Bestemmingsplan Zuiderdijkweg 11 Wieringerwerf
Bestemmingsplan - Gemeente Hollands Kroon
Vastgesteld op 18-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Zuiderdijkweg 11 Wieringerwerf met identificatienummer NL.IMRO.1911.BPLG2009hz033-va01 van de gemeente Hollands Kroon;
1.2 bestemmingsplan
De geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan-huis-gebonden beroep
een in Bijlage 1 genoemd dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.7 afgraven en ophogen van de bodem
het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begrepen:
- a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
- b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
- c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.8 afhankelijke woonruimte
woonruimte die een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 agrarisch bedrijf
een volwaardig bedrijf in de vorm van een akkerbouwbedrijf, tuinbouwbedrijf of dierhouderijbedrijf, dan wel in de vorm van een combinatie van daarvan;
1.10 agrarisch bouwperceel
gebied bestaande uit het gedeelte van het bouwvlak gelegen achter de voorgevellijn met daarbij gerekend naast- en achtergelegen gebied met een totale oppervlakte van 3,0 ha, gerekend vanaf de uiterste contouren van de bebouwing in de maximale verhouding van 2:1 of 1:2;
1.11 agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf
een bedrijf waarbinnen overwegend arbeid wordt verricht of materialen ter beschikking worden gesteld voor de productie van goederen en diensten ten behoeve van agrarische bedrijven. Hieronder wordt mede verstaan het be- en verwerken van agrarisch gelieerde producten alsmede tijdelijke op- en overslag hiervan;
1.12 agrarische kinderopvang
kinderopvang die plaatsvindt op een agrarisch bedrijf met als doel om de gebruikers kennis te laten maken met dieren, natuur en aspecten van de agrarische bedrijfsvoering.
1.13 arbeidsmigrant
Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft;
1.14 bebouwing
ƩƩn of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.15 bed and breakfast
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.17 beheerplan
een document waarin wordt aangegeven hoe de leefbaarheid ter plekke en in de directe omgeving gegarandeerd wordt;
1.18 bestaand
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel een vrijstelling op grond van de WRO, een ontheffing op basis van de Wro, of een afwijkingsprocedure op basis van de Wabo;
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorende bouwwerk
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
1.22 bijgebouw
een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond;
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 dagrecreatieve voorzieningen
vormen van recreatief gebruik, zoals wandelpaden, visplaatsen en parkeerplaatsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, geen sprake is van overnachting en geen gemotoriseerde vormen van recreatie zijn toegestaan;
1.31 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst:
- a. dakkapellen mogen uitsluitend worden uitgevoerd met gesloten zijwanden;
- b. dakkapellen hebben een maximale hoogte van 1,75 m;
- c. de afstand tussen de onderkant van de dakkapel en de dakvoet ligt tussen de 0,5 en 1 m;
- d. de afstand tussen de bovenkant van de dakkapel en de daknok is 0,5 m of meer;
- e. de afstand tussen de zijkanten van de dakkapel en de zijranden van het dak is 0,5 m of meer;
- f. de breedte van de dakkapel beslaat ten hoogste 2/3 van de breedte van het dakvlak;
1.32 dakoverstek
een dak over een ruimte bij een gebouw, welke ruimte niet zodanig door wanden is omgeven, dat deze ruimte als deel uitmakend van het gebouw is aan te merken;
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/ of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.34 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.35 druiplijn
de horizontale snijlijn van het oplopende dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerkse gevelvlak; dit betekent dat in voorkomende gevallen de druiplijn wordt bepaald overeenkomstig het hieronder staande:
1.36 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.37 extensieve dagrecreatie
vormen van recreatief (mede)gebruik in een gebied, waarbij de recreatie geen specifiek beslag leg op de ruimte, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.38 extensieve veehouderij
vorm van veeteelt waarbij teelt afhankelijk is van de grond als productiemiddel;
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 geluidgevoelig object
woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna:"Wgh") en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder;
1.41 geluidzoneringsplichtige bedrijven
een bedrijf, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.42 geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.43 glastuinbouwbedrijf
een agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie uitsluitend of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
1.44 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
1.45 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.46 horecabedrijf
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, ƩƩn en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie;
1.47 huisvesting tijdelijke werknemers
het tijdelijk huisvesten van economische actieve migranten die tot doel hebben op eigen initiatief en vrijwillig arbeid en inkomen te verwerven;
1.48 intensieve veehouderij
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
1.49 kampeerboerderij
(deel van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;
1.50 kampeermiddelen
tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.51 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groente, bloemen of planten;
1.52 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico en/of een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.53 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.54 logies
het bedrijfsmatig bieden van nachtverblijf, met uitzondering van tijdelijke huisvesting;
1.55 logiesgebouw
gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin meer dan ƩƩn logiesverblijf ligt, dat is aangewezen op een gezamenlijke verkeersroute;
1.56 longeercirkel
ruimte in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training kan worden gegeven;
1.57 maatschappelijke en culturele voorzieningen
educatieve, culturele, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.58 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.59 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met en of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, functiegebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodaties en het houden van wedstrijden en andere evenementen;
1.60 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychologische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.61 mestopslagplaats
een constructie van beton, hout of staal, dan wel een aarden put bekleed met folie of beton, dan wel een gemetselde constructie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest. Onder een mestopslagplaats wordt niet begrepen een mestkelder, zijnde een volledig ondergrondse bak, die is gecombineerd met een gebouw;
1.62 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;
1.63 ondergeschikte detailhandel
detailhandelsactiviteiten die aan te merken zijn als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van een niet-detailhandelsbedrijf en daaraan in bedrijfseconomisch en ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn;
1.64 ondersteunende voorzieningen
bedrijven en voorzieningen die faciliterend zijn aan de op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven voor agribusiness en logistiek;
1.65 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste ƩƩn wand;
1.66 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.67 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de verkoop van gefokte paarden en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de fokkerij;
1.68 paardenhouderij
een bedrijf dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, niet zijnde een paardenfokkerij;
1.69 paardenpension
het houden van paarden en pony's ten behoeve van pensionstallen, niet zijnde manege;
1.70 paardenstoeterij / paardenfokkerij
het houden van paarden en pony's ten behoeve van het produceren van deze dieren, geschikt voor bepaalde taken zoals hengstenstations, opfokbedrijven, handelsstallen en africht- en trainingsstallen;
1.71 peil
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij aanvang van de bouw;
3. indien in of op het water wordt gebouwd:
- het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.72 permanente bewoning
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf voor de duur van meer dan 6 maanden;
1.73 plantaardig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk geteeld wordt in kassen of waarbij een hiermee vergelijkbare methode wordt gevolgd. Voorbeelden zijn de teelt van tulpen en witlof;
1.74 plattelandswoning
een voormalige agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf;
1.75 recreatiewoning
een gebouw dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.76 reƫel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting past bij ten minste een halve arbeidskracht;
1.77 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke volgens wettelijke regelingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.78 rotorblad
de wiek van een windturbine;
1.79 rotordiameter
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;
1.80 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.81 teeltondersteunend glas
glasopstand dienstbaar aan een vollegronds landbouwbedrijf en bestemd voor het broeien of opkweken van plantmateriaal;
1.82 tijdelijke huisvesting
huisvesten van personen voor de duur van ten minste 2 weken;
1.83 toeristisch kamperen
recreatief buitenverblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen;
1.84 trainingsmolen
ruimte in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen, draven of galopperen door aansturing via een computergestuurde bedieningskast;
1.85 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.86 veehouderijbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren;
1.87 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.88 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan ƩƩn naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.89 voorgevellijn
de gevel van een woning of hoofdgebouw, alsmede het verlengde daarvan, langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.90 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van elektrische energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.91 wonen
bewonen van een woning door ƩƩn afzonderlijke huishouding;
1.92 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van ƩƩn afzonderlijk huishouden, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, al dan niet noodzakelijk is;
1.93 zorgboerderij
(voormalig) agrarisch bedrijf waar bedrijfsmatig dagbesteding voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, personen met een psychische of sociale hulpvraag en/of zorgbehoevende ouderen al dan niet in combinatie met overnachtingsmogelijkheden voor de doelgroepen als zorginstelling, wordt geĆÆnitieerd en begeleid;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd )gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen; daar waar aangekapt wordt aan het bestaande dakvlak wordt de goot niet als goothoogte gerekend;
2.5 ashoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met een grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering;
- b. bedrijfswoningen, met dien verstande dat per bedrijf ten hoogste 1 bedrijfswoning is toegestaand al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en bedrijf mits:
- 1. niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
- 2. alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
- 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
- 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
- 7. er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
- 8. degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
- 9. er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
- 10. er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
- 11. buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied.
- c. bestaande intensieve veehouderij als nevenactiviteit;
- d. ten hoogste 1 paardenbak per agrarisch bouwperceel;
- e. aan de functie als bedoeld onder a gebonden ondergeschikte horeca;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen, kabels en leidingen;
met de daarbij behorende:
- i. teeltondersteunend glas;
- j. waterbassins;
- k. groenvoorzieningen;
- l. erfontsluitingspaden;
- m. bruggen;
- n. waterlopen en waterbergingen;
met daaraan ondergeschikt:
- o. detailhandel ten behoeve van lokaal vervaardigde agrarische producten;
- p. extensieve dagrecreatie
- q. medegebruik ten behoeve van aan de agrarische bedrijfsvoering ondergeschikte nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatige bed & breakfast voor maximaal 4 personen mits:
- 1. er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
- 2. permanente bewoning niet is toegestaan;
- 3. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
- 4. geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 5. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
- 6. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt.
Ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' (wt) zijn de in lid 3.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een windturbine.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen
- b. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- c. de milieusituatie;
- d. het uitzicht van woningen van derden;
- e. de verkeersveiligheid
nadere eisen stellen aan de plaats van de bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2.1 ten behoeve van de bouw van een logiesgebouw voor de huisvesting van tijdelijke werknemers, met dien verstande dat:
- 1. er maximaal ƩƩn logiesgebouw op het bouwperceel mag worden gebouwd;
- 2. het logiesgebouw uitsluitend binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
- 3. het logiesgebouw minimaal 5,00 m achter (het verlengde van) de achtergevel van een bedrijfswoning wordt gebouwd, dan wel op de bestaande afstand indien deze minder is;
- 4. de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 7,00 m en 12,00 m bedragen, dan wel maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer is;
- 5. de dakhelling minimaal 15° bedraagt, dan wel minimaal de bestaande dakhelling, indien deze minder is;
- 6. de afstand tot een gemeenschappelijke bouwgrens minimaal 2,50 m bedraagt, dan wel minimaal de bestaande afstand, indien deze minder is
- 7. er aan de voorwaarden voor het afwijken van de gebruiksregels in lid 3.6.2 wordt voldaan;
- b. lid 3.2.2 onder a ten behoeve van het afwijken van de maximale verhouding tussen breedte en diepte van het agrarisch bouwperceel van 1 : 2 (of omgekeerd) onder de voorwaarde dat:
- 1. de voorgeschreven verhouding van 1 : 2 (of omgekeerd) leidt tot een onevenredig grote milieuhinder voor de direct omwonenden;
- 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
- 3. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
- c. lid 3.2.3, sub a en toestaan dat ƩƩn extra bedrijfswoning wordt gebouwd, mits dit noodzakelijk is voor het toezicht;
- d. lid 3.2.4, sub f, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
- 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
- 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
- 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
- e. lid 3.2.5 onder a ten behoeve van een bouwhoogte van torensilo's binnen het agrarisch bouwperceel tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 m, onder de voorwaarde dat:
- 1. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
- 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
- f. lid 3.2.5 onder b ten behoeve van de bouw van mestopslagplaatsen, voor zover als bouwwerk aangemerkt, buiten het agrarisch bouwperceel, onder de voorwaarde dat:
- 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3.000 m3;
- 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m exclusief afdekking;
- 3. situering op het agrarisch bouwperceel om milieutechnische of bedrijfsvoeringstechnische redenen niet mogelijk is;
- 4. de gronden niet binnen een afstand van 100 m van woningen en bedrijfswoningen, verblijfsrecreatieterreinen groter dan 2,5 ha en de bestemmingen ānatuurā en ābosā groter dan 5 ha liggen;
- 5. voor zover noodzakelijk ecologisch onderzoek wordt verricht;
- 6. vooraf een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld ten behoeve van de landschappelijke inpassing, waarbij uitgangspunt is dat een mestopslag wordt ingepast door middel van een groen aangeklede grondwal.
- g. lid 3.2.2 onder a ten behoeve van de oprichting van ƩƩn schuilhut of melkstal per agrarisch bedrijf buiten het agrarisch bouwperceel, onder de voorwaarde dat:
- 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m2;
- 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m, mits er gebouwd wordt in ƩƩn bouwlaag met kap;
- 3. het gebouw op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
- h. lid 3.2.5 onder a ten behoeve van de hoogtemaat van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van
- 1. zendmasten, tot een hoogte van maximaal 60 m;
- 2. waterbuffers voor de opslag van energie, tot een hoogte van maximaal 12 m;
- i. lid 3.2.2 onder i ten behoeve van een afwijkende dakhelling, mits dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering en landschappelijk;
De omgevingsvergunningen zoals genoemd onder d en e kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Parkeervoorzieningen
Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.
5.2 Bestaande maten
- a. Voor een bouwwerk dat krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximummaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven minimummaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Parkeervoorziening
Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.
6.2 Gebruik aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Het is verboden (vrijstaande) bijgebouwen, aan- en uitbouwen of een gedeelte van een hoofdgebouw te gebruiken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
6.3 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij de parkeergelegenheid die is vereist en aangelegd op grond van artikel 5.1 of 6.1 niet in stand wordt gelaten.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- a. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsdoeleinden of andere naar doelstelling daarmede vergelijkbare instellingen, zoals gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, onder de voorwaarde dat:
- 1. de inhoud van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 75 m3;
- 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10% maar niet meer dan 2 m, en voor kassen niet meer dan 5 m, voor zover dit om technische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk is en uit het oogpunt van welstand en beeldkwaliteit niet bezwaarlijk is.
7.2 Mantelzorg
7.3 Bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de vestiging van bed & breakfast onder de voorwaarde dat:
- a. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
- b. gebruik dient te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
- c. de afstand tot naastgelegen erven dient minimaal 10 m te bedragen;
- d. permanente bewoning is uitgesloten;
- e. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
- f. de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de woonfunctie;
- g. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
- h. er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
- i. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
- j. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.
7.4 Transformatorstations
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de bouw van transformatorstations onder de voorwaarde dat:
- a. het aantal transformatorstations niet meer mag bedragen dan 3;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste 800 m2 mag bedragen;
- c. de bouwhoogte ten hoogste 6 m mag bedragen;
- d. aangetoond is dat het transformatorstation noodzakelijk is voor de energievoorziening;
- e. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
- f. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad.
7.5 Paardenbakken
7.6 Parkeren
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 of lid 6.1 indien:
- a. het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of;
- b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
- c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;
onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van de hardheidsclausule in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Advies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen bij verandering van de windmolenopstelling, mits advies is gevraagd aan de Luchtverkeersleiding Nederland.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit om bij een omgevingsvergunning af te wijken, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Artikel 10 Wettelijke Regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in lid 11.1 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in lid 11.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde in lid 11.2 onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Zuiderdijkweg 11 Wieringerwerf van de gemeente Hollands Kroon.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Aan-huis-verbonden Beroepen En Bedrijven
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bedrijf Fa. Gebr. van Oers is gevestigd aan de Zuiderdijkweg 11 te Wieringerwerf. Het huidige bedrijf betreft een teelt- en kwekerijbedrijf van tulpen met een grondoppervlakte van 3,9 ha. Een deel is bebouwd; Glasoppervlak (9.720 m²), verwerkingshal (1.720 m²), boerderij/schuur (548 m²), opslag (1.820 m²), waterbassin (4.700 m3) en windmolen.
Fa. Gebr. van Oers is in de jaren 90 gestart met het broeien van tulpen. Het is een zeer modern broeierij bedrijf voorzien van de laatste automatiseringstechnieken. Het bedrijf produceert grote aantallen tulpen van dezelfde kwaliteit over lange periodes. ContinuĆÆteit, kwaliteit en flexibiliteit van het aanbod staan bij van Oers hoog in het vaandel. Deze eigenschappen zijn belangrijk voor een economisch krachtig en stabiel bedrijf.
Om aan de groeiende vraag te voldoen in de productkwaliteit en -kwantiteit die gevraagd wordt, is het noodzakelijk als bedrijf om de productiefaciliteiten te vergroten. Dit betekent een uitbreiding van de opstanden in een gebalanceerde uitbreiding, dus niet alleen verwerkingsruimte of teeltruimte, maar een optimale mix van de diverse bedrijfsonderdelen. De kassen worden uitgebreid naar ca. 17.000 m² en de bedrijfsgebouwen naar ca. 7.300 m². Binnen het huidige bouwvlak is hiervoor onvoldoende ruimte. Het voornemen is het bouwblok te vergroten naar 3 ha.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied bevindt zich in Wieringerwerf aan de Zuiderdijkweg 11. Rondom het bedrijf liggen agrarische percelen en tegenover het bedrijf ligt het IJsselmeer. Een situatieschets van het plangebied is opgenomen in figuur 1.
Figuur 1 toont een overzichtskaart van de locatie, waarbij de grens van het plangebied in rood is weergegeven.
Figuur 1: plangebied: rood omkaderde vlakken (bron Google Maps)
1.3 Planologische Regeling
Het vigerende bestemmingsplan is 'Buitengebied 2009', vastgesteld op 17-10-2011. Tevens is 'Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiƫle herziening' van toepassing. De bestemming is 'Agrarisch' met gebiedsaanduidingen 'Luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied' en 'Vrijwaringszone - radar'. Op een klein deel van het plangebied ligt de functieaanduiding 'Windturbine', zie figuur 2.
Figuur 2: uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' (bron Ruimtelijkeplannen.nl)
Het betreft een grondgebonden agrarisch bedrijf met ondersteunend glas.
De gevraagde planontwikkeling is in strijd met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009'. Bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het agrarisch bouwperceel. Het agrarisch bouwperceel bestaat uit het gedeelte van het bouwvlak achter de voorgevellijn met een totale oppervlakte van 1,5 ha. De benodigde oppervlakte in de beoogde situatie bedraagt 3 ha. In de planregels is, onder voorwaarden in artikel 3.8.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van het oppervlakte van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte van ten hoogste 3 ha. In artikel 3.4 onder c is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van teeltondersteunend glas tot een maximum van 200 m² per hectare. Het teeltondersteunend glas wordt uitgebreid tot ca. 17.000 m². Initiatiefnemer heeft ruim 90 ha tot zijn beschikking. In de planregels wordt echter geen mogelijkheid geboden voor permanente huisvesting van seizoensarbeiders van 40 personen.
Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is een partitiƫle bestemmingsplanwijziging nodig.
1.4 Leeswijzer
De toelichting is als volgt opgebouwd:
- 1. In Hoofdstuk 1 is aangegeven waar het plangebied zich bevindt en is kort ingegaan op de aanleiding van dit plan.
- 2. Het beleid, voor zover relevant, komt in Hoofdstuk 2 aan de orde.
- 3. In Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe situatie.
- 4. In Hoofdstuk 4 wordt het project getoetst op de uitvoerbaarheid aan de hand van verschillende sectorale eisen (zoals milieuregels, regels op het vlak van ecologie en verschillende andere onderwerpen).
- 5. In Hoofdstuk 5 worden de maatschappelijke en economische haalbaarheid van het plan besproken.
- 6. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 6 de juridische planbeschrijving toegelicht. In dit hoofdstuk wordt ook een belangrijk algemeen inzicht gegeven in de eisen van de Wet ruimtelijke ordening en de manier waarop bestemmingsplannen opgebouwd zijn. Voor niet-vakmensen is dit een belangrijk hoofdstuk om de plaats van het bestemmingsplan in de ruimtelijke ordening te kunnen bepalen.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het vigerende beleid.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- Duurzaam economisch groeipotentieel;
- Sterke en gezonde steden en regio's;
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creƫren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiƫnt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
- Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij bij de kenmerken van het gebied. Het plan wordt orgvuldig landschappelijk ingepast. Dit is in overeenstemming met de prioriteit 'Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied' en is daarmee passend binnen de prioriteiten van de NOVI.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (14 nationale belangen) uit de nieuwe Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Conclusie
De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van bovenstaande Rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
2.2 Provinciaal Beleid
Voor het provinciaal beleid zijn twee beleidsdocumenten van belang, de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en de Provinciale Omgevingsverordening NH2020 (POV).
2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (vastgesteld op 19 november 2018). In de visie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
- 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
- 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als ƩƩn stad functioneert.
- 3. Sterke kernen, sterke regioās, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
- 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
- 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.
De provincie zoekt continu naar de juiste balans tussen een gezonde leefomgeving, een sterke economische ontwikkeling en robuuste natuurlijke systemen. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant Ʃn dier, is daarnaast voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Een economisch vitale provincie kan andersom weer bijdragen aan het welzijn en de leefbaarheid. In samenhang bekeken zijn in dit kader randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met grote thema's als klimaatverandering, energietransitie, veranderende economieƫn, volkshuisvesting, bodemdaling en verminderde biodiversiteit.
In de omgevingsvisie zijn hiervoor de vijf bovenstaande samenhangende bewegingen benoemd, op basis van ruim 20 ontwikkelprincipes voor een toekomstige leefomgeving.
2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening NH2020 (POV)
Op 22 oktober 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De provincie wil ontwikkelingen als woningbouw en windenergie mogelijk maken en het waardevolle Noord-Hollandse landschap beschermen. De 21 nu geldende provinciale verordeningen zijn samengevoegd tot 1 verordening. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. Bij de omgevingsverordening zit een digitale kaart waarbij de regels direct in beeld komen op een specifieke locatie.
In deze verordening worden regels gegeven over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is.
Het planvoornemen betreft het vergroten van het bouwvlak tot een oppervlakte van 3 ha en de huisvesting van buitenlandse medewerkers. in een gebouw welke qua bouwmogelijkheden is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. De artikelen in de omgevingsverordening die betrekking hebben op het aspect bouwen zijn dan ook niet van toepassing. Het gebruik van het gebouw ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse medewerkers is niet toegestaan. Het bestemmingsplan ziet dan ook op een gebruikswijziging.
Op basis van de voorgenomen ontwikkeling is artikel 6.33 lid 1 van de Omgevingsverordening NH2020 van toepassing. Deze luidt:
Artikel 6.33 Agrarische bedrijven
- 1. een ruimtelijk plan kan ter plaatse van het werkingsgebied agrarische bedrijven voorzien in agrarische bedrijven, waarbij geldt dat:
- a. bebouwing wordt geconcentreerd in een bouwperceel, waarbij de omvang van het bouwperceel ten hoogste 2 hectare bedraagt;
- b. bij het toestaan van een nieuw bouwperceel wordt gemotiveerd waarom niet op bestaande bouwpercelen in de behoefte kan worden voorzien, waarbij ingegaan wordt op de mogelijkheden tot hergebruik van bouwpercelen die niet meer voor de agrarische functie worden benut en op het combineren van functies op bestaande bouwpercelen;
- c. in afwijking op onderdeel a is een omvang van het bouwperceel van meer dan 2 hectare toegestaan, indien de uitbreiding noodzakelijk is voor het agrarisch productieproces en het geen glastuinbouwbedrijf betreft;
- d. in afwijking op onderdeel a geldt dat de omvang van een bouwperceel voor een glastuinbouwbedrijf meer kan bedragen dan 2 hectare, indien het bedrijf grenst aan bestaand stedelijk gebied, niet grenst aan andere glastuinbouwbedrijven, sprake is van grondgebonden teelt en sprake is van aantoonbare duurzame synergie met aangrenzende stedelijke functies;
- e. per volwaardig agrarisch bedrijf kan ten hoogste ƩƩn bedrijfswoning worden toegestaan;
- f. in afwijking van onderdeel e geldt dat een extra bedrijfswoning kan worden toegestaan, indien dit noodzakelijk is voor het toezicht op de bedrijfsvoering;
- g. ten behoeve van de bedrijfsvoering kan worden voorzien in de huisvesting van tijdelijke werknemers, indien:
i. de huisvesting wordt voorzien binnen het bouwperceel, en;
ii. het een ondergeschikte functie ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft.
Met dit bestemmingsplan wordt een agrarisch bedrijf met o.a. teeltondersteunend glas van ca. 17.000 m² en een verwerkingshal van ca. 2.200 m² mogelijk gemaakt. De bebouwing wordt binnen het agrarisch bouwperceel gebouwd. De ontwikkeling betreft verder de huisvesting van tijdelijke werknemers. Deze is gesitueerd binnen het agrarisch bouwperceel. De huisvesting vindt plaats ten behoeve van het gevestigde bedrijf aan de Zuiderdijkweg 11 te Wieringerwerf. De Agrarische Beoordelingscommisie heeft het bedrijf getoetst, het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf (zie Bijlage 1)
Daarnaast is een toetsing aan de ruimtelijke kwaliteitseis (artikel 6.59 POV) nodig.
Artikel 6.59 ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied
- 1. Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
- 2. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
- a. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;bij de inpassing betrokken:
- b. de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; enbij de inpassing betrokken:
- c. de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.
- 3. In aanvulling op het tweede lid, wordt bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in de Amstelscheg rekening gehouden met de karakteristieken en de ontwerpprincipes inzake de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het landschap, zoals beschreven in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde rapport āGebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelschegā (nr. 2011-66880);
- 4. De toelichting van een ruimtelijk plan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.
- 5. Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het betrokken waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente kunnen de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling om advies vragen, ook in een vroeg stadium, inzake de locatieafweging of de ruimtelijke inpassing.
2.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld. Deze leidraad wordt met name toegepast indien op grond van de PRV een aanvullende ruimtelijke kwaliteitseis wordt gevraagd.
Het plangebied ligt volgens de leidraad in het aandijkingenlandschap. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten van het landschaps-DNA benoemd, waaronder wielen en kleiputten langs de dijken, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en de mate van openheid (zeer grote mate van openheid).
Voor dit plan is vooral de mate van openheid en de ligging aan een historische structuurlijn van belang. Het ligt niet in een aardkundig waardevol gebied of monument. Ook zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in het geding. Zoals beschreven in paragraaf 3.3 wordt geen afbreuk gedaan aan de kernkwaliteiten van het aandijkingenlandschap.
Conclusie
Dit plan voldoet aan de gestelde eisen van zowel artikel 6.33 als aan artikel 6.59 van de Provinciale Omgevingsverordening NH2020.
De Agrarisch Beoordelings Commissie (ABC) is tot het oordeel gekomen dat de uitbreiding noodzakelijk is voor het agrarisch productieproces.
Om de broeierij verder te ontwikkelen, mede met het oog op de aanstaande nieuwe generatie ondernemers, die zich vooral wil richten op een groter productievolume, is het plan om de broeierijruimte te vergroten. Daartoe zou de bestaande kas moeten worden verbreed en verlengd, waarbij op termijn een tweede teeltlaag kan worden ingepast.
De ABC is van mening dat de beoogde uitbreiding noodzakelijk is zodat het bedrijf met een nieuwe generatie ondernemers in aantocht toekomstbestendig wordt. Dat betekent dat vergroting van het bouwvlak tot 3 ha en huisvesting voor 40 tijdelijke medewerkers gerechtvaardigd is.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Regionale Kadernota Huisvesting Arbeidsmigranten
In Noord-Holland Noord wordt een deel van de huidige werkgelegenheid ingevuld door buitenlandse werknemers. Deze werknemers zijn vooral afkomstig uit Midden- en Oost-Europa. Niet alleen de huidige werkgelegenheid, maar zeker ook bij het invullen van de toekomstige werkgelegenheid zijn buitenlandse werknemers in de regio belangrijk. Zo is niet alleen sprake van werkgelegenheid in de agrarische sector, maar ook in de bouwsector, de industrie en de logistiek. Buitenlandse werknemers zijn van groot belang om deze sectoren met arbeidskracht te ondersteunen. De economische ontwikkeling en de arbeidsmarkt in deze regio vragen aldus om buitenlandse werknemers, die uiteraard op een nette en legale manier gehuisvest moeten worden.
Het is de bedoeling dat het aanbod van fatsoenlijke en adequate huisvesting voor arbeidsmigranten steeds meer in de pas loopt met de vraag. De locaties waar huisvesting voor arbeidsmigranten mogelijk is, moeten een goed woon- en leefklimaat voor de arbeidsmigranten bieden. Vanzelfsprekend mag de huisvesting van arbeidsmigranten ook geen negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Zo mag het woon- en leefklimaat van de omwonenden niet verslechteren en mag er geen (extra) belemmering zijn voor omliggende bedrijven.
Bij de agrarische bedrijven in het buitengebied is huisvesting van arbeidsmigranten in nieuwbouw toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- het beheer en het toezicht zijn gewaarborgd;
- het betreft huisvesting voor maximaal 40 personen;
- in woonunits mogen maximaal 20 personen worden gehuisvest;
- huisvesting mag niet plaatsvinden in (sta)caravans;
- er is een recreatieruimte, woonkamer en keuken aanwezig;
- de huisvesting vindt plaats op het agrarisch bouwperceel;
- er is sprake van een goede landschappelijke inpassing;
- er wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien;
voor zover de arbeidsmigranten niet zijn ingeschreven in de GBA, is er een nachtregister aanwezig met de gegevens van de personen die ter plaatse verblijven.
Conclusie
Aan bovengenoemde voorwaarden zal voldaan worden. Het plan past binnen de Regionale Kadernota Huisvesting Arbeidsmigranten.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Ondanks alle veranderingen zal de landbouw in de komende decennia van groot belang blijven voor de gemeente. Het is daarom belangrijk dat de landbouw de mogelijkheden en de ruimte krijgt voor nieuwe ontwikkelingen, waarbij uiteraard moet worden beoordeeld in hoeverre deze ontwikkelingen passen binnen het waardevolle landschap van de gemeente.
2.4.1 Omgevingsvisie Hollands Kroon
Voor de gemeente Hollands Kroon is een omgevingsvisie opgesteld. De omgevingsvisie is een integrale visie van het beleid van de gemeente Hollands Kroon en de uitvoering ervan voor de periode tot 2030. Het betreft naast ruimtelijke ordening ook onderwerpen als veiligheid, economische en technologische ontwikkelingen, natuur, milieu en bereikbaarheid.
Voor de agrarische sector gelden de volgende uitgangspunten:
- Hollands Kroon heeft de meeste landbouwbedrijven en het grootste agrarische grondgebruik in de provincie Noord-Holland. Vrijwel alle landbouwsectoren zijn in de gemeente te vinden. De gemeente staat voor ruimte om te ondernemen in de agrarische sector. Waarbij er uniforme regels gelden in de gehele gemeente en veel ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen.
De agrarische sector is de primaire functie in het buitengebied en deze is aan vele ontwikkelingen onderhevig. Aan de ene kant neemt door schaalvergroting de bedrijfsomvang toe, aan de andere kant richt een deel van de bedrijven zich op specialisatie of verbreding. Daarnaast zoeken bedrijven meer aansluiting bij maatschappelijke ontwikkelingen zoals biologische landbouw, zorg, recreatie et cetera. Voor deze ontwikkelingen is een economisch duurzaam bedrijf van belang. Ruimte om te ondernemen is cruciaal en een bouwperceel van voldoende omvang is daarbij noodzakelijk.
In de visie is aangegeven dat iedereen dezelfde bouwrechten heeft, tenzij er sprake is van een specifiek gebied. Hierbij gaat de gemeente uit van bouwblokken van twee hectare voor bestaande agrarische bouwblokken in nieuwe ruimtelijke plannen. Bij grotere bouwblokken is maatwerk noodzakelijk.
De gemeente Hollands Kroon geeft aan in principe medewerking te willen verlenen aan het uitbreiden van de bedrijfsbebouwing, mits deze landschappelijk goed is ingepast. In paragraaf 3.3 is de landschappelijke inpassing verder uitgewerkt.
Het aspect duurzaamheid wordt uitgewerkt bij de ontwikkeling van de uitwerking van de architectuur van de gebouwen.
Conclusie
De beoogde uitbreiding van de bedrijfsbebouwing voldoet aan de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid.
2.4.2 Beleidsregels logiesfuncties arbeidsmigranten januari 2023
Het gemeentelijk beleid voor logiesfuncties voor tijdelijk medewerkers in de gemeente Hollands Kroon staat beschreven in het document 'Beleidsregels logiesfuncties arbeidsmigranten januari 2023'. Hieronder staan de voor dit plan belangrijkste regels waaraan voldaan moet worden.
De beleidsregel stelt de volgende van belang zijnde regels:
Artikel 2 Algemene regels:
- 1. Logiesfuncties doen geen onevenredige afbreuk aan, of leveren geen onevenredige hinder of beperkingen op voor aangrenzende of nabije functies en bestemmingen;
- 2. Logiesfuncties voorzien in een goed leefklimaat;
- 3. Logiesfuncties beschikken per logiesplek over ten minste 12 vierkante meter gebruiksoppervlakte en maximaal ƩƩn bed per slaapvertrek;
- 4. De gemeente kan met de initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst en/of een anterieure overeenkomst sluiten, als een exploitatieplan voor het verhalen van gemaakte kosten noodzakelijk wordt gevonden;
- 5. Grootschalige logiesfuncties beschikken ten minste over een gezamenlijke recreatieruimte, waarbij de totale oppervlakte(n) van de ruimte(s) minimaal 2,5 vierkante meter per logiesplek omvat;
- 6. Logiesfuncties voorzien in voldoende parkeergelegenheid, als uitgangspunt geldt de CROW-normering Kamerverhuur (zelfstandig, niet-studenten);
- 7. De aaneengesloten logiesperiode voor een tijdelijke medewerker bedraagt maximaal 12 maanden;
- 8. De initiatiefnemer stelt een door de gemeente goed te keuren beheerplan op;
- 9. Vergunningen worden verleend voor maximaal 20 jaar.
Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan functies in de omgeving. Ook voorziet de logiesfuncties zelf in een goed leefklimaat. De units krijgen een oppervlakte van circa 19,5 m2 per unit.
Voor de huisvestiging van tijdelijke werknemers wordt aangesloten bij de normen die gelden voor de categorie 'Kamerverhuur, zelfstandig (niet studenten)'. Hiervoor geldt een norm van 0,7 per kamer. Met onderhavige huisvestingsgebouw worden 40 bedden voorgesteld. Derhalve zijn maximaal 28 parkeerplaatsen benodigd. Op het perceel is voldoende ruimte om aan de parkeerbehoefte te voldoen.
Er wordt voldaan aan de gestelde criteria in artikel 2.
Artikel 4 Logiesfuncties op een agrarisch bouwperceel:
Logiesfuncties voor maximaal 40 tijdelijke werknemers bij een agrarisch bedrijf zijn mogelijk, als:
- 1. de logiesfunctie een ondergeschikte functie betreft ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf dat op het desbetreffende perceel met een agrarische bestemming is gevestigd;
- 2. voor zover het te huisvesten aantal personen overeenstemt met de (tijdelijke) arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf, en;
- 3. de beheerder ter plaatse aanwezig is op de momenten dat tijdelijke medewerkers ter plaatse verblijven;
- 4. In afwijking van artikel 2, lid 3 is het toegestaan om in een piekperiode van maximaal 2 maanden per jaar, verblijfsunits toe te staan binnen een agrarisch bouwperceel met een gebruiksoppervlakte per persoon van minimaal 10 m².
De arbeidsbehoefte is getoets door de onafhankelijke Agrarische beoordelingscommissie (ABC). Zoals in Bijlage 1 is te lezen, oordeelt de ABC positief.
2.5 Conclusie
Dit bestemmingsplan voldoet aan het geschetste rijksbeleid, omdat de mogelijkheden worden benut om de kwaliteit en vitaliteit van de groene ruimte te verbeteren. Met deze planontwikkeling zijn verder geen rijksbelangen gemoeid.
De huisvestiging van de tijdelijke medewerkers voldoet aan artikel 2 en 4 van de beleidsregels logiesfuncties arbeidsmigranten januari 2023.
Het uitbreiden van de bedrijfsbebouwing is landschappelijk goed ingepast door middel van een landschappelijke inpassing van het gehele erf. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor aanleg en onderhoud hiervan.
Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan
In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt strikt ingezoomd op het beoogde initiatief.
3.1 Huidige Situatie
Fa. Gebr. van Oers is een teelt- en kwekerijbedrijf van tulpen gelegen aan de Zuiderdijkweg 11 te Wieringerwerf. Op het perceel bevinden zich een boerderij, kassen, waterbassin, verwerkingshal en een opslag. Naast de bebouwing is er een windturbine aanwezig en tijdelijke huisvesting voor 20 medewerkers. De kassen met de verwerkingsruimte en de opslag nemen 13.260 m2 in beslag. De boerderij is 548 m2. In totaal is er 13.808 m2 bebouwd.
Figuur 3: Bestaande situatie van bovenaf met 1: tuinbouwkassen; 2: verwerkingshal; 3: opslag; 5: woonhuis/schuur.
Figuur 4: Overzicht voorzijde bedrijf.
Figuur 5: Te slopen woonhuis en schuur.
3.2 Toekomstige Situatie
Momenteel zijn op deze locatie 8 mensen in vaste dienst, waarnaast gedurende de pieken nog ruim 20 tijdelijke krachten ingezet worden. Aangezien een groot deel uit het buitenland komt hecht van Oers veel waarde aan goede en betaalbare huisvesting voor hun mensen. Dit zien zij als service richting de werknemers en noodzakelijk voor het bedrijf. Op dit moment worden de mensen gehuisvest in een tijdelijke voorziening. Van Oers wil de werknemers graag onderbrengen in een modern, permanent gebouw.
Door de jaren heen is het bedrijf gegroeid naar de huidige 55 ha teelt en ruim 28 miljoen broei. De teelt van de tulpen te velde vindt in de omgeving plaats, waar land in eigendom is en gehuurd wordt van veeboeren en akkerbouwers. Aangezien er sprake is van vruchtwisseling van 1 op 6, is het gebruik van eigen land minder interessant. Het betreft een zg. reizende kraam. De percelen worden uitgewisseld met andere agrariërs. Het bedrijf ontwikkelt zich jaarlijks, daarom wil het bedrijf het perceel zo optimaal mogelijk indelen. Bij een maximale uitbreiding van de teeltruimte tot ca. 17.000 m² glas, is ca. 90 ha teelt nodig om tot ca. 45 miljoen broei te komen. De reden voor uitbreiding is dat er meer potentiële afzet dan eigen productie is, met als gevolg dat op termijn niet alle orders ingevuld kunnen worden. Dit beperkt de mogelijke afzet behoorlijk. Het uitbreiden van het landgebruik door middel van huur is geen probleem.
In de broeierij is er een steeds grotere tendens naar meerlagenteelt. Daarbij kan het gaan om 1 of meerdere extra teeltlagen in de kas. Om een toekomstbestendig bedrijf te blijven wordt de nieuw te bouwen kas geschikt gemaakt voor meerlagenteelt. Dat betekent dat het ingeschatte aantal gebroeide stelen verder zal stijgen. Voor de verwerking van de huidige 28 miljoen stelen worden ca. 20 tijdelijke krachten ingezet. Op termijn zal de behoefte aan tijdelijke medewerkers toenemen enerzijds door het vergroten van het glasareaal, anderzijds door het intensiveren van de teelt.
Om de uitbreiding te kunnen realiseren moet het woonhuis met schuur zoals in figuur 5 is weergegeven worden gesloopt. Het nieuw te bouwen woonhuis zal aan de zuidkant van het bouwperceel worden aangelegd. De bouw van deze woning wordt mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning. De vergunning is aangevraagd op 24-03-2023 en geregistreerd onder Z-415228. De ontwerp omgevingsvergunning is op 3 augustus 2023 bekendgemaakt in het digitale gemeenteblad. Zodra de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt gestart met de bouw van de woning. De bestaande bedrijfswoning zal binnen 6 maanden na oplevering van de nieuw te bouwen woning worden gesloopt.
De uitbreiding van de verwerkingshal en de kassen zal aansluitend aan de huidige bebouwing worden gerealiseerd. De verwerkingshal wordt met ca 461 m2 uitgebreid en de teeltruimte met 7.168 m2. De opslag zal worden uitgebreid met ca 1.268 m2.
De boerderij zal worden gesloopt om plaats te maken voor de realisering van een bedrijfsgebouw waar mogelijk ook migrantenhuisvesting kunnen worden gerealiseerd. Wat de definitieve locatie voor de migrantenhuisvesting wordt, is nog niet volledig uitgekristaliseerd. Voor de huisvesting zullen 34 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Figuur 6: Nieuwe situatie
In tabel 1 is weergegeven hoeveel wordt bijgebouwd.
omschrijving | huidige opp | uitbreiding | totaal | |
1 | kassen | 9.720 m² | 7.168 m² | 16.888 m² |
2 | verwerkingshal | 1.720 m² | 461 m² | 2.181 m² |
3 | opslag | 1.820 m² | 1.267 m² | 3.087 m² |
4 | opslag/migrantenhuisvesting | 0 m² | 2.100 m² | 2.100 m² |
5 | boerderij/schuur | 548 m² | wordt gesloopt | 0 m² |
6 | woonhuis | 0 m² | 175 m² | 175 m² |
7 | bijgebouwen woonhuis | 0 m² | 75 m² | 75 m² |
8 | parkeerplaatsen: 34 | nvt | nvt | nvt |
totaal bebouwd | 24.506 m² |
Tabel 1: Oppervlakte bebouwing
3.3 Landschappelijke Inpassing
Het plangebied ligt open binnen de polder aan de oostzijde van de gemeente Hollands Kroon en grenst vrijwel direct aan het IJsselmeer. Aan de west-, noord en oostzijde ligt een sterk open landschap welke gebruikt wordt voor diverse akkerbouw.
De ambitie is om de bestaande karakteristiek van het landschap te behouden en te versterken. De nieuwe ontwikkeling staat in verhouding tot de sterk open landschap structuur afgewisseld met een sterke landschappelijke beslotenheid rondom bebouwing door groenstructuren (erfbeplanting).
De mate van beslotenheid sluit aan bij het karakter van de omgeving. Dit karakter zal worden behouden en versterkt worden door het plaatsen van diverse inheemse beplantingsoorten rondom het kavel. Hierbij gaat het specifiek om het behouden van aanwezige (waardevolle-) groenstructuren zoals bosjes en bomen maar vooral om het realiseren van massieve nieuwe structuren die het plangebied volwaardig inpassen in het landschap.
Aan de voorzijde van het perceel rondom het woonhuis zullen nieuwe groepen inheemse hoogstam fruitbomen worden geplaatst. Ook zullen er bij- en vlindervriendelijke heesterbeplanting bij de randen van het kavel bij het woonhuis worden geplaatst voor het vergroten van de biodiversiteit. Er zal een bijzondere boom als blikvanger worden geplaatst aan de voorzijde van het perceel, aan de wegzijde. Rondom het perceel waar momenteel nog geen begroeiing staat zal een inheemse boomsingel met bomen en struiken worden gerealiseerd om de overige bouw te omsluiten met groen. De bestaande beplantingsstructuur zal behouden worden en versterkt door de toevoeging van landschapversterkende maatregelen.
Figuur 7 geeft de gewenste situatie weer.
Figuur 7: nieuwe situatie (indicatief)
Landschap
Het plangebied is gelegen in het landschap voormalige Zuiderzee. De identiteit van deze polder wordt bepaald door de cultuurhistorische lijnen in het landschap die nog ājong en gaafā zijn, zoals ze destijds rationeel ontworpen zijn op de tekentafel. De waterstaatkundige beperkingen en het gegeven dat de nieuwe polder geschikt moest worden gemaakt voor de landbouw, hebben de kantlijnen bepaald waarbinnen de polder vorm mocht krijgen. In de bodem van de polder zijn daarnaast nog elementen van structuren aanwezig die herinneren aan vroegere bewoning en de strijd tegen het water.
De hoofdstructuur van Wieringermeer wordt van oorsprong gevormd door kanalen, vaarten en verbindingswegen met begeleidende beplantingen. De verwevenheid van de dorpen en het platteland is bewust nagestreefd. De dorpen maken onderdeel uit van het omringende agrarische landschap. De strakke lijnvormige hoofdstructuur vormt de ruggengraat van de groenvoorziening en wordt derhalve visueel - ruimtelijk herkenbaar gehouden.
Het bedrijf zal op een landschappelijke wijze worden ingepast in de huidige landschap.
Conclusie
De landschappelijke waarden worden verbeterd, omdat er meer ruimte wordt gecreƫerd voor de biodiversiteit door het behouden van de aanwezige groenstructuren en deze uit te breiden met inheemse beplanting rondom de bebouwing. Aanleg en onderhoud is geborgd door een voorwaardelijke verplichting.
3.4 Verkeer En Parkeren
Verkeer
De planlocatie is gelegen aan de Zuiderdijkweg. Deze weg is ter plaatse een 60 km/uur zone en heeft een functie van ontsluitingsweg voor de bedrijven en woningen in het gebied.
Het aantal vervoersbewegingen naar het bedrijf zal toenemen vanwege de schaalvergroting. De ligging en ontsluiting van het bedrijf is zodanig dat zowel personen- als vrachtvervoer zonder hinder te veroorzaken kunnen aan- en afvoeren. Door de verhoogde productie op de locatie zullen de transportbewegingen met ca. 30% toenemen. Dit houdt in dat er gemiddeld 4 laad- en losbewegingen per dag zullen gaan plaatsvinden.
In de paasweek is er altijd een piek in de vervoersbewegingen tot wel 24 per dag. Dit blijft ongewijzigd, aangezien er met de schaalvergroting een flinke efficiƫntieslag gemaakt kan worden in aan- en afvoer; de vrachtwagens kunnen beter beladen worden.
Verkeer kan op eigen terrein draaien.
Parkeren
Voor parkeren is het bestemmingsplan "Parkeren en Wonen" van de gemeente Hollands Kroon aangehouden, door het college vastgesteld op 27 februari 2018. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost. Overeenkomstig de gemeentelijke randvoorwaarden wordt uitgegaan van de gemiddelde normen van de kengetallen van CROW (publicatie 317).
Voor de huisvestiging van tijdelijke werknemers wordt aangesloten bij de normen die gelden voor de categorie 'Kamerverhuur, zelfstandig (niet studenten)'. Hiervoor geldt een norm van 0,7 per kamer. Met onderhavige huisvestingsgebouw worden 40 bedden voorgesteld. Derhalve zijn 28 parkeerplaatsen primair voor de huisvesting benodigd. Op het perceel worden 34 parkeerplaatsen gerealiseerd waardoor er ruim voldaan wordt aan deze norm.
Voor de woning worden er 2 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Alle benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd. Hiervoor is voldoende ruimte.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan. De toets aan het beleid is in het vorige hoofdstuk al aan de orde gekomen.
4.1 Milieu
De te behandelen thema's die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor deze planontwikkeling zijn M.E.R., Milieuzonering, Geluid, Bodem, Luchtkwaliteit en Externe.
4.1.1 M.E.R.
Op 7 juli 2017 is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) gewijzigd, waardoor de beoordelingsprocedure aan formele regels is gebonden en dient de beslissing op de m.e.r. vóór het behandelen van de aanvraag plaats te vinden.
In de Wet Milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, die m.e.r-plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C activiteiten) en activiteiten, die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D activiteiten). Voor activiteiten die genoemd zijn bij bijlage D is de verplichting tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor de werkzaamheden in dit project is een activiteit benoemd in bijlage D, die mogelijk kan leiden tot een m.e.r.-beoordelingsplicht. In tabel 2 is een activiteit weergegeven, het betreft hier Categorie D9: Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.
Navolgend is toegelicht of deze categorie leidt tot een m.e.r. - beoordelingsplicht.
Tabel 2: categorie D9 van de bijlage van het besluit m.e.r.
Omdat het agrarisch bouwperceel wordt uitgebreid, moet in categorie D.9 van de bijlage van het Besluit m.e.r. beoordeeld worden of er sprake is van een plan m.e.r.-plicht.
In het voorgenomen plan wordt het bedrijf met ca. 1 ha bebouwing uitgebreid. Met de realisatie van de voorgenomen activiteit worden de gestelde drempelwaarde van 50 ha niet overschreden.
Er is derhalve geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Dat neemt echter niet weg dat als de activiteiten onder de drempelwaarden blijven, er toch bezien moet worden of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (een zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling'). Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiƫle effecten.
In dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe het plan zich verhoudt tot de diverse relevante omgevingsaspecten (zoals geluid, bodem, luchtkwaliteit, water, archeologie en ecologie). De conclusie luidt dat de voorziene ontwikkelingen haalbaar en uitvoerbaar zijn.
Geconstateerd kan worden dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden (waarbij onder meer rekening is gehouden met de criteria in bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn (richtlijn 85/337/EEG) die maken dat de uitvoering van dit plan kan leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen die het verrichten van vervolgmilieuonderzoek (eventueel in de vorm van een milieueffectrapportage) noodzakelijk maken.
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiƫle effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
4.1.2 Milieuzonering
4.1.3 Geluid
4.1.4 Bodem
4.1.5 Luchtkwaliteit
4.1.6 Externe veiligheid
4.2 Water
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water ƩƩn van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Een Watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een bestemmingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Beleidskader
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.
Provincie
Op provinciaal niveau heeft de provincie Noord-Holland het beleid vertaald in het Provinciaal Waterplan "Watervisie 2021". In dit plan staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreƫren is.
De watervisie is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van de watervisie is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
4.2.1 Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Hollands Noorderkwartier. Voor elk ruimtelijk plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de effecten van de bouwmogelijkheden op het waterbeheer. De waterbeheerder voert de Watertoets uit. De Watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. De opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.
Taken en bevoegdheden van Hollands Noorderkwartier als waterbeheerder
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterplan HHNK 2022-2027) opgesteld. In het Waterplan HHNK 2022-2027 (voorheen Waterprogramma 2016-2021) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beĆÆnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
- andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen),
- de bodem van kwelgevoelige gebieden,
maar ook aan:
- onttrekken en lozen van grondwater,
- Het aanbrengen van verhard oppervlak.
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij het hoogheemraadschap (Ʃn een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt. De regels zijn te vinden op https://www.hhnk.nl/keur/.
Riolering
In het buitengebied is geen riolering aanwezig. De gemeente hanteert de smalle zorgplicht en die voorziet niet in nieuwe aanleg van riolering door de gemeente.
4.3 Archeologie
Wettelijk kader
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
In het verdrag van Malta wordt gesteld dat archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:
- archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);
- in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;
- de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.
Het verdrag is geĆÆmplementeerd in de Erfgoedwet die per 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet is in de plaats gekomen van 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed. De gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische waarden.
4.3.1 Landschap en cultuurhistorische Noord-Holland
De Provincie Noord-Holland heeft een Leidraad Landschap en Cultuurhistorie gemaakt waarin de kenmerken van de verschillende gebieden, ook wel ensembles genoemd, zijn beschreven. Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Daar de verkavelingsstructuur ongewijzigd blijven, worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.
4.3.2 Gemeentelijke beleidsnota archeologie
Hollands Kroon wordt gekenmerkt door een rijk bodemarchief, waarvan de bewaarcondities over het algemeen gunstig zijn. Er zijn tevens drie archeologische gebieden van provinciaal belang binnen de gemeentegrenzen. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden en als blijkt dat er sprake van aantasting is dit goed gemotiveerd moet worden.
Volgens de gemeentelijke archeologische kaart ligt plangebied niet in een van de drie archeologische gebieden van belang (figuur 9).
Figuur 9 Gemeentelijke archeologische kaart uit omgevingsvisie, deelgebied in rood aangegeven.
Gelet op het vorenstaande is een Bureau-onderzoek naar archeologie achterwege gelaten. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet. Deze aanbeveling zal worden overgenomen. Wanneer onverhoopt tijdens het bouwrijp maken toch archeologische sporen worden gevonden, dan zullen verdere bodemingrepen onder archeologische begeleiding plaatsvinden.
4.3.3 Monumenten
In het plangebied bevinden zich geen Rijks- of gemeentelijke monumenten.
Conclusie
Het initiatief tast de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.
4.4 Ecologie
Wettelijk kader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Hiervoor is de Wet Natuurbescherming opgesteld. Doelen van de Wet natuurbescherming zijn het beschermen en ontwikkelen van de natuur, het behouden en herstellen van biologische diversiteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de natuur en het verzekeren van een samenhangend beleid gericht op het behoud en beheer van waardevolle landschappen. De Wet Natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De provinciale verordening wijst beschermde gebieden aan die van belang zijn voor het Natuur Netwerk Nederland (NNN)) en Weidevogelleefgebieden.
Onderzoek / beoordeling
Het plangebied ligt op circa 5 km van het dichtstbijzijnde NNN gebied en op circa 4,8 km van het dichtstbijzijnde BPL gebied.
Gelet op de natuurwetgeving dient in beginsel een natuurtoets te worden uitgevoerd om inzicht te krijgen in de verstorende effecten op de SBZ-Broekvelden/ Vettenbroek zoals veranderde geluidsbelasting, lucht-, water- en bodemverontreiniging en verstoring door de sloop van de woning en de schuur, maar ook de aanwezigheid van mensen en licht tijdens de aanleg. In verband hiermede is een ecologisch onderzoek uitgevoerd.
4.4.1 Ecologisch onderzoek
Bij een bestemmingsplanherziening c.q. bestemmingsplan moet bekeken worden wat het effect is op de aangrenzende natuurbeschermingsgebied en de aanwezige flora- en fauna. In verband hiermede is een ecologische quickscan uitgevoerd door Vonk Groenservice. Tevens is een ecologische voortoets uitgevoerd. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport van 13-10-2023 (Bijlage 5).
Op basis van een literatuuronderzoek en een veldonderzoek kunnen de volgende conclusies en aanbevelingen worden getrokken (overgenomen uit het rapport).
Conclusies en aanbevelingen ecologisch onderzoek
- Voor door de Wet natuurbescherming beschermde (verblijfplaatsen van) reptielen, amfibieƫn, vaatplanten, vissen, dagvlinders en/of libellen zijn niet aangetroffen.
- Voor door de Wet natuurbescherming beschermde (verblijfplaatsen van) vogels zijn mogelijk wel aangetroffen. Dit zijn mogelijk de huismus en de uil.
- 1. Het is niet uit te sluiten dat er nesten van Huismussen onder de dakpannen aanwezig zijn. Het nest in de nestkast is vermoedelijk van een Huismus. De Huismus is een koloniebroeder. Dat er meer nesten aanwezig zijn is aannemelijk en dient nader onderzocht te worden.
- 2. Het is niet bekend of de uilenkast in de schuur nog gebruikt wordt. De mogelijkheid is er in ieder geval. Om duidelijkheid te krijgen of de uilenkast in gebruik is, dient nader onderzoek plaats te vinden.
- Het is mogelijk dat er genesteld wordt in de akker naast en achter de schuurkas. Voorafgaand aan werkzaamheden zal hiernaar een check gedaan moeten worden. Bij het aantreffen van een nest dient gewacht te worden totdat het nest verlaten is.
- Het is mogelijk dat er genesteld wordt onder de onderste rij dakpannen. Voorafgaand aan werkzaamheden zal hiernaar een check gedaan moeten worden. Bij het aantreffen van een nest dient gewacht te worden totdat het nest verlaten is.
- Er zijn een viertal Huiszwaluwnesten aanwezig bij de achtergevel van de schuur. Het is raadzaam om deze nesten te verwijderen voordat de Huiszwaluwen terugkeren vanuit het zuiden. Dat betekent dat de nesten uiterlijk voor 1 mei verwijderd kunnen worden. Daarna is de kans dat de nesten weer in gebruik worden genomen.
- In de achtergevel zijn meerdere openingen aanwezig welke gebruikt kunnen worden als in- en uitvliegopening door vleermuizen. Het is niet uit te sluiten dat er vleermuisverblijfplaatsen aanwezig zijn. Om hier zekerheid over te krijgen, is nader onderzoek noodzakelijk.
- Tijdens de werkzaamheden dient in ieder geval rekening te worden gehouden met de zorgplicht. Indien er twijfel bestaat over het al dan niet naleven van de zorgplicht en/of het welzijn van flora en fauna tijdens de werkzaamheden dient er contact opgenomen te worden met een erkend ecoloog.
Door de beoogde werkzaamheden kan de Wet Natuurbescherming overtreden worden omdat niet uit te sluiten is of er Huismusnesten of vleermuisverblijfplaatsen aanwezig zijn. Om hier duidelijkheid over te krijgen is aanvullend onderzoek naar deze soort/soortgroep noodzakelijk.
In 2022 is door Vonk ecologie een aanvullend onderzoek gedaan naar huismussen, vleermuizen en uilen. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport van 21/10/2022 PROJECTNUMMER: 22-351 (zie Bijlage 6). De uitkomst van dit onderzoek is dat er geen verblijfplaatsen of nesten of overige functies voor de onderzochte soorten aanwezig zijn in de te slopen bebouwing.
Conclusie Ecologie
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het NNN of BPL.
Er zijn geen verblijfplaatsen of nesten of overige functies voor de onderzochte soorten aanwezig in de te slopen bebouwing.
Hierdoor is het niet nodig om maatregelen te treffen. Er kan geen verstoring plaats vinden van vleermuizen, huismussen of uilen.
De bouw- en sloop plannen zijn uit ecologisch oogpunt geen bezwaar.
4.4.2 Natura-2000
Het plangebied bevindt zich op korte afstand van het Natura-2000 gebied IJsselmeer. Onderstaande kaart toont de ligging van het perceel ten opzichte van het IJsselmeer.
Figuur 10: Ligging perceel (rode stip) ten opzichte van Natura-2000 gebieden
Om de effecten voor Natura 2000-gebieden in beeld te brengen, zijn Aeriusberekeningen gemaakt op basis van AERIUS versie 2023.0.1. Er is een stikstofrapport opgesteld waar de Aeriusberekeningen zijn opgenomen (zie Bijlage 7).
De berekeningen hebben geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr.
Conclusie
Het voorgenomen plan heeft geen negatieve gevolgen voor de Natura 2000-gebieden.
4.5 Overige Realiserings- En Uitvoeringsaspecten
4.5.1 Kabels en leidingen
In het plangebied liggen, behoudens de gebruikelijke kabels en leidingen voor huisaansluitingen van gas, water, elektra, kabel/telefoon en openbare verlichting geen planologisch relevante watertransportleidingen en gastransportleidingen, zodat een beschermende regeling niet nodig is.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
De gemeente en initiatiefnemer/exploitant hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale, regionale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/ exploitant gesloten exploitatieovereenkomst, waarin tevens planschade is geregeld en een bijdrage in de ambtelijke kosten is opgenomen. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Omdat het initiatief in het buitengebied plaatsvindt, heeft Initiatiefnemer de direct omwonenden persoonlijk benaderd en uitgebreid gesproken. Zij hebben aan initiatiefnemer aangegeven dat zij geen problemen hebben met het voorgestelde initiatief.
5.3 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners.
5.4 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 29 december 2023 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemeen
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden.
De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Op de verbeelding (plankaart) zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.
Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht. Het plan voldoet aan de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012).
6.1.1 Inleidende regels
Conform de SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
Begripsbepalingen zijn omschrijvingen van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
6.1.2 Bestemmingsregels
In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
bestemmingsomschrijving: De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
bouwregels: In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.
afwijken van de bouwregels: Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken.
specifieke gebruiksregels: In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is.Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies.
afwijken van de gebruiksregels: Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen.
6.1.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling: Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene gebruiksregels: Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin.
Algemene afwijkingsregels: In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene wijzigingsregels: In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven
Algemene procedureregels: Deze bepaling geeft aan welke procedure bij afwijking gevolgd dient te worden.
6.1.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht: Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel: Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
6.2 Bestemmingen
In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.
Artikel 3 Agrarisch
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor grondgebonden agrarisch bedrijf.