde bescherming te bieden aan de watergang.
Grondwater
Ten einde mogelijke grondwaterverstoringen tegen te gaan wordt in de regelgeving van het voorliggende bestemmingsplan het volgende bij ondergrondse bouwwerken afgedwongen:
- ondergrondsebouwwerken moeten waterdicht worden uitgevoerd;
- middels een grondwaterstandberekening dient men aan te tonen dat voldaan wordt aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet onevenredig verslechter.
Middels de opgenomen regelgeving wordt het aspect water voldoende verankerd in het voorliggende bestemmingsplan. Daarmee zijn er vanuit het aspect water geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
5.4 Archeologie En Cultuurhistorie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. In dit kader is voor de gemeente Stichtse Vecht het archeologie rapport H302 door Heritage opgesteld. Dit rapport bevat een beleidsadvieskaart die door de gemeenteraad is vastgesteld als ruimtelijk beleid.

Uitsnede beleidsadvieskaart Archeologie
De beleidsadvieskaart kan op basis van de verwachting en de grootte van de grondingrepen archeologisch onderzoek verplicht stellen.
Betekenis voor het bestemmingsplanDe archeologische beleidskaart is verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan als dubbelbestemming. In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan zijn de voor dit bestemmingsplan relevante delen van de archeologische beleidskaart geactualiseerd en eventueel aangevuld op basis van de nieuwste inzichten. Zodoende is de meest actuele stand van zaken wordt weergegeven in het bestemmingsplan.
5.5 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Betekenis voor het bestemmingsplan
6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2008 (SVBP 2008).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
6.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
6.3 Planregels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
- Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
- Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
6.4 Wijze Van Bestemmen
6.4.1 Enkelbestemmingen
Op basis van de gewenste (beleidsmatige) ontwikkelingen, behandeld in hoofdstuk 3 en het vigerende beleid, behandeld in hoofdstuk 4 zijn uitgangspunten vastgelegd. Deze punten zijn, verdeeld per bestemming en op hoofdlijnen, in dit hoofdstuk kort beschreven.
Hierbij zijn de bestemmingen verdeeld in enkelbestemmingen (het hoofdgebruik van de gronden zoals bijvoorbeeld wonen of bedrijf) en dubbelbestemmingen (overige voorwaarden die aan het gebruik en de bebouwing van bepaalde gronden gelden zoals bijvoorbeeld archeologie, veiligheidszones of cultuurhistorie). Tot slot is er tevens een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het voorliggende plan, welke in § 6.4.3 nader behandeld wordt.
6.4.2 Dubbelbestemmingen
Het voorliggende bestemmingsplan bevat de volgende dubbelbestemmingen:
6.4.3 Gebiedsaanduiding
In het voorliggende bestemmingsplan zijn enkele (gebieds)aanduidingen opgenomen.
Monumenten en karakteristieke panden
Binnen het plangebied hebben diverse panden en objecten de aanduiding karakteristiek of monument gekregen. Ter behoud van de monumentale waarde hiervan zijn specifieke regels opgenomen in hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan. Ter behoud van de waarden worden extra mogelijkheden geboden voor splitsing en samenvoeging van deze panden. Vanzelfsprekend mogen de monumentale waarden hierbij niet onevenredig worden aangetast.
Vrijwaringszone - Vaarweg
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening worden regels gesteld omtrent vrijwaringszones langs vaarwegen. Hiermee wordt het belang van een vlotte en veilige doorvaart voor de scheepvaart geborgen. Voor een klasse VI vaarweg als het Amsterdam-Rijnkanaal geldt conform het Barro een zone van 25 meter aan weerszijde van het kanaal.
6.4.4 Wijzigingsbevoegdheden
Binnen het voorliggende bestemmingsplan zijn zes wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
- Winkelcentrum Noord (zie 3.2.2, conform bestaande regelgeving);
- Autogarage Karel Doormanlaan (conform bestaande regelgeving);
- Heijcoplaan 37 (conform bestaande regelgeving);
- Straatweg 27 (zie 3.2.2).
- Broekdijk Oost 34 (zie 3.2.2)
- Broeckland.
Wijzigingsbevoegdheid 6 Broeckland
Wijzigingsbevoegdheid 6 is opgenomen omdat de uitwerkingsplannen van Broeckland (zie § 1.3 van de voorliggende toelichting) grotere bouwvlakken lieten zien. Deze bouwvlakken mochten voor 100% bebouwd worden. Met andere woorden: de totale bouwmassa van de woningen mocht altijd vergroot worden. De praktijk heeft aangetoond dat hiervan geen of zelden gebruik is gemaakt. De instandhouding van de regeling kan echter voor de naastgelegen percelen ernstige gevolgen hebben. Derhalve is in het voorliggende plan gekozen de bouwvlakken strakker om de bestaande bebouwing te leggen. Om toch de mogelijkheid te bieden de bouwmassa aan de achterzijde uit te bouwen is wijzigingsgebied 6 opgenomen. Binnen dit gebied kan, overeenkomstig de regeling in de uitwerkingsplannen voor Broeckland, een bouwvlak aan de achterzijde met ten hoogste 2,5 meter worden overschreden. Om de gevolgen voor naastgelegen percelen te beperken is de voorwaarde van een bezonningsstudie en stedenbouwkundige inpasbaarheid opgenomen.
7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.2 Verslag Artikel 3.1.1 Bro Overleg
Het plan is toegezonden aan diverse overlegpartners. Acht overlegpartners hebben een reactie gestuurd op het plan. Deze reacties en de beantwoording van de reacties zijn gebundeld in de Nota Inspraak en Vooroverleg . Deze Nota is als bijlage bijgevoegd.
7.3 Verslag Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 21 september 2012 tot 2 november 2012 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 10 inspraakreacties binnen gekomen. Deze reacties en de beantwoording van de reacties zijn gebundeld in de Nota Inspraak en Vooroverleg . Deze Nota is als bijlage 3 bijgevoegd.
7.4 Verslag Zienswijzen
Gedurende het termijn van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan ‘Breukelen Woongebied’, vanaf vrijdag 25 januari tot en met donderdag 7 maart 2013, zijn er 13 zienswijzen ingekomen. Deze reacties en de beantwoording van de reacties zijn gebundeld in de Zienswijzenreactienota. Deze nota is als bijlage 8 opgenomen.