KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Algemeen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Planvoornemen
1.3 Geldende Juridisch-planologisch Kader
1.4 Probleemstelling En Oplossingsrichting
1.5 Principeverzoek En Medewerking
1.6 Inzet Van Dit Wijzigingsplan
1.7 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan De Wijzigingsvoorwaarden
3.1 Toetsingskader
3.2 Toets
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Hinder Van Bedrijven
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Ecologie
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemming
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Noorderkwelweg 6 Wieringerwerf

Wijzigingsplan - Gemeente Hollands Kroon

Vastgesteld op 17-07-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Noorderkwelweg 6 Wieringerwerf Wieringerwerf met identificatienummer NL.IMRO.1911.WPBPLG2009002-va01 van de gemeente Hollands Kroon;

1.2 bestemmingsplan

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief eerste partiële herziening' (NL.IMRO.1911.BPLG2009hez01-va01);

1.3 verbeelding

de verbeelding van het wijzigingsplan Noorderkwelweg 6 Wieringerwerf;

1.4 bouwperceel

gebied bestaande uit het gedeelte van het bouwvlak gelegen achter de voorgevellijn met daarbij gerekend naast- en achtergelegen gebied met een totale oppervlakte van 1,5 ha, gerekend vanaf de uiterste contouren van de bebouwing in de maximaal verhouding van 2:1 of 1:2.

De overige begrippen uit artikel 1 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Artikel 2 Wijze Van Meten

De regels uit de wijze van meten uit artikel 2 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bedrijf in bewerking en opslag van agrarische producten ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bewerking en opslag' en de daarbij behorende bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. aan-huis verbonden beroepen en bedrijven, mits:
      • niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
      • alleen activiteiten mogen worden uitgevoerd die niet meldingsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in de bijlage bij deze beleidsregels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
      • er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst met een maximum aantal van één, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mogen zijn;
      • degene die het aan-huis-verbonden beroep of de bedrijfsactiviteit uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
      • er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
      • er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
      • buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied;
    2. 2. hobbymatig gebruik van bestaande gebouwen voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
      • er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
      • permanente bewoning niet is toegestaan;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
      • geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
      • het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
  2. b. infrastructurele voorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. ten hoogste 1 paardenbak per agrarisch bouwperceel;
  5. e. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven;
  6. f. aan de functie als bedoeld onder a gebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke);
  7. g. het oprichten en ingebruiknemen van een biomassainrichting voor eigen gebruik;

met de daarbij behorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  3. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  4. k. groenvoorzieningen;
  5. l. erfontsluitingspaden;
  6. m. bruggen
  7. n. waterlopen en waterbergingen

met daaraan ondergeschikt:

  1. o. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of geteelde agrarische producten;
  2. p. extensieve dagrecreatie.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  1. a. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen als bedoeld in lid 3.2;
  2. b. de plaats van de gebouwen binnen het bouwvlak;
  3. c. de landschappelijke inpassing van gebouwen en bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van een vergroting van het agrarisch bouwvlak tot 2 ha onder de voorwaarde dat:
    1. 1. dat de uitbreiding noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering;
    2. 2. de uitbreiding niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    3. 3. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    4. 4. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
  2. b. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het afwijken van de maximale verhouding tussen breedte en diepte van het agrarisch bouwperceel van 1 : 2 (of omgekeerd) onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de voorgeschreven verhouding van 1 : 2 (of omgekeerd) leidt tot een onevenredig grote milieuhinder voor de direct omwonenden;
    2. 2. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad;
    3. 3. de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen landschappelijk wordt ingepast;
  3. c. lid 3.2.2 onder b en toestaan dat de bedrijfswoning op een andere plek wordt herbouwd, mits:
    1. 1. herbouw niet stuit op bezwaren van milieuhygiënisch aard;
    2. 2. herbouw landschappelijk aanvaardbaar is;
  4. d. lid 3.2.2, sub a en toestaan dat één extra bedrijfswoning wordt gebouwd, mits dit noodzakelijk is voor het toezicht;
  5. e. lid 3.2.2, sub h, onder 7, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
    2. 2. de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
    3. 3. er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
  6. f. lid 3.2.3 onder a ten behoeve van de hoogtemaat van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van zendmasten, tot een hoogte van maximaal 60 m;
  7. g. lid 3.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakhelling, mits dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering en landschappelijk inpasbaar is;

De omgevingsvergunningen zoals genoemd onder d en e kunnen uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Algemeen

Dit wijzigingsplan wijzigt de geometrische planobjecten van het bestemmingsplan overeenkomstig de wijze zoals vervat in dit plan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Parkeervoorzieningen

Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

6.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 indien:

  1. a. het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of;
  2. b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van de hardheidsclausule in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode.

6.3 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk dat krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan de in Hoofdstuk 2 voorgeschreven maximummaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan de in Hoofdstuk 2 voorgeschreven minimummaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. in geval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Parkeervoorzieningen

Een omgevingsvergunning voor het uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormen 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.

7.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 indien:

  1. a. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  2. b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. c. strikte toepassing van de nota leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd;

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van de hardheidsclausule in de 'Parkeerregels Hollands Kroon 2018', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode.

7.3 Strijdig gebruik parkeren

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij de parkeergelegenheid die is vereist en aangelegd op grond van artikel 6.1 of 7.1 niet in stand wordt gelaten.

7.4 Gebruik aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Het is verboden (vrijstaande) bijgebouwen, aan- en uitbouwen of een gedeelte van een hoofdgebouw te gebruiken als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied' geldt een laagvliegroute voor straaljagers en helikopters.

8.2 Vrijwaringszone - radar

Ter plaats van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' zijn de gronden tevens bestemd voor de functie van de radar.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsdoeleinden of andere naar doelstelling daarmede vergelijkbare instellingen, zoals gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de inhoud van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 75 m3;
    2. 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10% maar niet meer dan 2 m, en voor kassen niet meer dan 5 m, voor zover dit om technische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk is en uit het oogpunt van welstand en beeldkwaliteit niet bezwaarlijk is.

9.2 Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de vestiging van bed & breakfast onder de voorwaarde dat:

  1. a. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
  2. b. gebruik dient te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
  3. c. de afstand tot naastgelegen erven dient minimaal 10 m te bedragen;
  4. d. permanente bewoning is uitgesloten;
  5. e. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
  6. f. de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  7. g. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
  8. h. er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
  9. i. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
  10. j. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.

9.3 Transformatorstations

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de bouw van transformatorstations binnen de bestemmingen Agrarisch, onder de voorwaarde dat:

  1. a. het aantal transformatorstations niet meer mag bedragen dan 3;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste 800 m2 mag bedragen;
  3. c. de bouwhoogte ten hoogste 6 m mag bedragen;
  4. d. aangetoond is dat het transformatorstation noodzakelijk is voor de energievoorziening;
  5. e. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  6. f. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad.

9.4 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden onder de voorwaarde dat :

  1. a. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden zoals een paardenbak, trainingsmolen en longeercirkel, niet meer dan 1.250 m² mag bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  2. b. de hoogte van een omheining niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
  3. c. ten hoogste 4 lichtmasten ten behoeve van het verlichten van een paardenbak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen en dat het verlichtingsniveau geen hinder of overlast voor de omgeving met zich mee mag brengen.

Een omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen van derden;
  • de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop de omgevingsvergunning voor het bouwen is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  4. d.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  5. e.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Noorderkwelweg 6 Wieringerwerf van de gemeente Hollands Kroon'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op gronden behorende bij het agrarische bouwperceel aan de Noorderkwelweg 6 in Wieringerwerf. Ter plaatse is het agrarische bedrijf van de heer A. Troost gevestigd. Naar aanleiding van een handhavingsbezoek aan het perceel is door de gemeente geconstateerd dat de aard van het agrarische bedrijf is in de loop der jaren is veranderd waardoor er een wijziging van de bestemming nodig is. Dit wordt gerealiseerd door middel van voorliggend wijzigingsplan.

Het plangebied van voorliggend wijzigingsgebied betreft het huidige bouwvlak, gelijk aan het kadastrale perceel met nummer 2579. Navolgende afbeelding toont het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPBPLG2009002-va01_0001.png"

Afbeelding: luchtfoto ter plaatse met kadastrale ondergrond

In de navolgende afbeelding is de locatie in relatie tot de omgeving aangegeven met een rode cirkel. De planlocatie is gelegen op circa 3 kilometer rijden van Wieringerwerf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPBPLG2009002-va01_0002.jpg"

Afbeelding: ligging plangebied in relatie tot de omgeving (bron: maps.google.nl)

1.2 Planvoornemen

De eigenaar van het perceel heeft sinds 2001 een bedrijf in verwerking, bewerking en opslag van agrarische teeltproducten (voornamelijk bloembollen en knolselderij). Jaarlijks wordt de opbrengst van zo'n 50 hectare land verwerkt en opgeslagen. Er wordt verpakt en (geplante) bloembollen liggen opgeslagen Tevens haalt het bedrijf een omzet uit het telen van gewassen in de vorm van deelteelt met andere bedrijven. Dit is een kleiner deel van de omzet en derhalve ondergeschikt. Deze producten worden overigens ook weer (deels) verwerkt op het bedrijf. De verwerking en opslag van agrarische producten vindt plaats binnen de op het perceel aanwezige agrarische bebouwing.

Binnen de huidige bestemming Agrarische bestemming zijn onder andere toegestaan: grondgebonden agrarische bedrijven. Deze bedrijven hebben conform de definitie uit artikel 1.63 van de regels van het vigerende bestemmingsplan een bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt. Omdat de bedrijvigheid op Noorderkwelweg 6 hoofdzakelijk wel in gebouwen plaatsvindt dient het bestemmingsplan aangepast te worden aan de feitelijk aanwezige bedrijvigheid.

1.3 Geldende Juridisch-planologisch Kader

In het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening, vastgesteld op 16 november 2014. In dit bestemmingsplan zijn de gronden behorende bij het agrarische bouwperceel aan de Noorderkwelweg 6 'Agrarisch' (artikel 3). Navolgende figuur geeft een uitsnede van de plankaart van het bestemmingsplan weer met het voorliggende plangebied daarin aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPBPLG2009002-va01_0003.jpg"

Afbeelding: uitsnede plankaart bestemmingsplan Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening

1.4 Probleemstelling En Oplossingsrichting

Het geldende bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009 laat enkel agrarische bedrijven toe. Een agrarisch bedrijf is in artikel 1.12 van het bestemmingsplan gedefinieerd als: 'een volwaardig bedrijf in de vorm van een akkerbouwbedrijf, tuinbouwbedrijf of dierhouderijbedrijf, dan wel in de vorm van een combinatie van daarvan'. Zoals in 1.2 is beschreven voldoet de feitelijke bedrijfsvoering niet aan het bestemmingsplan. Op het perceel is een agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Het aanwezige bedrijf valt in de categorie 'bewerking en opslag van agrarische producten'.

Een bedrijf dat agrarische producten bewerkt en opslaat is niet opgenomen in de bestemmingsomschrijving van artikel 3. Dit betekent dat een dergelijk bedrijf niet bij recht is toegestaan op het perceel. Er dient daarom een nieuw, passend planologisch-juridisch kader te worden opgesteld.

Het wijzigen van de bestemming binnen het voorliggende plangebied is noodzakelijk om het feitelijk aanwezige bedrijf planologisch toe te staan. Het geldende bestemmingsplan biedt hiertoe (in artikel 3, lid 3.8.5) onder voorwaarden de mogelijkheid middels een wijzigingsbevoegdheid.

1.5 Principeverzoek En Medewerking

Voor het plan is bij de gemeente een principeverzoek ingediend voor medewerking aan het gewenste nieuwe planologisch-juridisch kader om het planvoornemen voor de bestemmingswijziging mogelijk te maken. De gemeente heeft daarop per mail op 6 mei 2019 geantwoord (in beginsel) positief tegenover de voorgenomen ontwikkeling te staan, als wordt aangetoond dat aan de voorwaarden voor een wijzigingsplan kan worden voldaan. In een overleg dat daarop volgde zijn de voorwaarden waaraan het wijzigingsplan moet voldoen besproken. Aan de voorwaarden kan worden voldaan.

1.6 Inzet Van Dit Wijzigingsplan

Het voorliggende wijzigingsplan wijzigt alleen de bestemming van het plangebied. In het wijzigingsplan wordt aan de agrarische bestemming een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bewerking en opslag' toegevoegd. In de regels wordt bepaald dat in plaats van een 'grondgebonden agrarisch bedrijf' een 'bedrijf in bewerking en opslag van agrarische producten' mogelijk is.

Onderstaande afbeelding toont de nieuwe verbeelding voor het perceel Noorderkwelweg 6 die de inzet van dit wijzigingsplan vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPBPLG2009002-va01_0004.png"

Afbeelding: verbeelding wijzigingsplan (in pdf)

De voorwaarden voor het kunnen gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid staan beschreven in artikel 3.8.5 van het vigerende bestemmingsplan. Dit artikel luidt als volgt:

"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven de bestemming van de gronden gelegen binnen het agrarisch bouwperceel te wijzigen conform onderstaande tabel "vernieuwend ondernemen", waarbij de oppervlakte van het bouwvlak wordt teruggebracht tot de gewenste / noodzakelijke bedrijfsomvang, met dien verstande dat:

  1. a. de functiewijziging geen beperkingen veroorzaakt voor de omliggende (agrarische) bedrijven en het woon- en leefgenot van omliggende woningen;
  2. b. de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
  3. c. de nieuwe functie mag alleen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing van het (voormalig) agrarische bouwperceel, met uitzondering van kassen;
  4. d. er tussen de gemeente en de aanvrager een planschade overeenkomst wordt gesloten;
  5. e. indien bestaande bebouwing wordt afgebroken, mag nieuwbouw plaatsvinden, waarbij de oppervlakte van de nieuwbouw maximaal 50% mag zijn;
  6. f. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
  7. g. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient op eigen terrein binnen het agrarisch bouwperceel plaats te vinden;
  8. h. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
  9. i. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
  10. j. de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad;
  11. k. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of geteelde producten is toegestaan;
  12. l. per agrarisch bouwperceel maximaal drie verschillende functies zijn toegestaan, waarbij de woonfunctie niet wordt meegerekend;
  13. m. er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen de wijzing;
  14. n. voor de functie zoals bedoeld onder 24, het bedrijfsperceel niet binnen de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' is gelegen;
  15. o. de veiligheidssituatie acceptabel wordt bevonden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de toegankelijkheid voor de brandweer;"

In de tabel 'vernieuwend ondernemen' die in het artikellid is opgenomen zijn de functies genoemd waarin de bestaande agrarische functie kan worden gewijzigd. Een bedrijf in bewerking en opslag van agrarische producten is daarin genoemd onder 18.

1.7 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in het hiernavolgende hoofdstuk 2 aandacht besteed aan het van toepassing zijnde overheidsbeleid. Hoewel het plan in de eerste plaats moet passen binnen de wijzigingsvoorwaarden, dient toepassing van de bevoegdheid ook passend in het verder geldend beleid te zijn. Of aan de wijzigingsvoorwaarden kan worden voldaan, is vervolgens getoetst in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 omvat een toelichting op de juridische vormgeving van dit wijzigingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.

Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13. Hiermee vraagt het Rijk om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsings is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder voor duurzame verstedelijking moet voldoen. De met dit wijzigingsplan beoogde functiewijziging van een agrarisch bedrijf naar een bedrijf in bewerking en opslag van agrarische producten houdt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling in als bedoeld in vorengenoemd artikel van het Bro. Hierom is de Ladder niet van toepassing op het planvoornemen van dit wijzigingsplan.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Op 19 november 2018 heeft de provincie Noord-Holland de “Omgevingsvisie NH2050 – Balans tussen economische groei en leefbaarheid” vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie
Noord-Holland 2014. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert
ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.

Ambities

Noord-Holland heeft een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richt de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en
leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor
een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Dit is de hoofdambitie. Als subambities zijn er een aantal opgenomen:

Leefomgeving

  1. a. Klimaatverandering: Noord Holland moet voorbereid zijn op klimaatverandering en waterrobuust worden ingericht.
  2. b. Gezondheid en veiligheid: De ambitie is het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van bodem-, water- en lucht, externe veiligheid, geluidbelasting en (ontwikkelingen in) de ondergrond. Gestreefd wordt naar een gezonde leefomgeving, wat inhoudt: een woonwerkomgeving waar je zo min mogelijk wordt blootgesteld aan ongezonde stoffen en veiligheidsrisico’s en die een gezonde levensstijl ondersteunt.
  3. c. Biodiversiteit en natuur: De ambitie is om de biodiversiteit in Noord-Holland te vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt. Dit betekent dat ontwikkelingen zoveel mogelijk natuurinclusief zullen zijn.

Gebruik van de leefomgeving

  1. a. Economische transitie: De ambitie is een duurzame economie, met innovatie als belangrijke motor. Economische ontwikkelingen dienen qua aard, omvang en vorm aan te sluiten bij de regio of plek.
  2. b. Wonen en werken: De ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn.
  3. c. Mobiliteit: De ambitie is dat de inwoners en bedrijven van Noord-Holland zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op
    klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden. Clustering
    van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe.
  4. d. Landschap: De ambitie is het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

Energietransitie

De ambitie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op
(een maximale inzet op opwekking van) hernieuwbare energie.

Sturingsfilosofie

In de aanpak om de ambities waar te maken geldt het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' als sturingsfilosofie.Daarbij staat de opgave altijd centraal. Deze bepaalt het schaalniveau, de samenstelling van samenwerkende partijen en de tijdspanne. Vanuit een gedeelde visie op de (bestaande en toekomstige) kwaliteiten van een gebied.

Vijf bewegingen

Vanuit de ambities zijn een vijftal bewegingen opgesteld die laten zien hoe Noord-Holland wil omgaan
met de opgaven die op onze samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren.

  1. a. Dynamisch schiereiland: Benutten van de unieke ligging, waarbij de kustverdediging voorop staat, waar toeristische- en recreatieve kansen worden benut en waar natuurwaarden worden
    toegevoegd.
  2. b. Metropool in ontwikkeling: De Metropoolregio Amsterdam gaat steeds meer als één stad
    functioneren en de reikwijdte wordt groter.
  3. c. Sterke kernen, sterke regio's: deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  4. d. Nieuwe energie: het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  5. e. Natuurlijk- en vitaal landelijke omgeving: het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.

De voorliggende ontwikkeling is niet in strijd met een van de ambitites, de sturingsfilosofie of de vijf bewegingen. De functiewijziging zorgt voor een versterking van de agrifoodsector.

2.2.2 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie beoogt met deze Leidraad om samen met bijvoorbeeld gemeenten, ontwikkelaars en initiatiefnemers te werken aan het behouden en versterken van de kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie. In de Leidraad die voor het laatst is vastgesteld op 10 april 2018 zijn een aantal onderwerpen opgenomen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Holland, te weten aardkundige waarden, openheid, stilte en donkerte en dorps-DNA. De leidraad is verankerd in artikel 15 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

De Provincie Noord-Holland omschrijft ruimtelijke kwaliteit aan de hand van kernkwaliteiten van het landschap. Natuurlijke omstandigheden en vooral ook menselijk handelen, hebben in ieder landschap hun eigen sporen nagelaten. Nieuwe ontwikkelingen moeten zich tot deze karakteristieken verhouden. Elk landschapstype heeft zijn eigen specifieke kernkwaliteiten die gebieden een eigen karakter en identiteit geven. De voornaamste kernkwaliteiten zijn: archeologie en tijdsdiepte (tezamen 'ondergrond'), aardkundige waarden, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en openheid, duisternis en stilte (tezamen landschaps-DNA) en dorps-DNA.

De Provincie beschermt ook de ondergrond van de bijzondere landschappen. Zolang aardkundige verschijningsvormen (zoals stuwwallen, duinen, wadden en beekdalen) onaangetast zijn, vertellen ze veel over de ontstaansgeschiedenis van Noord-Holland en de krachten die daarbij een rol speelden: wind, water, ijs en getijden. Behoud en ontwikkeling van aardkundige waarden is van belang gezien de onschatbare waarde van aardkundig erfgoed voor de inwoners van Noord-Holland en Nederland.

Ensembles en structuren - Wieringen Wieringermeer

Noord-Holland is onderverdeeld in 20 gebieden, de zogenaamde ensembles, en 10 provinciale
structuren. Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren.

Noorderkwelweg 6 ligt in het ensemble 'Wieringen - Wieringermeer'. Het plangebied is geen onderdeel van een provinciale structuur.

Context

Het ensemble bestaat uit het voormalige eiland Wieringen met een zeer oud, kleinschalig, reliëfrijk, cultuurhistorisch waardevol keileemlandschap, de kleinere aandijkingenlandschappen Polder Waard-Nieuwland en Groetpolder, het veel recenter gerealiseerde, grootschalige, vlakke en open droogmakerijlandschap van de Wieringermeerpolder en het Amstelmeer. De landschappelijke en cultuurhistorische verschillen zijn groot binnen het ensemble, mede doordat de stapsgewijze verovering van land op water in heel verschillende perioden heeft plaatsgevonden.

De Waddenzee en het IJsselmeer liggen aan de noord- en oostzijde van het ensemble. De Westfriese Omringdijk vormt aan de zuidzijde de aansluiting met het oude zeekleilandschap. Het Waardkanaal is de westgrens en verbindt dit deel van de provincie via water met meer zuidelijk gelegen delen van de provincie. De snelweg A7 verbindt het ensemble met de Amsterdamse regio en via de Afsluitdijk met de provincie Friesland. Via de N99 is Den Helder bereikbaar.

Ontstaansgeschiedenis

Bij de 17e– en 19e-eeuwse polders was meestal een geometrisch grid uitgangspunt voor de inrichting. De Wieringermeer is 20.000 hectare groot en was de eerste polder waarbij de verkaveling gerelateerd werd aan de bodemgesteldheid en hoogteligging van de ondergrond. De polder is primair opgezet als agrarisch productielandschap. Bij het ontwerp, door onder andere ingenieur J.F. Ligtenberg, architect M.J. Granpré Molière en landschapsarchitect J.T.P. Bijhouwer, is echter nadrukkelijk ook de wens op tafel gelegd landschappelijke kwaliteit te realiseren. Daarop werd voor de polder een totaalontwerp op alle schaalniveaus gemaakt. Anders dan in de klassieke polders is hier een driehoekige webstructuur ontwikkeld, waarbij monumentale vaarten de hoofdassen vormen. Door middel van beplanting langs wegen en vaarten, bij de dorpen en op de erven hebben de ontwerpers maat en schaal gegeven aan de grote openheid. Alle kavels grenzen met een korte zijde aan een vaart of wetering en met de andere korte zijde aan een weg. Hierdoor ontstond een optimale bereikbaarheid. De standaard maat voor de kavels was 20 hectare, 250 x 800 meter. De latere kavels hebben grotere maten gekregen, mede ingegeven door de schaalvergroting die toen al plaatsvond in de landbouw. Er is een duidelijke ritmiek van de erven met erfbeplanting en boerderijen met opvallende oranje daken.

Kernwaarden

Landschappelijke karakteristiek

De Wieringermeerpolder is als agrarische productiepolder ontworpen vanuit een totaalconcept. Het poldervlak van de Wieringermeer is opgedeeld in vier polderafdelingen met een eigen oriëntatie en maatvoering van de kavels. Het verkavelingsplan is niet ontworpen vanuit een middenlijn naar de randen toe, zoals gebruikelijk was, maar vanuit de randen naar het centrum toe. Hierdoor zijn restkavels aan de randen vermeden, maar ontstond een driehoekig centrum met restkavels. De polder bestaat uit een robuuste geometrische driehoekige webstructuur met een zorgvuldige compositie van vaarten, lanen, linten, regelmatig verspreid liggende agrarische erven en enkele kernen aan vaarten. In de polder zijn, voor de geoefende kijker, kleine hoogteverschillen waarneembaar van de oude kreekruggen. In het noordoosten liggen, op voor de landbouw onrendabele grond, het Robbenoordbos en Dijkgatbos.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPBPLG2009002-va01_0005.jpg"

Openheid en ruimtebeleving

De Wieringermeerpolder is als geheel een van de meest open landschappen van Noord-Holland, met daarin de regelmatig verspreid liggende massa’s van boerderijen en erfbeplanting langs wegen en vaarten. Deze vormen groene eilanden in een zee van ruimte. In een deel van de polder is het open karakter verdwenen door het glastuinbouwgebied/de Agriport en andere grootschalige ontwikkelingen langs de A7.

Ruimtelijke dragers

In de Wieringermeerpolder zijn de rechtlijnige vaarten en wegen met beplanting de belangrijke ruimtelijke dragers. De erven zijn aan deze dragers gesitueerd. Op de erven staan boerderijen die met hun hoog opgaande lange kappen en rode panbedekking een ritmiek vormen en rode kleuraccenten in het landschap geven. Bijzonder zijn de hoekverdraaiingen tussen de wegen (webstructuur). Op de kruispunten liggen de kernen.

Dynamiek

In de Wieringermeer vinden grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in hoog tempo een plek, vaak met een innovatief karakter. De ontwikkeling van het glastuinbouwgebied/Agriport, de bouw van datacentra en andere grootschalige ontwikkelingen langs de snelweg A7, en de plaatsing van windmolens heeft in delen van de polder het open beeld veranderd. Dit gaat nog steeds door. Ook de ontwikkeling van Windpark Wieringermeer zal de nieuwe hoogte-diepteverhoudingen van het landschap verder benadrukken. Ook vindt hier schaalvergroting in de agrarische sector plaats en er is ruimte voor experimenten met alternatieve teelten in de Achteroevers. Van alle landschappen in Noord-Holland is dit het landschap dat het beste grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in zich op kan nemen, mits dit met oog voor een goede omgevingskwaliteit gebeurt en tegelijkertijd geïnvesteerd wordt in het landschap.

Ontwikkeling in relatie tot de Leidraad

De voorliggende functiewijziging maakt geen wijziging in bebouwing mogelijk, anders dan het vigerende bestemmingsplan toelaat. De invloed op het landschap is hiermee nauwelijks merkbaar. Er is geen strijd met de Leidraad Landschap & Cultuurhistorie.

2.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. De laatste wijziging van de PRV is op 14 januari 2019 door Provinciale Staten vastgesteld. In deze wijziging zijn onder andere de artikelen met betrekking tot Kleinschalige ontwikkeling, Natuurnetwerk Nederland en Strandzonering aangepast. De gewijzigde PRV is op 1 februari 2019 in werking getreden. De verordening is een juridische doorvertaling van het beleid uit de Structuurvisie.

Omdat er in voorliggend geval sprake is van een wijzigingsplan waarmee aan de voorwaarden die hiervoor in het vigerende bestemmingsplan zijn gesteld wordt voldaan, is de ruimtelijke aanvaardbaarheid in feite al aangetoond. De Provincie heeft met de voorwaarden tot wijziging immers al ingestemd. Desalniettemin wordt hierna een toets aan de PRV gedaan.

Het agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf valt onder de definitie van 'agrarisch aanverwant bedrijf: een bedrijf in landelijk gebied dat hoofdzakelijk is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of het leveren van goederen en diensten ten behoeve van aanleg en onderhoud van groene of recreatieve gebieden, en gebruik maakt van werktuigen, apparatuur of agrarisch loonwerk.'

Artikel 17a stelt regels voor agrarisch aanverwante bedrijven:

  1. 1. In afwijking van artikel 5a en artikel 5c kan een bestemmingsplan de uitbreiding van een reeds fysiek bestaand agrarisch aanverwant bedrijf mogelijk maken in het landelijk gebied, mits:
    1. a. de noodzaak tot uitbreiding gemotiveerd is aangetoond, en;
    2. b. buitenopslag buiten het bouwvlak wordt verboden.
  1. 2. In afwijking van artikel 5a en artikel 5c kan een bestemmingsplan een nieuw bouwperceel voor de verplaatsing van een reeds fysiek bestaand agrarisch aanverwant bedrijf mogelijk maken in het landelijk gebied mits:
  1. a. de noodzaak tot verplaatsing gemotiveerd is aangetoond;
  2. b. er geen reëel alternatief beschikbaar is op een bedrijventerrein in de regio;
  3. c. er geen geschikte vrijkomende agrarische bouwpercelen beschikbaar zijn, en;
  4. d. buitenopslag buiten het bouwvlak wordt verboden.
  1. 3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste en tweede lid voorziet in een bouwperceel van maximaal 2 hectare.
  1. 4. Op een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 15 van toepassing.

Als voorliggend geval wordt gezien als de uitbreiding van een fysiek bestaand agrarisch aanverwant bedrijf, dan is lid 1 van toepassing. Strikt genomen is het bedrijf wel fysiek aanwezig, maar betreft het geen uitbreiding waardoor gesteld kan worden dat artikel 17a niet van toepassing is. Als toch wordt getoetst aan het artikel dan kan worden gesteld dat de noodzaak tot uitbreiding/vestiging van het bedrijf is aangetoond door de reeds jarenlange aanwezigheid van het bedrijf. Buitenopslag buiten het bouwvlak is niet mogelijk. Er is geen sprake van een verplaatsing van een bedrijf, dus lid 2 is niet van toepassing. Aan lid 3 wordt voldaan, het perceel is 1 hectare groot. Zoals in paragraaf 2.2.2 is gemotiveerd is er geen strijd met de Leidraad Landschap & Cultuurhistorie. Door het opnemen van de toets in paragraaf 2.2.2 is voldaan aan artikel 15 PRV.

Er is geen sprake van realisatie van windturbines. Er is daarom geen sprake van strijd met artikel 32 PRV.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er geen strijd is met de PRV.

2.2.4 Ontwerp Omgevingsverordening NH2020

Met ingang van 18 februari 2020 ligt het ontwerp van de Omgevingsverordening NH2020 ter inzage. Ondanks dat deze verordening nog geen rechtskracht heeft wordt hierna een toets gedaan aan de verordening.

Agrarische bedrijven

Artikel 6.28 geeft regels over agrarische bedrijven. Lid 3 geeft aan dat agrarisch aanverwante bedrijven als zelfstandig bedrijf zijn toegestaan, indien het een uitbreiding van een bestaand agrarisch aanverwant bedrijf betreft en de omvang van het bouwperceel niet groter wordt dan 2 hectare. Het betreft hier een feitelijk bestaand agrarisch bedrijf die voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden uit het vigerende bestemmingsplan.

Overige artikelen uit de omgevingsverordening die voor het gebied gelden waar het voorliggende plangebied is gelegen, zijn niet relevant voor de voorliggende functiewijziging en derhalve is daarmee ook geen strijd.

Conclusie

De conclusie is dat er geen strijd is met de Ontwerp Omgevingsverordening NH 2020.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Strategische visie gemeente Hollands Kroon

De gemeente beschikt over een Strategische visie gemeente Hollands Kroon; Ruimte voor rust én dynamiek (vastgesteld door de raad op 24 mei 2012 en voor het laatst geactualiseerd op 26 september 2013) die richtinggevende ideeën over verschillende beleidsterreinen voor de nabije en verdere toekomst bevat. Het doel is vooral het geven van inzicht in waar de gemeenteraad naar streeft. Naast een richtsnoer is de visie een toetsingskader voor beleidsplannen, organisatieontwikkeling en de verdere ontwikkeling van het gemeentelijk dienstverleningsconcept. Los van de 'waan van de dag' kan de raad aan de hand van de strategische visie keuzes op hoofdlijnen maken voor de langere termijn. De visie dient als basis voor de uitvoering van gemeentelijke programma's in de komende jaren. Voorliggend plan is niet in strijd met de strategische visie van de gemeente.

2.3.2 Omgevingsvisie gemeente Hollands Kroon

In 2016 is de Omgevingsvisie gemeente Hollands Kroon vastgesteld. Hierin staat het ontwikkelen van de fysieke leefomgeving voor op de lange termijn beschreven. Kenmerkend in de visie is het 'ja, tenzij'-principe. De omgevingsvisie stelt kaders voor het opstellen van programma's, plannen en projecten voor de periode tot 2030.

In de Omgevingsvisie is onder meer op de 'agrarische sector' als onderwerp ingegaan. Hollands Kroon telt de meeste landbouwbedrijven van de provincie en heeft het grootste agrarische grondgebruik in Noord-Holland. Vrijwel alle landbouwsectoren zijn in de gemeente te vinden: van bloembollen tot tuinbouw, van akkerbouw tot (intensieve) veehouderij en glastuinbouw. Dit vanwege de uitstekende fysieke condities (de bodemgeschiktheid, de grootschalige ruimte, het licht en de bereikbaarheid) en de aanwezigheid van de verschillende ketenpartners (opslag, verpakking, vervoer, distributie, etcetera.). De gemeente biedt ruimte om te ondernemen in de agrarische sector. Hiervoor gelden uniforme regels in de gehele gemeente en is er veel ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

De voorliggende functiewijziging past binnen de brede oriëntatie op agrarische bedrijven die centraal wordt gesteld in de Omgevingsvisie

Hoofdstuk 3 Toetsing Aan De Wijzigingsvoorwaarden

3.1 Toetsingskader

Het bestemmingsplan Buitengebied Wieringermeer 2009, eerste partiële herziening, vastgesteld op 16 november 2014, biedt de mogelijkheid om de bestemming van het bouwperceel aan Noorderkwelweg 6 op grond van artikel artikel 3, lid 3.8.5 te wijzigen. De regels die daarvoor gelden, zijn de volgende:

"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven de bestemming van de gronden gelegen binnen het agrarisch bouwperceel te wijzigen conform onderstaande tabel "vernieuwend ondernemen", waarbij de oppervlakte van het bouwvlak wordt teruggebracht tot de gewenste / noodzakelijke bedrijfsomvang, met dien verstande dat:

  1. a. de functiewijziging geen beperkingen veroorzaakt voor de omliggende (agrarische) bedrijven en het woon- en leefgenot van omliggende woningen;
  2. b. de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plekke;
  3. c. de nieuwe functie mag alleen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing van het (voormalig) agrarische bouwperceel, met uitzondering van kassen;
  4. d. er tussen de gemeente en de aanvrager een planschade overeenkomst wordt gesloten;
  5. e. indien bestaande bebouwing wordt afgebroken, mag nieuwbouw plaatsvinden, waarbij de oppervlakte van de nieuwbouw maximaal 50% mag zijn;
  6. f. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
  7. g. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient op eigen terrein binnen het agrarisch bouwperceel plaats te vinden;
  8. h. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
  9. i. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
  10. j. de waterhuishoudkundige belangen niet worden geschaad;
  11. k. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of geteelde producten is toegestaan;
  12. l. per agrarisch bouwperceel maximaal drie verschillende functies zijn toegestaan, waarbij de woonfunctie niet wordt meegerekend;
  13. m. er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen de wijzing;
  14. n. voor de functie zoals bedoeld onder 24, het bedrijfsperceel niet binnen de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' is gelegen;
  15. o. de veiligheidssituatie acceptabel wordt bevonden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de toegankelijkheid voor de brandweer;"

In de tabel 'vernieuwend ondernemen' die in het artikellid is opgenomen zijn de functies genoemd waarin de bestaande agrarische functie kan worden gewijzigd. Een agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf is daarin genoemd onder 21.

In de navolgende paragrafen is per toetsingsaspect nagegaan in hoeverre het wijzigingsplan voldoet aan de in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsregels.

3.2 Toets

Bedrijfsomvang

Het bouwvlak komt overeen met de bedrijfsomvang. De aanwezige bebouwing wordt gebruikt voor de verwerking en opslag van de agrarische producten.

Beperking bedrijven en woningen

De functie die mogelijk wordt gemaakt is vergelijkbaar met een volwaardig agrarische functie. Er worden agrarische producten van en naar het perceel vervoerd net zoals dat bij een agrarisch bedrijf gebeurt dat producten teelt en van en naar het bedrijfsperceel vervoert. De werkzaamheden op het perceel vinden plaats binnen de bedrijfsgebouwen. Hier worden producten verwerkt en opgeslagen. De verwerking geschiedt met kleinschalige machines. Het grootste gedeelte van de tijd liggen de producten opgeslagen en is de milieu-uitstraling nihil. De bedrijfsvoering beperkt geen nabijgelegen bedrijven en het woon- en leefgenot van de woningen die noordelijk zijn gelegen wordt als gevolg van de nieuwe functie niet beperkt. Dit blijkt ook uit het feit dat de bedrijfsvoering al sinds vele jaren aanwezig is op het perceel en er geen meldingen van overlast zijn. De afstand tussen het bedrijfsperceel en de woningen wordt niet verkleind.

Bedrijfsbeëindiging

De agrarische bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. Op het perceel vindt alleen de verwerking en opslag van agrarische producten plaats.

Alleen binnen bestaande bebouwing

Alleen de bestaande bebouwing wordt gebruikt voor het agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf.

Planschadeovereenkomst

Er zal een planschadeovereenkomst worden gesloten.

Nieuwbouw bij afbraak bestaande bebouwing

Er wordt geen bestaande bebouwing afgebroken.

Verkeer en wegenstructuur

In de Omgevingsvisie van de gemeente Hollands Kroon staat aangegeven dat bereikbaarheid via de wegen en via het water twee van de sterkste kanten zijn van Hollands Kroon. Binnen de gemeentegrenzen is alles goed bereikbaar als je van noord naar zuid gaat. Oost-westverbindingen kunnen beter.

Verder staat aangegeven dat Hollands Kroon een agrarische gemeente is en blijft. Dit betekent dat het buitengebied goed ontsloten moet blijven voor landbouwverkeer. De bestaande landbouwwegen blijft de gemeente goed onderhouden. Er wordt niet aan ontkomen dat steeds zwaarder wordend landbouwverkeer zo nu en dan overlast veroorzaakt op de doorgaande wegen en in de woonkernen. Ook op de landbouwwegen zal passerend verkeer soms hinder van elkaar hebben.

De Noorderkwelweg is een weg waar diverse agrarische bedrijven aan zijn gevestigd. De Zeugweg, Oom Keesweg en Sluitgatweg/Robbenoordweg bieden voldoende ontsluitingsmogelijkheden voor de Noorderkwelweg. De hoeveelheid verkeer als gevolg van de voorliggende bestemmingswijziging verandert niet significant. Bij een volwaardig agrarisch bedrijf worden producten aan- en afgevoerd net zoals dat bij een verwerkingsbedrijf gebeurt. Producten zoals bloembollen liggen vervolgens enige tijd opgeslagen binnen de bebouwing op het bedrijfsperceel waardoor er in die periode geen verkeersbewegingen uit voortvloeien. Geconcludeerd wordt daarom dat de hoeveelheid verkeer past bij de wegenstructuur.

Parkeren op eigen terrein

Het parkeren vindt geheel plaats op eigen terrein binnen het bouwperceel. Het terrein is groot genoeg om te kunnen parkeren.

Geen opslag in open lucht

De opslag ten behoeve van het bedrijf vindt plaats binnen de bebouwing.

Gebruik in relatie tot de omgeving

De activiteiten op het perceel passen in de agrarische omgeving. Ze vinden vrijwel geheel plaats binnen de bestaande bebouwing, met uitzondering van aan- en afrijdend verkeer. Er is geen sprake van reclame-uitingen of buiteninstallaties. Het bedrijfsperceel geeft de indruk van een regulier agrarisch bedrijf zoals er meerdere zijn in de omgeving.

Waterhuishoudkundige belangen

De bestemmingswijziging heeft geen effect op de hoeveelheid bebouwing. Ook heeft het niet tot gevolg dat er meer bebouwing of verharding mag worden gerealiseerd dan in het vigerende bestemmingsplan het geval is. Er is daarom geen strijd met waterhuishoudkundige belangen.

Detailhandel

Hier zal aan worden voldaan.

Niet meer dan 3 functies

Naast de woonfunctie die niet wordt meegerekend, is alleen het agrarische hulpbedrijf op het agrarische bouwperceel aanwezig.

Externe veiligheid

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid mogen er geen bezwaren zijn tegen de wijziging. Er zijn in de buurt van het plangebied geen (vaar)wegen of railverbindingen aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ook zijn er geen buisleidingen aanwezig waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Bovendien heeft de functiewijziging niet tot gevolg dat er meer personen aanwezig zijn op het perceel. Ook heeft de functiewijziging niet tot gevolg dat er het externe veiligheidsrisico voor omliggende functies verandert.

Acceptabele veiligheidssituatie

Er is voldoende ruimte om het perceel te betreden voor veiligheidsdiensten zoals de brandweer en ambulances. Ook is er voldoende ruimte om het bouwperceel te verlaten in geval van calamiteiten. Dit zal tevens worden getoetst door de brandweer/veiligheidsdienst.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Hinder Van Bedrijven

Ten aanzien van de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder. Uitgangspunt hierbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van een milieugevoelige functie, sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat. Voor de afstemming
tussen milieugevoelige functies en bedrijven dient milieuzonering te worden toegepast. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit maart 2009. Het doel van de VNG-publicatie is het bieden van een handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke
ordeningspraktijk en de publicatie biedt mogelijkheden voor maatwerk en flexibiliteit bij het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van woningen en andere gevoelige functies nabij bedrijven.

Zoals in paragraaf 3.2 reeds is toegelicht is de functie die mogelijk wordt gemaakt vergelijkbaar met een volwaardig agrarische functie. Er worden agrarische producten van en naar het perceel vervoerd net zoals dat bij een agrarisch bedrijf gebeurt dat producten teelt en van en naar het bedrijfsperceel vervoert. De werkzaamheden op het perceel vinden plaats binnen de bedrijfsgebouwen. Hier worden producten verwerkt en opgeslagen. De verwerking geschiedt met kleinschalige machines. Het grootste gedeelte van de tijd liggen de producten opgeslagen en is de milieu-uitstraling nihil. De bedrijfsvoering beperkt geen nabijgelegen bedrijven en het woon- en leefgenot van de woningen die noordelijk zijn gelegen wordt als gevolg van de nieuwe functie niet beperkt. Dit blijkt ook uit het feit dat de bedrijfsvoering al sinds vele jaren aanwezig is op het perceel en er geen meldingen van overlast zijn. De afstand tussen het bedrijfsperceel en de woningen wordt niet verkleind. Gezien de reeds lange tijd bestaande feitelijke bedrijfssituatie, de vergelijkbare milieusituatie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf en het feit dat de afstand niet wordt verkleind, wordt een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

4.2 Luchtkwaliteit

De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.

Het doel van het NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de
belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde
grenswaarde is voor beide stoffen 40 ìg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 ìg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2.

Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip "niet in betekenende mate bijdragen"
(NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide
jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 ìg/m3 een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project dat NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Zoals in paragraaf 3.2 reeds is toegelicht wijzigt de hoeveelheid verkeer als gevolg van de voorliggende bestemmingswijziging niet significant. Bij een volwaardig agrarisch bedrijf worden producten aan- en afgevoerd net zoals dat bij een verwerkingsbedrijf gebeurt. Producten zoals bloembollen liggen vervolgens enige tijd opgeslagen binnen de bebouwing op het bedrijfsperceel waardoor er in die periode geen verkeersbewegingen uit voortvloeien.

Uit de NIBM-tool blijkt dat bij een toename van 250 voertuigen per dag met een aandeel van 50% vrachtverkeer, nog steeds geen sprake is van een overschrijding van de grenzen voor luchtkwaliteit. De conclusie is derhalve dat de functiewijziging niet wordt belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPBPLG2009002-va01_0006.png"

4.3 Ecologie

Voor de bescherming van diersoorten is de Wet natuurbescherming van toepassing. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden
gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de
Wet natuurbescherming. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een)
beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid of activiteit pas kunnen plaatsvinden na ontheffing of vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming.

In het onderhavige geval is sprake van een functiewijziging waarbij geen nieuwe bouwmogelijkheden worden gecreëerd. De invloed op de omgeving als gevolg van de functiewijziging is dusdanig gering dat er geen invloed op beschermde soorten zal zijn. De functiewijziging heeft ook niet tot gevolg dat er bebouwing gesloopt moet worden of bomen gekapt moeten worden. Geconcludeerd wordt dat nader onderzoek kan uitblijven.

Dezelfde conclusie kan worden getrokken voor het aspect gebiedsbescherming en dan met name voor de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Hier zijn een aantal argumenten voor aan te dragen. De werkzaamheden op het perceel, evenals de hoeveelheid verkeersbewegingen zullen niet significant wijzigen. Daarnaast blijven de bouwmogelijkheden op het perceel ongewijzigd en er hoeft niet te worden gebouwd of gesloopt. Voorts liggen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden op ruime afstand van de planlocatie. De duinen liggen op ruim 20 kilometer afstand en het IJsselmeer en de Waddenzee zijn niet stikstofgevoelig.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een wijzigingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het wijzigingsplan is geregeld.

Het plan is opgesteld op basis van de SVBP, waardoor de mogelijkheid bestaat om het plan digitaal te publiceren.

5.2 Toelichting Op De Bestemming

Het plangebied van dit wijzigingsplan heeft de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bewerking en opslag'. Deze bestemming regelt dat er alleen een bedrijf in bewerking en opslag van agrarische producten mogelijk is. De regels zijn zoveel als mogelijk overgenomen uit de vigerende Agrarische bestemming uit bestemmingsplan Buitengebied 2009, het moederplan. De wijziging die is doorgevoerd is dat het bouwperceel alleen mag worden gebruikt voor een agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende wijzigingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Met de initiatiefnemer zal een planschadeovereenkomst worden gesloten. Op basis van deze overweging mag het voorliggende wijzigingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt dit wijzigingsplan ter beoordeling aan de overlegpartners voorgelegd. De provincie Noord-Holland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de wijziging van de bestemming.

Het wijzigingsplan heeft vanaf 4 juni 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen tegen het plan ingediend.