KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Algemene Bouwregels
Artikel 4 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Het Plangebied
1.2 Geldend Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
2.3 Toetsing Aan Wijzigingsregels
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Ecologie
4.3 Milieuzonering
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bodem
4.7 Water
4.8 Archeologie
4.9 Cultuurhistorie
4.10 Aardkundige Waarden
4.11 Externe Veiligheid
4.12 Kabels En Leidingen
4.13 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.14 Duurzaamheid
4.15 Molenbiotoop
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Locatie Watercompensatie
Bijlage 3 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Stikstofonderzoek
Bijlage 5 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 8 Onderzoek Molenbiotoop

Zuidwalstraat en Amsteldiepstraat - Den Oever

Wijzigingsplan - Gemeente Hollands Kroon

Vastgesteld op 21-02-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Zuidwalstraat en Amsteldiepstraat - Den Oever met identificatienummer NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01 van de gemeente Hollands Kroon;

1.2 bestemmingsplan:

het bestemmingsplan Den Oever;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bestaand:

de vergunde situatie op het moment ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 dakoverstek:

een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken;

1.21 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw:

een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:

  • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
  • het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
  • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
  • het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • de activiteiten niet vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;

1.25 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.26 peil:

  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • indien in of op het water wordt gebouwd de hoogte van het Nieuw Amsterdams Peil;

1.27 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, wel gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.28 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.29 wonen:

bewonen van een woning door één afzonderlijke huishouding;

1.30 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen,

met daarbij behorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. openbare nutsvoorzieningen;
  4. f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. g. water;
  6. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. het aantal woningen zal niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
    3. 3. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    4. 4. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
  1. b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
      • 40 m² bij rijenwoningen, niet zijnde hoekwoningen;
      • 50 m² bij hoekwoningen c.q. halfvrijstaande woningen;
      • 60 m² bij vrijstaande woningen;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 50% van een erf bedragen;
    5. 5. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
    6. 6. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen;
    8. 8. de bouwhoogte van vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
    9. 9. voor dakoverstekken gelden de volgende regels:
      • een dakoverstek aan de voorkant van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 1 m bedragen;
      • een dakoverstek aan de zij- en/of achterkant van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 0,5 m bedragen.
  1. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 10 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

2.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de sociale veiligheid;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

2.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van woningen in combinatie met een aan huis-verbonden beroep dan wel een bedrijfsactiviteit, zódanig dat bedrijfsvloeroppervlakte:
    1. 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel; of
    2. 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van voor de bedrijvigheid ondersteunende functies zoals opslag;
  3. c. het uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit die niet is genoemd in de Staat van bedrijven zoals deze is opgenomen in bijlage 1;
  4. d. een bed & breakfast en recreatief nachtverblijf in combinatie met de woonfunctie.

2.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 2.4, indien strikte toepassing van dit lid leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  2. b. lid 2.4 sub c, in die zin dat bedrijven zijn toegestaan die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd in bijlage 1;
  3. c. lid 2.4 sub d, in die zin dat een bed & breakfast en recreatief nachtverblijf wel zijn toegestaan, mits:
    1. 1. de gelegenheid voor bed & breakfast en recreatief nachtverblijf binnen de bestaande bebouwing wordt geboden;
    2. 2. de bed & breakfast en recreatief nachtverblijf ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    3. 3. er geen sprake is van een sterke verkeersaantrekkende werking;
    4. 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. de activiteit niet leidt tot beperking van de ontplooiingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 3 Algemene Bouwregels

3.1 Parkeervoorzieningen

Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

3.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 indien:

  1. a. het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of;
  2. b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van de hardheidsclausule in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode.

Artikel 4 Algemene Gebruiksregels

4.1 Parkeervoorzieningen

Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

4.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 indien:

  1. a. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  2. b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van de hardheidsclausule in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode.

4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij de parkeergelegenheid die is vereist en aangelegd op grond van artikel 3 lid 3.1 en lid 4.1 niet in stand wordt gelaten.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplanZuidwalstraat en Amsteldiepstraat - Den Oever van de gemeente Hollands Kroon.

Behorend bij het besluit van 21 februari 2023.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In Den Oever, ten zuiden van de Amsteldiepstraat en ten westen van de Zuidwalstraat, ligt een voormalige camping. De recreatieve functie is inmiddels beëindigd. Bij de gemeente Hollands Kroon is het verzoek ingediend om het gebied te gaan inrichten ten behoeve van 29 nieuwe woningen.

De gemeente wil medewerking verlenen aan het voornemen door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplan (zie hiervoor hoofdstuk 1.3). Om hier toepassing aan te geven, is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.1 Het Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan is afgestemd op het stedenbouwkundig ontwerp van de ontwikkeling. Figuur 1 geeft de begrenzing en ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01_0001.png"

Figuur 1 Ligging plangebied

1.2 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Den Oever 2' (vastgesteld op 29 november 2006). Het perceel heeft de bestemming 'Recreatieve doeleinden'. Figuur 2 geeft een uitsnede van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied is hierin rood omkaderd.

Binnen de bestemming 'Recreatieve doeleinden' zijn recreatieve voorzieningen toegestaan zoals kampeermiddelen, stacaravans, sanitaire gebouwen, centrale voorzieningen en onderhouds gebouwen. Tevens zijn dienstwoningen toegestaan. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen, onderhoud en sanitair en hoofdgebouwen van dienstwoningen geldt dat deze binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd moeten worden. In dit geval betreft dit de bouwvlakken aan de westkant van de bestemming 'Recreatieve doeleinden'. Deze gronden maken geen deel uit van dit wijzigingsplan.

Rondom het perceel is daarnaast op enkele plekken de aanduiding 'groen' van toepassing. Binnen deze aanduiding dienen de gronden te worden ingericht als afschermde groenstrook.


Binnen de bestemming 'Recreatieve doeleinden' is in artikel 7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid 3', de bestemming te wijzigen in de bestemming woondoeleinden voor de bouw van maximaal 40 woningen. Ter plaatse van het plangebied is de aanduiding van toepassing. De bestemming kan daarom, onder voorwaarden, gewijzigd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01_0004.png"

Figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan

Bestemmingsplan Parkeren en Wonen

Op 4 oktober 2018 is het bestemmingsplan Parkeren en Wonen vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn regels op het gebied van parkeren en de omschrijving 'Wonen' voor alle gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen.

Het bevoegd gezag maakt niet eerder gebruik van een in een moederplan gegeven wijzigingsbevoegdheid dan nadat is verzekerd dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien ten behoeve van de nieuwe functie of de intensivering van de bestaande functie. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van parkeernormen in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld. Paragraaf 4.1 gaat hier nader op in. Dit plan regelt daarnaast een uniforme begripsomschrijving van het begrip Wonen.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. De gewenste ontwikkeling is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 vindt in eerste instantie een toetsing van de gewenste situatie plaats. Daaruit kunnen uitgangspunten voor de juridische regeling van dit wijzigingsplan naar voren komen. Wanneer dit van toepassing is, staan deze beschreven in de betreffende hoofdstukken. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De huidige situatie is van belang omdat de gewenste bebouwing daarin goed ingepast moet worden. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt om die reden toegelicht.

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied ligt midden in een woongebied in de kern Den Oever. De woningen in de directe omgeving volgen allemaal de rooilijn van de weg én bestaan uit één of twee bouwlaag met kap.

Het plangebied was voorheen in gebruik als camping en is in de huidige situatie nog als zodanig ingericht. De bedrijfsvoering hiervan is inmiddels beëindigd. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 3. Het perceel kent een groen karakter en bestaat dan ook uit grasvelden met verspreid over het plangebied enkele opgaande beplantingen. Rondom het plangebied is sprake van hooggaand groen en had als functie om de camping uit het zicht te ontnemen. Zowel vanaf de Amsteldiepstraat als vanaf de Zuidwalstraat is er geen zicht op het plangebied. Daar er in de huidige situatie geen camping meer aanwezig is, is de functie van de groen afscherming verloren gegaan.

Aan de noordwest kant van het plangebied wordt op korte termijn een vrijstaande woning gerealiseerd. Hiervoor is reeds op 18 oktober 2019 een wijzigingsplan vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01_0005.png"

Figuur 3 Luchtfoto bestaande situatie

2.2 Gewenste Situatie

Doordat het gebied niet meer in gebruik is als camping en daardoor een ongewenst verpauperd beeld dreigt te ontstaan, is er een noodzaak tot (her)ontwikkeling van het gebied. Het plan is om de locatie te herstructureren naar een woningbouw locatie. De concrete plannen bestaan uit:

  1. 1. 15 rijenwoningen;
  2. 2. 10 twee-onder-een-kapwoningen;
  3. 3. 4 vrijstaande woningen.

Totaal worden 29 woningen gebouwd. In het gebied wordt verder een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd om de woningen te kunnen ontsluiten. Tevens wordt een aantal parkeervoorzieningen aangelegd. De woningen krijgen een ontsluiting op de Zuidwalstraat en de Amsteldiepstraat. Een overzicht van de gewenste situatie is weergeven in figuur 4.

Met het stedenbouwkundig ontwerp wordt aangesloten bij het straat- en bebouwingsbeeld van de (directe) omgeving. Dit betekent dat de woningen de rooilijn van de weg gaan volgen. De exacte maatvoering van de woningen staat nog niet vast. De woningen kunnen, conform de wijzigingsvoorwaarden, uitgevoerd worden in 1 of 2 bouwlagen.

Tot slot blijft zoveel mogelijk opgaande beplanting gehandhaafd zover gelegen in het openbaar gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01_0006.png"

Figuur 4 Toekomstige situatie

2.3 Toetsing Aan Wijzigingsregels

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van artikel 7 lid 7 sub van het bestemmingsplan. Hiermee wordt de bestemming gewijzigd ten behoeve van een woonbestemming. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet aangetast. Dit wordt verder beschreven in paragraaf 4.3.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld

Met het ontwerp rekening is gehouden met de stedenbouwkundige structuur in de (directe) omgeving. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeersveiligheid

Met de ontwikkeling ontstaat geen onveilige verkeerssituatie. Paragraaf 4.1 gaat hier verder op in.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de woonsituatie

Het toevoegen van een woonfunctie in een gebied waar de woonfunctie overheerst doet geen afbreuk aan de woonsituatie van de omgeving. Tevens is er voor de toekomstige gebruikers van de woningen sprake van een goed woon- en leefklimaat. Hoofdstuk 4.3 gaat hier nader op in.

Het aantal woningen mag niet meer dan 40 bedragen, inclusief het aantal woningen in het aangrenzende, binnen het op de plankaart met "wijzigingsbevoegdheid 3" binnen de bestemming verkeers- en verblijfsdoeleinden aangeduide gebied en inclusief het aantal bestaande woningen in het gebied.

In het aangeduide gebied 'wijzigingsbevoegdheid' staan in de huidige situatie 3 woningen. Op korte termijn wordt ter hoogte van de Amsteldiepstraat een nieuwe woning gebouwd. Hiervoor wordt verwezen naar het wijzigingsplan Amsteldiepstraat - Den Oever. Met onderhavig wijzigingsplan worden 29 woningen voorgesteld. Het aantal woningen blijft daarmee onder de 40 woningen.

De woningen dienen gebouwd te worden in 1 of 2 bouwlagen met kap

In de regeling van dit wijzigingsplan wordt deze voorwaarde als regeling opgenomen. Specifiek wordt een regeling opgenomen met betrekking tot een maximale goothoogte van 5 meter en een bouwhoogte van 10 meter.

Ontsluiting moet plaatsvinden vanaf de Zuidwalstraat en/of de Amsteldiepstraat

Zoals in het stedenbouwkundig ontwerp is af te lezen wordt een ontsluitingsweg aangelegd die op de Zuidwalstraat en de Amsteldiepstraat ontsluit.

Bestaande opgaande beplanting zoveel mogelijk gehandhaafd blijft

Zover gelegen in het openbaar gebied blijft opgaande beplanting zoveel mogelijk gehandhaafd.

Langzame verkeersverbindingen in het gebied moeten worden gekoppeld aan die in zuidelijk gelegen woonbuurt (Hoge Gest)

Via de parkeerkoffer in het plangebied wordt een langzaam verkeer verbinding gemaakt die gekoppeld wordt aan de woonbuurt.

De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer minder dan 50 dB(A) bedraagt, dan wel een hogere waarde in overeenstemming met een door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing, indien de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer meer dan 50 dB(A) bedraagt.

De wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn aangewezen als 30-km/uur zone. Voor ontwikkelingen binnen dergelijke zones is geen toetsing aan de Wet geluidhinder noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De wegen rondom het plangebied hebben een functie als verblijfsgebied. Op de wegen in dergelijke gebieden is sprake van een relatief lage verkeersintensiteit en er wordt over het algemeen langzaam gereden. Ten aanzien van wegverkeersgeluid worden er daarom geen belemmeringen verwacht. Een hogere waarden besluit is niet nodig.

Daarnaast moet ook een binnenwaarde van 33 dB worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaardeniveau.

De aanbevelingen in paragraaf 4.3 van de toelichting ten aanzien van het onderwerp ecologie moeten in acht worden genomen en eventuele ontheffingen in het kader van de Flora en faunawet in verband met het voorkomen van vleermuizen zijn verleend.

Voor de ontwikkeling is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 5 toegevoegd. Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels (al dan niet met vaste rust- en verblijfplaatsen) wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de ruimtelijke ontwikkeling aan de Zuidwalstraat / Amsteldiepstraat te Den Oever is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg is gepleegd met de waterbeherende instantie over de noodzakelijke waterberging en de situering daarvan.

Over dit project vindt afstemming plaats met het waterschap. Paragraaf 4.7 gaat hier nader op in.

De wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat rekening is gehouden met het bepaalde in het Besluit luchtkwaliteit.

Paragraaf 4.5 gaat hier nader op in.

Voor het overige de bepalingen uit artikel 3 overeenkomstig van toepassing zijn.

Artikel 3 betreft de bestemming 'Woondoeleinden' in het geldende bestemmingsplan. Deze regeling wordt in de regels van dit wijzigingsplan overgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 4. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  2. 5. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  3. 6. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  4. 7. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het projectgebied raakt, gezien de relatief zeer kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Deze regeling houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit plan maakt een herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied mogelijk, waarbij een voormalige camping gesaneerd wordt en vervangen wordt door woningen. In paragraaf 3.2 is omschreven hoe de ontwikkelingen van de woningen passen binnen de woningbehoefte die binnen de regio Kop van Noord-Holland geldt. Hiermee is aangetoond dat er behoefte is aan deze woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Er is daarmee sprake van duurzame verstedelijking.

De herstructurering vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De locatie voorziet in een functiewijziging van een voormalige camping naar een woonfunctie. Hierdoor is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en is het niet noodzakelijk om nieuwe uitbreidingslocaties uit te geven.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050. In de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik'.

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren, heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie.

De hoofdbelangen uit de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 zijn juridisch vertaald in de Provinciale ruimtelijke verordening. (PRV). De PRV wordt onderstaand besproken.

Omgevingsverordening NH2020

Volgens de Omgevingsverordening NH2020, zijn de onderstaande regels van toepassing.

Artikel 6.13 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

Een omgevingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio daarover gemaakte schriftelijke afspraken.

De ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Deze vindt plaats in bestaand stedelijk gebied en is in overeenstemming met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

Omgevingsverordening NH2020

Volgens de Omgevingsverordening NH2020, zijn de onderstaande regels van toepassing.

Artikel 6.13 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

Een omgevingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio daarover gemaakte schriftelijke afspraken.

De ontwikkeling betreft een nieuwe stedelijk ontwikkeling waarbij een bestaande camping wordt getransformeerd tot een woningbouwlocatie met daarin 29 woningen. De gemeente Hollands Kroon heeft oog voor de regio en sluit aan bij de regionale afspraken tussen de vier gemeenten in de Kop van Noord-Holland en de provincie Noord- Holland. Samen met de gemeenten Den Helder, Schagen, Texel houdt de gemeente zich aan de regionale kaders om de kwantiteit en kwaliteit van woningbouw te waarborgen. De regionale kaders zijn opgenomen in het convenant Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma voor de Kop van Noord-Holland (KWK) 2020-2030. Dit convenant zorgt voor een evenwicht tussen kwantiteit en kwaliteit in de woningvoorraad. De regiogemeenten stemmen af over aantallen woningen en kwaliteitseisen in het woningbouwprogramma. Het aantal woningen van 29 past binnen de afspraken die binnen de regio gemaakt zijn. Met het oog hierop is de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3 Regionaal Beleid

Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030

Door middel van een convenant ‘Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030 zijn regionale afspraken gemaakt die nodig zijn om de woningmarkt toekomstbestendig te maken waarbij rekening wordt gehouden met demografische trends en ontwikkelingen. De regio Kop van Noord-Holland heeft afspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering in het Kwalitatief Regionaal Woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland. Het aantal woningen dat dit wijzigingsplan mogelijk maakt is hierin opgenomen.

Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma (KwK)

De gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel en provincie Noord-Holland

hebben eind 2020 overeenstemming bereikt over het actuele Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWK). Hierin staat het overzicht van woningbouwplannen voor de periode tot 2030.

Uitgangspunt van het nieuwe Kwalitatief woningbouwprogramma van de Kop (KwK) is adaptief programmeren. Dit wil zeggen dat er aan de hand van monitoring continu wordt gewerkt aan de juiste balans tussen vraag en aanbod van nieuwbouwwoningen en ontwikkeling van nieuwe woningbouwlocaties. Daarnaast vindt er afstemming plaats over de bestaande woningvoorraad.

Met deze werkwijze kunnen de regiogemeenten flexibel inspelen op actuele ontwikkelingen,waardoor er steeds wordt gewerkt aan de juiste hoeveelheid woningbouwplannen in de Kop.

Tegelijkertijd worden de langetermijnambities in het oog gehouden. De Kop heeft als ambitie om tot 2030 minimaal 5.000 extra woningen te realiseren.

Het aantal woningen dat dit wijzigingsplan mogelijk maakt is in het KwK opgenomen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Bestemmingsplan Den Oever

In het bestemmingsplan 'Den Oever' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij de bestemming naar een woonbestemming gewijzigd kan worden. De ontwikkeling past daarmee binnen de reikwijdte van het bestemmingsplan.

Op basis van de afweging van de wijzigingscriteria in hoofdstuk 2 kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Omgevingsvisie 'Ruimte voor elkaar'

Door de gemeente Hollands Kroon is op 17 december 2019 de 'Omgevingsvisie Hollands Kroon' vastgesteld. De omgevingsvisie is een integrale visie en een helder fundament voor het beleid van de gemeente Hollands Kroon en de uitvoering ervan voor de periode tot 2030.

Voor woningbouw geldt in het bijzonder dat er behoefte is aan sturen in tijd van robuuste veranderingen. Om deze reden worden kaders gesteld die moeten zorgen voor heldere keuzes en tegelijkertijd flexibiliteit, zodat bijsturen mogelijk is waar nodig. Het bijgestelde woningbouwprogramma getuigt daarvan. Andere tijden vragen niet alleen om een andere rol van de overheid, maar ook om meer burgerkracht. Hierdoor ontstaat er ook een andere woningbehoefte in het bijzonder in relatie tot zorg. Gemeente Hollands Kroon staat voor een gezonde woningvoorraad. De focus wordt gelegd op kwaliteit in plaats van kwantiteit. De behoefte tot 2020 betreft echter 800 woningen. Dit plan voorziet in een transformatie van een recreatieterrein naar een woningbouwlocatie. Het aantal van 29 woningen past binnen de behoefte van 800 woningen tot 2020. De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met de omgevingsvisie.

Woonvisie Hollands Kroon

De gemeenteraad heeft op 17 december 2020 een nieuwe woonvisie aangenomen. Belangrijkste doel in de Woonvisie is dat de gemeente een aantrekkelijk woongebied voor de inwoners moet blijven. Hiervoor staan uitgangspunten en kaders in de woonvisie. Uitgangspunt is een gezonde woningvoorraad en groei. Een woningvoorraad die past bij de behoefte en klimaatbestendig is, met een groene inrichting die bijdraagt aan de gezondheid en het welzijn van de inwoners. De gemeente richt zich actief op jongeren, starters en ouderen ten behoeve van een betere balans van verschillende woningtypen op de woningmarkt.

Dit wijzigingsplan geeft invulling aan de woonvisie door middel van een gedifferentieerd

woningaanbod. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan een betere balans van verschillende woningtypen op de woningmarkt. Het plan past dan ook binnen de woonvisie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Verkeer En Parkeren

Verkeersafwikkeling

De woningen worden ontsloten op een nieuwe ontsluitingsweg die zowel aansluit op de Zuidwalstraat als de Amsteldiepstraat. Beide wegen hebben voldoende capaciteit voor de verkeersafwikkeling van de toekomstige woningen. Deze bedraagt 222 mvt/etmaal. Daardoor ontstaat er hier geen onveilige verkeerssituatie of verkeersoverlast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01_0007.png"

Parkeren

Op 9 maart 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders de ‘Parkeerregels Hollands Kroon 2018’ gepubliceerd. De parkeerregels gaan uit van de gemiddelde parkeercijfers van het kenniscentrum CROW. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van deze regeling en de normen die daarin zijn opgenomen. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte aangegeven. In het plangebied worden meer dan 62 parkeerplaatsen gerealiseerd. Aan de parkeerbehoefte kan dan ook voldaan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPDenOeverhz002-va01_0008.png"

4.2 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

Natura 2000-gebieden

Op circa 325 meter ten noorden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Waddenzee'. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden. Voor de ontwikkeling is een stikstofonderzoek uitgevoerd voor de aanleg- en exploitatiefase (bijlage 4).

Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. De aanleg- en exploitatiefase zijn in dezelfde berekening meegenomen. In de berekening is de aanlegfase worst-case ingevoerd onder de beoogde situatie. De effecten van het wegverkeer zijn in de AERIUS-calculator zowel via het SRM-II model als het OPS-model berekend. Hierdoor zijn de effecten van het wegverkeer tot een afstand van 25 kilometer berekend. De effecten van andere bronnen zijn ook tot een afstand van 25 kilometer berekend.

Natuur Netwerk Nederland

Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op ruim 1.100 meter. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op voor deze NNN.

Weidevogelleefgebied

Het dichtstbijzijnde Weidevogelleefgebied. ligt op ruim 350 meter. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Voor de ontwikkeling is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 5 toegevoegd. Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels (al dan niet met vaste rust- en verblijfplaatsen) wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de ruimtelijke ontwikkeling aan de Zuidwalstraat / Amsteldiepstraat te Den Oever is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden.

In de directe nabijheid komen geen bedrijven voor. Op circa 100 meter ten zuiden van het plangebied is een sportcomplex (met verlichting). Dergelijke sportcomplexen vallen onder milieucategorie 3.1, waarvoor een richtafstand van 50 meter geldt. Tot slot is aan de Havenweg een bedrijventerrein gevestigd, waar bedrijven tot milieucategorie 3 zijn toegestaan. Aan de richtafstand voor beide activiteiten wordt voldaan. De dichtstbijzijnde activiteit bevindt zich namelijk op meer dan 200 meter.

Tussen het plangebied en de bedrijven bevinden zich daarnaast al woningen op kortere afstand. Bedrijven worden dan ook niet in de bedrijfsvoering beperkt. Op basis van deze ruime afstand is een goed woon- en leefklimaat voldoende gewaarborgd.

4.4 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

De wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn aangewezen als 30-km/uur zone. Voor ontwikkelingen binnen dergelijke zones is geen toetsing aan de Wet geluidhinder noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De wegen rondom het plangebied hebben een functie als verblijfsgebied. Op de wegen in dergelijke gebieden is sprake van een relatief lage verkeersintensiteit en er wordt over het algemeen langzaam gereden. Ten aanzien van wegverkeersgeluid worden er daarom geen belemmeringen verwacht. Een hogere waarden besluit is niet nodig.

Daarnaast moet ook een binnenwaarde van 33 dB worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaardeniveau.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.

Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er worden slechts 29 woningen mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.6 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. De functiewijziging vindt plaats op de gronden van een voormalige camping binnen een gebied waar de woonfunctie overheerst. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door het voormalige gebruik verontreinigd zijn. Een verkennend bodemonderzoek in deze situatie waarbij er al sprake is van een gebruik als woning is voor het wijzigingsplan niet noodzakelijk.

Voor de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 6 toegevoegd. In het plangebied zijn een aantal lichte verhogingen aangetroffen. De aangetroffen verhogingen zijn dusdanig gering, dat voor het instellen van een vervolgonderzoek geen aanleiding wordt gezien. Op de locatie bestaan, op grond van de resultaten van dit onderzoek, geen risico's voor de volksgezondheid of de ecologie bij het beoogde gebruik, wonen met tuin.

4.7 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het HHNK (kenmerk: 20200203-12-22386) (zie bijlage 1). Het plan heeft een zodanige invloed op bepaalde aspecten van de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd. Deze aspecten heeft het waterschap benoemd in het eerste deel van het concept wateradvies. Hierop verstrekt het waterschap nog een definitief wateradvies. Het conceptadvies is reeds in deze waterparagraaf verwerkt en zal bij de uitvoering van het plan rekening mee worden gehouden. In het tweede deel komen de onderwerpen aan bod die slechts een beperkte invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap en die hierdoor ondervangen kunnen worden met standaard maatregelen.

DEEL I

Waterkwantiteit

Ten aanzien van dit aspect verstrekt het waterschap nog ander advies. In dit advies wordt aangegeven hoeveel water gecompenseerd moet worden in verband met de toename aan verharding. De voorgenomen plannen zorgen voor een toename van de verharding en extra bebouwing. Door deze toename aan verharding zal neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, al dan niet via het rioolstelsel. Dit leidt tijdens extreme situaties tot pieken in de waterstand met wateroverlast als gevolg. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename zullen er in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen getroffen worden.

DEEL II

De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.


Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.

Waterkwaliteit en riolering

Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat het waterschap adviseert om voor de nieuwe ontwikkeling een gescheiden stelsel aan te leggen. Het afvalwater wordt geloosd op het rioolstelsel. De wijze van het afvoeren van hemelwater wordt in overleg met het waterschap afgestemd.

Het hoogheemraadschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Met voorgenoemde adviezen wordt bij de uitvoering van het plan rekening gehouden.

Waterkwantiteit

Er vindt een verhardingstoename plaats. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren.

De initiatiefnemer van het ruimtelijk plan is verantwoordelijk voor de regeling, de financiering en de realisatie van compenserende maatregelen. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak uitgebreid te worden. Over de wijze van compensatie heeft overleg plaatsgevonden met het hoogheemraadschap. De benodigde watercompensatie vindt buiten het plangebied plaats, ter hoogte van de Molgerweg. De locatie van de watercompensatie is in bijlage 2 weergeven.

Vergunningen

Voor werkzaamheden in, langs, op, bij of aan open water, waterkeringen, alsmede voor het doen van lozingen op het oppervlaktewater en het realiseren van verhardingstoenames groter dan 800 m2 is een watervergunning nodig. Voor de benodigde watercompensatie is inmiddels een vergunning aangevraagd.

4.8 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Voor het bestemmingsplan Buitengebiedis het aspect archeologie onderzocht. Hierbij is ook het plangebied beoordeeld. In dit bestemmingsplan worden eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd met een dubbelbestemming. Per dubbelbestemming gelden andere ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

In het bestemmingsplan Den Oever is het aspect archeologie onderzocht. Waar nodig zijn de gronden voorzien van de dubbelbestemming 'archeologisch waardevol gebied''. In het plangebied komt de dubbelbestemming niet voor. In het geldende bestemmingsplan staat dat voor de in het plan genoemde ontwikkellocaties archeologisch onderzoek is gedaan in 2006. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in de rapportage “Den Oever-een inventariserende en waarderend archeologisch veldonderzoek” (De Steekproef, Zuidhorn, rapport 2006-08/04).


Voor de locatie Camping De Gest (waar het plangebied deel van uitmaakt) geldt dat geen archeologische indicatoren aangetroffen waren en de kans op onverstoorde archeologische grondsporen worden klein geacht. Het oordeel is dat nader onderzoek niet noodzakelijk is.

Vanuit het aspect archeologie bestaan geen belemmeringen voor het plan. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt een meldingplicht.

4.9 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Nadere regels ten aanzien van cultuurhistorie wordt niet noodzakelijk geacht. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van de plannen niet in de weg.

4.10 Aardkundige Waarden

De provincie Noord-Holland heeft op de kaart behorende bij de structuurvisie en de verordening aardkundig waardevolle gebieden aangegeven. De provincie maakt hierin onderscheid tussen aardkundig waardevolle gebieden en aardkundige monumenten. Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen als aardkundig waardevol of aardkundig monument.

4.11 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Buisleidingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen, daarom is dit aspect niet aan de orde.

Risicorelevante inrichtingen

Circa 295 m ten zuiden van het plangebied is aan de Havenweg 2-4 LPG tankstation AVIA Marees gelegen. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 150 meter. De effectafstand uit de Circulaire effectafstanden LPG tankstations is 160 meter. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied en de effectafstand.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Circa 360 m ten zuiden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de N99 en de A7. Omdat het plangebied buiten 200 meter van de provinciale weg N99 en rijksweg A7 is gelegen, heeft deze geen invloed meer op de hoogte van het groepsrisico. Daarom kan worden volstaan met een zogenaamde beperkte verantwoording van het groepsrisico. De N99 heeft geen PR-plafond. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 880 meter. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N99. Over de A7 worden giftige stoffen (LT2) vervoerd. Omdat over de A7 giftige vloeistoffen (LT2) worden vervoerd, dient rekening gehouden te worden met een invloedsgebied van 880 meter. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A7. Daarom is de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord gevraagd om advies gegeven. Dit advies is als bijlage 7 opgenomen. Het advies is hieronder uitgeschreven.

De risicobronnen A7 en N99 kunnen, in geval van een transport ongeval met een giftige stof (LT2) bij zuidelijke wind, een effect gebied veroorzaken met gevolgen voor de bewoners in het plangebied. Het plangebied is gelegen op minimaal 350 meter afstand en bewoners kunnen bescherming vinden in hun woningen en/of binnen gaan schuilen. De uitgangssituatie voor toekomstige bewoners, tijdens een dergelijk ongeval, is daarmee aanzienlijk gunstiger dan dat deze is voor campinggasten. De planwijziging heeft ons inziens daarom een gunstig effect op de hoogte van risico’s voor burgers.

Worst-case situatie:

Een ongeval tijdens ongunstige weersomstandigheden kan mogelijk gezondheidsproblemen veroorzaken voor mensen tot in het plangebied. Dit zal dan zeer waarschijnlijk vooral alleen de mensen treffen met de meest kwetsbare gezondheid. Op de afstand van 350 meter en meer is het gevolg substantieel minder in vergelijking met de mensen die in oudere woningen veel dichterbij de N99 en A7 wonen.

4.12 Kabels En Leidingen

In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Wel is het mogelijk dat er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool aanwezig zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

4.13 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het wijzigingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of m.e.r. - beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (onderdeel C en D), projectmer-plichtig (onderdeel C) of mer-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. De totale ontwikkeling maakt slechts 29 woningen mogelijk en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije m.e.r. - beoordeling. Deze is als bijlage 3 toegevoegd. Het college van B&W moet op deze m.e.r. - beoordeling een besluit nemen.

4.14 Duurzaamheid

Gelet op de eindigheid van ruimte en bouw- en brandstoffen is duurzaamheid bij ruimtelijke ontwikkelingen van belang. Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van heden en toekomst zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

Het wettelijk beleid ten aanzien van energiezuinig bouwen is opgenomen in het Bouwbesluit. Daarin is vastgelegd hoe de energieprestatie van gebouwen wordt gemeten met behulp van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Deze eis zal in de toekomst verder worden aangescherpt vanuit het streven om uiteindelijk energieneutraal te bouwen (EPC=0).

De nieuwbouw van de woningen zal volgens de huidige normen voor duurzaamheid plaatsvinden. De toekomstige woningen worden in ieder geval gasloos uitgevoerd.

4.15 Molenbiotoop

Het plangebied is gesitueerd binnen 400 meter van molen De Hoop in Den Oever. Het bouwplan kan mogelijk de windvang van de molen beinvloeden. Om inzicht te krijgen in het effect van het bouwplan op de windvang is door SPA-WNP Ingenieurs een onderzoek uitgevoerd naar de molenbiotoop. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8. Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat tussen de molen en het plangebied al veel bebouwing aanwezig is. De hoogtes in de omgeving van de molen zijn wel lager dan die van het beoogde plan. De hoogtes in de omgeving bevinden zich echter ook op een kortere afstand van de molen, zodat ze van grote invloed zijn op de windvang van de molen. Kort samengevat wordt in het onderzoek geconcludeerd dat het realiseren van bebouwing met een hoogte van 11 meter op een afstand van ongeveer 300 meter van de molen, met inachtneming van de huidige verstoring, niet onevenredig van invloed op de windvang en de beleving van de molen is. Echter omdat het bouwplan ook met een bouwhoogte van 10,4 meter voor de vrijstaande woningen, 10,2 meter voor de twee-onder-een-kap woningen en 10 meter voor de rijwoningen uitgevoerd kan worden wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de daadwerkelijke bouwhoogtes van de woningen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

Het conceptontwerp is in vooroverleg gebracht bij de overlegpartners. De provincie heeft aangegeven dat het plan is gelegen buiten het provinciaal werkingsgebied Landelijke gebied. Volgens het intakeformulier is deze gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en dat is juist. Onder de Omgevingsverordening NH 2020 hoeven plannen die niet binnen het werkingsgebied Landelijk Gebied of Bijzonder Provinciaal Landschap niet meer voor advies worden voorgelegd aan de provincie. Daarnaast is paragraaf 4.7 aangevuld op basis van de overlegreactie van de het waterschap.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen in te dienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. Er is één zienswijze ingediend. De gemeente heeft deze in een aparte zienswijzenota samengevat en beantwoord.

De zienswijze gaat over de effecten van het bouwplan op molen De Hoop, die in de bebouwde kom van Den Oever staat. Om de effecten inzichtelijk te krijgen is een beoordeling gemaakt van de effecten op de windvang. Deze beoordeling is gedeeld met de indiener van de zienswijze en vervolgens is daar door de deskundige op gereageerd. Vervolgens heeft de gemeente een belangenafweging gemaakt. Op basis van de beoordeling wordt geconcludeerd dat het effect beperkt is, maar omdat er nog ruimte zit in de benodigde maximale bouwhoogte wordt de hoogte teruggebracht tot de hoogte die daadwerkelijk nodig is voor bouw van de woningen. Dit heeft tot gevolg dat het wijzigingsplan gewijzigd vastgesteld moet worden.

Verder is voor de bouwfase nog geen stikstofdepositie berekening uitgevoerd. Dit omdat tijdens de ter inzage legging van het ontwerp de bouwvrijstelling nog van kracht was. De stikstofberekening voor de bouw is alsnog uitgevoerd en daarnaast is de uitstoot met de nieuwste versie van Aerius berekend voor de gebruiksfase. Op basis van de berekeningen wordt geconcludeerd dat stikstof geen probleem voor de realisatie van de woningen is. Zie hiervoor ook paragraaf 4.2 en bijlage 4.

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

5.2.1 Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van dit plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is aan de financiële haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond.

5.2.2 Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit wijzigingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Hierin is onder andere het verhaal van eventuele planschade geregeld. De overige kosten worden via een anterieure overeenkomst verhaald. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. Bij de vaststelling van het wijzigingsplan wordt daarom besloten geen grondexploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Juridische Regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Zuidwalstraat en Amsteldiepstraat - Den Oever ' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Den Oever' van de gemeente Hollands Kroon.

Regels

Het wijzigingsplan bevat eigen regels, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Den Oever'.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Locatie Watercompensatie

Bijlage 2 Locatie watercompensatie

Bijlage 3 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 3 Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 4 Stikstofonderzoek

Bijlage 4 Stikstofonderzoek

Bijlage 5 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 5 Ecologisch onderzoek

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 7 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 7 Advies externe veiligheid

Bijlage 8 Onderzoek Molenbiotoop

Bijlage 8 Onderzoek molenbiotoop