KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planomschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Bodem
4.4 Ecologie
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Verkeer En Parkeren
4.9 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.10 Spuitzone Bestrijdingsmiddelen
4.11 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 1
Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 2 Natuurtoets
Bijlage 3 Rapportage Stikstofdepositie
Bijlage 4 Aerius-berekening Bouwfase En Referentie
Bijlage 5 Aerius-berekening Beoogde Situatie En Referentie
Bijlage 6 Nader Onderzoek Kleine Marterachtigen En De Waterspitsmuis
Bijlage 7 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Watertoets
Bijlage 9 Schetsontwerp Uitbreiding Stelt B.v.
Bijlage 10 Ontwerpbesluit

Nieuwesluizerweg 24 Slootdorp

Bestemmingsplan - Gemeente Hollands Kroon

Ontwerp op 29-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nieuwesluizerweg 24 Slootdorp van de gemeente Hollands Kroon;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waaraan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouw- dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.7 bedrijf

een onderneming waarin doorgaans met economisch oogmerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt, verhandeld en opgeslagen, danwel diensten worden verleend;

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 beperkt kwetsbaar object

Onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen tot 1.500 m2 bvo;
  4. d. hotels en restaurants tot 1.500 m2 bvo;
  5. e. winkels waarin maximaal 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak niet meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover er niet meer dan 50 personen verblijven gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  8. h. bedrijfsgebouwen tot 1.500 m2 bvo;
  9. i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.10 bestaand:

die situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;

1.11 bestemmingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.23 garageactiviteiten:

activiteiten gericht op het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden aan machines die van elders worden aangevoerd en niet behoren tot de op het perceel opgeslagen machines;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.27 kwetsbaar object:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld bij beperkt kwetsbaar object;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. Ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  5. e. objecten die met de onder a tot en met d genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;

1.28 mestopslagplaats:

een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest. Onder een mestopslagplaats wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw;

1.29 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.30 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.31 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd het Nieuw Amsterdams Peil;

1.32 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.33 rotor:

het samenstel van rotorbladen (wieken) en hub (neus) van een windturbine;

1.34 rotorblad:

de wiek van een windturbine;

1.35 seksinrichting:

  1. 1. de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
  2. 2. onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 schakelkasten en transformatoren:

bouwwerken behorende bij een windturbine ten behoeve van het transporteren van opgewekte elektriciteit en het op spanning houden van de interne parkbekabeling van het windturbinepark als geheel;

1.37 verschijningsvorm van een windturbine:

het uiterlijk van de windturbine zoals dat wordt bepaald door het samenstel van de vorm van de gondel, de ashoogte en de rotordiameter van een windturbine;

1.38 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.39 voorgevellijn:

de gevel van een woning of hoofdgebouw, alsmede het verlengde daarvan, langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluiteind aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.40 windturbine:

een bouwwerk ter opwekking van elektrische energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;

1.41 woning:

een complex aan ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 ashoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 dakhelling van een bouwwerk:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

van de horizontale snijlijn van elk dakvlak met elk daaronder gelegen buitenwerks gevelvlak of scheidsmuur tot aan het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte bouwperceel;

2.5 hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Hieronder vallen tevens overkappingen en dakoverstekken groter dan 0,5 meter;

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt;

2.9 oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1 bij deze regels, met dien verstande dat per bedrijf maximaal drie verschillende functies zijn toegestaan, waarbij de woonfunctie niet wordt meegerekend;
  2. b. opslag, c.q. stalling met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke stoffen;

en tevens voor:

  1. c. productie, opslag en distributie van meststoffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meststoffen';
  2. d. het overdraaien van rotoren van windturbines en de daarbij behorende voorzieningen waaronder in elk geval worden begrepen schakelkasten en transformatoren, kabels en leidingen, onderhoudswegen, op- en afritten en kraanopstelplaatsen ten behoeve van het onderhoud van de windturbines, als bedoeld in de artikelen 6 en 7 van het inpassingsplan Windpark Wieringermeer met identificatienummer NLIMRO.0000.EZip14wpwieringer-0003, uitsluitend ter plaatse de aanduiding 'windturbinepark';
  3. e. het testen van windturbines uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - windmolens in lijnopstelling ';

met de daarbij behorende:

  1. f. erven;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. nutsvoorzieningen;
  4. i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. j. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. k. waterlopen en waterpartijen,

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen van derden;
  • de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

  1. a. afmetingen van gebouwen als bedoeld in lid 3.2;
  2. b. de plaats van gebouwen;
  3. c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.

3.4 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van:

  1. a. bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 van de staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover de betreffende activiteit naar aard en invloed gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën;
  2. b. bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, voor zover de betreffende activiteit naar aard en invloed gelijk gesteld kan worden met de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
  2. b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  3. c. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. d. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel.

5.2 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk dat krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximummaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven minimummaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels

6.1 Vrijwaringszone - radar

Ter plaats van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' zijn de gronden tevens bestemd voor de functie van de radar.

6.2 Veiligheidszone - Bevi

Op de gronden binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - Bevi' geldt dat:

  1. a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;
  2. b. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien dit op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan toelaatbaar wordt geacht.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsvoorieningen of andere naar doelstelling daarmede vergelijkbare instellingen, zoals gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de inhoud van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 75 m3;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10% maar niet meer dan 2 m, en voor kassen niet meer dan 5 m, voor zover dit om technische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk is en uit het oogpunt van welstand en beeldkwaliteit niet bezwaarlijk is.

Artikel 8 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit om bij een omgevingsvergunning af te wijken, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Parkeervoorziening

Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

9.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 indien:

  1. a. het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of;
  2. b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van de hardheidsclausule in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan: Nieuwesluizerweg 24 Slootdorp.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De firma Stelt B.V. heeft het voornemen de bedrijfslocatie op het perceel Nieuwesluizerweg 24 (1774 PD) te Slootdorp her in te richten. In de nieuwe situatie centraliseert Stelt B.V. de bedrijfsactiviteiten van de huidige locaties Beverwijk en Slootdorp op de locatie in Slootdorp, waardoor onder andere een betere ondersteuning van de productie ontstaat.

De herinrichting beoogd een uitbreiding van de bedrijfslocatie. De grond ten noorden van de bedrijfslocatie (rood omlijnd) wordt toegevoegd om de uitbreiding mogelijk te maken. De gronden van het perceel van de bedrijfslocatie heeft bestemming 'Bedrijf' met functieaanduiding Gemengd. De gronden van het perceel ten noorden van de bedrijfslocatie heeft bestemming 'Agrarisch', het oprichten van een bedrijf met bijhorende bouwwerken zijn hier niet toegestaan. Dit bestemmingsplan voorziet van het juridische en planologische kader om de bestemming en het gebruik ter plaatse te wijzigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0001.png"

Figuur 1.1 Herinrichting bedrijf (geel: huidige bedrijf, rood: herinrichting). Met in het paars het perceel van Vermilion (Bron: Globespotter, 2019).

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen ten westen van de kern Wieringerwaard in de gemeente Hollands Kroon (fig. 1.2). Aan de oostkant ligt de kern Slootdorp. Het plangebied heeft een oppervlakte van ca. 1,9 hectare. Het bedrijf is bereikbaar via een ontsluitingsweg met een in-/uitrit op de Nieuwesluizerweg (fig. 1.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0002.png"

Figuur 1.2 Luchtfoto van plangebied en omgeving (rode cirkel) ter hoogte van de Nieuwesluizerweg 24 te Slootdorp. (Bron: Globespotter, 2019)

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0003.png"

Figuur 1.3 Ligging plangebied (rode kader) ter hoogte van de Nieuwesluizerweg 24 te Slootdorp. (Bron: Street smart)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het voornemen vindt plaats binnen de volgende vigerende bestemmingsplannen:

  • Buitengebied 2009 (vastgesteld door de gemeenteraad van Wieringermeer op 17 oktober 2011);
  • Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening (vastgesteld door de gemeenteraad van Wieringermeer op 6 november 2014).

Ter plaatse van het plangebied is op basis van het vigerende bestemmingsplan de enkelbestemming 'Agrarisch' , 'Bedrijf' met functieaanduiding - Gemengd en deels de functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch – windmolens in lijnopstelling van toepassing (fig. 1.4). Op het gehele projectgebied ligt ook de gebiedsaanduiding vrijwaringszone – radar en deels de gebiedsaanduiding veiligheidszone - bevi.

De ontwikkeling vindt tevens plaats binnen het Rijksinpassingsplan Windpark Wieringermeer (vastgesteld op 29 april 2015 door de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu). Voor het plangebied geldt de enkelbestemming Agrarisch en een functieaanduiding 'Windturbinepark'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0004.png"

Figuur 1.4 Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met huidige bedrijf (geel kader) en toekomstige herinrichting (rood kader) (Bron: ruimtelijkeplannen.nl).

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  1. 1. een verbeelding waarop onder meer de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven;
  2. 2. regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen;
  3. 3. een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven.

De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

De toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie met daarbij een omschrijving van het plan (toekomstige situatie). Hoofdstuk 3 gaat in op de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 worden de noodzakelijke onderzoeken besproken en worden keuzes nader verantwoord. De juridische opzet van het plan wordt in hoofdstuk 5 uiteengezet. Hoofdstuk 6 gaat tot slot in op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planomschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied is gelegen in landelijk gebied ten westen van de kern Slootdorp in de gemeente Hollands Kroon. Het landschap kenmerkt zich als een open landschap waarbinnen voornamelijk agrarische bedrijvigheid plaatsvindt (fig. 2.1). Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als agrarische grond (rood omlijnd) en het perceel van Stelt B.V. (geel omlijnd). Ten noordoosten ligt de watergang Ulketocht. Ten zuiden ligt het perceel van Vermilion (paarse kader).

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0005.png"

Figuur 2.1 Plangebied Stelt B.V.

In de huidige bedrijfssituatie beschikt Stelt B.V. over een hoofdlocatie in Beverwijk en verschillende nevenlocaties door het land (Slootdorp, Drachten, Assendelft, Noordwijkerhout, Exloërmond en Wieringerwerf). De bedrijfsactiviteiten zijn hoofdzakelijk gericht op het leveren van goederen en diensten aan bedrijven uit de agrarische sector. Op de locatie in Slootdorp vindt de verwerking en distributie van meststoffen en biologisch afbreekbaar stofbestrijdingsmiddel (Stesam) plaats. Tevens maakt Stelt B.V. gebruik van uitrijdmachines en loonwerktuigen om de zelfgeproduceerde producten uit te rijden op het land.

Bedrijven zoals Stelt B.V. behoren tot de agrarisch aanverwante bedrijven, zoals omschreven in de Provinciale Verordening van de provincie Noord-Holland (2018):

'agrarisch aanverwant bedrijf: een bedrijf in landelijk gebied dat hoofdzakelijk is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of het leveren van goederen en diensten ten behoeve van aanleg en onderhoud van groene of recreatieve gebieden, en gebruik maakt van werktuigen, apparatuur of agrarisch loonwerk'.

2.2 Toekomstige Situatie

De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een verschuiving van activiteiten en functies van Beverwijk naar Slootdorp en een herinrichting van het bestaande perceel in Slootdorp (zie Tabel 2.2).

Verschuiving activiteiten en functies vanaf locatie Beverwijk naar herinrichting locatie Slootdorp

Vanuit Beverwijk wordt het hoofdkantoor met bijbehorende parkeervoorzieningen verplaatst naar het perceel aansluitend op de noordkant van het bestaande perceel. Ook wordt de stalling voor uitrijdmachines, loonwerktuigen, vrachtwagens en materiaal in Beverwijk hiernaartoe verplaatst.

Verschuiving activiteiten en functies vanaf huidige locatie Slootdorp naar herinrichting locatie Slootdorp

Vanaf het bestaande perceel aan de Nieuwesluizerweg 24 zullen verschillende activiteiten verplaatst worden naar de naastgelegen uitbreidingslocatie. Deze activiteiten bestaan uit de stallingsruimte voor vrachtwagens en materieel en een parkeervoorziening voor personeel en bezoekers. Dit biedt ruimte om de productie op de huidige locatie op termijn uit te breiden.

Nieuwe activiteiten en functies op de herinrichting locatie

Tot de nieuwe activiteiten en functies op de nieuwe locatie behoort het agrarisch laboratorium voor de analyse en productontwikkeling van meststoffen en het nieuwe hoofdkantoor (fig. 2.3). Dit biedt ruimte voor het kantoorpersoneel om de productie te kunnen ondersteunen en in het laboratorium proeven te kunnen uitvoeren. Daarnaast wordt een nieuwe werkplaats gebouwd voor het onderhoud van landbouwkundige werktuigen en uitrijdmachines. Ook nieuw is de stalling voor uitrijdmachines, loonwerktuigen, vrachtwagens en materieel. De beoogde nieuwe werkplaats en stalling bieden ruimte voor materieel van zowel de locatie Beverwijk als de bestaande locatie in Slootdorp. Opgemerkt wordt dat het overgrote deel de vrachtwagens die nu in Beverwijk worden gestald in die omgeving gestald blijven. Tot slot wordt er een ook een opstelplaats voor containers gerealiseerd.

Tabel 2.1 bestaande situatie Stelt B.V.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0006.png"

Tabel 2.2 Toekomstige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0007.png"

Deze indeling biedt niet alleen ruimte voor combinatie van de nu aanwezige capaciteitsbehoefte op beide locaties, maar maakt dat de inrichting ook klaar is voor autonome ontwikkeling in de toekomst.

Ontwerp herinrichting

Hieronder zijn enkele impressies opgenomen (fig. 2.2 – 2.3). Een nadere uitwerking van het bouwplan vindt plaats voor de bouwaanvraag, wanneer instemming is gekregen in onderhavige procedure. De maximale bouwhoogte voor de gebouwen zal, overeenkomstig de bestaande locatie, 8 meter bedragen.

Het nieuwe hoofdkantoor bestaat uit 2 bouwlagen met parkeerplaatsen. Op de begane grond zijn een kantoor, receptie, kantine en wasruimte met toiletten aanwezig. Op de eerste verdieping is het directiekantoor, werkplekken, vergaderzaal, opslag en archief en een aantal toiletten gesitueerd. Een indeling van het terrein is opgenomen in de Bijlage 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0008.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht (vanuit zuidwestelijke zijde) van kantoor, opslag en werkplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0009.png"

Figuur 2.3 Indeling bedrijfspand Stelt B.V..

De herinrichting in de omgeving

Landschappelijk is het gewenst om de uitbreiding aan de noordzijde van het bestaande perceel te laten aansluiten. De herinrichting aan de noordzijde van het huidige perceel ligt uit het zicht van de bebouwing langs de Nieuwesluizerweg en van de wegen binnen het systeem van de polder. Bij herinrichting aan de noordzijde blijft het kantoor tevens op afstand van Vermillion. De impact van de bedrijfslocatie op de beleving van het landschap wordt daardoor nauwelijks groter.

Door de nieuw te planten erfbeplanting aan te laten sluiten op de bestaande erfbeplanting wordt de beoogde ontwikkeling landschappelijk ingepast. De erfbeplanting sluit aan bij de bestaande structuren (bomenrij) en geeft een extra groene kwaliteit aan de polder. Dit sluit aan bij de wens vanuit het gebiedsplan voor productielandschappen in de Wieringermeer om bij nieuwe ontwikkelingen de erfbeplanting te verbeteren en te versterken.

Het ontwerp van de perceelsranden is nog niet nader uitgewerkt dan hierboven weergegeven, maar zal in uitvoering, slootbreedte, hoogte grondwal, breedte en type beplanting, aansluiten op het bestaande perceel. Hierbij is één wijziging aan de orde, het hekwerk wordt, ook voor het bestaande perceel, verplaatst. Deze staat nu aan de buitenzijde van de beplanting en wordt verplaatst naar de binnenzijde hiervan, zodat deze volledig buiten het zicht komt te staan.

De gebouwen zoals de werkplaats en het kantoor krijgen geen contrastkleuren ten opzichte van het landschap, conform het welstandbeleid van de gemeente Hollands Kroon. Om logistieke redenen zijn de bedrijfsgebouwen aan het uiteinde van het perceel gesitueerd, gezien de samenhang in het gebruik tussen de bestaande productie- en opslaglocatie en de beoogde stallingsruimte. Hiermee blijft ook de mogelijkheid behouden om op eigen terrein in te spelen op toekomstige ontwikkelingen binnen deze functies.

Duurzame bedrijfsvoering

Binnen de eigen bebouwing zijn op de huidige werkplaats reeds zonnepanelen aangebracht en dat zal ook op de nieuwe gebouwen gebeuren. Voor verwarming wordt gebruik gemaakt van ventilatie met warmteterugwinning aangevuld met een warmtepomp, zodat ruimschoots in de energiebehoefte voor de uitbreiding wordt voorzien.

Op het bestaande terrein wordt een extra opslagtank gerealiseerd, voor het opvangen van hemelwater. Bij hevige regen kan tot 30 mm hemelwater van de uitbreiding van het verhard oppervlakte worden opgevangen. Dit water wordt zo veel mogelijk toegepast in de productie.

Daarnaast spant Stelt B.V. zich in om de CO2-uitstoot te verminderen in de eigen bedrijfsvoering en bij de uitvoering van projecten. Hiervoor wordt de CO2-prestatieladder ingezet, die zich voornamelijk richt op energiebesparing, het efficiënt gebruik van duurzame materialen en het gebruik van duurzame energie. Stelt B.V. participeert ook in andere sectorinitiatieven op het gebied van CO2-reductie zoals Nederland CO2 Neutraal en Transport en Logistiek Nederland (TLN).

Participatie

Stelt B.V. ervaart de relatie met de omgeving goed en staat open voor overleg om rekening te houden met de omgeving. In 2019 is daarom een open dag gehouden, waarop belangstellenden zijn geïnformeerd over de voorgenomen plannen, zoals hierboven omschreven. Hierbij zijn geen bezwaren geuit. Stelt B.V. zal een nieuwe open dag organiseren wanneer de plannen nader zijn uitgewerkt en concreet zicht bestaat op vergunning en realisatie.

Opgemerkt wordt dat de woningen aan de omliggende woningen aan de Nieuwesluizerweg in bezit zijn van het RVB en slechts tijdelijk worden bewoond en dat de omliggende woningen allen meer dan 600 meter van de locatie zijn gelegen, zodat van direct omwonenden geen sprake is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0010.png"

Figuur 2.4 Huidig aanzicht vanaf de Waardweg

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het rijk de lijnen uitgezet voor haar beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en infrastructuur. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Nationale belangen op het gebied zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), dat beschreven wordt in paragraaf 3.1.2.

Conclusie

De geplande ontwikkeling is dermate kleinschalig dat de ontwikkeling niet onder de nationale belangen valt waar in de SVIR beleid voor is opgesteld.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro en de Rarro regelen de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn opgenomen:

  • het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • militaire terreinen en -objecten;
  • de Wadden;
  • de kust (inclusief primaire kering);
  • de grote rivieren;
  • de Werelderfgoederen.
  • reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • veiligheid vaarwegen;
  • het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • reservering voor rivierverruiming Maas;
  • de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Vanuit het Barro/Rarro gelden diverse beperkingen voor het grondgebied van de gemeente Hollands Kroon. Uit het kaartmateriaal behorende bij het Rarro blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van het militaire vliegveld Leeuwarden (fig. 3.1.). Het plangebied is tevens gelegen binnen het radarverstoringsgebied van Maritiem Vliegkamp De Kooy. Op dit vliegveld is een radarinstallatie voor civiele doeleinden alsmede Distance Measuring Equipment (DME) aanwezig. Bouwwerken met een hoogte van meer dan 45,9 m kunnen de werking van de radar verstoren. In beginsel dienen bouwplannen binnen het radarverstoringsgebied te worden getoetst op eventuele verstoringseffecten. Uit het Rarro blijkt dat een radarverstoringstoets moet worden uitgevoerd voor bebouwing met een hoogte vanaf 89 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0011.png"

Figuur 3.1 Radarverstoringsgebied bijhorende bij radarstation De Kooy (Brpn: Ruimtelijkeplannen.nl, 2022)

Conclusie

In het kader van de gewenste uitbreiding is het ‘radarverstoringsgebied’ niet relevant. De bouwhoogte van de nieuw op te richten bouwwerken blijft ruim onder de genoemde hoogte (45,9 m en 89 m). Deze vrijwaringszone blijft onverminderd van toepassing maar heeft geen invloed op de uitvoering van de dagelijkse praktijk. Daarmee vormt het rijksbeleid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan ruimtelijke besluiten met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking (verder: de Ladder) heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering te voorkomen. Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd met als doel om de ladder te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te verminderen waarbij de effectiviteit van het instrument behouden blijft. Met deze wijzigingen is niet beoogd het doel van de regeling te wijzigen. De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.

Artikel 3.1.6 tweede lid van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening bepaalt, dat de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

In de beoordeling of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die moet voldoen aan de Ladder worden de aard van de functiewijziging en/of de toename van het ruimtebeslag in ogenschouw genomen. Door centralisatie van de bedrijfsactiviteiten van Stelt B.V. vindt bij voorliggend initiatief een uitbreiding van het bedrijf plaats op de locatie Slootdorp. Hierbij wordt de bestemming c.q. het gebruik van de gronden gewijzigd van agrarisch in bedrijf. Bovendien is binnen het plangebied de bouw van onder andere een nieuw hoofdkantoor (incl. innovatielab), een werkplaats en een loods voor stalling voor voertuigen en materiaal voorzien. Door de aard van de functiewijziging in combinatie met de nieuwe bebouwingsmogelijkheden is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Behoefte

Kwantitatief

De onderbouwing van de kwantitatieve behoefte in voorliggend project beperkt zich tot de uitbreiding van het bedrijf en de bedrijfsbebouwing aan de Nieuwesluizerweg in Slootdorp. Vanwege bedrijfseconomische redenen is het wenselijk de twee bedrijfslocaties van Stelt B.V. te centraliseren. Op de locatie van Stelt B.V. in Beverwijk wordt de bestaande bebouwing derhalve geamoveerd. Dit betreft het kantoor, een parkeerterrein, een werkplaats en een stalling voor voertuigen. Het agrarisch aanverwant bedrijf centraliseert haar activiteiten op de locatie Slootdorp. Feitelijk worden deze bedrijfsvoorzieningen dus verplaatst naar de locatie in Slootdorp. De bebouwing wordt hierbij zodanig gepositioneerd en ingericht dat hier op termijn uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn. De ontwikkeling voorziet hierbij in de behoefte voor het in stand houden van de bestaande bedrijfsbebouwing die nu nog zijn verdeeld over twee locaties en daarnaast in de behoefte om het bedrijf op termijn uit te kunnen breiden.

Kwalitatief

De centralisatie van het bedrijf Stelt B.V. en de daarmee gepaard gaande uitbreiding van de locatie aan de Nieuwesluizerweg zijn het gevolg van trends en ontwikkelingen in de agrarische en andere aanverwante sectoren. Technische innovaties worden steeds meer toegepast en bedrijfsbebouwing wordt steeds duurzamer. Ook liggen de effecten van de bedrijfsvoering op het gebied van duurzaamheid en milieu steeds meer onder de aandacht. Stelt B.V. is daarom actief bezig met het verbeteren van de kwaliteit van de bedrijfsvoering. Zo is het bedrijf actief bezig de CO2 uitstoot tot een minimum te beperken en worden nieuwe toepassingen bedacht om reststoffen en afvalstromen te hergebruiken (circulair). Nieuwe faciliteiten op een centrale locatie dragen bij aan deze kwalitatieve behoefte.

Bestaand stedelijk gebied

In lid twee van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient te worden gemotiveerd of de beoogde ontwikkeling plaatsvindt binnen het bestaand stedelijk gebied. In het kader van duurzaam ruimtegebruik wordt de behoefte waarin de ruimtelijke ontwikkeling voorziet bij voorkeur opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.

De definitie van het 'bestaand stedelijk gebied' is vastgelegd in artikel 1.1.1, lid 1 van het Bro en luidt als volgt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

De beoordeling of een locatie is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied hangt af de omstandigheden van het geval: enerzijds wordt gekeken naar de specifieke ligging, de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. Anderzijds is ook het vigerend planologisch-regime van belang.

Beoordeling

De gronden waarop de ontwikkeling gaat plaatsvinden hebben een agrarische bestemming en zijn onbebouwd. In jurisprudentie is bepaald dat daarmee geen sprake kan zijn van bestaand stedelijk gebied. Derhalve dient te worden gemotiveerd dat een uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied noodzakelijk is.

Motivering uitbreiding bestaand stedelijk gebied

Als een woningbouwontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet volgens artikel 3.1.6 lid 2 Bro gemotiveerd worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Daarbij spelen de beschikbaarheid en geschiktheid van locaties binnen bestaand stedelijk gebied een rol. In de 'Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking' van het Ministerie van I&W zijn argumenten opgenomen op basis waarvan kan worden gemotiveerd dat binnen bestaand stedelijk gebied geen mogelijkheden zijn voor de nieuwe stedelijke ontwikkeling:

1. kwalitatieve aspecten van de behoefte;

2. andere functies die ter plaatse al aanwezig zijn of volgens ruimtelijk beleid (zoals een structuurvisie) worden beoogd;

3. aanzienlijke investeringen die eerst nodig zijn voor de inbreidingsplaatsen, bijvoorbeeld vanwege milieuaspecten die zich voordoen op inbreidingslocaties.

Alle bovenstaande aspecten zijn van toepassing op de projectlocatie. De ontwikkeling op een andere locatie plaats laten vinden is met het oog op de kwalitatieve behoefte niet wenselijk. Een gedeelte van het bedrijf is momenteel al gevestigd in het landelijk gebied nabij Slootdorp. Het is vanuit praktische-, bedrijfseconomische- en duurzaamheidsoverwegingen niet wenselijk en realistisch om het bedrijf binnen Slootdorp op twee locaties te vestigen. Het verplaatsen van het bedrijf in zijn totaliteit naar een bedrijventerrein is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt niet haalbaar. Daarnaast is juist het buitengebied bedoeld voor agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten. Tot slot is ontwikkeling op een inbreidingslocatie binnen de gemeente niet wenselijk, vanwege de milieuhinder die dit zou veroorzaken voor omwonenden. Ontwikkeling op specifiek deze uitbreidingslocatie is dus noodzakelijk.

Regionale schriftelijke afspraken

Voorafgaand aan de ruimtelijke procedure heeft een uitgebreide afweging van alternatieve locaties in de regio plaatsgevonden. Uit het onderzoek bleek dat het aantal geschikte alternatieve locaties binnen de regio beperkt is. Er zijn geen betere locaties geconstateerd. Op 3 september 2020 is deze locatiestudie besproken in het Regionaal Portefeuillehouderoverleg Ruimte & Economie. De verantwoordelijk wethouders van de regio hebben, mede naar aanleiding van de uitvoerige locatie-afweging, tijdens dit overleg ingestemd met de uitbreiding van Stelt B.V. op de beoogde locatie aan de Nieuwesluizerweg. De ontwikkeling is daarmee regionaal afgestemd en de afspraken zijn schriftelijk vastgelegd conform de provinciale omgevingsverordening (zie ook paragraaf 3.2.2).

Conclusie

Hetplanvoornemen voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2050

Provinciale Staten hebben op 19 november 2018 de ‘Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid’ vastgesteld. Uitgangspunt in de Omgevingsvisie NH2050 is het streven naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid om het relatief hoge welvaarts- en welzijnsniveau voor de toekomst te kunnen houden. De doelstelling van de structuurvisie is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant en dier, als voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving (fig. 3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0012.png"

Figuur 3.2 Benaderingswijze duurzame ontwikkeling: fysieke leefomgeving, samenleving, gebruik leefomgeving: Deze drie elementen werken op elkaar in en bepalen uiteindelijk samen de kwaliteit van onze leefomgeving (Bron: Omgevingsvisie NH2050, provincie Noord-Holland).

Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie vanuit de bestaande kwaliteiten gekeken naar de kansen die veranderingen met zich mee brengen, op bijvoorbeeld het gebied van klimaatverandering, energietransitie en veranderende economieën. Om deze veranderingen in goede banen te leiden, heeft de provincie verschillende randvoorwaarden opgesteld. Voor de doorwerking van het beleid is soms het hanteren van juridische instrumenten (regels en beschikkingen) nodig.

De structuurvisie is bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Omgevingsverordening NH2020 opgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. De regels die relevant zijn voor de gewenste herinrichting worden hieronder beschreven in paragraaf 3.2.2.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

Op 11 november 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de verordening staan de regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In de verordening zijn regels opgenomen over onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. De artikelen uit de verordening die betrekking hebben op het voornemen worden hieronder toegelicht.

Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Artikel 6.3 sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Omdat het Besluit ruimtelijke ordening via de Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) al regels stelt over 1) aantonen nut en noodzaak en 2) onderzoeken van binnenstedelijke mogelijkheden, zijn deze regels niet in de omgevingsverordening opgenomen. Daarmee staat de regionale afstemming in de omgevingsverordening centraal als het gaat om nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Evenals de Ladder gaat de omgevingsverordening uit van een ‘ja, mits’ voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Gemeenten in de regio moeten het gezamenlijk eens worden over de nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid en de afwegingsruimte liggen bij de regio. Dit is in lijn met de gedachte van de Omgevingswet, waarbij de verantwoordelijkheid zo decentraal mogelijk wordt belegd.

Conclusie

Artikel 6.3 uit de omgevingsverordening is van toepassing op het voornemen van Stelt B.V. Hieruit volgt dat de ontwikkeling in overeenstemming moet zijn met binnen de regio gemaakte afspraken. In paragraaf 3.1.3 is, naast een verantwoording van de Ladder voor duurzame verstedelijking, ook ingegaan op de in de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Zoals daar aangegeven heeft de regio, op basis van een uitgevoerde locatiestudie, ingestemd met de ontwikkeling van Stelt B.V. op de beoogde locatie.

Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het

landelijk gebied

Artikel 6.59 van de Omgevingsverordening heeft betrekking op alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied gaat het om bijvoorbeeld nieuwe bebouwing, agrarische bedrijven, natuurontwikkeling, infrastructuur of vormen van energieopwekking. Artikel 6.59 regelt dat de ambities en ontwikkelprincipes ten aanzien van landschap en cultuurhistorie, zoals die zijn beschreven voor de verschillende ‘ensembles en structuren’ in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, richtinggevend zijn (‘rekening houden met’). De Leidraad bevat geen normstellende elementen die in acht moeten worden genomen. Voor zover ten aanzien van landschap en cultuurhistorie sprake is van normen voor het landschap, is dit op andere plekken in de verordening geregeld, in het bijzonder in de beschermingsregiems NNN, BPL en UNESCO.

Onderstaand wordt aangegeven hoe het voornemen past binnen de verschillende aspecten uit de Leidraad.

Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

De doorwerking van de Leidraad is door Gedeputeerde Staten vastgesteld op 10 april 2018 en verankerd in de Omgevingsverordening NH2020, artikel 6.59 (zie hierboven). Hierin is opgenomen dat het bestemmingsplan moet voldoen aan het gestelde in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (lid 1) en dat in het bestemmingsplan moet aangeven in welke mate rekening is gehouden met de kenmerken en kwaliteiten van het gebied (lid 2). Onderstaand worden beide aspecten verantwoord.

Ensemble Wieringermeer

De Leidraad werkt de gehele provincie uit in ensembles. In onderhavig geval gaat het om het Ensemble Wieringen – Wieringermeer. Het is een heldere geografische afbakening van het voormalige eiland Wieringen en de nieuwere polder Wieringermeer die hieronder staat beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

  • de landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
  • openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
  • de ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken.

Landschappelijk is het gewenst om de uitbreiding aan de noordzijde van het bestaande perceel te laten aansluiten. De herinrichting aan de noordzijde van het huidige perceel ligt uit het zicht van de bebouwing langs de Nieuwesluizerweg en van de wegen binnen het systeem van de polder. De impact van de bedrijfslocatie op de beleving van het landschap wordt daardoor nauwelijks groter. Door de nieuw te planten erfbeplanting aan te laten sluiten op de bestaande erfbeplanting wordt de beoogde ontwikkeling landschappelijk ingepast. De erfbeplanting sluit aan bij de bestaande structuren (bomenrij) en geeft een extra groene kwaliteit aan de polder. Bij de uitbreiding aan de noordkant van het perceel wordt de impact op de beleving van het landschap nauwelijks groter.

Structuren

De Leidraad beschrijft verschillende cultuurhistorische structuren die bepalend zijn voor het landschap. Enkele van deze structuren nabij de Wieringermeer zijn: de Waddenkust, de IJsselmeerkust en de Westfriese Omringdijk. Vanwege de afstand tussen de beoogde ontwikkellocatie en de bovenstaande structuren concluderen wij dat het voornemen geen invloed heeft op de landschappelijke en cultuurhistorische structuren vanuit de Leidraad.

Ambities en ontwikkelprincipes

De leidraad geeft aan dat de ruimtelijke kwaliteit vergroot kan worden door “bij het nieuwe totaalontwerp een deel van de polderlijnen te behouden als ruimtelijke dragers van het oorspronkelijk ontwerp”. Daarbij worden de volgende aspecten benoemd:

  • Ga daarbij zorgvuldig om met de belangrijkste/meest kenmerkende lijnen, zodanig dat hier de (oorspronkelijke) compositie van wegen, vaarten, ritmiek van boerderijen met rood- en rietgedekte kappen, erven, beplanting en doorzichten compleet en herkenbaar blijft;
  • Pas schaalvergroting op de erven zorgvuldig in, met respect voor de bestaande erfcompositie en met behoud of herstel van de ‘groene jas’ (erfbeplanting);
  • Pas grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen op zorgvuldig vormgegeven wijze in, zodat ze bijdragen aan een nieuw totaal concept (kans).

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0013.png"

Figuur 3.3. Raamwerk van de Wieringermeer (Bron: Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, 2018).

In het ontwerp wordt gebruik gemaakt van de compositie van wegen en vaarten evenals de ritmiek van gebouwen, erven en beplanting. De ontwikkeling maakt deel uit van de bebouwde Polderlijn zoals weergegeven in bovenstaande figuur 3.3 Bovendien zal de inpassing gedaan worden met respect voor bestaande erfcompositie en met herstel van de ‘groene jas’. Hiermee sluit de ontwikkeling aan op de hierboven genoemde aspecten uit de Leidraad.

Overige ontwikkelprincipes

De Leidraad geeft ten slotte aan dat: “De ruimtelijke kwaliteit is gebaat bij: het behouden en het zichtbaar/ beleefbaar blijven van de bestaande verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-) tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap.” Hoewel bovengenoemde passage ingaat op semi-tijdelijke functies (anders dan onderhavig initiatief) zijn in het ontwerp voor het nieuw te ontwikkelen terrein van Stelt B.V. wel meerdere van de bovengenoemde aspecten voor ruimtelijke kwaliteit verwerkt. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande verkavelingsstructuur van de terreinen van Stelt B.V. en Vermillion. Door het uitbreiden van de bedrijfsfuncties naar de weg zal het geheel beter ingepast zijn in de structuur van wegen, vaarten en bebouwing. Tevens voorziet het plan in een ruime en landschappelijke begrenzing in de vorm van een brede poldersloot en een grond lichaam met opgaand groen.

Conclusie

De artikelen uit de verordening die betrekking hebben op het voornemen vormen geen belemmering voor het planvoornenen.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Waterschap beleid: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Waterprogramma 2016-2021

Het Waterprogramma 2016-2021 is vastgesteld op 3 november 2015. Met dit Waterprogramma geeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Dat is nodig, want de klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van de keuzes van het waterschap. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van dit Waterprogramma is daar invulling aan gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen. De onderwerpen voor deze bouwstenen zijn verzameld via een intensieve dialoog met een groot aantal belanghebbenden.

Het waterprogramma is gericht op het bieden van (meerlaagse) waterveiligheid, het beperken van wateroverlast, het voorzien in voldoende en gezond water en crisisbeheersing.

Conclusie

Het voornemen sluit aan bij het Waterprogramma 2016-2021.

Waterplan 2022 - 2027

Het Waterplan 2022 - 2027 is vastgesteld op 15 december 2021. Dit Waterplan geeft de koers op hoofdlijnen voor het waterbeheer in Hollands Noorderkwartier weer. Er wordt voort gebouwd op de regionale Deltavisie (2012), het Waterprogramma 2016-2021 (WBP5) en het Collegeprogramma 2019-2023. Het is het zesde Waterbeheerprogramma (WBP6) van het waterschap. Het WBP is een wettelijke verplichting die volgt uit de Waterwet (die straks opgaat in de Omgevingswet) en het Bestuursakkoord Water. Als basis voor dit Waterplan is het vorige plan (WBP5) tussentijds geëvalueerd en is er een langetermijnverkenning gedaan. Dit Waterplan houdt daarnaast rekening met het Nationaal Water Programma van het Rijk en het Regionaal Waterprogramma van de Provincie Noord-Holland.

Conclusie

Het voornemen sluit aan bij het Waterplan 2022-2027.

3.3.2 Keur en algemene regels

In de Keur staan de regels die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. In de legger is vastgelegd waar de geboden en verboden uit de Keur van toepassing zijn.

Beleid omtrent nieuw verhard oppervlak

Zoals beschreven in de Keur in artikel 3.3, is het verboden om zonder watervergunning van het bestuur neerslag versneld tot afvoer te laten komen door toe doen van nieuw verhard oppervlak. Hiervoor geldt een vrijstelling op grond van artikel 3.9 eerste lid, wanneer:

  1. 1. De bebouwing of verharding van de onverharde grond door een of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte minder dan 800 m2 bedraagt en;
  2. 2. De aanleg van nieuw verhard oppervlak minder dan 10% van het oppervlak van het desbetreffende peilvak beslaat en;
  3. 3. Het desbetreffende watersysteem de toename van de piekafvoer kan verwerken.

Beleid omtrent dempen watergang

Artikel 3.2 lid 1 verbiedt werkzaamheden en handelingen zonder watervergunning die tot onbedoeld effect hebben dat verandering wordt gebracht in de staat van waterstaatswerken. Hiermee wordt ook het dempen van watergangen bedoeld.

Beleid omtrent water afvoeren naar oppervlaktewater

In artikel 3.4 van de Keur is opgenomen dat het verboden is zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen. Onder water brengen in oppervlaktewaterlichamen wordt verstaan het afvoeren van water naar en het lozen op oppervlaktewaterlichamen. Bij de ontwikkeling van het voornemen worden de regels uit de Keur en bijbehorende leggers opgevolgd. De Keur en bijbehorende leggers vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

In paragraaf 4.11 wordt toegelicht hoe aan bovenstaande invulling wordt gegeven.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Omgevingsvisie/structuurvisie Hollands Kroon

De Omgevingsvisie/structuurvisie Gemeente Hollands Kroon (hierna: Omgevingsvisie) is door de gemeenteraad van Hollands Kroon in mei 2018 vastgesteld (en nadien op onderdelen gewijzigd vastgesteld op 19 januari 2021).

Kenmerkend in de visie is het 'ja, tenzij' principe. Dit betekent dat de gemeente Hollands Kroon altijd positief tegenover nieuwe initiatieven staan en samen met initiatiefnemers willen kijken hoe deze initiatieven gerealiseerd kunnen worden. Het plangebied is gelegen in de zone 'Gebieden waarvoor gelijke regels gelden' (fig. 3.4). Binnen dit beleid heeft iedereen dezelfde bouwrechten.


afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0014.png"

Figuur 3.4 Overzicht zone ‘Gebieden waarvoor gelijke regels gelden’ (planlocatie: lichtblauwe druppel) (Bron: Ruimtelijke plannen.nl, 2018).

In de Omgevingsvisie zijn de geformuleerde ambities en doelen per onderdeel omschreven. Enkele belangrijke onderwerpen in de Omgevingsvisie/structuurvisie Hollands Kroon zijn:

  • Ruimtelijke kwaliteit: Gemeente Hollands Kroon wil de ruimtelijke kwaliteit en diversiteit van ons landschap en de dorpen onderbouwd ontwikkelen, verbeteren en indien nodig transformeren;
  • Landschappelijke inpassing: Gemeente Hollands Kroon houdt rekening met de landschappelijke inpassing zoals typische kenmerken van de streek, de ontwikkelingsgeschiedenis, schaal, maat, functionaliteit, ruimtelijke opbouw, samenhang en verschijningsvorm van de directe omgeving en met de inpassing in de wijdere omgeving;
  • Duurzaamheid: Er ligt een opgave gezien de ambities van de rijksoverheid om op gebied van duurzame energie. Hollands Kroon is een gemeente bij uitstek om deze duurzame ambities te realiseren;
  • Energie: Hollands Kroon wilt uitgroeien van ontwikkel- naar centrumgemeente voor duurzame energie. Dit wordt bereikt door kennisclustering en optimalisatie van vestigingslocaties;
  • Agrarische sector: Hollands Kroon staat voor ruimte om te ondernemen in de agrarische sector. Waarbij er uniforme regels gelden in de gehele gemeente en veel ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen;
  • Bedrijven: Hollands Kroon juicht ondernemerschap toe en omarmen lokale bedrijvigheid. Hollands Kroon wilt zo min mogelijk beperkende regels hiervoor opstellen. Dus flexibel waar het kan en streng waar het moet.

Bedrijven

Binnen de omgevingsvisie Hollands Kroon staat omschreven dat de gemeente Hollands Kroon ondernemerschap toejuicht en lokale bedrijvigheid omarmt. Hollands Kroon wilt zo min mogelijk beperkende regels hiervoor opstellen. Dus flexibel waar het kan en streng waar het moet.

Gemeente Hollands Kroon verleent waar mogelijk medewerking aan nieuwe aanvragen voor het omzetten van een agrarische bestemming in een bedrijfsbestemming. Hierbij worden de volgende aandachtspunten benoemd:

  • Er mogen geen nieuwe opstallen opgericht worden ten behoeve van de bedrijfsbestemming;
  • Alleen milieucategorie 1 en 2 (volgens de VNG) zijn toegestaan;
  • Er mag geen sprake zijn van onevenredige afbreuk aan de verkeerssituatie, zoals grote toename van het aantal verkeersbewegingen.

Het plan betreft een locatie buiten een bestaand agrarisch bouwblok en is daarmee niet passend in de Omgevingsvisie.


Ambitie

Dwarsrelaties zijn ontwikkelingen die de concurrentiekracht verbeteren en passen in de veelzijdige agri-regio Greenport Noord-Holland Noord en waarvoor wij ruimte willen bieden.

De Omgevingsvisie geeft ook aan dat: Een andere ontwikkeling is 'produceren, verwerken en consumeren in dezelfde regio'. Iedere regio in de wereld wil zelfvoorzienend zijn op het gebied van energie, voedsel, etc. Noord-Holland Noord richt zich op de metropoolregio Amsterdam en de Randstad. Daarnaast zullen de hier ontwikkelde technieken en kennis wereldwijd verkocht gaan worden. Hier draagt het initiatief van Stelt B.V. sterk aan bij door ook aan de voorkant van de keten de mest- en hulpstoffen voor de agrarische bedrijven lokaal te produceren en verwerken (het sluiten van de keten).

Daarnaast sluit het initiatief ook aan bij de ambitie die door de gemeente is geformuleerd: Dwarsrelaties aanbrengen middels ontwikkelingen die de concurrentiekracht verbeteren en passen in de veelzijdige agri-regio Greenport Noord-Holland Noord en waarvoor wij ruimte willen bieden. Deze dwarsrelaties zijn ontwikkelingen die de concurrentiekracht verbeteren en passen in de veelzijdige agri-regio Greenport Noord-Holland Noord en waarvoor wij ruimte willen bieden.


Duurzaamheid

Gemeente Hollands Kroon wil toewerken naar een circulaire economie en omarmt nieuwe innovatieve duurzame (biotechnologische) technieken.

De bedrijfsvoering van Stelt B.V. sluit aan bij het streven van gemeente Hollands Kroon naar een circulaire economie. Uit de reststof papiercellulose wordt een biologisch afbreekbaar anti- stuifmiddel geproduceerd (Stesam) en geleverd aan bedrijven in de land-, akkerbouw en bollenteelt. Ook werkt Stelt B.V. voornamelijk met biologische, secundaire grondstoffen die hergebruikt worden, wat eveneens uitstekend past in het circulair denken.

Stelt B.V. streeft naar een energie neutrale bedrijfsvoering. Op de bestaande werkplaats zijn zonnepanelen aangebracht en ook op de locatie van de uitbreiding zijn deze voorzien. In aanvulling hierop worden eventueel kleine windmolens met een hoogte van ongeveer 20 meter geplaatst. Voor verwarming zal gebruikt gemaakt worden van een warmtepomp. Op deze manier wordt ruimschoots voorzien in de energiebehoefte van onderhavige uitbreiding.

Tevens kan Stelt B.V. met gerichte innovaties bijdragen aan een versterking van de regionale economie. Stelt B.V. werkt momenteel mee aan de ontwikkeling van een planningsysteem planningsysteem voor (drone)loonwerkers waarin precisielandbouw plug-and-play is geïntegreerd (fig. 3.5). Hierdoor kunnen substantiële kosten worden bespaard op arbeid en brandstofkosten bij zowel de teler als de dronewerker. Het prototype product wordt getest en gevalideerd in een praktijkomgeving.


afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0015.png"

Figuur 3.5 AGTech planner voor (drone)loonwerkers (Bron: Stelt B.V., 2019).


Milieu

Gemeente Hollands Kroon wil ruimte bieden aan ontwikkelingen in een gezonde en schone leefomgeving. Daartoe proberen ze milieuhinder tegen te gaan op plekken waar het moet en ruimte aan economische ontwikkelingen te geven waar het kan.

Stelt B.V. heeft haar grootste energiestromen inzichtelijk gemaakt en op basis hiervan doelstellingen geformuleerd tot efficiënter gebruik en reductie. De maatregelen en CO2 reductiedoelstellingen staan beschreven in het CO2 beleidsplan. Het reduceren van de verkeersbewegingen tussen de locaties Slootdorp en Beverwijk draagt hieraan bij.

3.4.2 Welstandsnota (2013)

De gemeente Hollands Kroon werkt vanaf 28 december 2013 met een nieuwe welstandsnota. In deze nota wordt gewerkt met drie verschillende soorten welstandsgebieden:

  1. a. welstandsvrij;
  2. b. welstandsluw;
  3. c. welstandsintensief.

Beoordeling

Afhankelijk van het soort gebied waar het bouwwerk staat, vindt er een beoordeling plaats. Staat het bouwwerk in:

  • een welstandsvrij gebied, dan gelden er geen regels, de initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor het uiterlijk van het bouwwerk;
  • een welstandsluw gebied, dan is er een licht preventief welstandstoezicht van toepassing en moet uw plan voldoen aan globale welstandsregels;
  • een welstand intensief gebied, dan geldt een speciaal preventief welstandstoezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0016.png"

Figuur 3.6 Uitsnede kaartbeeld Welstandsnota (Bron: gemeente Hollands Kroon, 2018)

Het plangebied maakt onderdeel uit van het welstandsluw gebied waardoor er globale regels gelden ten aanzien van welstand (fig. 3.6). De initiatiefnemer is zelf grotendeels verantwoordelijk voor de uiterlijke verschijningsvorm van het bouw- of verbouwplan. De initiatiefnemer heeft informatie ingewonnen bij de gemeente Hollands Kroon. Bij het ontwerp van het bouwplan is rekening gehouden met de wensen vanuit de gemeente.

3.4.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid 2012-2015

In de beleidsvisie Externe Veiligheid door de gemeenteraad vastgesteld op 30 oktober 2012 is een beeld geschetst hoe de gemeente Hollands Kroon wil omgaan met externe veiligheid. Met dit document is het beleid voor de komende jaren vastgelegd en is een instrument voorhanden welke bij de uitvoering kan worden gebruikt. De gemeentelijke taken die afdelingsoverschrijdend zijn, de verantwoordelijkheden en de wijze van uitvoeren zijn hiermee beschreven. Er zijn vier primaire doelen gesteld.

  • Voldoen aan wettelijke bepalingen;
  • De gevolgen van incidenten beperken tot een algemeen aanvaard niveau;
  • Het ontstaan van nieuwe conflicterende situaties voorkomen;
  • Het vastleggen van een lokaal vastgesteld ambitieniveau.

Conclusie

Het bouwplan is niet in strijd met de Beleidsvisie, dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.5.

3.5 Conclusie

Beleidsmatig vormt de beoogde ontwikkeling van het bedrijfsperceel aan de Nieuwesluizerweg 24 in Slootdorp geen belemmering. De beoogde ontwikkeling sluit aan op het hiervoor aangegeven relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden

4.1 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij specifieke bodemverstorende activiteiten rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

Cultuurhistorie

Het aspect cultuurhistorie heeft betrekking op aanwezige cultuurhistorische waarden. Meer specifiek heeft dit hoofdzakelijk betrekking op aanwezige monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en cultuurhistorische structuren.

Toetsing

Het plangebied ligt niet in archeologisch waardevol gebied blijkt uit een inventarisatie van het huidige bestemmingsplan en de Informatiekaart Landschap & Cultuurhistorie.

De Informatiekaart Landschap & Cultuurhistorie geeft ter plaatse van de planlocatie en op enige afstand daarvan enkele cultuurhistorische objecten weer (figuur 4.1). Het dichtstbijzijnde cultuurhistorische object is het Rijksmonument ‘voormalig Gemeenschapsgebouw van het voormalige Joodse Werkdorp Nieuwesluis, later proefboerderij Oostwaardhoeve’ in Slootdorp (roze cirkel). Daarnaast liggen er in de omgeving van het plangebied verschillende stolpenboerderijen (bruine cirkel). Verder is er een herdenkingsplaque (oranje cirkel) aanwezig op een woning aan de Nieuwesluizerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0017.png"

Figuur 4.1 Informatiekaart Landschap & Cultuurhistorie (plangebied rood + uitbreiding geel omlijnd).

Er is geen sprake van een Rijksbeschermd of gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht. In de omgeving zijn er ook geen aardkundige monumenten of UNESCO werelderfgoederen aanwezig. Wel maakt het gebied deel uit van het aandijkingenlandschap. Deze aanduiding is gericht op de landschappelijke kwaliteit en kenmerken van het gebied.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Milieuaspecten worden geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke elementen. De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 6, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden. In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

Tabel 4.1 Richtafstanden per gebiedstype (Bron: VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’, 2019).

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0018.png"

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Uit het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009’ blijkt dat het bedrijf valt onder een agrarisch hulpbedrijf, een op- en overslagbedrijf van agrarisch gerelateerde bulkgoederen, een transportbedrijf in bulkgoederen met daaraan ondergeschikt kantoorruimte ten behoeve van de bedrijfsvoering. Het bedrijf behoort tot de milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) van de regels van dit bestemmingsplan. De minimale afstand is 50 meter tot een geluidgevoelig object (Tabel 4.1). Voor geur, stof en gevaar gelden richtafstanden van respectievelijk 30, 10 en 10 meter. De afstand van de bestemmingsgrens aan de zuidkant van het plangebied tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning bedraagt ongeveer 240 meter. Tijdens de herinrichting zal de bedrijfsbebouwing niet dichter bij de woningen aan de Nieuwesluizerweg komen te liggen. Gerekend van het beoogde perceel is de afstand tot de woningen aan de Nieuwesluizerweg ruim 240 meter.

Conclusie

Omdat ruimschoots aan de richtafstanden wordt voldaan is milieuhinder als gevolg van de uitbreiding niet aan de orde en vormt milieuhinder geen belemmering voor de herinrichting.

4.3 Bodem

Wettelijk kader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Provincie Noord-Holland

Het beleid van de provincie Noord-Holland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

Toetsing

In opdracht van de firma Stelt B.V. is door Antea Group in januari 2023 een historisch bodemonderzoek uitgevoerd voor het terrein ten noorden van de Nieuwesluizerweg 24 te Slootdorp. Het historisch bodemonderzoek is toegevoegd als bijlage in de toelichting (zie Bijlage 1).

Het onderzoeksgebied betreft akkerland en ligt ten noorden van het bedrijfsterrein van Stelt B.V. dat voornemens is het terrein in gebruik te nemen voor het bouwen van een kantoor met bijbehorend parkeerterrein, het inrichten van een stalling en werkplaats voor materieel en materiaal en een containeropstelplaats. Hiervoor wordt een bestemmingswijziging aangevraagd.

Het terrein is in het verleden in gebruik geweest als akkerland, mogelijk ook voor bollenteelt. Tussen het huidige bedrijfsterrein en het akkerland bevindt zich een sloot. Hier staat, aan de oostzijde, een zendmast. Ten oosten van het terrein loopt een betonpad (de Nieuwesluizerweg) met hierachter een watergang (de Ulketocht). Aan de noordoostzijde wordt het terrein doorkruist door het betonpad.

Ten zuiden van het bedrijfsterrein van Stelt B.V. ligt een gasstation dat recent buiten gebruik is genomen. Op deze locatie is tussen 1993 en 2009 een verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten gesaneerd. De gehalten zijn gesaneerd tot aan de streefwaarde. Daarnaast is er ter plaatse van het pad aan de oostkant in 2019 een onderzoek uitgevoerd. Hieruit zijn ten hoogste licht verhoogde gehalten in de grond en het grondwater gebleken.

Bollenteelt in de regio wordt gerelateerd aan verhoogde gehalten aan OCB’s in de bodem. Volgens de Nota bodembeheer van de gemeente Hollands Kroon heeft grond door de verhoogde ge-halten aan OCB’s mogelijk de kwaliteit Industrie. De gehalten liggen naar verwachting ruim onder de interventiewaarde. In het verleden zijn mogelijk PFAS toegepast in pesticiden. Voor PFAS geldt ook dat deze naar verwachting ruim onder de grenswaarde voor een ernstig geval liggen, maar dat deze mogelijk invloed hebben op de kwaliteit van de grond.

Geconcludeerd wordt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen worden gezien voor het beoogde gebruik als deel van het bedrijfsterrein van Stelt B.V.. In het kader van de bestemmingsplanwijziging wordt het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek niet nodig geacht.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het voornemen. Dit omdat de uitbreiding plaatsvindt op agrarische grond waar in het verleden geen vervuilende activiteiten hebben plaatsgevonden.

4.4 Ecologie

De voorgenomen werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd indien de werkzaamheden niet in strijd zijn met de Wet natuurbescherming en het beleid van het Natuurnetwerk Nederland. Daarom is inzicht gewenst in de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden binnen de invloedsfeer van het plangebied en de effecten hierop. Dit wordt gedaan op basis van een natuurtoets (15 september 2023), nader onderzoek naar martelachtigen en de waterspitsmuis (21 november 2023) en een Rapportage stikstofdepositie welke door Antea Group is uitgevoerd (23 oktober 2023). De natuurtoets en rapportage stikstofdepositie zijn toegevoegd als bijlage 2, 3, 4 en 6 aan dit bestemmingsplan.

Beschermde gebieden

In het plangebied is geen NNN-gebied of Natura 2000-gebied aanwezig. Op ca. 6,5 km noordelijk van de werklocatie is het Natura-2000 gebied “Waddenzee” gelegen en ten westen van de werklocatie op ca 14 km het Natura-2000 gebied ''Duinen Den Helder-Callantsoog''. Gezien de grote afstand van de werkzaamheden tot deze gebieden is stikstofdepositie de enige mogelijke storingsfactor ten gevolge van de werkzaamheden.

Om eventuele effecten van verhoogde stikstofdepositie in kaart te brengen zijn op 23 oktober 2023 berekeningen uitgevoerd in en een rapport opgesteld door Antea Group (Bijlage 3).

De activiteiten bij Stelt B.V. leiden tot emissie van stikstofoxiden en ammoniak. Door de uitbreiding zullen deze emissies toenemen in zowel de gebruiksfase als in de realisatiefase. In verband hiermee is met behulp van het meest recente rekenprogramma AERIUS Calculator (versie 2023.0.1) de te verwachten invloed van de beoogde situatie en de realisatie in beeld gebracht. Aanvullend is de referentiesituatie in beeld gebracht.

Uit de berekening van het verschil tussen de referentiesituatie en de realisatiefase (met het gebruik uit de referentiesituatie) met behulp van AERIUS Calculator blijkt dat dit niet zal leiden tot stikstofdepositiebijdragen hoger dan 0,00 mol/ha/jaar (zie Bijlage 4 voor berekening). Evenzo blijkt uit de berekening van het verschil tussen de referentiesituatie en de beoogde situatie, uitgevoerd met AERIUS Calculator, dat dit niet zal leiden tot stikstofdepositiebijdragen hoger dan 0,00 mol/ha/jaar (zie Bijlage 5 voor berekening).

Het aspect stikstofdepositie staat verdere besluitvorming niet in de weg/Het project kent geen significante gevolgen en daarmee geen vergunning voor stikstofdepositie in het kader van de Wet natuurbescherming.

In onderstaande tabel zijn de conclusies van de natuurtoets en eventuele vervolgstappen in het kader van gebiedsbescherming samengevat, aangevuld met de conclusies vanuit het uitgevoerde stikstofonderzoek.

Tabel 4.2 Overzicht conclusies en vervolgstappen beschermde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0019.png"

Beschermde soorten

Door Antea Group is in september 2023 een natuurtoets opgesteld. De natuurtoets is als Bijlage 2 toegevoegd aan de bijlagen van dit bestemmingsplan De resulaten en conclusies zijn hieronder weergeven.

Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:

  • Algemene broedvogels (zeer waarschijnlijk nestplaatsen).
  • Jaarrond beschermde nesten (mogelijk nestplaatsen op huidig bedrijfsterrein);
  • Waterspitsmuis (mogelijk leefgebied in te dempen watergang);
  • Kleine marterachtigen (mogelijke verblijfplaatsen in windsingel).

In Tabel 4.3 is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.

Tabel 4.3 Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0020.png"

Nader onderzoek kleine marterachtigen en de waterspitsmuis

Aangezien de werkzaamheden een mogelijk negatief effect hebben op verblijfplaatsen en/of leefgebied van de kleine marterachtigen en waterspitsmuis is in november 2023 door Antea Group nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan de bijlagen van dit bestemmingplan als Bijlage 6. De resultaten zijn hieronder weergeven.

Gedurende de nadere soortonderzoeken zijn geen kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) aangetroffen. Ook is de waterspitsmuis niet gevonden. Derhalve is er geen sprake van de aanwezigheid van wettelijk beschermde soorten in het plangebied. Aanvragen van een ontheffing soortbescherming is daarom niet nodig. Wel zijn enkele vrijgestelde soorten aangetroffen. Het gaat om enkele muizensoorten (gewone bosmuis, dwergmuis, veldmuis en bosspitsmuis). Voor de aangetroffen vrijgestelde is geen noodzaak tot het indienen van een ontheffingsaanvraag. Wel dient er rekening te worden gehouden met de soorten in het kader van de algemene zorgplicht.

De zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. De initiatiefnemer/uitvoerder is verantwoordelijk voor een adequate naleving van de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

Conclusie

In het kader van de Wet natuurbescherming kent het planvoornemen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid. Het planvoornemen vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen. Er dient echter alleen rekening gehouden te worden met het broedseizoen door buiten het broedseizoen de werkzaamheden voor het planvoornemen uit te voeren.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van nabijgelegen risicobronnen (zie figuur 4.3). Deze risicobronnen leggen dan ook geen beperkingen op aan de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast bevindt het plangebied zich op meer dan 4 kilometer afstand van de dichtstbijzijnde basisnetroute. De risico’s van deze routes hoeven conform het Besluit externe veiligheid transportroutes dan ook niet nader beschouwd te worden. De ontwikkeling is geen risicovolle inrichting. De effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de omgeving betreffende externe veiligheid hoeven dan ook niet getoetst te worden.

Waar wel rekening mee gehouden dient te worden, is de windturbine die in de omgeving van het plangebied mogelijk gemaakt wordt. Er is reeds een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van de windturbine. Er dient getoetst te worden of wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit.

Toets Activiteitenbesluit.

Het plan maakt uitsluitend de vestiging van beperkt kwetsbare objecten mogelijk, het kantoorpand is ruim minder dan 1.500 m². Conform het Activiteitenbesluit mogen er geen beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn binnen de PR 10-5 contour van de windturbine. Aan de hand van vuistregels uit het handboek risicozonering windturbines is bepaald dat de PR 10-5 contour niet meer zal bedragen dan 58,5 meter (halve rotordiameter). Het plangebied is gelegen op meer dan 58,5 m van de windturbine. Er kunnen dan ook geen beperkt kwetsbare objecten worden opgericht binnen de PR 10-5 contour. Het plan voldoet daarmee aan wet- en regelgeving aangaande externe veiligheid en windturbines. In figuur 4.3 is de PR 10-5 contour weergegeven ten opzichte van het plangebied.

Hoewel het Rijksinpassingsplan Windpark Wieringermeer deels overlap heeft met voorliggende ontwikkeling (zie figuur 4.4), is feitelijk gezien geen sprake van overlap. Het is onwaarschijnlijk dat deze overlap in de toekomst wel zal ontstaan, omdat de maximale mogelijkheid uit het Rijksinpassingsplan voor deze locatie (5 windturbines in een rij) reeds vergund is, de turbine dusdanig gepositioneerd is dat het voornemen buiten de PR 10-5 contour van de turbine is gelegen, en de maximale toegestane rotordiameter reeds wordt toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0021.png"

Figuur 4.3 Ligging plangebied (rood omkaderd) t.o.v. nabijgelegen risicobronnen en hun invloedsgebied (Bron: Evsignaleringskaart, 2019).

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0022.png"

Figuur 4.4 ligging uitbreiding plangebied ten opzichte van PR 10-5 contour windturbine

Conclusie

Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron. Er worden tevens geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt in het plangebied. Het plangebied is tevens gelegen buiten de PR 10-5 contour van de windturbine in de omgeving van het plangebied. Er is geen sprake van een belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

4.6 Geluid

In het kader van het ruimtelijke besluit (Wro) dat in verband met deze planvorming wordt genomen, dient het aspect geluid ten gevolge van wegverkeerslawaai onderzocht te worden. Voor geluidhinder van de meeste inrichtingen zijn de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ‘‘in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken’’, een geluidzone rondom deze objecten en inrichtingen. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Conclusie

Het planvoornemen is geen geluidsgevoelig object waarvoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Een productie- en transportbedrijf kan geluidshinder veroorzaken op omliggende geluidgevoelige objecten. In dit specifieke geval liggen er in de nabijheid van het perceel een aantal gevoelige objecten (woningen). Minimale afstand tot dichtstbijzijnde gebouw (woning) van derden, Nieuwesluizerweg 34, is ongeveer 240 meter (Google Maps). Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor het voornemen, omdat er geen geluidhinder is voor omliggende woningen.

4.7 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwplannen of de aanleg van infrastructuur. Plannen die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook plannen die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een plan sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Voor het plan is de NIBM-tool ingevuld, met als input de extra verkeersbewegingen die het plan genereert (zie paragraaf 4.8). Het plan leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit met 3% en kan als 'niet in betekenende mate' worden beschouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0023.png"

Figuur 4.5 Worst-case berekening luchtkwaliteit extra verkeer.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Verkeer En Parkeren

4.8.1 Verkeer

In de huidige situatie vindt op de locatie Slootdorp productie, opslag, verwerking en distributie van meststoffen en Stesam plaats. De activiteiten genereren van en naar de locatie verkeersbewegingen. Op basis van bedrijfsspecifieke informatie rijden op werkdagen in de huidige situatie circa 18 vrachtwagens, welke 36 vrachtwagenbewegingen genereren, en 10 personenvoertuigen, welke 20 bewegingen van personenvoertuigen genereren, van en naar de locatie. De totale verkeersgeneratie in de huidige situatie komt daarmee neer op 56 motorvoertuigbewegingen (mvt)/werkdag.

In de toekomstige situatie worden diverse functies toegevoegd aan de bestaande functies die worden ontplooid op het terrein gelegen aan de Nieuwesluizervaart. Functies die worden toegevoegd t.o.v. de huidige situatie zijn:

  • Verplaatsing hoofdkantoor (722 m²) van Beverwijk naar Slootdorp;
  • Agrarisch laboratorium binnen kantoor (bemand door personeel op kantoor en werkplaats);
  • Verplaatsing stalling (1.402,5 m²) voor uitrijdmachines, vrachtwagens en overig materieel;
  • Realisatie nieuwe werkplaats (416 m²) t.b.v. onderhoud werktuigen en machines.

Bovenstaande functies hebben in meer of mindere mate een aantrekkende werking op de hoeveelheid verkeer dat zich verplaatst van/naar de bedrijfslocatie. Tabel 1 toont de toename aan verkeer door de verschillende functies op basis van CROW-kengetallen. Hierbij is uitgegaan van een ligging in het buitengebied in een niet-stedelijke omgeving. Voor het kengetal is het gemiddelde van de bandbreedte aangehouden. De verkeersaantrekkende werking van de nieuwe voorzieningen zorgt voor een toename aan verkeer van circa 170 motorvoertuigbewegingen (mvt) per weekdag. De omrekenfactor van weekdag naar werkdag bedraagt 1,33 waarmee de verkeersgeneratie per werkdag neerkomt op 229 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie van het plangebied (huidig + toevoeging) komt daarmee neer op 285 mvt/werkdag. Uitgaand dat 10% van het verkeer in het drukste (spits)uur rijdt, betreft dit circa 30 mvt.

Tabel 4.4 Verkeersgeneratie o.b.v. CROW-kencijfers (publicatie 381 – Toekomstbestendig parkeren)

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0024.png"

Werkelijk gebruik

De richtlijnen van het CROW zijn voor deze uitbreiding niet passend. Op basis van bedrijfsspecifieke informatie kan worden aangetoond dat de kencijfers te hoog en niet realistisch zijn. De ontwikkeling is feitelijk (voor een deel) een verplaatsing van de activiteiten van Beverwijk naar Slootdorp waardoor makkelijk inzicht in het daadwerkelijke gebruik kan worden verkregen. Dit wordt hieronder uitgewerkt.

De kencijfers van het CROW gaan uit van standaardafmetingen van materieel en machines voor de verschillende functies. Bij onderhavige ontwikkeling is echter sprake van materieel in de agrarische sector welke, over het algemeen, grotere afmetingen en daardoor meer ruimte nodig hebben dan de standaardafmetingen waar de cijfers van het CROW op gebaseerd zijn. Voortkomend uit de kencijfers van het CROW moet voor de werkplaats uitgegaan worden van 55 mvt/werkdag. In werkelijkheid werken op deze werkplaats (nu nog in Beverwijk) slechts vijf personen, welke 10 verkeersbewegingen (heen en weer) genereren. Verplaatsingen van de voertuigen naar de werkplaats vinden plaats op eigen terrein, waardoor de werkplaats – naast 10 mvt/werkdag voor het personeel – geen verkeer aantrekt. Op het (nieuwe) kantoor zijn circa 10 personen aanwezig welke een verkeersgeneratie hebben van 20. De stalling genereert op basis van de huidige situatie in Beverwijk maximaal 30 extra (vrachtwagen)bewegingen. Op basis van bovenstaande bedrijfsspecifieke informatie kan gesteld worden dat de locatie in de toekomstige situatie maximaal (56+10+20+30=) 116 mvt genereert, waarvan 30 bewegingen van personenvoertuigen en 86 bewegingen door vrachtwagens. Dit is een verschil van circa 90 mvt per werkdag t.o.v. de kencijfers van het CROW. Op basis van de bedrijfsspecifieke informatie is de verwachting dat dit verkeer verspreid over de dag de locatie aandoet. Uitgaand dat 10% van het verkeer in het drukste (spits)uur rijdt, betreft dit circa 10 mvt.

Verkeersafwikkeling

Het plangebied ligt aan een toegangsweg haaks op de Nieuwesluizerweg, zie figuur 4.6. Deze toegangsweg is verbreed ten behoeve van de nieuwbouw van de windmolens. De Nieuwesluizerweg betreft een gebiedsontsluitingsweg (GOW) type 2 (1x2 rijstroken) buiten de bebouwde kom en kent een snelheidsregime van 80km/u. Dit type weg kent een capaciteit van circa 1.500 mvt/uur per rijrichting. Via deze weg zijn de N240, Rijksweg A7 en N249 makkelijk te bereiken zonder (kwetsbare) dorpskernen te doorsnijden. In opdracht van de gemeente Hollandse Kroon zijn op de Nieuwesluizerweg tussen de Waardweg en Ulketoch in maart 2021 tellingen uitgevoerd. Hieruit blijkt dat per rijrichting in het drukste uur circa 140 mvt rijden. De toename aan verkeer door de uitbreiding op locatie van het plangebied (zowel op basis van kencijfers CROW - 30 mvt/uur - als bedrijfsspecifieke ervaringscijfers – 10 mvt/uur) zal naar verwachting niet tot problemen leiden in de verkeersdoorstroming.

Bij de uitbreiding van het terrein van Stelt B.V. wordt vanaf de private toegangsweg van Vattenfall naar het perceel (op eigen terrein) een extra in- en uitgang gerealiseerd. Via de extra ingang kunnen personeel en bezoekers de parkeervoorziening, het kantoor, werkplaats en stalling bereiken. Vrachtwagens kunnen via de extra ingang de parkeervoorziening voor vrachtwagens bereiken. Het vrachtverkeer naar de productielocatie zal gebruik blijven maken van de bestaande inrit naar de productielocatie. Het plan leidt niet tot knelpunten of doorstromingsproblemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0025.png"Figuur 4.6 Locatie ontwikkeling in omgeving (Bron: Viastat)

4.8.2 Parkeren

Ten behoeve van verplaatsing van het hoofdkantoor en stalling naar de uitbreidingslocatie aan de Nieuwesluizerweg zijn nieuwe parkeerplaatsen voor personenauto's noodzakelijk. Tabel 4.5 toont het vereiste aantal parkeerplaatsen volgens de kencijfers van het CROW. Hierbij zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor het berekenen van de verkeersgeneratie. Op basis van deze kengetallen zijn (afgerond) 43 parkeerplaatsen vereist.

Tabel 4.5 Parkeerbehoefte o.b.v. CROW kencijfers (publicatie 381 – Toekomstbestendig parkeren)

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0026.png"

Op basis van bedrijfsspecifieke informatie blijkt dat de maximale parkeerbehoefte lager uitvalt en de CROW kengetallen niet passend zijn voor onderhavige ontwikkeling. De huidige parkeerbehoefte (van de twee locaties in Slootdorp en Beverwijk) komt neer op 21 parkeerplaatsen. Deze behoefte komt voort uit personeel op kantoor, de werkplaats, samen circa 15 personen, en eventueel bezoek. Het planvoornemen voorziet in 26 parkeerplaatsen waarmee tevens voorzien wordt in een buffer van vijf parkeerplaatsen. Voor de vrachtwagens wordt eveneens een grote parkeeplaats gerealiseerd welke plek biedt aan 40 vrachtwagens. Alle parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd. Ook het laden en lossen van vrachtwagens gebeurt op eigen terrein. Er is daarmee geen parkeeroverlast te verwachten in de openbare ruimte. In Figuur 4.7 is op de plattegrond de exacte indeling van de uitbreiding zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0027.png"

Figuur 4.7 Parkeervoorzieningen terrein uitbreiding Stelt

4.8.3 Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

De procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Een m.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie of een bestemmingsplan. Het centrale onderdeel van een m.e.r. is het milieueffectrapport (MER) waarin de milieueffecten voor een tal van aspecten voor een of meerdere alternatieven geanalyseerd en beoordeeld worden ten opzichte van de referentiesituatie. Deze m.e.r.-procedure is van toepassing bij activiteiten waarvan reeds vast staat dat er mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Deze activiteiten met bijbehorende drempelwaarden staan weergegeven in onderdeel C van het Besluit m.e.r. (dit geldt eveneens voor activiteiten uit onderdeel D waar een plan, bijvoorbeeld een structuurvisie, voor nodig is).

Naast het direct uit moeten voeren van een m.e.r. zijn in het Besluit m.e.r. ook activiteiten met bijbehorende drempelwaarden aangegeven waarvoor eerst beoordeeld moet worden of sprake is van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze activiteiten en drempelwaarden staan benoemd in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten dient een zogenaamde m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.

Daarnaast is het verplicht om aandacht aan m.e.r. te besteden voor activiteiten die in onderdeel D genoemd staan, maar waar de drempelwaarden niet gehaald worden. Deze drempelwaarden zijn aantallen, oppervlaktes of grootte (bijvoorbeeld 100 hectare, 110 stuks, etc.). Voor activiteiten die wel in onderdeel D van het Besluit m.e.r. genoemd staan, maar waar de aantallen uit het betreffende plan of besluit onder de drempelwaarden liggen, dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden. Hierbij wordt, net als bij de m.e.r.-beoordeling, getoetst of er mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen op kunnen treden. Het verschil met de 'gewone' m.e.r.-beoordeling is dat aan de vormvrije m.e.r.-beoordeling geen aparte procedurevereistenzitten (vandaar de term vormvrij). Qua inhoud gelden wel strikte vereisten vanuit de Europese richtlijn m.e.r.

De voorgenomen activiteit is niet opgenomen in onderdeel C van het Besluit m.e.r. De activiteit is wel opgenomen in onderdeel D onder categorie D 11.2 (zie onderstaande tabel).

Tabel 4.6

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0028.png"

De voorgenomen activiteit valt onder de drempelwaarden (zie kolom 'gevallen'). Op grond van art. 2 lid 5 onder b van het Besluit m.e.r. geldt een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht. Deze beoordeling is opgenomen als bijlage 7 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Op basis van de aanmeldingsnotitie m.e.r. kan worden geconcludeerd dat de herontwikkeling van het plangebied niet leidt tot belangrijke negatieve milieugevolgen. Er is geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure of m.e.r.-(beoordelings)procedure.

4.10 Spuitzone Bestrijdingsmiddelen

In de omgeving van het plangebied vindt akkerbouw plaats, waarin een beperkte spuithoogte van gewasbeschermingsmiddelen wordt toegepast. Hiertoe geldt een teeltvrije zone van 1,5 meter tot watervoerende sloten. Tussen de locatie waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast en de verblijfsruimten in het plangebied liggen naast deze teeltvrije zone nog de sloot, het schouwpad, de grondwal met beplanting en het hekwerk. Deze afstand bedraagt hiermee naar schatting 20 meter, waarbij de grondwal en de beplanting voor extra afscherming van spuitnevels zorgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.BPLG2009hz015-on01_0029.png"

Figuur 4.8 Afscherming spuitnevels door grondwal en gebouw

Uitgangspunt vanuit de gemeente Hollands Kroon is dat het terrein voldoende wordt afgeschermd voor spuitnevels. Uitgangspunt hiervoor is de plaatsing van een groenblijvende haag van 1,5 meter hoogte. Ter plaatse is aan de westzijde van het perceel voorzien in een grondwal met beplanting van ten minste 1,5 meter hoog. Deze grondwal sluit aan op het nieuw te realiseren gebouw. Dit gebouw sluit aan op de voorziene grondwal. Daarmee wordt voldaan aan het uitgangspunt van de gemeente om te zorgen voor een groen blijvende afscherming van ten minste 1,5 meter hoog.

Ventilatie van de werkplaats wordt niet gesitueerd in de noordgevel. Dat geldt ook voor het kantoorgebouw, waar ventilatie met warmterugwinning wordt gebruikt. De ramen in de gevels kunnen daarom niet worden geopend.

Conclusie

Gezien de afstand tot de spuitzone, de inrichting van het tussenliggende gebied en de locatie van de ventilatieopeningen kan worden geconcludeerd dat in de bedrijfsgebouwen geen sprake is van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast is geen sprake van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen op het terrein zelf omdat de grondwal met groene beplanting en daarop aansluitend het gebouw voor voldoende fysieke afscherming van spuitnevels zorgen.

4.11 Water

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder b van het Bro dient inzicht te worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met een ruimtelijke ontwikkeling die door middel van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Voor nieuwe plannen in de ruimtelijke ordening is een watertoets verplicht. Het resultaat van de watertoets is een waterparagraaf.

Huidige situatie

In de huidige situatie ligt het maaiveld van het plangebied tussen de NAP -2,5 en NAP -2,7 m. De bodem is voornamelijk opgebouwd uit klei, afgewisseld met een enkele veenlaag. De waterstand fluctueert volgens een meetreeks tussen 1988 en 1991 tussen de 1,0 meter en 1,85 meter onder maaiveld. Daarnaast wordt in het peilbesluit Wieringermeer beschreven dat het gebied langs het Waardkanaal zware tot zeer zware kwel voorkomt. Met een intensiteit van 0,5 mm/dag tot meer dan 1,0 mm/dag.

Het plangebied grenst in het oosten aan de Ulketocht, een primaire watergang. In het noorden van het plangebied bevindt zich een tertiaire watergang en aan de westkant grenst het plangebied aan een secundaire watergang. In de huidige situatie is het plangebied niet aangesloten op de openbare riolering. Het plangebied bevindt zich niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Toekomstige situatie

De firma Stelt B.V. is voornemens om de huidige bedrijfslocatie op het persceel Nieuwsluizerweg 24 (1774 PD) te Slootdorp her in te richten en tevens het bedrijfsterrein uit te breiden. Dit heeft effecten op de huidige waterhuishouding.

Grondwater

Door de toename van verhard oppervlak kan hemelwater lokaal niet meer in de bodem infiltreren, maar wordt dit afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hierdoor kan een geringe verlaging van de grondwaterstand optreden ter plaatse van de ontwikkeling. Er zijn geen functies aanwezig die negatieve gevolgen kunnen ondervinden van deze ontwikkeling.

Watersysteem

Toename verharding

De toename van verhard oppervlak bedraagt ongeveer 17.300 m². Conform het beleid van het hoogheemraadschap kan gesteld worden dat de toename van de piekafvoer en de werking van het desbetreffende watersysteem dusdanig beïnvloedt dat compensatie vereist is. In de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is opgenomen dat voor een toename van meer dan 2.000 m² binnen een plan een maatwerkberekening vereist is. In afstemming met het hoogheemraadschap is op 28-05-2019 overeengekomen dat voor het graven van compenserende waterberging 14% van de verhardingstoename aangehouden moet worden. Dit betekent dat ten minste 2.422 m² aan nieuw oppervlaktewater moet worden gegraven in hetzelfde peilgebied. Dit wordt primair gerealiseerd door de sloten rondom de uitbreiding te verbreden, overeenkomstig de sloten rondom het bestaande bedrijfsterrein. Daarnaast zal Stelt B.V. een extra watersilo plaatsen, die wordt gebruikt om bij een hevige bui 500 m³ hemelwater vanaf verhard oppervlak op te vangen. Dit komt overeen met een neerslagintensiteit van 30 mm. Dit water wordt bij voorkeur in de productie gebruikt en anders afgelaten wanneer het waterpeil dat toelaat.

Voor uitbreiding van het verhard oppervlak (> 800 m²) wordt een watervergunning aangevraagd bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, waarin de exacte invulling van bovengenoemde compensatie wordt uitgewerkt.

Dempen tertiaire watergang

Het gedeelte van de tertiaire watergang dat Stelt B.V. voornemens is te dempen, is 110 meter lang. Zoals beschreven in paragraaf 3.2.2 van de watertoets (Bijlage 8) is het verboden zonder watervergunning handelingen aan waterstaatswerken te verrichten. Een demping valt hieronder en hiervoor dient om deze reden een vergunningen te worden aangevraagd bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Vuil- en hemelwaterafvoer

In de huidige situatie is geen sprake van aansluiting op de openbare riolering, maar wordt het vuilwater in een individueel vuilwatersysteem opgevangen. "Dit blijft in de toekomstige situatie het geval omdat er geen riolering in de omgeving aanwezig is waarop aangesloten kan worden, overeenkomstig Activiteitenbesluit artikel 3.4. In de toekomstige situatie wordt het hemelwater, net als in de huidige situatie, oppervlakkig afgevoerd naar kolken op het bedrijventerrein. Op het terrein waarnaar wordt uitgebreid, komt het afstromende hemelwater samen in een verzamelput en wordt dit afgevoerd naar het oppervlaktewater in de Ulketocht.

Het is verboden zonder watervergunning water aan te brengen in een oppervlaktewaterlichaam. Voor deze activiteit moet een watervergunning worden aangevraagd bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, zie ook paragraaf 4.3.1 in (Bijlage 8).

Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van het afstromend hemelwater, vanwege het gebruik van de verharding. Op de nieuwe verharding worden parkeerplaatsen gerealiseerd en het aantal verkeersbewegingen op de verharding heeft invloed op de kwaliteit van het hemelwater dat hierop valt. Mogelijk zijn zuiveringsstappen nodig alvorens het hemelwater op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Waterveiligheid

Gezien er geen werkzaamheden of wijzigingen in of rondom een waterkering of de beschermingszone van een waterkering worden aangebracht, komt er geen wijziging in de huidige waterveiligheidssituatie.

Conclusie

Op basis van de watertoets kan geconcludeerd worden dat er geen negatieve effecten op de waterhuishouding en waterveiligheid te verwachten zijn. Wel dient rekening gehouden te worden met de kwaliteit van het afstromend hemelwater op de verharding. Mogelijk zijn zuiveringsstappen nodig alvorens het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Aangezien dit plan voorziet in een functiewijziging, die mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan 'Breezand', is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorschriften van dat bestemmingsplan.

De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1

Dit hoofdstuk bevat de inleidende regels die bestaat uit de "begrippen" en de "wijze van meten". Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsregels. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden. In dit bestemmingsplanzijn drie bestemmingen opgenomen. De bestemming Bedrijf, Tuin en Wonen.

In de bestemming 'Bedrijf' is opslag toegestaan. Verder zijn diverse voorzieningen toegestaan, zoals groen- en verblijfsvoorzieningen. In de bouwregels is opgenomen aan welke maatvoering de bebouwing moet voldoen. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken. In de specifieke gebruiksregels is bepaald wat onder strijdig gebruik verstaan dient te worden. Zo is het niet mogelijk om de bedrijfsbebouwing voor een ander gebruik dan opslag te gebruiken. Onder voorwaarden is het mogelijk om van de specifieke gebruiksregels af te wijken. Tot slot is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Hoofdstuk 3

Het derde hoofdstuk bevat de algemene regels. Het gaat hier om de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.

Hoofdstuk 4

Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten het overgangsrecht en de titel. De redactie hiervan is wettelijk voorgeschreven en dienovereenkomstige overgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voorliggend plan voor de functiewijziging van het perceel gelegen aan de Nieuwesluizerweg 24 te Slootdorp is een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanprocedure, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer Stelt B.V..

Kostenverhaal door middel van een exploitatieplan of -overeenkomst zijn niet noodzakelijk. Er wordt een anterieure overeenkomst gesloten met alle grondeigenaren, waarin ook eventueel planschadeverhaal in geregeld is.

Gezien het bovenstaande wordt de beoogde ontwikkeling economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerp bestemmingsplan is conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende 6 weken ter inzage gelegd vanaf 29 december 2023 tot en met 9 februari 2024.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 1

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 1

Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 1 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 2 Natuurtoets

Bijlage 2 Natuurtoets

Bijlage 3 Rapportage Stikstofdepositie

Bijlage 3 Rapportage stikstofdepositie

Bijlage 4 Aerius-berekening Bouwfase En Referentie

Bijlage 4 AERIUS-berekening bouwfase en referentie

Bijlage 5 Aerius-berekening Beoogde Situatie En Referentie

Bijlage 5 AERIUS-berekening beoogde situatie en referentie

Bijlage 6 Nader Onderzoek Kleine Marterachtigen En De Waterspitsmuis

Bijlage 6 Nader onderzoek kleine marterachtigen en de waterspitsmuis

Bijlage 7 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 7 Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 8 Watertoets

Bijlage 8 Watertoets

Bijlage 9 Schetsontwerp Uitbreiding Stelt B.v.

Bijlage 9 Schetsontwerp uitbreiding Stelt B.V.

Bijlage 10 Ontwerpbesluit

Bijlage 10 Ontwerpbesluit