Zuilense Vecht, Stichtse Vecht
Bestemmingsplan - gemeente Stichtse Vecht
Vastgesteld op 19-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Zuilense Vecht, Stichtse Vecht met identificatienummer NL.IMRO.1904.BPzuilensevechtMRS-VG01 van de gemeente Stichtse Vecht.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aan-huis-verbonden bedrijf
Beroep of bedrijf dat in een woning of een daarbij bijhorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent bewoner van de woning is.
Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een horecabedrijf, een belhuis en een seksinrichting; hieronder wordt onder andere wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Additionele horeca
Horeca-activiteiten, die passend, aanvullend en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan.
1.7 Archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door of namens een bedrijf dat beschikt over het in artikel 1, eerste lid, van de Erfgoedwet, bedoelde certificaat.
1.8 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde of verwachtingswaarde in verband met de in dat gebied aanwezige of aantoonbaar te verwachten archeologische sporen en vondsten.
1.9 Bebouwing
Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 Bebouwingspercentage
Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.
1.11 Bed & breakfast
Een activiteit ondergeschikt aan een woning die gerund wordt door de eigenaren tevens bewoners van de betreffende woning, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van toeristisch nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
1.12 Besluit Hogere waarde
Besluit waarin de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld.
1.13 Bestaand
- a. Bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
- b. Bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.14 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.15 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.17 Bijzondere bouwlaag
- a. Een bouwlaag die aan de voorzijde of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel;
- b. Een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.
1.18 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.19 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw, een kap en een bijzondere bouwlaag.
1.21 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 Bouwperceelsgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.23 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bouwwerken zijn toegelaten.
1.24 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 Buurtactiviteit
Niet commerciële, lokaal gebonden activiteit voor en door bewoners uit de omgeving van de locatie waar de activiteit plaatsvindt met een planologische uitstraling op de omgeving die vergelijkbaar is met de uitoefening en ondersteunende begeleiding van sportactiviteiten, zoals activiteiten van bewonersorganisaties, het verenigingsleven, ouderen- en jongerenwerk, huiswerkbegeleiding, muziekles, burendag, instructieruimten voor gebruikers van het sportpark, kaartclubs en de scouting; Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, religieuze voorzieningen, voorzieningen voor verslavingszorg of vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, of een horeca-activiteit van de Lijst van Horeca-activiteiten.
1.26 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.28 Hoogte-accent
Een incidenteel en rank gebouw of een beperkt onderdeel van een gebouw, met een afwijkende bouwhoogte naar boven ten opzichte van de direct omliggende bebouwing, dat dient als markering of oriëntatiepunt van een bijzondere plek in een wijk of buurt.
1.29 Horeca
Bedrijven die gericht zijn op het verstrekken van logies, eten en drinken en zaalaccommodatie, zoals een hotel, restaurant of café.
1.30 Kap
Een gesloten en hellend of gedeeltelijk hellend dak.
1.31 Kelder
Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat geheel onder het peil ligt.
1.32 Lijst van Bedrijven functiemenging
De Lijst van Bedrijven functiemenging die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.33 Maatschappelijke voorzieningen
Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.
1.34 Niet-permanente standplaats
Het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het zomerseizoen.
1.35 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.36 Omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.37 Peil
- a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg.
- b. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
- c. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.38 Platte afdekking
Een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag.
1.39 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.40 Verblijfsmiddelen
Voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn.
1.41 Voorgevelrooilijn
Een lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied, zoals de weg, openbaar groen of water, gekeerde gevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.
1.42 Woning
Een complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.43 Woonlaag
Een bouwlaag die voor bewoning is bestemd.
1.44 Zendmast
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Brutovloeroppervlak
De totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen, gemeten volgens NEN 2580.
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 De hoogte van een kap
Vanaf de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
2.6 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. groenvoorzieningen waaronder een ecologische verbindingszone, gazons en beplantingen;
- 2. langzaamverkeersverbinding (Strip) voor sportief en recreatief gebruik;
- 3. fiets- en voetpaden;
- 4. speelvoorzieningen en urban sports;
- 5. water, waterbeheer en waterberging, waaronder een inlaatplek voor een maaiboot;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-2' voor buitenfitness, een basketbalvoorziening en/of een skatebaan;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'brug-2' mag een brug voor langzaam verkeer worden gerealiseerd;
- 8. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport-2', tevens voor één technische ruimte voor het warmtenet met inachtneming van regel 3.2.1 onder 5;
- 9. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals, kunstwerken, civieltechnische bouwwerken waaronder duikers, bruggen, faunapassages, in- en uitritten voor sportverenigingen en toegang voor bevoorrading.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. onderwijs, buitenschoolse opvang en kinderopvang.
- 2. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals, verkeers-, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke bouwregel
Artikel 5 Sport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- 2. buurtactiviteiten;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport-1', tevens voor buitenschoolse opvang;
- 4. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport-2', tevens voor één technische ruimte voor het warmtenet met inachtneming van regel 5.2.1 onder 8;
- 5. met de sportactiviteiten samenhangende, additionele horeca met inachtneming van regel 5.4;
- 6. water, waterbeheer, waterberging en civieltechnische bouwwerken, waaronder inlaatplekken voor maaiboten en een pompgemaal van maximaal 5 m2.
- 7. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals, verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke bouwregel
5.4 Specifieke gebruiksregels
De maximale bedrijfsvloeroppervlakte van de in artikel 5.1 onder 5 ondergeschikte functie mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 50% van de bruto vloeroppervlakte.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
- 2. in- en uitritten;
- 3. water, waterbeheer en waterberging, waaronder inlaatplekken voor maaiboten;
- 4. groenvoorzieningen;
- 5. parkeervoorzieningen;
- 6. speelvoorzieningen;
- 7. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport-2', tevens voor één technische ruimte voor het warmtenet met inachtneming van regel 6.2.1 onder 3;
- 8. voorzieningen die bij de bestemming horen zoals verkeers- en groenvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken, civieltechnische bouwwerken en geluidwerende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel in artikel 6.2.1 onder 1 voor:
- 1. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m².
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
- 2. waterhuishouding;
- 3. waterbeheer en waterberging;
- 4. kruisingen met wegverkeer, waaronder bruggen;
- 5. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- 6. speel- en buitensportvoorzieningen;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'brug-2' mag een brug voor langzaam verkeer worden gerealiseerd;
- 8. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van sport-2', tevens voor één technische ruimte voor het warmtenet met inachtneming van regel 7.2 onder 5;
- 9. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals, groenvoorzieningen, civieltechnische bouwwerken, waaronder duikers, bruggen en faunapassages en kademuren.
7.2 Bouwregels
- 1. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- 2. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter mag bedragen.
- 3. In afwijking van de regel onder 2 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-vlonders' een vlonder of steiger voor het polsstokspringen worden gebouwd.
- 4. In afwijking op lid 2 mogen ter plaatse van de kruisingen met wegverkeer toegangspoorten met een maximale bouwhoogte van 5 meter worden gerealiseerd.
- 5. In afwijking van de regel onder 1 mag er één technische ruimte voor het warmtenet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport-2' worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 25 m2.
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. wonen, eventueel met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast, waarbij het maximum aantal woningen van 150 niet overschreden mag worden;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' voor een ondergrondse nutsvoorziening;
- 3. water, waterberging;
- 4. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen, zoals (ondergrondse) gebouwde parkeervoorzieningen, ongebouwde parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) afvalcontainers, erven en terreinen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in artikel 8.3.1 onder 3 voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.
Artikel 9 Leiding - Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels in lid 9.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:
- 1. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en;
- 2. daarover vooraf schriftelijk advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het wijzigen van het waterbodemniveau door vergraving of demping;
- b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- c. het aanbrengen en het rooien/vellen van hoogopstaande of diepwortelende beplantingen en bomen;
- d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
- 2. Het verbod genoemd in lid 9.4 onder 1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- a. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken betreffen;
- b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 9.3 bedoeld;
- c. normaal onderhoud en beheer betreffen;
- d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
- 3. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.4 onder 1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' mogen bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen worden gebouwd, mits de bepalingen van regel 10.3 vooraf in acht zijn genomen.
10.3 Omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk
- 1. Behoudens het onder 4 bepaalde moet, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2 en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm de aanvrager een rapport overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
- 2. De vergunning als bedoeld in onder 1 wordt verleend indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders uit het rapport blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- b. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
- c. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
- 3. Aan de vergunning als bedoeld onder 1 kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
- 4. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de vergunningaanvraag is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder 3 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
- a. Grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend: afgraven, ontgronden, saneren, afplaggen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede vergraven, verdiepen en verruimen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage.
- b. Het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
- c. Het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- d. Het verlagen van het waterpeil;
- e. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- f. Het verwijderen van bestaande funderingen en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.
- 2. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt de aanvrager een rapport waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
- a. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- b. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
- c. er geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn.
- 3. Aan de vergunning als bedoeld onder 2 kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd Programma van Eisen (PvE);
- 4. Het overleggen van een archeologisch rapport bij de vergunningaanvraag is niet nodig, als naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder c bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
10.5 Uitzonderingen
Het in regel 10.4 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
- 1. die niet dieper dan 30 cm over een totaal oppervlakte kleiner dan 500 m2 worden uitgevoerd;
- 2. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
- 3. die bestaan uit onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande wegcunetten en leidingtracé's;
- 4. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
- a. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
- b. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
- 5. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie.
10.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming en het beheer van de watergang.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regel in artikel 11.2 voor:
- 1. het bouwen van gebouwen voor de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering;
- 2. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de overige voor deze gronden aangewezen bestemmingen, met inachtneming van de betreffende regels van dit plan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Gevallen waarin het overschrijden van de bouwgrens is toegestaan
Een bouwgrens, niet zijnde bestemmingsgrens, mag, ongeacht de ter plaatse geldende aanduidingen en regels over maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's en afdaken of andere ondergeschikte bouwdelen.
13.2 Gevallen waarin het overschrijden van de bouw- en bestemmingsgrens is toegestaan
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bestemming en bij omgevingsvergunning toestaan dat een bouw- en bestemmingsgrens, ongeacht de ter plaatse geldende aanduidingen en regels over bestemmingen, maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door:
- a. bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's;
- b. andere ondergeschikte bouwdelen, zoals bij gebouwen horende stoepen, stoeptreden, hellingbanen;
- c. balkons, erkers en afdaken, als de vrije hoogte, gemeten van de onderzijde van het overschrijdende bouwdeel tot aan het aansluitende, afgewerkte maaiveld minimaal 2,5 meter bedraagt.
- 2. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 1 bedoelde omgevingsvergunning niet als:
- a. de overschrijding niet te verenigen is met de aard van de bestemming of
- b. de overschrijding onevenredige hinder voor aangrenzende percelen tot gevolg heeft.
- c. als vast staat dat de overschrijding sterk afwijkt van de beeldkwaliteitsregels
13.3 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
- 1. Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken en gebruik van de gronden ten dienste van de bestemming kan alleen worden verleend indien in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het perceel hoort, in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, conform de parkeernormen zoals opgenomen in het 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Stichtse Vecht 2013, deel B: Nota Parkeernormen, vastgesteld door de raad op 29 september 2015. Als dit beleid wordt gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
- 2. Indien de nota niet voorziet in een parkeernorm voor een specifieke functie, stelt het bevoegd gezag een parkeernorm vast.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
Met uitzondering van de gevallen waarin de bestemmingsregeling dat gebruik expliciet toestaat, is strijdig met de bestemming het gebruik van of het laten gebruiken van:
- 1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- 2. onbebouwde gronden of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
- 4. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen;
- 5. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Geluidzone-industrie
Ter plaatse van de aanduiding: 'Geluidzone-industrie' ligt de rond het industrieterrein gelegen zone als bedoeld in hoofdstuk V van de Wet geluidhinder buiten welke zone de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- 1. de in het plan opgenomen (goot)hoogtematen en bebouwingspercentages tot niet meer dan 10% van deze maten en percentages;
- 2. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- of noodtrappen;
- 4. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
- 5. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- 6. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- 7. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
Artikel 17 Geluidgevoelige Bestemming
Voor het realiseren en veranderen van een geluidsgevoelige bestemming moet vaststaan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), volgens het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Zuilense Vecht, Stichtse Vecht.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Zuilense Vecht bestaat uit drie sportparken van ruim 30 hectare. In Utrecht liggen sportpark Elinkwijk en sportpark Zuilen en in Stichtse Vecht bevindt zich sportpark Daalseweide. De gemeente Utrecht en de gemeente Stichtse Vecht hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de herontwikkeling van de drie aan elkaar grenzende sportparken. Aanleiding voor de herontwikkeling is dat de sportparken in meer of mindere mate gedateerd zijn, een monofunctioneel gebruik kennen en voor investeringsbesluiten staan.
Het plangebied en de omgeving
Op sportpark Daalseweide is sprake van verouderde en monofunctionele sportvoorzieningen. De betrokken sportverenigingen hebben initiatieven ingediend bij de gemeente Stichtse Vecht zoals voor het vernieuwen en verplaatsen van verenigingsgebouwen en de vervanging van natuurgras door kunstgras. Hiermee kan met minder velden worden volstaan. De sportparken Elinkwijk/Zuilen hebben te maken met een structurele onderbezetting van de natuurgrasvelden en een traditioneel aanbod aan sporten. Het aanbod sluit niet meer aan op de behoefte uit de omliggende buurten. Slechts een beperkt deel van de bewoners uit de omliggende buurten maakt nog gebruik van het sportpark. Daarnaast zijn veel opstallen verouderd en versnipperd op het terrein verspreid, met hoge energie- en huisvestingskosten tot gevolg. De voetbalclubs willen graag het aantal kunstgrasvelden uitbreiden. De sportparken kunnen (mede daardoor) veel compacter en multifunctioneler ingericht worden. Hierdoor kan het gebruik en de bezetting van de sportparken worden verhoogd en een vernieuwend sportaanbod (zowel voor verenigingssport als de ongeorganiseerde sport) worden toegevoegd. Het compacter en toekomstbestendiger maken van de sportparken biedt ook de kans om de omgeving en positionering van de sportparken te versterken. Door een open, groene verbinding te maken in samenhang met de omliggende buurten, kan een nieuwe groenstructuur worden gecreëerd die bijdraagt aan de groeiende behoefte aan (ongeorganiseerd) sporten, bewegen en recreëren (ook buiten verenigingsverband om). Het compacter maken van de sportparken en het efficiënter benutten van de aanwezige voorzieningen betekent ook dat er aan de randen van de sportparken ruimte ontstaat waar woningen gerealiseerd kunnen worden.
Begrenzing sportparkgebied Zuilense Vecht
1.2 Doelstelling
De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de nieuwe ontwikkelingen woningbouw, sport- en maatschappelijke functies (onderwijsvoorziening) en een park, bestaande uit een sportief Lint (hierna genoemd "de Strip"), de sportvelden en de verenigingsgebouwen, planologisch-juridisch mogelijk maken. Met dit bestemmingsplan wordt het huidige gesloten, monofunctionele en matig functionerende gebied getransformeerd naar een toekomstbestendig multifunctioneel Sportief Park dat de gemeentegrenzen overschrijdt en goed aansluit op de omgeving. Hierbij wordt een aantrekkelijke langzaamverkeersverbinding tussen beide gemeenten gerealiseerd.
In het bestemmingsplan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen.
Voor de gemeente Utrecht en Stichtse Vecht zullen apart een bestemmingsplan in procedure gebracht worden. Deze bestemmingsplannen zijn uiteraard goed op elkaar afgestemd aangezien het hier gaat om één gezamenlijke ontwikkeling.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Zuilense Vecht is het sportparkgebied dat ingeklemd ligt tussen de Utrechtse wijk Zuilen, de wijk Op Buuren in Stichtse Vecht, de Burgemeester Norbruislaan en de Amsterdamsestraatweg. Zuilense Vecht ligt dus in zowel de gemeente Utrecht als in de gemeente Stichtse Vecht. Het totale plangebied van Zuilense Vecht omvat het gebied gelegen tussen het Amsterdam-Rijnkanaal, de Burgemeester Norbuislaan, de Sportparkweg en de Jan van Zutphenlaan/Theo Thijssenplein.
Het plangebied van de gemeente Stichtse Vecht en dus van dit bestemmingsplan is gelegen tussen de Amsterdamsestraatweg, de Burgemeester Norbruislaan, de Sportparkweg en de Zuilenselaan (de gemeentegrens).
Begrenzing totale plangebied Zuilense Vecht, gelegen in twee gemeenten
Het plangebied, met daarop o.a. de gemeentegrens en de woonvlekken (gearceerd)
1.4 Geldende Plannen
Dit bestemmingsplan vervangt voor de locatie van het plangebied het volgende bestemmingsplan.
Bestemmingsplan | Vastgesteld door Raad | Onherroepelijk | |
Oud Zuilen en Op Buuren e.o. | 26 april 2016 | 15 december 2016 |
Het plangebied is gelegen in het geldende bestemmingsplan 'Oud Zuilen en Op Buuren e.o'. De huidige bestemming van het plangebied wordt grotendeels gevormd door de bestemming 'Sport'. Een “brede” bestemming welke naast de bouw van verenigingsgebouwen, kantines en kleedkamers ook voorziet in de aanwezigheid van kinder- en naschoolse opvang en ondergeschikte horeca. De bestemming staat hoofdzakelijk in het teken van de beoefening van sport en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Het totale sportpark mag voor 15% bebouwd worden. De maximale te bebouwen oppervlakte is in de huidige situatie nog niet bereikt. In het plangebied in Stichtse Vecht is dus nog ruimte voor verplaatsing en vergroting van verenigingsgebouwen. Het bestemmingsplan voorziet echter niet in de realisatie van woningbouw, een onderwijsvoorziening en kent geen specifieke randvoorwaarden voor de Strip.
Uitsnede geldende bestemmingsplan “Oud Zuilen en Op Buuren”
Op enkele plaatsen binnen het plangebied gelden andere bestemmingen. Ter plaatse van het gronddepot is de bestemming 'Bedrijven' van kracht, terwijl de woning op het perceel Amsterdamsestraatweg 2 ten behoeve van 'Woondoeleinden' is bestemd. De randen van het plangebied hebben de bestemming 'Groen' en de huidige ontsluitingswegen en parkeerterreinen zijn bestemd als 'Verkeer'. Vanwege de ligging nabij de rivier De Vecht heeft het plangebied tevens een dubbelbestemming voor de archeologische verwachtingswaarde. Ook voor het plangebied geldt een specifieke regel in verband met geluidzone industrie (artikel 35.1 van de bestemmingsplanregels) die inhoudt dat de geluidsbelasting van het industrieterrein Lage Weide de waarde van 50 dB(A) niet mag overstijgen.
Op basis van het geldende bestemmingsplan is de gewenste woningbouw, de maatschappelijke functies (onderwijsvoorziening) en het nieuwe verenigingsgebouw niet toegestaan, waardoor een nieuw bestemmingsplan nodig is. Ook vanwege het toevoegen van water, parkeervoorzieningen, in- en uitritten en de Strip is het wenselijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod. Daarnaast horen zowel bij de toelichting als bij de regels diverse bijlagen.
Hoofdstuk 2 Relevante Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale omgevingsvisie (2020)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd.
De NOVI benoemt de volgende nationale belangen:
- 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
- 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
- 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
- 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
- 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
- 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
- 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
- 10. Beperken van klimaatverandering.
- 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
- 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
- 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
- 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
- 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
- 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
- 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
- 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
- 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
- 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
- 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.
De NOVI benoemt vier prioriteiten:
De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten.
- 1. ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. duurzaam economisch groeipotentieel bevorderen;
- 3. zorgen voor sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. stimuleren van een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Omgevingsinclusieve benadering
Centraal in de te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Hierbij wordt aangesloten bij de integrale opvatting uit de Omgevingswet van het begrip fysieke leefomgeving en wordt de noodzakelijke integraliteit van afwegingen benadrukt. Het belangrijkste spanningsveld in die afwegingen is dat tussen beschermen en ontwikkelen.
Het doel van de toekomstige Omgevingswet is namelijk het bereiken van een balans tussen: '(a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'. Deze dubbele doelstelling uit de Omgevingswet is vertaald in de omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving. Hiermee moet dus rekening worden gehouden bij het maken van beleidskeuzes. Een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving houdt in dat ontwikkeling van de leefomgeving samen gaat met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Veiligheid, gezondheid en duurzaamheid zijn basale randvoorwaarden voor alle maatschappelijke activiteiten zoals bedrijfsmatige activiteiten, de energietransitie en de woningbouw.
Afwegingsprincipes
Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Echter, gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen. Om dit afwegingsproces en de omgevingsinclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:
- 1. combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- 2. kenmerken & identiteit van een gebied staan centraal;
- 3. afwentelen wordt voorkomen.
Plangebied
Een opgave in de NOVI is om aansluitend op de woonbehoefte (met name in en bij de stedelijke regio's) woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om ter plaatse meer woningen te realiseren. Een toename van het aantal inwoners zorgt ook voor meer vraag naar mogelijkheden om te sporten. Doordat het sportpark compacter en multifunctioneler wordt ingericht, wordt het gebruik en de bezetting van het sportpark verhoogd. Daarnaast wordt het sportaanbod (zowel voor verenigingssport als ongeorganiseerde sport) uitgebreid.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) (2012)
In de Wet ruimtelijke ordening zijn de besluitmogelijkheden van gemeenten begrensd om nationale belangen te borgen of te beschermen. Indien namelijk nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kan een algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels stellen over de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, oftewel de AMvB Ruimte) zijn nationale belangen beschreven die om bescherming van het Rijk vragen. Voor deze belangen is het Rijk namelijk verantwoordelijk. Verder zijn in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) nadere regels opgenomen voor onder andere militaire terreinen, radarverstoringsgebieden, reserveringen voor spoor en wegen en buisleidingen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden (zoals de gemeente Stichtse Vecht) beleidsruimte.
Plangebied
Het plangebied ligt in een radarverstoringsgebied van radarstation Soesterberg (nationaal belang van defensie). In dit gebied gelden beperkingen voor bestemmingsplannen voor een goede werking van de radar op het radarstation. Het gaat hier om hoogtebeperkingen voor bouwen, bouwwerken en windturbines. De ontwikkeling uit dit bestemmingsplan heeft gelet op de gestelde maximale bouwhoogte in de regels van het bestemmingsplan, geen invloed op het functioneren van de radar. Daarnaast geldt er voor het Amsterdam Rijnkanaal (een rijksvaarweg) op grond van artikel 2.1.2 van het Barro een vrijwaringszone van 25 meter aan weerszijden. Op grond van artikel 2.1.3 van het Barro wordt bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van een rijksvaarweg of op een vrijwaringszone en dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan rekening gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte, de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart, het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten, de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten en het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg. Het Amsterdam Rijnkanaal zelf maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Wel maakt een deel van de vrijwaringszone onderdeel uit van het plangebied. Met de bestemming 'Waterstaat-Waterstaatkundige functie' wordt invulling gegeven aan de artikelen 2.1.2 en 2.1.3 van het Barro. Voor het overige is het plangebied niet gelegen in een van de gebieden waarvoor het Barro regels stelt. Het Barro vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Voor het overige is het plangebied niet gelegen in een van de gebieden waarvoor het Barro regels stelt. Het Barro vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede en derde lid) (2017)
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en in 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat overheden een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting van het bestemmingsplan moeten motiveren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek geldt.
Het doel van de motivering op grond van de Ladder is een zorgvuldige afweging bij ruimtelijke besluiten die zorgt voor zuinig ruimtegebruik en tegengaan van overprogrammering en leegstand. Het besluit voldoet hiermee aan een goede ruimtelijke ordening.
De toetsing aan de Ladder kan bij het opnemen van uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan, doorschuiven naar de fase van de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet een motivering bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Wanneer het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet het bestemmingsplan een motivering bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De Ladder is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke besluiten van de decentrale overheden, waaronder het bestemmingsplan.
Beschrijving behoefte
De behoefte is kort gezegd het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd. De Ladder bepaalt niet voor welk gebied de behoefte in beeld moet worden gebracht. De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Naast een kwantitatieve beoordeling vindt ook een kwalitatieve beoordeling plaats.
Beschrijving behoefte buiten het bestaand stedelijk gebied
Wanneer de beoogde ontwikkeling niet kan plaatsvinden binnen het stedelijk gebied door bijvoorbeeld het toepassen van een andere bestemming van een gebied, herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden moet een motivering worden opgenomen waarom dit niet mogelijk is. Het bestaande stedelijk gebied kan worden gedefinieerd als het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Sommige provincies hebben in een verordening de afbakening van het bestaand stedelijk gebied in woord of kaartbeeld vastgelegd.
Plangebied
Relevant hierbij is dus wat binnen het project Zuilense Vecht als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt. Hierbij wordt betrokken wat nu al op grond van de geldende planologische regelingen (bestemmingsplan) mogelijk is. In de bestaande situatie is op de locatie al een sportpark inclusief verenigingsgebouwen en een sporthal aanwezig en planologisch toegestaan. Hoewel er in de nieuwe situatie een groter verenigingsgebouw en een sportief park (Strip) aan worden toegevoegd, worden deze niet beschouwd als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Voor het plandeel in de gemeente Stichtse Vecht is het bestemmingsplan 'Oud Zuilen en Op Buuren e.o.' van toepassing. Op basis van dit bestemmingsplan zijn het in plangebied vooral sportactiviteiten en sportgerelateerde functies (inclusief verenigingsgebouwen) mogelijk. Daarnaast zijn ook een kinder- en naschoolse opvang mogelijk, en ondergeschikte horeca en detailhandel. Ook de herindeling van de sportvelden is mogelijk op basis van de bestemmingsplanregelingen.
Aangezien er in het plandeel van Stichtse vecht meer dan 11 woningen worden toegevoegd is er wat de woningbouw betreft wel sprake van een stedelijke ontwikkeling. Hiervoor moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dan ook worden toegepast. Dit geldt ook voor de maatschappelijk functie van de onderwijsvoorziening welke momenteel niet past binnen de vigerende bestemmingsplanregeling en groter is dan 500 m2. Voor een deze functies binnen het plangebied is een Ladderonderzoek uitgevoerd of de behoefte beschreven (zie bijlage 1). Daarnaast is ook het haalbaarheidsonderzoek onderwijsvoorziening Zuilense vecht toegevoegd als bijlage 2.
Het plangebied van Zuilense Vecht wordt aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Dit gezien het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, infrastructuur en sociaal culturele voorzieningen (de sportvelden). De ligging van de sportvelden grenzen namelijk aan de woonbebouwing van de wijken Zuilen en Op buuren.
Wonen
Woningen zijn een goede toevoeging- aan het Sportieve park. Door de situering verbinden ze de bestaande wijken met verschillende sportfaciliteiten. De woningen zijn noodzakelijk om te voorzien in de woningbehoefte van de gemeente en dragen tevens bij aan de financiële haalbaarheid van de kwaliteitsverbetering van het sportpark. Naast het gedifferentieerde woningaanbod staat duurzaamheid centraal. Duurzaamheid in bredere zin, dus vanuit de planvorming tot en met de uitvoeringsfase. Het beoogde woonprogramma bestaat uit circa 125-150 woningen aan de zijde van Stichtse Vecht. De ambitie voor de gemeente Stichtse Vecht is om 30 procent sociale huur- en/of midden huurwoningen te realiseren. In de actualisering van Woonvisie 2017-2022 van de gemeente Stichtse Vecht zit de intentie om de komende tijd meer duurzame dure koopwoningen te realiseren. Concluderend kan de gebiedsontwikkeling van Zuilense Vecht met 125 tot 150 woningen een bijdrage leveren aan de woningbehoefte van de gemeente Stichtse Vecht en de regio. Met het plan wordt daarnaast ook rekening gehouden met de kwalitatieve invulling van 30% sociale huur/koop.
Onderwijs
De onderwijsvoorziening bevat naast ruimte voor onderwijs ook ruimte voor kinderopvang, en krijgt een sportprofiel, wat betekent dat er binnen het geboden onderwijs extra aandacht is voor het stimuleren van beweging en sport door de leerlingen. Dit maakt de onderwijsvoorziening tot een complementaire functie ten opzichte van de sportvoorzieningen aan de Strip en in het gebied. In de provinciale structuurvisie is gepleit voor het creëren van zoveel mogelijk bebouwingsconcentratie binnen de bestaande wijken. Deze onderwijsvoorziening zal daarom goed zichtbaar en zo dicht mogelijk bij de bestaande woonwijk Op Buuren worden gesitueerd. De onderwijsvoorziening vormt een twee-eenheid met de naastgelegen OVVO-hal, en wordt dan ook zorgvuldig gepositioneerd ten opzichte van zowel de OVVO-hal als de Strip. Daarnaast is er vanuit de tennisvereniging de intentie om te verkennen of het gezamenlijk gebruik van hun kantine met de onderwijsvoorziening mogelijk is. Dit versterkt de synergie tussen de functies sport en onderwijs. Het aantal schoolgaande kinderen in de regio zal de komende periode toenemen. Dit brengt een nieuwe onderwijsvraag met zich mee. Daarnaast zal ook de gebiedsontwikkeling van Zuilense Vecht een eigen behoefte aan onderwijs met zich meebrengen. Met het bieden van de mogelijkheid van een dislocatie in Zuilense Vecht kan hier aan bijgedragen worden.
Behoefte
Ook voor de ontwikkelingen die niet als stedelijke ontwikkeling worden beschouwd, moet het bestemmingsplan een onderbouwing bevatten van de behoefte aan de ontwikkelingen. Dit vanwege een goede ruimtelijke ordening en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Groen
De opgave ten aanzien van groen in Zuilense Vecht is het behoud en versterken van de groene structuur waar mogelijk. De groene rand rondom het sportpark belemmert echter ook zicht op sporters vanuit de omgeving. Door de dichte struikbegroeiing onder de bomen langs de fietspaden rondom het sportpark ontstaat er bij veel mensen een gevoel van sociale onveiligheid. Ten behoeve van sociale veiligheid en de zichtbaarheid van sport is het daarom wenselijk om het bestaande groen visueel opener en overzichtelijker te maken, met behoud van de bestaande ecologische waarden.
Sport
De ambitie is om uit te gaan van slim meervoudig ruimtegebruik van sportvelden. De sportparken dienen een goede thuisbasis te zijn voor vitale verenigingen. Een vitale vereniging is een vereniging met een (krachtig) bestuur die vanuit haar eigen verantwoordelijkheid, realistisch en toekomstgericht activiteiten ontplooit voor zowel haar leden als haar omgeving en daarmee in staat is haar sportieve en maatschappelijke rol te vervullen. Vitale verenigingen zijn in staat een bijdrage te leveren aan sportdoelstellingen en maatschappelijke thema's.
Behoefte ongeorganiseerd sporten
Sportpark Zuilense Vecht biedt naast de mogelijkheid voor georganiseerd sporten ook voldoende ruimte voor ongeorganiseerde sporten. Dit moet waar mogelijk aanvullend zijn aan de georganiseerde sport. Er is door M. Minnaert in 2019 een behoefteonderzoek (zie bijlage 3) gedaan naar de behoefte aan sport en sportvoorzieningen. Hiervoor is bij 420 mensen uit de directe omgeving van de omgeving van Zuilense Vecht (42% uit de directe omgeving van gemeente Stichtse Vecht en 30% uit de directe omgeving van Utrecht) een enquête afgenomen. De uitkomst hiervan leidt tot de volgende conclusies en uitgangspunten voor de sportparken en voor ontmoeten en bewegen:
- belangrijkste functies: sporten/bewegen, sport en spel voor kinderen, ontmoeten;
- gebrek aan (sociale) veiligheid, geld en tijd zijn beperkende factoren;
- gemist wordt een speelgelegenheid voor kinderen, sporten zonder lidmaatschap, aantrekkelijke horeca en groen;
- gewenste nieuwe functies: a. speelplek, b. routes voor hardlopen/wandelen/skaten/fietsen/moutainbiken, c. horeca, d. ontmoetingsplek, e. skate- en skeelerbaan, f. open ruimte voor groepslessen/bootcamp/yoga/vrij sporten/trap- en pannaveld/picknickplek, g. toestellen voor fitness (ook voor ouderen)/crossfit/freerunnen/bewegen voor ouderen, h. basketbal, i. racketsporten/tafeltennis/padel, j. sprinttrack, k. klimwand/boulderen, l. (natuur) schaatsen/golf/jeu-de-boules.
Conclusie
Op basis van de analyse uitgevoerd in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking kan worden geconcludeerd dat er voldoende behoefte is aan de woningbouw en de onderwijsvoorziening. Met de ontwikkeling van Zuilense Vecht kan hier een bijdrage aan geleverd worden.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.2.1 Provinciale Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening (2021)
Op 10 maart 2021 stelden Provinciale Staten de Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening vast. Beiden zijn in werking getreden op 1 april 2021. De Interim Omgevingsverordening is nodig omdat de Omgevingsverordening alleen onder de Omgevingswet in werking kan treden. Met de Interim Omgevingsverordening kunnen plannen en ambities eerder vorm gegeven worden. De Omgevingsverordening heeft van 1 juni 2021 tot en met 12 juli 2021 ter inzage gelegen en treedt tegelijkmet de Omgevingswet in werking.
Omgevingsvisie provincie Utrecht
De ruimte in de provincie is beperkt terwijl de vraag naar ruimte groot is. Dat stelt de provincie Utrecht voor een grote uitdaging: hoe gaan we om met de groei van inwoners en bedrijven zonder dat dit ten koste gaat van een prettige en gezonde leefomgeving? We móeten keuzes maken. Daarom is het uitgangspunt om waar mogelijk te kiezen voor slim combineren en concentreren.
Slim combineren
Met slim combineren bedoelt de provincie Utrecht dat de beschikbare ruimte op meerdere manieren gebruikt kan worden. We combineren bijvoorbeeld het versterken van de rivierdijken met de ontwikkeling van nieuwe fiets- en wandelroutes en nieuwe recreatie- en natuurgebieden. Door te zorgen dat het autoverkeer op de dijken vermindert, ontstaat er meer ruimte voor wandelaars en fietsers.
Concentreren
Concentreren betekent bijvoorbeeld dat nieuwe woningen voornamelijk gebouwd worden dichtbij stations en in steden en dorpskernen. Veel van wat je nodig hebt, is dan in de buurt en goed bereikbaar. Als het nodig is om kernen leefbaar te houden, is daarnaast een kleine uitbreiding mogelijk. Daarbij is voldoende ruimte om te bewegen en voldoende groen en water belangrijk. En door te bouwen in bebouwd gebied (concentreren) zorgen we er juist voor dat er op andere plekken in de provincie ruimte overblijft voor andere zaken dan wonen. Denk aan natuur, en het opwekken van zon- en windenergie en het verbouwen van voedsel.
Uitvoering geven aan de Omgevingsvisie
De vraagstukken waar we voor staan kan de provincie niet alleen oplossen. Samenwerking met inwoners, ondernemers, belangenorganisatie en medeoverheden, partners en de samenleving is cruciaal. Alleen dan kunnen ze deze ambities bereiken. Ze voeren het beleid van de Omgevingsvisie uit met behulp van:
- Omgevingsverordening;
- Programma's.
Om het beleid uit te voeren zijn niet alleen regels nodig, maar ook op uitvoering gerichte programma's. De provincie zal hier samen met overheden, partners en de samenleving invulling aan geven. Bijvoorbeeld in het programma 'wonen en werken'. Gemeenten in een regio en provincie zitten daarbij samen aan tafel en leggen vast welke woningen waar op welk moment gebouwd gaan worden en welke bedrijventerreinen ontwikkeld gaan worden. Daarbij houdt de provincie Utrecht ook rekening met andere zaken, zoals dat mensen naar hun werk kunnen gaan en dat er voldoende recreatie en groen is. Met de Omgevingsvisie wil de provincie Utrecht duidelijkheid geven over hoe de Utrechtse leefomgeving ingericht kan worden. Welke rol de provincie pakt, hangt af van de situatie. De ene keer zal de provincie Utrecht een ontwikkeling stimuleren, de andere keer zorgen ze ervoor dat plannen worden aangepast om de kwaliteiten van de omgeving te beschermen.
Met zeven beleidsthema's geven ze richting aan de ontwikkeling en de bescherming van onze gezonde en veilige leefomgeving. In 2050 hebben wij een inclusieve en circulaire provincie Utrecht:
- 1. waarin Stad en land gezond zijn;
- 2. die Klimaatbestendig en waterrobuust is;
- 3. waarin Duurzame energie een plek heeft;
- 4. met Vitale steden en dorpen;
- 5. die Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar is;
- 6. met een Levend landschap, erfgoed en cultuur;
- 7. die een Toekomstbestendige natuur en landbouw heeft.
Relevant voor dit bestemmingsplan zijn met name thema 1 en 4.
Gezonde leefomgeving
Met haar omgevingsbeleid draagt de provincie Utrecht bij aan een gezonde en veilige leefomgeving in de provincie Utrecht. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de fysieke omgeving. Denk aan woonmilieus (dichtheid en type bebouwing), de aanwezigheid van voorzieningen (winkels, openbaar vervoer, scholen, ziekenhuizen, etc.), de mate van functiemenging voor aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en de kwaliteit van groen en water in de leefomgeving. Maar zeker zo belangrijk is de sociale omgeving en de veiligheid van de leefomgeving. Om prettig te kunnen wonen, moeten mensen zich thuis kunnen voelen. En mensen moeten zich veilig voelen, zowel sociaal als in het verkeer. Het gaat dan zowel om zaken die te maken hebben met het milieu, als om de mate waarin de openbare ruimte de bewoners uitnodigt om gezonde keuzes te maken in wonen, werken, recreatie en vervoer.
De gezonde en veilige leefomgeving loopt als een rode draad door de Omgevingsvisie. Met behulp van een aantal hoofdprincipes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een gezonde en veilige leefomgeving. Daarbij is onder andere aandacht voor het realiseren van voldoende en kwalitatief hoogwaardige groenblauwe ruimte, een inrichting die rekening houdt met de eisen van klimaat, gezondheid en veiligheid en een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan sociale cohesie.
Het voorliggende plan verbindt twee woongebieden via een groenblauwe inrichting waar sport, bewegen, ontmoeten samen komen. Een monotoon overgangsgebied tussen twee gemeenten wordt via het plan Zuilense Vecht voorzien van een duidelijke kwaliteitsimpuls waardoor het een prettig en multifunctioneel verblijfsgebied wordt.
Vitale dorpen en steden
Prognoses wijzen uit dat de provincie de komende decennia nog fors gaat groeien, en dat er extra ruimte nodig is om deze groei op te vangen. De provincie Utrecht beziet de toekomstige ontwikkeling van woon- en werklocaties in samenhang met bereikbaarheid, en in samenhang met de overige opgaven en kwaliteiten zoals in deze visie verwoord. Daarom hanteren ze bij de locatiekeuze voor nieuwe verstedelijking de volgende basisprincipes:
- zo veel mogelijk binnenstedelijk/binnendorps (binnen het stedelijk gebied) nabij knooppunten;
- daarnaast in overig stedelijk gebied;
- eventuele nieuwe (grootschalige) uitleg koppelen aan hoogwaardig openbaar vervoer en aan (bestaande of nieuwe) knooppunten van de belangrijkste infrastructurele corridors.
In aanvulling hierop willen ze onder voorwaarden ruimte bieden aan kernen voor kleinschalige uitbreiding van het stedelijk gebied om de lokale vitaliteit of ruimtelijke kwaliteit te vergroten (lokaal maatwerk).
De woningbouwopgave
Om volledig te voldoen aan de woningbehoefte in de provincie Utrecht, is het nodig om tot 2040 in totaal nog ongeveer 165.000 woningen te bouwen. Dit is een grote opgave, die alleen kan worden gerealiseerd wanneer overheden onderling en met andere partners in de bouwwereld samen werken. Voor deze opgave is al veel plancapaciteit in beeld, maar veel daarvan heeft nog de status 'zacht' en 'potentieel' en het is dus zaak om daarin keuzes te maken en te werken aan 'harde', uitvoerbare, plannen. Utrecht ligt binnen de regio U16, waarvoor in 2020-2050 een gewenste toevoeging geldt van 99.200 tot 125.600 woningen bij een capaciteit van 133.500.
Plangebied
Onderhavig initiatief levert een bijdrage aan het woningprogramma voor de gemeente. Hiermee wordt tegelijk een bijdrage geleverd ten aanzien van de instandhouding en versterking van de aanwezige voorzieningen (extra draagvlak). Een groot deel van het plangebied heeft betrekking op een nieuw te ontwikkelen groenblauwe zone waar bewegen, verbinden en ontmoeten centraal staan. Met dit plan wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd, hetgeen ook de leefbaarheid vergroot en de recreatief-toeristische waarde vergroot. Zodoende is het plan in overeenstemming met de omgevingsvisie.
Interim omgevingsverordening
Voor het plan Zuilense Vecht betekent de Interim Omgevingsverordening feitelijk een voortzetting van de bestaande voorwaarden en uitgangspunten uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening (2013). In de Omgevingsverordening van de provincie Utrecht staan de regels die horen bij het beleid dat in de Omgevingsvisie staat. Bijvoorbeeld regels voor natuurgebieden, waterwingebieden en woningbouw. Het opstellen van deze regels is een wettelijke taak of is het gevolg van politieke keuzes van de provincie Utrecht. In de Omgevingsverordening gaat het deels om regels die alleen voor gemeenten, waterschappen en uitvoeringsdiensten gelden en deels om regels die voor iedereen gelden. De provincie Utrecht heeft de ambitie om alleen regels te maken om risico's uit te sluiten. Soms is het mogelijk van regels af te wijken.
De provincie Utrecht vindt het belangrijk om ruimte te geven aan nieuwe initiatieven en maatwerk per gebied. In de Omgevingsverordening zijn alle regels voor de leefomgeving samengebracht en de provincie Utrecht is van zo'n 20 verordeningen naar één Omgevingsverordening gegaan. Dit moet het voor iedereen eenvoudiger maken om te zien welke regels waar gelden.
Plangebied
De ligging in en aansluitend aan stedelijk gebied houdt onder andere in dat ingevolge artikel 9.16 voor nieuwe stedelijke functies de duurzame verstedelijkingsladder moet worden toegepast. Het provinciaal programma 'Wonen en werken' bevat de hoofdlijnen van de gezamenlijke regionale programmeringsafspraken. Het bestemmingsplan is voorzien van het benodigde 'Ladderonderzoek'. Uit dit onderzoek blijkt dat het plan voorziet in een duidelijke behoefte en daardoor bijdraagt aan een duurzame invulling van o.a. de woningbehoefte in onze regio.
Het plangebied Zuilense Vecht is gelegen in de kernrandzone (artikel 9.8) tussen de gemeente Stichtse Vecht en de gemeente Utrecht. Iedere kern beschikt over een kernrandzone, rondom de kern, waarin naast een redelijke mate van openheid ook stedelijke activiteiten plaatsvinden. Deze kernrandzone is in de omgevingsverordening indicatief aangegeven. Kernrandzones kenmerken zich door het multifunctionele karakter en de aanwezigheid van grootschalige activiteiten. Een sportpark is typisch een functie die je terug ziet in een kernrandzone. Omdat het hier gaat om een overloopgebied worden deze kernrandzones ook ervaren als rommelig en als een gebied met weinig ruimtelijke kwaliteit. De provincie Utrecht vraag gemeenten daarom in deze zone ruimtelijk beleid op te stellen, gericht op ruimtelijke samenhang en kwaliteitsverbetering. Bij kwaliteitsverbetering in de kernrandzone valt te denken aan:
- prettige verblijfsmogelijkheden;
- goede verbindingen vanuit de kern;
- een landschappelijk zorgvuldige overgang tussen stedelijk gebied en het omliggende buitengebied; en
- de mogelijkheid van 'ommetjes' in de kernrandzone. Dit kan gepaard gaan met de aanleg en het beheer van groen en recreatieve voorzieningen.
Deze doelen kunnen eventueel worden gerealiseerd door verstedelijking in de vorm van bijvoorbeeld woningbouw of horeca toe te staan. De omvang hiervan kan variëren van bijvoorbeeld een enkele woning tot woonbuurten. Deze is afhankelijk van (de aard en omvang van) het te realiseren doel. Hierbij moet de toe te voegen verstedelijking in redelijke verhouding staan tot het te bereiken doel. Kwaliteitsversterking kan ook buiten de kernrandzone, in het stedelijk gebied. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de uitplaatsing (verplaatsing) van een bestemming uit het stedelijk gebied ten dienste van leefmilieu of binnenstedelijke ontwikkeling. De woningbouw vindt in aansluiting plaats op het bestaand stedelijk gebied en de bestaande woningbouw. Doordat Zuilense Vecht een kwaliteitsimpuls krijgt wordt het aantrekkelijker voor het bestaand stedelijk gebied om hier gebruik van te maken.
Uitsnede Interim omgevingsverordening, waaruit blijkt dat uitbreiding woningbouw onder voorwaarde mogelijk is
Het plangebied is gelegen in een zone aangeduid als “uitbreiding woningbouw onder voorwaarde mogelijk” (artikel 9.13). Woningbouw is mogelijk op het moment dat het aansluit bij stedelijk gebied en bijdraagt aan een goede kwaliteit van de nieuwe kernrandzone. Het project Zuilense Vecht is, voor zowel de gemeente Stichtse Vecht als de gemeente Utrecht opgenomen in het door Gedeputeerde staten vastgestelde programma woningbouw (Bijlage 18 van de Omgevingsverordening).
Uitsnede van bijlage 18 Wonen en Werken van de Interim omgevingsverordening
Daarnaast in het plangebied ook gelegen in de zogenaamde “recreatiezone”. Binnen de recreatiezone is verstedelijking aanvaardbaar als deze bijdraagt aan de recreatiedoelstellingen. Als de verstedelijking niet binnen de recreatiezone kan, mag dit ook in de kernrandzone. De recreatiezone en kernrandzone kunnen elkaar daarbij overlappen.
Hieronder worden nog een aantal belangrijke randvoorwaarden van de provincie nader besproken.
De woningbouw draagt bij aan een goede kwaliteit van de nieuwe kernrandzone
De kernrandzone is het gedeelte van het landelijk gebied dat direct aansluit op de rode contour. Naast landbouw bevinden zich hier stedelijke functies, zoals sportvelden in Zuilense Vecht . De kernrandzone is van grote waarde voor de leefbaarheid van de kern. Door het toevoegen van woningbouw buiten de rode contour verplaatst de kernrandzone. Bij de herontwikkeling van het gebied vormt een goede kwaliteit van de nieuwe kernrandzone een belangrijk onderdeel. De nieuwe woonvelden worden de schakel tussen de bestaande bebouwing en het sportieve park. Daarnaast worden de woonvelden aangesloten op de bestaande bebouwing. De herontwikkeling zorgt voor samenhang en eenheid tussen de gebieden in de twee gemeenten. Zuilense Vecht is één geheel. Het gebied wordt zowel ecologisch, landschappelijk als recreatief een verbeterde schakel van de stedelijke groenstructuur. De Strip krijgt een herkenbare identiteit, een hoogwaardige uitstraling, een uitnodigend karakter en een parkachtige uitstraling. Het Park vormt niet alleen een fysieke verbinding tussen Utrecht en Stichtse Vecht, maar ook een figuurlijke verbinding tussen het natuurlijke landschap en het menselijke programma met bewegen en ontmoeten. In de Strip wordt dit beleefbaar gemaakt doordat het natuurlijke en het stedelijke karakter letterlijk samenkomen.
Mobiliteitseffecten woningbouw
Het woonveld in de gemeente Stichtse Vecht omvat maximaal 150 woningen en krijgt een nieuwe ontsluiting op de Sportparkweg. Deze woningen genereren volgens de kencijfers circa 900 mvt/etmaal.
De Burgemeester Norbruislaan, de Amsterdamsestraatweg alsook de Sportparkweg hebben een ontsluitende functie voor de wijk met een bijpassende vormgeving en snelheidsregime (van 50 km/uur). De Burgemeester Norbruislaan heeft als 'stedelijke verbindingsweg' zelfs een bovenwijkse functie. Deze wegen zijn ontworpen en ingericht om vlot en veilig zo'n 10.000-15.000 motorvoertuigen per etmaal af te wikkelen. De Burgemeester Norbruislaan zelfs nog meer. Wanneer we kijken naar de verwachte intensiteiten in 2030 op basis van de autonome ontwikkelingen, dus zonder de geplande woningen, dan blijkt daaruit dat de intensiteiten op deze wegen daar nog ruim onder liggen en dat ze nog voldoende capaciteit hebben om het extra verkeer als gevolg van de nieuwe woningen af te wikkelen:
- Burgemeester Norbruislaan: 12.600 mvt/etmaal
- Amsterdamsestraatweg: 8.760 mvt/etmaal
- Sportparkweg Noord: 8.880 mvt/etmaal
- Sportparkweg Zuid: 4.920 mvt/etmaal
Daarnaast sluit het plangebied goed aan op de bestaande openbaarvervoersstructuur en fietsnetwerk.
Energiebesparing en toepassen duurzame energiebronnen
Voor het plangebied is een energieplan opgesteld, met daarin maatregelen om Zuilense Vecht (bijna) energieneutraal te realiseren. De Utrechtse ambitie is een klimaatneutrale woonwijk op nul-op-de-meter niveau. Om dit zo goed mogelijk te benaderen is een Energievisie gemaakt voor Zuilense Vecht. In het Gebiedsplan is op basis van deze energievisie een voorkeur uitgesproken voor maximaal benutten van dakoppervlak voor zonne-energie (dit kan ook nog volwaardig groen of een combinatie worden vanwege ambities vanwege o.a. klimaatadaptatie) en een collectieve warmte en koude voorziening welke gebruik maakt van bodemenergie en warmte uit oppervlaktewater. Een Warmte Koude Opslag (WKO) gecombineerd met Thermische Energie uit Oppervlaktewater (TEO) is een zeer duurzame voorziening met een hoge energieprestatie (weinig uitstoot CO2) en heeft daarom de voorkeur. Om de hoogst mogelijke energieprestatie te bereiken wordt voor dit Warmtesysteem een Warmteplan opgesteld en bij woningbouwuitgifte het Utrechtse Energie Protocol ingezet alsmede de borging dat het erfpachtrecht voor het Warmtesysteem bij de respectievelijke gemeenten behouden blijft en derhalve niet uitgegeven wordt. Algemene uitgangspunten voor duurzaamheid zijn:
- optimaal gebruik van gebiedseigen warmte- en koudebronnen in lijn met het Utrechtse Energie Protocol, de Transitievisie Warmte en onderbouwd door een op te stellen Warmteplan;
- een hogere Energieprestatie van het warmtesysteem wordt in de aanbesteding gehonoreerd met meer punten voor de gunning. De Energieprestatie wordt conform de berekeningen zoals opgenomen in het Warmteplan bepaald;
- stimuleren circulair bouwen, o.a. door een lage Milieuprestatie Gebouwen (MPG);
- een algehele duurzaamheidsprestatie van het gebouw uitgedrukt in GPR van minimaal 8;
- alle dakvlakken worden waar mogelijk gebruikt door PV-panelen of voor zonnewarmte-installaties. PV-panelen worden altijd in combinatie met een vegetatielaag toegepast.
Elektrisch rijden wordt gestimuleerd door de aanleg van oplaadpunten voor elektrisch rijden op de parkeerplaatsen.
Integrale visie
Voor de locatie is een gezamenlijke en integrale Gebiedsvisie en een integraal Gebiedsplan opgesteld. Deze stukken zijn voorgelegd aan de provincie Utrecht. De doelstelling van het Sportief Park Zuilense Vecht is het ruimtelijk én sociaal verbinden van beide gemeenten en het stimuleren van sporten en bewegen als onderdeel van een gezonde levensstijl. Het huidige gesloten, monofunctioneel en matig functionerende gebied transformeert naar een toekomstbestendig multifunctioneel Sportief Park dat de gemeentegrenzen overschrijdt en goed aansluit op de omgeving. Er ontstaat op de locatie een samenhangend gebied waar sport, bewegen, ontmoeten, groen en wonen centraal staan. Het gebied vormt straks zowel een groene buffer als een aantrekkelijke verbinding tussen beide gemeenten. Het gebied wordt open en toegankelijk gemaakt. De nieuwe woongebieden sluiten op een vanzelfsprekende manier aan op de bestaande bebouwing én op het sportieve park en vormen zo een sociale en ruimtelijke schakel. Door de Strip te verrijken met functies voor ontmoeten en bewegen, krijgt het gebied meer gebruikswaarde. De Strip vormt zowel ruimtelijk als sociaal de verbindende structuur. Zuilense Vecht is één gebied dat in zijn geheel en in samenhang met haar omgeving is ontworpen en wat in zijn geheel wordt uitgevoerd met een eenduidige materialisatie.
Conclusie
Het plan Zuilense Vecht past binnen het door de provincie vastgestelde programma woningbouw en aan de gestelde ruimtelijke randvoorwaarden. Daarbij voorziet het plan in een kwaliteitsverbetering van de kernrandzone, welke tevens is aangeduid als recreatiezone. In de eerdere Gebiedsvisie en het Gebiedsplan is een analyse gemaakt van de bestaande kwaliteiten. De beoogde ontwikkeling draagt bij aan die kwaliteiten en de maatregelen worden vastgelegd via dit bestemmingsplan.
Begin maart 2020 is de provincie Utrecht gevraagd om een vooroverlegreactie te geven op het Gebiedsplan Zuilense Vecht. Hierop is gereageerd dat het een mooi Gebiedsplan is en dat het goed is dat dit door de twee gemeenten is opgepakt. Landschappelijk gezien is het een zeer afgewogen plan. Het gebied krijgt een goede omkadering met bomenlanen aan zowel de zijde van de Vecht (buitenplaatsen NHW (UNESCO)) als aan de zijde van het kanaal. Daarnaast is het gele Lint (nu: de Strip) dat de nieuwbouwlocaties en de sportvoorzieningen verbindt een goede invulling van een 'stad-landverbinding'. In het plan is ook aandacht voor verbindingen naar locaties buiten het plangebied, zowel recreatief als ecologisch. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in de (destijds geldende) Provinciaal Ruimtelijke Verordening voor wat betreft een toekomstige woonlocatie. Vanuit verkeer werd nog wel opgemerkt dat de provincie graag de effecten ziet van de extra ontwikkelingen op de mobiliteit. Dit kan door een bereikbaarheidsstudie of mobiliteitsonderzoek, zodat de effecten van extra verkeer in beeld kunnen worden gebracht. Dit is opgepakt en de resultaten hiervan zijn te zien in de verkeersmodellering (zie bijlage 4).
2.2.2 Mobiliteitsplan 2015-2028
Het Mobiliteitsplan bestaat uit een Mobiliteitsvisie en een Mobiliteitsprogramma en is vastgesteld door Provinciale Staten op 7 juli 2014. De Mobiliteitsvisie bevat de langetermijndoelen om de unieke verbindende knooppuntpositie van de provincie goed te laten functioneren. Daarnaast beschrijft de visie welke rol de provincie op zich neemt om deze doelen te realiseren, zonder dit af te wentelen op toekomstige generaties en andere gebieden. Dit wordt iedere vier jaar geconcretiseerd in een Mobiliteitsprogramma waarin is verwoord welke acties (op kortere termijn) nodig zijn en welke samenhang deze hebben met de langetermijndoelen.
Een goede bereikbaarheid is van groot belang voor de kracht, aantrekkelijkheid en de concurrentiepositie van de provincie. Er wordt ingezet op een mobiliteitsnetwerk dat mensen en goederen snel op hun bestemming brengt, maar dat ook dienstbaar is aan de maatschappelijke behoeftes als duurzame welvaart, leefbaarheid en welzijn.
Van belang hierbij is:
- het versterken van bestaande netwerken;
- het verbinden van netwerken;
- het verbinden van vraag en aanbod aan infrastructuur en mobiliteitsdiensten.
Plangebied
Het plangebied is goed bereikbaar per fiets, openbaar vervoer en de auto. Bovendien bevordert Zuilense Vecht een duurzame leefomgeving. In het kader van U-Ned wordt de mogelijkheid open gehouden om vanaf Lage Weide een verbinding voor langzaam verkeer aan te leggen. Deze zal in het plangebied landen ter hoogte van sportpark Zuilen, in het plangebied van de gemeente Utrecht, direct naast de Zuilenselaan. Een toekomstige verbinding kan aangesloten worden op dit laantje en daarmee aangesloten worden op de nieuw te realiseren verbindingen in het plan Zuilense Vecht. Met de bestemmingsplannen voor Zuilense Vecht wordt rekening gehouden met de ruimtevraag van de mogelijke verbinding.
2.2.3 Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021
De provincie Utrecht legt het beleid op basis van de provinciale wettelijke taken voor bodem, water en milieu vast voor de periode 2016-2021 in het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 (BWM-plan).
Het BWM-plan richt zich op vier belangrijke maatschappelijke opgaven, ook wel prioriteiten genoemd. De prioriteiten zijn: waterveiligheid en wateroverlast, schoon en voldoende oppervlaktewater, ondergrond en leefkwaliteit stedelijk gebied. Deze prioriteiten dragen rechtstreeks bij aan de kerntaken van de provincie (economische ontwikkeling, ruimtelijke ontwikkeling, natuur en landschap, bereikbaarheid en cultuurhistorisch erfgoed).
Naast prioriteiten heeft de provincie basiskwaliteiten benoemd voor het bodem-, water- en milieubeleid. Deze zijn bodemkwaliteit, waterkwaliteit, waterkwantiteit, lucht, geluid (inclusief geur en licht) en externe veiligheid. Deze zes basiskwaliteiten zijn voorwaardelijk voor het uitvoeren van de provinciale kerntaken en het realiseren van de ontwikkelopgaven en vormen een stevige basis voor een veilige, gezonde en duurzame woon-, werk- en leefomgeving. Aan de basiskwaliteiten liggen wettelijke normen ten grondslag waarmee de minimumkwaliteit bepaald is. Waar de basiskwaliteiten in bestaande situaties niet voldoen aan de eisen en wensen van het gebruik, biedt het bodem-, water- en milieubeleid handvatten die het oplossen of verminderen van de problemen ondersteunen.
Plangebied
Voor het bestemmingsplan is een watertoets doorlopen, waarbij aandacht is besteed aan het wateraspect. In hoofdstuk 5 wordt ook ingegaan op de overige basiskwaliteiten. Hieruit komen geen belemmeringen naar voren voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
2.2.4 Waterkoers 2016-2021
Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.
Het waterschap heeft haar ambities en visies vastgelegd in de Waterkoers 2016-2021.
De koers is een omslag in denken, waarbij het waterschap zich flexibel opstelt en daarbij ruimte laat voor initiatieven uit de samenleving. Andere onderwerpen die in de Waterkoers aan de orde komen zijn waterveiligheid, voldoende water, gezond water, gezuiverd afvalwater en genieten van water.
Plangebied
Gelijktijdig met het bestemmingsplan werken de gemeente Utrecht en de gemeente Stichtse Vecht aan het Stedenbouwkundig Plan (SP) voor de woonvelden en het Voorlopig Ontwerp Inrichtingsplan (VOIP) voor het sportieve lint en de sportparken. Vooral in het VOIP wordt ingegaan op het toekomstig beheer en onderhoud van het watersysteem, waaronder de in- en uitlaatplekken van maaiboten. In paragraaf 5.10 van deze toelichting wordt hier aanvullend op ingegaan. Voor het bestemmingsplan is een watertoets doorlopen, waarbij aandacht is besteed aan het wateraspect. Hieruit komen geen belemmeringen naar voren voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Toekomstvisie Stichtse Vecht 2013-2040 - Focus op morgen
De gemeenteraad Stichtse Vecht heeft op 29 januari 2013 de toekomstvisie 'Focus op morgen' vastgesteld. De toekomstvisie bevat vier hoofddelen: de kernkwaliteiten laten de sterke kanten van dit gebied zien. De trends en ontwikkelingen geven aan waar Stichtse Vecht in de toekomst mee te maken krijgt. De opgaven en kansen voor de toekomst zijn uitgesplitst naar mensen, gebied, economische vitaliteit en bestuurlijke opgaven. In voorliggend geval zijn met name de onderdelen, opgaven en kansen ten aanzien van de thema's 'Mensen' en 'Gebied' van belang. Hierna wordt op de desbetreffende thema's nader ingegaan. Hoewel de toekomstvisie inmiddels is vervangen door de gemeentelijke Omgevingsvisie (paragraaf 2.3.2) wordt hier alsnog ingegaan op de voormalige toekomstvisie. Dit omdat de planvorming is gestart op het moment dat de toekomstvisie nog van kracht was en veel van de uitgangspunten zijn overgenomen in de Omgevingsvisie van de gemeente.
Mensen
De diversiteit in de kernen is van groot belang voor de leefbaarheid. Van hier uit geredeneerd is het belangrijk dat elke kern 'vitaal' is en dus ook een bepaalde mate van diversiteit qua bevolkingsopbouw kent. Hierbij zijn accentverschillen acceptabel: kernen trekken door hun ligging, voorzieningenniveau en uitstraling mensen aan of niet.
De diversiteit staat onder druk doordat er geen goede doorstroming is op de woningmarkt. Hierdoor zijn er steeds minder huisvestingsmogelijkheden voor starters en ouderen. Een goede verdeling van jong en oud is van cruciaal belang voor de vitaliteit van de samenleving. Samen met partners en ontwikkelaars zal in alle kernen gezocht worden naar mogelijkheden om starters te huisvesten. Zij zorgen voor aanwas van de gemeente.
Naast ruimte voor starters is ruimte voor sociale woningbouw en vestigingsmogelijkheden voor middeninkomens nodig. Op deze manier kunnen we doorstroming bevorderen en een diverse bevolkingsopbouw nastreven. De bouw moet passen binnen de opgave van behoud van de natuurwaarden en het historisch erfgoed in het gebied. Hierbij zal zoveel mogelijk binnenstedelijk naar een oplossing worden gezocht. Ook moet rekening gehouden worden met de identiteit en omvang van de kernen.
Gebied
Stichtse Vecht ligt tussen Utrecht en Amsterdam in en fungeert als een rustpunt. Zowel recreatief als op woongebied. Op economisch en cultureel gebied kunnen we niet concurreren met deze steden en dit moeten we ook niet willen. De komende jaren gaat de vergrijzing hard. Omdat dit gevolgen heeft voor de vitaliteit van de kernen, de kwaliteit en betaalbaarheid van maatschappelijke voorzieningen, is nieuwbouw noodzakelijk. Niet als doel op zich maar als een logische ontwikkeling.
Het landschap blijft open en groen. We zijn en blijven een open gebied met kleinschalige woonkernen. Dat betekent voor de toekomst dat we geen grote, nieuwe en op zichzelf staande uitbreidingslocaties willen. Wel zullen we beperkt bouwen toelaten, waarbij het buitengebied zoveel mogelijk wordt ontzien. Om het inwoneraantal stabiel te houden is –gelet op de demografische ontwikkelingen- extra woningbouw noodzakelijk.
De voorkeur gaat uit naar verdere verdichting van het binnenstedelijk gebied c.q. kernrandzones. Daar, maar ook in de kleinere kernen, wordt gedacht aan inbreiding- en verdichtingslocaties en creatief omgaan met mogelijkheden en kansen.
Toetsing van het initiatief aan de toekomstvisie 'Focus op morgen'
Met het transformeren van het gebied tot hoogwaardig woon- en verblijfsgebied wordt invulling gegeven aan de ambities zoals genoemd in de toekomstvisie. De ontwikkeling van Zuilense Vecht voorziet in efficiënt en duurzaam ruimtegebruik voor diverse maatschappelijke voorzieningen (sportverenigingen en onderwijsvoorziening) binnen een kwalitatief hoogwaardige en groene omgeving. Het toevoegen van woningen helpt te voorzien in woningbehoefte en (nieuwe) bewoners zorgen voor op hun beurt draagvlak voor de aanwezige voorzieningen. Met een passend woningaanbod stimuleren wij de doorstroming en houden we een diversiteit aan mensen verbonden aan onze gemeente. Het toevoegen van een sportieve Strip vergroot de leefbaarheid en toegankelijkheid van het gebied. De openstelling van het sportpark vergroot de “ontmoetingsfunctie” en daarmee de vitaliteit van onze gemeente. Door bestaande functies op het sportpark nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden te bieden zal er in toekomst sprake zijn van duurzaam ruimtegebruik met oog voor economische vitaliteit.
2.3.2 Omgevingsvisie Stichtse Vecht
De leefomgeving van vandaag is niet de leefomgeving van morgen. Er zijn veel ontwikkelingen. Denk aan de klimaatverandering, de grote behoefte aan woningen, de toekomst van de landbouw, etc. Daarom moeten we actief werken aan de toekomst van onze leefomgeving. De Omgevingswet is bedoeld om de leefomgeving goed te beschermen én om noodzakelijke aanpassingen door te voeren zodat we de leefomgeving kunnen inzetten voor onze functionele wensen. Alle instrumenten van de Omgevingswet sturen op het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving.
In de omgevingsvisie geeft de gemeente Stichtse Vecht aan wat de gewenste situatie voor de fysieke leefomgeving is. Dat doet de gemeente niet in detail, we beschrijven de hoofdlijnen van de gewenste situatie. De gemeente bepaalt de doelen voor het beschermen en het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarmee is rekening gehouden met de achtergrond van de bestaande situatie en actuele trends en ontwikkelingen.
De omgevingsvisie is één van de instrumenten die onder de omgevingswet vallen. Voor de omgevingsvisie Stichtse Vecht zijn bij de start drie overkoepelende opgaven geformuleerd:
• Aantrekkelijke, bereikbare en gezonde leefomgeving voor wonen, werken en recreëren
• Versterken van de kwaliteit van cultuurhistorie, landschap en natuur
• Inspelen op klimaatverandering en ruimte maken voor de energietransitie
Kernkwaliteiten zijn elementen die van grote waarde zijn voor onze leefomgeving. Zij geven plekken identiteit en zorgen voor verbondenheid met het verleden en de wereld waarin we leven. We kennen een grote trots als het gaat om onze cultuur, het unieke landschap van de Vecht en de veenweidegebieden en de historische dorpen die als een kralensnoer langs de Vecht zijn verrezen. Tot deze unieke waarden behoort ook het samenspel tussen de moderne en de historische (wegen)structuren die in de gemeente zij aan zij liggen. Deze worden de Langzame en de Snelle Vecht genoemd. De twee structuren functioneren op fameuze wijze naast elkaar. De moderne verbindingen maken dat Stichtse Vecht optimaal aangesloten is op de rest van de Randstad. Het oude landschap zorgt voor een aangename leefomgeving met voorzieningen, natuur en cultuur(historie). Als je verder inzoomt, blijken beide werelden hun eigen sferen en lokale netwerken en verbindingen te hebben.
De gemeente bouwt voort op de kernkwaliteiten. Het is het vertrekpunt voor de toekomst. Dit doen we door de kernkwaliteiten te behouden en te versterken. Nieuwe ontwikkelingen dragen hieraan bij. Deze vinden plaats in lijn met de schaal, maat en logica van de gevormde werelden en gebruiken het erfgoed als inspiratie. Zij houden rekening met het laadvermogen van het landschap en de kwetsbare delen die de gemeente kent. We kijken hierbij locatieoverstijgend naar de opgaven (woningbouw, de energietransitie etc.) die op ons afkomen, omdat versterking van waarden vaak een grotere reikwijdte heeft dan de projectlocatie zelf. Ook vanuit recreatie en toerisme wordt meerwaarde gecreëerd voor landschap, cultuurhistorie en archeologie.
Uit het proces met de samenleving en de betrokkenen van de gemeente is een behoorlijke lijst met actuele onderwerpen naar voren gekomen waar de omgevingsvisie op in zou moeten gaan. Hieruit hebben we de rode draad van spelende thema's en opgaven gedestilleerd.
Het gaat om de volgende opgaven en verantwoordelijkheden:
• Gezondheid voor iedereen;
• Ruimte voor de verstedelijkingsopgaven (wonen en werken);
• Goede bereikbaarheid in een steeds vollere regio;
• Prettig leven in de kernen;
• Ruimte voor recreatie;
• Toekomstbestendig vitaal platteland;
• Werken aan klimaatverandering.
Niet alle gemeentelijke opgaven hebben betrekking op het plangebied. Hieronder worden daarom alleen de relevante beleidskaders nader toegelicht.
Gezondheid voor iedereen
Het aspect gezondheid bestaat uit gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming. De eerste is het bevorderen van een gezonde leefstijl en de tweede het bieden van een gezonde leefomgeving. De Omgevingswet verplicht ons daarnaast om bij afwegingen over de toekomst van de fysieke leefomgeving gezondheid expliciet mee te nemen. Elkaar ontmoeten en bewegen (bijvoorbeeld in groene gebieden) is goed voor de gezondheid. Niet alleen voor de sociale cohesie, maar ook voor de mentale gezondheid is het belangrijk dat mensen elkaar ontmoeten. Bijvoorbeeld bij een (sport)vereniging, in de openbare ruimte of culturele hotspots. Een gezonde leefstijl stimuleren we bij al onze inwonersdoor in te zetten op ruimte voor ontmoeten, een groene leefomgeving en mogelijkheden om te bewegen. Het plan voor Zuilense Vecht draagt bij aan deze opgave.
Ruimte voor verstedelijkingsopgaven
Stichtse Vecht is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor veel mensen. Er is een enorme behoefte aan woningen vanuit de regio en vanuit Stichtse Vecht zelf. Een betaalbare woning vinden die past bij je levensfase is erg lastig voor de inwoners van Stichtse Vecht. Er is zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve woningbouwopgave. De gemeente zet in op een fikse inhaalslag door projecten met grote aantallen woningen te realiseren. Het plan voor de Zuilense Vecht maakt hier onderdeel van uit. Aan de hand van de Woonvisie wil de gemeente komen tot een passend en evenwichtig woningaanbod op deze locatie.
Werken aan klimaatverandering
Ook in Stichtse Vecht ervaren we veranderingen en zien we dat het weer extremer is en nog extremer wordt in de toekomst. We krijgen te maken met meer regenval en extreme buien, langere perioden van droogte en meer hittegolven. Om onze omgeving nu en in de toekomst leefbaar en aangenaam te houden, werken we via twee sporen aan klimaatverandering:
• We passen ons aan, aan de gevolgen van klimaatverandering (klimaatadaptatie).
• We beperken verdere klimaatverandering door minder broeikasgassen uit te stoten (klimaatmitigatie).
We gaan meer ruimte creëren voor water, bomen en groen in en nabij de kernen. Hiermee houden we regenwater langer vast volgens de trits: vasthouden-bergen-afvoeren en zorgen we voor schaduw en verkoeling in hete zomers. Wanneer het regenwater wordt afgevoerd, gebeurt dat zoveel mogelijk gescheiden van het vuilwater. We stimuleren inwoners ook om hun eigen terrein groener te maken en regenwater af te koppelen van de riolering. Meer ruimte voor water, bomen en groen gaat ook hittestress tegen. In het plan voor Zuilense Vecht wordt rekening gehouden met deze ambities.
Plangebied
Zuilense Vecht draagt bij aan gezonde verstedelijking. Zuilense Vecht wordt een samenhangend park waar sport, bewegen en ontmoeten centraal staat. De verwachting is dat het aantal inwoners van de gemeente Stichtse Vecht blijft groeien. Wanneer het aantal inwoners toeneemt, neemt ook de vraag naar sportvoorzieningen toe. Door een andere indeling en door het optimaliseren van voorzieningen kunnen de sportparken in Zuilense Vecht efficiënter worden gebruikt. Daarnaast ontstaat op de locaties een gevarieerder sportaanbod, onder meer doordat 'ongeorganiseerd' sporten wordt gestimuleerd. Ook levert Zuilense Vecht een bijdrage aan een duurzaam woningaanbod.
2.3.3 Gebiedsspecifiek beleid
Gebiedsvisie Zuilense Vecht (2018)
De gemeenteraad van Utrecht heeft op 7 juni 2018 de Gebiedsvisie Zuilense Vecht vastgesteld en de gemeenteraad van Stichtse Vecht heeft op 6 maart 2018 de gebiedsvisie vastgesteld. In de gebiedsvisie wordt de integrale aanpak omschreven waarmee het gebied Zuilense Vecht een aanzienlijke kwaliteitsimpuls krijgt. Hierbij spelen de volgende uitgangspunten een belangrijke rol:
- Er ontstaat een samenhangend gebied met een eigen identiteit waarbij sport het samenbindende thema is.
- Er komt één optimaal functionerend sportpark met daarin sterke en vitale sportverenigingen die hecht samenwerken: de bestaande voetbalverenigingen, twee tennisverenigingen, een korfbalvereniging, twee multifunctionele sporthallen en enkele reeds bestaande kleine verenigingen voor andere sporten.
- Het sportpark heeft een uitnodigend karakter dat volop ruimte biedt aan nieuwe sporten, aan de ongeorganiseerde sporten en andere recreatieve activiteiten. Een uitdagend sportief gebied dat aantrekkelijk is voor potentiële nieuwe sportbestuurders en vrijwilligers.
- Een deel van de vrijgespeelde ruimte wordt ingezet voor het verbeteren van de groene recreatieve structuur en goed bruikbare openbare ruimte, die in verbinding staat met de omringende landelijke en stedelijke gebieden.
- Een deel van de vrijgespeelde ruimte biedt ruimte voor het toevoegen van nieuwe woningen.
- Realisatie vindt plaats op basis van een financieel haalbare ontwikkeling.
Gebiedsplan Zuilense Vecht (2020)
Op 23 januari 2020 heeft de gemeenteraad van Utrecht en op 17 december 2019 heeft de gemeenteraad van Stichtse Vecht het Gebiedsplan Zuilense Vecht vastgesteld. Het gebiedsplan is een nadere uitwerking van de gebiedsvisie.
In het Gebiedsplan is Zuilense Vecht doorontwikkeld tot een samenhangend park waar sport, bewegen, ontmoeten en groen centraal staan. Het gebied vormt straks zowel een groene buffer als een aantrekkelijke verbinding tussen beide gemeenten. Het bestaande sportpark wordt open en toegankelijk gemaakt. De nieuwe woongebieden sluiten op een vanzelfsprekende manier aan op de bestaande bebouwing én op het Sportief Park en vormen zo een sociale en ruimtelijke schakel. Het Gebiedsplan bevat een nieuwe langzaam verkeer verbinding met voorzieningen voor sport, spel en ontmoeting. In het Gebiedsplan is duurzaamheid belangrijk, daarbij gaat het om energie, materiaalgebruik, ecologie, water en groen.
Stedenbouwkundig programma van eisen (SPvE) en een Integraal Programma van Eisen voor de openbare ruimte (IPvE)
IPvE
In het Integraal Programma van Eisen (IPvE), dat op 20 mei 2021 door de gemeenteraden van Stichtse Vecht en Utrecht is vastgesteld, zijn de uitgangspunten uit het Gebiedsplan verder uitgewerkt en vertaald naar eisen waaraan het ontwerp moet voldoen. In het IPvE worden de randvoorwaarden voor de uitwerking van de (openbare) buitenruimte van het Sportief Park beschreven. Het Sportief Park bestaat uit het Park en de Sportparken (sportvelden). Het gaat hierbij om zowel functionele als ruimtelijke uitgangspunten. In het IPvE zijn tevens de beeldkwaliteitseisen voor de verenigingsgebouwen en de onderwijsvoorziening opgenomen. Echter de verdere uitwerking van- en toelichting op de onderwijsvoorziening (in gemeente Stichtse Vecht) en de verenigingsgebouwen is te vinden in de SPvE's. Het Functioneel Ontwerp is de verbeelding van het IPvE en is te beschouwen als een eerste ontwerp van de (openbare) ruimte.
SPvE's
Voor de woningbouwlocaties in Stichtse Vecht en Utrecht is het Gebiedsplan uitgewerkt tot Stedenbouwkundig Programma's van Eisen. Voor Utrecht is een SPvE gemaakt (vastgesteld op 20 mei 2021 door de gemeenteraad) voor de woningbouwvlekken (inclusief maatschappelijke- en sportfuncties) en het clubgebouw. Voor Stichtse Vecht is een SPvE gemaakt (vastgesteld op 6 juli 2021) voor de woningbouwvlek, onderwijsvoorziening en het clubgebouw.
De SPvE's beschrijven de randvoorwaarden en eisen voor de functieverandering naar wonen, de ontwikkelmogelijkheden binnen de bouwvlekken, de ruimtelijke en kwalitatieve randvoorwaarden voor de bebouwing en voor de openbare ruimte binnen het plangebied, de relatie met het IPvE voor het Sportief Park en de randvoorwaarden die gesteld worden aan de wateropgave en ecologische opgave. De SPvE's vormen de basis voor het nog te maken Stedenbouwkundig Plan. Het SPvE zal daarom op hoofdlijnen geformuleerd worden. Het SPvE biedt wel alle benodigde input voor het bestemmingsplan.
Het planproces
Stedenbouwkundig plan (SP)
In 2022 stelt de gemeente Stichtse Vecht een Stedenbouwkundig Plan voor de ontwikkeling van de Woonbuurt Zuilense Vecht. Dit is de uitwerking van het Gebiedsplan Zuilense Vecht en het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) Woonbuurt Zuilense Vecht. In het SPvE staan de randvoorwaarden, eisen en uitgangspunten voor de gewenste ontwikkeling. In het Stedenbouwkundig Plan (SP) staan de ontwerptekeningen, technische uitwerkingen en bouwregels van de bouwvelden als kader. Het kader waar de ontwikkelende partij het plan kan ontwerpen. Binnen dit kader zijn er voldoende mogelijkheden om een goed en haalbaar plan te ontwerpen. Het SP zoomt nader in op de uitgangspunten van het SPvE en werkt deze verder uit. De ontwerptekeningen en bouwregels in het SP worden opgesteld op een gedetailleerder niveau dan in het SPvE. Hetzelfde geldt voor de openbare ruimte direct rondom de bouwvelden.
Voorlopig ontwerp Inrichtingsplan (VOIP)
De gemeentes Stichtse Vecht en Utrecht willen het gebied Zuilense Vecht gezamenlijk verbeteren. In de GebiedsVisie Zuilense Vecht (2018) is het doel van dit project omschreven. In het Gebiedsplan (2019) en het IPvE-FO (2021) is dit nader uitgewerkt. Door een open, groene verbinding te maken in samenhang met de omliggende buurten wordt een nieuwe groenstructuur gecreëerd. Het Voorlopig Ontwerp Inrichtings Plan (2022) is een uitwerking van het IPvE/FO voor het Park inclusief Strip vanaf de Sportparkweg tot en met het Theo Thijssenplein. Dit VOIP dient als basis voor een Definitief Ontwerp, dat weer als basis dient voor een gezamenlijke aanbesteding. Hierbij is vanzelfsprekend een goede afstemming met de woongebieden noodzakelijk.
2.4 Conclusie
Voor het plangebied kan de conclusie worden getrokken dat de ontwikkeling past binnen de beschreven beleidskaders.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert het gebied in ruimtelijk en functioneel opzicht. In dit hoofdstuk is de bestaande situatie van zowel het Utrechtse als Stichtse Vechtse deel van Zuilense Vecht beschreven. Hierdoor ontstaat een totaalbeeld van hoe de verschillende sportparken in de bestaande situatie functioneren.
Bestaande situatie
3.2 Beschrijving Van Het Plangebied
3.2.1 Historische ontwikkeling
Het plangebied was oorspronkelijk agrarisch weidegebied, met aan de noordoostzijde de Daalseweg en de Vecht en aan de zuidwestzijde de rechte laan tussen Maarssen en Utrecht en de Rijn Spoorweg. Vrijwel alle bebouwing bevond zich langs de Vecht: een cluster met Oud Zuilen, Slot Zuylen en buitenplaats Groenhoven, met de omgeving verbonden door de Zuilenselaan. Het Amsterdam-Rijnkanaal en de Amsterdamsestraatweg zijn rond 1880 aangelegd. Vanaf rond 1950 is een grote toename van bebouwing zichtbaar: Zuilen en Lintbebouwing langs het kanaal. Ook is de ruimtereservering voor de As van Berlage (Burgemeeester Norbruislaan) zichtbaar. In 1960 is Zuilen flink uitgebreid en is de Burgemeester Norbruislaan (tot de gemeentegrens en nog zonder bomen) gerealiseerd. In deze periode zijn ook de eerste sportvelden in Utrecht gerealiseerd. Op de kaart van 1980 is te zien dat alle beschikbare ruimte in zowel Stichtse Vecht als Utrecht benut is voor sportvelden. De Burgemeester Norbruislaan is dan ook voorzien van bomen. Vanaf eind jaren '80 is de Burgemeester Norbruislaan inclusief de bomen doorgezet naar en in de gemeente Stichtse Vecht. Vanaf dat moment verandert er weinig meer in de structuur van het plangebied, met uitzondering van een stedelijke herstructurering in Zuilen.
Zuilense Vecht in 1875, 1950, 1960 en 1980 (bron: topotijdreis.nl)
3.2.2 Monumenten, beeldbepalende elementen en cultuurhistorie
In de omgeving is veel cultuurhistorie aanwezig, zoals de dorpskern Oud Zuilen (tevens beschermd stadsgezicht en van oudsher een zelfstandige gemeenschap aan de Vecht rondom het Slot), Park Groenhoven (een oude buitenplaats), de Daalseweg (een oude ontsluitingsweg) en de karakteristieke dwarshuisboerderij aan de Amsterdamsestraatweg 2. Binnen het plangebied bevinden zich een aantal objecten en structuren met (culturele) erfgoedwaarde. Binnen het plangebied bevindt zich De Zuilenselaan. Dit was een laantje behorend bij de buitenplaats Oud Zuylen en is ook onderdeel van de buitenplaats-biotoop. De Zuilenselaan is dé verbinding naar Oud Zuilen en scheidt nu het Utrechts en het Stichtse Vecht deel.
3.2.3 Structuurbepalende elementen
Zuilense Vecht wordt landschappelijk opgespannen tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Burgemeester Norbruislaan met het achterliggende landschap. Haaks op deze grote structuren staat een aantal lanen: de Zuilenselaan en de oprijlaan van Sporthal Zuilen. De positionering van de sportvelden met bomensingels, sloten en infrastructuur voegt zich in deze twee hoofdrichtingen. Door deze heldere oriëntatie en nadrukkelijk aanwezige bomenrijen heeft Zuilense Vecht een parkachtig karakter. Op het sportpark is de eikenlaan langs de toegangsweg naar sporthal Zuilen van waarde voor de hoofdopzet van de groenstructuur. Ten noorden van de sporthal en langs de Sportparkweg staat een rij waardevolle volwassen essenbomen. Het lommerrijke (schaduwrijke) karakter van het gebied is de grootste ruimtelijke kwaliteit. De sportparken worden gekarakteriseerd door volwassen groen. De hoog opgaande bomen bepalen de groene sfeer en uitstraling van het gebied. Zuilense Vecht ligt ingeklemd tussen de lange doorlopende boomstructuren langs het Amsterdam-Rijnkanaal en langs de 'As van Berlage' (Burgemeester Norbruislaan), die cultuurhistorische waarde heeft. Verbindingen haaks op deze structuur zijn vrijwel afwezig: alleen de Zuilenselaan met hoge populieren en de toegangslaan naar sporthal Zuilen.
Structuurbepalende elementen
Landschappelijk ligt Zuilense Vecht tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het landschap rondom Oud Zuilen en de Vecht. Zuilense Vecht is onderdeel van de 'groene scheg' rondom de rivier de Vecht met buitenplaatsen, parken en kasteel Slot Zuylen. Zuilense Vecht is een belangrijke schakel in het recreatieve routenetwerk tussen Utrecht en Maarssen. Het is een gebied dat wordt ervaren als tussenland; de rand van stad en dorp. Zuilense Vecht is onderdeel van de bufferzone tussen Maarssen en Zuilen. Het doel van deze buffer is om het groen te behouden en te voorkomen dat stad en dorp aan elkaar groeien.
Zuilense Vecht is onderdeel van de 'groene scheg'
3.3 Beschrijving Van De Bestaande Functies In Het Plangebied
Zuilense Vecht bestaat momenteel uit drie afzonderlijke sportparken: sportpark Daalseweide, sportpark Zuilen en sportpark Elinkwijk. De Zuilenselaan is de harde grens tussen het sportpark Daalseweide in de gemeente Stichtse Vecht en de Utrechtse sportparken Elinkwijk en Zuilen. De sportparken zijn deels sterk verouderd en hebben ieder een eigen ingang, een eigen identiteit en eigen beheer. Er is veel ruimte rondom de velden aanwezig. Deze ruimte wordt nauwelijks benut door de verenigingen of omwonenden, de groene randen rondom de velden hebben (mede) hierdoor geen gebruikswaarde. Het gebied is niet toegankelijk voor passanten of omwonenden door de klassieke opzet van de sportcomplexen, afgesloten door hekken en watergangen. De toegangen tot de huidige sportparken zijn enigszins verborgen. De hekken en poorten suggereren daarnaast dat alleen leden welkom zijn op het terrein. De poorten kunnen worden gesloten, maar worden zelden dichtgedaan. De sportcomplexen worden alleen gebruikt tijdens trainingen en wedstrijden en buiten deze uren is er geen toezicht. Hierdoor is er regelmatig sprake van vandalisme en personen die overlast veroorzaken.
Het huidige gebruik van de sportvelden
Sportpark Daalseweide
Sportpark Daalseweide dateert uit midden jaren '70 en heeft veel verouderde opstallen die aan het einde van hun economische levensduur zitten. De accommodaties zijn inbraakgevoelig en de staat van onderhoud van paden en velden is niet optimaal. Dit resulteert regelmatig in afgelastingen van wedstrijden. De algehele uitstraling van het park is gedateerd. De voetbalverenigingen VV Maarssen (circa 1.200 leden in januari 2018 en circa 1.000 leden in januari 2022) en DWSM (circa 170 leden in januari 2018 en circa 150 leden in januari 2022) hebben een eigen kantine met kleedruimten. De ledenaantallen van de verenigingen zijn redelijk stabiel al heeft de coronacrisis bij VV Maarssen wel voor een daling van het aantal leden gezorgd. De verwachting is dat het ledental de komende jaren weer op hetzelfde niveau uitkomt als voor de coronacrisis. Bij tennisvereniging Luck Raeck is het ledenaantal (circa 670 in januari 2018 en circa 750 in januari 2022) de afgelopen jaren toegenomen. De vereniging heeft echter nog altijd een overcapaciteit aan velden. Korfbalvereniging OVVO heeft een stabiel ledenaantal van circa 400 leden. De vereniging maakt gebruik van een sporthal, kantine en kunstgrasveld. De sporthal kent een sobere uitstraling, maar speelt een belangrijke rol binnen het verenigingsleven van de club. De BSO maakt hier ook deel van uit en is opgenomen in de OVVO-hal. Sportpark Daalseweide is momenteel alleen bereikbaar vanaf de Maarssense Sportparkweg en heeft een gesloten karakter. Het parkeerterrein van het sportpark kent een hoge bezettingsgraad en wordt niet alleen door de gebruikers van het sportpark gebruikt. Vanwege de hoge parkeerdruk is er een tweede parkeerplaats gerealiseerd bij de rotonde ten noordoosten van het sportpark. Het sportpark geeft verkeers- en parkeeroverlast bij omwonenden.
De wijken Zuilen en Op Buuren
De randen van de sportparken grenzen in Utrecht aan Zuilen en de Amsterdamsestraatweg en in Stichtse Vecht aan Op Buuren. De sportparken en woonwijken hebben geen ruimtelijke relatie met elkaar, doordat de entrees verscholen liggen en niet op de woonbuurten gericht zijn.
Zuilen
De bebouwingsrand van Zuilen kenmerkt zich door veel verschillende typologieën, veel verschil in maat en schaal, oude strokenverkaveling, het nieuwe Wellantcollege en appartementencomplexen. Er is weinig samenhang. Vernieuwing heeft plaatsgevonden, maar de relatie met het groene (sport)gebied is niet verbeterd.
Zuilen ligt met de rug naar sportpark Elinkwijk. Sportpark Elinkwijk is gelijktijdig met de aangrenzende bebouwing ontstaan en ligt van oudsher aan de achterzijde, verstopt achter de bebouwing. De grens van het sportpark naar de woningen kenmerkt zich door gaashekken, bosschages en parkeerplaatsen. De bebouwing langs de Amsterdamsestraatweg grenst met de achtertuinen direct aan de kleedkamers, kantine en velden van Elinkwijk. Elinkwijk heeft een entree aan het Theo Tijssenplein waardoor er veel op het plein en in de wijk geparkeerd wordt ten behoeve van de voetbalvereniging. Dit veroorzaakt vooral in het weekend voor veel overlast. De parkeerplaatsen aan de Burgemeester Norbruislaan worden nagenoeg niet gebruikt voor Elinkwijk, omdat er geen directe relatie is met de entree van de voetbalvereniging. Het plein is verder vrij stenig ingericht voor spelen en parkeren.
Op Buuren
Sportpark Daalseweide was oorspronkelijk ver buiten de kern van Maarssen gelegen. Door de realisatie van de wijk Op Buuren ligt het sportpark nu tegen de kern aan. Op Buuren is een nieuwe wijk met een historisch karakter. Door een mix aan woningtypen en bouwhoogten is er een gedifferentieerde bevolkingsopbouw en sterke eigen identiteit gerealiseerd. Op Buuren kenmerkt zich door een hoge bebouwingsdichtheid, en heeft een centrum met pleintje. De voorzieningen binnen het centrumgebied richten zich nu vooral op gezondheidszorg en horeca. Ook de nabijgelegen haven speelt een belangrijke rol in het voorzieningenaanbod. Vanaf het centrum gaat er een langzaamverkeersverbinding de rivier de Vecht over richting het landelijk gebied en richting de wijk Zandweg- Oostwaard en het centrum van Maarssen. Op Buuren heeft een representatieve kant richting het sportpark met parkeren voor bezoekers aan de parallelweg. De bewoners parkeren binnen de woonblokken (parkeerhoven). De Sportparkweg vervult een hele belangrijke functie als oost-west verbinding. Grote verkeersstromen uit het centrum van Maarssen worden geweerd. De weg koppelt de Amsterdamsestraatweg aan de Sweserengseweg. Daarnaast vervult de weg een belangrijke functie als ontsluiting voor Op Buuren en het sportpark Daalseweide. De Sportparkweg heeft het karakter van een randweg en is niet goed over te steken. De verkeersveiligheid bij het oversteken richting het sportpark Daalseweide is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Uit recente telgegevens is gebleken dat er op werkdagen een parkeerpiek op het parkeerterrein aan de Sportparkweg is.
3.4 Conclusie
De sportparken worden overwegend monofunctioneel en niet effectief gebruikt. Daarnaast is er sprake van deels verouderde opstallen en zijn de ingangen naar de sportparken enigszins verborgen gelegen. Er is veel groene ruimte rondom de sportvelden aanwezig, maar vanwege de hekken en watergangen is het gebied niet toegankelijk voor omwonenden of passanten.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Projectbeschrijving
4.1.1 Programma
Met dit bestemmingsplan wordt een nieuwe verbinding tot aan de gemeente Utrecht mogelijk gemaakt: het recreatieve- en de sportieve Strip. De Strip loopt door het Sportieve Park en langs deze route zijn de sportfuncties geconcentreerd. Bestaande en nieuwe sportfuncties, zowel georganiseerd als ongeorganiseerd, worden binnen dit plan mogelijk gemaakt. Ook wordt een nieuw verenigingsgebouw gerealiseerd, krijgt de bestaande sporthal een uitbreidingsmogelijkheid en wordt ruimte gereserveerd voor een onderwijsvoorziening. Binnen de gebouwen wordt daarnaast ondergeschikt aan de sportfunctie ander gebruik mogelijk gemaakt, waaronder buitenschoolse opvang en buurtactiviteiten. Vanwege de compactere opzet van de sportvelden ontstaat er ruimte, aansluitend aan de bestaande bebouwing, om nieuwe woningen (maximaal 150 woningen in Stichtse Vecht) toe te voegen. Er komen woningen, zowel grondgebonden als niet grondgebonden, voor verschillende woonsegmenten: 30% wordt sociaal, middelduur (koop en huur) en vrije sector (koop/huur).
4.1.2 Stedenbouwkundig plan
De basis van Zuilense Vecht bestaat uit landschappelijke elementen. Een gebied dat gestructureerd en bijeen gehouden wordt door beplanting en water, sportclusters, woonvelden en parkeerplaatsen, die door deze landschappelijke elementen worden verbonden tot één ruimtelijke eenheid. De landschappelijke elementen sluiten aan op de lanen van de Burgemeester Norbruislaan en de Amsterdamsestraatweg. De nieuwe woonbuurten vinden aansluiting bij de aangrenzende bestaande bebouwing en op het sportief park. Daarnaast is het gebied een schakel in de stedelijke groenstructuur.
Nieuwe indeling Zuilense Vecht
4.1.3 Wonen
Door een compactere opzet van de sportvelden ontstaat er ruimte om, aansluitend aan de bestaande bebouwing, om binnen de gemeente Stichtse Vecht maximaal 150 nieuwe woningen toe te voegen. De nieuwbouw moet zorgvuldig aansluiten op de bestaande omgeving door een nauwkeurige inpassing van bestaand groen, aansluitende bouwhoogte en een passende identiteit. De nieuwe woningen maken de aansluiting tussen de bestaande woongebieden en het Sportief Park. Naar de sportvelden toe heeft de woonbebouwing een representatieve en openbare zijde, zodat er maximaal contact ontstaat tussen wonen en sporten. Dit moet bijdragen aan meer zicht op het park.
De Indicatieve verkaveling van de verschillende bouwblokken (SPvE)
De nieuwe woonblokken zijn verdeeld in twee thema's; de dorps- en sportrand. De dorpsrand grenst direct aan Op Buuren. Sportrand grenst aan het sportdeel. De verkaveling van het nieuwe woonblok is vergelijkbaar met die van de naastliggende woonwijk Op Buuren. De nieuwe bouwblokken hebben een dorps karakter. Door de verschillende volumes te verbinden middels een in samenhang met de architectuur ontworpen tuinmuur en/of poortwoningen, kan het geheel van rijwoningen en appartementenvolumes op het maaiveld als een 'gesloten' bouwblok worden ervaren. Een dorps karakter betekent een informeel en wisselend straatbeeld. Dit wordt onder andere verkregen door een wisselende rooilijn en beukmaat en een kleine korrelgrootte. Dit zijn karakteristieke uitgangspunten die ook in Op Buuren zijn toegepast. Daarnaast draagt een verspringende rooilijn bij aan de gewenste ruimtewerking van versmallingen en verbredingen, kenmerkend voor een karakteristiek Vechts Dorp. De bouwblokken zijn alzijdig georiënteerd.
De bouwhoogte van het nieuwe woonblok is vergelijkbaar met die van Op Buuren. De gemiddelde bouwhoogte is 2-3 lagen plus een kap met een accent op de hoeken van 3,5-4,5 lagen plus een kap. Aan de kant van de Sweserengseweg bevindt zich het hoogste accent omdat deze zijde de meest stedelijke zijde is. Het meeste verkeer vanuit de snelweg komt vanuit deze kant. Deze zijde mag dus een stedelijke en representatieve uitstraling hebben.
Dorpsrand
De dorpsrand is gesitueerd aan de Sportparkweg. Dus moet deze rand op de Sportparkweg worden georiënteerd. Dit betekent dat de voordeuren van de woningen aan de Sportparkweg gesitueerd moeten zijn. Het dorpse karakter van dit woonblokdeel moet hier goed tot zijn recht komen. Dit geldt ook voor dezelfde sportrand die aan de sportvelden gesitueerd dient te zijn. De blokken aan de Strip dienen op de Strip te worden georiënteerd. Aan de Sweserengseweg bevindt zich een waterpartij waar het woonblok op georiënteerd dient te worden.
De woningen van de dorpsrand zijn in rijen ondergebracht, maar worden ontworpen als losse panden. De bouwblokken ogen als een karakteristiek Vechtdorp door hun gevarieerde rooilijn, een gelijkmatige gevelindeling met historische details en een grote variatie in daken. De kenmerken voor een karakteristiek Vechtdorp, waaraan in dit document voor Zuilense Vecht wordt gerefereerd, zijn afkomstig uit het originele beeldkwaliteitsplan voor Op Buuren: “De Bocht van Maarssen”. In de Dorpsrand komen hoofdzakelijk historische rijwoningen en herenhuizen met een kap. Platte daken zijn hier toegestaan mits de architectuur aansluit bij de rest van de blokken. Bij platte daken moet het dak met intensieve vegetatie/sedum/zonnepanelen worden bedekt. Variaties op de standaard rijwoning, zoals iets hogere accentwoningen, knikwoningen (bij een draaiing in het blok) en poortwoningen (ter plaatse van de entree naar een parkeerhof) zijn mogelijk, mits de architectuur aansluit bij de resterende rijwoningen. Op de hoek tussen de Strip en de Sportparkweg is een appartementenvolume met extra hoogte gewenst als markering van de entree van de Strip.
Referentie dorpsrand
Sportrand
De sportrand is een zone die grenst aan de sportvelden. Hier is ruimte voor voornamere woningen met een iets hogere bouwhoogte. Daarnaast leent deze zone zich goed voor een bijzondere woningtypologie (zoals herenhuizen of dekwoningen), die profiteert van het weidse uitzicht. Hier geldt, net als bij de dorpsrand, dat de woonblokken geen platte daken hebben maar een kap. Platte daken zijn hier toegestaan mits de architectuur aansluit bij de rest van de blokken. Bij platte daken moet het dak met intensieve vegetatie/sedum/zonnepanelen worden bedekt. Eventueel is het mogelijk om op de hoeken een kleinschalig en dorps appartementenvolume met beperkte extra hoogte te maken.
Daarbij mogen geen twee appartementenvolumes tegenover elkaar worden geplaatst. De Sportrand kan om de hoek worden doorgezet, als formele begeleiding van de Sweserengseweg. Er is gekozen voor een variërend gevelbeeld, waarbij de verschillende panden als afzonderlijke eenheden herkenbaar blijven door middel van een verscheidenheid aan materialen en kleurgebruik. Wel is het belangrijk om voor de totaalcompositie te streven naar een bepaalde mate van eenheid. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de 'Vechtse streepjescode' uit het beeldkwaliteitplan “De Bocht van Maarssen”. Door het toepassen van verschillende kozijnmaten, steennegges en omlijstingen kan een interessant spel van licht en schaduw ontstaan en krijgt de gevel reliëf.
Referentie sportrand
4.2 Verkeer En Openbare Ruimte
4.2.1 Bereikbaarheid
Auto
De gemeente Stichtse Vecht heeft te maken met twee stroomwegen, de A2 en de Zuilense Ring. Op wegen met deze categorie- aanduiding staat de verkeersafwikkeling voorop. Tegengestelde verkeersrichtingen zijn gescheiden. Het meeste stroomverkeer vanuit het noorden van het plangebied komt vanuit de Zuilense Ring. Deze weg fungeert als noordelijke randweg van Utrecht en voorziet in de aansluiting op het autosnelwegennet A2 en A27. Naast de Zuilense Ring zijn er verschillende gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur). Deze wegcategorie houdt in dat uitwisseling van verkeersstromen uit verschillende richtingen en wegen mogelijk is. Tussen kruispunten is de stroomfunctie van belang. Het verkeer dient zich zoveel mogelijk op stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen af te wikkelen. De Sweserengseweg, die overgaat naar de Burgemeester Noorbruislaan, fungeert voor het plangebied als belangrijke gebiedsontsluitingsweg tussen Utrecht, Zuilense Ring en Maarssen-dorp. De bestaande woonwijk Op Buuren die tegenover het plangebied ligt, is ontsloten via de Sportparkweg en daarna op de Sweserengseweg. Het plangebied zal ook via de Sportparkweg worden ontsloten.
De nieuwe woningen in de gemeente Stichtse Vecht krijgen een nieuwe ontsluiting op de Sportparkweg. Vanuit deze centrale toegang kunnen de diverse parkeerhoven bereikt worden. In geval van calamiteiten kan gebruik gemaakt worden van een noodontsluiting via het fietspad en de Strip. Voor de Sportparkweg is een nieuw inrichtingsvoorstel opgesteld. In dit voorstel blijft de weg een 50 km/uur weg, maar wordt de Sportparkweg uitgevoerd met gescheiden rijstroken en grotendeels in klinkerbestrating (indien de grenswaarden voor geluid dit toelaten). Ter hoogte van de aansluiting met de Strip komt er een veilige oversteek (met zebrapad) waar fietsers en voetgangers in etappes de weg kunnen oversteken.
De sportieve Strip is autovrij met uitzondering van zeer beperkt bestemmingsverkeer (mindervaliden, bevoorrading) naar de verenigingsgebouwen en uiteraard voor hulpdiensten. Dit verkeer is hier 'te gast'. Het reguliere gemotoriseerd verkeer is aan de randen van het gebied geconcentreerd. De parkeerterreinen worden via een inritconstructie ontsloten op de genoemde 50 km/uur wegen rondom het plangebied. Aan de Amsterdamsestraatweg, ter hoogte van het korfbalveld, wordt een nieuw parkeerterrein gerealiseerd. Hiermee wordt het parkeeraanbod evenwichtiger verdeeld ten opzichte van de sportaccommodaties en wordt het parkeerterrein aan de Sportparkweg ontlast.
Openbaar Vervoer
Zowel aan de Amsterdamsestraatweg als aan de Burgemeester Norbruislaan/Sweserengseweg bevinden zich op loopafstand van het plangebied (200-300 meter) diverse bushaltes met frequente buslijnen.
Fiets en voetganger
De straat tussen de twee gesloten bouwblokken tot en met de parkeerhoven is autoluw. De fietsers en voetgangers zijn leidend en de rest is te gast. Hierdoor wordt de langzaam verkeerroute vanuit het Sportpark beter doorgezet naar Op Buuren via het nieuwe woonveld. Appartementen hebben inpandige fietsstallingen op de begane grond voor de bewoners. Voor de rijwoningen zijn er fietsstallingen deels in de hoven en de rest in de buitenruimte gereserveerd in de autoluwe straat. De fietsenstalling in de buitenruimte maakt onderdeel uit van het buitenruimte inrichtingsplan als geheel en vormt geen obstakel. Inpandige fietsstallingen zijn makkelijk toegankelijk vanuit de hoofdentrees van het gebouw.
Er is een fietsverbinding langs de Sportparkweg bij de woonwijk Op Buuren. Deze maakt deel uit van het hoofdfietsroute netwerk, dat aansluit op de bestaande fietspaden langs de Straatweg en op het fietspad langs de Daalseweg. Dankzij de Strip, de informele oost-west fietsverbinding langs het plangebied is dit bestaande fietsnetwerk aangesloten op de recreatieve fietsroute.
Zuilense Vecht heeft de potentie om een belangrijke schakel te worden in het netwerk van langzaam verkeersroutes. Het gebruik van duurzame, gezonde vervoerswijzen wordt gestimuleerd door aantrekkelijke en directe fiets- en looproutes van, naar en door het gebied. De Strip loopt dwars door het plangebied en verbindt de woonvelden aan de oost- en westzijde van het Sportief Park. De Strip is primair bedoeld als verblijfsgebied en voor recreatief langzaam verkeer, niet als functionele doorgaande fietsroute. Voor doorgaand fietsverkeer zijn er snellere en directere routes langs de Amsterdamsestraatweg en de Burgemeester Norbruislaan. In de maatvoering en uitstraling van de Strip is een balans gezocht tussen gebruiksgemak voor de Strip enerzijds en het beperken van de snelheid, goede oversteekbaarheid en maximaliseren van het groen anderzijds.
Voor fietsers zijn er daarnaast twee noord-zuidroutes door het plangebied: de Zuilenselaan en het fietspad in het verlengde van de oprijlaan naar sporthal Zuilen. Beide routes zijn zo gepositioneerd dat zij in de toekomst doorgetrokken kunnen worden richting respectievelijk Lage Weide (d.m.v. een fietsbrug) en De Vecht/Zuilense Bos.
Voor voetgangers is er een fijnmazig netwerk met paden tussen de sportvelden die aantakken op de Strip. Vanuit de bestaande omgeving worden voetpaden doorgetrokken het plangebied in, zodat er een fijnmazige aanhechting met de omgeving ontstaat. De sportaccommodaties zijn toegankelijk voor mensen met een beperking, zodat ook zij kunnen sporten.
4.2.2 Parkeren
Autoparkeren woonvelden
Het parkeren binnen het plan wordt getoetst aan het vigerende parkeerbeleid dat van toepassing is in de gemeente waarin het plandeel zich bevindt.
Voor het hele plangebied Sport Park, is een parkeerbalans opgesteld. Deze parkeerbalans is sluitend, dat wil zeggen dat er op alle momenten van de dag voldoende parkeergelegenheid is voor de onderscheiden functies in het gebied.
Voor de woonvelden in Stichtse Vecht is dat op het moment het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Stichtse Vecht 2013 (GVVP Stichtse Vecht 2013). In het plangebied worden maximaal 150 woningen gerealiseerd, verdeeld over twee woonvelden. Uitgangspunt is dat woningbouwplannen binnen het plangebied kunnen voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Bewoners parkeren vindt plaats uit het zicht, in de diverse parkeerhoven die direct te bereiken zijn via de ontsluitingsweg. Bezoekers kunnen parkeren in de parkeervakken die worden aangelegd op de stoep langs de Sportparkweg tussen/onder de bomen.
Het aantal parkeerplaatsen dat op eigen terrein gerealiseerd kan worden, maximaliseert het aantal woningen dat gerealiseerd kan worden. De toegepaste parkeernormen bij het opstellen van de parkeerbalans zijn conform het gemeentelijke beleid van de gemeente Stichtse Vecht. Deze parkeernormen variëren van 1,6 – 1,9 (afhankelijk van de grootte en het type van de grootte en het type van de woning: hoe groter en duurder de woning, des te hoger de norm). De parkeernorm voor bezoekers is 0,3 (dit getal is onderdeel van de hiervoor genoemde parkeernormen).
Volgens de parkeerbalans voor de woonvelden, op basis van 150 woningen, moeten er in totaal 239 aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn voor bewoners en bezoekers (op maaiveld, half verdiept of ondergronds). Dubbelgebruik van de parkeerplaatsen op de hoek Sportparkweg-Amsterdamsestraatweg is hierin meegenomen (4 parkeerplaatsen). In totaal kunnen er 35 parkeerplaatsen op maaiveldniveau worden gerealiseerd voor bezoekers langs de Sportparkweg, de instekers bij de entree van de wijk en op de hoek Sportparkweg-Amsterdamsestraatweg. In de binnenterreinen op maaiveld kunnen er in totaal 192 parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor de bewoners. In totaal zijn er 227 parkeerplaatsen (192+35) op maaiveld voor bewoners en bezoekers. Dit is de beschikbare ruimte op maaiveld voor het parkeren. Dit aantal is bepalend voor het aantal woningen dat gerealiseerd kan worden.
Bij het realiseren van het maximale aantal woningen tot 150 zal dus aanvullend parkeerruimte in het plan moeten worden opgenomen of een aanpassing moeten plaatsvinden in het type woningen. Zo kan gedacht worden aan ondergrondse parkeerplaatsen in de binnenterreinen. Op die manier kunnen er 210 parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor de bewoners en in totaal 245 parkeerplaatsen. Vanwege de optimalisatie van het ruimtegebruik, worden de ontwikkelende partijen uitgenodigd om te komen met innovatieve en duurzame parkeeroplossingen in het ontwerp. Zoals gezegd is de parkeernorm bepalend voor het aantal woningen dat gerealiseerd kan worden.
Parkeren in de binnenterrein op maaiveld (l) en parkeren in de binnenterreinen ondergronds (r) (SPvE 2022)
Sportief Park
Door haar solitaire ligging, ruime parkeergelegenheid en het ontbreken van directe autoverbindingen met omliggende buurten kan ook het sportpark beschouwd worden als een opzichzelfstaand parkeersysteem. Het sportpark beslaat zowel de gemeente Utrecht als de gemeente Stichtse Vecht. Afhankelijk van de ligging zijn op de verschillende functies (sport, onderwijs, recreatie, horeca) de parkeernormen van toepassing van de desbetreffende gemeente (zie bijlage 5 voor de parkeerbalans van het sportief park).
Dit resulteert in een gezamenlijke parkeervraag van in totaal 458 parkeerplaatsen bij een parkeeraanbod van 717. Per saldo is er sprake van een fors overschot aan parkeerplaatsen, waarmee pieken, zoals bij toernooien of belangrijke wedstrijden, opgevangen kunnen worden. Dit biedt tevens ruimte om de noodzakelijke overloop vanuit de noordelijke woonvelden op te vangen. Lokaal treedt er een klein cijfermatig tekort op van 20 parkeerplaatsen op het parkeerterrein bij sporthal Zuilen. Dit betekent dat een klein aantal bezoekers, in theorie, niet kan parkeren op de voor hen dichtstbijzijnde parkeerlocatie. Zij moeten uitwijken naar de parkeerstrook aan de Burgemeester Norbruislaan, waar nog ruim voldoende lege plekken zijn. Die ligt weliswaar iets verder weg, maar nog altijd binnen de acceptabele loopafstand van 250 meter.
Conclusie
De parkeervraag en het parkeeraanbod van de woningen en voorzieningen in de gemeente Stichtse Vecht zijn met elkaar in evenwicht en leiden niet tot aanwijsbare parkeerhinder voor de bestaande omgeving. Hetzelfde geldt voor de parkeerbalans van het Sportief Park. Het aantal beschikbare parkeerplaatsen voor de onderwijs-, sport en recreatiefuncties in het Sportief Park blijft met circa 700 plekken ruim voldoende om in de maximale parkeervraag van circa 460 parkeerplaatsen te voldoen.
4.2.3 Verkeersgeneratie
Het is van belang dat de bestaande wegen de extra verkeersgeneratie die de nieuwe ontwikkelingen met zich meebrengen kunnen blijven afwikkelen. Om hier inzicht in te krijgen is het effect van de nieuwe planonderdelen doorgerekend met het verkeersmodel VRU3.4. Het VRU3.4 model is, net als ieder ander verkeersmodel, een schematische weergave van de werkelijkheid met een hoog abstractieniveau. De resultaten van de modelstudie (zie bijlage 4) vormen een, weliswaar onderbouwde, weergave van hoe het verkeer zich over het netwerk gaat verdelen, maar het blijft een schematisering van de werkelijkheid.
Werkwijze
Nadat het VRU-model is gecorrigeerd naar de huidige situatie en waar mogelijk is herijkt op basis van beschikbare verkeerstellingen, heeft een doorrekening plaatsgevonden van de autonome situatie 2030, zonder het plan Zuilense Vecht. Deze situatie geldt als de referentiesituatie waarmee de effecten van het plan vergeleken worden. Tot slot is het effect van het plan Zuilense Vecht op de veredeling van het verkeer over het netwerk berekend en inzichtelijk gemaakt.
Om het effect van het plan Zuilense Vecht op de verkeersintensiteiten te bepalen is voor elk van de onderdelen uit het plan de verkeersgeneratie bepaald. Hiervoor is gebruik gemaakt van de CROW-richtlijnen. Hierbij is telkens de functie gekozen die het meeste verkeer genereert en die uitgaat van maximale benutting van de grenzen van het bestemmingsplan. Dat betekent voor het Utrechtse deel bijvoorbeeld 300 woningen. De uitkomsten zijn vervolgens toebedeeld aan voedingspunten in het VRU-verkeersmodel. In sommige gevallen was het nodig om nieuwe 'voedingspunten' te maken, omdat er sprake is van nieuwe wegen of aansluitingen of zijn er handmatige correcties verricht om het model in overeenstemming te brengen met het plan. Denk hierbij aan het wijzigen van de toegangsweg naar het parkeerterrein bij sporthal Zuilen van de Burgemeester Norbruislaan naar de Amsterdamsestraatweg en de knip in het Theo Thijssenplein.
Effect plan Zuilense Vecht
Als gevolg van realisatie van het plan Zuilense Vecht, inclusief de verkeerskundige ingrepen nemen de verkeersintensiteiten op het netwerk eromheen logischerwijs toe. Ten opzichte van de autonome situatie 2030 zien we dat de verkeersintensiteiten in de Sportparkweg Noord (+16%), Sportparkweg Zuid (+25%) en in de Jan van Zutphenlaan (+70%) relatief het meest toenemen. Op de overige wegvakken nemen de verkeersintensiteiten circa 10% toe ten opzichte van de autonome situatie 2030, terwijl de intensiteiten op de Amsterdamsestraatweg modelmatig juist iets afnemen (-4%). De modelmatige toename van verkeer op de Sportparkweg is te verklaren door de woningbouw aldaar, plus de gewijzigde ontsluiting van het parkeerterrein bij Sporthal Zuilen van de Burgemeester Norbruislaan naar de Amsterdamsestraatweg. De aanzienlijke modelmatige verkeerstoename in de Jan van Zutphenlaan is het directe gevolg van de knip in het Theo Thijssenplein in combinatie met de manier waarop het verkeersmodel is opgebouwd. In het verkeersmodel wordt de Jan van Zutphenlaan een doodlopende straat waar de verkeersgeneratie van zo'n beetje de hele wijk aan opgehangen is. In werkelijkheid ligt de situatie uiteraard anders, omdat de Jan van Zutphenlaan geen doodlopende straat wordt maar doorloopt in de Minister Talmastraat.
Het afsluiten van het Theo Thijssenplein leidt modelmatig eveneens tot een toename van het verkeer door de Van Heesstraat. Het is echter niet zo dat al het verkeer dat nu rijdt via het Theo Thijssenplein ineens via de Van Heesstraat gaat rijden. Een deel van het verkeer zal voortaan via de noordzijde (Jan van Zutphenlaan) de buurt inrijden en een deel via de Van Heesstraat. Uit onze berekeningen blijkt dat de toename van verkeer door de Van Heesstraat 9% zal bedragen en dat het totaal aantal verkeer binnen de acceptabele grenswaarden blijft, net als op de overige wegen in de omgeving van het plan.
Herijking van het verkeersmodel op basis van feitelijke verkeerstellingen
Conclusie
Hoewel de verkeersintensiteiten op de wegen rondom het plan Zuilense Vecht modelmatig in relatieve zin fors toenemen, blijven de waarden in absolute zin onder de normen die voor dat type wegen worden gehanteerd. Vanuit verkeersoogpunt bestaan er voor de ontwikkeling geen belemmeringen.
4.2.4 Openbare ruimte en groen
Zuilense Vecht is openbaar gebied. Het maakt integraal onderdeel uit van het stedelijk weefsel en langzaam verkeer netwerk en heeft daardoor veel toegangen. Het openbare karakter is inherent aan de doelstelling van verbinden ontmoeten. Delen van Zuilense Vecht zijn wel afsluitbaar: de ruimte binnen de bouwblokken en de terreinen van een aantal sportverenigingen. Hierbij worden hekken zoveel mogelijk voorkomen.
Het uitgangpunt voor de inrichting van de openbare ruimte is om zo min mogelijk verkeersruimte te maken en zo veel mogelijk verblijfsruimte. Straten zijn zodanig gedimensioneerd dat er wordt voldaan aan de minimale toegankelijkheidseisen voor hulpdiensten. Hierdoor blijft er binnen de straten ruimte voor royaal groen, met bij voorkeur grote (1e orde) bomen. In de openbare ruimtes worden ook wadi's aangelegd.
De entree van de Strip aan de noorzijde ligt aan de Sportparkweg. Om hier ook daadwerkelijk het parkkarakter te laten beginnen, wordt de entree zo breed mogelijk gehouden. De entree bevindt zich tussen het eerste woonveld en de het opnieuw ingedeelde tennispark. De entree wordt duidelijk vergroend en staat direct in verbinding met de aanliggende functies. Daarnaast moet er ook een hoogwaardige en veilige verbinding gerealiseerd worden met de bestaande wijk. De entree is gepositioneerd direct tegenover de J. Reyneke van Stuwstraat in de wijk Op Buuren. Vanuit de bestaande wijk worden voetpaden doorgetrokken de nieuwe wijk in. Hierdoor ontstaat een fijnmazige aanhechting op de omgeving. Behalve veiligheid is ook uitstraling belangrijk. Het is de bedoeling dat Zuilense Vecht zorgvuldig vormgegeven entreegebieden krijgt, niet alleen aan begin en eind van de Strip maar ook bij de entrees vanaf de Burgemeester Norbruislaan en de Amsterdamsestraatweg.
Entreede Strip (sportlief lint) Stichtse Vecht aan noordzijde
Spelen vindt voornamelijk plaats in het parkgebied, langs de Strip. De voorkeur gaat uit naar speelaanleidingen in plaats van speeltoestellen. De waterspeelplek is hier een goed voorbeeld van. Een natuurlijke vormgeving heeft daarbij de voorkeur. Binnen de bouwvlek kunnen ook enkele speelplekken voorzien die gericht zijn op de allerjongste kinderen, mits daar ruimte voor is. Daarnaast wordt ook gekeken naar manieren om het gebruik van speelplekken te combineren. Omwonenden kunnen op die manier ook gebruik maken van speelvoorzieningen bij de onderwijsvoorziening of de sportverenigingen.
De inzameling van restafval gaat via ondergrondse containers en deze worden bij de entree van de nieuwe woonblokken, zoveel mogelijk aan de nieuwe ontsluitingsweg, centraal gelegen in het plangebied. In het begin van deze straat staan vier ondergrondse afvalcontainers gepland, twee op iedere zijde van de straat. De loopafstand naar deze containers is minder dan 150 meter.
De exacte uitwerking aanleg en inrichting van de openbare ruimte en het groen wordt vastgelegd via het Voorlopig ontwerp Inrichtingsplan (VOIP) en het Stedenbouwkundig plan (SP). Daarbij kunnen door de werkelijke omstandigheden onderdelen afwijken van het IpvE/FO en het SpvE dat eerder is vastgesteld. In het VOIP wordt ook het toekomstig beheer vastgelegd en wordt ingegaan op bijvoorbeeld de inlaatplekken voor maaiboten.
4.3 Conclusie
Met de herontwikkeling van het gebied wordt ruimte geboden aan de groeiende behoefte aan sporten, bewegen en recreëren, ook buiten verenigingsverband om. Ook draagt de herontwikkeling bij aan de ontmoetingsfunctie in het gebied. Het gebied wordt multifunctioneel ingericht met aandacht voor groen. Daarnaast sluit door de herontwikkeling het gebied beter aan op de bestaande omliggende buurten en worden er woningen aan het gebied toegevoegd, waarmee een bijdrage aan de woningbouwopgave wordt geleverd.
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de relevante (milieu)aspecten in het plangebied en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd.
5.2 Milieueffectrapportage
Kader
Het doel van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over deze plannen en besluiten.
Het maken van een milieueffectrapport is verplicht bij de voorbereiding plannen en besluiten, die activiteiten mogelijk maken welke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
In onderdeel C van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. wordt aangegeven welke activiteiten altijd m.e.r.-plichtig zijn. Bij de activiteiten die in lijst D van die bijlage genoemd worden moet beoordeeld worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Uit deze m.e.r.-beoordeling kan de conclusie volgen dat er een m.e.r. moet worden opgesteld.
Plangebied
De in het plan opgenomen activiteiten vallen onder categorie D11.2 (aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) zoals deze is opgenomen in onderdeel D van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. Voor deze activiteit is in het Besluit m.e.r. een drempelwaarde opgenomen van 2.000 woningen. Het plan blijft onder deze drempelwaarde en overschrijdt deze niet. Op grond van artikel 2, lid 5, sub b, van het Besluit m.e.r. moet echter ook in 'overige gevallen' bekeken worden of sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen (de vormvrije m.e.r.-beoordeling). Op basis van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling neemt de gemeente een besluit om voor het project wel of geen mer-procedure te volgen voor het project voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
Om te beoordelen of sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen is een vormvrije m.e.r.-beoordeling (aanmeldnotitie) opgesteld. In deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is de conclusie dat geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen en er daarom geen aanleiding is om een m.e.r.-procedure te doorlopen. De gemeente heeft dan ook op 9 mei 2023 besloten om voor dit plan geen m.e.r.-procedure toe te passen.
De aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 6. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 7.
Conclusie
De ontwikkeling veroorzaakt geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Het opstellen van een milieueffectrapportage is dan ook niet noodzakelijk.
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
Kader
Het nieuwe woongebied wordt omsloten door drukke wegen, zoals de Amsterdamsestraatweg, Burgmeester Norbruislaan en de Sportparkweg, en is gelegen aan het druk bevaren Amsterdam-Rijnkanaal. Zowel rondom als in het plangebied zijn diverse functies gelegen. Direct naast woningen komen bedrijven, centrumdoeleinden, sport- en recreatie en een school voor. Het gebied waarin het nieuwe woongebied is gelegen, kan worden bestempeld als een gemengd gebied. Rond het plangebied zijn verschillende milieubelastende activiteiten toegestaan.
Plangebied
In de gemeente Stichtse Vecht ligt een aantal bedrijfspercelen in de directe nabijheid. Onderstaande kaart laat met een paarse kleur de betreffende locaties zien conform het bestemmingplan Oud Zuilen en Op Buuren e.o. (2016) en het bestemmingsplan Daalseweg 3-5, Oud Zuilen (2020). Het betreft de adressen Straatweg 2, Sportparkweg 2 en Amsterdamsestraatweg ongenummerd.
Geldend bestemmingsplan Oud Zuilen en Op Buuren e.o.
Conform het bestemmingsplan hebben al deze bedrijfslocaties maximaal milieucategorie 2. Bij milieucategorie 2 hoort een richtafstand van 30 meter voor het omgevingstype rustig gebied en een richtafstand van 10 meter voor het omgevingstype gemengd gebied.
Voor de locatie de locatie Sportparkweg 1 (sportvelden met verlichting binnen het plangebied) geldt milieucategorie 3.1. Bij milieucategorie 3.1 hoort een aan te houden richtafstand van 50 meter voor het omgevingstype rustig gebied en een richtafstand van 30 meter voor het omgevingstype gemengd gebied. De impact van de sportvelden op de omgeving is nader onderzocht (zie hieronder).
De bestemming van het huidige gronddepot Maarssen, gelegen aan de Amsterdamsestraatweg ongenummerd, zal na realisatie van het plangebied niet meer aanwezig zijn. Deze bedrijfslocatie is daarom niet meer relevant in de toetsing of er kan worden voldaan aan de richtafstanden. Het nieuwe woongebied wordt geprojecteerd buiten de milieucontouren van de sportvelden. Maatgevend hierbij is het aspect geluid. Direct naast de nieuwe woningen en onderwijs zijn sportvelden geprojecteerd. Zoals op de indicatieve verkaveling van de verschillende bouwblokken (zie paragraaf 4.1.3 wonen) is aangegeven worden de nieuwe woningen op een afstand van 30 meter van de sportvelden geprojecteerd. Deze afstand biedt voldoende bescherming tegen geluid van de sportvelden bij de nieuwe woningen.
Onderzoeken sportvelden
Op de locatie de locatie Sportparkweg 1 is Tennisvereniging Luck Raeck gevestigd (sportvelden met verlichting binnen het plangebied). Daarvoor geldt milieucategorie 3.1. Bij milieucategorie 3.1 hoort een aan te houden richtafstand van 50 meter voor het omgevingstype rustig gebied en een richtafstand van 30 meter voor het omgevingstype gemengd gebied. Het nieuwe woongebied wordt geprojecteerd net buiten deze richtafstand. Het zoekgebied voor de onderwijsinstellingen ligt binnen de richtafstand van 30 meter. Maatgevend aspect hierbij is geluid. Daarnaast is licht een aandachtspunt. Vanwege de ligging van het tennispark ten opzichte van de nieuw te bouwen woningen en onderwijsinstellingen en omdat de indeling van het tennispark gewijzigd zal worden, zijn aparte onderzoeken naar geluid en lichthinder verricht (bijlagen 8 en 9).
Geluid
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd om het effect van die wijzigingen inzichtelijk te maken en om te bepalen of bij de nieuw te bouwen woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Voor het akoestisch onderzoek is de bedrijfssituatie van het tennispark inzichtelijk gemaakt en is een akoestisch rekenmodel opgesteld. Met behulp van dit rekenmodel is de geluidsbelasting voor zowel de bestaande als de nieuwe situatie berekend. Uit het onderzoek blijkt dat de gewijzigde indeling van het tennispark nauwelijks effect heeft op de geluidsbelasting bij de bestaande woningen. Bij de nieuw te bouwen woningen is sprake van een beperkte overschrijding van de toepasselijke richtwaarden. Er is weliswaar sprake van een overschrijding van de richtwaarde maar deze overschrijding is zodanig beperkt dat dit niet waarneembaar zal zijn. Conform stap 3 van de VNG publicatie kan het bevoegd gezag afwijken van de richtwaarde mits dit voldoende gemotiveerd wordt en cumulatie met ander geluidbronnen hierin meegewogen wordt.
Met een geluidreducerende voorziening, in de vorm van een transparant scherm van 4 meter hoog langs de bestaande tennisbanen, kan voldaan worden aan de richtwaarden en kan gesproken worden over een acceptabel woon- en leefklimaat bij de nieuw te bouwen woningen. Gezien de beperkte overschrijding van de richtwaarde, de hoge kosten en impact op de ruimtelijke kwaliteit van een dergelijk geluidscherm kan gesteld worden dat deze maatregelen niet kosteneffectief zijn. In de regels van het bestemmingsplan wordt in ieder geval de mogelijkheid opgenomen om een geluidswerende voorziening tot 4 meter te realiseren.
Ter plaatse van het zoekgebied voor de onderwijsinstelling is sprake van een forse overschrijding van de grenswaarden. Voor die locatie zal een geluidreducerende voorziening op of nabij de onderwijsinstelling noodzakelijk zijn. Omdat locatie en omvang van het onderwijsgebouw nog niet bekend zijn kan die voorziening nog niet verder gedimensioneerd worden. Hiervoor is een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen.
Licht
De tennisvereniging Luck Raeck is momenteel bezig met het vervangen van de bestaande lichtinstallatie. Hiervoor is een lichtplan opgesteld. Ter voorbereiding op de realisatie van dit lichtplan is er een lichthinderonderzoek uitgevoerd door LI Sports (zie bijlage 9). Hierbij is onderzocht of het mogelijk is om de tennisbanen te verlichten zonder dat de nieuwe Richtlijnen voor Lichthinder 2021 van NsvV wordt overschreden (Oostenorp, 2022). Vooral de bestaande banen nummer 11 en 12 en het mogelijk verplaatsen van baan 10 zijn hierbij van belang. Wanneer het lichtplan wordt gerealiseerd zal er in de toekomstige situatie sprake zijn van een overschrijding ter plaatse het bouwvlak voor het nieuw te realiseren onderwijsgebouw en de woning op de Amsterdamse Straatweg 2. Bij de nieuwe te realiseren woningen is geen sprake van een overschrijding. In het geval van de Amsterdamse Straatweg 2 gaat het om een bestaande situatie (banen 11 en 12) waar door het vervangen van de bestaande lichtinstallatie (2022) een forse verbetering ten opzichte van de oorspronkelijke situatie is gerealiseerd. Ten opzichte van het onderwijsgebouw geldt dat de lichtinstallatie voornamelijk op momenten gebruikt zal worden dat het gebouw niet of nauwelijks in gebruik is. Het eventueel verplaatsen van baan 10 kan een positief effect hebben ten opzichte van de huidige situatie omdat de afstand tot de tennisbaan wordt vergroot. Daardoor zal er feitelijk nauwelijks sprake zijn van een enige hinder. Ook voor wat betreft licht geldt dat verdere maatregelen om hinder verder te voorkomen, eerst de exacte locatie en omvang van het gebouw vastgelegd moeten worden. Voor de tennisvereniging is inmiddels al een aanvraag omgevingsvergunning vergund en uitgevoerd voor het vervangen van de bestaande lichtinstallatie op de bestaande banen.
Conclusie
Er zijn vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen om het bestemmingplan vast te stellen. Wel dient tennisvereniging Luck Raeck het lichtplan uit te voeren, dit is via een planregel geborgd. De huidige en toekomstige omwonenden van het sportcomplex ondervinden geen lichthinder in de zin van de opgestelde grenswaarden door de NSVV bij uitvoering van het lichtplan.
5.4 Geluidhinder
Kader
Geluid beïnvloedt de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Geluidhinder kan o.a. leiden tot slechte nachtrust en stress, maar onbewust ook tot een hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten.
De belangrijkste geluidbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. De Wet geluidhinder stelt voorwaarden aan ontwikkelingen waarin nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn opgenomen. De gemeente heeft als nadere invulling van deze voorwaarden in 2012 de Beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder vastgesteld.
De mate van acceptatie van de hoeveelheid geluid is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidbelaste object – hiervoor kent de wet "geluidgevoelige bestemmingen" zoals woningen en scholen.
De Wet geluidhinder kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan er een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde') tot aan een zekere maximale ontheffingswaarde. Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'. De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48-63 dB, voor spoorweglawaai 55-68 dB en voor gezoneerde industrieterreinen 50-55 dB(A).
Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen. Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in de Beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder, kan door burgemeester en wethouders een hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. De voorwaarden zijn:
- Iedere woning dient te beschikken over een geluidluwe gevel;
- Ten minste 30% van het vloeroppervlak van de gebruiksruimten, waaronder ten minste één slaapkamer, is gelegen is aan de geluidluwe zijde;
- Iedere woning beschikt over een geluidluwe buitenruimte.
De wijze waarop een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte wordt bepaald is omschreven in de beleidsregel.
Actieplan geluid
De gemeente Stichtse Vecht valt onder de agglomeratie Utrecht, die in het kader van de Wet milieubeheer verplicht is om de vijf jaar te rapporteren over de geluidsituatie en naar aanleiding hiervan een actieplan op te stellen. Het geldende actieplan is opgesteld in 2018. In het plan stelt de gemeente dat door nieuwe ontwikkelingen geen nieuwe knelpunten mogen ontstaan. Daarom wordt bij plannen waarin nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd, rekening gehouden met de plandrempels die in dit het actieplan zijn benoemd.
In het actieplan zijn de Amsterdamsestraatweg en de Sweserengseweg benoemd als 'doorgaande weg' c.q. 'wijkontsluitingsweg'. Hiervoor is een plandrempel opgenomen van 60 dB. Voor de overige wegen geldt een plandrempel van 65 dB. Hierbij is de aftrek volgens art. 110g Wgh niet van toepassing.
Goede ruimtelijke ordening
Volgens de Wet geluidhinder hebben wegen op een woonerf of wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur geen geluidszone. Deze hoeven daardoor wettelijk niet te worden getoetst. Toch kan de geluidsbelasting vanwege dergelijke wegen hoger zijn dan de voorkeurswaarde. Vanaf een intensiteit van 1.500 motorvoertuigen per etmaal bij asfaltverharding of 600 motorvoertuigen per etmaal bij klinkerbestrating kan de voorkeurswaarde al worden overschreden. Daarom moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening de bijdrage van deze wegen worden onderzocht.
Plangebied
Het bestemmingsplan voorziet in het realiseren van nieuwe geluidgevoelige objecten, namelijk woningen en een onderwijsgebouw.
Het plangebied dat deel uitmaakt van de gemeente Stichtse Vecht ligt binnen de vanuit de Wet geluidhinder relevante geluidszones van de Amsterdamsestraatweg, Sweserengseweg, Sportparkweg, spoorlijn Utrecht-Amsterdam en het industrieterrein Lage Weide. Er zijn geen relevante 30 km/uur-wegen.
In het kader van de beoogde ontwikkelingen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om het plan te toetsen aan de wettelijke eisen van de Wet geluidhinder en het lokale geluidbeleid en om te beoordelen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Dit akoestisch onderzoek is toegevoegd in bijlage 10. Uit het geluidsonderzoek volgt dat vanwege meerdere bronnen de geluidbelastingen de betreffende voorkeursgrenswaarden overschrijden. Er wordt overal voldaan aan de maximale ontheffingswaarde voor iedere bron. De gecumuleerde geluidbelasting van meerdere bronnen (indien van toepassing) wordt overal aanvaardbaar geacht.
Voor dit plan dienen voor de Sweserengseweg en de Sportparkweg hogere waarden te worden verleend. Via een planregel is geborgd dat bij de uitwerking aan deze waarden wordt voldaan en dat ook de aanvullende randvoorwaarden zoals luwe gevels in acht worden genomen.
Actieplan geluid
De geluidbelasting ten gevolge van de Sportparkweg is ten hoogste 65 dB. De plandrempel wordt hier niet overschreden. Ten gevolge van de Amsterdamsestraatweg respectievelijk de Sweserengseweg is de geluidbelasting 57 dB, ook hier wordt de plandrempel niet overschreden.
Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geluid bezien geen belemmeringen voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied. Voor dit plan wordt parallel aan de ruimtelijke procedure een hogere waarde procedure voor de hierboven genoemde geluidbronnen doorlopen.
5.5 Geur
Kader
Bedrijven kunnen geurhinder veroorzaken. Voor specifieke bedrijven is in de Wet milieubeheer een richtwaarde aangegeven voor de hoeveelheid geur (uitgedrukt in geureenheden/m3) die acceptabel is in de omgeving van bedrijven. Deze geuruitstoot heeft ruimtelijke consequenties.
Voor het bedrijventerrein Lage Weide geldt bestemmingsplan 'Lage Weide' (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 november 2018). Om nieuwe onaanvaardbare hinder bij geurgevoelige objecten buiten het plangebied van bestemmingsplan 'Lage Weide' te voorkomen, heeft de gemeente Utrecht beleidsregels vastgesteld voor de beoordeling van de cumulatieve geurbelasting vanwege bedrijven op Lage Weide. Dit beleid is vastgelegd in de 'Beleidsregel geur bestemmingsplan Lage Weide 2018'. De beleidsregel gaat uit van een aanvaardbare cumulatieve geurbelasting bij geurgevoelige objecten buiten het plangebied die overeenkomt met maximaal H=-1 (lichte hinder) als 98 percentiel. Voorafgaand aan de vaststelling van het gemeentelijke geurbeleid is de cumulatieve geurbelasting van geurrelevante inrichtingen binnen het plangebied bepaald. Op basis hiervan is een geurcontour gemaakt. Deze geurcontour geeft de bestaande situatie weer ten tijde van het vaststellen van bestemmingsplan 'Lage Weide'. Wanneer een nieuw geurrelevant bedrijf zich in Lage Weide wil vestigen of een bestaand geurrelevant bedrijf wil uitbreiden, moet op basis van de beleidsregels getoetst worden of er geen aantoonbare overschrijding van de aanvaardbare cumulatieve geurbelasting optreedt.
Plangebied
Omdat de te realiseren geurgevoelige objecten in het plangebied zijn gelegen buiten de geurcontour van het bestemmingsplan Lage Weide, is sprake van een aanvaardbaar niveau van geurhinder en een goed woon- en leefklimaat voor wat betreft geur. In de omgeving van het plangebied liggen buiten het bedrijventerrein Lage Weide geen functies die een relevante geurbron zijn.
Conclusie
Vanuit geur bestaan er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van Zuilense Vecht.
5.6 Externe Veiligheid
Kader
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. Daartoe moeten in de eerste plaats risicobronnen geïnventariseerd worden. Vervolgens wordt een toets uitgevoerd aan de betreffende wet- en regelgeving.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
In andere regelgeving dan Bevi kunnen ook risiconormen of aan te houden effectafstanden zijn opgenomen ten aanzien van inrichtingen. Te denken valt aan het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit ten aanzien van propaantanks, benzine- en aardgastankstations en gasdrukregelstations.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidskader elektromagnetische straling
Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseert de Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
PlangebiedBeoordeling risicobronnen
Het plangebied maakt kwetsbare objecten mogelijk en is daarmee mogelijk een risico ontvanger van risicobronnen in de omgeving. Op basis van de professionele risicokaart bevinden zich in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen. In bijlage 11 is een uiteenzetting gegeven waarin per risicobron wordt beschreven of de risicobron relevant is voor het plangebied vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Uit de beoordeling van deze risicobronnen blijkt dat de volgende risicobronnen relevant zijn voor het plangebied:
- Corridor Amsterdam-Rijnkanaal;
- Spoorroute Breukelen-Utrecht Noord;
- Rijksweg A2;
- Hogedruk aardgastransportleiding W-500-01.
Toetsing plaatsgebonden risico en groepsrisico
Voor de toetsing van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de Corridor Amsterdam-Rijnkanaal en de hogedruk aardgastransportleiding W-500-01 is al een Kwantitatieve Risicoanalyse opgesteld (zie bijlage 12). Hieronder worden de conclusies uit dat rapport overgenomen.
Corridor Amsterdam-Rijn
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van deze Corridor is vastgelegd in de Regeling Basisnet. Deze bedraagt 0 meter en daarmee voldoet het plan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het plan.
Groepsrisico
Door middel van de vuistregels, gegeven in de bijlage van de HART, is geconcludeerd dat er geen RBM II berekening nodig is om het groepsrisico te berekenen. De Corridor Amsterdam-Rijn overschrijdt de oriëntatiewaarde niet. Bovendien wordt 10% van de oriëntatiewaarde niet overschreden omdat er geen aanwezigheidsdichtheden groter dan 500 personen per hectare voorkomen en er worden geen toxische stoffen van de categorie LT2 en GT3 over de Corridor Amsterdam-Rijn getransporteerd. Het groepsrisico van de Corridor Amsterdam-Rijn vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling
Vrijwaringszone
Voor de Corridor Amsterdam-Rijn geldt een vrijwaringszone van 25 meter, gemeten vanaf de begrenzingslijn van de Rijksvaarweg. Gezien het gebiedsplan worden er geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd in deze zone. De vrijwaringszone vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Spoorroute Breukelen-Utrecht Noord
Plaatsgebonden risico
Het plaatsebonden risico van de spoorlijn is vastgesteld in de Regeling Basisnet. Deze bedraagt 0 meter en daarmee voldoet het plan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het plan.
Plasbrandaandachtsgebied
Conform de Regeling basisnet heeft deze spoorlijn geen plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Groepsrisico
Het plangebied bevindt zich op meer dan 200 meter van het spoortraject. Conform artikel 7 van het Bevt betekent dit dat het groepsrisico niet van toepassing is. Er dient enkel inzicht gegeven te worden in de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en rampenbestrijding. Zie hiervoor het kopje 'beperkte verantwoording groepsrisico'.
Rijksweg A2
Plaatsgebonden risico
Het plaatsebonden risico van de Rijksweg is vastgesteld in de Regeling Basisnet. Deze bedraagt 0 meter en daarmee voldoet het plan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het plan.
Plasbrandaandachtsgebied
Conform de Regeling basisnet heeft het betreffende wegvak (U88) een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG is een zone van 30 meter aan weerszijden van het wegvak. Aangezien het plangebied op zo'n 1500 meter is gelegen vormt het PAG geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Groepsrisico
Het plangebied bevindt zich op meer dan 200 meter van de Rijksweg. Conform artikel 7 van het Bevt betekent dit dat het groepsrisico niet van toepassing is. Er moet enkel inzicht gegeven worden in de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en rampenbestrijding. Zie hiervoor het kopje 'beperkte verantwoording groepsrisico'.
Hogedruk aardgastransportleiding W-500-01
Plaatsgebonden risico
De in het plangebied gelegen hogedrukaardgasleiding W-500-01 heeft geen plaatsgebonden risicocontour van PR10-6 per jaar ter hoogte van het plangebied. Dit betekent dat wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde uit het Bevb voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Groepsrisico
Voor de bepaling van de hoogte van het groepsrisico is een kwantitatieve berekening (QRA) uitgevoerd (zie bijlage 11). Uit deze berekening blijkt dat de hoogte van het groepsrisico ter hoogte van het plan onder de 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ligt. Daarnaast wordt het hoogste punt van het groepsrisico door de voorgenomen ontwikkeling niet beïnvloed. Het groepsrisico vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Belemmeringstrook
Op basis van de risicoberekening van de hogedrukaardgasleiding kan geconcludeerd worden dat er, wat betreft externe veiligheid, geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen plannen. Wel moet hierbij rekening gehouden worden met de belemmeringenstrook van vijf meter, welke vrijgehouden moet worden van bebouwing.
Conclusie
Vanuit het oogpunt externe veiligheid zijn de volgende risicobronnen relevant voor het plangebied:
- Corridor Amsterdam-Rijn;
- Spoorroute Breukelen-Utrecht Noord;
- Rijksweg A2;
- Hogedruk aardgastransportleiding W-500-01;
Deze vormen geen belemmeringen voor de realisatie van de beoogde ontwikkelingen.
5.7 Luchtkwaliteit
Kader
Plannen moeten voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: “het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigd dan het dienen van de belangen afzonderlijk”. Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is inzicht in de luchtkwaliteit situatie van belang. Daarnaast wordt gekeken naar de beoordelingsmethoden die de landelijke GGD en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert. Hiermee wordt meteen geanticipeerd op de Omgevingswet, waarin gezondheid en milieu meer aan elkaar worden gekoppeld.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit is hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Voor PM1 en PM0,1 zijn geen wettelijke grenswaarden of WHO-advieswaarden beschikbaar. De wettelijke grenswaarden en WHO advieswaarden van NO2, PM10 en PM2,5 zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen wanneer de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
* Van toepassing voor wegen waarvan ten minste 40.000 motorvoertuigen per etmaal gebruik maken.
** De daggemiddelde grenswaarde is voor PM10 belangrijker dan de jaargemiddelde norm van 40 µg/m3. Want de daggemiddelde norm komt ongeveer overeen met 31,3 µg/m3 jaargemiddeld.
*** Streefwaarden uit de Europese richtlijnen staan als 'richtwaarden' in de Wet milieubeheer. Deze richtwaarde staat in voorschrift 4.7 uit bijlage 2 van de Wm en geldt alleen voor de rijksoverheid.
Plangebied
Uit de NIBM-tool blijkt dat de planbijdrage geen noemenswaardige invloed heeft op de luchtkwaliteit indien de extra verkeersbijdrage maximaal 1050 voertuigbewegingen per dag (waarvan maximaal 5% vrachtverkeer) bedraagt.
Op basis van de (geraamde) verkeerstoename zoals bepaald in de Verkeersmodellering Zuilense Vecht blijkt voor een aantal wegen de verkeerstoename meer dan 1050 voertuigen per etmaal te zijn. Er is daarom een notitie luchtkwaliteit opgesteld waarin is getoetst aan de wettelijke grenswaarden voor maatgevende stoffen (zie bijlage 13).
Onderstaande tabel geeft het resultatenoverzicht uit de notitie luchtkwaliteit. Hierin is een overzicht gegeven van de maximaal berekende jaargemiddelde concentraties van de componenten NO2, fijn stof (PM10), fijner stof (PM2,5) en Elementair koolstof (EC) voor jaar 2020 én van de hoogste variant voor 2030.
(1): situatie 2020 met 20% correctie t.o.v. basisjaar 2015
(2): autonome groei zonder plan Zuilense Vecht
(3): situatie 2030 met Zuilense Vecht
Luchtconcentraties Zuilense Vecht voor NO2, fijn stof en EC
Uit de berekende resultaten is te zien dat de toekomstvarianten op vooral fijn stof en EC weinig onderling verschil hebben.
Uit de berekende resultaten blijkt dat wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden van NO2 en fijn stof (PM10 en PM2,5). Hiermee wordt voldaan aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer.
De WHO-advieswaarde voor PM10 in 2020 wordt ook gehaald. Voor PM2,5 gebeurt dit nog niet in 2020 maar wel vóór 2030. Hiermee is het niet aannemelijk dat er sprake is van risico's voor de volksgezondheid i.v.m. de plaatselijke luchtkwaliteit. Dat wil niet zeggen dat er geen klachten kunnen zijn over gezondheid, die kunnen dan echter niet zonder meer worden toegeschreven aan de luchtkwaliteit.
Conclusie
Op basis van het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek is de conclusie dat in de toekomstige bestemmingsplannensituatie, zowel het hele project Zuilense Vecht (gelegen binnen twee gemeenten) als beide plangebieden afzonderlijk, aan het gestelde in artikel 5.16 eerste lid 1, onder a en onder c, van de Wet milieubeheer wordt voldaan. Hiermee zijn er geen belemmeringen vanuit luchtkwaliteit om het bestemmingsplan vast te stellen.
5.8 Bodem
Kader
Bij het bestemmingsplan wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:
- Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan, is een 'nieuw' geval. Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan dienen te worden gemaakt.
- Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt ten minste functiegericht en kosteneffectief.
- Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen, middels een melding of een vergunning.
- Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor nieuwbouw moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden verricht. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is. Indien voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabijgelegen grondwaterverontreinigingen.
Plangebied
In het kader van de herinrichting van het projectgebied Zuilense Vecht is inzicht in de bodemkwaliteit nodig. Zo moet de (actuele) bodemkwaliteit bekend zijn op die plekken waar nieuwbouw (van bijvoorbeeld woningen, een schoolgebouw of clubgebouwen) gaat plaatsvinden. Binnen het projectgebied verandert ook de ligging van enkele watergangen; sommige sloten worden gedempt en op andere plekken komen nieuwe sloten of wordt nieuw oppervlaktewater (met bijv. eilandjes) aangelegd. Ook de padenstructuur binnen het gebied verandert, met als belangrijkste wijziging de aanleg van een centraal lint (een centrale weg) door het hele gebied. Een groot deel van de sportvelden wijzigt, verdwijnt of verandert van een natuurgrasveld in een kunstgrasveld. Bij al deze ingrepen vindt grondverzet plaats waarbij het belangrijk is om, voor aanvang van de werkzaamheden, gegevens over de bodemkwaliteit te hebben, zodat bijvoorbeeld niet onnodig met verontreinigde grond wordt geschoven én de aannemer die het werk gaat uitvoeren in staat is om, zo nodig, maatregelen vanuit de ARBO-regelgeving te nemen.
Voordat daadwerkelijk bodemonderzoek (veldwerk en analyses) kan worden uitgevoerd, moet eerst door een 'historisch vooronderzoek' inzichtelijk worden gemaakt wat al bekend is van de bodemkwaliteit binnen het gebied (en ook van de direct aangrenzende percelen waar eventueel perceelgrensoverschrijdende bodemverontreinigingen zijn vastgesteld).
Het grootste deel van het historisch vooronderzoek is inmiddels uitgevoerd door de bestudering van bestaande bodemrapporten (zowel van het grondgebied van de gemeente Utrecht als van het grondgebied van de gemeente Stichtse Vecht). Binnen het projectgebied zijn geen grootschalige bodemverontreinigingen bekend. Grote financiële risico's, vanwege 'dure' bodemsaneringen, worden daarom niet verwacht.
Beschikbare gegevens bodemkwaliteit grondgebied gemeente Stichtse Vecht:
Beschikbare gegevens bodemkwaliteit
Bovenstaand een kaartje van het deel van het plangebied dat bij de Gemeente Stichtse Vecht behoort. Op dit kaartje (bron Geoportaal, zie website ODRU) zijn:
- bodemlocaties gearceerd aangegeven die geregistreerd zijn bij het bevoegd gezag Wbb (dit is de RUD Utrecht namens de provincie Utrecht):
- 1. Vanuit het aangrenzende voormalige DSM-terrein (noordwestzijde gebied, paars geblokt weergegeven, de huidige woonwijk Op Buuren), waar de bodemsanering in 2020 is afgerond maar waar weliswaar nog een restverontreiniging in de bodem aanwezig is, is op basis van het evaluatierapport van de bodemsanering geen beïnvloeding te verwachten van de bodemkwaliteit van het plangebied.
- 2. Naar aanleiding van het in 2004 uitgevoerde bodemonderzoek ter plaatse van het gemeentelijk gronddepot (Amsterdamsestraatweg, hoek met Zuilenselaan, bovenstaand oranje geblokt weergegeven) heeft het bevoegd gezag in 2005 aangegeven dat een vervolgonderzoek nodig is om de aangetroffen PAK-verontreiniging beter in beeld te brengen. Mogelijk moet de bodem ook nader op asbest worden onderzocht. Onderzoek kan uitgevoerd voorafgaand aan de ontmanteling van het gemeentelijk gronddepot.
- daarnaast (in het groen) bodemonderzoeken aangegeven die geregistreerd zijn bij de gemeente c.q. de omgevingsdienst:
- 1. Ter plaatse van de OVVO-sporthal en het aangrenzende noordwestelijk stukje grond (waar een tijdelijke sporthal heeft gestaan en waar een nieuw schoolgebouw zal worden gebouwd) hebben onderzoeken plaatsgevonden en daarbij is geen/nauwelijks bodemverontreiniging aangetroffen. Onderzoek naar de aanwezigheid van asbest is niet uitgevoerd. Omdat puinbijmengingen in de bodem zijn waargenomen is de grond asbestverdacht. Dit is een aandachtspunt voor verder onderzoek. Daarnaast is bekend dat ten westen van de sporthal een boomgaard heeft gelegen waar mogelijk met bestrijdingsmiddelen is gewerkt; ook dit is een aandachtspunt bij verder bodemonderzoek.
- 2. In bovenstaand kaartje is met blauwe lijnen de (globale) ligging van voormalige sloten aangegeven. Ook dit is een aandachtspunt bij verder bodemonderzoek omdat voormalige sloten mogelijk met bodemvreemde materialen (zoals puin) zijn gedempt. Op basis van de website Topotijdreis.nl (van het kadaster) is het sportpark rond 1980 aangelegd; daarvoor bestond het gebied uit weilanden.
Op basis van de nu beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat het gebied hoogstwaarschijnlijk geschikt is of geschikt is te maken voor het toekomstig gebruik. Weliswaar blijkt uit het bovenstaande dat er aandachtspunten zijn voor vervolg-bodemonderzoek maar grootschalige bodemverontreiniging wordt niet verwacht.
De meeste onderzoeken zijn echter gedateerd en het plangebied is niet volledig onderzocht. Voor gestart kan worden met werkzaamheden zal in ieder geval bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op die plekken waar grondverzet plaatsvindt en/of waar gebouwd zal worden. De historische informatie vormt de input voor de onderzoeksopzet van dit nog uit te voeren bodemonderzoek. Mocht uit de bovenstaande aanvullende onderzoeken blijken dat wél sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dan is het volgende van toepassing: Indien gegraven wordt in een sterk verontreinigde bodem is sprake van een “sanerende handeling”. Voor het verrichten van “sanerende handelingen” moet een melding in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) worden verricht (BUS-melding of saneringsplan).
In het geval van grondverzet kan gebruik worden gemaakt van de Nota bodembeheer NoordWest-Utrecht en de bijbehorende bodemkwaliteitskaarten. Op basis van de geldende bodemkwaliteitskaart is alleen toepassing van schone grond in dit (plan)gebied toegestaan.
Ondergrond
De ondergrond biedt kansen voor de duurzame energie (bodemenergie), waterberging (klimaatadaptatie), ruimte voor groen en ondergrondse infrastructuur (kabels en leidingen, parkeerkelders). Bij plannen voor benutting van de ondergrond wordt geadviseerd het ondergronds ruimtegebruik mee te nemen in het planontwerp, zodat meervoudig ondergronds gebruik geen belemmering of nadelige beïnvloeding op elkaar heeft.
Conclusie
Op basis van de beschikbare bodemonderzoeksgegevens blijkt dat de bodem op de locatie over het algemeen niet noemenswaardig verontreinigd is. Voor de uitvoering van grondverzet, het dempen van watergangen en het bouwen van opstallen moet ter plaatse aanvullend onderzoek worden uitgevoerd.
Vooralsnog bestaat ten aanzien van de bodemkwaliteit geen grote belemmering voor de toekomstige bestemming. Vervolg-bodemonderzoek kan meer duidelijkheid geven.
5.9 Natuurbescherming
Kader
Op grond van de Wet natuurbescherming moeten initiatiefnemers onderzoek doen naar de effecten van hun activiteiten op beschermde dier- en plantensoorten en beschermde gebieden. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet van tevoren duidelijk zijn dat de Wet natuurbescherming niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan. Daarnaast kunnen regels gelden op grond van de Interim Omgevingsverordening.
Beschermde dier- en plantensoorten
Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet er worden onderzocht:
- 1. of er beschermde soorten voorkomen in het plangebied;
- 2. of er verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming worden overtreden;
- 3. of er vrijstellingen gelden of dat er een ontheffing nodig is.
Als er een ontheffing nodig is, moet aannemelijk zijn dat deze verleend zal worden. Daarnaast moet er duidelijkheid zijn over eventuele ontheffingsvoorwaarden en het treffen van mitigerende maatregelen.
Beschermde gebieden
Natura 2000-gebieden
Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt door middel van een zogenaamde 'voortoets' bekeken of een passende beoordeling van dat plan moet worden gemaakt. Een passende beoordeling moet worden gemaakt als de waarschijnlijkheid of het risico bestaat dat het plan significante gevolgen heeft voor een of meerdere Natura 2000-gebieden (al dan niet in combinatie met andere plannen of projecten).
Het bestemmingsplan kan in beginsel alleen worden vastgesteld als er zekerheid bestaat dat de natuurlijke kenmerken van het betreffende gebied niet worden aangetast. Als er een passende beoordeling nodig is, geldt er ook een plan-merplicht (artikel 7.2a Wet milieubeheer (Wm)).
Als het plan een herhaling of voortzetting is van een plan of project waarvoor al eerder een passende beoordeling is gemaakt, hoeft er niet opnieuw een passende beoordeling te worden gemaakt (voor zover deze redelijkerwijs geen nieuwe gegevens of inzichten kan opleveren over de significante gevolgen ervan).
Nationaal Natuur Netwerk (v.m. EHS) en Groene Contour
In de Interim Omgevingsverordening zijn regels vastgelegd waar (afwijkingen) van bestemmingsplannen aan moeten voldoen. In de Interim Omgevingsverordening (artikel 6.1 en verder) zijn regels vastgelegd waar (afwijkingen van) bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Algemene zorgplicht
Ten slotte geldt de zorgplicht van artikel 1.11 Wet natuurbescherming: een ieder neemt voldoende zorg in acht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Als het toch noodzakelijk is om handelingen uit te voeren, dan moet zoveel als redelijkerwijs mogelijk geprobeerd worden om negatieve effecten te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Daarom moet iemand die een bepaalde handeling wil verrichten zich vooraf op de hoogte stellen van de aanwezige flora en fauna, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen daarvoor van zijn handelen. De zorgplicht dient mede als vangnet voor de bescherming van soorten, waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt.
Plangebied
Wettelijk beschermde dier- en plantensoorten
In 2019 is er een bureaustudie verricht naar het voorkomen van beschermde soorten in het plangebied (bijlage 14).
Uit de quickscan bleek dat er in het plangebied mogelijk verblijfplaatsen van huismus, gierzwaluw, sperwer en vleermuizen aanwezig zijn. Hiervoor is er in 2020 nader onderzoek verricht (bijlage 15).
Huismus, gierzwaluw, sperwer en kleine modderkruiper
Uit het nader onderzoek blijkt dat het plangebied geen functie heeft voor de huismus, gierzwaluw en sperwer. In de watergangen zijn tijdens het onderzoek geen kleine modderkruipers waargenomen.
Gewone dwergvleermuis
Wel komt naar voren dat de doorgaande watergang met aansluitende bomenrijen aan de oostkant van het plangebied functioneert als essentieel foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis. Het essentieel foerageergebied bevindt zich in beide gemeenten. Daarnaast is het aannemelijk dat er drie paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis binnen het plangebied aanwezig zijn.
Door het dempen van de watergang (die haaks op de watergang evenwijdig aan de Burgemeester Norbruislaan loopt), waar de nieuwe sportaccommodatie binnen Utrecht komt, is een deel van het essentieel foerageergebied verloren gegaan. Het verwijderde deel van een deel van het foerageergebied kan gevolgen hebben, als de overige delen van het foerageergebied de functie van het verwijderde deel niet kunnen overnemen. Het overige deel van het essentieel foerageergebied, dat langs de doorgaande watergang ligt, is veel groter dan het verwijderde deel en wordt ook intensiever gebruikt dan het verwijderde deel. Alle bomen en ondergroei blijven (op nieuwe doorsteken binnen de gemeente Utrecht na, die aan voorwaarden moeten voldoen) langs de doorgaande watergang behouden. Hierdoor is de verwachting dat het dempen van de watergang voor de nieuwe sportaccommodatie geen negatief effect heeft op het gebruik van het totaal aan essentieel foerageergebied.
Er verdwijnt een bestaande doorsteek en de andere bestaande doorsteek wordt versmald. Het aantal te kappen bomen per doorsteek blijft beperkt, waardoor de kronen van de bomen elkaar blijven raken. Vleermuizen kunnen daardoor via de boomkronen in het donker blijven foerageren. De afstand tussen begroeide delen (bomen en ondergroei) blijft beperkt tot maximaal 10 meter, waardoor de verwachting is dat het essentieel foerageergebied niet negatief beïnvloed wordt door het kappen en rooien. De gewone dwergvleermuis is een opportunistische soort die geen aaneengesloten zones nodig heeft om te jagen. Uit ervaringen met vleermuisonderzoek is bekend dat gewone dwergvleermuizen ook straten en wegen zonder begeleidend groen oversteken en makkelijk foerageren in meer open gebied. De woningbouw vindt alleen in het uiterste noorden en uiterste zuiden van het plangebied van Zuilense Vecht plaats. Het centrum van het essentieel foerageergebied blijft daarbij onaangetast, op de te kappen bomen voor de doorsteken na. Er vinden geen bouw- of andere werkzaamheden plaats in het essentieel foerageergebied.
Door verlichting van de nieuwe woningen, de nieuwe sportaccommodatie, de sportvelden en de straatverlichting heeft het plangebied in de nieuwe situatie meer verlichtingsbronnen dan in de bestaande situatie. Met name bij de reeds aanwezige en de nieuw te realiseren doorsteken in de bomenrij kan het essentieel foerageergebied meer verlicht worden. Op andere locaties blijft de bomenrij en de ondergroei behouden zoals in de huidige situatie, zodat het essentieel foerageergebied daar op dezelfde manier donker blijft.
In paragraaf 5.2.1 van het nader onderzoek worden al voorstellen gedaan om de lichtsituatie in het essentieel foerageergebied niet te laten toenemen. Om verlichting te voorkomen worden maatregelen getroffen binnen de gemeente Utrecht, waaronder het opvullen van gaten met beplanting in de onderbegroeiing tussen de sportvelden en de toekomstige woningbouw. Daarnaast mogen de nieuwe doorsteken alleen verlicht worden met vleermuisvriendelijke verlichting, waarvan onder andere de plaatsing met een gemeentelijke ecoloog afgestemd moet worden. Het is dan ook mogelijk om binnen het plangebied voldoende maatregelen te nemen om de lichtsituatie op het essentieel foerageergebied niet te laten toenemen. Hierbij is ook van belang dat er in de nieuwe situatie maatregelen worden getroffen die een ecologische plus geven aan het gebied. Er wordt bijvoorbeeld een Groene Strip aangelegd, waarmee centraal in het gebied een grasveld met bomen wordt aangelegd. Aan de noordkant van de Zuilenselaan wordt een plas-dras/moeraszone aangelegd. Deze gebieden trekken insecten aan, waardoor de foerageermogelijkheden in het plangebied aanzienlijk toenemen. Hierdoor blijft de situatie voor vleermuizen in balans en wordt het gebied voor andere diersoorten versterkt.
Door de sloop van het gebouw van VV Maarssen en de kap van de bomen ten westen van veld 11 verdwijnt een paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuizen binnen de gemeente Stichtse Vecht. Hiervoor is een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming nodig. Het is aannemelijk dat deze ontheffing wordt verleend.
Waarnemingen gewone dwergvleermuis (bron: onderzoek Regelink, 2022)
Ruige dwergvleermuizen, laatvliegers, rosse vleermuizen en watervleermuizen
Er zijn ook foeragerende ruige dwergvleermuizen, laatvliegers, rosse vleermuizen en watervleermuizen waargenomen. In het plangebied zijn geen aanwijzingen gevonden voor vaste zomer-, kraam- en/of winterverblijfplaatsen van deze soorten. Het plangebied wordt alleen gebruikt om te foerageren. Op grond van de beperkte hoeveelheid foeragerende dieren van deze soorten is het onwaarschijnlijk dat het plangebied essentieel foerageergebied betreft. Er zijn geen zomer- en/of kraamverblijfplaatsen, winterverblijfplaatsen of essentiële vliegroutes waargenomen.
Beschermde gebieden
Er is getoetst in hoeverre de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen beschermde gebieden beïnvloedt of daar negatieve effecten op heeft.
Natura 2000
Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied is Oostelijke Vechtplassen, dat op ongeveer 3 kilometer afstand van het plangebied ligt. Om de bijdrage aan de stikstofdepositie van het plan te bepalen is er een berekening gemaakt met de AERIUS Calculator versie 2023 voor zowel de bouw- als gebruiksfase en voor de ontwikkelingen in beide gemeenten (zie bijlage 16 en 17). Na interne saldering komt de stikstofdepositie voor de gebruiksfase uit op 0,00 mol/hectare/per jaar. Voor de bouwfase is er sprake van een (tijdelijke) stikstofdepositie van 0,01 mol/hectare/per jaar. Voor de bouwfase is daarom een voortoets uitgevoerd (zie bijlage 18). In de voortoets wordt geconcludeerd dat uit de ecologische beoordeling naar voren komt dat de instandhoudingsdoelstellingen die voor Oostelijke Vechtplassen zijn vastgesteld, niet worden belemmerd door het voornemen. Er is dus geen sprake van significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. Dit betekent dat er voor Zuilense Vecht geen passende beoordeling gemaakt hoeft te worden en geen vergunning benodigd is op grond van de Wet natuurbescherming (artikel 2.7 en artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming). Daarnaast hoeft er geen MER opgesteld te worden op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
Wel geldt er een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht, omdat het gaat om een stedelijke ontwikkeling uit het Besluit m.e.r. en hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.2.
Natuur Netwerk Nederland (NNN)
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Directe effecten of het NNN zijn uit te sluiten en het toetsingskader van het NNN is niet van toepassing.
Wettelijke zorgplicht
Vanuit de zorgplicht van de Wet natuurbescherming moeten handelingen achterwege blijven waarvan men kan vermoeden dat zij nadelige gevolgen kunnen hebben voor beschermde gebieden of soorten. Om invulling te geven aan de zorgplicht dient er voorafgaand aan de werkzaamheden een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld.
Conclusie
Voor de werkzaamheden binnen de gemeente Stichtse Vecht is een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming nodig voor het verwijderen van een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis. Het is aannemelijk dat deze ontheffing wordt verleend. Daarnaast bevindt zich een essentieel foerageergebied van de gewone dwergvleermuis in het plangebied. Delen van het essentieel foerageergebied ondervinden negatieve effecten van de werkzaamheden, maar het grootste (centrale en meest intensief gebruikte) deel blijft behouden, op de kap van enkele bomen bij de doorsteken na. Er worden maatregelen genomen, zodat de situatie van het essentieel foerageergebied langs de watergang niet verslechterd. Hierbij is ook van belang dat er in de nieuwe situatie ook maatregelen worden getroffen die een ecologische plus geven aan het gebied. De stikstofdepositie vormt ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
5.10 Water
Kader
Door ruimtelijke ontwikkelingen kan het functioneren van het watersysteem onder druk komen te staan. Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van water gerelateerd beleid en water gerelateerde beheeraspecten door ruimtelijke ontwikkelingen vroegtijdig en evenwichtig te toetsen aan de relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.
Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf' (zie voor de volledige waterparagraaf bijlage 19, een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie. Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van plannen vroegtijdig inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en in het wateradvies van de waterbeheerders opgenomen.
Door afstemming met de waterbeheerder wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem tijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Gelijktijdig met het opstellen van het bestemmingsplan werken de gemeenten Utrecht en Stichtse vecht aan het Voorlopig ontwerp Inrichtingsplan. Hierin wordt de uitgangspunten van het eerder vastgestelde IPvE/FO verder uitgewerkt. Zo wordt ook de exacte uitwerking aanleg en inrichting van nieuwe watergangen, waterpartijen en bijbehorende voorzieningen vastgelegd via het VOIP. In het VOIP wordt ook ingegaan op het toekomstig beheer. Het VOIP is gedeeld met de waterbeheerder.
Plangebied
Oppervlaktewatersysteem
Het watersysteem Zuilense Vecht bestaat in de huidige situatie uit twee delen. Het Utrechtse deel en het Stichtse Vecht deel. Deze worden door de Zuilenselaan in het midden van het plangebied fysiek gescheiden. Het noordelijk gedeelte voert water hoofdzakelijk af door infiltratie. In natte situaties is er de mogelijkheid om aan de noordzijde van het plangebied een pomp te installeren (capaciteit 9 m3/uur) welke water afvoert via een duiker naar de Vecht. Deze pomp zorgt in droge situaties voor extra water toevoer vanuit het noorden. Vanuit het zuidelijke gedeelte wordt het water met een gemaal in het oosten afgevoerd naar de Vecht. Hiervoor zijn er twee duikers (rond 800 mm) onder de Burgemeester Norbruislaan. Het plangebied Zuilense Vecht bevindt zich in het peilgebied Sportpark Zuilen (PG0132) dat een zomerpeil heeft van -0,20 mNAP en een winterpeil van -0,30 mNAP. In de toekomstige situatie wanneer het nieuwe watersysteem gereed is zal overgegaan worden naar een vast peil van NAP -0,30m.
Waar nodig en mogelijk worden de te smalle watergangen verbreed, zodat ze minimaal 5 meter breed zijn van insteek talud tot insteek talud. De te dempen watergangen zijn op de kaart aangegeven met rode lijnen. Alle overige bestaande watergangen blijven ongewijzigd.
Alle nieuwe watergangen hebben een aanlegdiepte van 1.0 m diep met een bodembreedte van minimaal 0.50 meter en taluds van minimaal 1 : 1.5. De twee grote waterpartijen in Stichtse Vecht zijn eveneens 1.0 meter diep. Op een aantal willekeurige plekken in deze waterpartijen wordt een iets grotere waterdiepte gerealiseerd (1.25 - 1.50 m diep), om de overlevingskans van waterdieren in de winter te vergroten.
Hoogteligging en drooglegging
Momenteel liggen de sportvelden lager dan de omliggende woongebieden, deze hebben een hoogteligging van ca. +0,40 mNAP tot +0,80 mNAP. De omliggende wegen en bebouwing zijn hoger gelegen en kennen een hoogte van ca. +1,20 mNAP tot +1,50 mNAP. Op basis van de hoogtegegevens en het peilgebied waar het plangebied Zuilense Vecht zich in bevindt is de drooglegging bepaald. Daaruit kan opgemaakt worden dat in de huidige situatie onvoldoende drooglegging aanwezig is (<1,1m) in het plangebied, waarmee niet voldaan wordt aan de norm van de gemeente Utrecht en het HDSR.
Om deze reden is bij de herinrichting van het plangebied Zuilense Vecht noodzakelijk om het maaiveld op te hogen. Op veel plekken buiten de nieuwbouwvelden zal dit echter niet mogelijk zijn i.v.m. bestaande drempelhoogtes en bomen in het plangebied.
De nieuwe woonvelden krijgen een ligging die aansluit op de hoogteligging van de omliggende woongebieden. Om dit te bewerkstelligen worden de nieuwbouwvelden 0,70 tot 1,50 m opgehoogd. Voor nieuwe kunstgrasvelden is het mogelijk om deze iets verhoogd te realiseren, maar de nieuwe hoogte kan slechts minimaal hoger liggen dan de bestaande velden i.v.m. een goede aansluiting op de omgeving.
In Zuilense Vecht wordt de grond die vrijkomt uit het graven van watergangen en cunetten in de openbare ruimte verwerkt. Dit is mogelijk op twee locaties: de centrale speelplek en de urban sports. De maximale ophoging van deze gebieden bedraagt 30 cm i.v.m. het beperken van taluds en een onopvallende aansluiting op de omgeving. Het is nog niet bekend of de grond die vrijkomt uit de sportvelden wordt verwerkt in de openbare ruimte of moet worden afgevoerd.
Waterkwaliteit
Het waarborgen van een goede waterkwaliteit heeft meerdere doelen. Beleving, biodiversiteit en een gezond leefklimaat. De recreatieve druk op het water zal toenemen waardoor het waarborgen van een goede waterkwaliteit belangrijker wordt. Door klimaatverandering en hogere temperaturen van het water, is er echter ook meer kans op waterkwaliteit problemen.
In Zuilense Vecht worden alleen natuurlijke oevers toegepast. Er worden geen nieuwe damwanden, kades en beschoeiingen aangelegd. De aanleg van natuurvriendelijke oevers en het voorkomen van bronnen van vervuiling van het oppervlaktewater dragen bij aan een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. Voor een goede waterkwaliteit en ecologie is verbinding van waterpartijen van belang. Zo ook bij aan te leggen natuurvriendelijke oevers zodat een ecologische verbinding ontstaat. In onderstaand figuur wordt weergegeven op welke locaties er natuurvriendelijke oevers worden aangelegd binnen het project Zuilense Vecht.
Watergangen met plasdras-zones / natuurvriendelijke oevers
Bij natuurvriendelijke oevers vindt zowel groen- als watercompensatie plaatst. In dat geval telt 75% van het extra oppervlaktewater van de oever mee als volledige watercompensatie. Het hemelwater van dakoppervlak en erfverharding kan direct worden afgevoerd naar de infiltratievoorziening of wadi. Op deze manier wordt het hemelwater op een natuurlijke wijze gezuiverd en geïnfiltreerd. Om vervuiling van afstromend hemelwater en verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, mogen geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, lood en koper) worden toegepast voor dak, dakgoot en regenpijp.
Grondwater en bodemsamenstelling
Eerste watervoerend pakket
De gemiddelde, langjarige stijghoogte van het eerste watervoerend pakket is afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de 'Grondwatercontourkaart gemeente Utrecht' (31-07-2019). Op basis van deze kaart worden voor het plangebied Zuilense Vecht de volgende gemiddelde stijghoogten en seizoens-variatie verondersteld:
- 1. droge periode, gemiddelde lage grondwaterstand (GLG) = tussen -0,90 en -0,70 mNAP;
- 2. gemiddeld periode, gemiddelde grondwaterstand (GGG) = tussen -0,80 en -0,60 mNAP;
- 3. natte periode, gemiddelde hoge grondwaterstand (GHG) = tussen -0,70 en -0,50 mNAP.
De grondwaterstroming in het plangebied is van zuidoost naar noordwest en varieert in natte perioden.
Freatisch pakket
De momentane, freatische grondwaterstand is afhankelijk van het neerslagverloop, de bodemopbouw en de aard en omvang van afwatering- en ontwateringsvoorzieningen. Slecht doorlatende lagen als klei en veen belemmeren de interactie met het eerste watervoerend pakket en kunnen een lokale schijngrondwaterstand creëren. Bodemonderzoek moet uitwijzen wat de lokale bodemgesteldheid is en wat de consequenties hiervoor zijn voor de freatische grondwaterstand en de toepasbaarheid van IT-riolen en wadi's.
Ontwateringsdiepte en ondergrond
Een droge ondergrond is een belangrijke randvoorwaarde voor het faciliteren van een bestemming van een gebied. Voldoende ontwateringsdiepte in een plangebied is van groot belang om grondwateroverlast te voorkomen, juist bij de toepassing van een kelder. Daarnaast is de verwachting dat in de toekomst grondwaterstanden in de zomer soms te ver kunnen gaan uitzakken met droogteschade tot gevolg. Het vasthouden van regenwater voor nuttig gebruik, zoals voor groen, is ook daarom van belang.
De ontwateringsdiepte, het hoogteverschil tussen maaiveld en de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), moet volgens de norm van de gemeente Utrecht minimaal 0,7 m bedragen. De GHG ligt op -0,50 mNAP waardoor een maaiveldhoogte van minimaal + 0,20 mNAP nodig is om te voldoen aan de norm. Aan de hand van de AHN4 en de GHG is berekend welke delen van het plangebied wel en niet voldoen aan de norm. Het gehele plangebied voldoet aan deze norm.
Om wateroverlast vanuit de ondergrond te voorkomen moeten wanden en vloeren van parkeergarages vloeistofdicht uitgevoerd worden. Op basis van de gegevens uit een verkennend bodemonderzoek zal worden vastgesteld op welke locaties het haalbaar is om regenwater te infiltreren in de bodem.
Ook zal rekening gehouden worden dat infiltreren niet zal leiden tot grondwateroverlast door vooraf locaties waar meldingen van grondwateroverlast bekend zijn goed in beeld te hebben. In het ontwerpproces zal dan rekening gehouden worden met de toe te passen infiltratiemiddelen.
Riolering
In het plangebied van Zuilense Vecht is een bestaand gemengd stelsel gelegen aanwezig en dit wordt vervangen door een gescheiden stelsel.
Wateropgave
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de wateropgave en de benodigde watercompensatie afhankelijk van de aard en omvang van de toename aan verhard, afvoerend oppervlak en van de omgang met het hemelwater. Om de waterhuishouding op orde te houden en wateroverlast te voorkomen, zijn op grond van de Keur bij een verhardingstoename van meer dan 500 m2 maatregelen vereist (dit is de ondergrens voor watercompensatie binnen de bebouwde kom). Om deze reden zijn de veranderingen aan oppervlaktes binnen het plangebied Zuilense Vecht in kaart gebracht en zijn deze weergegeven in onderstaande afbeelding.
Functies FO-ontwerp Zuilense Vecht
Het plangebied Zuilense Vecht heeft een totaal oppervlak van ca. 37 ha. Om de robuustheid van het huidige en toekomstige watersysteem te toetsen is in een eerdere fase van het project een maatwerkberekening uitgevoerd met behulp van een Tygron-modellering (zie hiervoor bijlage 20). De oppervlakteverdeling waarvan uit is gegaan in de studie wordt weergegeven in onderstaande tabel.
Huidige en toekomstige oppervlakteverdeling volgens Tygron-studie
Inmiddels is een Functioneel Ontwerp (FO-ontwerp) voor Zuilense Vecht gereed waarin de toekomstige ruimtelijk ontwikkelingen meer in detail zijn uitgewerkt. De verschillende typen en hoeveelheden aan oppervlaktes die worden aangepast door de ontwikkeling staan weergegeven in onderstaande tabel. Daaruit is onder meer op te maken dat veel meer nieuw oppervlaktewater gerealiseerd wordt namelijk 15.201 m2 i.p.v. 7.942 m2, waar tijdens de Tygro-studie nog van uit werd gegaan. Binnen de gemeente Utrecht vindt 2.535 m2 en binnen de gemeente Stichtse Vecht vindt 12.666 m2 aan watercompensatie plaats.
Oppervlaktes toekomstige situatie Zuilense Vecht volgens het FO-ontwerp
Inrichting toekomstig watersysteem
In het nieuwe ontwerp zal regenwater in de woonwijken versneld tot afstroming komen vanwege de extra verharding. Om deze reden wordt conform het beleid van de gemeenten en het hoogheemraadschap extra berging binnen het plangebied gerealiseerd van minimaal 7.942 m2 zoals eerder omschreven. Dit wordt grotendeels gedaan in de noordpunt van het plangebied en in het midden. De waterberging in het midden van het plangebied betreft een plas voorzien van enkele eilandjes. In het noorden van het plangebied wordt een groot oppervlaktewater gegraven. De separate watersystemen worden met elkaar verbonden middels 2 duikers. De duiker in het oosten zal ook een spindelschuif hebben, waardoor (afhankelijk van situatie) ervoor gekozen kan worden water rond te pompen. Hierdoor moet de waterkwaliteit tijdens droge tijden verbeteren. Aan de zuidkant wordt een watergang gedempt. Deze watergang heeft in de huidige situatie een groot waterkwaliteitsprobleem en geeft veel geuroverlast. Het water aan de zuidkant wordt in de nieuwe situatie iets noordelijker afgevoerd. Verder worden er extra regenwateruitlaten geplaatst voor de nieuwe woonwijken. In totaal zorgen al deze aanpassingen voor een toename van het oppervlaktewater van circa 7.942 m2. De nieuwe indeling van het watersysteem staat in onderstaande figuur weergegeven.
Plangebied Zuilense Vecht en nieuwe inrichting van het watersysteem inclusief stroomrichtingen
Het water staat niet in verbinding met vaarwater en heeft geen zwemwaterkwaliteit. Het kan gebruikt worden voor kleinschalige recreatie, zoals vissen en schaatsen.
Het watersysteem binnen beide gemeenten is met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk. Een groot deel van de watercompensatie voor de verharding in Utrecht zal plaatsvinden op het grondgebied van Stichtse Vecht door het toevoegen van oppervlaktewater. Dit wordt via (voorschriften) aan de benodigde watervergunning verder publiekrechtelijk geborgd.
In een eerder uitgevoerde maatwerkberekening d.m.v. een Tygron-model blijkt dat de peilstijging in de huidige en de toekomstige situatie bij een bui van 45 mm (T=10) beneden de 30 cm blijft. Daarmee wordt voldaan aan de eis van het waterschap dat er geen peilstijging hoger dan 30 cm mag optreden bij een T=10 neerslagsituatie.
Specifiek voor de woontoren in het Utrechtse deel (nieuwe situatie) mag geen verslechtering ten opzichte van de huidige situatie plaatsvinden. Bij voorkeur stijgt het waterpeil bij extreme buien niet meer dan 20 cm en ontstaat er geen verslechterde situatie in relatie tot het huidige ontwerp.
Klimaatadapatatie en hittestress
Concreet wordt in het plangebied Zuilense Vecht er naar gestreefd de volgende maatregelen voor de omgang met neerslag uit te werken:
- Om minimaal 15% van het jaarlijkse neerslag vast te kunnen houden is in principe ten doel gesteld 15 mm neerslag vast te houden t.o.v. de verharding in het plangebied.
Omdat de 15 mm eis bedoeld is voor het bestaand hoogstedelijk gebied in Utrecht, is in het kader van dit project de eis bijgesteld naar 45 mm ter plaatse van de bouwvelden.- 1. Voor de twee bouwvelden van Stichtse Vecht betreft het 15.875 m2 * 45mm = 715 m3 berging dat gerealiseerd zal worden.
- Voor de nieuwe kunstgrasvelden wordt gestreefd om tussen de 15 en 45 mm aan berging te realiseren onder deze velden. Dit is afhankelijk van de technische mogelijkheden en de kostenafweging dat gemaakt wordt. Voor de 6 nieuwe kunstgras velden wordt dan ca. 115 m3 berging per veld gerealiseerd bij 15 mm berging en 350 m3 per veld bij 45 mm berging.
- Voor de verhardingen dat tussen de bouwvelden in de Strip wordt gerealiseerd zal het water via bermen afstromen naar het oppervlaktewater.
- Waterberging om de verharding van de bouwvelden te compenseren wordt gerealiseerd door:
- 1. Daken van bebouwing zoveel mogelijk als groen dak of blauw dak in te richten.
- 2. Water onder de nieuwe parkeervakken te bergen.
- 3. De groene binnentuinen deels in te richten als wadi.
- Concreet wordt in het plangebied Zuilense Vecht gestreefd om de volgende maatregelen toe te passen om hittestress te beperken:
- Kleurgebruik (en materiaalgebruik) houdt rekening met hittestress: donkere kleuren en materialen die veel warmte absorberen worden beperkt gehouden (zeker op zuidgevels).
- De realisatie van groene daken zorgen naast een toename van de waterberging ook tot een vermindering van de hittestress.
Voor het plangebied Zuilense Vecht is het effect van een 80 mm bui in beeld kaart gebracht voor de huidige situatie en de toekomstige situatie waar het gebied is opgehoogd. Op basis van de resultaten zijn een aantal aandachtsgebieden uitgelicht die kwetsbaar zijn voor wateroverlast bij hevige neerslag. Deze aandachtsgebieden worden weergegeven in onderstaande figuur.
Maximale waterdieptes op maaiveld in de toekomstige situatie voor het 80 mm scenario. De groene cirkels geven gebieden van aandacht aan
- Aandachtsgebied 1 betreft een parkeerplaats waar waterstanden boven de 20 cm uitkomen en het water op deze plek blijft langdurig staan. Dit wordt veroorzaakt door de lage ligging van de parkeervoorziening en de aanstroom van water uit de omgeving richting de parkeerplaats.
- In aandachtsgebied 2 is veel water op maaiveld te zien bij onder andere een parkeerplaats en aanwezige voetpaden. Bij een 80 mm bui treedt mogelijk wateroverlast op bij de sportkantine, doordat water op maaiveld bij de bebouwing meer dan 20 centimeter diep is.
- In aandachtsgebied 3 komt de HWA van een deel van het sportcomplex uit. De piekbelasting tijdens de bui zorgt voor een tijdelijke water op maaiveld situatie, waarbij lokaal meer dan 20 cm waterdiepte wordt berekend aan de randen van de watergang. Het water op maaiveld komt niet in de buurt van bebouwing en leidt daarom waarschijnlijk niet tot wateroverlast.
- In aandachtsgebied 4 zorgt een combinatie van verhard oppervlak (parkeerterrein), lokale verlagingen en een heg (deze fungeert als een soort dam) voor water op straat. Hierdoor komt het water mogelijk ook tegen het sportcomplex aan.
- Aandachtsgebied 5 ligt in het zuiden. Hier zijn vooral effecten zichtbaar net buiten het projectgebied. De straat net buiten het projectgebied (Theo Thijssenplein) is het laagste punt. Hierdoor stroomt veel water via het zuiden weg naar deze straat. Verder zijn er een aantal kleine rode vlekken zichtbaar. Dit is water wat zich (ook door de hoogteligging) verzameld tussen de bebouwing en niet weg kan stromen.
- Aandachtsgebied 6 ligt waar veel woningbouw gepland is. Er worden waterdieptes hoger dan 20 cm berekend tussen de bebouwing in, waardoor een potentieel risico op wateroverlast ontstaat. Op deze plek komt veel water van twee parkeerpleinen bij elkaar op een laag punt. Daarbij komt het vrij laat tot afstroming naar het zuidoosten.
Wateroverlast kan in het plangebied dus beperkt of voorkomen worden door in de openbare ruimte voldoende waterberging in de groenstructuur of op straat te realiseren en de bebouwing bewust hoger aan te leggen.
Beheer
Het beheer van de oevers vindt in principe plaats vanaf de oevers, indien nodig aangevuld met een maaiboot. Daar waar in de huidige situatie geen vrije ruimte langs de bestaande oevers aanwezig is, blijft deze situatie ongewijzigd om te voorkomen dat dit ten koste gaat van bestaande bomen en heesters. Voor beheer vanaf de oever wordt uitgegaan van 3 meter obstakelvrije ruimte aan één zijde van de watergang, waarbij het bereik van het onderhoudsvoertuig vanaf de insteek van het talud maximaal 8 meter is in Utrecht en 6 meter in Stichtse Vecht. In Utrecht kunnen alle watergangen vanaf de oever worden beheerd. In Stichtse Vecht is aanvullend een maaiboot nodig voor de twee grote waterpartijen en de watergang langs de zuidzijde van de sportvelden van VV Maarssen/DWSM. De plas-dras oevers in deze waterpartijen/watergang worden beheerd vanaf de oever en zijn dus maximaal 6 meter breed. Het aangrenzende open water wordt beheerd door een maaiboot en is daarvoor voldoende breed en diep (minimaal 2.5 m breed en 1 m diep). Er komen twee inlaten voor de maaiboot: een voor de noordelijke waterpartij en een voor de zuidelijke waterpartij met watergang langs VV Maarssen/DWSM. De brug halverwege de noordelijke waterpartij en de brug in de Strip hebben een doorvaarthoogte van minimaal 1 meter. Keren is mogelijk in een keerpunt met een doorsnede van minimaal 5 meter aan het einde van de te beheren waterpartij/watergang.
Kunstwerken
Er komt een aantal nieuwe duikers in het gebied:
- Om de beide huidige watersystemen te koppelen wordt onder de Zuilenselaan in de nabijheid van de Amsterdamsestraatweg een duiker gerealiseerd.
- Onder de beide nieuwe inritten naar de parkeerterreinen vanaf de Amsterdamsestraatweg wordt een duiker gerealiseerd voor de doorstroming van de bestaande sloot. Een brug is niet nodig, omdat alle andere inritten ook bestaan uit een dam met duiker.
- Of bestaande duikers vervangen moeten worden om de doorstroming te garanderen, wordt bepaald na inmeting van deze duikers.
Daar waar het water beleefbaar moet zijn en een hoogwaardige uitstraling is gewenst, is een brug het uitgangspunt. De beide bruggen in de Strip, de twee bruggen vanaf de Strip naar de sportverenigingen en de brug naar het Utrechtse woonveld zijn overrijdbaar voor zwaar verkeer (brandweer). In de Strip zijn dit daadwerkelijk bruggen, voor de overige drie overrijdbare bruggen (naar de sportverenigingen en de woonbuurt) wordt in verband met de kosten gekozen voor een duikerbrug met de uitstraling van een brug. De bruggen vanaf de Burgemeester Norbruislaan/Sweserengseweg naar het Park en naar de beide sportverenigingen zijn alle vier langzaam verkeersbruggen en zijn niet overrijdbaar.
Het water kan gebruikt worden voor kleinschalige recreatie, zoals vissen en schaatsen. Het aanleggen van voorzieningen is hiervoor niet nodig. Uitzondering hierop is een steiger voor het polsstokspringen. Deze steiger kan ook gebruikt worden om te vissen.
Afwatering en infiltratievoorzieningen
De afwatering van de nieuwe gebouwen en verhardingen in Zuilense Vecht gaat volgens het principe vasthouden, infiltreren, afvoeren.
Gebouwen
De woonvelden van Stichtse Vecht en Utrecht worden zodanig ingericht dat het hemelwater binnen de bouwblokken wordt geborgen en dat er ter plekke 45 mm kan infiltreren in de bodem. In Stichtse Vecht is dat mogelijk onder de verharding van de parkeerhoven. In Utrecht vindt berging en infiltratie plaats in de binnentuinen, in
wadi's in de woonstraten tussen de bouwblokken en in de wadi tussen het woonveld en de bestaande bebouwing langs de Jan van Zutphenlaan. Alle infiltratievoorzieningen en wadi's hebben een overstort naar de nabijgelegen watergangen. De onderwijsvoorziening krijgt een waterbergend dak, met een overstort naar de nabijgelegen nieuwe watergang. Het hemelwater dat op het bestaande dak van de OVVO-hal valt, gaat rechtstreeks naar deze watergang. Ook het hemelwater dat op het dak van de nieuwe verenigingsgebouwen van VV Maarssen/DWSM en Elinkwijk/ Utrecht Dominators valt, gaat rechtstreeks naar de bestaande watergangen langs de Burgemeester Norbruislaan/Sweserengseweg.
Verharding
Het nieuwe parkeerterrein aan de Amsterdamsestraatweg krijgt een infiltratievoorziening onder de verharding, met een overstort naar de waterpartij. Onder de nieuwe kunstgrasvelden kan 45 mm geborgen worden. De verharding in het Park watert af naar het aangrenzende groen. Daarvoor wordt de verharding iets verhoogd aangelegd. Op plekken waar de verharding tussen grasvelden door gaat, heeft de verharding een bol profiel zodat het water naar twee kanten verdeeld wordt. Het maaiveld naast de paden is horizontaal, zodat de infiltratie geen belemmeringen oplevert voor het gebruik van het Park. Op plekken waar de verharding langs een watergang ligt, komt de verharding op één oor richting de watergang te liggen zodat water dat niet infiltreert, richting de watergang stroomt. Op het Theo Thijssenplein is onvoldoende ruimte voor infiltratie en is door de grote hoeveelheid verharding in de nabijheid van bebouwing kans op wateroverlast. Daarom blijven de bestaande kolken in gebruik, waar nodig worden ze iets verlegd. De kolken worden echter losgekoppeld van het gemengde stelsel en met een nieuwe leiding aangesloten op een nabijgelegen watergang. Voor de verharding van de urban sports zijn eveneens kolken of lijnafwatering nodig, uitkomend op de nabijgelegen watergang.
Wadi's
Alleen op plekken waar afwatering op het groen voor overlast zou kunnen zorgen en op plekken waar een greppel een ruimtelijke of recreatieve meerwaarde oplevert wordt een wadi aangelegd. In het Park bestaan de wadi's uit een ca. 40 cm diepe greppel met goed doorlatende ondergrond (evt. met grindpaal als verticale drainage) en een overstort naar open water. Langs de Sportparkweg krijgt de wadi een stedelijke uitstraling: hier is de wadi een ca. 40 cm verdiepte zone tussen verhoogde banden.
Conclusie
Doordat door de herontwikkeling van het gebied de verharding toeneemt, zal er watercompensatie moeten plaatsvinden. Watercompensatie vindt binnen het project Zuilense Vecht o.a. plaats door het aanleggen van: oppervlaktewater, natuurvriendelijke oevers, waterberging onder de nieuwe kunstgrasvelden, blauwe of groene daken op de nieuwbouw en wadi's in de binnentuinen. Waterberging in de vorm van het aanleggen van extra oppervlaktewater zal voor Utrecht grotendeels plaatsvinden binnen Stichtse Vecht. Binnen de gemeente Utrecht vindt 2.535 m2 en binnen de gemeente Stichtse Vecht vindt 12.666 m2 aan watercompensatie plaats. Dit wordt via (voorschriften) aan de benodigde watervergunning verder publiekrechtelijk geborgd. Daarnaast zijn de effecten van een 80 mm bui in beeld gebracht. Dit levert zes aandachtsgebieden op. De effecten op deze aandachtsgebieden kan beperkt of voorkomen worden door de openbare ruimte van voldoende waterberging te voorzien en door de bebouwing hoger aan te leggen. De voorgenomen toekomstige ontwikkeling heeft hierdoor geen negatief effect op de waterhuishouding.
5.11 Archeologie
Kader
In 1992 is op Malta het Europees Verdrag ter bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Dit Verdrag van Malta is in 2007 geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De bescherming van archeologische waarden wordt door de Erfgoedwet (voorheen Monumentenwet) grotendeels bij de gemeenten neergelegd. Gemeenten zijn sinds 2007 verplicht rekening te houden met archeologische waarden in de bestemmingsplannen middels het stelsel van de omgevingsvergunning.
Om het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen heeft de voormalige gemeente Maarssen samen met de voormalige gemeenten Loenen a/d Vecht, Maarssen en Abcoude in 2009 een archeologische beleidskaart (ADC-rapport H302) opgesteld voor haar grondgebied die door de raad is vastgesteld.
Plangebied
Op de beleidskaart blijkt het plangebied te liggen binnen een gebied met een grotendeels hoge verwachting op het aantreffen op archeologische resten. Deels heeft het plangebied een middelhoge verwachting op archeologische resten. Omdat de voorgenomen plannen mogelijk aanwezige archeologische resten schaden heeft de gemeente archeologisch vooronderzoek laten uitvoeren in de vorm van een bureauonderzoek bijilage 21) en een verkennend booronderzoek (bijlage 22).
Op basis van het bureauonderzoek is er voor het plangebied een verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit met name de (late) ijzertijd/Romeinse tijd. Daarnaast kunnen mogelijk archeologische resten worden aangetroffen die samenhangen met greppel- en perceleringsystemen behorende bij ontginning en het landgebruik vanaf de (late) middeleeuwen en nieuwe tijd. Op basis van het verkennend booronderzoek blijkt dat archeologische resten uit de (late) ijzertijd/Romeinse tijd aanwezig kunnen zijn in de aangetroffen oeverafzettingen. Omdat een deel van de archeologische relevante laag is vergraven, zal het vooral om dieper gelegen sporen gaan. Op sommige plekken reikt de bodemverstoring zo diep dat hier geen sprake (meer) is van archeologische resten.
Om uit te sluiten dat binnen het plangebied sprake is van archeologische resten is de gemeente voornemens om (karterend) proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren. Dit proefsleuvenonderzoek zal in een later stadium worden uitgevoerd, omdat het plangebied nu nog in gebruik is. Archeologische resten worden daarom in dit bestemmingsplan beschermd door een dubbelbestemming conform het archeologiebeleid.
Conclusie
In lijn met het archeologiebeleid worden archeologische resten in dit bestemmingsplan beschermd via een dubbelbestemming.
5.12 Kabels En Leidingen
Kader
De aanwezige kabels en leidingen in het plangebied zijn inzichtelijk gemaakt via een Klic-melding.
Plangebied
In het plangebied, zeker ter plaatse van de woonvelden, moeten bestaande kabels en leidingen deels worden verwijderd of verlegd en worden nieuwe kabels en leidingen aangelegd. Daarbij moet overlast voor de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.
Een paar belangrijke aandachtspunten naar aanleiding hiervan:
- Niet meer in gebruik zijnde kabels en leidingen moeten worden verwijderd.
- Omwille van onderhoudswerkzaamheden liggen kabels en leidingen altijd in de (toegankelijke) openbare of semi-openbare ruimte.
- De afstand tussen bomen (tweede grootte) en kabels en leidingen is minimaal 2,2 meter, tenzij met een wortelscherm wordt gewerkt.
- Voor de warmte koude opslag (WKO)-traces die in de voortuin of onder het gebouw worden geplaatst, zal een zakelijk recht gevestigd worden waarin een instandhoudings-verplichting is opgenomen en het onderhoud van en toegang tot de WKO is gewaarborgd. De exacte regeling zal nader worden uitgewerkt waarbij goedkeuring van de gemeente zal worden gevraagd.
Het werk aan bestaande en nieuwe kabels en leidingen wordt tegelijkertijd met het bouwrijp maken van het terrein uitgevoerd.
Ter voorbereiding op het voorliggende plan is er een KLIC-melding uitgevoerd. Daaruit is naar voren gekomen dat de meeste kabels en leidingen gelegen zijn aan de randen van het plangebied. De kabels en leidingen die het plangebied intrekken zijn bedoeld voor datatransport of gemeentelijke rioolleidingen. De kabels en leidingen lopen dan ook veelal naar de aanwezige clubgebouwen van sportverenigingen. Planologisch vormen deze kabels en leidingen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Overzicht kabels en leidingen
Aan de grens van het plangebied, parallel aan de Amsterdamstraatweg, loopt wel een buisleiding (hoge druk gasleiding) met gevaarlijke inhoud. Ter hoogte van de gemeente Utrecht loopt deze leiding pas het plangebied in. Voor Stichtse Vecht geldt dat ter plaatse van deze leiding geen (bouw)werkzaamheden plaatsvinden. Wel dient met de aanleg van de ontsluiting van het nieuwe parkeerterrein aan de Amsterdamsestraatweg rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van deze leiding. Daarom is er op de verbeelding een aanduiding opgenomen en zijn in artikel 9 van het bestemmingsplan, planregels opgenomen. Bij de verantwoording van het groepsrisico (paragraaf 5.6 van deze toelichting) is rekening gehouden met de aanwezigheid van deze leiding.
Conclusie
De hogedruk gastransportleiding die deels aan de rand van het plangebied loopt, wordt in het bestemmingsplan via een dubbelbestemming inclusief bijbehorende regeling beschermd. Er liggen verder geen hoofdkabels of leidingen in het gebied die moeten worden beschermd via een regeling in het bestemmingsplan.
5.13 Duurzaamheid
Kader
Naast het gedifferentieerde woningaanbod staat duurzaamheid centraal bij de ontwikkeling van Zuilense Vecht. Duurzaamheid in bredere zin, dus vanuit de planvorming tot en met de uitvoeringsfase. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van duurzaamheid is opgenomen in de Woonvisie 2017-2022. Met Zuilense Vecht maakt de gemeente Stichtse Vecht een volgende stap richting een duurzame en toekomstbestendige woon- en leefomgeving. Het plan wordt gezien als opmaat voor andere plannen in de toekomst.
Plangebied
De nieuwbouw wordt van warmte en koude voorzien met een collectief laagtemperatuur warmtesysteem dat bestaat uit een systeem van duurzame energiebronnen: een installatie om Thermische Energie uit Oppervlaktewater (TEO) te onttrekken, een grote Warmte en Koude Opslag (WKO) en warmtepompen leidingen en afgiftesets. Daarnaast heeft de gemeente Stichtse Vecht de ambitie om, in de wijk Op Buuren (gebouwd tussen 2007-2015), indien de woningeigenaren dat wensen, ook bestaande bouw de mogelijkheid te bieden om op het collectieve warmtesysteem aan te sluiten.
In een warmteplan worden de energie- en milieuprestaties van het collectieve warmtenet beschreven en daarmee kan de energieprestatie van het warmtesysteem voor een aangesloten bouwwerk worden bepaald. Het warmteplan voor Zuilense Vecht (zie bijlage 23), vastgesteld door de gemeenteraad van Stichtse Vecht op 31 mei 2022, geldt voor het aan te leggen warmtenet voor de nieuwbouw in dit warmteplangebied dat deels in gemeente Utrecht en deels in gemeente Stichtse Vecht ligt. Voor Stichtse Vecht geldt dat de onderwijsvoorziening ook wordt aangesloten. Alle nieuwbouwwoningen moeten voldoen aan de BENG norm (bijna energie neutrale gebouwen), waarmee het project een duurzaam karakter krijgt. Het warmtenet wat hiervoor moet worden aangelegd, levert naast warmte tevens zeer lage temperatuur warmte: ook wel 'koude' of 'ruimtekoeling' genoemd.
Warmteplangebied
Klimaatadaptatie
Het klimaat verandert, veroorzaakt door de uitstoot van koolstofdioxide en andere broeikasgassen. Ook in Stichtse Vecht ervaren we veranderingen en zien we dat het weer extremer is en nog extremer wordt in de toekomst. We krijgen te maken met meer regenval en extreme buien, langere perioden van droogte en meer hittegolven. We zullen onze systemen en ruimtelijke inrichting moeten aanpassen aan het veranderende klimaat. We hebben meer ruimte voor water en groen nodig. Hierdoor kunnen we:
• Meer waterberging creëren, waardoor we minder wateroverlast krijgen;
• Het grondwater aanvullen, waardoor we beter bestand zijn tegen droge perioden;
• Meer bomen planten, die zorgen voor schaduw en verkoeling tijdens hete perioden.
Door de ontwikkeling van Zuilense Vecht neemt het verhard oppervlak toe tot ongeveer 30 procent. Dit wordt gecompenseerd door op gebiedsniveau extra (open) water te realiseren. Op Zuilense Vecht-projectniveau worden klimaatbestendige maatregelen uitgevoerd op het grondgebied van zowel Stichtse Vecht als Utrecht. Dit betreft de volgende maatregelen:
• Berekeningen wijzen uit dat forse neerslag van 80 mm per 24 uur zonder schade in de buurt kan worden opgevangen. Het regenwater dat op het dak komt, wordt aan de voorkant in de voortuin en vervolgens naar de sloot afgevoerd. Het regenwater dat op de achterkant van het dak valt, wordt in de achtertuin en de waterdoorlatende binnenterreinen opgevangen;
• Op privaat terrein wordt een groot deel van de neerslag (45mm) van een hevige bui (1/100 jaar, 70mm in een uur) verwerkt (geïnfiltreerd, vastgehouden en/of geborgen) in voorzieningen op privaat terrein of, als op privaat terrein niet mogelijk is, in daarvoor bestemde (extra) voorzieningen in het plangebied. De voorzieningen voeren de eerste 24 uur vertraagd (niet extra) af en zijn in maximaal 60 uur weer beschikbaar;
• Tuinen worden voor maximaal 40 procent verhard.
Natuurinclusief bouwen
De nieuwbouw biedt interessante kansen om de biodiversiteit van Stichtse Vecht en omgeving te vergroten, bijvoorbeeld met neststenen voor gierzwaluwen en huismussen. Ook voor vleermuizen kunnen voorzieningen worden ingepast. Bovendien kan het groen in de openbare ruimte op verschillende manieren bijdragen aan een ecologisch waardevolle buurt.
Nest- en vleermuiskasten worden geïntegreerd in de gevels en worden toegepast in alle bouwblokken. Dit kan zowel zichtbaar als vrijwel onzichtbaar gebeuren. Ieder appartement of woning heeft een nestkast voor vogels. De definitieve ligging van de nestkasten wordt afgestemd met de ecoloog. Ze kunnen eventueel worden geclusterd op een gevel: mussen en gierzwaluwen zijn koloniebroeders, ze komen bij elkaar in minstens 6 nesten. Deze nesten worden niet boven de ramen aangebracht. Voor de vleermuizen worden er minstens twee zomerverblijven per bouwblok gerealiseerd. De loze ruimtes in de gevels zouden hiervoor gebruikt kunnen worden. Daarnaast wordt tenminste één kraamkamer in en om het bouwblok gereserveerd voor vleermuizen. Deze kraamkamer is minimaal 0,7 m2 groot en heeft een stabiel binnenklimaat, bij voorkeur het klimaat zoals dat aan het eind van de middagzon plaatsvindt. In de winter hebben de vleermuizen tenminste één winterverblijf nodig. Dit is een rustige plek, koel maar vriesvrij en met een luchtvochtigheid hoger dan 90 procent. Appartementen van beton of stenen met spouwmuren zijn hiervoor goed geschikt.
Ook insecten zijn belangrijk voor de natuur en er worden maatregelen genomen om ze zo goed mogelijk in het plan te integreren. Er worden insectenstenen aangebracht in de gevels. Per bouwblok worden minimaal twee insectenstenen op een zonbeschenen plek en twee op een beschaduwde plek gesitueerd. Ze staan op maximaal 3 meter afstand van nectarleverende planten en maximaal 2 meter boven het maaiveld (bijvoorbeeld op het groene dak).
Bomen
Door het toevoegen van de woonvelden neemt de hoeveelheid oppervlakte aan groen af, wat zoveel mogelijk kwantitatief en kwalitatief gecompenseerd gaat worden in de vorm van ecologische verbindingszones. Bestaande bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan worden ze gekapt en vindt één-op-één herplant plaats binnen het plangebied. In het IPvE/FO bleek dat ca. 300 bomen verwijderd moesten worden. In het VOIP gaat uit van een aantal van 92 bomen in het Park van Utrecht en 175 in het Park van Stichtse Vecht, 11 in het woonveld van Utrecht en 36 in het woonveld van Stichtse Vecht. In totaal worden 314 bomen met een stamdoorsnede van 15 cm of meer verwijderd. Daarvan staan 211 bomen in Stichtse Vecht en 103 bomen in Utrecht.
In het IPvE/FO werd uitgegaan van het verwijderen van ca. 300 bomen, waarvan ca. 200 in Stichtse Vecht en ca. 100 in Utrecht. Beide gemeenteraden hebben hier een akkoord op gegeven. In Stichtse Vecht verdwijnen 10 bomen meer dan in het IPvE/FO, dat is nodig bij de aansluitingen op de Amsterdamsestraatweg en Sportparkweg en door het verleggen van een tennisbaan.
In totaal komen er 577 nieuwe bomen in Zuilense Vecht. Daarvan komen er 313 in het Park in Stichtse Vecht, 213 in het Park in Utrecht (inclusief de hiervoor benoemde 12 te verplanten bomen), 11 in het woonveld van Stichtse Vecht en 40 in het Utrechtse woonveld. Met deze nieuwe bomen worden in beide gemeenten de te verwijderen bomen ruimschoots gecompenseerd. In Stichtse Vecht worden in totaal 211 bomen verwijderd en 324 bomen geplant. In Utrecht worden 103 bomen verwijderd en 253 bomen geplant. Conceptueel wordt onderscheid gemaakt tussen bossingels, bomen in heestergroepen, bomenrijen en (gegroepeerde en vrijstaande) solitaire bomen in het Sportieve Lint. In de woonvelden, zijn de zieke bestaande essen langs de Sportparkweg, deels van de bomen aan de Sweserengseweg en aan het Sportieve Lint worden gekapt. Stichtse Vecht hanteert een lijst van beschermde bomen: alle andere bomen zijn kapvergunningsvrij en dus meldings- en herplantplichtig.
Hagen
Hagen vormen een biotoop op zich. Huismussen kunnen zich erin verschuilen voor roofdieren en vinden er insecten voor hun jongen. In het najaar leveren hagen de nodige vruchten voor huismussen en andere vogelsoorten. Met een haag worden ook heel wat vierkante meters natuur aangelegd. Een inheemse haag is een verrijking voor de biodiversiteit. Voor de erfafscheidingen gaat het gebruik van hagen boven het toepassen van bouwkundige erfafscheidingen.
Groene daken
Er wordt gestreefd naar de maximale realisatie op het toepassen van groene daken. Groene daken vallen onder 'natuurinclusief bouwen' en bieden grote voordelen, niet alleen voor de natuur maar ook voor de bewoners zelf:
• Groene daken bufferen regenwater en dragen eraan bij dat het riool niet overbelast raakt bij hevige regenbuien.
• Sedumdaken houden geen warmte vast in de winter. Hiervoor moet er isolatie worden aangelegd. Groene daken zorgen (afhankelijk van isolatieniveau woning) voor een koelere binnenruimte van een gebouw.
• Evapotranspiratie van sedum vindt alleen 's nachts plaats. In tegenstelling tot de meeste vegetatie biedt sedum daarom geen verkoeling overdag. Met sedum bedekte groendaken hebben daardoor 's nachts een licht koelende werking (van ongeveer 0,5° C) in vergelijking met witte grindoverkappingen (metingen is boven het groene dak)
• Als elk gebouw in de bebouwde omgeving wordt bedekt met een groendak, zou het verkoelend effect op straatniveau maximaal 4°C zijn.
• Een daktuin of kruidendak is gunstig voor insecten, die op hun beurt door vleermuizen en vogels worden gegeten, wat het hele lokale ecosysteem ten goede komt. Daarnaast zijn groene daken bijenvriendelijk, wat goed is voor de biodiversiteit in de omgeving.
Groene gevels
Rondom de bouwblokken, waar geen entrees voorzien zijn, worden geveltuinen gerealiseerd. De geveltuinen geven naast een aantrekkelijke woonomgeving ook ruimte aan insecten en vogels in het gebied. Hierdoor wordt de biodiversiteit in het gebied verder verhoogd.
Conclusie
Het plan voldoet ruimschoots aan de ambities en voorwaarden zoals opgenomen in het gemeentelijk beleid met betrekking tot duurzaamheid. De voorwaarden zijn onder andere vastgelegd in het onderliggende Stedenbouwkundig plan en verplicht gesteld bij de realisatie van het plan. Ook in het bestemmingsplan zijn regels opgenomen om de ambities ten aanzien van duurzaamheid te kunnen waarborgen.
5.14 Conclusie
Uit dit hoofdstuk volgt dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkelingen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Inleiding
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de integrale gebiedsontwikkeling van het plangebied Zuilense Vecht. M.b.t. dit plangebied faciliteert dit bestemmingsplan de ontwikkeling van woningbouw, sportfuncties, een onderwijsvoorziening en een park met een sportieve Strip.
Financiële haalbaarheid
De te ontwikkelen grond is nagenoeg geheel eigendom van de gemeente Stichtse Vecht.
Voor de integrale gebiedsontwikkeling van het plangebied Zuilense Vecht is op basis van de beschreven uitgangspunten een grondexploitatie gemaakt. In deze grondexploitatie worden de kosten en opbrengsten geraamd en wordt het verwachte resultaat van de gebiedsontwikkeling bepaald. De opbrengsten worden gerealiseerd door de verkoop van bouwgrond ten behoeve van woningbouw en maatschappelijke voorzieningen. De hoogte van deze opbrengsten is residueel geraamd. Daarnaast wordt voor dit plan een subsidie ontvangen voor Binnenstedelijke ontwikkeling van de provincie Utrecht
De kosten worden met name bepaald door de vergoeding van vervangingswaarden van te verplaatsen sportaccommodaties, het bouw- en woonrijp maken van de locatie en de kosten van planontwikkeling. De vervangingswaarden zijn bepaald aan de hand van taxaties. De kosten van bouw- en woonrijp maken zijn geraamd door een gemeentelijk ingenieursbureau. De gemeente heeft zelf de kosten van planontwikkeling geraamd. Een deel van de watercompensatie voor de gemeente Utrecht vindt, tegen vergoeding van de kostprijs, plaats op grondgebied van Stichtse Vecht.
Om de effecten van rente en inflatie te bepalen, zijn de kosten en opbrengsten gefaseerd in de tijd. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn de doorlooptijd van procedures, beschikbaarheid van gronden en de ingeschatte opname van bouwkavels door de markt.
De gebiedsontwikkeling heeft een positief financieel saldo. Dit bestemmingsplan is daarmee financieel haalbaar en uitvoerbaar.
Economische uitvoerbaarheid
Door de ontwikkeling van deze locatie met woningbouw wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte aan woningen. De omvang van deze behoefte (zie voorgaande paragrafen) is groot. De afzetbaarheid van de wooneenheden vormt geen belemmering voor de realisatie en voortgang van het project. De realiseerbaarheid van het project binnen de voorgestane planperiode is hiermee voldoende aangetoond. Daarmee is het project economisch uitvoerbaar.
Kostenverhaal
Gemeenten zijn op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond.
Het verhalen van de kosten van de grondexploitatie is verzekerd door verkoop van bouwrijpe grond.
Planschade
Naast de kosten voor het maken van het bestemmingsplan moet een inschatting worden gemaakt van het risico van planschade. De gemeente heeft daarom een planschaderisico-inventarisatie laten opstellen. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de gemeentelijke grondexploitatie en worden dus gedekt uit de opbrengsten van de ontwikkeling.
Exploitatieplan
Het kostenverhaal is via gronduitgifte verzekerd. Daarnaast is er geen noodzaak tot het stellen van eisen aan de fasering dan wel aan de uitvoering. Er zal bij dit bestemmingsplan dan ook géén exploitatieplan worden vastgesteld.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor een reactie als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hieronder volgen de reacties van instanties die hebben gereageerd.
Hoofdstuk 7 Juridische Plantoelichting
7.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.
7.2 Opbouw Regels
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
- bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
- bouwregels;
- afwijkingsregels van de bouwregels;
- waar nodig: een bijzondere gebruiksregel, bijvoorbeeld bij wonen een aan-huis-verbonden bedrijf;
- afwijkingsregels van de gebruiksregels;
- waar nodig: een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter bescherming van een dubbelbestemming.
7.2.1 Het gebruik van het woord of
Wanneer in de regels van dit bestemmingsplan in een opsomming van gevallen het woord 'of' wordt gebruikt, is daaronder mede begrepen de situatie dat meer dan een van de genoemde gevallen zich tegelijk voordoen. Onder 'of' wordt een combinatie van opties niet uitgesloten.
7.3 Regeling Bijbehorende Bouwwerken
In het Besluit omgevingsrecht Bijlage II artikel 2 staan de vergunningvrije bijbehorende bouwwerken opgesomd. Deze vergunningvrije bouwwerken zijn in 2014 aanzienlijk verruimd. De vergunningvrije bouwwerken komen overeen met de voorheen door de gemeente Utrecht gehanteerde standaard erfbebouwingsregeling bij woningen. Besloten is daarom om in het bestemmingsplan geen aparte regels meer op te nemen voor bijbehorende bouwwerken, maar om te verwijzen naar de vergunningvrije bijbehorende bouwwerkenregeling in het Besluit omgevingsrecht.
7.4 Artikelsgewijze Toelichting
Op een aantal bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
De route waar de langzaamverkeersverbinding de Strip, voor sportief en recreatief gebruik, wordt aangelegd heeft de bestemming 'Groen'. Ook de plekken waar de speel- en buitensportvoorzieningen kunnen komen vallen binnen de bestemming 'Groen'. Andere soorten groenvoorzieningen, waaronder veldjes, vallen ook binnen de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming is daarnaast waterbeheer, waterberging en sierwater toegestaan. De kleinere watergangen zijn dan ook niet apart bestemd. Daarnaast mogen er binnen deze bestemming voet- en fietspaden worden gerealiseerd.
Binnen de bestemming 'Groen' is de aanduiding 'specifieke vorm van groen-2' opgenomen. Deze locatie is specifiek bestemd voor een (clustering) van buitenfitness, een basketbalvoorziening en/of een skatebaan. Dit wordt een ontmoetingsplaats waar bewegen centraal staat.
Ter plaatse van de aanduiding 'brug-2' kan een brug voor langzaam verkeer (fietsers en voetgangers) gerealiseerd worden.
Artikel 4 Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn verschillende voorzieningen mogelijk: onderwijs, buitenschoolse opvang en kinderopvang. Het bouwvlak mag voor 60% worden bebouwd en een maximale bouwhoogte van 7 meter mag niet overschreden worden. Wel voorzien de regels in een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid om aan de kant van de Strip een hoogteaccent van maximaal 12 meter toe te staan, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het bebouwingsbeeld.
Vanwege een overschrijding van de grenswaarden die gelden voor geluid is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren (en gerealiseerd houden) van een geluidreducerende voorziening.
Artikel 4 Sport
Binnen de bestemming 'Sport' mogen allerlei sporten worden uitgeoefend. Daarnaast is additionele horeca (een kantine) behorende bij de hoofdactiviteit 'Sport' mogelijk, mits aan de ondergeschiktheidseis van 30% wordt voldaan.
Buurtactiviteiten zijn ook binnen de bestemming 'Sport' toegestaan met als doel om de bezettingsgraad van sportaccommodaties te verhogen en ruimte te bieden aan initiatieven uit de samenleving.
In de OVVO-hal is daarnaast buitenschoolse opvang mogelijk.
Binnen de bestemming 'Sport' worden zoekgebieden met de aanduiding 'specifiek vorm van sport-3' weergegeven. Binnen de zoekgebieden mag één technische ruimte voor het warmtenet worden gebouwd. Aan dit gebouw is een maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte gekoppeld.
Onder voorwaarden is het toegestaan dat er een nieuw verenigingsgebouw voor tennisvereniging Luck Raeck wordt gebouwd. Via een voorwaardelijke verplichting wordt afgedwongen dat er in overeenstemming van de beeldkwaliteitsregels wordt gebouwd en dat het bestaande verenigingsgebouw wordt gesloopt.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
De meeste wegen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer- Verblijfsgebied'. Dit zijn de wegen met hoofdzakelijk een functie voor het bestemmingsverkeer. Ook de pleinen, de bermen van wegen en het snippergroen maken hier deel van uit. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen.
Artikel 7 Water
Water is in het plangebied een structurerend element. De grotere watergangen zijn in de bestemming 'Water' opgenomen. Bij de bestemmingsomschrijvingen van Groen, Verkeer - Verblijfsgebied, Sport, Wonen en Maatschappelijk is water(berging) ook toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'brug-2' kan een brug voor langzaam verkeer (fietsers en voetgangers) gerealiseerd worden.
Een vlonder voor het polsstokspringen, mag aangelegd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - vlonders'.
Artikel 8 Wonen
Binnen de bestemming 'Wonen' mogen maximaal 150 woningen worden gerealiseerd. Voor de woningen geldt een maximale goot- en bouwhoogte. Bij een aantal woningen mag onder voorwaarden een carport met daarop een dakterras worden gebouwd. Belangrijk hierbij is dat er een auto in de carport geparkeerd moet kunnen worden.
In één van de binnenterreinen van de woonblokken kan een ondergrondse technische ruimte (nutsvoorziening) worden gerealiseerd, die zowel de woonblokken, het onderwijsgebouw en sportgebouwen bedient.
Artikel 9 Leiding - Gas
De hoge druk gastransportleiding, inclusief de beperkingenzone, die aan de rand van het plangebied loopt heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gekregen. Binnen deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen ten dienste van de bestemming 'Leiding-Gas' worden gebouwd. Bouwen ten dienste van één van de andere bestemmingen kan alleen wanneer hiervoor een omgevingsvergunning wordt verleend. Bij de beoordeling zal de veiligheid tot de gasleiding worden beoordeeld. Kwetsbare objecten worden daarnaast niet toegelaten. In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning wordt om een advies van de beheerder van de leiding gevraagd. Daarnaast is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of voor werkzaamheden (zoals het kappen van bomen en het dempen van sloten) een omgevingsvergunning nodig
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 1
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is opgenomen ter behoud en bescherming van de op of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden. Voor diverse werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig.
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De vrijwaringszone van het Amsterdam Rijnkanaal heeft de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie gekregen, ter bescherming van deze watergang.
Hierbij merken wij op dat er voor eventuele nieuwe ontwikkelingen binnen deze zone ook een vergunning in het kader van de Waterwet nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 13 Algemene bouwregels
Dit artikel regelt de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven, een voorwaardelijke verplichting over parkeren en regels voor woningvorming en omzetting.
Voorwaardelijke verplichting over parkeren
Artikel 3.1.2, tweede lid, van het Bro maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Artikel 13.3 lid 1 van de planregels regelt dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijk beleid (ten tijde van het opstellen van deze toelichting: Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Stichtse Vecht 2013, deel B Nota Parkeernormen, vastgesteld door de raad op 29 september 2015).
Bij het toetsen van een bouwaanvraag aan het bestemmingsplan, zal onderzocht worden of de aanvraag voldoet aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen.
Als gedurende de geldigheid van dit bestemmingsplan het parkeerbeleid wordt gewijzigd, geldt als uitgangspunt dat een aanvraag om omgevingsvergunning aan het op dat moment geldende parkeerbeleid wordt getoetst. Daarom bevat artikel 13.3 lid 2 een regel die bij gewijzigd beleid een afweging over de bij de aanvraag horende parkeereis, zodat gemotiveerd wordt in hoeverre het nieuwe beleid wordt toegepast.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.
Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.
Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om af te wijken van de regels. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al afgeweken kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Geluidgevoelige bestemming
Er mogen uitsluitend geluidgevoelige bestemmingen worden opgericht indien het bouwplan in overeenstemming is met de Wet geluidhinder of met het besluit ontheffing Hogere waarde.
Artikel 18 Overgangsrecht
In het Besluit ruimtelijke ordening is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsregels van toepassing. De overgangsregel heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wabo die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
Artikel 19 Slotregel
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.
7.5 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Toepassing Lijst van Bedrijven functiemenging
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Staat Bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen' en de 'Staat Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven functiemenging is gebaseerd op de Staat Bedrijfsactiviteiten functiemenging in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Lijst van Bedrijven functiemenging wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de Lijst van Bedrijven functiemenging) bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de Lijst van Bedrijven functiemenging toegepast. Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de Lijst van Bedrijven functiemenging worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het voornamelijk om:
- kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven functiemenging
De bovenvermelde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven functiemenging. In de Lijst van Bedrijven functiemenging zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Staat Bedrijfsactiviteiten functiemenging uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven functiemenging zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de vermelde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
- 2. In de Lijst van Bedrijven functiemenging is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven functiemenging hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten vermeld onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven functiemenging blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven functiemenging is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven functiemenging is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven functiemenging niet zijn vermeld, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
7.6 Handhaving
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingsplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Wijze van handhaven
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten bij handhaving van bestemmingsplannen tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsregels Luck Raeck
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijven Functiemenging
Lijst van afkortingen in de Lijst van Bedrijven functiemenging:
- niet van toepassing of niet relevant < kleiner dan > groter = gelijk aan cat. categorie e.d. en dergelijke kl. klasse n.e.g. niet elders vermeld | o.c. opslagcapaciteit p.c. productiecapaciteit p.o. productieoppervlak b.o. bedrijfsoppervlak v.c. verwerkingscapaciteit u uur d dag w week j jaar | ||||||||
SBI-CODE 1993 | SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | |||||||
nummer | CATEGORIE | ||||||||
01 | 01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | ||||||
014 | 016 | 0 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | ||||||
014 | 016 | 2 | - algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m² | B1 | |||||
014 | 016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² | B1 | |||||
15 | 10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN | ||||||
151 | 101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||
151 | 101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
1552 | 1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1581 | 1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2.500 kg meel/week | B1 | |||||
1584 | 10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||
1584 | 10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1584 | 10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B1 | |||||
1593 t/m 1595 | 1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke | B1 | ||||||
17 | 13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||
174, 175 | 139 | Vervaardiging van textielwaren | B2 | ||||||
176, 177 | 139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B2 | ||||||
18 | 14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||
181 | 141 | Vervaardiging kleding van leer | B2 | ||||||
20 | 16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | ||||||
203, 204, 205 | 162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
205 | 162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B1 | ||||||
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||
2222.6 | 18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B1 | ||||||
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A | |||||
2223 | 1814 | B | Binderijen | B1 | |||||
2224 | 1813 | Grafische reproductie en zetten | B1 | ||||||
2225 | 1814 | Overige grafische activiteiten | B1 | ||||||
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | ||||||
24 | 20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | ||||||
2442 | 2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||||||
2442 | 2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | B1 | |||||
26 | 23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | ||||||
2615 | 231 | Glasbewerkingsbedrijven | B2 | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||
262, 263 | 232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B1 | |||||
267 | 237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||
267 | 237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen indien p.o. < 2.000 m² | B2 | |||||
2681 | 2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B2 | ||||||
28 | 25 | - | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/ TRANSPORTMIDDELEN) | ||||||
281 | 251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
284 | 255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
2852 | 2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
287 | 259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | B2 | |||||
30 | 26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||
30 | 26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparaties | B1 | |||||
33 | 26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||
33 | 26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparaties | B | |||||
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | A | |||||
362 | 321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | B1 | ||||||
363 | 322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B1 | ||||||
3663.1 | 32991 | Sociale werkvoorziening | B1 | ||||||
40 | 35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||
40 | 35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||
40 | 35 | C1 | - < 10 MVA | B1 | |||||
40 | 35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||
40 | 35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A | A | |||||
40 | 35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | B1 | |||||
40 | 35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||
40 | 35 | E2 | - blokverwarming | B1 | |||||
41 | 36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | ||||||
41 | 36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||
41 | 36 | B1 | - < 1 MW | B1 | |||||
45 | 41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | ||||||
45 | 41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m² | B1 | |||||
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||
501, 502, 504 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B1 | ||||||
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A | |||||
5020.5 | 45205 | Autowasserijen | B1 | ||||||
503, 504 | 453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B1 | ||||||
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||
5134 | 4634 | Groothandel in drank | C | ||||||
5135 | 4635 | Groothandel in tabaksproducten | C | ||||||
5136 | 4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | C | ||||||
5137 | 4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | C | ||||||
514 | 464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | C | ||||||
5148.7 | 46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | ||||||
5148.7 | 46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | C | |||||
5153 | 4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | ||||||
5153 | 5153 | 1 | - algemeen | C | |||||
5153 | 4673 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | |||||
5153.4 | 5153.4 | 4 | Zand en grind: | ||||||
5153.4 | 46735 | 6 | - indien b.o. < 200 m² | B1 | |||||
5154 | 4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||
5154 | 5154 | 1 | - algemeen | C | |||||
5154 | 4674 | 2 | - indien b.o. < 2.000 m² | B1 | |||||
5156 | 4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | C | ||||||
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | ||||||
527 | 952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | A | ||||||
60 | 49 | - | VERVOER OVER LAND | ||||||
6022 | 493 | Taxibedrijven | B1 | ||||||
6024 | 494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² | C | |||||
603 | 495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B1 | ||||||
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | ||||||
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||
641 | 531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | ||||||
71 | 77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||
711 | 7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B2 | ||||||
712 | 7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | C | ||||||
713 | 773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | ||||||
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke | A | |||||
72 | 58, 63 | B | Datacentra | B1 | |||||
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||||||
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | ||||||
74 | 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||
7481.3 | 74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | C | ||||||
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | A | ||||||
90 | 37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
9001 | 3700 | B | Rioolgemalen | B1 | |||||
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||
9301.3 | 96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B1 |
Bijlage 1 Ladderonderzoek
Bijlage 2 Haalbaarheidsonderzoek Onderwijsvoorziening
Bijlage 2 Haalbaarheidsonderzoek onderwijsvoorziening
Bijlage 3 Ruimtelijke Analyse Sportparken Daalseweide, Elinkwijk En Zuilenselaan
Bijlage 3 Ruimtelijke analyse sportparken Daalseweide, Elinkwijk en Zuilenselaan
Bijlage 4 Verkeersmodel
Bijlage 5 Parkeerbalans Sportief Park
Bijlage 5 Parkeerbalans Sportief park
Bijlage 6 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 6 Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 M.e.r. Beoordelingsbesluit
Bijlage 7 M.e.r. beoordelingsbesluit
Bijlage 8 Geluidonderzoek Tennisvereniging
Bijlage 8 Geluidonderzoek tennisvereniging
Bijlage 9 Lichtonderzoek
Bijlage 10 Geluidonderzoek
Bijlage 11 Externe Veiligheid - Beoordeling Risicobronnen En Beperkte Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 11 Externe veiligheid - beoordeling risicobronnen en beperkte verantwoording groepsrisico
Bijlage 12 Externe Veiligheid - Kwantitatieve Risicoanalyse
Bijlage 12 Externe veiligheid - kwantitatieve risicoanalyse
Bijlage 13 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 13 Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 14 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 14 Quickscan flora en fauna
Bijlage 15 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 15 Ecologisch onderzoek
Bijlage 16 Stikstofberekening Bouwfase
Bijlage 16 Stikstofberekening bouwfase
Bijlage 17 Stikstofberekening Gebruiksfase
Bijlage 17 Stikstofberekening gebruiksfase
Bijlage 18 Voortoets Bouwfase
Bijlage 19 Waterparagraaf
Bijlage 20 Wateronderzoek
Bijlage 21 Archeologie, Bureauonderzoek
Bijlage 21 Archeologie, bureauonderzoek
Bijlage 22 Archeologieonderzoek, Verkennend Booronderzoek
Bijlage 22 Archeologieonderzoek, verkennend booronderzoek