KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Vrijstaand/twee-onder-één-kap/rijwoning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Achtergrond En Huidige Situatie
2.3 Stedenbouwkundig Plan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Conclusie Beleidskader
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Water
4.2 Bodem
4.3 Archeologie
4.4 Cultuurhistorie
4.5 Natuur
4.6 Verkeer En Parkeren
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Bedrijven En Milieuzonering
4.11 Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen (Spuitzonering)
4.12 Duurzaamheid
4.13 Besluit Milieueffectrapportage
4.14 Conclusie Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Planregels
5.4 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 6 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Participatie En Vooroverleg
7.2 Procedure
Bijlage 1 Lijst Van Aan-huis-verbonden Beroepen En Bedrijven
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Fase 5
Bijlage 3 Verkennend Natuuronderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 5 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Parkeerbalans
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 8 Nota Zienswijzen

Elshof Zuid - Fase 5

Wijzigingsplan - Gemeente Hollands Kroon

Vastgesteld op 06-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het wijzigingsplan Elshof Zuid - Fase 5 met identificatienummer NL.IMRO.1911.WPElshofZuidfase5-va01 van de gemeente Hollands Kroon;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1911.BPEhofZuid-va01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de verbeelding van het wijzigingsplan Elshof Zuid - Fase 5.

De overige begrippen uit artikel 1 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Artikel 2 Wijze Van Meten

De regels uit de wijze van meten uit artikel 2 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - Vrijstaand/twee-onder-één-kap/rijwoning

De regels van de bestemming 'Wonen - Vrijstaand/Twee-onder-één-kap/Rijwoning' uit artikel 9 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

3.1 Aanvullende bouwregels

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

3.2 Voorwaardelijke verplichting 'water'

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (van woningen) kan slechts worden verleend als er langs de volledige lengte van de aanduiding 'overige zone - water' water wordt gegraven.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

De regels van de anti-dubbeltelbepaling uit artikel 12 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

De algemene gebruiksregels uit artikel 13 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels uit artikel 15 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels uit artikel 16 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

De overgangsregels uit artikel 17 van het bestemmingsplan zijn onverkort van toepassing.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Elshof Zuid - Fase 5'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Ten zuidwesten van de kern van Anna Paulowna is de woningbouwlocatie Elshof-Zuid gesitueerd. Op 5 maart 2013 is voor dit gebied het bestemmingsplan Elshof-Zuid vastgesteld. De woningen worden gerealiseerd in verschillende fases. Voor de woningbouw in fase 1 t/m 3 zijn uitwerkingsplannen vastgesteld. Voor fase 4 is een bestemmingsplan opgesteld die in 2021 in werking is getreden. De woningen in fase 1, 2 en 3 zijn gerealiseerd. Fase 4 is momenteel in aanbouw.

Voor de gronden waar de voorgenomen woningbouw in fase 5 is voorzien geldt momenteel een agrarische bestemming. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden te wijzigen naar een woonbestemming. Van deze wijzigingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt door het opstellen van voorliggend wijzigingsplan waarbinnen 81 woningen mogelijk zijn.

Met voorliggend wijzigingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime van kracht, waarmee de woningbouw binnen het plangebied planologisch mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen ten westen van het Pionierskruid. Verder grenst het aan de oostzijde van de percelen aan de Nieuweweg. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan het bestemmingsplan Elshof Zuid fase 4. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de groen ingerichte strook waar het fietspad langsloopt dat vanaf de Nieuweweg richting het Pionierkruid gaat.

Op de navolgende afbeelding is de ligging van het plangebied indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPElshofZuidfase5-va01_0001.jpg"

Afbeelding: plangebied indicatief aangegeven met een blauw kader

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Elshof-Zuid, door de gemeenteraad vastgesteld op 5 maart 2013. Binnen dit bestemmingsplan is een wijzigingsgebied aangewezen waarmee het college van B&W bevoegd is om de bestemming van de gronden te wijzigen naar wonen. De contouren van dit gebied is met een rode lijn weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPElshofZuidfase5-va01_0002.png"Afbeelding: geldende bestemmingsplannen met in het blauwe kader bestemmingsplan Anna Paulowna

Een deel van het oorspronkelijke wijzigingsgebied is door de vaststelling van het bestemmingsplan Anna Paulowna op 27 juni 2013 geen onderdeel van het voorliggende wijzigingsplan, zie de blauwe lijn en het paarse gebied in bovenstaande figuur. De bedrijfsbestemming is over een deel van het wijzigingsgebied gelegd en daardoor is dat deel geen onderdeel meer van het wijzigingsgebied. Dat betekent dat dit gebied niet meer gewijzigd mag worden naar woningbouw en valt dus buiten het voorliggende wijzigingsplan.

De gronden van het plangebied hebben de bestemming Agrarisch met de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’. Ter plaatse van deze wro-zone kan het College van B&W overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming wijzigen naar de bestemming Wonen – Vrijstaand/Twee-onder-één-kap/Rijwoning. Hierbij geldt als voorwaarde dat het maximum aantal wooneenheden 90 bedraagt.

De navolgende afbeelding toont de verbeelding van het bestemmingsplannen. In het blauwe kader is het bestemmingsplan Anna Paulowna weergegeven dat geldt voor het noordwestelijk deel.

De voorgenomen ontwikkeling is wat betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is de situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de bestaande situatie, de achtergrond van de ontwikkeling en de toekomstige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied.

2.2 Achtergrond En Huidige Situatie

Voor Elshof-Zuid is in 2011 een masterplan en beeldkwaliteitsplan opgesteld. Beide stukken zijn als bijlage bij het bestemmingsplan Elshof-Zuid vastgesteld. In het masterplan is de hoofdstructuur voor Elshof-Zuid vastgelegd. Het beeldkwaliteitsplan beschrijft het gewenste woonmilieu en op welke wijze voldoende samenhang en kwaliteit gerealiseerd kan worden binnen zowel de deelgebieden als binnen Elshof-Zuid als totaal.

Leidend voor de ontwikkelingsstrategie zijn de principes van slow stedenbouw. Slow stedenbouw kan omschreven worden als een langzame ‘verstedelijking’ met een nog onzeker programma en een onzekere doorlooptijd. Het is een ‘verstedelijking’ waarbij elke fase, onafhankelijk van zijn omvang, kwaliteit heeft en aan kan sluiten op de actuele markt. Tegelijkertijd moet de bebouwing zich naadloos voegen in het bestaande stedelijk gebied, terwijl het omringende landschap zo min mogelijk beïnvloed wordt.

De ontwikkelstrategie werkt volgens het principe van een schuifpuzzel. Het raamwerk van de schuifpuzzel is vastgelegd in het masterplan. Deze bestaat uit de hoofdontsluiting (stemvork), de tuinen, de woonvelden, de strategische locaties en de randen. Twee essentiële onderdelen van de strategie zijn:

  • I. het vormgeven aan de tijdelijke situatie door middel van het vormgeven van randen;
  • II. het steeds opnieuw maken van compacte en afgeronde buurten.

Voor de woonvelden is in het beeldkwaliteitsplan het gewenste woonmilieu beschreven en zijn de randvoorwaarden voor de verkaveling bepaald. Voor de invulling van het plangebied staan de volgende principes centraal:

  • een leefbare wijk;
  • een prettige groene wijk;
  • een gemeenschap;
  • een kleine korrel.


In de navolgende afbeelding is de kaart van het Masterplan weergegeven waarop de hoofdstructuur is bepaald. In deze kaart is het voorliggende plangebied aangegeven als agrarisch kavel met ontwikkelingsmogelijkheden op de lange termijn. In het Masterplan is namelijk aangegeven dat de masterplankaart de basis vormt voor het bestemmingsplan Elshof-Zuid met een planhorizon van 10 jaar. In tegenstelling tot het beschreven raamwerk en het bijbehorende streefbeeld legt het masterplan de ruimtelijke en programmatische randvoorwaarden vast binnen de termijn van het bestemmingsplan. De ontwikkeling van het woonveld voor fase 5 is daarom op de masterplankaart niet opgenomen, maar het raamwerk en principes gelden wel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPElshofZuidfase5-va01_0003.jpg"

Afbeelding: Masterplan, plangebied indicatief in blauw kader aangeduid

2.3 Stedenbouwkundig Plan

Het voorliggende wijzigingsplan vormt als het ware het sluitstuk van de totale ontwikkeling Elshof Zuid. Met uitzondering van fase 5 zijn alle fases ontwikkeld of in uitvoering. Elshof Zuid fase 5 bestaat uit een noordereiland en zuidereiland waar in totaal 81 woningen zijn voorzien. Het programma is als volgt:

  • 20 woningen sociale sector
  • 32 woningen middeldure sector
  • 29 woningen vrije sector

Er wordt in fase 5 een gedifferentieerd programma gerealiseerd met rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. Het betreffen grondgebonden woningen met een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter.

Zowel het grote noordereiland als het kleinere zuidereiland zijn beide als het ware schiereilanden, omgeven door water, die aan de oostzijde zijn verbonden via groengebieden waar de ontsluiting op de stemvork plaatsvindt. Het noordereiland wordt met twee kruisingen ontsloten die via een lus met elkaar in verbinding staan. De aantakking vindt plaats op de bestaande kruisingen met de Biestarwe en de Roodzwenk. Aan de buitenzijde van de lus worden uitsluitend vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen gerealiseerd en binnen de lus voornamelijk rijwoningen. Er worden vijf parkeerkoffers gerealiseerd die verdeeld zijn over het plan ten behoeve van de rijwoningen en bezoekers.

Het zuidereiland biedt plaats aan drie vrijstaande woningen, die via een doodlopende straat worden ontsloten op de stemvork.

In het plan is veel aandacht voor groen en klimaatadaptiviteit. Door kabels en leidingen onder het trottoir te realiseren ontstaat meer ruimte voor bomen, wat een positief effect heeft op schaduwwerking en daarmee op het voorkomen van hittestress. Ter hoogte van de overgang naar de stemvork is het water en groen ingericht als klimaatadaptief groen - wadi. Hierbij is het ontwerp van de groenzone van Elshof-Zuid fase 4 als voorbeeld genomen. Hierdoor ontstaat meer groen en waterberging in het plan. Het regenwaterstelsel van Elshof-Zuid fase 5 dient aan te worden gesloten op de wadi. Hierdoor wordt het water lokaal geïnfiltreerd en langer vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. In tijden van droogte komt dan ook het afstromende regenwater ten goede aan het groen (bomen en beplanting) ter hoogte van het klimaatadapatieve groen. Om het regenwater via het hemelwaterstelsel af te wateren op de wadi dient in het hemelwaterstelsel een drempel te worden opgenomen. Bijkomend voordeel is dat het regenwaterstelsel van Elshof Zuid fase 1a en 1b ook wordt aangesloten op dit klimaatadapatieve groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPElshofZuidfase5-va01_0004.png"

Afbeelding: VO d.d. 5 januari 2023

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid op provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen de planontwikkeling plaats dient te vinden.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 1 januari 2024 treed de Omgevingswet in werking. De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook één rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In de NOVI zijn de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:

  • I. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • II. duurzaam economisch groeipotentieel
  • III. sterke en gezonde steden en regio’s
  • IV. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Met betrekking tot ‘sterke en gezonde steden en regio’s’ is in de NOVI aangegeven dat vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig zijn voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Tegelijk streeft men naar een verbetering naar de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen.

Betekenis voor hetwijzigingsplan

Voorliggend wijzigingsplan sluit aan op het thema 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI. Met het plan wordt invulling gegeven aan de aanwezige woningbehoefte. De inpassing binnen de bestaande dorpsgrenzen (hoewel geen BSG) past binnen de visie om buitengebieden zoveel mogelijk te ontzien in de behoefte aan woningen. De woningen moeten voldoen aan de huidige duurzaamheidseisen.

3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven dat indien bij
een ruimtelijk plan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden.

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Betekenis voor het wijzigingsplan

Met het voorliggende wijzigingsplan worden maximaal 81 woningen mogelijk gemaakt. Er is
sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Gelet op de agrarische bestemming van de gronden is geen sprake van bestaand stedelijk gebied (BSG). De voorgenomen ontwikkeling geeft invulling aan de aanwezige kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte. Er is binnen de regio
onvoldoende ruimte binnen bestaand stedelijk gebied om in deze behoefte te kunnen voorzien. In paragraaf 3.3.1 is dit toegelicht. Het woningbouwplan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en is daarmee gebaseerd op zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2.3 Nationaal waterbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water

Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De belangrijkste doelstelling is het geven van een kader voor het beheer van oppervlaktewater en grondwater op basis van stroomgebieden en stroomgebieddistricten. De richtlijn wil het duurzaam gebruik van water bevorderen. Daarnaast wil de richtlijn de aan water gebonden natuur beschermen en verbeteren met als uitgangspunt een goede ecologische toestand van het water.

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Waterbeleid voor de 21e eeuw’. De belangrijkste aanbevelingen waren: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en ‘vasthouden-bergen-afvoeren’.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota ‘Anders omgaan met water’ (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van calamiteitenberging, piekberging en voorraadbeheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd.

Nota 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw'

Met de nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw wil het Rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht.

De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is het schoonhouden, scheiden en zuiveren. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water, relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de komende jaren en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelf bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kader stellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende vijf ambities centraal:

  • I. Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • II. Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • III. Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • IV. Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • V. Nederlanders leven waterbewust.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Onderdeel van het wijzigingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) wordt ingepast in het plan. Klimaatbestendigheid is een belangrijk uitgangspunt geweest bij de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan. De watertoets is afgestemd met de betreffende waterbeheerder. In paragraaf 4.1 wordt hier nader op ingegaan.

3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en Omgevingsverordening NH2020

Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie
NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende
hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. De provincie wil dat de kwalitatieve en kwantitatieve vraag en aanbod van werk- en woonlocaties met elkaar in overeenstemming zijn en streeft naar behoud en versterking van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en cultuurhistorie.

Het beleid van de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 is, voor zover het een bindende werking
moet hebben, neergelegd in de Omgevingsverordening NH2020 zoals vastgesteld op 22 oktober 2020.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Hieronder zijn de artikelen uit de Omgevingsverordening NH2020 toegelicht die voor het onderhavige bestemmingsplan relevant zijn.

Nieuwe stedelijke ontwikkelingen (artikel 6.3)

In artikel 6.3 is bepaald dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels aan deze afspraken.

Met het Regionaal Actie Programma 2017-2020 (RAP 2.0) zijn regionale afspraken gemaakt die nodig zijn om de woningmarkt toekomstbestendig te maken waarbij rekening wordt gehouden met demografische trends en ontwikkelingen. De regio Kop van Noord-Holland heeft afspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering in het Kwalitatief Regionaal Woningbouwprogramma Kop van Noord-Holland. Het project ‘Elshof Zuid’ is hierin opgenomen waarbij uit is gegaan van de realisatie van 82 woningen vanaf 2020 tot 2024 en 231 woningen vanaf 2020 tot 2030. Elshof Zuid fase 5 is passend binnen de afspraken die zijn gemaakt in het KWK.

Voor de zomer van 2020 is door de vier gemeenteraden van de kop van Noord-Holland het Regioakkoord 'De Kop Groeit' vastgesteld. In dit document is een woonakkoord opgenomen om minimaal 5.000 woningen in de Kop te realiseren tot 2030. Uitgangspunt hierbij is 'sterke kernen, goede voorzieningen'. De uitwerking heeft plaatsgevonden in het ‘Convenant regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030’. Deze is op 10 november 2020 geaccepteerd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. In dit convenant zijn de ambities van de vier gemeenten opgenomen.

Er is sprake van één kwantitatief en kwalitatief regionaal vraaggestuurd woningbouwprogramma tot 2030. Met deze overeenkomst willen de regio en de provincie de actieve regionale samenwerking rondom woningbouw vervolgen, zodat er een optimale ruimtelijke ontwikkeling van de woningvoorraad en -markt in de kop van Noord-Holland is. Hiervoor hebben de partijen afspraken gemaakt over de woningbouwplannen in programma(‘s) die aansluiten bij de vraag naar nieuwbouwwoningen en woningtypen in de regio Kop van Noord-Holland. . Het convenant maakt deel uit van het regionaal Woonakkoord Kop van Noord-Holland 2022 - 2026 dat inmiddels is vastgesteld. In dit akkoord hebben de gemeentes aanvullende afspraken gemaakt over onder andere ambities en mogelijke locaties om buitenstedelijk te bouwen. Dit volgt uit de Woonagenda 2020 - 2025 (zie 3.3.2).

Kwantitatief

In kwantitatieve zin is het basisvertrekpunt de Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040 opgesteld door de provincie. Als volgende vertrekpunt wordt rekening gehouden met planuitval (30%). Dit betreft plannen in programma die door externe redenen toch geen doorgang vinden. Bij de derde richtwaarde wordt de anticipatie schil gehanteerd.

In bijlage 4 van het Convenant is het totaalprogramma weergegeven. De getoonde lijsten betreffen een ‘vertreklijst’. Hiermee wordt voldaan aan de provinciale regels. Gedurende de looptijd van het convenant zal er adaptief geprogrammeerd worden. Dit zal gaan resulteren in mutaties van de getoonde vertreklijst. De actuele lijst is gedurende de looptijd te raadplegen op de website www.plancapaciteit.nl. Op deze website is Elshof Zuid opgenomen. In totaal staan er 226 woningen op deze website opgenomen. Het voorliggende wijzigingsplan maakt 81 woningen mogelijk. Er wordt hiermee voldaan aan de kwantitatieve behoefte.

Kwalitatief

De Woonvisie van Hollands Kroon gaat uit van een gedifferentieerd aanbod van woningen. Binnen voorliggend wijzigingsplan zijn vrijstaande woningen, twee-onder-één-kap-woningen en rijwoningen mogelijk. Deze worden in diverse prijsklassen aangeboden (sociaal en vrije sector). Aan de kwalitatieve behoefte zal worden voldaan.

Klimaatadaptatie (artikel 6.62)

Op grond van artikel 6.62 dient de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke
ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico’s van klimaatverandering. Deze beschrijving dient in te gaan op het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij
is gemaakt. Ten behoeve van de beschrijving is overleg met in ieder geval het waterschap in
wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt noodzakelijk. In de duurzaamheidsparagraaf
(paragraaf 4.12) zijn de uitgangspunten op het gebied van klimaatadaptatie beschreven. Er
heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier (HHNK).
Daarnaast wordt het plan in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan de provincie
Noord-Holland.

Conclusie

Het onderhavige wijzigingsplan is passend binnen de regels zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020. Over de klimaatadaptieve maatregelen en compenserende maatregelen heeft overleg met HHNK en de provincie plaatsgevonden.

3.3.2 Woonagenda 2020 - 2025

De Woonagenda is de uitvoeringsagenda van het woonbeleid van de provincie Noord-Holland voor de komende vijf jaar. De Woonagenda volgt uit en past binnen de randvoorwaarden van het
provinciaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de provinciale Omgevingsvisie NH2050 en het coalitieakkoord ‘Duurzaam doorpakken’. Vanuit het provinciaal én regionaal belang dat de woningmarkt goed functioneert en het wonen optimaal bijdraagt aan het versterken van de kwaliteiten van Noord-Holland, maakt deze agenda de inzet en bijdrage van de provincie daaraan concreet.

De provincie wil ruimte bieden voor woningbouw, uitgaande van zorgvuldig ruimtegebruik. De speerpunten richten zich op een woning voor iedereen:

  1. a. Adaptief en vraaggestuurd programmeren.
  2. b. Productie op peil: aanjagen woningbouwproductie.
  3. c. Kwalitatief, betaalbaar en divers woningaanbod.
  4. d. En tevens richt het zich op gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie.


Richtinggevende principes zijn o.a.:

  • I. De vraag is leidend. De regionale programmeringen worden bepaald op basis van gegronde onderbouwing van vraag, aanbod en het kwalitatieve en kwantitatieve verschil daartussen voor nu en in de toekomst.
  • II. Er zijn snel meer woningen nodig. De provincie zet in op het versnellen van de woningbouwproductie en helpt gemeenten hierbij door voortzetting van het Uitvoeringsprogramma Binnenstedelijk Bouwen en Versnellen Woningbouw.
  • III. De woningmarkt heeft structureel meer flexibiliteit en betaalbare opties voor alle verschillende doelgroepen van woningzoekenden nodig.


Betekenis voor het wijzigingsplan

De woningen die met voorliggend plan worden mogelijk gemaakt komen tegemoet aan de grote vraag naar woningen.

3.3.3 Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWK)

De gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel en provincie Noord-Holland
hebben in 2015 overeenstemming bereikt over een Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWK). Hierin staat het overzicht van woningbouwplannen voor de periode tot 2020 en de periode na 2020 in de vier gemeenten samen.


Het KWK is een analyse van de plannen dat kijkt naar de gewenste woonmilieus op de korte, middellange en lange termijn. Het programma geeft inzicht in fasering en dosering van de bouwlocaties tot 2020 en na 2020. De vier gemeenten zijn het dus eens over welke gemeente hoeveel mag bouwen en hoeveel de vier gemeenten in totaal bouwen. De provincie heeft per
regio in kaart gebracht aan welk type woonmilieus tussen nu en 2040 behoefte is en die cijfers zijn verwerkt in het KWK. De meeste woningen zullen binnen bestaand stedelijk gebied gebouwd gaan worden; voor een deel zal dat buiten bestaand stedelijk gebied zijn.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Het project ‘Elshof Zuid’ is in het KWK opgenomen waarbij uit is gegaan van de realisatie van 231 woningen tot 2030. Elshof Zuid fase 5 is passend binnen de afspraken die zijn gemaakt in het KWK.

3.3.4 Woondeal Noord-Holland Noord

Op 8 juli 2021 hebben de provincie, 18 gemeenten en marktpartijen de Woondeal Noord-Holland Noord ondertekend. In deze woondeal is afgesproken dat in de regio Alkmaar, de kop van Noord-Holland en Westfriesland tot 2030 ongeveer 40.000 extra woningen te bouwen op binnenstedelijke locaties en rond OV-knooppunten. Dit aantal is meer dan volgens de berekeningen voor de regio nodig is. In de woondeal is onder meer een overzicht van concrete maatregelen opgenomen waarvoor de hulp van het rijk wordt gevraagd. Benoemd wordt dat het van belang is om de steden hun eigen karakter te laten houden en tegelijk flexibel in te spelen op de groei van inwoners.

Betekenis voor het wijzigingsplan

De voorliggende woningbouwontwikkeling binnen de kern van Anna Paulowna past binnen het doel van de Woondeal.

3.3.5 Woonakkoord Kop van Noord-Holland 2022 - 2026

De regio de Kop van Noord-Holland (hierna: de Kop) bestaat uit de gemeenten Texel, Den Helder, Hollands Kroon en Schagen. In november 2020 hebben de Kop en de provincie het Convenant: ‘Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030’ ondertekend. Hiermee continueren partijen een actieve regionale samenwerking op het gebied van woningbouw. Ten behoeve van een optimale ruimtelijke ontwikkeling van de woningvoorraad/-markt van de Kop. Daarvoor hebben de regiogemeenten en de provincie afspraken gemaakt over de
woningbouwplannen in programma(‘s) die aansluiten bij de vraag naar nieuwbouwwoningen en woningtypen in de Kop. Het convenant bevat afspraken over kwantiteit en kwaliteit. Met dit woonakkoord geven de vier gemeenten in de Kop samen met de provincie invulling aan artikel 6.3 uit de omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland.

De Kop hanteert de beweging ‘Sterke kernen, sterke regio’s’, deze beoogt handvatten te geven om de werkgelegenheid, het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid op peil te houden. En om dorpen, steden en regio’s de krachtige identiteit die ze zo kenmerkt te laten behouden of te ontwikkelen. Het uitgangspunt is het behouden van de identiteit van de kern en het op peil houden van het voorzieningenniveau in deze kernen. De mogelijkheden om te bouwen voegen zich naar de vraag op dat moment. Dit is volledig geïntegreerd in het Convenant.

Over het woningtekort wordt gesteld dat in de eerste versie van het masterplan Wonen van de provincie wordt getoond dat het totale woningtekort in ieder geval voor de regio Noord-Holland Noord 3.000 woningen betreft. Ook wordt een koppeling gemaakt met de Bevolkingsprognose
Noord-Holland 2019-2040: de woningbehoefte die bepaald is, is omhoog bijgesteld van circa 2.000 (75.600 in 2030 – 73.600 in 2019) naar 3.500. Geconcludeerd wordt dat de bestaande regionale woningbouwprogrammering, zoals opgesteld aan de hand van het Convenant: ‘Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030’, waarin de doel en richtwaarden zijn opgenomen uit gaat van te lage aantallen.

Afgesproken is onder meer:

  1. 1. Kernen en dorpskernen horen bij het regionale netwerk, versterken dat en zijn aanvullend op wat de centrumstad te bieden heeft en andersom. Zij bieden een woon- en werkmilieu passend bij dit type kern.
  2. 2. Het beleid is er op gericht om kernen hun eigen identiteit te laten behouden.
  3. 3. Versterking van de relatie met het landschap kan helpen hun identiteit krachtiger te maken.
  4. 4. Een groot deel van de nieuwbouwplannen wordt gerealiseerd in (of nabij) de grotere kernen. Ook in en nabij de overige kernen waar behoefte is, wordt woningbouw mogelijk gemaakt.
  5. 5. Het Convenant Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030 (KwK/KwT) wordt bestendigd als regionale afstemming.
  6. 6. Partijen zetten zich in om uitvoering te geven aan de ondertekende Woondeal NHN, waarin de regio de Kop aan de lat staat voor een aanvullende opgave van 4.500 woningen.
  7. 7. Partijen stellen de kwantitatieve doel- en richtwaarden, zoals vastgelegd in het convenant ‘Regionale samenwerkingsafspraken woningbouw van de Kop van Noord-Holland 2020-2030’, adaptief bij om gehoor te geven aan het woningtekort.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Uit het woonakkoord blijkt een groot woningtekort dat is gegroeid ten opzichte van eerdere ramingen. De geplande woningen zijn regionaal afgestemd en hiermee voldoet het wijzigingsplan aan het Woonakkoord.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Omgevingsvisie gemeente Hollands Kroon

In de Omgevingsvisie, vastgesteld op 29 november 2016, is een integrale visie voor het beleid van Hollands Kroon en de uitvoering ervan voor de periode tot 2030 opgenomen. Het betreft naast ruimtelijke ordening ook onderwerpen als veiligheid, economische en technologische ontwikkelingen, natuur, milieu en bereikbaarheid. Dit moet meer samenhang brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving om flexibeler in te kunnen spelen op de veranderingen in de maatschappij.

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat de gemeente zich houdt aan de regionale kaders om de kwantiteit en kwaliteit van woningbouw te waarborgen. De regionale kaders zijn opgenomen in het convenant Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma voor de Kop van Noord-Holland (KWK) 2020-2030.

Het uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is “ontwikkelen met behoud van identiteit en kwaliteit”. Dat betekent dat er voldoende rekening moet worden gehouden met de karakteristieke eigenschappen van de verschillende landschappen en de dorpen. Identiteit en Kwaliteit vormen het vertrekpunt van ruimtelijke plannen. Dit zet ontwikkelingen niet op slot. De gemeente vindt het van belang dat een initiatief een bijdrage levert aan de identiteit en kwaliteit van de specifieke plek.

Betekenis voor het wijzigingsplan

De keuze voor woningbouw binnen het plangebied is reeds gemaakt bij de vaststelling van het Masterplan en beeldkwaliteitsplan in 2011 en de vaststelling van het bestemmingsplan Elshof-Zuid in 2013 waarbij een wijzigingsbevoegdheid naar Wonen is opgenomen voor dit plangebied. De keuze is toen ook gemaakt om hier maximaal 90 woningen te realiseren. Er worden nu 81 woningen mogelijk gemaakt. De woningbouw binnen Elshof Zuid fase 5 is opgenomen in de woningbouwprogrammering zoals afgesproken in het KWK. De locatie is gelegen binnen de bebouwde kom van Anna Paulowna. Het plan doet geen afbreuk aan de aanwezige landschappelijke kwaliteiten. Het plan is passend binnen de Omgevingsvisie.

3.4.2 Woonvisie Hollands Kroon

De gemeenteraad heeft op 17 december 2020 een nieuwe woonvisie aangenomen. Belangrijkste doel in de Woonvisie is dat de gemeente een aantrekkelijk woongebied voor de inwoners moet blijven. Hiervoor staan uitgangspunten en kaders in de woonvisie. Uitgangspunt is een gezonde woningvoorraad en groei. Een woningvoorraad die past bij de behoefte en klimaatbestendig is, met een groene inrichting die bijdraagt aan de gezondheid en het welzijn van de inwoners. De gemeente richt zich actief op jongeren, starters en ouderen ten behoeve van een betere balans van verschillende woningtypen op de woningmarkt. Bij plannen vanaf 40 woningen wordt ingezet op 25% sociale huur.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Elshof Zuid fase 5 geeft in grote lijnen invulling aan de woonvisie door middel van een gedifferentieerd woningaanbod. Er is sprake van meer dan 40 woningen. Bij de uiteindelijke invulling na vaststelling van voorliggend wijzigingsplan zal worden voldaan aan de volgende verdeling van het programma: 32 sociale sector woningen, 32 middeldure woningen en 29 vrije sector woningen.

3.4.3 Coalitieakkoord

Het coalitieakkoord 2022 - 2026 gaat in op grote opgaven zoals klimaatverandering, duurzaamheid, betaalbare woningbouw en de energie- en warmtetransitie. Met dit coalitieakkoord wordt hiervoor een koers uitgezet. Op het gebied van wonen wordt ingezet op een woningbouwverdeling van: 30% sociaal, 30% middelduur en 40% vrije sector. De focus ligt op het bouwen binnen bestaand stedelijk gebied.

Aangezien hier al een duidelijk tekort aan woningen is, gaat het college met de provincie in gesprek om ter compensatie extra woningen toe te voegen aan het woningbouwcontingent in Hollands Kroon. Hollands Kroon wil namelijk de mogelijkheid hebben om extra woningen te bouwen om zo sterke dorpen met een goed woon- en leefklimaat te behouden. Bij ontwikkelvraagstukken en bij herstructurering is klimaatadaptatie een leidend principe, zowel bij nieuwbouw als bij herstructurering. Daarnaast is het doel om de biodiversiteit te versterken door het planten van bomen, struiken en bijenlinten. Vergroening is, naast duurzaamheid en klimaatadaptatie, een leidend principe bij het beheer en de (her-)inrichting van de openbare ruimte, vooral in de dorpen.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Zoals in Hoofdstuk 2 is beschreven, is er in het stedenbouwkundig plan veel aandacht voor groen en klimaatadaptativiteit. Het stedenbouwkundig plan gaat tevens uit van 81 woningen. Om in grote lijnen invulling te geven aan het coalitieakkoord zullen er afspraken worden gemaakt over de gewenste woningbouwverdeling zoals omschreven in de anterieure overeenkomst. Van belang is dat de ontwikkeling van voorliggend plangebied is gestart in 2011 met het Masterplan. Vervolgens is in 2013 het bestemmingsplan voor Elshof-Zuid vastgesteld met als basis dit Masterplan en het beeldkwaliteitsplan. In 2020 is de Woonvisie vastgesteld en in 2022 is het coalitieakkoord getekend. Voor de verdeling van het woningprogramma is aansluiting gezocht bij de woonvisie maar komt niet helemaal overeen. Er is namelijk sprake van 24% sociaal, 40% middelduur en 36% vrije sector. Dit is gedaan ten gunste van het coalitieakkoord.

3.5 Conclusie Beleidskader

Op basis van voorgaande paragrafen wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met de beleidskaders op rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

De gevolgen voor de milieu-en omgevingskwaliteit vormen een belangrijke afweging bij het al
dan niet toelaten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dit hoofdstuk beschrijft per relevant milieu-en omgevingsaspect wat de mogelijke effecten zijn van de locatieontwikkeling.

4.1 Water

De watertoets is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Het is verplicht in beeld te brengen wat de effecten van de voorgenomen activiteit op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is er zoveel mogelijk op gericht om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) op een goede manier in te passen in het ontwerp.

4.1.1 Strategie Klimaatadaptatie Noordkop 2021 - 2026

De Noordkop staat ook onder druk door een veranderend klimaat. Hevige neerslag, langdurige droogte, extreme hitte en zeespiegelstijging kunnen schade toebrengen aan economie, gezondheid en veiligheid in de regio. Om die risico’s te beteugelen is bundeling van krachten en een gezamenlijke regionale aanpak gewenst. Vanuit de behoefte aan een regionale aanpak is een gedragen regionale klimaatadaptiestrategie opgesteld. Klimaatadaptatie is het proces waarbij de samenleving zich aanpast aan een veranderend klimaat, de schadelijke gevolgen probeert te beperken en kansen gaat benutten. De strategie beschrijft hoe die klimaatadaptatie als regio wordt opgepakt. De strategie vloeit voort uit de ambities van het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. Hierin hebben alle overheden in Nederland afgesproken om zich, samen met bedrijfsleven en inwoners, voor te bereiden op een veranderend klimaat. Daarom willen zij vanaf 2020 klimaatadaptief handelen verankerd hebben in beleid en handelen, zodat in 2050 Nederland klimaatrobuust is ingericht.

Er zijn voor de regio stresstesten uitgevoerd voor het toekomstige klimaat. De effecten zijn beschreven in de strategie. Vanuit de resultaten van de stresstesten zijn ambities en opgaven geformuleerd voor bestaand gebied en voor nieuw gebied (Eisen Nieuwe Ontwikkelingen). De eisen gaan over:

  • bergen en afvoeren van hemelwater bij hevige neerslag;
  • voorkomen van schade aan bebouwing, wegen, groen en vitale- en kwetsbare functies bij langdurige droogte;
  • het realiseren van een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving tijdens hitte;
  • rekening houden met zeespiegelstijging.

4.1.2 Waterplan HHNK 2022 - 2027

Het Waterplan van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) geeft de koers op hoofdlijnen voor het waterbeheer in Hollands Noorderkwartier. Er is voortgebouwd op de regionale Deltavisie (2012), het Waterprogramma 2016-2021 (WBP5) en het Collegeprogramma 2019-2023 van het HHNK. Het is het zesde Waterbeheerprogramma (WBP6). Het WBP is een wettelijke verplichting die volgt uit de Waterwet (die straks opgaat in de Omgevingswet) en het Bestuursakkoord Water. Als basis voor dit Waterplan is het vorige plan (WBP5) tussentijds geëvalueerd en is een langetermijnverkenning gedaan naar wat er op ons als maatschappij af komt. Dit Waterplan houdt daarnaast rekening met het Nationaal Water Programma van het Rijk en het Regionaal Waterprogramma van de Provincie Noord-Holland.

Belang wordt toegedicht aan het principe van gebiedsgericht werken. Dit komt onder andere voort uit de NOVI waarin afwegingsprincipes staan genoemd voor 'omgevingsinclusief beleid'.

Er is een langetermijnverkenning gedaan op het gebied van klimaat, technologie, maatschappij, multidisciplinaire vraagstukken (zoals biodiversiteit en de steeds groter wordende druk bovengrond en ondergronds) en het omgaan met dynamiek in een steeds sneller veranderende wereld. Vanuit de langetermijnverkenning zijn de doelen en ambities voor de komende jaren uitgewerkt: 'maatschappelijke effecten'. Het gaat daarbij om:

  • waterveiligheid;
  • voldoende water;
  • gezond water;
  • schoon water;
  • veilige (vaar)wegen;
  • crisisbeheersing;
  • bestuur en organisatie.

Naast het werk aan de maatschappelijk effecten draagt het HHNK ook bij aan een aantal bredere maatschappelijke thema's. Het zijn onderwerpen die meerdere van de maatschappelijke effecten raken en hier komen ze ook in terug. Dit zijn op dit moment de meest relevante maatschappelijke opgaven waaraan wordt bijdragen:

  • ruimtelijke adaptatie;
  • omgevingswet;
  • duurzaamheid;
  • biodiversiteit;
  • datagestuurd werken.

Aan de verschillende effecten en thema's zijn programma's verbonden waarmee de uitvoering vanuit het HHNK wordt vormgegeven.

4.1.3 Keur 2016

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.

Betekenis voor het wijzigingsplan

In Bijlage 1 is de watertoets gevoegd die is opgesteld voor voorliggende planontwikkeling. In deze watertoets is een wateropgave opgenomen waarmee is bepaald of er voldoende water wordt gerealiseerd. In de watertoets wordt rekening gehouden met wadi's binnen het plangebied. Er wordt 624 m2 meer water gerealiseerd dan nodig is binnen fase 5.

Water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

4.2 Bodem

In een ruimtelijk plan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het ruimtelijk plan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, waarvan de rapportage is bijgevoegd als Bijlage 2. Uit de rapportage blijkt dat in sommige mengmonster licht verhoogde gehalten zijn aangetroffen van organochloorbestrijdingsmiddelen, molybdeen en minerale olie. Uit de analyse naar PFAS blijkt dat dit overal beneden de vastgestelde achtergrondwaarden voor Noord-Holland ligt. Recent gebruikte bestrijdingsmiddelen die niet zijn opgenomen in het OCB-analysepakket zijn niet aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aangetroffen van met name zware metalen, som xylenen en organochloorbestrijdingsmiddelen.

Geconcludeerd wordt dat er geen vervolgonderzoek nodig is en dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering oplevert voor het wijzigingsplan.

4.3 Archeologie

Op grond van de Erfgoedwet is iedere gemeente verplicht aandacht te besteden aan de archeologie op haar grondgebied en dit te verwerken in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke instrumenten.

Betekenis voor het wijzigingsplan

In het kader van het bestemmingsplan Elshof-Zuid (2013) heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden waaruit is gebleken dat het voorliggende plangebied een archeologische verwachtingswaarde heeft. Dit deel heeft in het bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming gekregen.

Voor het gebied met deze dubbelbestemming is bepaald dat op deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, nieuwe bouwwerken met een maximale oppervlakte van 50 m² en bouwwerken met een grotere oppervlakte voor zover werkzaamheden hiervoor niet dieper dan 0,50 m onder het oorspronkelijke maaiveld reiken. Tevens zijn geen werkzaamheden toegestaan die een grotere oppervlakte hebben dan 50 m² en dieper reiken dan 50 cm onder maaiveld.

Op 14 juli 2022 is door de gemeenteraad van Hollands Kroon de archeologische beleidskaart vastgesteld. Door de aankomende Omgevingswet is er voor gekozen om de archeologiekaart niet vast te laten stellen als een facetbestemmingsplan maar als een beleidskaart. Dat betekent dat de huidige bestemmingsplannen leidend blijven. De gebieden met een archeologische dubbelbestemming in het bestemmingsplan blijven via deze wijze beschermd. Wanneer iets niet passend is binnen het huidige bestemmingsplan moet er voortaan wel getoetst worden aan de archeologische beleidskaart.

Uit de archeologische beleidskaart blijkt dat het volledige plangebied van Elshof-Zuid is vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Dit is gebaseerd op de reeds eerder uitgevoerde archeologische onderzoeken waaruit is gebleken dat er geen verwachting is. Bovendien is uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie 4.2) gebleken dat het veen is gelegen op 1,5 m tot 2,0 m onder maaiveld. Omdat alleen de diepteligging van het veen en de overgang van het veen naar het afdekkende (post)middeleeuwse pakket relevant is, blijkt uit de diepteligging dat de realisatie van de woningen binnen fase 5 geen belemmering ondervinden vanuit het aspect archeologie.

4.4 Cultuurhistorie

Op grond van de Erfgoedwet dient in een ruimtelijk plan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is
gehouden.


Betekenis voor het wijzigingsplan

De locatie heeft geen specifieke cultuurhistorische waarden. Er is ook geen sprake van een
aardkundig waardevol gebied en zoals in de vorige paragraaf is aangegeven geldt ter plaatse
ook geen hoge archeologische verwachting. Het bouwplan leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden.

4.5 Natuur

4.5.1 Soortenbescherming

Relevant kader

Voor de bescherming van diersoorten is de Wet natuurbescherming van toepassing. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Wet natuurbescherming. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming.


Betekenis voor het wijzigingsplan

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd, dat is bijgevoegd als Bijlage 3.

Het onderzoek is er op gericht om een eerste inzicht te krijgen in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het projectgebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen met betrekking tot aanvullend veldonderzoek, nader effect-onderzoek en nadere procedures.

Van amfibieën en grondgebonden zoogdieren kunnen alleen 'vrijgestelde soorten' verblijvend aanwezig zijn. Hiervoor hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd.

In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd is een ontheffing niet nodig.

Aan de oostzijde is net buiten het plangebied een loods aanwezig. Deze loods wordt ten behoeve van het plan gesloopt. Hier kunnen jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels voorkomen, namelijk die van Huismus. Omdat negatieve effecten door de werkzaamheden binnen het plangebied niet uit te sluiten zijn, is onderzoek naar voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze vogelsoort uitgevoerd. Deze is bijgevoegd als Bijlage 5. Er zijn tijdens het onderzoek geen huismussen gezien met nestelend gedrag nabij de onderzochte loods. In de bosschage achterin tuinen naast het plangebied zijn in het 1e en 2e bezoek enkele foeragerende Huismussengezien. Deze individuen vertoonden geen binding met het plangebied. Er kunnen daarom geen negatieve gevolgen zijn door de ontwikkeling voor de Huismus.

Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door overige vogels met jaarrond beschermde nesten (Sperwer, Ransuil en Buizerd), wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. Het plangebied biedt geen essentieel leefgebied voor deze soorten en ze kunnen gemakkelijk uitwijken.

Voor incidenteel aanwezige kleine marterachtigen wordt geen belangrijk negatief effect verwacht vanwege de grootte van het plangebied en de ruime aanwezigheid vergelijkbaar en beter biotoop in de naaste omgeving. De dieren kunnen derhalve gemakkelijk tijdelijk uitwijken.

In de bebouwing en bomen rondom het plangebied kunnen mogelijk vleermuizen verblijven. Tijdens de werkzaamheden moet worden voorkomen dat ’s nachts felle verlichting aan blijft staan, zodat eventueel aanwezige verblijfplaatsen van vleermuizen in de omgeving van het plangebied niet worden verstoord. Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is.

Conclusie soortenbescherming

Met inachtneming van de zorgplicht inzake de Wnb zijn er geen negatieve effecten voor beschermde soorten. Het plan is daarom uitvoerbaar.

4.5.2 Gebiedsbescherming

Relevant kader

Een (wijziging van een) bestemmingsplan kan alleen worden vastgesteld als het plan geen significant effect heeft op de Natura 2000-gebieden ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie. Dit is het geval indien uit de AERIUS berekeningen blijkt dat er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie (kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol N/ha/jaar). Indien uit de berekening blijkt dat er sprake is van een toename aan stikstofdepositie (groter dan 0,00 mol N/ha/jaar) op reeds overbelaste habitattypen is net als bij projecten meestal een passende beoordeling nodig en tenminste een voortoets. Als uit de passende beoordeling (of voortoets) blijkt dat significante gevolgen zijn uitgesloten, of als de ADC-toets met succes is doorlopen, mag het bestemmingsplan vastgesteld worden. De Wet natuurbescherming staat dan niet in de weg aan de uitvoerbaarheid van het plan.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Het plangebied ligt op circa 5 km afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’. Geluid en beweging die met de werkzaamheden gepaard gaan, reiken tot enkele honderden meters ver. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden, zijn negatieve effecten van geluid en beweging op de instandhoudingsdoelstellingen uitgesloten. De werkzaamheden in het plangebied resulteren niet in een oppervlakteverlies van het Natura 2000-gebied, evenmin veroorzaakt het versnippering voor aangewezen soorten, verontreiniging en verdroging. De werkzaamheden leiden niet tot verstoring door verlichting en door mechanische effecten.

De werkzaamheden en het extra verkeer gaan gepaard met emissie van stikstof. De stikstof zal uiteindelijk neerdalen (stikstofdepositie). Deze emissie kan zich vrij gemakkelijk over grotere afstand verplaatsen en zodoende van invloed zijn op het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ waar diversie stikstofgevoelige habitattypen met instandhoudingsdoelstelling aanwezig zijn. De stikstofeffecten zijn bepaald middels een Aeriusberekening, waarvan de rapportage is bijgevoegd als Bijlage 4. Uit de berekeningen volgt dat er in de aanleg-, en de gebruiksfase van de planontwikkeling van fase 5 geen toename van de stikstofdepositie >0,00 mol/ha/jaar in de omliggende Natura 2000-gebieden optreedt.

Het plangebied is gelegen op circa 900 meter van het NNN. De werkzaamheden vallen buiten de begrenzing van het NNN en hebben geen negatief effect op het NNN. Het doorlopen van een Nee, tenzij procedure is niet nodig.

Het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) is het regime voor bescherming in Noord-Holland voor gebieden die landschappelijk, aardkundig, ecologisch of cultuurhistorisch van bijzondere waarde zijn. Het BPL is beschreven in kernkwaliteiten per deelgebied. De voormalige beschermingsregimes Bufferzones, Aardkundig Monument en Weidevogelleefgebied zijn geborgd in de kernkwaliteiten. Het gebied is niet begrensd als een Bijzonder Provinciaal Landschap en ligt ook niet in de directe omgeving hiervan. Er is geen negatief effect mogelijk op het BPL, een nadere toetsing is niet nodig.

Conclusie gebiedsbescherming

Er is geen toename van stikstofdepositie op nabijgelegen Natura-2000 gebieden. Ook zijn andere negatieve effecten uit te sluiten op beschermde gebieden. Het plan is daarom uitvoerbaar.

Conclusie Natuur

Zowel vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming als soortenbescherming staat het aspect natuur de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan niet in de weg.

4.6 Verkeer En Parkeren

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een ruimtelijk plan inzicht te geven in de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van verkeer en parkeren.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Aan de oostzijde is fase 5 van Elshof-Zuid te bereiken vanaf de Graslaan. Wanneer men de buurt binnenrijdt, splitst de weg zich in de twee richtingen van de stemvork. Terwijl het autoverkeer zich hier splitst over de twee poten van de stemvork, is de langzaamverkeersroute tussen beide buurten continu. De westelijke tak van de stemvork geeft toegang tot het plangebied. Het zuidelijk deel met de vier woningen krijgt een eigen toegangsweg. Het noordelijkere en grotere deel van het plangebied krijgt twee ontsluitingen: één bij de kruising met het Biestarwe en één bij de kruising met het Roodzwenk. Binnen dit noordelijk deel van het plangebied wordt een woonstraat in de vorm van een lus aangelegd. De woonstraten vormen de verbinding binnen de buurten van het plangebied. Deze hebben een dorps en informeel karakter. Alle wegen worden ingericht als 30 km/u weg. Ten opzichte van het Masterplan vindt er één wijziging plaats en dat is de tweede ontsluiting van het noordelijk deel. De extra ontsluiting voldoet aan de eisen vanuit het Masterplan qua inrichting en zorgt niet voor extra verkeer. Het verkeer kan geleidelijker worden verwerkt. Ruimtelijk gezien zijn er geen bezwaren tegen de extra ontsluiting op de stemvork. De onderbouwing van de verkeersintensiteiten heeft tevens plaatsgevonden in het Masterplan.

Voor het parkeren is een parkeerbalans opgesteld die is bijgevoegd als Bijlage 6. In deze parkeerbalans wordt aangetoond dat de ongewogen parkeerbalans voldoet aan het gemeentelijk parkeerbeleid wordt voldaan (Parkeerregels Hollands Kroon 2018). In de regels van het bestemmingsplan Elshof-Zuid is via het parapluplan Parkeren en Wonen voorts geborgd dat voldoende parkeerplaatsen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Deze regels werken door in voorliggend wijzigingsplan.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.7 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde (spoor)wegen op de nieuwe woningen (geluidgevoelige bestemmingen) te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Het plangebied bevindt zich in de wettelijk vastgestelde geluidzones van de Nieuweweg en het spoortraject Schagen – Anna Paulowna. Om te beoordelen wat de geluidbelasting is op de gevels van de nieuwe woningen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage ervan is bijgevoegd als Bijlage 7.

Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van zowel wegverkeerslawaai (48 dB) als railverkeerslawaai (55 dB) nergens wordt overschreden. In het onderzoek is het stedenbouwkundig plan onderzocht, waarbij er rekenpunten zijn gelegd op de gevels van woningen. Ook zijn rekenpunten gelegd op de grens van het plangebied om een worst case scenario te onderzoeken. Voor dit worst case scenario zijn de resultaten als volgt: Het geluidsniveau blijft ruim onder de voorkeursgrenswaarden: maximaal 41 dB voor wegverkeer en maximaal 51 dB voor railverkeer.

Verder zullen er waarschijnlijk warmtepompen worden toegepast binnen het plan. Bij toepassing van een buiten opgestelde installaties voor warmte- of koude opwekking, moet bij de aanvraag van de bouwvergunning aangetoond worden dat kan worden voldaan aan de geluideisen zoals gesteld in het Bouwbesluit 2012. Hiervoor zal dan opnieuw een geluidsonderzoek uitgevoerd worden of gebruik worden gemaakt van de daarvoor bedoelde rekentool 'WPAC-geluid V2020_0''. Hierin worden geen belemmeringen verwacht.

Geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan. Dit betreft wanneer:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie NOx, SO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.

Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2
  • bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

Betekenis voor het wijzigingsplan

De ontwikkeling van het plan (inclusief de overige fasen van Elshof-Zuid) bevat de realisatie van minder dan 1.500 woningen. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat onderzoek naar luchtkwaliteit voor de ontwikkeling die met het voorliggende wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt niet nodig is en dat de ontwikkeling niet bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit die in betekenende mate is. Ten overvloede is hierna nog een weergave van de NIBM-tool te zien die is ingevuld voor het voorliggende wijzigingsplan, uitgaande van 81 woningen. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling NIBM is. Voorts is de planning dat het plan pas in 2025 gerealiseerd zal zijn, wat een positiever effect op de luchtkwaliteit zal hebben, aangezien verkeer steeds schoner wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPElshofZuidfase5-va01_0005.png"

Afbeelding: ingevulde NIBM-tool

Uit de Atlas Leefomgeving blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijnstof en stikstofdioxide in het plangebied rond de WHO-advieswaarde liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook sprake zijn van een goed woon en leefklimaat op het gebied van luchtkwaliteit.

4.9 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt;
  • transportroutes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd;
  • ondergrondse buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

De aan deze activiteiten verbonden risico’s moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven. Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor LPG-tankstations geldt voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen tevens de circulaire effectafstanden externe veiligheid lpg-tankstations.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen waterwegen is het wettelijk kader vastgelegd het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet. De normen voor ondergrondse buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Betekenis voor het wijzigingsplan

In het kader van het wijzigingsplan is het aspect externe veiligheid onderzocht. Een toets aan de Risicokaart heeft uitgewezen dat in de nabijheid van de ontwikkeling zich geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Het plangebied valt daarnaast niet in het invloedsgebied van transportroutes van gevaarlijke stoffen of buisleidingen.

De ontwikkeling in het plangebied wordt niet belemmerd door het aspect externe veiligheid.

4.10 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van
het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een
bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand
moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering
heeft twee doelen:

  • I. woonfuncties nabij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd
  • II. bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Voor het wijzigingsplan is een perceel relevant: Nieuweweg 67. Hier zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan en tevens een agrarisch hulpbedrijf. Dit is een milieucategorie 3.1 bedrijf. Een dergelijk bedrijf heeft een milieucontour van 50 meter vanaf de bestemming waar deze functie mogelijk is. Omdat er sprake is van een bedrijf in een lintbebouwing waaraan tevens andere bedrijfsmatige functies voorkomen kan er gesproken worden van een 'gemengd gebied' in plaats van een 'rustige woonwijk'. Dit betekent dat de richtafstand kan worden teruggebracht naar 30 meter. Als er binnen deze contour woningen kunnen worden gerealiseerd kan het bedrijf worden belemmerd in de bedrijfsvoering. Ook staat een goed woon- en leefklimaat dan ter discussie.

De bestaande bedrijfsvoering op het perceel wordt al vanaf meerdere zijden belemmerd. De woningen op Nieuweweg 61 en 69 en Pastoor Philipponastraat 44 en 51 staan op kortere afstand waardoor de bestaande bedrijfsvoering al vanuit meerdere kanten wordt belemmerd. Bovendien wordt het meest oostelijke deel van de bedrijfsbebouwing op Nieuweweg 67 gesloopt ten behoeve van de ontwikkeling in fase 5. De grond waarop deze bebouwing staat is reeds in eigendom van de ontwikkelaar.

Door de sloop wordt de afstand tussen het bedrijf en de nieuwe woningen vergroot tot meer dan de bestaande kortste afstand. Omdat de bedrijfsbestemming buiten het voorliggende wijzigingsgebied valt, kan deze bestemming niet direct worden gewijzigd. Dit wordt gerealiseerd middels een aparte procedure voor het wijzigen van het bestemmingsplan, of onder de Omgevingswet, het Omgevingsplan. Doordat de gronden in eigendom zijn van de ontwikkelaar bestaat er geen risico dat er een bedrijf vestigt. Het is immers onderdeel van het opgestelde stedenbouwkundig plan. Bovendien is de loods nu enkel nog in gebruik als opslag.

Gezien het voorgaande kan worden gesteld dat de bedrijfsvoering niet onevenredig wordt belemmerd en dat er tevens sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen.

4.11 Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen (Spuitzonering)

Algemeen

Vanuit een goede ruimtelijke ordening moet het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden meegewogen bij de realisatie van gevoelige bestemmingen als woningen. In voorliggend geval is ten zuidwesten van het plangebied van dit bestemmingsplan een agrarisch perceel aanwezig, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPElshofZuidfase5-va01_0006.png"Afbeelding: Het agrarische perceel(rood omlijnd) ten zuidwesten van het wijzigingsplan.

Binnen deze agrarische bestemming is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet uitgesloten. Het voorliggend wijzigingsplan wordt tegen deze agrarische bestemming aan geprojecteerd.

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat in het algemeen een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, niet onredelijk wordt geacht. Op grond van diezelfde rechtspraak is het mogelijk om deze afstand te verkleinen indien daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Er is met de eigenaar van het agrarische perceel een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten waarin is vastgelegd dat er geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen op het perceel. Daarmee wordt aangetoond dat er kan worden voldaan aan de realisatie van een gezond woon- en leefklimaat binnen het wijzigingsplan.

4.12 Duurzaamheid

Door bij de opstelling van een ruimtelijk plan al rekening te houden met het aspect duurzaamheid, kan al in een vroeg stadium van een planontwikkeling worden bewerkstelligd dat de mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen kunnen worden benut.

Betekenis voor het wijzigingsplan

Het is de ambitie om in de nieuwe wijk mogelijkheden te scheppen voor een blijvend duurzame wijk. Duurzaamheid zal op verschillende aspecten ruimschoots aandacht krijgen. Duurzame voorzieningen die getroffen worden op stedenbouwkundig niveau bestaan onder andere uit de aanleg van wadi's, de toepassing van waterdoorlatende verharding en toepassing van een groot oppervlak aan openbaar groen. Door het realiseren van kabels en leidingen onder het trottoir wordt extra ruimte gerealiseerd voor de realisatie van bomen.

Duurzame mogelijkheden op het niveau van de woningen;

  • goede isolatie, luchtdichtheid en ventilatie;
  • toepassing zonnepanelen;
  • hemelwater wordt niet afgevoerd via het vuilwaterriool, maar via een eigen stelsel naar open water;
  • toepassing warmtepomp;
  • duurzame materialen (baksteen, FSC hout) en herbruikbare materialen hebben de voorkeur;

4.13 Besluit Milieueffectrapportage

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen.

De voorgenomen ontwikkeling is niet direct m.e.r. beoordelingsplichtig op basis van het onderdeel ‘aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen’. Echter, omdat de voorgenomen ontwikkeling wel valt onder de noemer van een ‘stedelijk ontwikkelingsproject’, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling verplicht. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is in feite een beknopte opsomming van de beoordeling van de ontwikkeling op verschillende milieuaspecten.

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. Gemeenten zijn thans verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een Milieueffectrapport (Mer).

Betekenis voor het wijzigingsplan

In onderstaande tabel worden de mogelijke milieueffecten behandeld. Eerst wordt een beschrijving gegeven van de kenmerken van de activiteit en de plaats van de activiteit. Vervolgens wordt ingegaan op de kenmerken van de gevolgen van de activiteit. Hierbij wordt gekeken of er mogelijk (belangrijke) nadelige milieugevolgen ontstaan en of er mitigerende maatregelen kunnen worden genomen om eventueel het milieueffect te verminderen of teniet te doen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1911.WPElshofZuidfase5-va01_0007.png"

Gezien de te verwachten effecten zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Een nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.

4.14 Conclusie Milieu- En Omgevingsaspecten

Uit bovenstaande paragrafen kan worden geconcludeerd dat er vanuit de verschillende milieu- en omgevingsaspecten geen belemmeringen bestaan voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling in het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het wijzigingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemming van de gronden aan. Deze bestemming correspondeert met de artikelen in de regels, zoals beschreven in paragraaf 5.3.

5.3 Planregels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

Omdat het een wijzigingsplan betreft zijn er uitsluitend regels uit het moederplan Elshof-Zuid van toepassing. In de regels wordt daarom verwezen naar de regels uit het moederplan.


Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels en hier komen de onderstaande artikelen in
voor.

  • Artikel 1: Begrippen

Dit artikel geeft de betekenis aan een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor
wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot.

  • Artikel 2: Wijze van meten

Het tweede artikel geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - Vrijstaand/Twee-onder-één-kap/Rijwoning

Er is in dit wijzigingsplan uitsluitend sprake van één eindbestemming, op basis waarvan een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend. Dit betreft de bestemming Wonen -Vrijstaand/Twee-onder-één-kap/Rijwoning. Deze bestemming is opgenomen in het moederplan Elshof-Zuid. Om misverstanden te voorkomen wordt vanuit dit wijzigingsplan verwezen naar het desbetreffende artikel 9 uit het moederplan.

Binnen deze directe woonbestemming zijn grondgebonden woningen toegestaan. Het maximum aantal is 81 woningen en de maximale goothoogte bedraagt 6 meter en de maximale bouwhoogte 11 meter. Verder is het mogelijk om erf en openbaar gebied (zoals water, groen, straten) te realiseren.

Extra regels ten behoeve van het borgen van een goed woon- en leefklimaat

Er zijn extra regels toegevoegd aan de 'Wonen - Vrijstaand/Twee-onder-één-kap/Rijwoning' voor het borgen van een goed woon- en leefklimaat.

3.1 Aanvullende bouwregels

Dit betreft een bouwregel waarmee het bouwen van hoofdgebouwen alleen is toegestaan binnen een bouwvlak. Deze regel zorgt ervoor dat er voldoende afstand wordt gehouden tussen de bestaande en nieuwe bebouwing.

3.2 Voorwaardelijke verplichting 'water'

Daarnaast is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen die stelt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van nieuwe woning(en) slechts verleend kan worden als er water wordt gegraven in de overige zone - water. Dit is om voldoende afstand te borgen tussen de woningen langs de Nieuweweg en het plan. Deze watergang is overeengekomen tijdens het participatietraject en zorgt uiteindelijk voor een prettige woon- en leefomgeving van zowel huidige bewoners langs de Nieuweweg als nieuwe bewoners van het voorliggende plan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. De diverse artikelen zullen hieronder kort worden toegelicht.

  • Artikel 4: Antidubbeltelregel

Op grond van de anti-dubbeltelregel is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

  • Artikel 5: Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen op grond waarvan een omgevingsvergunning voor bouwen uitsluitend verleend kan worden als in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

  • Artikel 6: Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd is met het bestemmingsplan. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is geborgd dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

  • Artikel 7: Algemene afwijkingsregels

Deze bepaling geeft de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels ten aanzien van geringe overschrijdingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Hieronder worden de verschillende artikelen toegelicht.

  • Artikel 8: Overgangsregels

Het overgangsrecht is tweeledig en heeft betrekking op bouwwerken en gebruik.

  • Artikel 9: Slotregel

Dit artikel geeft de naam van het wijzigingsplan aan.

5.4 Handhaafbaarheid

Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een wijzigingsplan is dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar dienen te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Bij de totstandkoming van het moederplan is reeds aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels. Ten behoeve van een goede handhaving van de regels zijn de volgende factoren van belang:

  • Voldoende kenbaarheid geven aan het plan;
  • Voldoende draagvlak voor het beleid en de regelgeving in het plan;
  • Inzichtelijke en realistische regeling;
  • Handhavingsbeleid.

Hoofdstuk 6 Financiële Uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het ruimtelijk plan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 7 toegelicht.

In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de definitie van bouwplan gegeven, waarbij het onderhavige plan als bouwplan kan worden aangemerkt. Met het tweede lid van artikel 6.12 Wro kan worden afgeweken van de plicht een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.

De kosten voor het bouwplan alsmede de plankosten worden gedragen door de ontwikkelaar van het plan. Hetzelfde geldt voor eventuele kosten als gevolg van planschade. De gemeente Hollands Kroon heeft met de ontwikkelaar van het plan, BPD en Kuin Vastgoedontwikkeling VOF, een anterieure overeenkomst gesloten. Om deze reden is een exploitatieplan niet nodig. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is voldoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Participatie En Vooroverleg

Omwonenden en andere belanghebbenden zijn op 5 juli 2023 geïnformeerd over het plan. Tijdens deze bijeenkomst is het stedenbouwkundig plan gepresenteerd en is de gelegenheid geboden om vragen te stellen aan de ontwikkelaar, adviseurs en de gemeente. Over het algemeen waren de omwonenden en andere belanghebbenden positief over het plan. Er zijn wel zorgen geuit over de route van het bouwverkeer. Er is daarover gemeld dat het bouwverkeer over de pionierskruid zal gaan rijden. Voor de uitvoering van de werkzaamheden zal de initiatiefnemer hier nader informatie over verstrekken.

Ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dienen burgemeester en wethouders overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In verband hiermee wordt het voorontwerpwijzigingsplan voorgelegd aan verschillende instanties. In dit kader is het plan voorgelegd aan: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

7.2 Procedure

Het ontwerpwijzigingsplan is grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende 6 weken ter inzage gelegd, met ingang van 6 november 2023, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld zienswijzen bij het college van B&W in te dienen. Er zijn vier zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn in de Nota zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord. Deze Nota zienswijzen is als Bijlage 8 opgenomen bij deze toelichting. De zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het wijzigingsplan.

Na een beroepstermijn van zes weken treedt het wijzigingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Omdat het wijzigingsplan de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk maakt, is de Crisis- en Herstelwet van toepassing.

Bijlage 1 Lijst Van Aan-huis-verbonden Beroepen En Bedrijven

Bijlage 1 Lijst van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Fase 5

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek fase 5

Bijlage 3 Verkennend Natuuronderzoek

Bijlage 3 Verkennend natuuronderzoek

Bijlage 4 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 4 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 5 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 5 Nader ecologisch onderzoek

Bijlage 6 Parkeerbalans

Bijlage 6 Parkeerbalans

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek

Bijlage 8 Nota Zienswijzen

Bijlage 8 Nota zienswijzen