Herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk
Bestemmingsplan - gemeente Leidschendam-Voorburg
Vastgesteld op 17-01-2023 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk met identificatienummer NL.IMRO.1916.Stedelijk2-VG01 van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
1.2 algemene leefbaarheidstoets
Toets bij een vergunningaanvraag voor woningsplitsing en kamerverhuur waarbij de leefbaarheid in de directe omgeving van het betreffende gebouw in kaart wordt gebracht zoals opgenomen in Beleidsnota Woningsplitsing en kamerverhuur Leidschendam-Voorburg;
1.3 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.4 aan huis verbonden beroep
een beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken door een bewoner van die desbetreffende woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aangrenzende woning
een woning, die zich bevindt op een aangrenzend bouwperceel;
1.8 aanleggen (van een vaartuig)
met een vaartuig tegen een oever, meerpalen, een remmingwerk, steiger of langszij een ander vaartuig ligplaats innemen en daaraan vastmaken;
1.9 aanlegsteiger
een steiger waaraan een vaartuig kan aanleggen;
1.10 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.11 achtergevel
de van de weg en/of water afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg of water afgekeerde gevel, niet zijnde de voor- of zijgevel;
1.12 airbnb
platform voor verhuur van woonruimte ten behoeve van tijdelijk en/of recreatief verblijf, waarbij boeking en betaling en hoofdzaak via internet plaatsvinden;
1.13 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarin geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede begrepen het verkopen en/of leveren –als ondergeschikte activiteit- van goederen die verband houden met het ambacht;
1.14 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.15 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.16 archeologie, Programma van Eisen (PvE)
een inhoudelijk document waarin het doel, de vraagstelling en de uitvoeringswijze van een archeologisch veldonderzoek en specialistisch onderzoek verwoord staan, alsook de randvoorwaarden van het onderzoek, bijvoorbeeld met betrekking tot de omgang met het vondstmateriaal. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;
1.17 archeologisch advies
een advies, opgesteld door de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag, waarin de kaders voor een uit te voeren archeologisch onderzoek zijn aangegeven en aan de hand waarvan opdrachtverstrekking kan plaatsvinden aan de instantie die het archeologisch onderzoek verricht;
1.18 archeologisch adviseur van het bevoegd gezag
een door het bevoegd gezag aangewezen adviseur die het bevoegd gezag adviseert op archeologisch gebied;
1.19 archeologische begeleiding
begeleiding van de graaf- en/of werkzaamheden door een archeoloog;
1.20 archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
1.21 archeologisch rapport
een door een gekwalificeerde archeoloog of archeologisch onderzoeksbureau opgesteld rapport, waarin de resultaten van archeologisch onderzoek worden beschreven: hiervan maken in elk geval een beschrijving van de archeologische (verwachtings)waarde in het onderzoeksgebied en de gevolgen daarvoor van een geplande ingreep onderdeel uit;
1.22 archeologisch Rijksmonument
gebied of terrein welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige archeologische waarden en die van rijkswege beschermd zijn. Deze door de Minister als monument aangewezen terreinen zijn beschermd conform de Erfgoedwet. De beschermde monumenten kennen een aanduiding op de verbeelding;
1.23 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het in dat gebied voorkomen van archeologische relicten;
1.24 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden;
1.25 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.26 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.27 bed & breakfast
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch recreatieve activiteit, die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid”;
1.28 bedrijf
een onderneming, waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel van goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.29 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
alle inpandige ruimte die voor de individuele bedrijfsvoering benodigd is, waaronder in elk geval begrepen alle voor het publiek toegankelijke ruimten alsmede alle ruimten die uitsluitend voor personeel toegankelijk zijn, maar exclusief ruimte die collectief gebruikt wordt (zoals bezoekerspassages, expeditieruimtes, afvalopslag, etc.) alsmede exclusief constructieve elementen, trapgaten, vides, ruimten en/of voorzieningen zoals brandgangen, ruimten voor nutsvoorzieningen, stijgpunten ten behoeve van woningen of parkeervoorzieningen, etc.;
1.30 bedrijfsgebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie;
1.31 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.32 bedrijfswoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijventerrein (terrein met de bedrijfsbestemming), slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon of een gezin, die behoort bij de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of instelling op het perceel waar de woning zich bevindt, en waarvan de huisvesting ter plaatse noodzakelijk is voor en verband houdt met de bedrijfsuitoefening of het beheer van het bedrijf of de instelling op dat perceel;
1.33 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw;
1.34 behoud ex situ
de ontsluiting of opgraving van een vindplaats met als doel de daar aanwezige archeologische informatie te verzamelen en te documenteren volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd in een hiervoor opgesteld Programma van Eisen;
1.35 behoud in situ
behoud in situ is het duurzaam in stand houden van archeologische waarden in de bodem, als bron van kennis en beleving door middel van technische maatregelen en/of inpassing en vrijwaring van de archeologische waarden in de inrichting van het plangebied;
1.36 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.37 beschermd monument
beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet, met uitzondering van een beschermd archeologisch monument;
1.38 beschermd Stads- en dorpsgezicht
stads- en dorpsgezichten die door de minister zijn aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant;
1.39 bestaand
bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.40 bestaand stedelijk gebied
bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
1.41 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.42 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.43 bevoegd gezag
het bestuursorgaan dat bevoegd is omtrent een specifieke zaak besluiten te nemen of beschikkingen af te geven;
1.44 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een (hoofd)gebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (hoofd)gebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.45 bijgebouw
een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat gesitueerd is bij, in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde (bouw)perceel gesitueerd (hoofd)gebouw;
1.46 botenberging
overdekte ligplaats in of direct aan het water voor een of meer vaartuigen;
1.47 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.48 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.49 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de zolder;
1.50 bouwmarkt
een detailhandelsbedrijf waar bouwmaterialen, alsmede materialen die nodig zijn voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden, te koop en/of te huur worden aangeboden, waarbij niet als bouwmaterialen worden aangemerkt materialen die uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken;
1.51 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.52 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.53 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.54 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.55 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteiten het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren;
1.56 cafetaria
een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bedoelde etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van niet - en zwak alcoholische dranken;
1.57 carport
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als stallingsplaats voor één of meer auto's, bestaande uit een overkapping met maximaal één wand die deel uitmaakt van de constructie van de carport zelf;
1.58 cateringbedrijf
een bedrijf waar etenswaren en/of dranken worden bereid, welke door of vanuit het bedrijf naar de afnemers en/of gebruikers worden gebracht;
1.59 cultuur en ontspanning
culturele, recreatieve en sociaal-culturele voorzieningen en daaraan ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van dienstverlening, alsmede ondergeschikte vormen van detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen, op het gebied van: atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, kinderspeelvoorziening, theater, wellness, etc.;
1.60 cultuurhistorie
- historische (steden)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg;
- archeologie, en
- cultuurlandschap / historische geografie.
1.61 cultuurhistorische waarde
de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarde in verband met ouderdom of gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.62 daghorecabedrijf
een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafé's en -restaurants en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
1.63 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of -indien en voor zover daarbij sprake is van een bovenbeëindiging van enige relevante omvang- een bouwwerk;
1.64 daknok
hoogste punt van een schuin dak;
1.65 dakvoet
laagste punt van een schuin dak;
1.66 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van deze constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.67 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlakken van het dak zijn geplaatst;
1.68 dB (decibel)
de eenheid voor het aanduiden van de sterkte van geluid, weergegeven door middel van een verhouding op een logaritmische schaal;
1.69 dB(A)
geluidssterktes die gecorrigeerd zijn voor de gevoeligheid van het (menselijk) oor;
1.70 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.71 detailhandel in dagelijkse artikelen
de detailhandel in de categorieën levensmiddelen en/of artikelen ten behoeve van de persoonlijke verzorging;
1.72 detailhandel in niet-dagelijkse artikelen
de detailhandel, niet zijnde detailhandel in dagelijkse artikelen;
1.73 detailhandel in volumineuze goederen
een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:
- detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
- tuincentra;
- bouwmarkten en grootschalige meubelbedrijven, inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en -stoffering;
1.74 detailhandel ondersteunende horeca
een horecavoorziening binnen een bestemming detailhandel waar men ten behoeve van de hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan strikt functiegebonden ondersteunende horeca mag uitoefenen;
1.75 dienstverlenend bedrijf of instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van commerciële, economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waarbij sprake is van een aanmerkelijke publieksfunctie, met uitzondering van een garagebedrijf, horeca inrichting en een seksinrichting;
1.76 dienstverlening
het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële, economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;
1.77 dierenverblijf
al dan niet overdekte ruimte waarbinnen dieren worden gehouden;
1.78 discotheek/bar-dancing
een horecabedrijf dat primair gericht is op het ten gehore (laten) brengen van overwegend versterkte muziek en het aan bezoekers bieden van gelegenheid om te dansen, waarbij secundair het verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse een wezenlijk onderdeel vormt van de bedrijfsmatige activiteiten;
1.79 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling;
1.80 eengezinswoning
een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneengebouwd gebouw dat één woning omvat;
1.81 entertainment binnen bestemming 'Winkelcentrum'
een vermaaksfunctie, die uitsluitend gedurende de openingstijden van het overdekte winkelcentrum binnen dat winkelcentrum plaatsvindt en die gericht is op het vermaak van het winkelend publiek;
1.82 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.83 erfafscheiding
een afscheiding op en rond een erf, waarmee de gronden worden begrensd die in ruimtelijk opzicht direct bij, in functioneel opzicht ten dienste staan van en/of in feitelijk opzicht direct aansluiten op het (hoofd)gebouw op dat erf; de eigendomsgrenzen zijn hierbij niet van doorslaggevende betekenis;
1.84 erker
ruimte, in plattegrond trapeziumvormig, rechthoekig of halfrond, als uitbreiding van een op de begane grond gelegen verblijfsruimte, die buiten de voor- of zijgevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde verblijfsruimte;
1.85 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, die is gericht op het (laten) geven van voorstellingen en/of vertoningen van erotisch-pornografische aard, zoals onder meer een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.86 escaperoom
ruimte waarin personen zich laten opsluiten om zich daar vervolgens binnen een vooraf bepaalde tijdsduur uit te bevrijden;
1.87 escortbedrijf
een bedrijf dat klanten voorziet van escorts, dat wil zeggen: personen die tegen betaling als partner van klanten optreden;
1.88 (publieks)evenement
elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, inclusief herdenkingen, waarbij een verzameling mensen zich in een bepaald tijdvak in/op een (meestal) begrensde en (eventueel beperkt) openbaar toegankelijke inrichting of terrein bevindt of beweegt;
1.89 evenement met een beperkte geluidsproductie
een publieksevenement van beperkte omvang, zoals buurtfeesten, straatbarbecues, e.d., dat in de regel tussen 07:00 uur en 23:00 uur plaatsvindt en dat voldoet aan de volgende randvoorwaarden:
- a. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door het ten gehore brengen van versterkte / onversterkte muziek en/of door het gebruik van geluidsapparatuur bedraagt ter plaatse van de gevel van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer dan 70 dB(A);
- b. het evenement eindigt uiterlijk om 23:00 uur.
1.90 evenement met een complex geluidskarakter
een publieksevenement van grote omvang, zoals popfestivals, met veel publiek en vanwege het geluidskarakter een grote invloed op de woon- en leefomgeving, waarbij een geluidsrapport met dB(A)-contouren deel uitmaakt van de evenementenvergunning en dat voldoet aan de volgende randvoorwaarden:
- a. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door het ten gehore brengen van versterkte / onversterkte muziek en/of door het gebruik van geluidsapparatuur bedraagt ter plaatse van de gevel van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer dan 75-80 dB(A);
- b. geluidsinstallaties worden afgesteld aan de hand van het standaardspectrum voor popmuziek;
- c. de organisatie stelt de geluidsinstallatie zodanig af dat door middel van geluidsmetingen wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de geldende geluidsvoorschriften;
- d. bij het doen van geluidsmetingen wordt gebruik gemaakt van geluidscontouren (meetpunten) die zijn opgenomen in het bij de evenementenvergunning behorende geluidsrapport;
- e. het evenement begint niet eerder dan 10:00 uur;
- f. het evenement eindigt uiterlijk om 01:00 uur.
1.91 evenement met versterkte muziek
een publieksevenement van zodanige aard, omvang en/of geluidsproductie, zoals (tent)feesten, feestdagen, muziekfeesten, kermissen, e.d., dat dit voor ergernis dan wel overlast voor de woon- en leefomgeving kan zorgen en dat voldoet aan de volgende randvoorwaarden:
- a. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door het ten gehore brengen van versterkte / onversterkte muziek en/of door het gebruik van geluidsapparatuur bedraagt ter plaatse van de gevel van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer dan 75 dB(A);
- b. geluidsinstallaties worden afgesteld aan de hand van het standaardspectrum voor popmuziek;
- c. de organisatie stelt de geluidsinstallatie zodanig af dat door middel van geluidsmetingen wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de geldende geluidsvoorschriften;
- d. het evenement begint niet eerder dan 10:00 uur;
- e. het evenement eindigt uiterlijk om 01:00 uur.
1.92 garage
een tenminste aan drie zijden omsloten, overdekte ruimte, die primair bedoeld is voor het stallen van één of meerdere motorvoertuigen, danwel gebruikt wordt als een berging;
1.93 garagebox
een als complex gebouwde individuele stalling die primair bedoeld is voor het stallen van één of meerdere motorvoertuigen, danwel gebruikt kan worden als een berging;
1.94 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.95 beschermd gemeentelijk dorpsgezicht
groep onroerende zaken, onder andere bomen, wegen, straten, pleinen, bruggen, vaarten, sloten en andere wateren die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarden en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden, die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke Erfgoedverordening zijn aangewezen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht;
1.96 gestapelde woning
een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld detailhandel of dienstverlening zijn gebouwd;
1.97 geluidsbelasting
- a. vanwege een industrieterrein: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
- b. vanwege een spoorweg: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
- c. vanwege het wegverkeer: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.98 geluidsgevoelige functie
bewoning of andere geluidsgevoelige functies binnen zones rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.99 geluidsgevoelig gebouw
gebouw welke dient ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie binnen zones rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.100 gemakswinkel
een winkel voor kleine en snelle aankopen met een beperkt assortiment van dagelijkse en/of direct te gebruiken artikelen;
1.101 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting waarvoor ingevolge de Wet geluidhinder (zoals deze luidt ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan) rondom het terrein van vestiging in dit bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.102 gevellijn
een als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn die de ligging van de voorgevel(rooilijn) als bedoeld in 1.191 respectievelijk 1.192 van een gebouw aanduid;
1.103 grootschalig (publieks)evenement
een publieksevenement waarbij:
- a. het aantal bezoekers dat op enig moment gelijktijdig aanwezig is meer dan 1.000 bedraagt; en/of
- b. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door het ten gehore brengen van versterkte / onversterkte muziek en/of door het gebruik van geluidsapparatuur ter plaatse van de gevel van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen meer bedraagt dan 75 dB(A); en/of
- c. de activiteiten voortduren tot na 23:00 uur maar uiterlijk eindigen om 01:00 uur; en/of
- d. door bijvoorbeeld een risicoverwachting van de aanwezigheid en/of het gebruik van alcohol en/of drugs gevaar kan ontstaan voor de volksgezondheid; en/of
- e. anderszins risico's voor de openbare orde (kunnen) optreden; en/of
- f. files en/of parkeeroverlast (kunnen) optreden; en/of
- g. sprake is van een grote invloed op de woon- en leefomgeving.
1.104 groothandel
een commerciële onderneming die voor eigen rekening en risico goederen verhandelt die buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd en die aan bedrijfsmatige (niet-consumptieve) afnemers (andere ondernemingen) worden (af)geleverd;
1.105 hartlijn
midden van de leiding zoals op de verbeelding is aangegeven;
1.106 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld binnen zones rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.107 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is door hun constructie, afmeting en/of functie;
1.108 hoofdmassa van een gebouw
de massa van een gebouw, met uitzondering van aan- en/of uitbouwen en aangebouwde bouwwerken;
1.109 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en/of dranken, overwegend voor gebruik ter plaatse, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening en al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie (met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie);
1.110 hotel
een dienstverlenend etablissement met een commercieel oogmerk waar iemand tegen betaling kan overnachten of tijdelijk onderdak kan vinden, waarbij het verblijf als regel van korte duur en overwegend recreatief van aard is, er doorgaans toezicht aanwezig is in de vorm van personeel en meestal diverse vormen van verzorging worden geboden zoals schoonmaak, roomservice en de verstrekking van maaltijden en met inbegrip van het exploiteren van zaalaccommodatie;
1.111 hoveniersbedrijf
een bedrijf gericht op aanleg en onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen;
1.112 huishouding
een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren;
1.113 integraal winkelcircuit
een winkelcentrumconcept dat zich kenmerkt door:
- a. een goede routing voor bezoekers door het winkelcentrum door middel van een 8-vormige structuur van de passages; en,
- b. een evenwichtige spreiding van trekkers binnen het winkelcentrum zodat er zo min mogelijk doodlopende passages ontstaan;
1.114 inwoning
het bewonen van een ruimte, die deel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden in gebruik is genomen met dien verstande dat dit slechts is toegestaan binnen de bestaande woning;
1.115 huisvesting in verband met mantelzorg
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.116 kamerverhuur
Het (al dan niet bedrijfsmatig) verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden en aan meer dan 4 personen;
1.117 kampeermiddel
een onderkomen of voertuig:
- voor het plaatsen waarvan geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, en
- dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en
- waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.118 kantine
een ondergeschikte vorm van niet-zelfstandige horeca ten dienste van een op grond van dit plan toegestane vorm van gebruik;
1.119 kantoor(ruimte)
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het verrichten van administratieve werkzaamheden, zakelijke en niet-zakelijke dienstverlening en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van overheidsinstellingen, semi-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.120 kap
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk;
1.121 klein (publieks)evenement
een eendaagse, kleinschalige activiteit die zich in de openbare ruimte afspeelt met als doel vermaak en ontspanning te bieden, waarbij het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door het ten gehore brengen van versterkte / onversterkte muziek en/of door het gebruik van geluidsapparatuur ter plaatse van de gevel van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer bedraagt dan 70 dB(A);
1.122 kinderboerderij
een natuur-educatieve voorziening voor kinderen in de vorm van een boerderij met dieren, waarbij ook op kleine schaal productie, bewerking en verkoop van (eigen) boerderijproducten kan plaatsvinden;
1.123 kinderopvang
het anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voorgezet onderwijs voor die kinderen begint;
1.124 kiosk
een in het openbaar gebied gesitueerd gebouw waar kranten, tijdschriften, rookwaren, snoep of bloemen verkocht mogen worden;
1.125 kiosk - jachthaven
in het openbaar gebied gesitueerd gebouw ten behoeve van een jachthaven waar (gebruiks)artikelen t.b.v. de watersport verkocht mogen worden alsmede horeca t/m categorie 1, als bedoeld in de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten;
1.126 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
het in of bij een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bouwwerken) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.127 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
1.128 KNA
kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. De kwaliteitsnorm, bestaande uit een omvangrijke set van algemeen geaccepteerde eisen, specificaties en protocollen. Tevens wordt in de KNA de minimum opleidings- en ervaringseisen beschreven waaraan personen moeten voldoen om bepaalde archeologische werkzaamheden te mogen uitvoeren;
1.129 kwetsbaar object
objecten zoals aangemerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.130 landschapsdeskundige
een bij de gemeente in dienst zijnde of een door het bevoegd gezag aangewezen of aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen, op het gebied van landschapsinrichting, landschapswaarden en daarmee samenhangende aspecten;
1.131 leisure
recreatieve en toeristische voorziening inclusief de daarbij behorende ondergeschikte horeca en detailhandel, die zich richt op een of meer van de hierna volgende activiteiten:
- sportscholen;
- fitnesscentra;
- commerciële en sociaal innovatieve vrijetijdsvoorzieningen;
- vermaaksfuncties, met uitzondering van seksinrichtingen;
- overige naar aard, omvang, gebruik, etc. met de bovenstaande voorzieningen gelijk te stellen functies.
1.132 ligplaats
een formeel door het bevoegd gezag als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig;
1.133 lokaal verzorgend winkelcentrum
een winkelcentrum dat beschikt over zowel een uitgebreid aanbod voor dagelijkse boodschappen en frequent benodigd niet-dagelijks winkelaanbod (textiel, huishoudelijke artikelen) als over een recreatief winkelaanbod waarbij het boodschappenaanbod een lokale verzorgingsfunctie vervult en het recreatieve winkelaanbod in sommige gevallen een bovenlokale functie kan vervullen;
1.134 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen van educatieve, sociale, culturele, medische en levensbeschouwelijke aard al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en/of sport alsmede ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen. Binnen deze bestemming zijn alle vormen van kinderopvang toegestaan;
1.135 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.136 mantelzorgwoning
een woning op het terrein van het huis van iemand die mantelzorg nodig heeft. De woning is bedoeld voor de zorgverlener (vriend, familielid). Het is ook mogelijk dat de persoon die zorg nodig heeft in de mantelzorgwoning woont. In dat geval woont de zorgverlener in het bijbehorende huis;
1.137 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.138 merknaam
de naam die voor een zelfstandige winkel of winkelketen wordt gehanteerd;
1.139 middelgroot (publieks)evenement
een publieksevenement waarbij:
- a. het aantal bezoekers dat op enig moment gelijktijdig aanwezig is tussen de 100 en de 1.000 ligt, en/of
- b. het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door het ten gehore brengen van versterkte / onversterkte muziek en/of door het gebruik van geluidsapparatuur ter plaatse van de gevel van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen meer bedraagt dan 70 dB(A) maar niet boven de 75 dB(A) uitstijgt, en/of
- c. de activiteiten voortduren tot na 23:00 uur maar uiterlijk eindigen om 01:00 uur, en/of
- d. meer dan 10 m² oppervlakte openbare weg in beslag wordt genomen door voorwerpen, zoals bijvoorbeeld kramen, tenten, podia en dergelijke, en/of
- e. belemmeringen (kunnen) optreden voor het verkeer en/of hulpdiensten door bijvoorbeeld het gebruik van de openbare weg voor het evenement, noodzakelijke wegafzettingen, en dergelijke.
1.140 milieuplanologische effecten
planologisch relevante effecten op het milieu ten aanzien van de luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem, flora en fauna, geluid en water;
1.141 nieuwe ontwikkeling
ruimtelijke ontwikkeling, herontwikkeling en/of functieverandering van een perceel en/of pand niet passend binnen de vigerende bestemming, geldend op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan "Herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk";
1.142 nota parkeernormen
Nota parkeernormen Leidschendam-Voorburg zoals geldend op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan "Herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk";
1.143 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.144 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht (Wabo);
1.145 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;
1.146 ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteiten in direct in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca);
1.147 ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen
maatschappelijke voorzieningen die qua aard en omvang ondergeschikt en gerelateerd zijn aan de ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten, daaronder begrepen instellingen voor welzijn en jongeren- en/of buurtverenigingen;
1.148 ontsluitende weg
weg en/of langzaam verkeersroute waaraan de hoofdtoegang tot het bouwperceel is gesitueerd: bij bouwpercelen welke (de mogelijkheid tot) twee hoofdtoegangen hebben wordt, voor het bepalen van wat de ontsluitende weg is, aansluiting gezocht bij de aangrenzende bouwpercelen;
1.149 onttrekking aan woningvoorraad
de onttrekking van woningen aan de woningvoorraad als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet 2014;
1.150 openbaar toegankelijk gebied
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en andere openbare buitenruimten en gebieden die voor het publiek openbaar toegankelijk zijn;
1.151 opslag
bedrijfsmatig of in aard en omvang alsof zij bedrijfsmatig is opslaan van partijen goederen;
1.152 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.153 pand
een bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, betreedbaar en afsluitbaar is;
1.154 parkeervoorzieningen
voorzieningen voor het laten stilstaan van voertuigen, (brom)fietsen daaronder mede begrepen, langer dan nodig is voor het (onmiddellijk) laten in-, uit- en afstappen van passagiers of voor het laden en/of lossen van goederen;
1.155 passantenhaven
verzameling ligplaatsen die (gebruikers van) recreatievaartuigen de mogelijkheid bieden hun reis tijdelijk te onderbreken en/of te overnachten;
1.156 peil
het peil gelden de volgende regels tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald:
- a. indien het bouwwerk in of op de grond wordt gebouwd wordt het peil gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk, zulks gezien in relatie met de hoogte van de omliggende terreinen;
- b. indien het bouwwerk in of op de grond wordt gebouwd, wordt, daar waar een gevellijn is aangegeven op de verbeelding, het peil gemeten vanaf de gevellijn;
- c. indien het bouwwerk in of op het water wordt gebouwd wordt het peil gemeten vanaf het waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
- d. op gronden met de bestemming 'Winkelcentrum' indien het bouwwerk in of op de grond wordt gebouwd: Nieuw Amsterdams Peil (NAP) + 0,10 meter;
1.157 permanente bewoning van recreatiewoningen of zomerhuizen
een zodanig gebruik van een gebouw dat uitsluitend is bestemd om te dienen als recreatief woonverblijf door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, dat dit noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente, overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften;
1.158 pickup point
een locatie waar de consument (uitsluitend via internet) bestelde goederen kan afhalen en/of retourneren, waar uitsluitend gedurende een korte periode logistiek en opslag van bestelde goederen plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten;
1.159 praktijkruimte
een (werk)ruimte bedoeld voor de uitoefening van medische, paramedische of daarmee gelijk te stellen beroepen of werkzaamheden;
1.160 proactief winkelcentrummanagement
een centraal aangestuurd management van het gehele winkelcentrum dat integraal verantwoordelijk is voor:
- a. innovatieve marketing- en promotieactiviteiten;
- b. constante vernieuwing van het winkelaanbod door in te spelen op de behoeften van de consument met een onderscheidende mix van retailers;
- c. het -up-to-date houden van het winkelcentrum door voortdurend de aankleding en uitstraling van het winkelcentrum aan te laten sluiten op de eisen van de tijd en in te spelen op de beleving;
- d. een hoge kwaliteit van services voor de consument / bezoeker;
- e. onderhoud van het winkelcentrum zodat dit schoon, heel en veilig blijft.
1.161 prostitutie
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander;
1.162 publieksgerichte dienstverlening
dienstverlening, die naar aard, verschijningsvorm en gevolgen voor de omgeving als verwant aan detailhandel kan worden aangemerkt, zoals banken, reisbureaus, kap- en schoonheidsalons, nagelstudio's, (para-)medische functies zoals praktijkruimten voor fysiotherapie, apotheken, etc.;
1.163 recreatieve verhuur van woonruimte
het tegen betaling verhuren van een woonruimte aan een of meerdere personen ten behoeve van vrijetijdsbesteding;
1.164 recreatiewoning
een gebouw, geen stacaravan zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
1.165 regionaal verzorgend winkelcentrum
een winkelcentrum dat een verzorgende functie heeft voor (delen van) de regio waarbinnen het is gelegen en waarbij de ligging en het karakter van het winkelcentrum zorgen voor accentverschillen tussen de diverse regionaal verzorgende winkelcentra: een regionaal verzorgend winkelcentrum beschikt over een gemengd aanbod met het accent op het middensegment en richt zich door middel van een hoogwaardig kwaliteitsaanbod inclusief vernieuwende concepten op de specifieke doelgroepen in het verzorgingsgebied;
1.166 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden: onder seksinrichting worden in elk geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater en/of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.167 short stay
het (eventueel structureel) aanbieden van zelfstandige woonruimte voor tijdelijke bewoning aan één huishouden of aan personen die geen huishouden vormen, voor een aaneengesloten periode van minimaal één week en maximaal 4 maanden;
1.168 steiger
een constructie boven het water, meestal langs een oever, die dient voor het afmeren van vaartuigen, woonschepen of woonarken;
1.169 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken;
1.170 sluis
waterbouwkundig werk waardoor twee wateren, veelal met een verschillend peil, met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht en van elkaar kunnen worden gescheiden;
1.171 snackbar
een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bedoelde etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van niet - en zwak alcoholische dranken;
1.172 speeltoestel
een inrichting, bedoeld voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;
1.173 sport
allerlei lichamelijke oefeningen en ontspanning waarbij vaardigheid, kracht en inzicht vereist worden, alsmede ondergeschikte vormen van horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.174 stadstuin
het gebruik van de openbare gronden en de daarbij behorende bebouwing voor recreatieve en educatieve doeleinden. Daarbij zijn in beperkte mate functies toegestaan die qua aard en omvang kleinschalig en aan de stadstuin ondergeschikt zijn. Daarmee wordt onder andere bedoeld ondergeschikte horeca, ondergeschikte detailhandel zoals verkoop van producten uit de stadstuin, alsmede vormen van educatie en informatiebijeenkomsten direct gerelateerd aan de functie van de stadstuin;
1.175 stacaravan
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.176 staat van horeca-activiteiten
de staat van horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;
1.177 stedelijke ontwikkeling
ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening;
1.178 stedelijk ontwikkelings project
een (bouw)plan voor woningen, detailhandelsvoorzieningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke dan wel een combinatie daarvan, waarbij per saldo sprake kan zijn van aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu;
1.179 supermarkt
een relatief grote (zelfbedienings)winkel met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen en een aanvullend assortiment aan huishoudelijke producten, in de vorm van hetzij een full-service supermarkt hetzij een hard-discounter supermarkt;
1.180 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
1.181 tuin
tuin, behorende bij en ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
1.182 tuincentrum
detailhandelsbedrijf waarin artikelen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden, alsmede kamerplanten en snijbloemen met de bijbehorende potten, vazen, e.d., dierenbenodigdheden en seizoensgebonden sierproducten zoals paas- en kerstartikelen e.d.;
1.183 vaartuig
een voorwerp, dat bestemd of ingericht is, voor het vervoer over water, van personen en/of goederen, danwel een drijvend werktuig of woonschip;
1.184 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan "Herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk" bestaande uit 3 kaarten;
1.185 vergunning kadastrale splitsing
de vergunning als bedoeld in artikel 22 van de Huisvestingswet 2014;
1.186 verkoop via internet
het bedrijfsmatig en uitsluitend via het internet aanbieden en verkopen van goederen aan derden, zonder uitstalling ten verkoop, opslag, bezichtiging en/of afhaal van de goederen ter plaatse;
1.187 vloerafscheiding
een bouwtechnische voorziening, zoals een balkon- of terrashekwerk of borstwering, die wordt aangebracht om (val)ongelukken te voorkomen;
1.188 volkstuin
een perceel grond dat geen deel uitmaakt van de grond waarop de woning van de gebruiker staat, waarop de gebruiker siergewassen en/of groenten voor eigen gebruik teelt eventueel met bijbehorende bouwwerken zoals tuinhuisjes, kweekkassen, berg- en toiletruimte en/of groenvoorzieningen;
1.189 voorbereidingsbesluit
besluit waarbij toepassing is gegeven aan artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.190 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.191 voorgevel
de naar de weg en/of water gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of water gekeerde gevel, de meest beeldbepalende gevel van dat gebouw, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
1.192 voorgevelrooilijn
een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn in het verlengde van de voorgevel die in de richting van de openbare weg en/of het water niet door bebouwing mag worden overschreden;
1.193 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen (zoals deze luiden ten tijde van de vaststelling van dit plan);
1.194 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
wet van 6 november 2008 (Stb. 2008, 496);
1.195 Wet geluidhinder
wet van 16 februari 1979 (Stb. 1979, 99);
1.196 Wet ruimtelijke ordening (Wro)
wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, 566);
1.197 warmte- en koudeopslag
een methode om energie in de vorm van warmte en/of koude op te slaan in de bodem, die onder meer gebruikt kan worden om gebouwen te verwarmen en/of te koelen;
1.198 winkel
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.199 winkelformule
een winkelformule is:
- a. de totale aanpak waarmee de detaillist een bepaalde groep afnemers probeert aan te trekken en aan zich te binden: de winkelformule bestaat uit de onderdelen doelgroep (aan wie wordt er verkocht), assortiment (wat wordt er verkocht) en marktpositie (ten opzichte van de concurrentie); en
- b. bekend als merknaam, waarbij toevoegingen aan de merknaam die duiden op een grotere variant van de winkel (bijvoorbeeld 'XL') binnen dezelfde winkelformule vallen, terwijl toevoegingen die duiden op een ander segment (bijvoorbeeld "Kids") als andere winkelformule worden aangemerkt;
1.200 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen;
1.201 Woningwet
wet van 29 augustus 1991 (Stb. 1991, 439);
1.202 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.203 woonschip
een schip (of een daarmee naar aard en dergelijke gelijk te stellen ander vaartuig of andere drijvende inrichting) dat uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt wordt of bestemd is voor bewoning of recreatief verblijf;
1.204 woonschepenligplaats
een op de verbeelding aangeduid vlak, bestemd voor het innemen van een ligplaats met een woonschip of woonark;
1.205 woonzorgcomplex
complex van (zelfstandige) woningen gericht op beschermd wonen met een zorg- en/of service-arrangement;
1.206 woonzorgvoorziening
een voorziening voor jongvolwassenen met één of meer beperkingen waar werken en wonen, begeleiding en verzorging op een duurzame wijze een eenheid vormen en die de betrokken jongvolwassenen in staat stelt op een zo zinvol mogelijke wijze deel te nemen aan de maatschappij;
1.207 woningsplitsing
het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen;
1.208 woonwagen
woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is of wordt geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.209 woonwagenstandplaats
standplaats, zijnde een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.210 woon-werkeenheid
een gebouw dat is gebouwd en feitelijk bestemd voor een combinatie van bedrijfsuitoefening en wonen, waarbij detailhandel en horeca zijn uitgesloten;
1.211 zelfstandige woningen
de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik die in functioneel opzicht zelfstandig is;
1.212 zijgevel
de zijdelingse gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg of water afgekeerde gevel, niet zijnde de voor- of achtergevel;
1.213 zolder
bovenste verdieping van een gebouw welke zich onder een hellend dak bevindt niet zijnde een bouwlaag;
1.214 zorggerelateerde detailhandel
detailhandel in medische en/of zorggerelateerde goederen, zoals bijvoorbeeld apotheken, opticiëns, audiciëns, leveranciers van medische hulpmiddelen, e.d;
1.215 zorggerelateerde dienstverlening
dienstverlening op medisch en/of zorggerelateerd gebied, zoals bijvoorbeeld bloedbanken, medische laboratoria, ambulancediensten, diëtisten, medische praktijken, paramedische instellingen, e.d;
1.216 zorggerelateerde kantoren
kantoren ten behoeve van bedrijven en instellingen die werkzaam zijn op het gebied van welzijn, gezondheidszorg en andere aan de zorg gerelateerde activiteiten, zoals bijvoorbeeld instellingen voor thuiszorg, instellingen voor gehandicaptenzorg, zorgverzekeraars, groothandels in farmaceutische producten, e.d;
1.217 zorgwoning
woning en/of wooneenheid ten behoeve van zorg aan en verpleging van een bijzondere groepering of instelling;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens, gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
2.2 Bebouwingspercentage
Een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend.
2.3 Bedrijfsvloeroppervlak
Alle inpandige ruimte die voor de individuele bedrijfsvoering benodigd is, waaronder in elk geval begrepen alle voor het publiek toegankelijke ruimten alsmede alle ruimten die uitsluitend voor personeel toegankelijk zijn, maar exclusief ruimte die collectief gebruikt wordt (zoals bezoekerspassages, expeditieruimtes, afvalopslag, etc.) alsmede exclusief constructieve elementen, trapgaten, vides, ruimten en/of voorzieningen zoals brandgangen, ruimten voor nutsvoorzieningen, stijgpunten ten behoeve van woningen of parkeervoorzieningen, etc.;
2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, antennes, technische installaties en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.6 Brutovloeroppervlak
- a. Algemeen: binnen de gevels van het bouwwerk inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften en toiletten, waarbij de oppervlaktes van de diverse bouwlagen bij elkaar opgeteld moeten worden;
- b. Detailhandel ondersteunende horeca: het voor publiek toegankelijke gedeelte binnen de gevels van het pand waarin de detailhandel is gevestigd inclusief de ruimte achter de kassa, maar exclusief opslagruimten en personeelsruimten.
2.7 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Daar waar een gevellijn staat aangegeven op de verbeelding wordt de goothoogte gemeten in de gevellijn.
2.9 Hoogte van een windmolen / -turbine
Vanaf het peil tot aan het middelpunt van de (wieken)as van de windmolen c.q. -turbine.
2.10 Overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, technische installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
2.11 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.12 Verkoopvloeroppervlak
De voor het publiek toegankelijke ruimte waar goederen zijn tentoongesteld en/of uitgestald ten behoeve van verkoop.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf - Gasdrukmeet- En Regelstation
4.1 Bestemmingsplanomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning - Molen
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Detailhandel
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Garage
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Gemengd
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Gemengd - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de tevens voor cultuurhistorische waarden bestemde bebouwing te slopen.
Artikel 13 Gemengd - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Gemengd - 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Groen
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Groen - Stadstuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Horeca
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Kantoor
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Maatschappelijk
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.3.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Recreatie - Volkstuin
21.1 Bestemmingsomschrijving
21.2 Bouwregels
21.3 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen binnen het bestemmingsvlak gelden per volkstuincomplex de volgende regels:
- a. ATV Essesteijn
- 1. per volkstuin mag één plantenkasje of gereedschapsberging worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 6 m²;
- 2. per volkstuin mag één tuinhuisje worden opgericht van maximaal 12 m²;
- 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
- b. VTV Mariahoeve
- 1. per volkstuin mag één plantenkasje of gereedschapsberging worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 8 m²;
- 2. per volkstuin mag één tuinhuisje worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 20 m²;
- 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
- c. VTV Arentsburgh
- 1. per volkstuin mag één gereedschapsberging worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 5 m²;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter.
- d. Volkstuinen langs Broekweg
- 1. per volkstuin mag één bijbehorend bouwwerk worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 12 m²;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 meter.
- e. ATV Tuinenlaan
- 1. per volkstuin mogen bergingen en/of tuinkasjes orden opgericht met een oppervlakte van maximaal 12 m²;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 meter.
- f. ATV Noordhey
- 1. per volkstuin mogen bergingen en/of tuinkasjes orden opgericht met een oppervlakte van maximaal 12 m²;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 meter.
- g. ATV Nicolaas Beetslaan
- 1. er zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.
- h. Volkstuincomplex Prinsenhof
- 1. er zijn 3 bijbehorende bouwwerken toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 45 m²;
- 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 meter.
- i. Moestuinvereniging De Lytse Dam
- 1. er zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan met uitzondering van tuinkasjes.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Sport
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
22.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Verkeer
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
23.3 Specifieke gebruiksregels
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Verkeer - Snelweg
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Verkeer - Spoorweg
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Verkeer - Verblijfsgebied
26.1 Bestemmingsomschrijving
26.2 Bouwregels
26.3 Specifieke gebruiksregels
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Water
27.1 Bestemmingsomschrijving
27.2 Bouwregels
27.3 Nadere bouwregels gebouw ten behoeve van een sprinklerinstallatie
In aanvulling op het bepaalde in 27.2.1 gelden voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een sprinklerinstallantie als bedoeld in artikel 27.2.1 sub b. de volgende regels:
- a. binnen het bestemmingsvlak mag ten hoogste één gebouw ten behoeve van een sprinklerinstallatie gebouwd worden;
- b. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van een sprinklerinstallatie mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
- c. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een sprinklerinstallatie mag niet meer bedragen dan 15,0 m².
27.4 Nadere bouwregels seizoensgebonden drijvende kunstijsbaan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 27.2.1, sub c, gelden de volgende bouwregels:
- a. (een) drijvend(e) ponton(s) met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een seizoensgebonden kunstijsbaan mag met inbegrip van de periode van op- en afbouw jaarlijks uitsluitend aanwezig zijn in de periode van 1 november tot en met 31 maart;
- b. de totale bebouwde oppervlakte van een seizoensgebonden kunstijsbaan met bijbehorende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1.500 m²;
- c. de bouwhoogte van een seizoensgebonden kunstijsbaan met bijbehorende voorzieningen mag, met inbegrip van op pontons geplaatste gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 9,00 meter.
27.5 Specifieke gebruiksregels
27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Winkelcentrum
28.1 Bestemmingsomschrijving
28.2 Bouwregels
28.3 Specifieke gebruiksregels
28.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 29 Wonen - Boerderij Met Appartementen
29.1 Bestemmingsomschrijving
29.2 Bouwregels
29.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aanvullend op het bepaalde in artikel 29.2 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van bouwwerken, in verband met:
- a. een goede ruimtelijke dan wel landschappelijke inpassing van bebouwing op het bouwperceel dan wel in het gebied;
- b. het behoud, herstel dan wel de versterking van de karakteristieken dan wel waarden van het gebied en/of van (de cultuurhistorische waarde van) de bebouwing;
- c. het concentratiebeginsel, waarbij de bebouwing zodanig wordt gesitueerd dat er sprake is van een functionele en/of ruimtelijke eenheid;
- d. de situering, gebruiksmogelijkheden en/of de (beperking van) bezonning van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- e. geluidaspecten, milieuaspecten, verkeersveiligheid en/of andere veiligheidsaspecten.
Het een ander met inachtneming van hetgeen in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is beschreven.
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.5 Specifieke gebruiksregels
29.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de tevens voor cultuurhistorische waarden bestemde bebouwing te slopen.
Artikel 30 Wonen - Gestapeld
30.1 Bestemmingsomschrijving
30.2 Bouwregels
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.4 Specifieke gebruiksregels
30.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
30.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Wonen - Grondgebonden
31.1 Bestemmingsomschrijving
31.2 Bouwregels
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.4 Specifieke gebruiksregels
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.4.1 ten behoeve van het vergroten van het vloeroppervlak tot een maximum van 65 m², mits er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking en in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, ook ten behoeve van de uitbreiding.
31.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de tevens voor cultuurhistorische waarden bestemde bebouwing te slopen.
Artikel 32 Leiding - Gas
32.1 Bestemmingsomschrijving
32.2 Bouwregels
32.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 32.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding en energieleveringszekerheid niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
32.4 Specifieke gebruiksregels
32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Leiding - Hoogspanning
33.1 Bestemmingsomschrijving
33.2 Bouwregels
33.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 33.2.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad. Alvorens toepassing te geven aan deze afwijking dient schriftelijk advies te worden gevraagd aan de leidingbeheerder.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 34 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 37 Leiding - Hoogspanningsverbinding
34.1 Bestemmingsomschrijving
34.2 Bouwregels
34.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 34.2.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient schriftelijk advies te worden gevraagd aan de leidingbeheerder.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Leiding - Riool
35.1 Bestemmingsomschrijving
35.2 Bouwregels
35.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 35.2.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad. Alvorens toepassing te geven aan deze afwijking, dient schriftelijk advies te worden gevraagd aan de leidingbeheerder.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Leiding - Water
36.1 Bestemmingsomschrijving
36.2 Bouwregels
36.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 36.2.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad. Alvorens toepassing te geven aan deze afwijking dient schriftelijk advies te worden gevraagd aan de leidingbeheerder.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 37 Waarde - Archeologie 1
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor:
- a. de bescherming van het archeologische Rijksmonument 'Forum Hadriani' en;
- b. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
37.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 20 cm beneden maaiveld;
- c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
37.3 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels de afgifte van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 37.2 indien:
- a. afwijking kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. aanvrager van de afwijking dient vooraf schriftelijk archeologisch advies in te winnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag;
- c. afwijking kan slechts worden verleend indien de aanvrager een door de minster verleende monumentenvergunning voor het bouwplan overlegt.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Waarde - Archeologie 2
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
38.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;
- c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
38.3 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels de afgifte van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 38.2 indien:
- a. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de onder a genoemde archeologische waarde door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad of mogelijke schade aan de archeologische waarde kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
- 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
- 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
- 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse voor de Archeologie in acht worden genomen.
38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 39 Waarde - Archeologie 3
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
39.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m²
- c. een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;
- d. een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 110 cm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (arc);
- e. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
39.3 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels
- a. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de onder a genoemde archeologische waarde door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad of mogelijke schade aan de archeologische waarde kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
- 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
- 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
- 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse voor de Archeologie in acht worden genomen.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 40 Waarde - Archeologie 4
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
40.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
- a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 2.000 m²;
- c. een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 100 cm beneden maaiveld;
- d. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
40.3 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 40.2 indien:
- a. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de onder a genoemde archeologische waarde door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad of mogelijke schade aan de archeologische waarde kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
- 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
- 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
- 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse voor de Archeologie in acht worden genomen.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 41 Waarde - Beschermd Stads- En Dorpsgezicht
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en/of de versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke en/of cultuurhistorische waarden.
De volgende gebieden zijn door de Minister aangewezen als rijksbeschermd dorpsgezicht:
- Oude Dorpskern Voorburg in 1971, besluit d.d. 22 november 1971;
- Sluiscomplex met sluisplein in 2004, besluit d.d. 12 december 2006;
- Landgoederenzone Voorschoten-Wassenaar-Leidschendam-Voorburg , besluit d.d. 16 november 2007.
41.2 Bouwregels
Op de gronden met deze bestemming gelden de volgende regels:
- a. de uitwendige hoofdvorm van bestaande bouwwerken - bepaald door de goothoogte, de bouwhoogte, de kapvorm, de dakhelling, de voorgevelbreedte, de gevelindeling, de bestaande bouwmassa en de bestaande uiterlijke verschijningsvorm - dient gehandhaafd te worden;
- b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient in de bestemmingsgrens en/of bouwgrens, die grenst aan het openbaar gebied of aan de weg, te worden gebouwd;
- c. de voorgevelbreedte van hoofdgebouwen mag ten hoogste gelijk zijn aan de perceelsbreedte;
- d. de goothoogte van hoofdgebouwen dient tenminste 75% van de aangegeven goothoogte te bedragen;
- e. per pand dient sprake te zijn van wisselende goot- en bouwhoogten;
- f. het is verboden hoofdgebouwen samen te voegen.
41.3 Afwijken van de bouwregels
41.4 Specifieke gebruiksregels
Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze of tot een doel ten gevolge waarvan de aanwezige ruimtelijk-historische - en/of cultuurhistorische waarden onevenredig worden aangetast.
41.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de tevens voor cultuurhistorische waarden bestemde bebouwing te slopen.
Artikel 42 Waarde - Cultuurhistorie
42.1 Bestemmingsomschrijving
42.2 Bouwregels
Op, dan wel in, deze gronden als bedoeld in artikel 42.1 mag niet worden gebouwd.
42.3 Afwijken van de bouwregels
42.4 Afwijken van de gebruiksregels
42.5 Specifieke gebruiksregels
Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze of tot een doel ten gevolge waarvan de aanwezige ruimtelijk-historische - en/of cultuurhistorische waarden en/of bebouwingselementen onevenredig worden aangetast.
42.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de tevens voor cultuurhistorische waarden bestemde bebouwing te slopen.
Artikel 43 Waarde - Cultuurhistorie Westbosch
43.1 Bestemmingsomschrijving
43.2 Bouwregels
Op, dan wel in, deze gronden als bedoeld in artikel 43.1 is het verboden te bouwen.
43.3 Afwijken van de bouwregels
43.4 Afwijken van de gebruiksregels
43.5 Specifieke gebruiksregels
Tot gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken op een wijze of tot een doel ten gevolge waarvan de aanwezige ruimtelijk-historische - en/of cultuurhistorische waarden en/of bebouwingselementen onevenredig worden aangetast.
43.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de tevens voor cultuurhistorische waarden bestemde bebouwing te slopen.
Artikel 44 Waterstaat - Waterkering
44.1 Bestemmingsomschrijving
44.2 Bouwregels
44.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 44.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad. Alvorens toepassing te geven aan deze afwijking dient schriftelijk advies te worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
44.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 45 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 46 Algemene Bouwregels
46.1 Bestaande maten
46.2 Parkeernormen
In geval van nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient de Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg te worden gehanteerd. Uitgangspunt is dat parkeervoorzieningen op eigen terrein gerealiseerd dienen te worden.
46.3 Woningsplitsing
Artikel 47 Algemene Gebruiksregels
47.1 Strijdig gebruik
Tot gebruik, strijdig met dit plan, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en/of stalling van (motor)voertuigen, vaartuigen, caravans en/of overige zaken, anders dan ten dienste van de bestemming en mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan ten dienste van de bestemming en mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorend bouwwerken en/of bijgebouwen ten behoeve van (permanente) bewoning;
- d. het niet in stand laten van een parkeervoorziening op eigen terrein welke is opgenomen in een verleende omgevingsvergunning t.b.v. van het realiseren van het op hetzelfde terrein gelegen hoofdgebouw;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk, mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
- f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
47.2 Woningsplitsing en kamerverhuur
Artikel 48 Algemene Aanduidingsregels
48.1 Overige zone - parkeergarage ondergronds
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding pg og (parkeergarage ondergronds) is een ondergrondse parkeergarage toegestaan.
48.2 Overige zone - parkeergarage half verdiept
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding pg hv (overige zone - parkeergarage half verdiept) is een halfverdiepte parkeergarage toegestaan.
48.3 Overige zone - waterberging park 070
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding wb070 (overige zone - waterberging park 070) dient minimaal 25 m³ waterberging te worden gerealiseerd in de vorm van aantoonbaar en beheersbare klimaatadaptieve vasthoudmaatregelen. In overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland wordt vastgesteld, op welke wijze vasthoudmaatregelen worden aangelegd.
48.4 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1
48.5 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2
48.6 Overige zone - verkeerstunnel - beschermingszone 1
48.7 Overige zone - verkeerstunnel - beschermingszone 2
48.8 Vrijwaringszone - molenbiotoop
48.9 Vrijwaringszone - landgoedbiotoop
48.10 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1
48.11 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2
48.12 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3
48.13 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 4
48.14 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 5
48.15 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 6
48.16 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 7
48.17 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 8
48.18 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 9
48.19 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 10
48.20 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 11
48.21 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 12
48.22 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 13
48.23 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 14
48.24 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 15
48.25 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 16
48.26 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 17
48.27 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 18
48.28 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 19
Artikel 49 Algemene Afwijkingsregels
49.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, indien en voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden alsmede de elders in dit plan beschreven ruimtelijke -, cultuurhistorische -, landschappelijke - en natuurwaarden, bevoegd af te wijken van:
- a. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten met ten hoogste 10%, mits dit in verband met het realiseren van de bestemming noodzakelijk is of indien door de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met direct aangrenzende percelen en/of bouwwerken: deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerder met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakte afwijkingen: uitgangspunt voor de afwijking is de normstelling zoals opgenomen in de bouwregels van hoofdstuk 2 van dit plan;
- b. de bestemmingsregels en toe te staan dat bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft met ten hoogste 10%;
- c. de bestemmingsregels en toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst, zend-, ontvang- en sirenemasten tot ten hoogste 40,00 meter.
49.2 Mantelzorg
Artikel 50 Algemene Wijzigingsregels
50.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan het plan te wijzigen in die zin dat de situering en/of begrenzing van op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en/of bestemmingsvlakken wordt gewijzigd indien:
- a. de oppervlakte van elk bouwvlak en/of bestemmingsvlak met niet meer dan 5% wordt vergroot dan wel verkleind;
- b. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer, railverkeer en/of industrielawaai op de gevel van geluidgevoelige objecten respectievelijk op de grens van geluidgevoelige terreinen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een daartoe verkregen hogere grenswaarde;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. ter plaatse voorkomende dan wel aan de betreffende gronden eigen cultuurhistorische-, landschappelijke-, botanische-, of ecologische waarden;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de woonsituatie;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de verkeersveiligheid;
- 6. de sociale veiligheid;
- 7. de aansluiting aan structurele groen- en/of waterelementen;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
50.2 Uitsluiten cumulatieve werking wijzigingsbevoegdheid
De wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 50.1 wordt niet toegepast voor het vergroten van de maximale omvang in m² bvo van artikel 28 toegestane functies en/of voorzieningen, wanneer daarmee sprake zou zijn van cumulatieve werking ten opzichte van het bepaalde in artikel 28.4.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 51 Overgangsrecht
51.1 Bouwwerken
51.2 Gebruik
Artikel 52 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De landelijke overheid werkt al enkele jaren aan de invoering van de Omgevingswet. De nieuwe wet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. ‘Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit' is het motto. De nieuwe wet zorgt voor minder en overzichtelijke regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming.
De Omgevingswet die, naar verwachting, per 1 januari 2022 in werking treedt vergt veel voorbereiding. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft ter voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet besloten om al haar huidige bestemmingsplan samen te voegen tot 2 bestemmingsplannen. Één voor het stedelijk gebied en één voor het landelijk gebied.
Dit bestemmingsplan omvat de kernen Leidschendam, Voorburg en Stompwijk en is conserverend van aard.
1.2 Herstelbesluit
Tegen het raadsbesluit ter vaststelling van het bestemmingsplan 'Stedelijk' van 22 februari 2022 is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroep heeft betrekking op de locatie kadastraal bekend gemeente Voorburg sectie E,nr 08694 (gedeeltelijk), plaatselijk gemerkt Burgemeester Feithplein 11 t/m 20, 95 en 94 t/m 110 in Voorburg.
Naast het beroep is de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Raad van State heeft op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in de voorlopige voorziening en heeft een gedeelte van het bestemmingsplan 'Stedelijk' geschorst (Uitspraak voorlopigevoorziening ECLI:NL:RVS:2022:2370). Hangende de bodemzaak is daarom voorliggend herstelbesluit ex. artikel 6.19 Awb opgesteld waarin de geconstateerde gebreken worden hersteld. In dit hoofdstuk is aangegeven op welke punten het bestemmingsplan gewijzigd is ten opzichte van het vastgestelde plan.
1.2.1 Motivering uitspraak voorlopige voorziening
Op 8 februari 2019 is door het college van Leidschendam-Voorburg een omgevingsvergunning verleend voor het transformeren van twee kantoorgebouwen naar 116 woningen, commerciële ruimten en horeca, inclusief bergingen in de bestaande stallingsgarage op het perceel kadastraal bekend gemeente Voorburg, sectie: E, nr.08694, plaatselijk gemerkt Burgemeester Feithplein 11 t/m 20, 95 en 94 t/m 110 in Voorburg.
Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Stedelijk' is aan de betreffende locatie de bestemming "Gemengd" met onder andere de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' toegekend. Daarnaast is aan de gronden geen aanduiding voor horeca toegekend.
De eigenaar en de gemeenteraad hebben de voorzieningenrechter verzocht om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak en zelf in de zaak te voorzien door ter plaatse van het bouwvlak voor de Grote Feith de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' te verwijderen en ter plaatse van het bouwvlak voor de Kleine Feith de aanduiding 'horeca t/m categorie 1' toe te voegen.
De voorzieningenrechter acht dit verzoek te verstrekkend voor deze procedure. Indien nodig zal in de bodemprocedure worden bezien of aan dit verzoek tegenmoet kan worden gekomen, waarbij onder meer zal worden betrokken of belangen van derden zich daar al dan niet tegen verzetten. De voorzieningenrechter wijst in dat verband op de mogelijkheid voor de raad om een besluit te nemen als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (zgn. herstelbesluit).
1.2.2 Aanpassingen naar aanleiding van uitspraak voorlopige voorziening
Naar aanleiding van de uitspraak (Bijlage 83) d.d. 16 augustus 2022 door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ( zijn onderstaande wijzigingen aangebracht.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Voorliggend bestemmingsplan betreft een nieuw bestemmingsplan voor het gehele stedelijk gebied van de gemeente Leidschendam-Voorburg. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de gemeentegrenzen van de gemeenten Den Haag en Wassenaar, de spoorlijn Den Haag - Leiden, de Duivenvoordecorridor, het Rijn - Schie kanaal (de Vliet) en de A4.
De dorpskern van Stompwijk wordt begrensd door de lintbebouwing langs de Dr. Van Noortstraat, het ‘Laantje van Kampen, de Jan Koenenweg en de Meer- en Geerweg (gedeeltelijk).
In de onderstaande afbeelding is het plangebied van het bestemmingsplan aangegeven.
Afbeelding 1: plangebied Stedelijk
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen En Overige Ruimtelijke Plannen
Voor het plangebied gelden momenteel 37 afzonderlijke ruimtelijke plannen*:
- 1. 'Beheersverordening 2017 Leidschendam-Voorburg, vastgesteld op 30 mei 2017 en in werking sinds 22 juni 2017, in deze verordening zijn de volgende bestemmingsplannen opgenomen:
- a. 'Amstelwijk 1989', vastgesteld op 19 juni 1989 en onherroepelijk sinds 1 november 1989;
- b. 'Damcentrum', vastgesteld op 6 juni 2005 en onherroepelijk sinds 7 juni 2007;
- c. 'Damlaan 34a', vastgesteld op 25 mei 2009;
- d. 'De Heuvel 2009', vastgesteld 22 februari 1961 en onherroepelijk sinds 11 juli 1961;
- e. 'De Rietvink', vastgesteld op 18 mei 2010 en onherroepelijk sinds 13 augustus 2010;
- f. 'Duivenvoordecorridor', vastgesteld op 5 september 2007 en onherroepelijk sinds 30 juli 2009;
- g. 'Paraplubepaling prostitutie Leidschendam-Voorburg', vastgesteld op 6 juni 2005;
- h. 'Paraplubepaling zend- en ontvanginstallaties Leidschendam-Voorburg', vastgesteld op 5 februari 2001;
- i. 'Veursestraatweg 1985', vastgesteld op 23 september 1985 en onherroepelijk sinds 12 maart 1986;
- j. 'Veursestraatweg 2007', vastgesteld op 2 oktober 2007 en onherroepelijk sinds 24 september 2009;
- 2. 'Bovenveen', vastgesteld op 12 juni 2012 en onherroepelijk sinds 7 september 2012;
- 3. 'Buytenhof', (wijzigingsplan Rustoord), vastgesteld op 7 april 2020 en onherroepelijk sinds 29 mei 2020;
- 4. 'Damlaan 4-12', vastgesteld op 27 maart 2012 en onherroepelijk sinds 6 juli 2012;
- 5. 'Damplein 2011', vastgesteld op 26 april 2011 en onherroepelijk sinds 22 juli 2011;
- 6. 'De Zijde-Duivenvoorde 2012, vastgesteld op 7 februari 2012 en onherroepelijk sinds
30 juli 2012; - 7. 'De Vlietoevers', vastgesteld op 11 april 2017 en onherroepelijk sinds 2 juni 2017;
- 8. 'Fonteinkerk Voorburg, vastgesteld op 22 september 2020 en onherroepelijk sinds 12 november 2020;
- 9. 'Goede Herderkerk', vastgesteld op 20 december 2016 en onherroepelijk sinds
10 februari 2017; - 10. 'Hethuis', vastgesteld op 12 juni 2018 en onherroepelijk sinds 10 augustus 2018;
- 11. 'Hendrik 4', vastgesteld op 15 augustus 2017;
- 12. 'Landelijk gebied Leidschendam 1978, vastgesteld op 12 juni 1978 en onherroepelijk sinds 25 juli 1978;
- 13. 'Leidschendam-Zuid', vastgesteld op 29 maart 2016 en onherroepelijk sinds 9 maart 2017;
- 14. 'Leidsenhage', vastgesteld op 15 september 2015 en onherroepelijk sinds 14 juli 2016;
- 15. 'Nieuw Damsigt', vastgesteld op 14 mei 2013 en onherroepelijk sinds 2 augustus 2013;
- 16. 'Nieuw Essesteijn', vastgesteld op 30 september 2014 en onherroepelijk sinds
19 december 2014; - 17. 'Nieuw Mariënpark', vastgesteld op 25 september 2012 en onherroepelijk sinds
20 juni 2013; - 18. 'Oosteinde-Parkweg', vastgesteld op 14 mei 2013 en onherroepelijk sinds 2 augustus 2013;
- 19. 'Oude dorpskern Voorburg 2011', vastgesteld op 13 september 2011 en onherroepelijk sinds 14 februari 2013;
- 20. 'Park070', vastgesteld op 10 juli 2018 en onherroepelijk sinds 14 september 2018;
- 21. 'Park Leeuwenberghlaan', vastgesteld op 17 september 2019 en onherroepelijk sinds 21 februari 2020;
- 22. 'Parnashofweg 53 I', vastgesteld op 6 juni 2017 en onherroepelijk sinds 4 augustus 2017;
- 23. 'Parnashofweg 53-IV', vastgesteld op 27 november 2018 en onherroepelijk sinds
8 februari 2019; - 24. Parnashofweg 53 WIII', vastgesteld op 19 februari 2019 en onherroepelijk sinds
18 april 2019; - 25. 'Prinsenhof 2011', vastgesteld op 13 september 2011 en onherroepelijk sinds
9 december 2011; - 26. 'Raadhuis', vastgesteld op 9 december 2014 en onherroepelijk sinds 22 oktober 2015;
- 27. 'Rotterdamsebaan', vastgesteld op 12 november 2013 en onherroepelijk sinds
21 februari 2014; - 28. 'Rustoord', vastgesteld op 15 december 2015 en onherroepelijk sinds 28 juli 2016;
- 29. 'Schakenbosch noord 2011', vastgesteld op 15 maart 2011 en onherroepelijk sinds
10 juni 2011; - 30. 'Stompwijk', vastgesteld op 15 november 2016 en onherroepelijk sinds 24 februari 2017;
- 31. ''t Loo', vastgesteld op 2 juli 2013 en onherroepelijk sinds 20 september 2013;
- 32. 'Veursestraatweg 135-137', vastgesteld op 26 april 2011 en onherroepelijk sinds
22 juli 2011; - 33. "Vliethaven', vastgesteld op 18 november 2020 en onherroepelijk sinds 28 mei 2021;
- 34. 'Voorburg Midden', vastgesteld op 26 maart 2013 en onherroepelijk sinds 28 juni 2013;
- 35. 'Voorburg Noord', vastgesteld op 1 oktober 2013 en onherroepelijk sinds 20 december 2013;
- 36. 'Voorburg West-Park Leeuwenbergh', vastgesteld op 11 oktober 2016 en onherroepelijk sinds 12 januari 2017;
- 37. 'Zürich locatie', vastgesteld op 26 april 2017 en onherroepelijk sinds 9 juni 2017;
* = zowel bestemmings- als wijzigingsplannen.
Met deze herziening wordt voor het stedelijk gebied één planologisch regime geschapen.
Naast het herzien van de geldende bestemmingsplannen zijn de verleende (uitgebreide) omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht eveneens in dit bestemmingsplan opgenomen.
1.5 Opbouw Van Het Plan
Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit en visie van het plangebied;
- In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau;
- In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden binnen de bestemming 'Wonen';
- In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden binnen de bestemmingen 'Kantoor en bedrijven';
- In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning';
- In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Centrum';
- In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden binnen de bestemming 'Maatschappelijk';
- In hoofdstuk 9 wordt nader ingegaan op de milieuaspecten;
- In hoofdstuk 10 wordt nader ingegaan op het cultureel erfgoed;
- In hoofdstuk 11 is opgenomen hoe de in het bestemmingsplan benoemde keuzes juridisch worden vormgegeven in de regels en op de verbeelding;
- Tenslotte wordt in hoofdstuk 12 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven. Hierbij wordt ingegaan op het overleg met andere partijen, de maatschappelijke en de financieel-economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke Kwaliteit En Visie Op Het Plangebied
2.1 Ruimtelijke Kwaliteit
2.1.1 Ontstaansgeschiedenis
De gemeente Leidschendam-Voorburg bestaat tegenwoordig voor ongeveer 50% uit verstedelijkt gebied en 50% landelijk gebied (afbeelding 1). Dit bestemmingsplan gaat over het stedelijk gebied, bestaande uit de kernen Voorburg, Leidschendam en Stompwijk. Tot het jaar 2002 waren enerzijds Voorburg en anderzijds Leidschendam en Stompwijk twee afzonderlijke gemeenten. Sinds de fusie zijn de kernen echter samengevoegd tot één gemeente.
Afbeelding 1, Stedelijk en landelijk gebied van de gemeente in 2020
2.1.2 Bestaande situatie
Tegenwoordig strekt het stedelijk gebied zich uit vanaf de Trekvliet aan de westzijde tot en met Schakenbosch aan de westzijde van de gemeente. Het gebied bestaat volledig uit bebouwing met de daarbij behorende wegen, pleinen en groenvoorzieningen zoals parken, sportvelden, volkstuinen e.d. Grote braakliggende terreinen komen hier niet meer voor.
2.2 Visie Op Het Stedelijk Gebied
2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
De bebouwde kom van Leidschendam en Voorburg bestaat uit bebouwd stedelijk gebied met bijbehorende onbebouwde terreinen zoals parken, sportvelden, volkstuinen e.d. Ook de dorpskern van Stompwijk is binnen de grenzen van de kern bebouwd gebied met sportterreinen aan de randen.
Sinds het nieuwe millennium bestaat de gemeente voor circa 50% uit stedelijk- en 50% uit landelijk gebied. Omdat in het landelijk gebied niet mag worden gebouwd, heeft de gemeente geen mogelijkheden meer om grote stadsuitbreidingen - zoals het in de jaren ’60 gebouwde Leidschendam Noord - tot stand te brengen.
Dat betekent niet dat sinds die tijd geen ruimtelijke ontwikkelingen meer hebben plaats gevonden. Ook binnen een bestaande stad voltrekken zich nieuwe ontwikkelingen doordat bijvoorbeeld kantoor- of schoolgebouwen verouderd raken, niet meer voldoen aan moderne eisen en worden verbouwd, worden gesloopt en/of vervangen door nieuwbouw.
In de tijd waarin dit bestemmingsplan geldig zal zijn, zal het grootste deel van het stedelijk gebied naar alle waarschijnlijkheid ongewijzigd blijven. Hier bevinden zich gebouwen, parken, verkeerswegen e.d. die voldoen aan de gebruikswensen. Ook zullen in deze periode weer nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden binnen de bestaande stad, waarbij op verschillende locaties waar dat noodzakelijk is, projecten worden geïnitieerd voor bijvoorbeeld woning- of scholenbouw. Dit bestemmingsplan is hier voor zover mogelijk op afgestemd.
De recente herontwikkelingen in het stedelijk gebied (zie ook: Ontstaansgeschiedenis) zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Ook toekomstige ontwikkelingen waarvoor al een ruimtelijk kader of een spelregelkaart is zijn vastgesteld, of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend maar die nog niet zijn gerealiseerd, zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.
Nieuwe ontwikkelingen die nog verkeren in een voorbereidend stadium, zijn nog niet juridisch vastgelegd in dit bestemmingsplan. Wel worden deze ontwikkelingen al beschreven in deze toelichting (zie ook: 2.2.8 Nieuwe ontwikkelingen). Doordat het stedelijk plangebied voor het grootste deel in de huidige vorm wordt vastgelegd en slechts een deel van de nieuwe ontwikkelingen is opgenomen in de juridische regels is het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard. Daarnaast biedt het plan beperkt enige flexibiliteit, bijvoorbeeld voor aan- en uitbouwen binnen de woonbestemming, om de gebruikswaarde binnen ruimtelijk acceptabele grenzen te optimaliseren.
De ruimtelijke structuur van het stedelijk gebied wordt gekenmerkt door de opbouw langs het stelsel van langgerekte weg-, groen-, en waterverbindingen, in eerste instantie parallel aan de kust en aan de Vliet, later aangevuld met dwarsverbindingen. Binnen dit stelsel is de bebouwing, met de bijbehorende onbebouwde gebieden voor het groen, de woonstraten e.d. ontwikkeld. Doordat de bebouwing binnen dit stelsel van verbindingen in verschillende tijdvakken tot stand is gekomen, zijn kenmerkende verschillen in bebouwingstypologie ontstaan.
De verbindingen hebben elke een eigen identiteit en verschijningsvorm, zoals de Vliet met de cultuurhistorische waarden en groene oevers, de centrale groenzone als verbindende groene allee en de Bachlaan als voorzieningen-as. Ook de bebouwde gebieden, die binnen dit stelsel tot stand zijn gekomen, hebben vooral door de verschillende tijdvakken van realisering, specifieke kenmerken en kwaliteiten. De ruimtelijke diversiteit die hierdoor is ontstaan, vormt een specifieke kwaliteit van de bestaande stedelijke structuur als geheel. Ook de verschillende delen van de structuur, de structuur bepalende verbindingen en de bebouwde en onbebouwde gebieden daar binnen, hebben voldoende kwaliteiten in zich die het behouden waard zijn. De aanwezige ruimtelijke kwaliteiten vormen de reden om het gebied grotendeels in de huidige vorm te bestemmen, met in grote lijnen het behoud van de stedenbouwkundige structuur, het stratenpatroon, de water- en groenstructuur en de bebouwingsstructuur. Dit bestemmingsplan “Stedelijk” vervangt een groot aantal (kleinere) bestemmingsplannen waarin de waarde van voor- en naoorlogse wijken veel uitvoeriger is beschreven. Waardevolle wijken met architectuurhistorische kwaliteiten krijgen een plek in de nog op te stellen gemeentelijke omgevingsvisie.
Het grootste deel van het stedelijk gebied zal zoals vermeld gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan ongewijzigd zal blijven. Dit betreft de bebouwde en onbebouwde delen van de stad die ruimtelijk en functioneel voldoen, waardoor hier geen aanleiding bestaat tot aanpassing van de structuur. Die delen van het stedelijk gebied in de huidige vorm vastgelegd. Indien ontwikkelingen wel aan de orde zijn, wordt er terdege rekening gehouden met bestaande kwaliteiten. Ook de gemeentelijke Welstands- en Monumentencommissie ziet hierop toe.
Daarnaast betekenen de ambities uit de structuurvisie dat delen van de structuur in aanmerking komen voor versterking van het bestaande of voor transformatie. De structuurvisie (Bijlage 3) geeft daarvoor de richting aan door middel van drie ambities:
- versterken van de groene woonstad (wonen en maatschappelijke voorzieningen, groen, water en openbare ruimte, cultuurhistorie en duurzaamheid en leefbaarheid);
- verbeteren van de economische kansen en voorzieningenstructuur;
- beter benutten en verbeteren van de (regionale) bereikbaarheid (mobiliteit en bereikbaarheid).
De ambities zijn in de structuurvisie uitgewerkt tot opgaven voor het stedelijk gebied. Dit betreft:
- behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit;
- versterken van de groene woonstad door aanvulling van de woningvoorraad en versterking van de groenstructuur:
- verbeteren van de economische kansen en de voorzieningenstructuur;
- bereikbaarheid van het stedelijk gebied.
2.2.2 Ruimtelijke kwaliteit - opgaven in het bestemmingsplan
2.2.3 Wonen
2.2.4 Winkels, horeca, kantoren en bedrijven
Winkels en horeca
Het beleid voor detailhandel en horeca is vooral gericht op het behouden en waar mogelijk versterken van de vier hoofdcentra, met de volgende positionering (afbeelding 52):
- Westfield Mall of the Netherlands, bovenregionaal centrum voor recreatief winkelen;
- De Julianabaan, het centrum voor Voorburg met optimaal bezoekgemak en een zeer compleet aanbod aan frequent benodigde artikelen en diensten;
- Huygenskwartier, aantrekkelijk verblijfsgebied voor aankopen voor de directe omgeving en met regionale specialisten;
- Leidschendam Centrum, een gebied met een dubbel profiel. Enerzijds een compact en volwaardig dagelijks boodschappencentrum met nadruk op het verscluster voor de directe omgeving, anderzijds een aantrekkelijke dag- en avond horecalocatie aan de Vliet voor een breed publiek;
- Overige locaties, ondersteunend aan de hoofdcentra.
Afbeelding 52, positionering 4 hoofdcentra
Westfield Mall of the Netherlands
Het stedelijk gebied omvat vier grote centra. "Westfield Mall of the Netherlands" (voorheen Leidsenhage) is veruit het grootste winkelgebied. Het winkelcentrum is ingrijpend vernieuwd en uitgebreid. Het accent ligt hoofdzakelijk op recreatief en een zeer compleet aanbod qua winkels plus dag- en avondhoreca.
Het bestemmingsplan Leidsenhage vormde de juridische basis voor de gerealiseerde uitbreiding en vernieuwing. Dit plan is en is onherroepelijk sinds 14 juli 2016 en is integraal verwerkt in dit bestemmingsplan voor het stedelijk gebied.
De Julianabaan
Het winkelgebied "De Julianabaan" heeft een sterke positie in Voorburg. Deze positie heeft het centrum onder andere te danken aan het complete aanbod, de goede ligging en de bereikbaarheid. Door het type aanbod en de nabijheid van Westfield Mall of the Netherlands kan het economisch functioneren van ‘De Julianabaan’ onder druk komen te staan.
Daarom is het van belang dit Voorburgse winkelcentrum aantrekkelijk te houden. Belangrijke voorwaarden hiervoor zijn en blijven, een gemakkelijk en comfortabel bezoek, onder andere door een goede bereikbaarheid en parkeervoorzieningen dicht bij de winkels, een compacte opzet van het winkelgebied, publiekaantrekkende winkels en horeca en een uitnodigende verblijfsomgeving.
Daarom is gewerkt aan ideeën om "De Julianabaan" toekomstbestendig te maken op basis van deze voorwaarden. Tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan waren de ideeën nog niet volledig uitgekristalliseerd. Daarom zijn in dit bestemmingsplan voor het winkelgebied nog de bestaande bestemmingen opgenomen volgens het bestemmingsplan Voorburg Midden dat onherroepelijk is sinds 28 juni 2013.
Huygenskwartier / Oude Dorpskern Voorburg
Het Huygenskwartier is ontstaan vanuit de historische kern Oud Voorburg. Het is de gemeentelijke ambitie om het bijzondere en hoogwaardige karakter van het historische centrumgebied verder te benutten, zodat het gebied aantrekkelijk blijft voor zowel de lokale inwoners als de regionale bezoekers. De basis is dat de inwoners uit de directe omgeving boodschappen kunnen doen bij de lokale specialist, kunnen winkelen bij luxere winkels en terecht kunnen bij de horeca. Daarbij zijn de regionale consumenten, toeristen en recreanten belangrijke aanvullende bezoekers.
Met het oog daarop is tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan gewerkt aan een plan om het centrumgebied zowel qua economisch functioneren als qua belevingswaarde een impuls te geven. Dat plan omvat de herontwikkeling van het vroegere gemeentekantoor (Herenstraat 42) en de nabij gelegen supermarkt (Hoogvliet). Het doel is een ruimere supermarkt, verbetering van de parkeervoorziening en toevoeging van gevarieerd vormgeven woningbouw van een maat en schaal die past bij de kleinschaligheid van de Oude Dorpskern.
Omdat dit plan nog in voorbereiding was (zie ook: 2.2.8 Nieuwe ontwikkelingen), is het nog niet opgenomen. In dit bestemmingsplan stedelijk gebied zijn nog de bestemmingen opgenomen uit het bestemmingsplan Oude Dorpskern dat onherroepelijk was sinds 15 mei 2013.
Leidschendam Centrum
In dit centrum zijn het vooral twee kenmerken die kansrijk zijn om verder te versterken, het dagelijks boodschappencluster van hoogwaardige versspeciaalzaken aan de Damstraat en het verblijfsgebied rond de Vliet. Het boodschappencluster kan een verzorgingsfunctie hebben voor de inwoners uit de directe omgeving. Het verzorgingsgebied is groot genoeg voor een volwaardig boodschappenaanbod. Inwoners hoeven dan niet naar de op wat verdere afstand gelegen Westfield Mall of the Netherlands.
Het gebied rond de sluis is de enige locatie waar de sluis centraal ligt in het centrumgebied en daarmee een toegevoegde belevingswaarde heeft voor het centrum. De combinatie van de deels historische bebouwing en de oude sluis vormt een zeer aantrekkelijke omgeving om te verblijven en recreëren.
Voor het sluisgebied is het bestemmingsplan 'Damplein' onherroepelijk sinds het jaar 2011. De winkel- en horecabestemmingen uit dit plan zijn opgenomen in dit bestemmingsplan voor het stedelijk gebied.
Overige centra
Het detailhandelsbeleid is erop gericht de hoofdcentra gevuld en aantrekkelijk te houden. Daarom wordt terughoudend omgegaan met nieuwe detailhandels- en horecaontwikkelingen buiten deze vier centra. Daarom vallen de detailhandels- en horecafuncties buiten deze centra onder gemengde doeleinden bestemmingen, waardoor naast deze functies ook ander gebruik mogelijk is.
Een uitzondering vormt de supermarkt in Stompwijk die een belangrijke functie vervult voor de leefbaarheid in het kern. Het is de enige plek in het dorp waar de inwoners de dagelijkse boodschappen kunnen doen. Daarom heeft dit winkelpand de bestemming 'Gemengd'.
Kantoren
De kantoren aan de Charlotte van Pallandtlaan en de Veurse Achterweg (Fugro) waren tijdens de voorbereiding van dit bestemmingsplan nog volledig in gebruik. De kantoorbestemmingen voor deze panden is gehandhaafd in dit bestemmingsplan.
Sinds het onderzoek naar economische functies is uitgevoerd in 2018, zijn de meeste grote kantoren (>1.000 m²) buiten gebruik geraakt. Zo is het grootste kantoor, het voormalige gebouw van het Centraal Bureau voor de Statistiek aan de Prinses Beatrixlaan, in datzelfde jaar nog gesloopt.
Verbetering van de economische kansen vormt echter één van de opgaven uit de structuurvisie. Het doel voor de toekomstige economische ontwikkeling van Leidschendam-Voorburg is daarom dat de gemeente kwantitatief ruimte voor economische bestemmingen houdt én de gemeente ontwikkelingsruimte biedt voor kwalitatieve versterking van gemengde werkmilieus.
Door ontwikkelingsgericht transformatiebeleid kan de gemeente transformaties binnen het bestaande stedelijke gebied laten bijdragen aan zowel de vernieuwing van de voorraad economische locaties als aan de regionale woonopgave.
Dit transformatie beleid is erop gericht de ontwikkeling van economische functies zoveel mogelijk te concentreren op knooppunt en centrumlocaties.
De knooppunt-locaties bij de halteplaatsen van het openbaar vervoer of bij knooppunten van doorgaande wegen (afbeelding 53) zijn:
- De stations Laan van NOI, Voorburg ’t Loo, Leidschendam-Voorburg, Voorburg (centraal) en Mariahoeve;
- De locatie Overgoo.
De centrum-locaties zijn:
- Oud Voorburg / Huygenskwartier;
- Leidschendam Centrum;
- De Julianabaan;
- Westfield Mall of the Netherlands.
Afbeelding 53, knooppunten en centrumlocaties
Voor de locaties Klein Plaspoelpolder en Overgoo wordt in het kader van de transformatieopgave gewerkt aan plannen ter realisering van een gemengd woon- en werkmilieu (zie ook: 2.2.8 Nieuwe ontwikkelingen).
Het bestemmingsplan voor de transformatie van Klein Plaspoelpolder was al in ontwikkeling voordat het bestemmingsplan stedelijk gebied is gestart. Economische functies voor de Klein Plaspoelpolder zijn opgenomen in dit bestemmingplan. De herontwikkeling van Overgoo was niet voldoende uitgewerkt om in het bestemmingsplan stedelijk gebeid op te kunnen nemen.
De twee vroegere kantoortorens aan het Burgemeester Feithplein in Voorburg nabij winkelcentrum "De Julianabaan", worden omgebouwd tot appartementen en enkele publiekgerichte functies in de "plint", deels voor economische activiteiten, in dit geval niet zijnde kantoren. Ook voor het kantoorgebouw op de hoek van de Koningin Julianalaan en de Uhlenbeckstraat, bij "De Julianabaan" wordt een plan voorbereid met economische functies in de plint. Bij beide projecten gaat het om het “inbouwen” van de woningen in de bestaande bouwmassa plus een optopping.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is er rekening mee gehouden dat de huurders van het kantoorgebouw aan het Stationsplein in Voorburg (circa 9.000 m²), één van de belangrijkste knooppunt-locaties, mogelijk uit het pand zouden gaan vertrekken. Of het gebouw in de toekomst geheel als kantoor zou kunnen blijven, was niet bekend. Derhalve is de kantoorbestemming voor dit gebouw vooralsnog gehandhaafd.
Ook het kantoor op de hoek van de Noordsingel, de Bachlaan en de Van Ruysdaellaan is steeds meer leeg komen te staan. Voor deze locatie direct tegenover the Mall wordt gewerkt aan een woningbouwplan gecombineerd met economische kantoor- c.q. diensten functies. Voor deze locatie is een ruimtelijk kader opgesteld en is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingsplan.
Bedrijven
Volgens de revitaliseringsstrategie bedrijventerreinen (Bijlage 6) heeft de gemeente de Economische Agenda Leidschendam-Voorburg 2017-2020 vastgesteld. Deze agenda geeft richting aan het economische profiel van de gemeente, die vijf bedrijventerreinen kent: De Star, Essesteijn, Huyssitterweg, Klaverblad en de Prinses Irenelaan.
De vijf bedrijventerreinen liggen verspreid in de gemeente, met Essesteijn en Prinses Irenelaan ingekapseld binnen het stedelijk weefsel tegen buurgemeente Den Haag aan, De Star aan de stadsrand nabij de Vliet, en Klaverblad en Huyssitterweg rond de kern van Stompwijk (afbeelding 54).
Afbeelding 54, bedrijventerreinen
De oppervlakte aan bedrijventerreinen is relatief klein, in totaal circa 9,2 hectare netto bedrijventerrein, niet meer dan 0,2% van de totale oppervlakte van Leidschendam-Voorburg, maar wel belangrijk voor de lokale en regionale economie. De terreinen bieden plaats voor 89 bedrijven en werk aan 827 personen. Het uitgangspunt is dan ook het behoud en laten floreren van deze bedrijventerreinen.
In dit bestemmingsplan zijn is de bedrijfsbestemming van deze bestaande bedrijvigheid gecontinueerd met de van toepassing zijnde milieucategorie.
In het stedelijk gebied zijn ook solitaire bedrijven gevestigd, vooral in de oudere delen van Voorburg. Kleinschalige bedrijvigheid in de woonomgeving kan positief zijn als deze bijdraagt aan brede werkgelegenheid, talentontwikkeling, levendigheid, sociale cohesie en diversiteit van de omgeving, maar negatief als daaruit onevenredige omgevingsinpact voortvloeit. Vandaar dat dit bestemmingsplan zware bedrijfsfuncties in de woongebieden uitsluit, maar gezien het belang van de werkgelegenheid is bestaande kleinschalige werkgelegenheid, passend binnen het woonmilieu, positief bestemd. Op enkele plekken in Voorburg komen verspreid liggende concentraties aan bedrijfspanden voor.
In Voorburg Noord bevonden zich oorspronkelijk veel bedrijven op de binnenterreinen aan de achterzijde van de woonbebouwing. In het kader van de stadsvernieuwing uit de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw is veel van de bedrijvigheid verplaatst naar daartoe aangelegde bedrijventerreinen, met name het terrein aan de Populierendreef. De bedrijvigheid aan de Van Alphenstraat is destijds gehandhaafd. Voor het (garage)bedrijf aan de Van Naeltwijckstraat is de bestemming 'Bedrijf' gehandhaafd.
In de noordwesthoek van Voorburg Noord, ingesloten door de spoorbaan en de Utrechtsebaan, bevindt zich de Tennet-centrale met de bestemming 'Bedrijf-Nutsvoorziening'. Ook voor de bedrijfsbestemming op het binnenterrein aan de Van Leijdenstraat is de bestemming 'Bedrijf' gecontinueerd.
In Voorburg West bevinden de qua omvang bescheiden bedrijven zich vooral in en rond het gebied Heeswijkstraat - Laan van Middendorp, veelal met het bedrijven op de eerste bouwlaag en woningen daarboven.
De menging van wonen een werken blijft toegestaan in die delen van het gebied, die van oudsher een gemengde opbouw hadden als deze geen substantiële hinder veroorzaken voor woningen en woonomgeving. In die panden zijn bedrijfsactiviteiten binnen de bestemming 'Gemengd' opgenomen.
Kenmerkend voor oude dorpskernen is dat deze een grote functiemenging kennen. Ook in de oude dorpskern van Voorburg is altijd plaats geweest voor bedrijvigheid. In de huidige situatie zijn de bedrijven gelokaliseerd aan het Zwarte pad en aan de achterzijde van de bebouwing aan de Wielemakersslop en de Parkweg, met name bedoeld voor kleine en/of startende bedrijven. De bedrijfsfunctie vallen respectievelijk onder de bestemmingen 'Gemengd 2, Gemengd 3' en 'Bedrijf'.
Op de hoek van de Einddorpstraat en de Laan van Haagvliet ligt een kleine bedrijvencluster met (oudere) bedrijfsbebouwing. De cluster ligt ingeklemd in het woongebied dat ten noorden van de Oude Dorpskern Voorburg ligt. Gezien deze ingeklemde ligging en de waardevolle omgeving met onder andere de Voorburgse keren het park Vreugd en Rust biedt dit klein bedrijfsgebied mogelijkheden voor omvorming tot een aantrekkelijk woongebied. In dat geval zouden de economische activiteiten echter verdwijnen. In dit bestemmingsplannen is de bedrijvigheid gehandhaafd door middel van de bestemmingen 'Gemengd' en 'Bedrijf'.
In de Adama van Scheltemastraat staat bedrijfsbebouwing die plaats biedt aan een garage. In het verleden hebben initiatiefnemers zich georiënteerd op herontwikkeling van deze bedrijfslocatie. Hierbij is mede van belang dat ideeën worden ontwikkeld voor het toekomstbestendig maken van het direct aangrenzende winkelgebied "De Julianabaan". Voor de bedrijfsbebouwing is het echter (nog) niet tot een uitgekristalliseerd plan gekomen. De bestaande bestemming 'Bedrijf' is dan ook gehandhaafd.
Op het binnenterrein Oosteinde - Loolaan bevindt zich oorspronkelijke bedrijfsbebouwing die voor andere doeleinden wordt gebruikt. Deze bebouwing heeft de bestemming 'Gemengd'.
In Leidschendam zijn slechts enkele solitaire bedrijven, waaronder twee garages, te vinden aan de Looierslaan en in de omgeving van de Oude Trambaan.
Voor de omvangrijke bedrijfsbebouwing aan de oostzijde van het stedelijk gebied rond de Parnashofweg (voormalige remisé van Connexxion) is gekozen voor omvorming tot het woongebied Vliethaven.
De bedrijvigheid in Stompwijk is geconcentreerd rond de kern op de twee bedrijventerreinen. Deze bedrijfsbestemmingen zijn gehandhaafd.
Verder is het binnen alle bestemmingen met een woonfunctie toegestaan om een beroep aan huis uit te oefenen, waarbij wel de woonfunctie centraal blijft staan. Het toegestane oppervlak bij het beroep aan huis is 40 m².
2.2.5 Voorzieningen
Onderwijs en kinderopvang
Ook de accommodaties voor het primair en secundair onderwijs zijn als ‘Maatschappelijk’ bestemd. Het stedelijk gebied omvat op verschillende plaatsen kinderdagverblijven en buitenschoolse opvanglocaties gevestigd. Deze zijn toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. Buitenschoolse opvang wordt steeds meer gecombineerd met een basisschool in een integraal kindcentrum (zoals bijvoorbeeld het IKC Heeswijk in Voorburg West).
Sport- en speelvoorzieningen
De sportvoorzieningen zoals het sportpark ’t Loo, Duivenvoorde en rond de kern van Stompwijk, zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Sport', waarbinnen ook maatschappelijke doeleinden gericht op sport en buurtactiviteiten zijn toegestaan. Ook de twee maneges (Esbi en Hestar) aan de Mauvelaan vallen onder de bestemming 'Sport'.
De meeste openbare ruimte is bestemd als 'Groen' of als 'Verkeer-Verblijfsgebied' waarbinnen het mogelijk is om speelvoorzieningen te realiseren. De grote speeltuin bij het Lienplantsoen is niet openbaar toegankelijk (speeltuinvereniging) en heeft bestemming 'Cultuur en ontspanning'.
Grote overdekte sportaccommodaties zijn Forum Kwadraat en sporthal Essesteijn in Voorburg en het sportcomplex De Fluit in Leidschendam.
Gezondheidszorg en welzijn
De voorzieningen gericht op gezondheidszorg en welzijn zijn opgenomen binnen de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Gemengd' of opgenomen binnen de beroep aan huis regeling.
Zo zijn bijvoorbeeld de apotheek en fysiotherapiepraktijk aan de Bachlaan onder de woningen opgenomen binnen de bestemming 'Gemengd'. Het medisch centrum in het vrijstaande gebouw aan de Koningin Julianaweg is als 'Maatschappelijk' bestemd. Binnen de woongebieden vallen de meeste praktijken onder de beroep aan huis regeling zoals deze is opgenomen binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen-1'.
Wijkgebouwen en zorginstellingen vallen onder de bestemming 'Maatschappelijk' of onder een gemengde doeleinden bestemming, dit is afhankelijk van de bouwwijze, vrijstaand of gecombineerd met andere (woon)functies.
Naast de poliklinieken van het Reinier de Graaf ziekenhuis (Diaconessenhuis) in Voorburg West bevindt zich nog één ziekenhuis in de gemeente Leidschendam-Voorburg, het HMC Antoniushove aan de Burgemeester Banninglaan in Leidschendam. Het ziekenhuis heeft ook de bestemming 'Maatschappelijk' met een specifieke aanduiding als ziekenhuis.
In het bestemmingsplan ‘De Zijde-Duivenvoorde’, sinds 2012 onherroepelijk, waren aan twee zijden van het ziekenhuis de mogelijkheid opgenomen om het gebouw uit te breiden. De uitbreidingen zijn inmiddels gerealiseerd en verwerkt in dit bestemmingsplan. Het resterende terrein van het Reinier de Graaf ziekenhuis in Voorburg West is aangewezen als herontwikkelingslocatie (zie ook: 2.2.8 Nieuwe ontwikkelingen).
Kerken
De kerken die nog in gebruik zijn hebben de bestemming 'Maatschappelijk'. Dit geldt ook voor de kerken die leeg staan en waarvoor nog geen nieuwe functie is gevonden. Dit maakt het mogelijk het gebouw voor een andere maatschappelijke en/of religieuze functie te hergebruiken, totdat eventueel voor een andere bestemming zou worden gekozen, bijvoorbeeld voor een woonbestemming zoals bij de Fonteinkerk in Voorburg.
Cultuur
Het meest opvallende gebouw met een culturele bestemming is de buitenplaats Hofwijck (Westeinde nr. 2). Het gebouw met de omliggende tuin, is het voormalige buitenverblijf aan de Vliet van Constantijn Huygens (beroemd staatsman en wetenschapper uit de 17e eeuw). De buitenplaats is in 1641 gesticht is één van de belangrijkste monumenten uit onze Gouden Eeuw. In het buitenhuis bevindt zich het Huygensmuseum. Het buitenhuis en het poortgebouw aan het Westeinde hebben de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. De omliggende tuin heeft de bestemming 'Groen' met de aanduiding "Park".
2.2.6 Verkeer
2.2.7 Groen
2.2.8 Nieuwe ontwikkelingen
Het grootste deel van het stedelijk gebied zal, in de tijd dat dit bestemmingsplan geldig is, waarschijnlijkheid ongewijzigd blijven. Op sommige locaties in de bestaande stad zullen echter ook eer nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden waar dat noodzakelijk is, bijvoorbeeld woning- of scholenbouw. Dit bestemmingsplan is hier voor zover mogelijk op afgestemd.
Ontwikkelingen waarvoor een ruimtelijk kader of een spelregelkaart is vastgesteld, of al een omgevingsvergunning is verleend, maar die nog niet zijn gerealiseerd, zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.
Nieuwe ontwikkelingen die nog verkeren in een voorbereidend stadium, zijn nog niet planologisch-juridisch vastgelegd in dit bestemmingsplan. Wel worden deze ontwikkelingen per locatie beschreven.
Hoofdstuk 3 Algemeen Beleid
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor onderhavige plangebied relevante ruimtelijk beleid op Europees, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleidskader vormt de formele basis voor eventuele ontwikkelingen in het plangebied en is daarnaast een onderbouwing voor de beleidskeuzes die in het plan zijn gemaakt.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. De NOVI moet Nederland voorbereiden op de grote uitdagingen die de komende jaren opgepakt moeten worden. Internationale tot lokale ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering zijn voorbeelden van deze opgaven. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige keuzes. Ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed.
Het combineren van al deze opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. De verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, inhoudelijke keuzes kunnen in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. De NOVI moet Nederland houvast bieden om keuzes voor de leefomgeving sneller en beter kunnen maken.
De NOVI is opgesteld als voorbereiding op de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. In de NOVI zijn vier landelijke prioriteiten vastgesteld, aan de hand van deze prioriteiten is een toekomstperspectief voor 2050 vastgesteld en brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. De vier prioriteiten zijn:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De Nationale Omgevingsvisie is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. Meer informatie te vinden in Bijlage 2.
3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) - Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Bij nieuwe stedelijke ontwikkeling dient het bevoegd gezag wettelijk verplicht om de ontwikkeling te motiveren aan de hand van drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Op 1 oktober 2012 is het Bro gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De actuele wetstekst van het Bro is te vinden via de website overheid.wetten.nl
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciaal Omgevingsbeleid
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het provinciale Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en -plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft men richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot één integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet.
De beleidskeuzes zijn opgenomen in de database van het provinciaal omgevingsbeleid. De actuele keuzes zijn digitaal raadpleegbaar via de website van de provincie Zuid Holland.
De Zuid-Hollandse omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn per 1 april 2019 in werking getreden.
3.2.2 Provinciale Omgevingsvisie
De Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 20 februari 2019 de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en de 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' vastgesteld. Beiden zijn op 1 april 2019 in werking getreden en opgesteld in het kader van de Omgevingswet die in 2021 in werking treedt. Het beleid is gericht op het realiseren van maatschappelijke belangen en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.
De omgevingsvisie benoemt voor de provincie de visie, ambities en opgaven voor de provincie Zuid-Holland. De omgevingsvisie bevat zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving:
- naar een klimaatbestendige delta;
- naar een nieuwe economie: the next level;
- naar een levendige meerkernige metropool;
- energievernieuwing;
- best bereikbare provincie;
- gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Naast de zes ambities stelt de provincie in de omgevingsvisie 12 provinciale opgaven voor de omgevingskwaliteit vast. De provincie werkt bij deze opgaven samen met andere overheden en maatschappelijke partners. De 12 provinciale opgaven omgevingskwaliteit zijn: Landschap en cultuurhistorie, Gezondheid en veiligheid, Natuur en recreatie, Ruimte en verstedelijking (de bebouwde ruimte beter benutten), Wonen, Bodem en ondergrond, Cultuurparticipatie en bibliotheken, Klimaatadaptie, Zoetwater en drinkwater, Bereikbaarheid, Regionale economie en Energievoorziening.
Ook het programma Ruimte en de Kwaliteitskaart zijn onderdeel van de omgevingsvisie van de provincie Zuid - Holland. Het programma Ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. Daarbij gaat het om locatie specifieke of de programmatische invulling van beleidsbeslissingen uit de Omgevingsvisie. Om aan te geven wat de provincie verstaat onder gebiedskwaliteit is een integrale Kwaliteitskaart opgenomen in de Omgevingsvisie. Deze integrale Kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen:
- 1. Laag van de ondergrond. De grondslag van de provincie en de natuurlijke (landschapsvormende) processen;
- 2. Laag van de cultuur-en natuurlandschappen. De laag van het zichtbare landschap en (grondgebonden) nut;
- 3. Laag van de stedelijke occupatie. De steden en dorpen en hun onderlinge netwerken;
- 4. Laag van de beleving. De identiteit en (recreatieve) beleving.
De kwaliteitskaart bevat de belangrijkste kenmerken (richtpunten) van een gebied. Karakteristiek voor Zuid-Holland zijn de delta-, veen-, rivieren- en kustlandschappen. Deze moeten herkenbaar blijven. Een richtpunt beschrijft hoe de provincie Zuid-Holland kwaliteit van een gebied bij nieuwe ontwikkelingen wil behouden of versterken. Bij aanpassingen in het landschap moet rekening gehouden worden met deze richtpunten. Een plan dat de kwaliteiten van een gebied versterkt is in ieders belang.
Per laag is een aantal specifieke richtpunten aangegeven waar bij de ontwikkeling van een gebied rekening moet worden gehouden. Uitgangspunt daarbij is dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, zolang er sprake is van behoud of versterking van de gedefinieerde ruimtelijke kwaliteit in de Kwaliteitskaart (ja, mits-beleid). Dit beleid geldt zowel voor het stedelijk als het landelijk gebied.
3.2.3 Provinciaal Omgevingsprogramma
Het Omgevingsprogramma is een provinciaal beleidsinstrument. Net als de provinciale omgevingsvisie is een programma zelfbindend voor het bestuursorgaan dat het vaststelt, in dit geval Gedeputeerde Staten van Zuid Holland. Anders dan een omgevingsverordening is een programma dus niet direct bindend voor een lagere overheid of voor burgers.
De provincie Zuid Holland vindt het belangrijk om de ontbrekende schakels en verwachte toekomstige capaciteitsverruimingen in het infrastructuurnetwerk ruimtelijk te reserveren. Deze ruimtelijke reserveringen betreffen mogelijke oplossingen voor verwachte toekomstige knelpunten. Of en wanneer knelpunten optreden hangt echter af van de autonome groei van het verkeer en demografische, ruimtelijke- en economische ontwikkelingen (in de omgeving).
In het provinciaal Omgevingsprogramma (geconsolideerde versie 7 augustus 2021) is een reservering opgenomen ten behoeve van:
- Capaciteit spoor Den Haag – Gouda, viersporigheid incl. station Bleizo.
Een reservering betekent daarbij niet dat het aanpassen van deze aansluitingen beleidsmatig wenselijk is, nut en noodzaak van ieder afzonderlijk project is nog niet bewezen. Het zijn niet enkel provinciale reserveringen. Er staat ook een aantal reserveringen van rijksinfrastructuur en een enkel gemeentelijk tracé op de lijst. Projecten die in uitvoering zijn of onherroepelijk zijn (Tracébesluit, Provinciaal inpassingsplan of gemeentelijk bestemmingsplan) staan niet (meer) op deze lijst. Het doel van de ruimtelijke reserveringen is om te zorgen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige schakels en capaciteitsuitbreidingen en de hiervoor benodigde ruimte. Op deze manier tracht de provincie ze niet onmogelijk te maken.
Het ontwerpbestemmingsplan “Stedelijk” is op 28 april 2021 in het kader van het wettelijk vooroverleg en op 24 juni 2021 vanwege het ontwerpplan voorgelegd aan de provincie Zuid Holland. In beide procedures is er niet door de provincie gereageerd op de aangeleverde documenten. Gedurende de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Stedelijk” (25 juni t/m 5 augustus 2021) heeft de provincie Zuid Holland ook geen zienswijze ingediend.
De door de provincie Zuid Holland opgenomen reservering voor het baanvak Den Haag – Gouda is derhalve, nu daartoe geen noodzaak of verplichting bestaat, niet overgenomen in het bestemmingsplan “Stedelijk”.
3.2.4 Provinciale Omgevingsverordening
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan de Omgevingsverordening er één is. De Omgevingsverordening Zuid - Holland stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. De inhoud is van toepassing op de fysieke leefomgeving en activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, waarbij een provinciaal speelt. De provincie heeft in de Omgevingsverordening Zuid - Holland daarom onder meer regels opgenomen over activiteiten in de fysieke leefomgeving, zoals bodemsanering en flora- en fauna-gerelateerde activiteiten, de leefomgevingskwaliteit en instructieregels aangaande gemeentelijke bestemmingsplannen. Zo worden er bijvoorbeeld voorwaarden gesteld aan bestemmingsplannen welke de ontwikkeling van bedrijven of kantoren mogelijk maken of welke betrekking hebben op gebieden met een provinciaal belang, zoals langs provinciale vaarwegen of nabij landgoederen en kastelen.
Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ('AMvB Ruimte') van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan Provinciale Omgevingsverordeningen moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit de AMvB Ruimte, zoals regels over het Natuurnetwerk Nederland en de Romeinse Limes.
Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de provinciale omgevingsvisie, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma Ruimte. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017-2021
De Haaglandengemeenten vormen al jaren een gezamenlijke woningmarktregio. De regionale samenwerking op het gebied van 'wonen' is na het opheffen van het Stadsgewest Haaglanden voortgezet middels een bestuurlijke tafel Wonen met de negen Haaglandengemeenten.
Aan de hand van een gezamenlijk woningbouwprogramma willen de gemeenten zo goed en efficiënt mogelijk inspelen op zowel de kwalitatieve als kwantitatieve woningbehoeften van de regio Haaglanden. Een vast uitgangspunt daarbij is het zoveel mogelijk realiseren van de woonopgaven binnen bestaand stedelijke gebieden. Dit omwille van het in stand kunnen houden van de specifieke groene en blauwe kwaliteiten van de regio, die in belangrijke mate bijdragen aan het prettige woonklimaat van Haaglanden.
Qua toekomstige omvang van de regionale woningvoorraad streven de gemeenten er gezamenlijk naar om te voldoen aan de tot 2025 volgens de provinciale prognose (2016) verwachte behoefte van ruim 50.000 nieuwe woningen. Gemeenten kijken daartoe met name ook naar de mogelijkheden die leegstaande kantoren en leegstand op verouderde bedrijventerreinen biedt om nieuwe woningen toe te voegen. Daarnaast zal uiteraard ook nieuwbouw van woningen plaatsvinden.
3.3.2 Beleid Hoogheemraadschap van Delfland en Hoogheemraadschap van Rijnland
Voor de planperiode 2016-2021 zijn de Waterbeheerplannen 5 (WBP) van Delfland respectievelijk van Rijnland van toepassing. In dit plan geven de waterschappen aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water, klimaatadaptatie en gezond water.
Beide waterschappen hebben eigen keur- en beleidsregels die per 19 februari 2015 (Hoogheemraadschap van Delfland) en per 1 juli 2020 (Hoogheemraadschap van Rijnland) in werking zijn getreden. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.
Nieuwe ruimtelijke initiatieven moeten het watertoetsproces bij de waterschappen in een vroeg stadium doorlopen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het bestemmingsplan stedelijk gebied ligt binnen de beheersgebieden van beide waterschappen. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Tevens zijn zij in het kader van het vooroverleg op grond van de Wro betrokken bij het tot stand komen van het bestemmingsplan.
3.3.3 Regionale klimaat Adaptatie Strategie Haaglanden (RAS)
Haaglanden heeft de ambitie om in 2050 een klimaatbestendige internationale topregio te zijn (Regionaal Structuurplan 2020). Om deze ambitie te realiseren is het van belang om rekening te houden met veranderingen in de toekomst en om nu al de kansen te kunnen benutten die zich aandienen. De overheden in Haaglanden (9 gemeenten, 2 waterschappen en de provincie)hebben daarom gezamenlijk een Regionale AdaptatieStrategie (RAS) opgesteld, de RAS Haaglanden. De RAS Haaglanden geeft een beschrijving van de kwetsbaarheden van de gebieden Stad, Glas en Gras als gevolg van klimaatverandering. Per themagebied zijn de opgaven, strategieën en acties beschreven.
3.4 Gemeentelijk Beleid En Visies
In deze paragraaf is een overzicht opgenomen van alle vigerende gemeentelijke beleids- en visiedocumenten ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerpplan ‘Stedelijk . Het overzicht van vigerende gemeentelijke verordeningen is opgenomen in paragraaf 3.5.
3.4.1 Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012
In de strategische visie (2004) en in de structuurvisie Ruimte voor Wensen (2006) is een overkoepelende ambitie geformuleerd voor de gemeente als aantrekkelijke groene woonstad. Hoewel deze en vele andere oorspronkelijke ambities uit de structuurvisie 2006 overeind blijven, vertonen de ruimtelijke opgaven tussen 2006 en 2012 wel duidelijke nuanceringen en accentverschuivingen.
De integrale ruimtelijke opgaven zijn gericht op het versterken van de identiteiten van de gemeente, die te vinden zijn in drie ruimtelijke entiteiten: het stedelijk gebied, de Vlietzone en het buitengebied. Binnen deze kerngebieden willen we de ruimtelijke structuur verbeteren op basis van ruimtelijke kwaliteiten van de zogenoemde ‘identiteitsdragers’.
Met deze herijking van de structuurvisie brengen we wijzigingen en aanvullingen in bestaande opgaven en ambities in beeld en brengen we nieuwe kansen voor de ontwikkeling van onze gemeente naar voren. Met dit document schetsen we de ruimtelijke toekomstvisie voor de gemeente tot het jaar 2040.
Het beleidsdocument 'Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012' en het bijbehorende 'Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012' zijn vastgesteld op 25 september 2012.
3.4.2 Kompas voor de leefomgeving
De samenleving roert zich. Er is veel maatschappelijk initiatief. De mondiger wordende inwoner heeft ertoe bijgedragen dat de Omgevingswet in ontwikkeling is. Een van de veranderingen uit die Omgevingswet is meer ruimte geven aan maatschappelijk initiatief. In het najaar van 2017 is het ‘Toekomstbeeld–LV op de kaart’ vastgesteld. De kern van het Toekomstbeeld is de groene aantrekkelijke woongemeente met drie karakteristiek verschillende kernen. Dit vormt bij het opstellen van de omgevingsvisie dan ook een belangrijk uitgangspunt. De omgevingsvisie gaat dienen als integraal afwegingskader voor diverse projecten en initiatieven van bewoners, bedrijven en gemeente. De uitwerking wordt vertaald in programma, projecten en plannen.
Dit Kompas van de Leefomgeving geeft de uitgangspunten, de gemeentelijke doelen en de hoofdkeuzesweervoor de op te stellen Omgevingsvisie.
Het beleidsdocument 'Kompas voor de leefomgeving' is vastgesteld op 8 januari 2019.
3.4.3 Bedrijventerreinen
3.4.4 Bodem
3.4.5 Detailhandel
3.4.6 Duurzaamheid
3.4.7 Erfgoed
3.4.8 Wonen
3.4.9 Economie
3.4.10 Evenementen
3.4.11 Geluid
3.4.12 Groenstructuur
3.4.13 Grondzaken
3.4.14 Handhavingsbeleid
3.4.15 Horeca
3.4.16 Luchtkwaliteit
3.4.17 Maatschappelijke voorzieningen
3.4.18 Openbare ruimte
3.4.19 Recreatie en toerisme
3.4.20 Seks en drugs
3.4.21 Sociaal beleid
3.4.22 Sport
3.4.23 Verkeer en parkeren
3.4.24 Water
3.5 Gemeentelijke Verordeningen
Veel gemeentelijke verordeningen bevatten regels over de fysieke leefomgeving en reguleren activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Deze regels zullen uiteindelijk in het Omgevingsplan worden verwerkt.
De vigerende gemeentelijke verordeningen, welke betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, zijn te vinden via de website: overheid.nl.
3.6 Op Weg Naar De Gemeentelijke Omgevingsvisie
De gemeente stelt haar omgevingsvisie stap voor stap op. In 2019 is het Kompas van de Leefomgeving vastgesteld. Dit document geeft de 1e richting aan die we op willen. Het Kompas bevat doelstellingen, agendapunten en hoofdkeuzes. Als belangrijke tussenstap tussen het Kompas en de omgevingsvisie stellen we een aantal bouwstenen op.
De bouwstenen zijn een uitwerking van het Kompas en vormen de agenda voor de omgevingsvisie. De keuzes in het Kompas werken we in de bouwstenen verder uit. Deze bouwstenen zijn samen het complete verhaal die de toekomst van Leidschendam-Voorburg schetst. De 4 bouwstenen zijn:
- Groene woongemeente;
- Mobiliteit en bereikbaarheid;
- Economie en bedrijvigheid;
- Lokale energiestrategie & Transitievisie warmte.
In de bouwstenen is te lezen op hoe we kwaliteiten van de gemeente kunnen behouden en tegelijkertijd de keuzes voor de toekomst kunnen inpassen.
3.6.1 Bouwsteen Groene woongemeente
De bouwsteen 'Bouwsteen Groene woongemeente' is vastgesteld op 13 juli 2021.
3.6.2 Bouwsteen Economie en bedrijvigheid
De bouwsteen 'Bouwsteen Economie en bedrijvigheid' is vastgesteld op 10 november 2021.
3.6.3 Bouwsteen Mobiliteit en bereikbaarheid
De bouwsteen 'Bouwsteen Mobiliteit en bereikbaarheid' is vastgesteld op 10 november 2021.
3.6.4 Bouwsteen Lokale energiestrategie & Transitievisie warmte
De bouwsteen Lokale energiestrategie en transitievisie warmte is vastgesteld op 7 december 2021 en bestaat uit de documenten 'Bouwsteen Lokale Energie Strategie' en BouwsteenTransitievisie Warmte'.
Hoofdstuk 4 Wonen
4.1 Nieuwbouw En Sloop
Activiteiten gericht op nieuwbouw en/of slopen van een of meerdere woningen.
4.1.1 Het nieuw bouwen van één of meerdere woningen
Het realiseren van een woning is rechtstreeks toegestaan op de percelen waar naast de bestemming 'Wonen - Grondgebonden' of 'Wonen - Gestapeld' ook een bouwvlak voor een hoofdgebouw is gelegen. Indien er binnen de woonbestemming geen bouwvlak is gelegen kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
4.1.2 Gedeeltelijk of geheel slopen van een woning
Het is toegestaan om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen, echter is een sloopmelding vereist als daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m³ zal bedragen.
In onderstaande gevallen is een omgevingsvergunning nodig als u voornemens bent een woning geheel of gedeeltelijk te slopen:
- 1. het bouwwerk betreft een monument;
- 2. het bouwwerk ligt in een beschermd stads- of dorpsgezicht;
- 3. in het bestemmingsplan staat dat een omgevingsvergunning nodig is. U kunt hierbij denken aan ondergronds slopen c.q. het verstoren van archeologische en/of cultuurhistorische waarden.
Het kan dus voorkomen dat u naast een sloopmelding ook een omgevingsvergunning nodig heeft om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen. Het indienen van een sloopmelding is mogelijk via de website www.aimonline.nl.
4.1.3 Het realiseren van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw
Het is toegestaan om een hoofdgebouw uit te breiden met een uitbouw of op het perceel een (vrijstaand) bijgebouw te realiseren. De regels hiervoor zijn opgenomen in de bouwregels.
4.2 Veranderingen Aan Woningen
Activiteiten gericht op het verbouwen of aanbouwen bij een bestaande woning.
4.2.1 Het plaatsen van een dakkapel
Het is toegestaan een dakkapel vergunningvrij in het achterdakvlak te realiseren. Enkele uitzonderingen hierop zijn benoemd in het Besluit Omgevingsrecht (Bor) hoofdstuk 2 artikel 2.4.
Het plaatsen van een dakkapel op het voor- en zijdakvlak is toegestaan als de dakkapel voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de bouwregels.
4.2.2 Het realiseren van een dakterras
Het realiseren van een dakterras is onder een aantal voorwaarden toegestaan. De gemeentelijke beleidsnotitie Het dak op! bevat hiervoor concrete toetsingscriteria waaraan een aanvraag wordt getoetst. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een dakterras spelen het waarborgen van de beeldkwaliteit van de openbare ruimte en het veiligstellen van de privacy van de buren een belangrijke rol.
In de nota worden algemene regels gegeven voor het bouwen van een dakterras waaraan elke aanvraag moet voldoen. Bijvoorbeeld de eis dat het dakterras van binnenuit ontsloten dient te zijn en dat de daglichttoetreding van de omringende panden niet wordt verminderd. Daarnaast zijn voor elk type dakterras (op een plat dak, aan een kaplaag of op een uitbouw) specifieke eisen gesteld. De in het bestemmingsplan opgenomen (afwijkings)regels sluiten hierop aan.
4.2.3 Het plaatsen van een dakopbouw
Voor het plaatsen van een dakopbouw is een omgevingsvergunning noodzakelijk. Door het plaatsen van een dakopbouw zal veelal de maximaal toegestane nok- of goothoogte worden overschreden. Dit kan directe gevolgen hebben voor omwonenden als het bijvoorbeeld gaat om schaduwwerking, lichtinval, privacy,etc. .
4.2.4 Het splitsen c.q. verkameren van een woning of extra woning in een bijgebouw
Het splitsen van een pand met een woonfunctie in meerdere woningen, wooneenheden of appartementen is zonder omgevingsvergunning, niet toegestaan. Het realiseren van een zelfstandige woonfunctie in een (vrijstaand) bijgebouw is ook niet toegestaan.
4.2.5 Het samenvoegen van woningen
In dit bestemmingsplan zijn geen (algemene) regels over dit onderwerp opgenomen met uitzondering voor de panden welke zijn gelegen binnen een 'Waarde - Beschermd stads- endorpsgezicht'. In deze gebieden is het samenvoegen van panden niet toegestaan.
4.2.6 Het verduurzamen van een woning
In dit bestemmingsplan zijn geen regels over dit onderwerp opgenomen.
Deze subparagraaf is gereserveerd voor het omgevingsplan.
4.2.7 Het verbeteren van toegang tot de woning (WMO-gerelateerd)
Het is toegestaan om uw woning, indien deze niet of onvoldoende toegankelijk is voor personen die slecht ter been zijn, aan te passen middels voorzieningen om de toegang tot de woning te verbeteren. In ruimtelijke zin kunt u hierbij denken aan:
- het verbreden van deuren en/of entree, en/of
- het verwijderen van dorpels.
Voor bovenstaande werkzaamheden (waarbij het uiterlijk verandert) kan een omgevingsvergunning nodig zijn. Op grond van artikel 2, onderdeel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) kunt u toetsen of de gewenste aanpassing vergunningvrij kan worden uitgevoerd. Is dit niet het geval dan dient u een omgevingsvergunning aan te vragen.
4.2.8 Het aanpassen van het uiterlijk van een woning
Het is toegestaan om op basis van dit bestemmingsplan het uiterlijk van een gebouw aan te passen. De aanpassing van het gebouw dient wel getoetst te worden aan de eisen van het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand.
Indien het gebouw een (rijks)monumentale status heeft of is gelegen binnen een 'Waarde -Beschermd stads- en dorpsgezicht' gelden er aparte regels voor het aanpassen van het uiterlijk van het gebouw.
4.2.9 Aanpassing van een monumentale woning
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een monumentaal gebouw heeft u een omgevingsvergunning nodig.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten aan of bij monumenten aanvullende voorwaarden. Wijzigingen en toevoegingen in stijl, maat, schaal, detaillering, materiaal en kleur dienen zorgvuldig te worden afgestemd op het hoofdgebouw.
Dit geldt ook de bouwwerkzaamheden die normaal gesproken omgevingsvergunningvrij zijn.
4.2.10 Aanpassing van een woning gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een woning gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht zijn ook de algemene voorschriften in de regels van het beschermde gezicht van toepassing. Dit kan dus betekenen dat u een omgevingsvergunning nodig heeft.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten binnen de beschermde gezichten van Leidschendam-Voorburg aanvullende voorwaarden voor kleine bouwwerken/bouwplannen.
4.3 Activiteiten Rondom De Woning
Activiteiten rondom in de tuin van een woning.
4.3.1 Het plaatsen van een fietsenberging in de voortuin of langs de zijgevel
Het is, onder voorwaarden, toegestaan een fietsenberging in uw voor- en zijtuin te realiseren.
4.3.2 Het realiseren van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Het is toegestaan om het perceel bouwwerken geen gebouw zijnde te plaatsen. Voorbeelden van dergelijke bouwwerken zijn erfafscheidingen in de vorm van hekwerken of schuttingen, speeltoestellen, pergola's, vlaggenmasten en overkappingen mits deze maximaal 1 wand hebben. Indien een bouwwerk meer dan 1 wand en een dak heeft is sprake van een gebouw.
De toegestane maximale (bouw)hoogte verschilt per bouwwerk.
4.3.3 Het aanleggen van een parkeerplaats in de voor- of zijtuin
Het is niet toegestaan om uw auto te parkeren in het voorerfgebied (voor- en/of zijtuin). Een uitzondering hierop is parkeren op een bestaande parkeervoorziening (b.v. een oprit). Daarnaast is parkeren uiteraard wel toegestaan op die plaatsen waarvoor reeds een omgevingvergunnig is verleend.
Indien u een in- of uitritconstructie wilt aanleggen die u hiervoor een vergunning aan te vragen (zie paragraaf 4.3.6).
Voor de wijk 'de Vlietoevers' in Voorburg heeft het college van burgemeester en wethouders op 27 oktober 2020 de beleidsregels 'ontheffingenbeleid parkeerschijfzone De Vlietoevers' vastgesteld. In de beleidsregels is het' maximum aantal parkeerontheffingen voor bewoners per adres vastgelegd vanwege de beperkte parkeergelegenheid in de wijk.
4.3.4 Het aanleggen van een zwembad
Het aanleggen van een zwembad is onder voorwaarden toegestaan binnen de woonbestemming. mits er wordt voldaan aan de gestelde (bouw)regels. Daarnaast dient een bouwplan voor een zwembad te voldoen aan de regels welke gelden voor het beschermen van de archeologische waarde(n) in de ondergrond.
4.3.5 Het aanleggen van een kelder
Het realiseren van een kelder is onder voorwaarden toegestaan binnen het bouwvlak. Daarnaast dient een bouwplan voor het realiseren van een kelder te voldoen aan de regels welke gelden voor het beschermen van de archeologische waarde(n) in de ondergrond.
4.3.6 Aanleg of wijzigen van een inrit
Het realiseren van een nieuwe in- of uitrit is onder voorwaarden mogelijk. Hiervoor dient u op basis van de Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg (artikel 2.12) een aanvraag in. Een aanvraag van een vergunning kan geweigerd worden in het belang van:
- De bruikbaarheid van de weg;
- Het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
- De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
- De bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
Aan de vergunning op basis van de APV kunnen voorwaarden worden gekoppeld. Daarnaast is er mogelijk een omgevingsvergunning voor het aanleggen van de in- of uitrit vereist. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in de verschillende dubbelbestemmingen.
4.3.7 Het in gebruik nemen van gemeentegrond als tuin zijnde
Het in gebruik nemen van gemeentegrond, ook wel bekend onder de term 'snippergroen' is niet toegestaan. Gronduitgifte cq. verkoop van grond, het huren van gemeentegrond of adoptie (onderhouden van gemeentegrond) dient bij de gemeente te worden aangevraagd.
4.3.8 Het plaatsen van een houtkachel / houtstook
Het is vooralsnog toegestaan om een houtkachel te plaatsen. Bij het stoken van deze kachel (uitsluitend hout) mag er echter geen overlast of hinder ontstaan voor de directe omgeving.
Vooralsnog worden er geen eisen gesteld aan het plaatsen van een houtkachel.
Bij het stoken (uitsluitend hout, geen afvalstoffen) mag echter geen overlast of hinder voor de omgeving ontstaan.
4.4 Bijzondere Woonvormen
Activiteiten gericht op het plaatsen van een woonwagen of het aanleggen van een woonschip.
4.4.1 Het plaatsen of aanpassen van woonwagens
Het plaatsen van een woonwagen is toegestaan binnen de woonbestemming op locaties met de aanduiding 'wp' (woonwagenstandplaats). Woonwagenstandplaatsen zijn binnen het plangebied gelegen aan de:
- Schipholboog;
- Appelgaarde;
- Westboschlaan;
- Waterviolier.
De regels voor het aanpassen van een woonwagen zijn opgenomen binnen de bestemming 'Wonen - Grondgebonden'.
4.4.2 Ligplaatsen van woonschepen
Het aanleggen van woonschepen is toegestaan binnen de bestemming 'Water' op locaties met de aanduiding 'woonschepenligplaats'.
Ligplaatsen voor woonschepen zijn binnen het plangebied gesitueerd in de Stompwijkse Vaart langs het Starrevaartpad en De Wickelaan in Leidschendam.
4.5 Gebruik Van Woningen
Activiteiten gericht op het (veranderd) gebruik van een woning.
4.5.1 Beroep en/of bedrijf aan huis
Het is toegestaan om, op kleine schaal, een dienstverlenend beroep in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken uit te oefenen mits de woning de woonfunctie in overwegende mate behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Daarnaast zijn er enkele voorwaarden verbonden aan het uitoefenen van een beroep aan huis, zie de artikelen 30.4.1 en 31.4.1.
Daarnaast zijn beroepen/bedrijven aan huis ook toegestaan binnen de overige bestemmingen in dit bestemmingsplan.
4.5.2 Verkoop via internet
Het verkopen van goederen via internet (webshop) is, onder enkele voorwaarden, in overeenstemming met de woonbestemming. De voorwaarden zijn gericht het op voorkomen van overlast voor de directe woonomgeving en zijn benoemd in de artikelen 30.4.5 en 31.4.5. Daarnaast is verkoop via internet ook toegestaan bij woonfuncties binnen de overige bestemmingen in dit bestemmingsplan.
4.5.3 Tijdelijke verhuur van een woning
In dit bestemmingsplan zijn geen regels over dit onderwerp opgenomen.
Deze subparagraaf is gereserveerd voor het omgevingsplan.
4.5.4 Het (gedeeltelijk) verhuren van een woning
Het verhuren van de gehele woning is, op grond van de planologische regels, toegestaan.
Het gedeeltelijk verhuren van een pand (in meerdere woningen, wooneenheden of appartementen) is zonder omgevingsvergunning, niet toegestaan. Voor kamerverhuur gelden aparte regels welke zijn opgenomen in artikel 47.2.
Het verhuren van een bijgebouw ten behoeve van zelfstandige bewoning is niet toegestaan.
4.5.5 Het wijzigen van de woonfunctie naar een andere functie
Indien het mogelijk is om een woonfunctie te wijzigen naar een andere functie is dit opgenomen in de regels van de woonbestemming. Indien de gewenste functie hierin niet in benoemd is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
4.5.6 Het benutten van (een deel) van de woning voor mantelzorg
Het gebruiken van (een deel) van de woning (hoofdgebouw) voor mantelzorgdoeleinden is, op basis van landelijke regelgeving, vergunningvrij.
4.5.7 Realisering van een (mantel)zorgwoning
De wetgever heeft bepaald dat het onder voorwaarden mogelijk is om een aparte mantelzorgwoning vergunningvrij op het perceel van uw woning te plaatsen. De mantelzorgwoning is bedoeld voor degene voor wie u zorgt. Indien het niet mogelijk is om de mantelzorgwoning vergunningsvrij te plaatsen is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
Hoofdstuk 5 Kantoor En Bedrijven
5.1 Nieuwbouw En Sloop
Activiteiten gericht op nieuwbouw en/of slopen van een of meerdere kantoor- of bedrijfspanden.
5.1.1 Het bouwen van een nieuw kantoor- of bedrijfsgebouw
Het realiseren van een nieuw gebouw is rechtstreeks toegestaan op de percelen waar naast de bestemming 'Kantoor' of 'Bedrijf'' ook een bouwvlak voor een hoofdgebouw is gelegen. Indien er binnen de bestemming geen bouwvlak is gelegen kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
5.1.2 Gedeeltelijk of geheel slopen van een kantoor- of bedrijfsgebouw
Het is toegestaan om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen, echter is een sloopmelding vereist als daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m³ zal bedragen.
In onderstaande gevallen is een omgevingsvergunning nodig als u voornemens bent een woning geheel of gedeeltelijk te slopen:
- 1. het bouwwerk betreft een monument;
- 2. het bouwwerk ligt in een beschermd stads- of dorpsgezicht;
- 3. in het bestemmingsplan staat dat een omgevingsvergunning nodig is. U kunt hierbij denken aan ondergronds slopen c.q. het verstoren van archeologische en/of cultuurhistorische waarden.
Het kan dus voorkomen dat u naast een sloopmelding ook een omgevingsvergunning nodig heeft om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen. Het indienen van een sloopmelding is mogelijk via de website www.aimonline.nl.
5.1.3 Het uitbreiden van een hoofdgebouw
Het uitbreiden van een bestaand hoofdgebouw is rechtstreeks toegestaan binnen het bouwvlak. Indien de uitbreiding wordt gesitueerd buiten het bouwvlak kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
5.1.4 Het realiseren van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw
Het is toegestaan om een hoofdgebouw uit te breiden met een uitbouw of op het perceel een (vrijstaand) bijgebouw te realiseren. De regels hiervoor zijn opgenomen in de bouwregels.
5.2 Veranderingen Aan Een Gebouw
Activiteiten gericht op het verbouwen of aanbouwen bij een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming 'Kantoor' of 'Bedrijf'.
5.2.1 Het verduurzamen van een gebouw
In dit bestemmingsplan zijn geen regels over dit onderwerp opgenomen.
Deze subparagraaf is gereserveerd voor het omgevingsplan.
5.2.2 Het aanpassen van het uiterlijk van een gebouw
Het is toegestaan om op basis van dit bestemmingsplan het uiterlijk van een gebouw aan te passen. De aanpassing van het gebouw dient wel getoetst te worden aan de eisen van het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand.
Indien het gebouw een (rijks)monumentale status heeft of is gelegen binnen een 'Waarde -Beschermd stads- en dorpsgezicht' gelden er aparte regels voor het aanpassen van het uiterlijk van het gebouw.
5.2.3 Aanpassing van een monumentaal gebouw
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een monumentaal gebouw heeft u een omgevingsvergunning nodig.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten aan of bij monumenten aanvullende voorwaarden. Wijzigingen en toevoegingen in stijl, maat, schaal, detaillering, materiaal en kleur dienen zorgvuldig te worden afgestemd op het hoofdgebouw.
Dit geldt ook de bouwwerkzaamheden die normaal gesproken omgevingsvergunningvrij zijn.
5.2.4 Aanpassing van een gebouw gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een gebouw gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht zijn ook de algemene voorschriften in de regels van het beschermde gezicht van toepassing. Dit kan dus betekenen dat u een omgevingsvergunning nodig heeft.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten binnen de beschermde gezichten van Leidschendam-Voorburg aanvullende voorwaarden voor kleine bouwwerken/bouwplannen.
5.3 Activiteiten Rondom Een (Hoofd)gebouw
Activiteiten rondom een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming 'Kantoor' of 'bedrijf'.
5.3.1 Het realiseren van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Het is toegestaan om het perceel bouwwerken geen gebouw zijnde te plaatsen. Voorbeelden van dergelijke bouwwerken zijn erfafscheidingen in de vorm van hekwerken of schuttingen, speeltoestellen, pergola's, vlaggenmasten en overkappingen mits deze maximaal 1 wand hebben. Indien een bouwwerk meer dan 1 wand en een dak heeft is sprake van een gebouw.
De toegestane maximale (bouw)hoogte verschilt per bouwwerk.
5.3.2 Het aanleggen van parkeerplaatsen
Het is toegestaan om een of meerdere parkeerplaats te realiseren op het perceel mits dit plaatsvindt in het achtererfgebied.
5.4 Gebruik Van (Hoofd)gebouwen
Activiteiten gericht op het (veranderd) gebruik van een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming 'Kantoor' en 'Bedrijf'.
5.4.1 Functiewijziging naar kantoor (zonder baliefunctie)
Het wijzigen van een kantoor met baliefunctie naar een kantoor zonder baliefunctie is rechtstreeks toegestaan.
5.4.2 Functiewijziging naar kantoor (met baliefunctie)
Het wijzigen van een kantoor zonder baliefunctie naar een kantoor met baliefunctie is niet rechtstreeks toegelaten. Een kantoor met baliefunctie heeft een publieksaantrekkende werking. Hierdoor kan de parkeerbehoefte ter plaatse wijzigen. U dient hiervoor een vooroverlegaanvraag in te dienen via de website www.omgevingsloket.nl.
5.4.3 Functiewijziging van kantoor naar een andere functie (onttrekken kantoorruimte aan voorraad)
Het is niet toegestaan om een kantoorpand te onttrekken aan de voorraad. Indien u een kantoorpand wilt transformeren, bijvoorbeeld naar een andere bestemming, dient u hiervoor een vooroverlegaanvraag in te dienen via de website www.omgevingsloket.nl.
5.4.4 Functiewijziging naar bedrijf (zonder milieugevolgen)
Het is rechtstreeks toegestaan om een bedrijf van een gelijke bedrijfscategorie (of lager) te vestigen in een pand met de bestemming 'Bedrijf'.
5.4.5 Functiewijziging naar bedrijf (met gevolgen op het gebied van geluid)
Het wijzigen van de functie naar bedrijf met gevolgen op het gebied van geluid is niet rechtstreeks toegelaten tenzij het een vermindering van geluid betreft. Wilt u meer geluid produceren met uw bedrijf? Dien in dat geval een vooroverlegaanvraag via de website www.omgevingsloket.nl.
5.4.6 Functiewijziging naar bedrijf (met gevolgen op het gebied van externe veiligheid)
Het wijzigen van de functie naar bedrijf met gevolgen op het gebied van externe veiligheid is niet rechtstreeks toegelaten. U dient hiervoor een vooroverlegaanvraag in te dienen via de website www.omgevingsloket.nl.
5.4.7 Functiewijziging naar bedrijf (met gevolgen op het gebied van geur)
Het wijzigen van de functie naar bedrijf met gevolgen op het gebied van geur is niet rechtstreeks toegelaten. U dient hiervoor een vooroverlegaanvraag in te dienen via de website www.omgevingsloket.nl.
5.4.8 Functiewijziging naar bedrijf (met gevolgen op het gebied van stof)
Het wijzigen van de functie naar bedrijf met gevolgen op het gebied van stof is niet rechtstreeks toegelaten. U dient hiervoor een vooroverlegaanvraag in te dienen via de website www.omgevingsloket.nl.
Hoofdstuk 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Nieuwbouw En Sloop
Activiteiten gericht op nieuwbouw en/of sloop van een of meerdere gebouwen binnen de bestemming "Cultuur en ontspanning".
6.1.1 Het realiseren van een gebouw
Het realiseren van een nieuw gebouw is rechtstreeks toegestaan op de percelen waar naast de bestemming 'Cultuur en ontspanning' ook een bouwvlak voor een hoofdgebouw is gelegen. Indien er binnen de bestemming geen bouwvlak is gelegen kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
6.1.2 Gedeeltelijk of geheel slopen van een gebouw
Het is toegestaan om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen, echter is een sloopmelding vereist als daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m³ zal bedragen.
In onderstaande gevallen is een omgevingsvergunning nodig als u voornemens bent een woning geheel of gedeeltelijk te slopen:
- 1. het bouwwerk betreft een monument;
- 2. het bouwwerk ligt in een beschermd stads- of dorpsgezicht;
- 3. in het bestemmingsplan staat dat een omgevingsvergunning nodig is. U kunt hierbij denken aan ondergronds slopen c.q. het verstoren van archeologische en/of cultuurhistorische waarden.
Het kan dus voorkomen dat u naast een sloopmelding ook een omgevingsvergunning nodig heeft om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen. Het indienen van een sloopmelding is mogelijk via de website www.aimonline.nl.
6.1.3 Het uitbreiden van een bestaand hoofdgebouw
Het uitbreiden van een bestaand hoofdgebouw is rechtstreeks toegestaan binnen het bouwvlak. Indien de uitbreiding wordt gesitueerd buiten het bouwvlak kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
6.1.4 Het realiseren van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw
Het is toegestaan om, binnen het bouwvlak, een hoofdgebouw uit te breiden met een uitbouw of op het perceel een (vrijstaand) bijgebouw te realiseren. De regels hiervoor zijn opgenomen in de bouwregels.
6.2 Veranderingen Aan Een Gebouw
Activiteiten gericht op het verbouwen of aanbouwen bij een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning'.
6.2.1 Het aanpassen van het uiterlijk van een gebouw
Het is toegestaan om op basis van dit bestemmingsplan het uiterlijk van een gebouw aan te passen. De aanpassing van het gebouw dient wel getoetst te worden aan de eisen van het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand.
Indien het gebouw een (rijks)monumentale status heeft of is gelegen binnen een 'Waarde -Beschermd stads- en dorpsgezicht' gelden er aparte regels voor het aanpassen van het uiterlijk van het gebouw.
6.2.2 Aanpassing van een monumentaal gebouw
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een monumentaal gebouw heeft u een omgevingsvergunning nodig.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten aan of bij monumenten aanvullende voorwaarden. Wijzigingen en toevoegingen in stijl, maat, schaal, detaillering, materiaal en kleur dienen zorgvuldig te worden afgestemd op het hoofdgebouw.
Dit geldt ook de bouwwerkzaamheden die normaal gesproken omgevingsvergunningvrij zijn.
6.2.3 Aanpassing van een gebouw gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een woning gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht zijn ook de algemene voorschriften in de regels van het beschermde gezicht van toepassing. Dit kan dus betekenen dat u een omgevingsvergunning nodig heeft.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten binnen de beschermde gezichten van Leidschendam-Voorburg aanvullende voorwaarden voor kleine bouwwerken/bouwplannen.
6.3 Activiteiten Rondom Een (Hoofd)gebouw
Activiteiten rondom een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning'.
6.3.1 Het realiseren van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Het is toegestaan om het perceel bouwwerken geen gebouw zijnde te plaatsen. Voorbeelden van dergelijke bouwwerken zijn erfafscheidingen in de vorm van hekwerken of schuttingen, speeltoestellen, pergola's, vlaggenmasten en overkappingen mits deze maximaal 1 wand hebben. Indien een bouwwerk meer dan 1 wand en een dak heeft is sprake van een gebouw.
De toegestane maximale (bouw)hoogte verschilt per bouwwerk.
6.3.2 Het aanleggen van parkeerplaatsen
Het is toegestaan om een of meerdere parkeerplaats te realiseren op het perceel mits dit plaatsvindt in het achtererfgebied.
6.4 Gebruik Van (Hoofd)gebouwen
Activiteiten gericht op het (veranderd) gebruik van een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning'.
6.4.1 Het wijzigen van de bestaande functie naar een andere functie
Indien het mogelijk is om een 'cultuur en ontspanning' functie te wijzigen naar een andere functie is dit opgenomen in de regels van de bestemming. Indien de gewenste functie hierin niet in benoemd is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
6.4.2 Het vergroten van de bestaande functie
Wilt u de bestemming 'cultuur en ontspanning' vergroten, bijvoorbeeld met het naastgelegen perceel? Dat is niet rechtstreeks mogelijk, tenzij in de naastgelegen bestemming een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen naar 'cultuur en ontspanning'. Mocht deze mogelijkheid niet zijn opgenomen dan is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
6.4.3 Het vestigen van ondergeschikte horeca
Het vestigen van ondergeschikte horeca is toegestaan binnen de bestemming 'cultuur en ontspanning'. Het vestigen van zelfstandige horeca is niet toegestaan.
6.4.4 Het realiseren van een terras bij ondergeschikte horeca
Het realiseren van een terras bij ondergeschikte horeca is toegestaan indien er op de verbeelding de aanduiding 'terras' is vermeld. Indien een dergelijke aanduiding niet op de verbeelding is aangegeven dan is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
Hoofdstuk 7 Gemengd En Centrum
7.1 Nieuwbouw En Sloop
Activiteiten gericht op nieuwbouw en/of sloop van een of meerdere gebouwen binnen de bestemmingen "Gemengd" en "Centrum".
7.1.1 Het realiseren van een gebouw
Het realiseren van een nieuw gebouw is rechtstreeks toegestaan op de percelen waar naast de bestemming 'Gemengd' of 'Centrum' ook een bouwvlak voor een hoofdgebouw is gelegen. Indien er binnen de bestemming geen bouwvlak is gelegen kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
7.1.2 Gedeeltelijk of geheel slopen van een gebouw
Het is toegestaan om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen, echter is een sloopmelding vereist als daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m³ zal bedragen.
In onderstaande gevallen is een omgevingsvergunning nodig als u voornemens bent een woning geheel of gedeeltelijk te slopen:
- 1. het bouwwerk betreft een monument;
- 2. het bouwwerk ligt in een beschermd stads- of dorpsgezicht;
- 3. in het bestemmingsplan staat dat een omgevingsvergunning nodig is. U kunt hierbij denken aan ondergronds slopen c.q. het verstoren van archeologische en/of cultuurhistorische waarden.
Het kan dus voorkomen dat u naast een sloopmelding ook een omgevingsvergunning nodig heeft om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen. Het indienen van een sloopmelding is mogelijk via de website www.aimonline.nl.
7.1.3 Het uitbreiden van een bestaand hoofdgebouw
Het uitbreiden van een bestaand hoofdgebouw is rechtstreeks toegestaan binnen het bouwvlak. Indien de uitbreiding wordt gesitueerd buiten het bouwvlak kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
7.1.4 Het realiseren van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw
Het is toegestaan om een hoofdgebouw uit te breiden met een uitbouw of op het perceel een (vrijstaand) bijgebouw te realiseren. De regels hiervoor zijn opgenomen in de bouwregels
7.2 Veranderingen Aan Een Gebouw
7.2.1 Het aanpassen van het uiterlijk van een gebouw
Het is toegestaan om op basis van dit bestemmingsplan het uiterlijk van een gebouw aan te passen. De aanpassing van het gebouw dient wel getoetst te worden aan de eisen van het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand.
Indien het gebouw een (Rijks)monumentale status heeft of is gelegen binnen een 'Waarde -Beschermd stads- en dorpsgezicht' gelden er aparte regels voor het aanpassen van het uiterlijk van het gebouw.
7.2.2 Aanpassing van een monumentaal gebouw
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een monumentaal gebouw heeft u een omgevingsvergunning nodig.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten aan of bij monumenten aanvullende voorwaarden. Wijzigingen en toevoegingen in stijl, maat, schaal, detaillering, materiaal en kleur dienen zorgvuldig te worden afgestemd op het hoofdgebouw.
Dit geldt ook de bouwwerkzaamheden die normaal gesproken omgevingsvergunningvrij zijn.
7.2.3 Aanpassing van een gebouw gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een woning gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht zijn ook de algemene voorschriften in de regels van het beschermde gezicht van toepassing. Dit kan dus betekenen dat u een omgevingsvergunning nodig heeft.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten binnen de beschermde gezichten van Leidschendam-Voorburg aanvullende voorwaarden voor kleine bouwwerken/bouwplannen.
7.3 Activiteiten Rondom Een (Hoofd)gebouw
Activiteiten rondom een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Centrum'.
7.3.1 Het realiseren van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Het is toegestaan om het perceel bouwwerken geen gebouw zijnde te plaatsen. Voorbeelden van dergelijke bouwwerken zijn erfafscheidingen in de vorm van hekwerken of schuttingen, speeltoestellen, pergola's, vlaggenmasten en overkappingen mits deze maximaal 1 wand hebben. Indien een bouwwerk meer dan 1 wand en een dak heeft is sprake van een gebouw.
De toegestane maximale (bouw)hoogte verschilt per bouwwerk.
7.3.2 Het aanleggen van parkeerplaatsen
Het is toegestaan om een of meerdere parkeerplaats te realiseren op het perceel mits dit plaatsvindt in het achtererfgebied.
7.4 Gebruik Van (Hoofd)gebouwen
Activiteiten gericht op het (veranderd) gebruik van een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Centrum'.
7.4.1 Het wijzigen van de bestaande functie naar een andere functie
Indien het mogelijk is om een 'Gemengd' of 'Centrum' functie te wijzigen naar een andere functie is dit opgenomen in de regels van de bestemming. Indien de gewenste functie hierin niet in benoemd is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
7.4.2 Het vergroten van de bestaande functie
Wilt u de bestemming 'Gemengd' of 'Centrum' vergroten, bijvoorbeeld met het naastgelegen perceel? Dat is niet rechtstreeks mogelijk, tenzij in de naastgelegen bestemming een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen naar 'Gemengd'. Mocht deze mogelijkheid niet zijn opgenomen dan is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
7.4.3 Het vestigen van detailhandel ondersteunende horeca
Het vestigen van detailhandelondersteundende horeca is toegestaan binnen de bestemmingen 'Gemengd' en 'Gemengd 1'. Binnen 'Gemengd 2' en 'Gemengd 3' (met uitzondering van panden met de aanduiding 'dh') is geen detailhandelondersteunende horeca toegestaan. Het vestigen van zelfstandige horeca is binnen alle vormen van 'Gemengd' uitgesloten tenzij op het perceel de aanduiding horeca is aangegeven.
7.4.4 Het realiseren van een terras bij ondergeschikte horeca
Het realiseren van een terras bij ondergeschikte horeca is toegestaan indien er op de verbeelding de aanduiding 'terras' is vermeld. Indien een dergelijke aanduiding niet op de verbeelding is aangegeven dan is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Functies
8.1 Nieuwbouw En Sloop
Activiteiten gericht op nieuwbouw en/of sloop van een of meerdere gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk'.
8.1.1 Het realiseren van een gebouw
Het realiseren van een nieuw gebouw is rechtstreeks toegestaan op de percelen waar naast de bestemming 'Maatschappelijk' ook een bouwvlak voor een hoofdgebouw is gelegen. Indien er binnen de bestemming geen bouwvlak is gelegen kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
8.1.2 Gedeeltelijk of geheel slopen van een gebouw
Het is toegestaan om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen, echter is een sloopmelding vereist als daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m³ zal bedragen.
In onderstaande gevallen is een omgevingsvergunning nodig als u voornemens bent een woning geheel of gedeeltelijk te slopen:
- 1. het bouwwerk betreft een monument;
- 2. het bouwwerk ligt in een beschermd stads- of dorpsgezicht;
- 3. in het bestemmingsplan staat dat een omgevingsvergunning nodig is. U kunt hierbij denken aan ondergronds slopen c.q. het verstoren van archeologische en/of cultuurhistorische waarden.
Het kan dus voorkomen dat u naast een sloopmelding ook een omgevingsvergunning nodig heeft om een woning geheel of gedeeltelijk te slopen. Het indienen van een sloopmelding is mogelijk via de website www.aimonline.nl.
8.1.3 Het uitbreiden van een bestaand hoofdgebouw
Het uitbreiden van een bestaand hoofdgebouw is rechtstreeks toegestaan binnen het bouwvlak. Indien de uitbreiding wordt gesitueerd buiten het bouwvlak kunt u een vooroverlegaanvraag indienen via de website www.omgevingsloket.nl.
8.1.4 Het realiseren van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw
Het is toegestaan om een hoofdgebouw uit te breiden met een uitbouw of op het perceel een (vrijstaand) bijgebouw te realiseren. De regels hiervoor zijn opgenomen in de bouwregels.
8.2 Veranderingen Aan Een Gebouw
Activiteiten gericht op het verbouwen of aanbouwen bij een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming'Maatschappelijk'.
8.2.1 Het aanpassen van het uiterlijk van een gebouw
Het is toegestaan om op basis van dit bestemmingsplan het uiterlijk van een gebouw aan te passen. De aanpassing van het gebouw dient wel getoetst te worden aan de eisen van het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand.
Indien het gebouw een (Rijks)monumentale status heeft of is gelegen binnen een 'Waarde - Beschermd Stads- en Dorpsgezicht' gelden er aparte regels voor het aanpassen van het uiterlijk van het gebouw.
8.2.2 Aanpassing van een monumentaal gebouw
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een monumentaal gebouw heeft u een omgevingsvergunning nodig.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten aan of bij monumenten aanvullende voorwaarden. Wijzigingen en toevoegingen in stijl, maat, schaal, detaillering, materiaal en kleur dienen zorgvuldig te worden afgestemd op het hoofdgebouw.
Dit geldt ook de bouwwerkzaamheden die normaal gesproken omgevingsvergunningvrij zijn.
8.2.3 Aanpassing van een gebouw gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht
Voor het aanbrengen van wijzigingen aan een woning gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht zijn ook de algemene voorschriften in de regels van het beschermde gezicht van toepassing. Dit kan dus betekenen dat u een omgevingsvergunning nodig heeft.
Op basis van de welstandsnota gelden voor bouwactiviteiten binnen de beschermde gezichten van Leidschendam-Voorburg aanvullende voorwaarden voor kleine bouwwerken/bouwplannen.
8.3 Activiteiten Rondom Een (Hoofd)gebouw
Activiteiten rondom een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming 'Maatschappelijk'.
8.3.1 Het realiseren van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Het is toegestaan om het perceel bouwwerken geen gebouw zijnde te plaatsen. Voorbeelden van dergelijke bouwwerken zijn erfafscheidingen in de vorm van hekwerken of schuttingen, speeltoestellen, pergola's, vlaggenmasten en overkappingen mits deze maximaal 1 wand hebben. Indien een bouwwerk meer dan 1 wand en een dak heeft is sprake van een gebouw.
De toegestane maximale (bouw)hoogte verschilt per bouwwerk.
8.3.2 Het aanleggen van parkeerplaatsen
Het is toegestaan om een of meerdere parkeerplaats te realiseren op het perceel mits dit plaatsvindt in het achtererfgebied.
8.4 Gebruik Van (Hoofd)gebouwen
Activiteiten gericht op het (veranderd) gebruik van een of meerdere gebouw(en) binnen de bestemming 'Maatschappelijk'.
8.4.1 Het wijzigen van de bestaande functie naar een andere functie
Indien het mogelijk is om een 'Maatschappelijk' functie te wijzigen naar een andere functie is dit opgenomen in de regels van de bestemming. Indien de gewenste functie hierin niet in benoemd is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
8.4.2 Het vergroten van de bestaande functie
Wilt u de bestemming 'Maatschappelijk' vergroten, bijvoorbeeld met het naastgelegen perceel? Dat is niet rechtstreeks mogelijk, tenzij in de naastgelegen bestemming een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen naar 'Gemengd'. Mocht deze mogelijkheid niet zijn opgenomen dan is een vooroverlegverzoek wenselijk. Het verzoek wordt door het bevoegd gezag beoordeeld en u ontvangt hiervan een schriftelijke reactie. Het indienen van een verzoek is mogelijk via de website www.omgevingsloket.nl.
Hoofdstuk 9 Milieu- En Omgevingsaspecten
9.1 Inleiding
In het bestemmingsplan is naast stedenbouwkundige uitgangspunten en bestaand ruimtelijk beleid ook rekening gehouden met verschillende milieu- en omgevingsaspecten, zoals bodemkwaliteit, waterhuishouding, geluid en archeologie.
9.2 Bedrijven En Milieuzonering
Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten te voorkomen worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. In het bestemmingsplan wordt een milieuzonering toegepast voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009).
Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. In het bestemmingsplan worden binnen de bestemming 'Bedrijf' bedrijven toegestaan tot ten hoogste categorie 2, tenzij krachtens een reeds eerder verleende milieuvergunning een andere categorie van toepassing is.
Enkele categorie 3 bedrijven in het plangebied zijn bijvoorbeeld: wasserij, metaalbewerking, een gasontvangst- of gasverdeelstation, een autospuiterij of een autoplaatwerkerij, etc.
Binnen het plangebied zijn geen categorie 4, 5 of 6 bedrijven aanwezig.
9.3 Bodem
9.3.1 Bodemverontreiniging
We spreken over bodemverontreiniging als door toedoen van de mens stoffen of materialen in de bodem of het grondwater terecht zijn gekomen die schadelijk zijn voor het ecosysteem, het milieu of de mens. Verontreinigingen kunnen in de bodem terecht komen door calamiteiten, morsen, lekkage van vaten en leidingen, storten van puin, afval en lozingen.
Langdurige stedelijke bewoning heeft ook gezorgd voor verontreiniging van de bodem op een aantal manieren zoals ophogingen met puin of afvalstoffen dat verontreinigde stoffen bevat, het impregneren van hout met bijvoorbeeld teer, carbolineum of arseen, het op of in de grond brengen van afval en verontreinigd baggerslib en stedelijke bedrijvigheid.
Bij bestemmingsverandering, bouw van nieuwe woningen, vervanging van ondergrondse infrastructuur (riool, kabels en leidingen) alsmede diverse civieltechnische werken is vaak een milieukundig bodemonderzoek noodzakelijk om te bepalen of er sanerende maatregelen getroffen moeten worden of dat er veiligheidsmaatregelen getroffen moeten worden zodat mensen veilig grondwerkzaamheden kunnen uitvoeren.
9.3.2 Criteria (ernstige) bodemverontreiniging (ontstaan voor 1987)
Op verschillende plaatsen in Nederland is de bodem vervuild geraakt door activiteiten van bedrijven of door menselijk handelen zoals smederijen, garages en chemische wasserijen maar ook door de gronden op te hogen met bodemvreemd materiaal.
In het plangebied zijn verontreinigingen ontstaan door o.a. de volgende activiteiten:
- garagebedrijven en of pompstations;
- diverse bedrijfsactiviteiten zoals: (chemische)wasserijen, smederijen, hout- en metaalbewerking, verkoop van brandstoffen, leerlooierij, verffabriek, ververijen, stoffeerderij, sloperijen, opslag van materiaal, etc.
- stalling voertuigen;
- ondergrondse en bovengrondse opslag van huisbrandolie;
- het gebruik van asbesthoudende daken of panelen;
- het begraven of dumpen van afval, bijv. asbest, puin, afval, huisvuil, etc.
- het dempen van sloten en vijvers met afval;
- gronden die in het verleden zijn opgehoogd met koolas, sintels of ander materiaal.
Een bodemverontreiniging wordt ernstig genoemd als het gehalte van een bepaalde stof boven de wettelijke norm (de zogenaamde 'interventiewaarde') ligt en het om meer dan 25 kubieke meter gaat.
Bij grondwater betreft het een omvang van meer dan 100 kubieke meter gaan. Voor asbest geldt geen volume criteria. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest in de bodem als de gemiddelde concentratie binnen een ruimtelijke eenheid hoger is dan de interventiewaarde van 100 mg/kg.
Ernstig betekent dat er een noodzaak tot saneren is. De termijn waarop dit moet gebeuren wordt bepaald door de actuele risico's voor de mens, het milieu en/of verspreiding. Dit geldt echter alleen voor verontreinigingen die ontstaan zijn voor 1987. Nieuwe verontreinigingen, ontstaan op of na 1-1-1987 (voor asbest geldt 1-7-1993) moeten ongeacht de omvang of gehalten snel en volledig worden verwijderd.
De criteria om de grond te saneren hangt ook af van de (toekomstige) functie van de grond. Zo zal de grond ter plaatse van moestuinen schoon moeten zijn, terwijl de grond ter plaatse van een industrieterrein hogere gehalten mag bevatten.
9.3.3 Gebruiksbeperkingen bij bodemverontreiniging
Overheden kunnen gebruiksbeperkingen opleggen bij (ernstige) bodemverontreiniging. Bijvoorbeeld niet eten van groenten uit eigen tuin of het aanbrengen van een verharding op de verontreinigde grond, zodat er geen direct contact meer mogelijk is met de grond.
Een andere beperking is dat kopers van een pand vaak geen belemmering of onzekerheid willen hebben van een aanwezige bodemverontreiniging en ook zekerheid willen dat de bodemverontreiniging geen (toekomstig) risico vormt voor hun (spelende) kinderen.
Beschikte gevallen van ernstige bodemverontreiniging worden geregistreerd bij het kadaster zodat een ieder bij een grondtransactie weet dat de bodem ernstig is verontreinigd en er mogelijk gebruiksbeperkingen aanwezig zijn. Anno 2020 worden maar weinig beschikkingen verleend voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging en derhalve weinig kadastrale aantekeningen.
Door de overheid wordt wel in een databestand bijgehouden of er sprake is van een (mogelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging en of er bijvoorbeeld een vervolgonderzoek op termijn noodzakelijk is.
Het beste is om een bodemverontreiniging door middel van afgraven volledig te verwijderen of om de verontreiniging door middel van speciale technieken in-situ te verwijderen of sterk te verminderen.
Wanneer dit financieel of civieltechnisch niet haalbaar is blijven restverontreinigingen in de bodem achter of de verontreiniging wordt niet verwijderd maar geïsoleerd door middel van verharding of een leeflaag van schone grond.
9.3.4 Wetgeving
Het bodemsaneringsbeleid is de afgelopen jaren steeds verder ontwikkeld en uitgekristalliseerd. Het actuele bodemsaneringsbeleid is vastgelegd in algemeen geldende documenten van de Rijksoverheid zoals wetten, algemene maatregelen van bestuur, circulaires, ministeriële regels, normen en richtlijnen. Het betreft met name de Woningwet, Wet bodembescherming, de Circulaire bodemsanering, het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit, het Besluit en de Regeling uniforme saneringen.
Daarnaast gelden NEN-normen die het onderzoek naar de kwaliteit van de grond en het grondwater beschrijven en de SIKB-Richtlijnen en Protocollen, die de kwaliteit borgen van bodemwerkzaamheden.
De Woningwet bepaalt dat bouwen op verontreinigde grond moet worden tegengegaan en dat bij nieuwbouw een onderzoek naar de grond moet worden uitgevoerd. Of men moet zeker weten dat de grond geen ernstig verontreinigde grond bevat omdat het bijv. in het verleden is onderzocht/gesaneerd.
Ook de arbo-wet is van belang. Overal waar in de grond wordt gegraven moeten de aannemers (maar ook de opdrachtgevers) ervoor zorgen dat de medewerkers veilig in de grond kunnen werken. Bij graafwerkzaamheden zal altijd een onderzoek plaatsvinden of er een kans aanwezig is dat de grond verontreinigd is en zullen wanneer nodig extra veiligheidsmaatregelen getroffen worden. De eisen voor dit onderzoek staat in de CROW-400 van december 2017.
9.3.5 Risico's verhoogde gehalten aan lood in de bodem
Uit onderzoek dat is uitgevoerd door het RIVM in 2016 is gebleken dat bodemverontreiniging met lood een gezondheidsrisico vormen voor jonge kinderen. Lood heeft namelijk bij kinderen tussen 0 en 7 jaar oud een nadelig effect op het leervermogen en leidt tot verlies van IQ-punten.
Voor lood bestaat geen drempelwaarde en inname van lood heeft een cumulatief effect. Dat houdt in dat lood het lichaam slecht verlaat en bij kinderen een opstapeling kan ontstaan waarbij het gehalte aan lood in het lichaam steeds hoger kan worden. De GGD adviseert om te streven naar een loodbelasting bij kinderen die zo laag als redelijkerwijs mogelijk is.
Het rijk en de diverse provincies hebben in 2017 besloten dat voorkomen moet worden dat jonge kinderen door middel van hand-mond-gedrag lood binnen krijgen afkomstig van gronddeeltjes. Hoe omgegaan moet worden met verhoogde gehalten aan lood in de bodem is weergegeven in de provinciale beleidsnota “Beleidsregel diffuus lood in de bodem” d.d. jan 2020.
In 2019 zijn de speelplaatsen alsmede de schoolpleinen in Leidschendam-Voorburg onderzocht op gehalten aan lood. De volkstuinen zijn al eerder onderzocht.
Wat betreft het plangebied zijn geen sanerende maatregelen noodzakelijk. Wel worden bij een drietal speelplaatsen in 2021 de bovengrond vervangen door schone grond.
In onderstaande tabel zijn de gewenste gehalten aan lood in de bodem weergegeven:
Omschrijving | Bodemkwaliteit is voldoende | Bodemkwaliteit is matig | Bodemkwaliteit is slecht | ||
Grote moestuinen (> ca. 200 m²) | Lood < 60 mg/kg | Lood 60 – 260 mg/kg | Lood > 260 mg/kg | ||
Wonen met tuin (kleine moestuin) | Lood < 90 mg/kg | Lood 90 – 360 mg/kg | Lood > 370 mg/kg | ||
Plaatsen waar kinderen spelen | Lood < 100 mg/kg | Lood 100 – 390 mg/kg | Lood > 390 mg/kg | ||
Benodigde maatregelen | Geen beperkingen | Gebruiksadviezen noodzakelijk en op termijn sanerende maatregelen | Sanering is noodzakelijk |
Ook al is er geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging en wordt de interventiewaarde van lood in de bodem niet overschreden, dan is het toch belangrijk om er voor te zorgen dat de kans van inname van gronddeeltjes met lood wordt voorkomen.
Dat kan bijvoorbeeld door:
- grond boven de norm van 260, respectievelijk 370 en 390 te vervangen door schone grond;
- grond boven de norm van 60, respectievelijk 90 en 100 op termijn te vervangen door schone grond of om de grond af te dekken met een laag schone grond;
- moestuinen in particuliere tuinen voorzien van schone grond;
- gebruik maken van een zandbak met schoon zand;
- kinderen hun handen laten wassen na het buiten spelen en voor het eten;
- het geven van gebruiksadviezen door overheden en GGD;
- handen wassen na het tuinieren
- groenten en fruit kweken in plantenbakken met schone teelaarde;
- zelfgekweekte groenten en fruit grondig wassen;
- ga de inloop van grond in huis tegen door schoenen uit te doen voor u naar binnen gaat.
9.3.6 PFAS
In 2018 heeft men geconstateerd dat de bodem in Nederland verhoogde gehalten aan PFAS bevat. PFAS betreft een verzameling chemische componenten met poly en perfuoralkyl verbindingen waarvan PFOA en PFOS de bekendste stoffen zijn.
De stoffen van de PFAS-groep zoals PFOA en PFOS breken niet af en stapelen zich op in het milieu. Deze stoffen zijn in heel veel producten gebruikt zoals brandblusschuim, teflon, coatings, waterafstotendheid van kleding, etc.
De risicogrenzen in grond en water zijn laag, echter de stoffen behoren echter niet in de natuur thuis en als ze in het drinkwater komen is er een potentieel humaan risico aanwezig. Plaatselijk zijn in Nederland zeer sterk verhoogde gehalten aan PFAS aangetoond met name bij bepaalde fabrieken, vliegvelden en brandweeroefenplaatsen.
Uit onderzoek van de gemeente uit 2019-2020 is gebleken dat in het plangebied de bodem licht verhoogde gehalten aan PFOA en PFOS bevatten. De bovengrond bevat gemiddeld gezien een gehalte aan 1,2 ug/kg PFOA en 0,7 ug/kg PFOS. De bodemlaag van 0,5 – 1,0 bevat een bemiddeld gehalte aan PFOA en PFAS beneden de 1 ug/kg.
In het plangebied zijn geen sterk verhoogde gehalten aan PFAS aangetroffen die gesaneerd zouden moeten worden.
9.3.7 Bodeminformatie
Alle bodemonderzoeken, voor zover bekend bij de gemeente en bij de provincie, zijn in een gemeentelijk databestand opgenomen.
De milieukundige gegevens zijn gekoppeld aan een GIS (Geografisch Informatiesysteem) en kunnen worden weergegeven op een kaart.
Op de volgende sites staat ook bodemgegevens die van belang zijn om te bepalen of een terrein verdacht is op verhoogde gehalten en waar dus een bodemonderzoek noodzakelijk is:
- Bodemloket (www.bodemloket.nl)
- Provinciale Bodematlas (https://atlas.zuid-holland.nl)
De bodemonderzoeklocaties in het betreffende plangebied zijn op onderstaande kaart weergegeven.
Legenda
bruin vlak: bodemonderzoekslocaties
9.3.8 Bodemonderzoek
In het algemeen geldt dat op elke locatie waar nieuwbouw plaatsvindt en waar mensen langdurig in verblijven van te voren, conform de dan geldende normen, een milieukundig bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd.
Als uit oude onderzoeksgegevens of op basis van historische gegevens blijkt dat er geen sprake is van een potentiële ernstige bodemverontreiniging dan is een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Het bevoegde gezag, zijnde de gemeente, bepaalt of er voldoende gegevens beschikbaar zijn om een milieukundig bodemonderzoek niet te laten uitvoeren
Wanneer na een bodemonderzoek (of meerder onderzoeken) blijkt dat er overschrijdingen zijn van bepaalde stoffen boven de Interventiewaarde dan kunnen sanerende maatregelen noodzakelijk zijn alvorens een bouwvergunning kan worden verleend. Dit overeenkomstig het provinciaal milieubeleid en de Wet Bodembescherming
Dit overeenkomstig het provinciaal milieubeleid en de Wet BodembeschermingaAndere aandachtspunten waarbij de bodemkwaliteit van belang is, zijn:
- leggen en vervangen van kabels en leidingen;
- aanleg en vervanging van riolering;
- plaatsen van bomen.
Ter plaatse van het plangebied zijn in de periode 1985 tot november 2020 ter plaatse van 1852 locaties meer dan 4000 bodemonderzoeken uitgevoerd.
Op diverse plaatsen zijn in de bodem (grond en/of grondwater) verontreinigde stoffen aanwezig die een belemmering kunnen zijn voor bouw-, graafwerkzaamheden alsmede grondtransacties.
Deze verontreinigingen worden door de gemeente bijgehouden op een kaart. Een overzicht van de verontreinigingen zijn weergegeven in Bijlage Overzicht van de verontreinigingen.
Inzake de gegevens vermeld in de tabel dient men rekening te houden met het volgende:
- Het betreft voornamelijk mobiele verontreinigingen zoals olie, aromaten en gechloreerde koolwaterstoffen alsmede immobiele verontreinigingen met gehalten groter dan de Interventiewaarden en meer dan 25 m³.
- De omvang van de verontreiniging is globaal weergegeven;
- De grond van de naastgelegen percelen kan ook hoge gehalten aan stoffen bevatten.
- Het is dynamisch of te wel er kunnen locaties bijkomen of verdwijnen omdat de grond is gesaneerd of dat uit recenter onderzoek is gebleken dat de mate en omvang van de verontreiniging anders is.
9.3.9 Gemeentelijke bodemkwaliteitskaart
Op basis van bodemonderzoeksgegevens heeft de gemeenteraad op 1 oktober 2013 de Bodemkwaliteitskaart alsmede het Bodembeheersplan vastgesteld.
In deze beleidsnota’s staat o.a. het volgende aangegeven:
- globale gemiddelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in bepaalde zones;
- hoe omgegaan moet worden met vrijkomende grond en het hergebruik van deze gronden;
- hoe omgegaan wordt met hergebruik en verwerking van baggerspecie.
In oktober 2018 is door het college van B&W de geldigheid van de bodemkwaliteitskaart verlengd met 5 jaar. De Nota Bodembeheer is geldig tot 2023.
De verlenging is gebaseerd op een evaluatie van de diverse bodemonderzoeken die in de periode 2013 t/m 2018 zijn uitgevoerd, waaruit gebleken is dat er geen significantie verschillen zijn in de bodemkwaliteitgegevens ten opzichte van voor 2013. Na 2023 zal de Bodemkwaliteitskaart alsmede de nota Bodembeheer volledig vernieuwd moeten worden, of worden geïntegreerd in het Omgevingsplan overeenkomstig de Omgevingswet.
Eind 2020 zal het college van B&W op basis van diverse chemische analyses van grond op PFAS de zogenaamde PFAS kaart vaststellen waarna deze kaart toegevoegd wordt aan de Bodemkwaliteitskaart uit 2013
Voor het onderhavige plangebied gelden de volgende zones met bijbehorende klasse:
Kleur | Zone | Klasse 0 - 0,5 m -m.v. | klasse 0,5 - 2 m -m.v. | ||
rood | 1 | industrie | industrie | ||
geel | 2 | wonen | wonen | ||
groen | 3 | achergrondwaarde | achtergrondwaarde |
De verschillende bodem-klassen van de bovengrond van 0,0-0,5 m – m.v. staan in onderstaande kaart weergegeven waarbij het plangebied met een blauwe lijn op is weergegeven.
De bodemkwaliteitskaart wordt gebruikt voor het toepassen grond in een bepaalde zone.
Wanneer men een partij grond of baggerspecie in het plangebied wil verwerken is het van belang dat de milieuhygiënische kwaliteit van de ontvangende bodem bepalend is.
De toe te passen partij grond/baggerspecie voor een ontvangende landbodem, en de landbodem zelf worden in drie klassen verdeeld die de mate van vervuiling weergeven, te weten Achtergrondwaarde (AW), wonen en industrie.
De klasse van de toe te passen partij moet hetzelfde of schoner zijn als de ontvangende landbodem.
Een schematisch overzicht voor het toepassen van grond is in onderstaand figuur weergegeven.
Afbeelding, schema grond toepasbaar in ontvangende landbodem
In onderstaand overzicht zijn belemmeringen en aandachtsgebieden weergegeven inzake verontreinigde grond in het plangebied.
Voorburg-noord
Het gebied tussen de Laan van Nieuw Oosteinde en de Utrechtsebaan zijn veel terreinen (sterk) verontreinigd met o.a. zware metalen. Plaatselijk bevat het grondwater (sterk) verhoogde gehalten aan VOCL wegens voormalige chemische wasserijen.
Bij nieuwbouw en bij graafwerkzaamheden zijn bijna altijd sanerende maatregelen noodzakelijk.
Voorburg-centrum
Over het algemeen bevat de grond tussen de Parkweg, Utrechtsebaan, Vliet en Rozenboomlaan matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen. Bij nieuwbouw en bij graafwerkzaamheden zijn bijna altijd sanerende maatregelen noodzakelijk.
Leidschendam, Venestraat en omgeving
Over het algemeen bevat de grond in het oude centrum van Leidschendam nl. de Venestraat, Leidsekade, Delftsekade, Nieuwstraat en omgeving matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen.
Bij nieuwbouw en bij graafwerkzaamheden zijn bijna altijd sanerende maatregelen noodzakelijk.
Voorburg, Klaverweide
Ter plaatse van een parkje aan de Klaverweide is een voormalige huisvuilstort van de gemeente Voorburg aanwezig.
In de periode 1951 tot 1960 is hier huisvuil gestort in een voormalige zandwinput. Deze stort is afgedekt met een laag schone grond met een minimale dikte van 0,5 meter.
De deklaag moet intact blijven en de gemeente controleert periodiek de kwaliteit van het grondwater in en rondom de stort.
Leidschendam, Nieuwstraat 2-22
Ter plaatse van Nieuwstraat 2-22 bevindt zich de voormalige gasfabriek. De verontreinigde grond met hoge gehalten aan o.a. cyaniden en PAK is geïsoleerd door middel van een damwand en een vloeistofdichte asfaltlaag.
In 2021 zal onderzoek plaatsvinden in hoeverre de verontreinigingen door middel van bacteriën afbreken en wordt onderzoek gedaan naar het vereenvoudigen van de verplichte nazorg.
De gemeente zorgt ervoor dat de damwand niet wordt beschadigd en schade aan het asfalt wordt gerepareerd.
Gedempte sloten
De ligging van bijna alle voormalige zijn in kaart gebracht.
Formeel gezien is dempingsmateriaal verdacht op verhoogde gehalten.. Uit oude bestekken is echter gebleken dat nagenoeg alle voormalige sloten zijn gedempt met schoon zand of met gebiedseigen grond.
Er zijn enkele sloten bekend die gedempt zijn met afval zoals:
- de voormalige Smidssloot gelegen achter de woningen aan de Venestraat oneven;
- enkele sloten nabij Essenpad;
- enkele sloten in het centrum van Voorburg;
- enkele sloten in het plangebied Klein Plaspoelpolder.
Bij graafwerkzaamheden dient men rekening te houden dat de grond ter plaatse van voormalige sloten plaatselijk verontreinigd zou kunnen zijn.
Huisvuillagen / toemaakdek
Op enkele plaatsen is in de periode 1900 tot 1930 huisvuil in de bodem begraven zoals bij de Savallelaan 2, Hoekwaterstraat, Nieuwe Havenstraat 1-5, Park Leeuwensteijn, M. Emantslaan 2, De Bolder, Dr van Zeelandstraat, Veursestraatweg 294-300 en de wijk Rietvink.
Op een tweetal plaatsen is huisvuil gestort namelijk aan de Prins Bernhardlaan tijdens WO-2 en in de wijk Klaverweide (ter plaatse van het parkje) in de periode 1951-1960.
Deze locaties geven een (financiële) belemmering voor bouwwerkzaamheden en graafwerkzaamheden. Gezien de mate van verontreiniging zal de grond ook afgedekt moeten blijven met een laag schone grond.
Olieverontreinigingen
Plaatselijk zijn in de bodem olieverontreinigingen aanwezig. Met name bij particuliere voormalige ondergrondse HBO-tanks en enkele (voormalige) pompstations.
Bij graafwerkzaamheden maar ook bij het onttrekken van grondwater dient hier rekening mee te worden gehouden.
9.4 Duurzaamheid
9.4.1 Energie algemeen
Per 1 juli 2018 is landelijk de aansluitplicht op aardgas vervallen (Gaswet). Dat betekent dat nieuwbouw in Leidschendam-Voorburg niet meer wordt aangesloten op het aardgas netwerk. Gebouwen moeten op een duurzame manier verwarmd en (soms) gekoeld worden en voorzien van warm tapwater. Grosso modo is het alternatief voor aardgas gebaseerd op elektriciteit (o.a. een warmtepomp, zonneboiler etc.) of een aansluiting op een warmtenet. De toepassing van conventionele koel- of verwarmingsinstallaties zoals HR ketels, (traditionele) elektrische boilers en conventionele koelmachines is niet toegestaan.
Vanaf 1 januari 2021 geldt wettelijk voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, dat de vergunningaanvragen moeten voldoen aan de eisen voor bijna energie neutrale gebouwen (BENG). In BENG wordt de energieprestatie uitgedrukt met drie indicatoren: de energiebehoefte van het gebouw, het primair fossiele energiegebruik en het aandeel hernieuwbare energie.
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft, voor het eerst in het Klimaatplan 2009-2020, vastgesteld te streven naar een drastische afname van fossiel energiegebruik en een toename van hernieuwbare energiebronnen als zon, geothermie (aardwarmte), wind en wellicht biomassa, door een energietransitie. Het streven is om in 2050 samen met de (voormalige) regio Haaglanden klimaatneutraal te zijn en om in 2020 een CO2-reductie van 20%, 20% energiebesparing en 20% meer duurzame energie te realiseren. Nieuwe ontwikkelingen kunnen hieraan bijdragen door in de vergunningaanvraag te voldoen aan de eisen voor bijna energie neutrale gebouwen (BENG).
In het kader van het klimaatbeleid wordt gestreefd naar het opnemen van collectieve duurzame energieopties in bestemmingsplannen en bouwplannen. Een energievisie geeft voor grotere bouwprojecten de mogelijkheden aan voor duurzame energiemogelijkheden binnen Leidschendam-Voorburg.
9.4.2 Duurzaam bouwen
De ambities en afspraken op het gebied van duurzaam bouwen zijn vastgelegd in de beleidsnota Duurzaam bouwen (Dubo) van de gemeente, geactualiseerd op het onderdeel energie door het Klimaatplan 2009-2020. Hierin zijn de ambities en doelstellingen op rijks-, provinciaal- en regioniveau vertaald naar het gemeentelijk werkveld. In de nota Duurzaam bouwen (2004-2009) zijn drie onderdelen als eis opgenomen voor gemeentelijke initiatieven (raadsbesluit 2004-1781).
De drie verplichte maatregelen zijn:
- 1. Indien hout wordt toegepast, pas dan duurzaam geproduceerd hout toe. Dit is met name hout met het FSC-keurmerk (Forest Stewardship Council), conform FSC-convenant met Haaglanden;
- 2. Vermijd consequent het gebruik van zink, lood en koper voor zover blootgesteld aan de buitenlucht en gebruik geen koper voor waterleidingen;
- 3. Beperk zoveel mogelijk het gebruik van PVC in alle bouwdelen. Indien gebruik wordt gemaakt van PVC, gebruik dan gerecycled PVC en PVC waarvoor een retoursysteem bestaat.
De drie genoemde maatregelen worden waar mogelijk vastgelegd in intentie- of samenwerkingsovereenkomsten met andere ontwikkelende partijen. De beleidslijn is dat de gemeente werkt met het instrument GPR-gebouw. De gemeente gebruikt dit meetinstrument om de Dubo-prestatie van eigen projecten zichtbaar te maken en bevordert het gebruik van het instrument door derden.
GPR-gebouw is een veelgebruikt hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, utilitaire gebouwen en scholen. GPR-gebouw is een praktische en gebruiksvriendelijke online applicatie om plankwaliteit en milieubelasting van een project is samenhang te optimaliseren. De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij behaal je een 6 als je bouwt volgens het Bouwbesluit. Het steven naar een maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. Welke score behaald dient te worden is vooralsnog afhankelijk van het project.
9.5 Water
9.5.1 Inleiding
De waterparagraaf is een vast onderdeel van het bestemmingsplan en is in samenspraak met de waterbeheerders tot stand gekomen. In dit hoofdstuk (van de toelichting) komen alle relevante wateraspecten aan bod die van belang zijn in het plangebied. Het hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en -kwaliteit van de polder- en boezemwatergangen in en om het plangebied. De gemeentelijke taken zijn onder andere het riool- en oeverbeheer.
Er is invulling gegeven aan de watertoets door in vroegtijdig stadium in overleg te treden met de Hoogheemraadschappen van Delfland en Rijnland. Het plangebied valt binnen de reikwijdte van het Water- en rioleringsplan Leidschendam- Voorburg 2016-2021 dat op 15 december 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld.
9.5.2 Waterbeheer en watertoets
Bij een ruimtelijk plan dient een initiatiefnemer in het kader van de watertoets in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het plangebied ligt zowel binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. als van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Tevens zijn zij in het kader van het vooroverleg op grond van de Wro betrokken bij het tot stand komen van het bestemmingsplan.
9.5.3 Bestaand stedelijk gebied
Het bestemmingsplan beslaat het hele bestaande stedelijk gebied. Het binnenstedelijk watersysteem is in de periode tussen 2006 en 2020 al vergaand verbeterd en geoptimaliseerd. Hierdoor zijn de ruimtelijke mogelijkheden voor verdere uitbreiding van het watersysteem vrij beperkt. Realisatie van klimaatadaptieve maatregelen en waterberging zullen in toenemende mate op plotniveau moeten worden opgelost met alternatieve De huidige hoeveelheid oppervlaktewater geldt dan als absoluut minimum (Stand-Still) om watertoevoer, -afvoer en –berging te garanderen in een veranderend klimaat. Waar mogelijk dient de bergingscapaciteit vergroot te worden indien er sprake is van herontwikkeling.
9.5.4 Watersysteem
Het oppervlaktewater in het stedelijk gebied heeft een belangrijke functie in de ont- en afwatering van de gemeente. In toenemende mate heeft het oppervlaktewater ook de functie van de aanvoer van water gedurende langdurige droge periodes. Binnen het plangebied is een ruime waterstructuur aanwezig waarbij het stedelijk gebied van Leidschendam beter dooraderd is dan het stedelijk gebied van Voorburg of de kern van Stompwijk.
9.5.5 Wateropgave
Het stedelijk gebied is qua wateropgave goeddeels op orde dankzij de vele investeringen die via het eerste waterplan Leidschendam-Voorburg zijn gedaan. Dat neemt niet weg dat aandacht voor de wateropgave een continu aandachtspunt blijft door de klimaatverandering. Korte steeds intensere buien vragen op investeringen om de piekaanvoer van hemelwater op te kunnen vangen en wateroverlast of schade tegen te gaan. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarom een bijdrage leveren aan het opvangen en bufferen van regenwater. Via de 6 jaarlijkse klimaatstresstest wordt steeds duidelijk waar extra inspanningen op dit gebied geleverd moeten worden.
Beide waterschappen hebben hun eigen rekenmethode om te bepalen hoeveel waterberging moet worden gerealiseerd de effecten op het watersysteem te compenseren bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.
Ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt zorgen voor een snellere afstroming van hemelwater naar het oppervlaktewater. Dit kan leiden tot wateroverlast en moet worden gecompenseerd door extra waterberging aan te leggen. Delfland houdt daarbij ook rekening met de extra effecten van klimaatverandering door een aanvullende bergingseis. Meer informatie over de compensatieregels is te vinden op de websites van de waterschappen.
9.5.6 Grondwater
Om overlast van hemel- en grondwater te voorkomen is het streefadvies is om de bouwpeilen zo te kiezen dat minimaal een hoogteverschil van 0,20 – 0,30 m tussen de weghoogte (kruin) en het vloerpeil wordt gerealiseerd. Dit hoogteverschil is nodig om de riolering zonder problemen te laten afvoeren naar het straatriool tijdens hevige neerslag. De droogleggingseis of het bouwpeil van nieuwbouwplannen wordt in overleg met de riool- en waterbeheerder bepaald aan de hand van de bodemopbouw, aard van het plan en gegevens van het gemeentelijke grondwatermeetnet. Streefwaarden staan benoemd in het Water- en Rioleringsplan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient (indien van toepassing) inzichtelijk te worden gemaakt:
- De geschiktheid van het gebied voor het ruimtelijk plan en de functie(s) met betrekking tot grondwatersituatie en bodem;
- De effecten van het ruimtelijk plan (met name ondergrondse constructies) op het lokale grondwatersysteem/bodem.
9.5.7 Waterkeringen en waterveiligheid
Het stedelijk gebied bestaat zowel uit boezemland als vele poldergebieden. Op de grensvlakken van die gebieden liggen waterkeringen met een kernzone en een beschermingszone met elk hun eigen beschermingsregels vanuit de waterschappen.
Werkzaamheden binnen die zones dienen afgestemd te worden met de waterschappen.
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de leggers van de waterschappen zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgelegd. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur van de waterschappen beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de waterkering nu en in de toekomst kunnen aantasten.
In het plangebied liggen regionale waterkeringen (genormeerde boezemkaden) en overige waterkeringen (landscheiding). De ligging van de keringen en de bijbehorende regels zijn op de website van de waterschappen te vinden.
9.5.8 Riolering en afkoppeling
Vooral in stedelijk gebied kan wateroverlast worden veroorzaakt door de snelle afvoer van hemelwater van verharde oppervlakken zoals daken, bestratingen, wegen en glas. Om wateroverlast ten gevolge van afstromend hemelwater te voorkomen geldt de volgende voorkeurs volgorde:
- 1. Hemelwater vasthouden:
- a. voor benutting;
- b. opvangen in (vegetatie)daken in of onder verhardingen of in gebouwen;
- c. (in)filtratie van hemelwater, bijvoorbeeld doorlatende verharding, infiltratiebermen en wadi's;
- 2. Afstromend hemelwater afvoeren naar en bergen in het oppervlaktewater;
- 3. Hemelwater afvoeren via het vuilwaterriool naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
Het stedelijk gebied kent een grote variëteit aan rioolstelsels. Waar mogelijk en doelmatig wordt dat stelsel geleidelijk uitgebreid tot een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel waar schoon water zo veel mogelijk wordt hergebruikt en vuil water wordt afgevoerd naar de waterzuivering. De gemeente stelt als eis dat nieuwbouwplannen voorzien in het gescheiden aanbieden van vuilwater en schoon hemelwater. Schoon hemelwater kan dan (op termijn) worden 'afgekoppeld' van het gemengde rioolstelsel en (vertraagd) afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.
Voor zover in het plan uitlogende materialen worden toegepast (lood, zink voor de dakgoot), worden deze voorzien van een coating. Op die manier wordt verontreiniging zoveel mogelijk voorkomen.
In het stedelijk gebied zijn diverse afvalwater(pers)transportleidingen aanwezig. Dit zijn belangrijke transportleidingen van afvalwater. Het is van belang, om de functionaliteit van de leidingen te waarborgen. Sommige van deze leidingen kennen een belemmeringsstrook waarmee rekening moet worden gehouden. Deze zijn op de verbeelding aangeduid.
9.5.9 Riool- en baggerbeheer
Het riool- en baggerbeheer heeft een belangrijke invloed op de waterkwaliteit. Watergangen worden regelmatig gebaggerd om ze op diepte te houden en de voedselrijke bagger af te voeren. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van het hoofdwatersysteem (zogenaamd primair water) en de waterkeringen. Voor secundair boezemwater en polderwateren zijn veelal andere partijen (gemeente, grondeigenaar) onderhoudsplichtig.
Onderhoudsplichten zijn in de leggers van de waterschappen vastgesteld. Onderhoud aan water en waterkering betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houden de waterschappen ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur en Legger van de waterschappen.
Bij ruimtelijke plannen is het voor onderhoud van watergangen van belang rekening te houden met de benodigde onderhoudsstroken zoals vastgelegd in de legger. Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal.
Het Gemeentelijk Water- en Rioleringsplan 2016-2021 is eind 2015 vastgesteld en is een verbreed GRP.
9.5.10 Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het kader van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie.
Met de komst van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn planten en dieren (ecologie) centraler komen te staan in het Europese en nationale waterkwaliteitsbeheer. De chemische kwaliteit van het oppervlaktewater is een belangrijke randvoorwaarde voor een goede ecologische toestand van het oppervlaktewater. Meer aandacht voor ecologie vraagt een andere inrichting en beheer van het watersysteem. Voor inrichtingsmaatregelen als natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen is vaak extra fysieke ruimte nodig. Dit kan een ruimteclaim met zich meebrengen voor de ruimtelijke inrichting.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient (indien van toepassing) inzichtelijk te worden gemaakt:
- De effecten op de huidige chemische en ecologische watersysteemkwaliteit, met bijzondere aandacht voor KRW-waterlichamen en eventuele nabijgelegen zwemwaterlocaties, waterparels en andere gebieden waarop hogere waterkwaliteitsdoelstellingen van toepassing zijn;
- Ruimtelijke kansen voor de realisatie van de KRW-opgave;
- Maatregelen voor het oplossen van eventuele negatieve effecten op de water(systeem)kwaliteitsdoelen en opgave.
9.5.11 Klimaatadaptatie
Als gevolg van klimaatverandering is het noodzakelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving rekening te houden met de gevolgen van klimaatverandering. Het omgaan met klimaatverandering is een maatschappelijke opgave, die een gezamenlijke inspanning vraagt van overheden, burgers en bedrijfsleven. Door klimaatadaptieve maatregelen tijdig mee te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen voorkomen we hoge kosten in de toekomst voor onze samenleving.
Voorbeelden hiervan zijn: ontharden / vergroenen van gebieden, toepassen van doorlatende verharding, infiltratie van regenwater in de bodem, platte of flauw hellende daken vergroenen. Voor het tegengaan van hitte en daaraan gerelateerde verdroging wordt gestreefd naar hittewerende dakbedekking of bouwmaterialen zodat het stedelijk gebied niet verder opwarmt.
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft een Klimaatstresstest vastgesteld. De klimaatstresstest onderzoekt de gevolgen van klimaatverandering op vier klimaatthema’s: hitte, droogte, wateroverlast en overstromingen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen de effecten van klimaatverandering te zijn beschreven. Hiervoor kan de Klimaatstresstest worden gehanteerd als uitgangspunt.
9.6 Luchtkwaliteit
9.6.1 Inleiding
De regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit is opgenomen in paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). De paragraaf staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet heeft tot doel de volksgezondheid te beschermen door luchtverontreiniging terug te dringen. De wet bevat grenswaarden voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Voor de luchtkwaliteit zijn met name de concentraties stikstofdioxide en fijnstof van belang. De concentraties van overige stoffen voldoen in Nederland ruimschoots aan de normen.
De belangrijkste grenswaarden voor de luchtkwaliteit zijn:
Stof | Norm | Niveau | |
Stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde | 40 µg/m³ | |
Fijn stof (PM10) | jaargemiddelde | 40 µg/m³ | |
24-uurs gemiddelde; overschrijding is toegestaan op niet meer dan 35 dagen per jaar. | 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargmiddelde | 25 µg/m³ |
Bij nieuwbouwprojecten wordt in de Wet luchtkwaliteit onderscheid gemaakt tussen 'grote' en 'kleine' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Zeer grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij moet vooral gedacht worden aan omvangrijke grote nieuwbouwwoonwijken, bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
In artikel 5.16, lid 1 Wm is bepaald, onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders onder meer een bestemmingsplan mogen vaststellen of wijzigen. Als aannemelijk kan worden gemaakt dat aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan is het uitvoeren van een uitgebreid luchtkwaliteitsonderzoek wettelijk niet meer verplicht. Luchtkwaliteitseisen vormen dan in beginsel geen belemmering meer voor het uitoefenen van deze bevoegdheid. De betreffende voorwaarden zijn:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een nieuwbouwproject leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een nieuwbouwproject draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging (d.w.z.: een concentratietoename van niet meer dan 3% van de grenswaarde (1,2 microgram/m³ = 3% van 40 microgram/m³);
- een nieuwbouwproject past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Samengevat komt de regelgeving erop neer dat als de huidige en toekomstige luchtkwaliteit binnen het plangebied voldoet aan de grenswaarden en/of het plan maakt geen nieuwe projecten of slechts kleine, NIBM-projecten mogelijk, dan is geen toetsing aan de grenswaarden nodig.
9.6.2 Beoordeling plangebied
De heersende en toekomstige luchtkwaliteit in het plangebied kan worden herleid uit de NSL-Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl/viewer). Daaruit blijkt dat in 2018 de volgende maximale jaargemiddelde concentraties in het plangebied optraden:
36,4 µg/m³ voor stikstofdioxide (NO2), 22,2 µg/m³ voor PM10 en 13,1 µg/m³ voor PM2,5. Deze maximale concentraties liggen ruim onder de grenswaarden.
Door de steeds strengere Europese emissie-eisen voor nieuwe voertuigen en het vastgestelde overheidsbeleid in o.a. het NSL en het aanvullende beleid in het Schone Lucht Akkoord is de prognose voor 2020 en 2030 dat de jaargemiddelde concentraties van deze stoffen verder zullen dalen. De NSL-Monitoringstool (stand december 2020) geeft de volgende prognoses voor de maximale jaargemiddelde concentraties in het plangebied:
Prognosejaar | NO2 | PM10 | PM2,5 | ||
2020 | 32,7 µg/m³ | 21,1 µg/m³ | 12,1 µg/m³ | ||
203 | 20,1 µg/m³ | 18,4 µg/m³ | 9,6 µg/m³ |
Aangezien het plan conserverend van aard is, worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat de vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan geen toename van verkeer veroorzaakt en niet bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie:
Dit plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en veroorzaakt dus geen verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook is in het plangebied geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde. De regelgeving over luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van het dit bestemmingsplan.
9.7 Geluid
9.7.1 Wettelijk kader
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening relevant zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en industrie. Leidschendam-Voorburg ligt buiten een geluidzone vanwege luchtvaart. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidbelaste object – hiervoor kent de wet 'geluidgevoelige bestemmingen'. In de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) zijn als geluidgevoelige bestemmingen aangewezen:
- woningen;
- onderwijsgebouwen;
- ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- kinderdagverblijven;
- standplaats woonwagen;
- ligplaats van een woonschip.
In de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat bij het bestemmen van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen moet worden beoordeeld of aan de grenswaarden uit de Wgh kan worden voldaan en of binnen het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat. Daarbij gaat het om nieuw te realiseren en/of uit te breiden geluidgevoelige bestemmingen gelegen in de geluidzone langs (spoor)wegen en industrieterreinen en om bestaande geluidgevoelige bestemmingen bij de aanleg/wijziging van (spoor)wegen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven bestaande geluidgevoelige bestemmingen in de zone van een bestaande geluidbron niet (opnieuw) getoetst te worden. Ook is de Wgh niet van toepassing op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar.
9.7.2 Geluidzone wegverkeer
In de Wet geluidhinder is bepaald, dat elke weg een geluidzone (planologisch aandachtsgebied) heeft, met uitzondering van woonerven en 30 km/u-wegen. De zonebreedte langs een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk).
De zone strekt zich uit vanaf de as van de weg tot de vermelde breedte aan weerszijden van de weg. De zonebreedte langs wegen varieert van 200 tot maximaal 600 meter.
Aantal rijstroken | Zonebreedte bij wegligging binnen stedelijk gebied | Zonebreedte bij wegligging buiten stedelijk gebied | |
2 | 200 meter | 250 meter | |
3 of 4 | 350 meter | 400 meter | |
5 of meer | 350 meter | 600 meter |
Wegen van 30 km/h hebben geen geluidszone, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening (Wro) moet voor deze wegen wel aannemelijk worden gemaakt dat sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat.
9.7.3 Geluidzone railverkeer
De spoorwegen met een geluidzone zijn vermeld op de geluidplafondkaart (hoofdspoorwegen) of op de zonekaart (niet-hoofdspoorwegen). De zonebreedte langs een spoorweg op de geluidplafondkaart is geregeld in het Besluit geluidhinder en is afhankelijk de hoogte van het geluidproductieplafond zoals opgenomen in het geluidregister spoorwegen. Deze zonebreedte kan variëren van 100 tot maximaal 1200 meter.
Hoogte geluidreductieplafond | Breedte zones (in meters) |
Kleiner dan 56 dB | 100 |
Gelijk aan of groter dan 56 dB maar kleiner dan 61 dB | 200 |
Gelijk aan of groter dan 61 dB maar kleiner dan 66 dB | 300 |
Gelijk aan of groter dan 66 dB maar kleiner dan 71 dB | 600 |
Gelijk aan of groter dan 71 dB maar kleiner dan 74 dB | 900 |
Gelijk aan of groter dan 74 dB | 1200 |
Bij niet-hoofdspoorwegen op de zonekaart is de zonebreedte per spoortraject geregeld in de Regeling Zonekaart. Deze zonebreedte varieert van 25 tot maximaal 100 meter.
Voor overige spoorwegen die niet op de geluidplafondkaart of de zonekaart staan – zoals de meeste tramtrajecten - geldt de zone voor wegverkeer.
9.7.4 Geluidzone industrie
In de Wet geluidhinder is via zonering het ruimtelijke scheiden geregeld van grote lawaaimakende industrie (gedefinieerd in het Besluit omgevingsrecht) en geluidsgevoelige objecten. Deze scheiding ontstaat door het vaststellen van een zone rondom het industrieterrein in het bestemmingsplan waarin het toelaten van geluidgevoelige objecten enkel onder voorwaarden mogelijk is. Buiten de zone mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan en gelden er geen beperkingen voor het bestemmen van geluidgevoelige objecten. Binnen de zone geldt voor het bestemmen van geluidgevoelige objecten een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Via een hogere waarde procedure kan een hogere geluidbelasting tot maximaal 55 dB(A) worden toegestaan.
Geluid van niet-gezoneerde bedrijfsactiviteiten niet valt onder de Wgh en is onderdeel van de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening bij het thema Bedrijven en milieuzonering.
9.7.5 Grenswaarden Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan er een ontheffing (hogere waarde) van de voorkeursgrenswaarde worden verleend tot aan een zekere maximale ontheffingswaarde.
De hoogte van de maximale ontheffingswaarde is onder andere afhankelijk van de ligging van de geluidgevoelige bestemming in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Stedelijk is het gebied binnen de bebouwde kom; buitenstedelijk gebied is het gebied buiten de bebouwde kom én het gebied binnen de bebouwde kom dat ligt binnen de zone van een auto(snel)weg.
Bij een geluidbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt wanneer er gebruik wordt gemaakt van 'dove’ gevels. Een ‘dove’ gevel is een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB als etmaalwaarde, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.
Voor nieuwe woningen gelden de onderstaande grenswaarden. Voor agrarische woningen, vervangende woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen kunnen afwijkende maximale ontheffingswaarden gelden. Een volledig overzicht van de maximale ontheffingswaarden is opgenomen in de Beleidsregel hogere grenswaarden Wgh Leidschendam-Voorburg (2010/3089).
Geluidsbron | Gebiedstype | Voorkeursgrenswaarde | Maximale ontheffingswaarde | ||
Wegverkeer | Stedelijk | 48 dB | 63 dB | ||
Wegverkeer | Buitenstedelijk | 48 dB | 53 dB | ||
Railverkeer | Stedelijk en buitenstedelijk | 55 dB | 58 dB | ||
Industrie | Stedelijk en buitenstedelijk | 50 dB(A) | 55 dB(A) |
Tabel, overzicht grenswaarden geluid bij nieuwbouw woningen
Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.
Burgemeester en wethouders mogen een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting slechts verlenen als toepassing van maatregelen ondoeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Om een hogere waarde te kunnen vaststellen moet ook voldaan worden aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de gemeentelijke Beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder (2010/3089). Deze voorwaarden zijn:
- Iedere woning dient te beschikken over een geluidsluwe gevel;
- Geluidsgevoelige verblijfsruimten zoals slaapkamers en woonkamers moeten bij voorkeur worden gesitueerd aan de geluidsluwe zijde van de woning;
- Als de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidsluwe zijde. Het geluidsniveau mag er in ieder geval niet meer dan 5 dB hoger zijn dan op de geluidsluwe gevel;
- De maximale gecumuleerde geluidsbelasting vanwege meerdere gezoneerde (spoor)wegen en/of industrieterreinen mag niet meer bedragen dan de hoogste benodigde hogere waarde (zonder aftrek ex art. 110g Wgh) per geluidbron vermeerderd met 2 dB.
9.7.6 Beoordeling plangebied
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de geluidbronnen wegverkeer en railverkeer relevant vanwege de aanwezigheid van geluidgezoneerde (spoor)wegen. Het plangebied ligt buiten geluidszones vanwege industrie. Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Voor zover het plan toevoeging van nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk maakt binnen een geluidzone, is toetsing aan de Wgh door middel van akoestisch onderzoek vereist.
9.7.7 Tracébesluit A4 Haaglanden - N14
Dit project van Rijkswaterstaat betreft de uitbreiding van de A4 tussen de aansluiting op de N14 en de Ketheltunnel met extra rijstroken en weefvakken, capaciteitsverhoging van diverse toe- en afritten alsmede de realisatie van twee ongelijkvloerse kruisingen van de N14 met de Heuvelweg/Mgr. van Steelaan en de Noordsingel/Prins Bernhardlaan, die gelegen zijn binnen dit plangebied. De geluidproductieplafonds van de N14 blijven ongewijzigd, zodat vanuit de Wet milieubeheer voor de N14 geen geluidmaatregelen nodig zijn. De delen van de N14 tussen de tunnels vallen onder het MJPG (Meerjaren programma geluid). Het MJPG beziet voor die locaties of sanering vereist is en of er daarvoor geluidmaatregelen nodig zijn.
Voor de fysieke wegaanpassing op de twee kruisende gemeentelijke wegen is nagegaan of vanuit de Wet geluidhinder geluidmaatregelen vereist zijn. Door de fysieke wegaanpassing zal bij de Prinses Bernhardlaan / Noordsingel geen ‘reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder’ ontstaan. Bij de Heuvelweg/ Monseigneur van Steelaan ontstaat wel een ‘reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder’. Als geluidmaatregel wordt een stiller wegdek toegepast. De geluidbelasting rond de kruising zal hierdoor afnemen, maar niet voorkomen kan worden dat 74 in 1996 vastgestelde hogere waarden langs de Heuvelweg met maximaal 1 dB worden overschreden. Bij het Tracébesluit moeten daarom voor 74 woningen (Ransuillaan tussen huisnummers 11 en 223) nieuwe hogere waarden van 58 tot maximaal 60 dB worden vastgesteld. Hier zal een onderzoek naar het voldoen aan het wettelijk binnenniveau worden uitgevoerd nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden.
Op het gemeentelijk wegennet treedt als gevolg van het project een wijziging in de verkeersintensiteit op en hiermee in geluidbelasting. Het verschil is beperkt en blijft vrijwel overal binnen de 1 dB. Op een drietal locaties ontstaat een geluidsafname van meer dan 1 dB (Parkweg, Voorburgseweg en de Oude Trambaan). Nergens zal op het onderliggend wegennet een effect ontstaan door het project van meer dan +1 dB. Een toename van maximaal 1 dB is niet waarneembaar en wordt daarmee aanvaardbaar geacht.
9.7.8 Eerdere planologische besluiten met vastgestelde hogere waarden
In dit bestemmingsplan zijn de onheroepelijke planologische besluiten opgenomen van na 2009. Voor zover deze eerdere besluiten nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk hebben gemaakt binnen een geluidzone is op basis van akoestisch onderzoek getoetst aan de Wet geluidhinder en aan de eisen van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierna worden de besluiten beschreven die nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk hebben gemaakt en waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld.
9.8 Natuurbescherming
9.8.1 Inleiding
9.8.2 Natuur
9.8.3 Flora en fauna
Volgens de natuurwetgeving dient een initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen op de hoogte te zijn van de beschermde natuurwaarden. Nieuwe plannen moeten getoetst worden aan de Wet Natuurbescherming. Deze wet regelt de bescherming van gebieden en van dier- en plantensoorten en kan mogelijk eisen stellen aan nieuwe inrichting zoals bij sloop- en nieuwbouw. Voor de beschermde gebieden zie hierboven onder 9.8.2.2 onder de paragraaf Gebiedsbescherming met bijbehorende afbeelding.
De Wet Natuurbescherming beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De regels gaan over het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor activiteiten die een bedreiging kunnen vormen voor beschermde soorten, moet ontheffing worden gevraagd. Vooral wanneer er soorten voorkomen uit de zogenaamde 'strenge' categorie (Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en de bedreigde soorten van de diverse Rode Lijsten), kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer een plan significant nadelige effecten kan hebben voor deze soorten.
9.8.4 Stikstof
In het gebied kan nieuwe inrichting door de toename van stikstofdepositie invloed hebben op stikstofgevoelige habitats en leefgebieden in de nabije Natura2000-gebieden. Zowel bij de aanleg door machines en transportbewegingen als na de realisatie.
Onderzocht dient te worden of er significante gevolgen zijn door de stikstoftoenamen en of er vergunningsplicht is op grond van de Wet Natuurbescherming.
9.9 Externe Veiligheid
9.9.1 Inleiding
Externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico’s die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten.
Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In dit hoofdstuk wordt ook kort ingegaan op stoffen die risicovol zijn, maar niet onder de Externe Veiligheid vallen, zoals transport van benzine en opslag van consumentenvuurwerk.
Gegevens over externe veiligheidsrisico’s worden door de overheden verzameld, beheerd en weergegeven op kaarten en openbaar gemaakt op internet en bij de Omgevingsdienst Haaglanden (gegevens zijn niet openbaar) bijv.:
- https://www.risicokaart.nl/home
- https://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/veiligheid/risicokaart/
- https://flamingo.bij12.nl/risicokaart-viewer/app/Risicokaart-openbaar
- https://nl.ev-signaleringskaart.nl/viewer/app/EV-signaleringskaart_NL?version
In de toekomstige omgevingswet zal bovenstaande worden ontsloten met het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV) en worden weergegeven in de “Atlas van de Leefomgeving”.
9.9.2 Toetsingskader
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het bestemmingsplan betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, vastgesteld te worden.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.
Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Voor het PR geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6contour gerealiseerd worden.
Conform de bepalingen van het Bouwbesluit hoeft men bij de aanvraag van een omgevingsvergunning alleen op externe veiligheid te toetsen wanneer het plan valt binnen de 10-6contour van het plaatsgebonden risico of binnen plasbrandaandachtsgebieden van vaar- of spoorwegen (Basisnetroute).
Voor de overige risicobronnen of situaties is toetsing nodig als het bestemmingsplan nadere regels bevat (zoals een nadere eis of afwijkingsbevoegdheid). Op basis van artikel 2.12 van de Wabo moet de gemeente deze regels dan in de omgevingsvergunning uitwerken en opnemen.
Wanneer er sprake is van een afwijking of wijziging van een bestemmingsplan in het kader van een omgevingsvergunning, dan is het gebruikelijk om de aspecten inzake EV opnieuw in ogenschouw te nemen.
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft geen eigen beleid ten aanzien van externe veiligheid.
Sinds 1 april 2019 is de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' van kracht (Provinciaal blad nr. 2349 van 29 maart 2019). Hoofddoel van het beleid is de kans dat grote groepen mensen slachtoffer worden van ongevallen met gevaarlijke stoffen te minimaliseren. Daarbij staan maatregelen aan de bron voorop.
Gelijktijdig zijn de Omgevingsverordening Zuid-Holland en de bijbehorende programma’s in werking getreden.
Het groepsrisico staat in de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' genoemd als onderdeel van het provinciaal ruimtelijk belang (pagina 149). Om het ontstaan van nieuwe knelpunten rond de risicobronnen te voorkomen, vraagt de provincie de gemeenten om aannemelijk te maken dat op termijn aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan, wanneer het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt en het berekende groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt.
9.9.3 Risicovolle inrichtingen
Voor de opslag van gevaarlijke stoffen van een zekere omvang geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast gelden voor kleinere opslagvoorzieningen en bepaalde installaties (bijvoorbeeld CNG-tankstations) aan te houden veiligheidsafstanden op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
9.9.4 Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet.
In regio Haaglanden zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens tussen Leidschendam-Voorburg en Zoeterwoude (wegvakken Z8 en Z7), en de A13, tussen knooppunt Ypenburg en Delft-Zuid (wegvakken Z29 en Z113), basisnetafstanden vastgelegd.
Over het wegvak Z7 van rijksweg A4 worden naast de stofcategorieën LF1 (brandbare vloeistoffen), LF2 (brandbare vloeistoffen) en GF3 (brandbare gassen) ook de categorieën LT1, LT2 en LT3 stoffen (giftige vloeistoffen) vervoerd. Uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) volgt dat de afstand tot de 1%-letaliteitsgrens (het invloedsgebied) van deze weg ten aanzien van het vervoer van giftige LT3-stoffen meer dan 4 km bedraagt. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van dit wegvak. Over wegvak Z16a van rijksweg A12 ligt het invloedsgebied 1%-letaliteit op maximaal 355 meter, als gevolg van het transport van LPG en propaan (stofcategorie GF3).
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A4 en de A21.
Wanneer nieuwbouw plaatsvindt binnen de 200 meter zone waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet het groepsrisico worden verantwoord.
Aan het bouwen van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied zijn eisen gesteld op grond van artikel 2.3 eerste respectievelijk tweede lid van de Regeling Bouwbesluit 2012. Paragraaf 2.3 van deze regeling is eveneens op 1 april 2015 in werking getreden (Stb. 2015, 92). In beide gevallen moet zijn voldaan aan de artikelen 2.5 t/m 2.9 van voornoemde regeling. Aanvullend moet het mechanisch ventilatiesysteem van een, als beperkt kwetsbare object aan te merken, bouwwerk binnen een veiligheidszone zijn uitgerust met een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld (artikel 2.10 van de regeling).
Deze bepalingen gelden niet voor bouwwerken met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (bijvoorbeeld telefoon- of elektriciteitscentrale).
Over het spoortraject Den Haag-Leiden vindt geen regulier transport gevaarlijke stoffen plaats. Alleen in geval van omleiding van het spoorverkeer, bij ernstige belemmeringen van de infrastructuur als gevolg van een ongeval, is het gebruik van het spoor voor gevaarlijke stoffen niet geheel uit te sluiten. Ten behoeve van het vaststellen van de bestemmingsplannen ’t Loo en Essesteijn heeft adviesbureau AVIV onderzoek verricht naar de gevolgen voor het groepsrisico bij een dergelijke omleiding. Uit het rapport d.d. 17 januari 2012, kenmerk 112138, blijkt dat, voor de zes onderzochte stofcategorieën (propaan, ammoniak, chloor, pentaan, acynitril en acroleine), het groepsrisico nihil is of zelfs niet tot een groepsrisico heeft geleid (minder dan 10 dodelijke slachtoffers).
9.9.5 Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar.
Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatie-afstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
De ligging van de ondergrondse hogedruk aardgasleiding in het stedelijk gebied is op onderstaand plaatje weergegeven. Voor de leesbaarheid wordt het gebied van de 1% letaliteit niet weergegeven.
Voor gedetailleerder informatie wordt verwezen naar de verbeelding en de website: https://relevant.nl/display/THEMA/Signaleringskaart+EV
Legenda | |
Blauwe lijn | : gemeentegrens |
Bruine lijn | : hogedruk gasleiding |
Groene lijn | : 100% letaliteitszone |
De kenmerken van de aardgas trasportleidingen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Nummer | Diameter | Druk | 1%-letaliteit | 100%- letaliteit | Beschermings zone | Ligging gasleiding | |||||
W-514-01 | 11 | 40 | 140 | 70 | 4 | Langs A4, zuid-kant | |||||
A-517 | 30 | 66 | 380 | 160 | 4 | Langs de A4 Leidseveen en L'dam Zuid | |||||
W-514-17 | 8 | 40 | 95 | 50 | 4 | Essesteijn langs Mgr. Van Steelaan | |||||
W-514-16 | 15 | 40 | 170 | 80 | 4 | Langs spoorbaan en langs Rembrandtlaan | |||||
W-536-01 | 19 | 40 | 220 | 100 | 4 | Langs Utrechtsebaan en door Voorburg-west | |||||
W-536-01 | 19 | 40 | 220 | 100 | 4 | In Den Haag nabij Park Leeuwenbergh | |||||
A-517-10 | 19 | 66 | 270 | 120 | 4 | In Den Haag nabij Park Leeuwenbergh |
Binnen het plangebied liggen diverse woningen op een korte afstand van de hogedruk aardgasleidingen. Een hogedruk aardgasleiding kan falen als gevolg van schade door derden.
Falen als gevolg van corrosie is uitgesloten door de veiligheidsmaatregelen die door de Gasunie zijn genomen (inherente veiligheid). Door een beschadiging van de aardgasleiding kan gas vrijkomen dat vervolgens kan ontsteken en een fakkelbrand vormt. De explosie maar ook de hittestraling geeft een risico voor de aanwezige mensen binnen het invloedsgebied.
Schade of lekkage van de hogedruk leidingen worden voorkomen door de volgende maatregelen:
- Aannemers zijn wettelijk verplicht om een zogenaamde KLIC-melding te doen en dus van tevoren te onderzoeken waar kabels en Leidingen in de grond liggen;
- Graafwerkzaamheden binnen 5 meter van een hogedruk gasleiding mogen alleen met toestemming van de Gasunie;
- Binnen de 5 meter van een hogedruk gasleiding mag in principe niet gebouwd worden en is ook opgenomen op de plankaart;
- Alle gemeentelijke graafwerkzaamheden en meldingen van voorgenomen graafwerkzaamheden door derden worden door de gemeente gecontroleerd;
- Bij het waarnemen van een gaslucht wordt direct actie ondernomen om de risico’s te verkleinen;
- De gasdruk wordt door de Gasunie steeds gecontroleerd en bij een significante afname worden direct maatregelen getroffen.
9.9.6 Advisering Veiligheidsregio Haaglanden
De gemeente is wettelijk verplicht om advies bij het bestuur van de veiligheidsregio in te winnen met de betrekking tot de volgende aspecten:
- de mogelijkheid tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, in de inrichting waarop dat besluit betrekking heeft;
- de mogelijkheid voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting waarop dat besluit betrekking heeft om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of een zwaar ongeval voordoet (de zelfredzaamheid).
9.10 Kabels En Leidingen
In het plangebied zijn meerdere hogedruk aardgastransportleidingen gelegen waarvoor een speciale bescherming noodzakelijk is.
Daarnaast zijn er ook een aantal ondergrondse 150.000 Volt transportleidingen van Tennet die bescherming behoeven. Ter plaatse van bovenstaande ondergrondse leidingen zijn er zones op de plankaart opgenomen aan weerszijden van de leidingen.
Verder zijn in het plangebied diverse lokale leidingen aanwezig waaronder telecommunicatieverbindingen. Geadviseerd wordt voor elke activiteit, waarbij er wordt gegraven binnen het openbaar gebied, een KLIC-melding uit te voeren.
Hoofdstuk 10 Cultureel Erfgoed
10.1 Archeologie
Archeologie houdt zich bezig met het onderzoeken en reconstrueren van samenlevingen uit het verleden. Hiervoor worden resten van menselijke activiteiten opgespoord en onderzocht. In tegenstelling tot wat veel mensen denken heeft archeologie dus niet als doel om ‘schatten’ te verzamelen, maar om alle aspecten van het leven in de (pre)historie zo getrouw mogelijk te reconstrueren.
Als verzamelnaam voor de archeologische waarden wordt ook wel de term ‘bodemarchief’ gebruikt. Dit bodemarchief is van groot belang, omdat het als enige informatie bevat voor de periode waarover we geen schriftelijke bronnen hebben. Ook voor de periode waarvan we wel schriftelijke bronnen hebben is archeologie vaak een waardevolle aanvulling, omdat de schriftelijke verslaglegging vaak beknopt was of geschreven werd vanuit een specifiek politiek, economisch of sociaal gezichtspunt. Wetenschappelijk gezien vormen archeologische waarden daardoor een belangrijke, unieke informatiebron voor kennis van het verleden. Ze hebben echter ook waarde voor de samenleving als geheel, in de vorm van cultureel erfgoed. Samen met andere cultuurhistorische waarden en het landschap waarvan ze deel uitmaken zijn archeologische waarden de dragers van de gemeenschappelijke geschiedenis en identiteit van een groep mensen.
Slechts een klein aantal archeologische waarden, zoals dijken, kasteelterreinen of grafheuvels zijn zichtbaar aan het oppervlak. De meeste archeologische resten bevinden zich in de bodem, in de vorm van grondsporen of vondstmateriaal. Archeologische waarden zijn dus onlosmakelijk verbonden met de bodem en dit maakt ze zeer kwetsbaar voor bodemingrepen. Veranderingen in de structuur van de bodem leiden onherroepelijk tot informatieverlies of, in het uiterste geval, tot totale vernietiging van archeologische waarden. Hierbij is het van belang om ons te realiseren dat archeologische waarden geen regeneratievermogen hebben, in tegenstelling tot bijvoorbeeld natuurwaarden. Dat wil zeggen dat de waarden die verdwenen zijn, voorgoed verloren zijn.
Binnen het huidige archeologische bestel wordt zoveel mogelijk gestreefd naar het behoud van archeologische waarden in de bodem, dit wordt ook wel ‘in situ behoud’ genoemd. Op deze manier wordt het bodemarchief zo compleet mogelijk in de grond behouden. Dit streven wordt vooral ingegeven door de grote kwetsbaarheid van de hierin aanwezige archeologische waarden, hun sterke achteruitgang en het besef dat ze niet oneindig in de bodem aanwezig zijn. Bovendien wordt aangenomen dat er in de toekomst nieuwe (archeologische) onderzoeksmethoden ontwikkeld zullen worden die nieuwe inzichten verschaffen in het verleden, mits er dan nog archeologische waarden zijn om te onderzoeken. In het geval in situ behoud niet mogelijk is kan er besloten worden dat de archeologische waarden opgegraven moeten worden. De sporen en vondsten moeten dan gedocumenteerd en indien nodig geconserveerd worden. De resultaten van het onderzoek dienen vastgelegd te worden in een rapportage.
10.1.1 Verwachtingskaarten
Zoals in Nota Archeologie - herijking 2013 al is aangegeven moet de gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan ook rekening moet houden met de aanwezige en de aantoonbaar te verwachten archeologische waarden (ook wel archeologische monumenten genoemd). Hoewel de bodem van de Gemeente Leidschendam-Voorburg rijk is aan archeologische waarden zijn veel daarvan echter nog niet of maar ten dele bekend. Om grip te kunnen krijgen op deze vaak onzichtbare en nog niet bekende archeologische monumenten heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg in 2013 een analyse laten maken van de landschappelijke kenmerken van bekende nederzettingslocaties (Bijlage 74). Op basis van deze uitgebreide studie van het landschap in relatie tot archeologische vondsten en vindplaatsen is vastgesteld dat binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig kunnen zijn vanaf ongeveer 5000 jaar geleden. Ten zuiden van het plangebied zijn zelfs nog enkele oudere vindplaatsen aangetroffen op kleine duintjes ten oosten van de oudste strandwal. Deze duintjes zijn binnen het plangebied nog niet aangetroffen.
10.1.2 Geoacheologische kaart
Voor het opstellen van een archeologische verwachting- en waardenkaart wordt vaak gebruik gemaakt van de geomorfologische kaarten. Dit komt doordat men in het verleden voornamelijk woonde op geologisch (landschappelijk) aantrekkelijke locaties, maar ook doordat de trefkans op archeologische resten in grote mate wordt bepaald door het feit dat een oorspronkelijke loopvlak uit bepaalde perioden wel of niet aanwezig is. Zo kunnen latere geologische processen en menselijk ingrijpen in het landschap, hebben geleid tot verstoring van archeologische sporen en vondsten. In 2009 heeft Deltares daarom een Geoarcheologische kaart van de gemeente Leidschendam-Voorburg gemaakt.
10.1.3 Overzicht van het (archeologische) cultuurlandschap van het plangebied
Het plangebied stedelijk bestaat voor het grootste deel uit een oud duinlandschap. Ten westen en ten oosten begrenst door een veengebied en een droogmakerijlandschap. Het huidige (zichtbare) landschap is in grote mate een cultuurlandschap, een landschap dat door mensen over een periode van vele eeuwen, gevormd en ingericht is. Minder goed of niet zichtbaar zijn de oudere landschappen, deze zijn vaak lastig te herkennen omdat deze zijn aangetast door afgraving of uitvening. De oudste landschappen zijn daarnaast vaak afgedekt door jongere afzettingen, waardoor deze net als veel archeologische vindplaatsen niet zichtbaar zijn.
10.1.4 Wensbeeld
Behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden zoveel mogelijk in de bodem, in situ, bewaard. Indien dit niet mogelijk blijkt, zorgt een archeologisch onderzoek niet alleen voor het behoud ex situ, buiten de bodem, door middel van een opgraving. Ook worden met de opgraving vragen beantwoord die ons iets vertellen over het verleden. Deze onderzoeken en kennis worden gedeeld met de inwoners van onze gemeente. Inwoners worden zo bij het verleden betrokken. Archeologie kan zo bijdragen aan de identiteit en leefomgeving van onze inwoners.
10.2 Monumenten
In hoofdstuk 2 is ingegaan op de historisch stedenbouwkundige en landschappelijke ontwikkeling van het bestemmingsplangebied. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en hoe hier in het bestemmingsplan mee wordt omgegaan.
In het bestemmingsplangebied liggen drie rijksbeschermde dorpsgezichten, te weten de landgoederenzone, de kern van Oud Voorburg en het Sluiscomplex en omgeving. Dit zijn ook meteen de gebieden met de oudste bebouwing van Leidschendam-Voorburg. Deze concentreert zich rond de Herenstraat in Voorburg, en in Leidschendam vooral langs de Vliet (Leidsekade en Delftsekade), Venestraat, Nieuwstraat, Broekweg. Bij planologische ontwikkelingen dient de afleesbaarheid van deze historische ontwikkeling behouden te blijven of als inspiratie te dienen. Het doel van de bescherming van beschermd dorpsgezicht is om de historische waarden in stand te houden. Met een vrijwaringszone/dubbelbestemming worden deze beschermde gebieden op de verbeelding gevisualiseerd. Naast deze gebieden zijn er losse objecten die aangewezen zijn als monument, of gebouwen en gebieden die een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie hebben. Dit zijn:
- a. Rijksmonumenten (Bijlage 75): Deze staan niet op de verbeelding of in de regels omdat deze beschermd zijn via de Erfgoedwet;
- b. Gemeentelijke monumenten (Bijlage 76): Deze staan ook niet op de verbeelding/regels omdat deze beschermd zijn via de Erfgoedverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2010;
- c. Dubbelbescherming Waarde-Cultuurhistorie: Voor deze waardevolle gebieden zijn specifieke regels opgesteld in dit bestemmingsplan om de cultuurhistorische kwaliteiten te behouden en te versterken, door middel van een dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie'. De contouren van deze gebieden zijn op de verbeelding opgenomen. Het gaat om de volgende gebieden:
- 1. Park de Werve;
- 2. erf buitenplaats Eemwijk;
- 3. het grootste deel van de Vliet en de vlietoevers, inclusief bestaande insteekhavens;
- 4. de oever van de Trekvliet bij de Hoekweg;
- 5. de Oostvlietweg;
- 6. de Broeksloot en de Machinesloot (langs de Gouverneurkade/A. vd Leeuwkade en Tollenskade, Elias Annes Borgerkade en Staringkade, de Veenkade, de Badhuislaan);
- 7. het water langs de Veurselaan;
- 8. het water van de Park Leeuwenberghlaan;
- 9. perceel Westbosch, Koningin Julianalaan 116 - 118.
10.2.1 Wensbeeld
De waardevolle gebouwen, terreinen, wateren en objecten worden goed onderhouden en zijn beleefbaar. Bij nieuwe ontwikkelingen worden de waarden erkend en meegewogen. Objecten zoals monumentale gebouwen worden gezien als een deel van een ensemble van groen, positionering van gebouwen, wegprofielen, verharding, erfafscheidingen, maaiveldhoogtes etc.
10.3 Cultuurlandschap
De gemeente wordt ervaren als een groene gemeente. Niet alleen het buitengebied bestaat uit een groen landschap maar ook het stedelijk gebied heeft veel groengebieden. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de 17e- en 18e-eeuwse buitenplaatsen waarvan een deel tegenwoordig rijksmonumentaal park is, zoals Park Vreugd en Rust, Hoekenburg-Arentsburg en de tuinen van Hofwijck. Maar ook door de begraafplaats aan de Parkweg (gemeentelijk monument), de Oosterbegraafplaats en Noortheij en de bijna verdwenen Agatha begraafplaats. Een aantal groengebieden is daarnaast aangemerkt als dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie'.
In 2020 zijn 224 bomen aangewezen als gemeentelijk monument. Het merendeel van die bomen staat in Voorburg.
Een bijzonder historisch lint is de groene as die gevormd wordt door –van zuid naar noord- park Vreugd en Rust (rijksmonument), Park ’t Loo (gemeentelijk monument) tot aan Huis ten Bosch in Den Haag.
Haaks op die lijn staat de groene ruggengraat van de gemeente. Deze as is de lijn Prins Bernhardlaan-Noordsingel, met groene kruisingen die het behouden waard zijn.
In het plangebied staan enkele molens. De Vlieger in Essesetijn bijvoorbeeld. Deze rijksmonumentale molen is in 1989 verplaatst naar zijn huidige groene omgeving, met de monumentale boerderij met kinderboerderij. Om elke molen ligt een molenbiotoop. Deze biotopen zijn door de provincie Zuid-Holland ingesteld om monumentale windmolens in werking en in zicht te houden. In de biotoop mogen geen hoge objecten worden geplaatst die negatieve invloed hebben op de windtoevoer van de molen die hierdoor niet meer zou kunnen functioneren. De begrenzing van molenbiotopen zijn op de verbeelding in kaart gebracht. In het bestemmingsplan hebben deze gebieden de dubbelbestemming: 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. Molen de Vlieger is echter verplaatst naar een groen gebied waar de regels van de molenbiotoop worden afgestemd op het groene karakters van de omgeving.
Ten slotte zijn er nog de kenmerkende structuren van de linten. De oudste verbinding over de eerste strandwal, via het Westeinde, de Herenstraat en het Oosteinde, verbindt evenals de Vliet de historische kernen van Voorburg en Leidschendam. Aan deze van oorsprong middeleeuwse route bevinden zich monumenten en oorspronkelijke landgoederen. Maar ook de van oorsprong middeleeuwse Broeksloot is een behoudswaardig lint. Deze is als dubbelbestemming in de regels opgenomen.
Veel jonger maar ook cultuurhistorisch waardevol zijn de complexen Heuvel en Prinsenhof. Deze wederopbouwwijken behoren tot de landelijke top 100 van wederopbouwwijken en zijn volgens de filosofie uit die tijd van goed wonen ontworpen. Met name de vier kwadranten in het hof van de Heuvel zijn waardevol, hier is de verzuiling nog herkenbaar. Zo staat er een van oorsprong katholieke kerk in het ene kwadrant en een Hervormde kerk in een ander kwadrant. Ook zijn er nog schoolgebouwen uit die tijd bewaard, zoals de Margrietschool. Het groen en de waterpartijen van de Prinsenhof wijken af van het oorspronkelijk ontwerp.
10.3.1 Wensbeeld
In ruimtelijk plannen worden deze waardevolle groenzones zorgvuldig meegenomen en er wordt gestreefd naar meer vergroening.
Hoofdstuk 11 Juridische Vormgeving
11.1 Systematiek Van De Bestemmingsregels
Het bestemmingsplan 'Stedelijk' is overwegend conserverend van aard. Het bestemmingsplan is in juridische zin op dusdanige wijze vormgegeven dat met name de bestaande situatie is vastgelegd en dat de in het plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen met name gericht zijn op kleinschalige uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande functies dan wel ondergeschikte functiewijzigingen. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor bouwplannen in het plangebied alsmede vormt het bestemmingsplan een bindend kader voor het gebruik van gronden en opstallen in het gebied.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch-technische opbouw van bestemmingsplan 'Stedelijk'. Het hoofdstuk is te beschouwen als een leeswijzer voor de regels en de verbeelding. Deze eerste paragraaf geeft de vorm van het bestemmingsplan weer. De twee volgende paragrafen gaan meer gedetailleerd in op de verschillende bestemmingen en overige regelingen zoals zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van dit plan.
De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Het rijks- provinciaal en gemeentelijk beleid, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben een juridische vertaling gekregen in de in het bestemmingsplan “Stedelijk” opgenomen bestemmingen, regels en aanduidingen.
De plantoelichting heeft geen zelfstandige juridische bindende status, maar fungeert als ruimtelijke onderbouwing van de in het plan vastgelegde keuzes ten aanzien van het gebruik en bebouwen van gronden. Daarnaast vervult de toelichting een belangrijke functie bij het toepassen en/of uitleggen van de regels en de verbeelding. Op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding alle noodzakelijke dan wel op grond van het Bro verplichte gegevens ingetekend.
Op het renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding) is te zien dat onderscheid wordt gemaakt tussen bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Alle gronden in het plangebied hebben een bestemming die op de verbeelding zichtbaar wordt gemaakt door middel van een kleur, al dan niet in combinatie met letters/cijfers om de bestemming aan te duiden. Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden mogen worden gebruikt en al dan niet bebouwd mogen worden. Daarbij wordt ook weer terugverwezen naar de aanduidingen op de verbeelding. De verbeelding en de regels zijn opgesteld en ingericht met inachtneming van de verschillende wettelijk voorgeschreven standaarden.
De regels van het bestemmingsplan 'Stedelijk' zijn onderverdeeld in:
- inleidende regels;
- bestemmingsregel;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
11.2 Inleidende Regels
Om misverstanden over de toepassing en interpretatie van het bestemmingsplan te voorkomen worden in de begripsbepalingen (artikel 1) de verschillende in het plan voorkomende begrippen nader omschreven ook om de eenduidigheid bij het gebruik van het plan te bevorderen. Bij de wijze van meten (artikel 2) wordt beschreven hoe voor de toepassing van dit bestemmingsplan bepaalde maten gemeten dienen te worden.
11.3 Bestemmingsregels
De regels, behorende bij de verschillende in het plan voorkomende bestemmingen, zijn opgebouwd, volgens een vast stramien, voorgeschreven in de SVBP. Elk bestemmingsartikel is opgebouwd volgens de onderstaande standaard indeling:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden.
Één en ander uiteraard voor zover in dit specifieke plan van toepassing.
In het voorliggende bestemmingsplan 'Stedelijk' komen de volgende bestemmingen voor.
Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' wordt gebruikt locaties waar bedrijven zijn gevestigd. n Leidschendam-Voorburg wordt één bedrijfsbestemming gebruikt. In de regel worden hiermee bedrijven aangeduid die gericht zijn op productie of bewerking van producten en in principe deze producten niet ter plekke verkopen. Onder de bedrijfsbestemming valt in principe dus geen detailhandel, dienstverlening of kantoorwerk, tenzij het gaat om een ondergeschikte vorm hiervan.
Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation
De bestemming 'Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation' wordt gebruikt voor het gasdrukmeet- en regelstation nabij Westfield Mall of the Netherlands.
Bedrijf - Nutsvoorziening
De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' wordt gebruikt voor locaties waar gebouwde nutsvoorzieningen aanwezig zijn. Denk hierbij aan gasverdeelstations, transformatorstations en wijkcentrales.
Centrum
De bestemming 'Centrum' wordt alleen gebruikt voor de kernwinkelcentra van Leidschendam-Voorburg, te weten:
- Julianabaan;
- Huijgenskwartier / Oud Voorburg;
- Damcentrum.
Binnen deze kernwinkelcentra zijn het centrumgebied en aanloopstraten te onderscheiden. De centrumbestemming wordt uitsluitend toegepast bij centrumgebieden. Hier zijn op de begane grond uitsluitend detailhandel en horecaconcepten toegestaan. Overige functies, zoals woningen, worden hier op de begane grond geweerd om de levendigheid en interactie op straatniveau in stand te houden. Op de verdiepingen zijn woningen toegestaan mits dit op de verbeelding is aangegeven.
Cultuur en ontspanning
De bestemming 'Cultuur en ontspanning' wordt gebruikt voor locaties waar (uitsluitend) culturele en / of recreatieve functies aanwezig zijn. Als er sprake is van een dergelijke functie op een perceel waar functiemenging aan de orde is (er zijn bijvoorbeeld ook woningen aanwezig), dan wordt de gemengde bestemming toegepast.
Cultuur en ontspanning - Molen
De bestemming 'Cultuur en ontspanning - Molen' wordt gebruikt voor locaties waar een molen aanwezig is.
Detailhandel
De bestemming 'Detailhandel' wordt gebruikt op locaties waar een gebouw uitsluitend voor detailhandel wordt gebruikt, bijvoorbeeld bij vrijstaande supermarktpanden. Als er sprake is van meerdere functies dan wordt de gemengde bestemming toegepast.
Garage
De bestemming 'Garage' wordt gebruikt op locaties waar zelfstandige garages zijn gelegen welke niet expliciet bij een woning horen en/of aan derden zijn verkocht danwel verhuurd.
Gemengd
De bestemming 'Gemengd' wordt gebruikt voor de schil rondom centrumgebieden. Hier zijn op de begane grond geen woningen toegestaan, maar zijn wel meer functies mogelijk dan alleen detailhandel en horeca, dit om eventuele leegstand te voorkomen. Het gaat om functies die een zekere aanloop genereren naar het winkelgebied en levendigheid creëren. Dit betekent dat in tegenstelling tot de centrumbestemming hier ook publieksgerichte dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Op de verdiepingen zijn wel woningen toegestaan.
Gemengd - 1
De bestemming 'Gemengd-1' wordt gebruikt voor locaties waar op de begane grond winkels, publiekgerichte dienstverlening, daghoreca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en woningen zijn toegestaan. Vanaf de 1e verdieping zijn uitsluitend woningen toegestaan. Het betreft vaak aanloopstraten naar centrumgebieden.
Gemengd - 2
De bestemming 'Gemengd - 2' wordt gebruikt voor locaties waar op de begane grond alleen niet-woonbestemmingen zijn toegestaan, inclusief bedrijven, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en horeca met een hogere milieubelasting dan daghoreca, mits nog te combineren met woningen (dit moet gemotiveerd worden in het ruimtelijke plan). Woningen zijn uitsluitend vanaf de 1e verdieping toegestaan.
Gemengd - 3
De bestemming 'Gemengd - 3' wordt gebruikt voor locaties waar uitsluitend niet-woonbestemmingen toegestaan, inclusief niet-milieugevoelige maatschappelijke voorzieningen, kantoren en horeca tot en met horecacategorie 6. Het betreft functies die moeilijk met woningen te combineren zijn.
Groen
De bestemming 'Groen' wordt gebruikt voor gronden die bestemd zijn voor de groenstructuur binnen het plangebied, inclusief kleinschalige groenelementen.
Daar waar deze bestemming gericht is op het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ecologische waarden en landschappelijke waarden wordt dit op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'park'. Werkzaamheden die tot doel hebben om de oorspronkelijke parkontwerp te herstellen c.q. te versterken worden geacht onderdeel uit te maken van het normale onderhoud en/of herstel en zijn zodanig ook niet omgevingsverguninglichting.
Groen - Stadstuin
De bestemming 'Groen - Stadstuin' wordt gebruikt voor de gronden behorende bij Stadstuin Rusthout in Leidschendam.
Horeca
De bestemming 'Horeca' wordt gebruikt voor locaties waar uitsluitend sprake is van horeca , aangevuld met een aanduiding waarin is aangegeven welke typen horeca ter plekke zijn toegestaan.
Categorie 1: Lichte horeca
Horecabedrijven die door hun aard, omvang en bedrijfsvoering in beperkte mate hinder (kunnen) veroorzaken voor hun omgeving en niet of nauwelijks zelfstandig een verkeersaantrekkende werking hebben.
Deze horecabedrijven zijn vooral gericht op het bedrijfsmatig, al dan niet voor consumptie ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide broodjes, ijs, gebak, koffie, thee, snacks, etenswaren en maaltijden, in combinatie met het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken en al dan niet in combinatie met het op kleine schaal verschaffen van logies.
Categorie 2: Middelzware horeca
Horecabedrijven die door hun aard, omvang en bedrijfsvoering en daarmee samenhangende verkeersaantrekkende werking in enige mate hinder (kunnen) veroorzaken voor hun omgeving.
Deze horecabedrijven zijn vooral gericht op het bedrijfsmatig, voor consumptie ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, in combinatie met het bedrijfsmatig, voor consumptie ter plaatse, verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het aanbieden van vermaak mag een regulier maar ondergeschikt onderdeel uitmaken van de exploitatie van horecabedrijven in deze categorie.
Categorie 3: Zware horeca
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook (deels) ’s nachts zijn geopend en die door hun specifieke aard, omvang en bedrijfsvoering en daarmee samenhangende (relatief) grote verkeersaantrekkende werking een aanzienlijke mate van hinder (kunnen) veroorzaken voor hun omgeving.
Deze horecabedrijven zijn vooral gericht op het bieden van een combinatie van vermaak, zoals bijvoorbeeld muziek, dansen, e.d. en het bedrijfsmatig, voor consumptie ter plaatse, verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken alsmede etenswaren.
Categorie 4: Ondergeschikte horeca
Horecafuncties die als ondergeschikte (neven)activiteit worden uitgeoefend in gebouwen die primair worden gebruikt voor maatschappelijke, educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, godsdienstige, sportieve of recreatieve doeleinden.
Deze horecafuncties zijn primair gericht op gebruikers en bezoekers van de hoofdfunctie van het gebouw, waarin de horecafunctie als nevenactiviteit aanwezig is. De openingstijden van de horecafunctie zijn gekoppeld aan de openingstijden van de hoofdfunctie.
Gelet op de aard, omvang en bedrijfsvoering hebben deze horecafuncties geen zelfstandige verkeersaantrekkende werking en veroorzaken zijn niet of nauwelijks hinder voor hun omgeving.
Kantoor
De bestemming 'kantoor' wordt gebruikt voor locaties waar uitsluitend sprake is van een kantoorfunctie.
Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' wordt gebruikt voor locaties waar uitsluitend sprake is van een maatschappelijke functie.
Maatschappelijk - begraafplaats
De bestemming 'Maatschappelijk - begraafplaats' wordt gebruikt voor locaties waar sprake is van een begraafplaats. Vanwege de milieugevolgen en de grote verkeersaantrekkende werking op piekmomenten worden deze percelen afzonderlijk bestemd. In het plangebied zijn de volgende begraafplaatsen gelegen:
- Oosterbegraafplaats, aan de Rodelaan in Leidschendam;
- Begraafplaats Noorthey, aan de Noortheylaan in Leidschendam;
- St. Agatha, aan de Veurse Achterweg in Leidschendam;
- Begraafplaats Parkweg, Parkweg in Voorburg.
- Begraafplaats Sint Martinus, Oosteinde in Vooburg.
Recreatie - Volkstuin
De bestemming 'Recreatie - volkstuin' wordt gebruikt voor locaties waar sprake is van een volkstuinencomplex. In het plangebied zijn de volgende complexen gelegen:
- Tuinvereniging Noordhey, Tuinenlaan 6, 2261 HC Leidschendam;
- Volkstuinvereniging Mariahoeve, Isabellaland 2320, 2591 CZ Den Haag;
- Volkstuinen, Broekweg / Broekwegpad Leidschendam;
- Volkstuinen Prinsenhof, Prinsenhof Leidschendam;
- ATV Essesteijn, Schipolboog 1a 2272 HL Voorburg;
- Amateurtuindersvereniging Arentsburgh, Arentsburghlaan 26b 2275 TS Voorburg;
- ATV Nicolaas Beetslaan, Spinozalaan 310, 2273 XK Voorburg.
Sport
De bestemming 'Sport' wordt gebruikt voor locaties waar uitsluitend sprake is van een sportfunctie. Hierbij kunt u denken aan o.a. voetbal, hockey en tennisvelden. Maar ook sporthallen vallen onder de bestemming 'Sport'. De volgende sportaccomodaties zijn gelegen binnen de bestemming 'Sport':
- Manege Esbi, Leidschendam;
- Manege Hestar, Leidschendam;
- Sporthal De Bocht, Leidschendam;
- Sporthal De Tas, Leidschendam;
- Sportpak de Star, Leidschendam;
- Sportpark Duivesteyn, Leidschendam;
- Sportpark Kastelenring, Leidschendam;
- Tennispark Overdam, Leidschendam;
- Tennispark Rozenrust, Leidschendam;
- Zwembad de Fluit, Leidschendam;
- Paardensportvereniging De Blesruiters, Stompwijk;
- Sporthal De Meerhorst, Stompwijk;
- Sportpark De Meerhorst, Stompwijk;
- Sporthal Essesteijn, Voorburg;
- Sporthal Forum Kwadraat, Voorburg;
- Sportpark 'T Loo, Voorburg;
- Tennispark Vreugd en Rust, Voorburg
- Zwembad Forum Kwadraat, Voorburg;
Verkeer
De bestemming 'Verkeer' wordt gebruikt voor hoofdverkeersstructuur in het plangebied. Deze wegen dienen als ontsluiting van de gehele wijk en hebben daarmee een belangrijke verkeersfunctie. De wegen hebben bij uitstek een doorgaande verkeersfunctie.
Verkeer - Snelweg
De bestemming 'Verkeer - Snelweg' wordt gebruikt voor de A12 en de op- en afrit van de A12 (inclusief de viaducten). Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor snelwegen en op- en afritten. Onder de constructie van de snelweg zijn verder hoofdontsluitingswegen, buurtontsluitingswegen, voet- en fietspaden en diverse functies toegestaan.
Verkeer - Spoor
De besteming 'Verkeer - Spoor' wordt gebruikt voor de railverbindingen Den Haag - Utrecht / Amsterdam (inclusief eventuele viaducten). Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor spoorwegen. Onder de constructie van de spoorbaan zijn hoofdontsluitingswegen, buurtontsluitingswegen, voet- en fietspaden,en diverse functies toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' wordt gebruikt voor de overige wegen in het plangebied. Anders dan de hoofdwegen kennen deze wegen een meer gemengd karakter. Deze wegen zijn niet gericht op het doorgaand verkeer.
Water
De bestemming 'Water' wordt gebruikt voor alle watergangen in het plangebied. Met deze bestemming wordt tevens beoogd de in en direct langs het water (oevers) voorkomende natuurwaarden te beschermen.
Winkelcentrum
De bestemming 'Winkelcentrum' is gelegd op die gronden binnen Leidsenhage waar een menging van de functies detailhandel, horeca en leisure mogelijk is en waar behoefte bestaat aan een flexibele bestemmingsregeling die het onderling uitwisselen van functies binnen de in het Ruimtelijk Kader en andere onderliggende documenten gegeven randvoorwaarden maximaal faciliteert.
De hier gebruikte bestemming 'Winkelcentrum' is een specifiek voor het voorliggende plan aangemaakte bestemming die valt onder de hoofdgroep Overig uit de SVBP2012. Er is in dit plan gekozen voor een specifieke maatwerkoplossing c.q. -bestemming. Het winkelcentrum Leidsenhage onderscheidt zich door zijn omvang en functionele - alsmede ruimtelijke karakteristiek nadrukkelijk van andere gemengde (centrum- en overige) gebieden in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Het is wenselijk deze onderscheidende positie ook tot uitdrukking te brengen in de op de gronden te leggen bestemming. Door gebruik te maken van een nieuwe bestemming binnen de hoofdgroep Overig wordt hieraan invulling gegeven.
Daarbij levert het hanteren van deze specifieke bestemming voordelen op vanuit systematisch oogpunt. De gemeente Leidschendam-Voorburg maakt voor het inrichten van haar bestemmingsplannen gebruik van een standaard-bibliotheek met als voornaamse doel het bevorderen van de uniformiteit in de gemeentebreed toegepaste bestemmingen / bestemmingsregelingen. In het algemeen worden gebieden, waar sprake is van een menging van woon- en/of overige functies bestemd voor hetzij 'Centrum' hetzij 'Gemengd'. Voor de hele gemeente zijn deze bestemmingen inhoudelijk -vrijwel- identiek en qua strekking, reikwijdte en toepassing met elkaar vergelijkbaar omdat ook de gebiedskarakteristieken vergelijkbaar zijn. Winkelcentrum Leidsenhage neemt ten opzichte van andere gemengde - en centrumgebieden echter zo'n unieke eigen positie in dat het niet voor de hand ligt daarvoor een zelfde bestemming te hanteren als de in de standaardbibliotheek voor 'standaardsituaties' opgenomen formats.
Wonen - Boerderij met appartementen
De bestemming 'Wonen - Gestapeld' wordt gebruikt voor de woonboerderij op het perceel Oostvlietweg 21. Deze boerderij is als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aangemerkt en ligt binnen de zogenaamde rode contour van het stedelijk gebied. Mede gelet hierop geldt voor deze locatie een ruimer planologisch beleid. Er zijn hier meer bouwmogelijkheden dan elders in het gebied. Het is op deze locatie mogelijk om in totaal vier woningen dan wel wooneenheden te realiseren. Het gaat echter niet om nieuwbouw, maar om vestiging van woonfuncties in de bestaande bebouwing. Dit mede ter bescherming van de cultuurhistorische waarden. Het een en ander is toelaatbaar indien in aan de in de regels opgenomen voorwaarden wordt voldaan.
In tegenstelling tot andere woonboerderijen zijn hier, behalve een aan huis verbonden beroep, geen andere vormen van medegebruik bij de woonfunctie toegestaan. Dit gelet op de hier geboden mogelijkheid om een groot deel van de (bij)gebouwen een woonfunctie te geven.
Wonen - Gestapeld
De bestemming 'Wonen - Gestapeld' wordt gebruikt voor gestapelde woningen, met inbegrip van aan huis verbonden beroepen. Onder 'gestapeld' wordt niet alleen de situatie verstaan waarbij meerdere woningen over twee of meer verdiepingen zijn gebouwd, maar ook de situatie waarbij woningen aanwezig zijn boven winkels of dienstverlenende bedrijven.
Wonen - Grondgebonden
De bestemming 'Wonen - Grondgebonden' wordt gebruikt voor aaneengebouwde en vrijstaande woningen, met inbegrip van aan huis verbonden beroepen.
11.4 Herstelbesluit 'Stedelijk'
Naar aanleiding van de uitspraak d.d. 16 augustus 2022 door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Bijlage 83) zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
11.4.1 Regels
Er heeft geen wijziging plaatsgevonden in de bestemming 'Gemengd'.
11.4.2 Verbeelding
De aanduiding (-dh) is verwijderd van het bouwvlak van de Grote Feith. De functieaanduiding (h<1), horeca t/m categorie 1, is toegevoegd op het bouwvlak van de Kleine Feith overeenkomst de uitspraak van de Raad van State.
Verder zijn er geen wijzigingen aangebracht in de verbeelding.
11.5 Algemene Regels, Overgangs- En Slotregels
In het bestemmingsplan is een aantal algemene regels opgenomen. Het betreft hier een aantal algemene bouw- en gebruiksregels en een aantal algemene flexibiliteitsbepalingen (algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels).
In de algemene bouwregels en in de algemene gebruiksregels zijn regels opgenomen voor het (bouwkundig) splitsen en verkameringen van woningen. Het bevoegd gezag is bevoegd om onder voorwaarden haar medewerking te verlenen voor het (bouwkundig) splitsen en/of verkameren van woningen. Aanvragen voor een omgevingsvergunning worden o.a. getoetst aan de Algemene leefbaarheidtoets. Deze toets omvat de volgende criteria:
- Hoe scoort de buurt/wijk/straat op leefbaarheid in de Wijkatlas Leidschendam-Voorburg?
- Hoe is het beeld en de ervaren overlast in de buurt volgens de gebiedsregisseurs van de Gemeente Leidschendam-Voorburg?
- Hoeveel meldingen zijn er van woonoverlast?
- Wat is het beeld van de wijkagent over de algemene leefbaarheid in de buurt.
Tenslotte zijn de wettelijk verplichte bepalingen ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen in het bestemmingsplan.
11.6 Toepassing En Handhaving Van Het Bestemmingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. De wettelijke basis hiervoor is gelegd in artikel 125 van de Gemeentewet, in samenhang met de afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Het bestemmingsplan is immers aan eenieder kenbaar gemaakt zodat wordt aangenomen dat belanghebbenden in het plangebied op de hoogte (kunnen) zijn van de regels.
- 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
- 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.
- 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
De afdeling Handhaving is belast met de handhaving van de regels in dit bestemmingsplan stelt jaarlijks handhavingsplannen op en een handhavingsprogramma voor meerdere jaren. Daarin zijn prioriteiten gesteld ten aanzien van de te handhaven zaken. In het algemeen geldt op grond van vaststaande jurisprudentie een beginselplicht tot handhaving. Dat neemt natuurlijk niet weg dat per geval moet worden onderzocht of handhaving (nog) mogelijk of proportioneel is. Een uitzondering is bijvoorbeeld concreet zicht op legalisatie van de overtreding. Bij handhaving van de regels wordt onder meer aandacht besteed aan de normen met betrekking tot brandveiligheid en constructieve veiligheid, monumentenstatus, toezicht op de naleving en uitvoering van omgevingsvergunningen en de handhaving op milieu-overtredingen.
Hoofdstuk 12 Uitvoerbaarheid
12.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. De ruimtelijke inrichting van het plangebied betreft een bestaande situatie, waarvoor de gemeente Leidschendam-Voorburg geen nieuwe kosten verwacht die verbonden zijn aan de inrichting van het gebied. De incidentele nieuwe ontwikkelingen die binnen het plangebied te verwachten zijn, betreffen hoofdzakelijk particuliere initiatieven. Deze ontwikkelingen zullen dan ook niet van invloed zijn op de gemeentelijke financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
12.1.1 Wijzigingsbevoegdheden
Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente, ondermeer voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, redelijkerwijs kosten moet maken. Deze kosten moeten verhaald worden op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.
In het voorliggende bestemingsplan 'Stedelijk' zijn 19 wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Op basis van actuele jurisprudentie (casus gemeente Leiden, ABRvS 4 september 2013, No. 201211955/1/R4) moet geconcludeerd worden dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan, met betrekking tot de financiële uitvoerbaarheid van de betreffende wijzigingsbevoegdheden, enig inzicht dient te bestaan in de financiële uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheden. Indien het bevoegd gezag besluit toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid dient er volledig inzicht te bestaan in de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling. Daarnaast dient, in overstemming met een goede ruimtelijk ordening, een wijzigingsbevoegdheid binnen de planperiode tot uitvoering worden gebracht (ABRS 200907149/1/R1 d.d. 10 augustus 2011 en 201308658/1/R2 d.d. 14 mei 2014).
Om de bedoelde uitvoerbaarheidstoets deugdelijk te kunnen uitvoeren moet de ontwikkelende partij informatie beschikbaar stellen die antwoord geeft op de volgende vragen:
- 1. een analyse van het resultaat van de voorgenomen locatie- en/of vastgoedontwikkeling;
- 2. een analyse van de lokale en/of regionale markt en een onderbouwing van de lokale en/of regionale behoefte aan de voorziening, waarvan de ontwikkeling met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
12.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het opstellen van een bestemmingsplan dient zorgvuldig te gebeuren. In dat kader blijft het van belang dat er vooroverleg met betrokken instanties, burgers en maatschappelijke organisaties plaatsvindt, zodat in een vroeg stadium knelpunten, belangen en verbeterpunten kunnen worden gesignaleerd. De verplichting tot het voeren van vooroverleg vloeit voort uit de artikelen 3.1.1 en 3.1.6 sub e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in samenhang met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gecodificeerde zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond hiervan is de gemeente verplicht bij de voorbereiding van een bestemmingsplan de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen.
Het bestemmingsplan wordt niet aan inspraak onderworpen op grond van de 'Inspraakverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2006'. Door het volgen van de procedure als bedoeld in artikel 3:4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) wordt eenieder immers actief betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Het eerst inspraak verlenen voegt daarom niets toe en is dubbelop. Tenslotte is een stelsel van omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, met name ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in het gebied. Tenslotte zijn de wettelijk verplichte bepalingen ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen in het bestemmingsplan.
12.2.1 Wettelijke publicaties
Op woensdag 3 februari 2021 is de kennisgeving ex artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd in weekblad 't Krantje, de Staatscourant en het Gemeenteblad.
Op woensdag 23 juni 2021 is het ontwerpbestemmingsplan 'Stedelijk', op grond van de artikelen 3.1 en 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, gepubliceerd in weekblad 't Krantje, de Staatscourant en het Gemeenteblad.
12.2.2 Vooroverleg met stakeholders
Een aantal instanties is gevraagd om aan te geven welke belangen verankerd zouden moeten worden in het bestemmingsplan, rekening houdend met de specifieke ruimtelijke kenmerken van dit gebied. Daarbij is nadrukkelijk gevraagd de reactie te motiveren en tevens te beschrijven op welke wijze dat specifieke belang in het bestemmingsplan verwerkt zou moeten worden.
De volgende instanties zijn aangeschreven:
- 1. Provincie Zuid-Holland;
- 2. Gemeente Den Haag;
- 3. Gemeente Zoetermeer;
- 4. Gemeente Rijswijk;
- 5. Gemeente Wassenaar;
- 6. Hoogheemraadschap van Delfland;
- 7. Hoogheemraadschap van Rijnland;
- 8. GGD Haaglanden;
- 9. Inspectie voor de Gezondheidszorg;
- 10. Nederlandse Aardolie Maatschappij;
- 11. N.V. Nederlandse Gasunie;
- 12. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
- 13. TenneT regio West; ruimtelijkeplannen@tennet.eu
- 14. Veiligheidsregio Haaglanden;
- 15. Rijkswaterstaat / Wegendistrict Haaglanden;
- 16. Kamer van Koophandel;
- 17. KPN afdeling UTN Straalverbindingen;
- 18. Dunea;
- 19. Stedin;
- 20. Ziggo;
- 21. EBS Haaglanden;
- 22. HTM;
- 23. RET;
- 24. Woej;
- 25. Prorail;
- 26. Vesteda;
- 27. Vidomes;
- 28. Stichting Wooninvest;
- 29. Adviesraad Stompwijk;
- 30. Platform duurzaam Leidschendam-Voorburg;
- 31. MKB Leidschendam-Voorburg;
- 32. Vereniging archeologische werkgroep Leidschendam-Voorburg;
- 33. Vereniging erfgoed Leidschendam.
12.2.3 Ontvangen reacties
Van de Veiligheidsregio Haaglanden (14) is een reactie ontvangen die de gemeente wijst op de verschillende aspecten (o.a. Externe veiligheid, Energietransitie) zoals deze in het nieuwe Omgevingswet opgenomen dienen te worden. Dit is echter nog niet van toepassing op het bestemmingsplan Stedelijk, omdat dit bestemmingsplan nog onder het oude regime vóór de Omgevingswet valt. Na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewerkt aan het Omgevingsplan, daarbij wordt de reactie van de Veiligheidsregio alsnog meegenomen.
Van het Hoogheemraadschap van Rijnland (7) is een reactie ontvangen dat het plan voor hun organisatie, gelet op de omvang van het plan, niet doelmatig is om deze geheel en gedetailleerd te bekijken. Het Hoogheemraadschap verzoekt de gemeente om, op basis van aangeleverde url's, de ligging van de kern- en beschermingszone van waterkeringen alsmede de ligging van de hoofdwatergangen (primaire watergangen) nogmaals te controleren.
Daarnaast verzoekt indiener om bij het project Sonneruyter/Sonnenburgh te vermelden dat er aanvullende eisen gelden voor compenserend water (bij een toename van verhard oppervlak van meer dan 500 m2 moet het totaal aan verhard oppervlakte worden gecompenseerd door het graven van 15% in de vorm van openwater, wat in verbinding moet staan met de rest van het watersysteem).
Als laatste verzoekt indiener om de juiste datum van de Keur te vermelden in de toelichting.
Van Dunea (18) is een reactie ontvangen die de gemeente wijst op een aantal belangrijke regionale watertransportleidingen met grote diameters van het bedrijf. Als bijlage stuurt Dunea een digitaal bestand mee met daarin de exacte ligging van de betreffende leidingen met het verzoek deze te controleren. Ter bescherming van de ondergrondse transportleidingen
In de herziening van de bestemmingsplannen zien wij de ligging van onze transportleidingen graag geborgd door middel van het bestemmen van de bij deze leiding behorende leidingstroken (5 meter aan weerszijde van de drinkwatertransportleidingen en voor de rivierwatertransportleidingen 9 meter aan weerszijde van de leidingen).
Van Prorail (25) is de reactie ontvangen dat zij, voor de huidige (en toekomstige) bewoners naast het spoor een 'goede buur' willen zijn. Prorail verzoekt om het aspect trillingshinder te onderzoeken en de resultaten af te wegen.
Van Stichting Wooninvest (28) is een reactie ontvangen met het verzoek de maximale bouwhoogte op een perceel aan de Nieuwstraat in Leidschendam te verhogen. Verder wordt verzocht om in de bestemming 'wonen-grondgebonden' het mogelijk te maken om gestapelde woningen toe te voegen, al dan niet door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Een wijzigingsbevoegdheid wordt ook voorgesteld voor woningbouwlocatie De Star. Tot slot wordt gevraagd naar de tijdlijn van het traject omgevingsplan.
Van vereniging archeologische werkgroep Leidschendam-Voorburg (32) is de reactie ontvangen dat zij van mening zijn dat archeologie, gelet op de regels, voldoende verankerd is in het bestemmingsplan. Daarnaast stellen zij voor enkele taalkundige wijzigingen door te voeren.
12.2.4 Reactie van de gemeente op de ingekomen overlegreactie van de Veiligheidsregio Haaglanden
De overlegreactie wordt op dit moment nog voor kennisgeving aangenomen. De gemeente neemt de adviezen mee bij het opstellen van de omgevingsvisie en het omgevingsplan voor de gemeente, het geen direct na de vaststelling van de bestemmingsplannen van start gaat (in 2022).
12.2.5 Reactie van de gemeente op de ingekomen overlegreactie van het Hoogheemraadschap van Rijnland
De ligging van de verschillende kern- en beschermingszone van de waterkeringen alsmede de ligging van de hoofdwatergangen is digitaal verwerkt.
Het bestemmingsplan "Stedelijk" is conserverend van aard. Dit betekent dat de voorschriften van, in casu een wijzigingsbevoegdheid, integraal zijn overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. De voorschriften van het hoogheemraadschap van Rijnland komen hier nog bij, indien het wijzigingsplan wordt opgesteld.
De datum van de Keur is aangepast in de toelichting.
12.2.6 Reactie van de gemeente op de ingekomen overlegreactie van Dunea
De ligging van de verschillende water(transport)leidingen in het ontwerpbestemmingsplan is gecontroleerd aan de hand van het aangeleverde digitale bestand. Uit deze controle is gebleken dat de ligging van de water(transport)leidingen correct zijn ingetekend. De bij de leidingen behorende belemmeringenstrook (respectievelijk 5 en 9 meter) is opgenomen in de regels.
12.2.7 Reactie van de gemeente op de ingekomen overlegreactie van Prorail
De overlegreactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Het bestemmingsplan Stedelijk is conserverend van aard. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen langs het landelijke spoorwegennet mogelijk gemaakt. Bij toekomstige woningbouwplannen langs het spoor zal de gemeente het aspect trillingshinder meenemen in de uit te laten voeren onderzoeken.
12.2.8 Reactie van de gemeente op de ingekomen vooroverleg reactie van de Stichting Wooninvest
De overlegreactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Het bestemmingsplan Stedelijk is conserverend van aard. Voor het perceel Nieuwstraat / Venestraat zijn de gemeente en Wooninvest in gesprek om nieuwbouw te realiseren. Op dit moment ontbreken echter nog de ruimtelijke onderbouwing / onderzoeken welke de basis vormen om de bouwhoogte te verhogen in het ontwerpplan. Voor de nieuwbouw op de Star geldt hetzelfde: er is weliswaar een ruimtelijk kader maar de onderbouwing en onderzoeken ontbreken nog om het opnemen van de nieuwe situatie of een wijzigingsbevoegdheid goed te kunnen motiveren.
In de vooroverlegreactie is gesteld dat de voormalige bestemming wonen gestapelde woningen niet op voorhand uitsloot. Echter, bij de bestemming wonen is aangegeven dat het gaat om aaneengebouwde en vrijstaande woningen, waarbij op de verbeeldingen een maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven. Dit maakt het niet direct mogelijk om gestapelde woningen binnen deze bestemming te realiseren. Dit hoeft voor de vergunningverlening bij eventuele nieuwe gestapelde woningen geen groot probleem te zijn, aangezien op locaties waar al een bouwvlak is opgenomen en de bestemming 'wonen' is opgenomen met een reguliere omgevingsvergunningprocedure tot een besluit kan worden gekomen (besluit binnen 8 weken).
De voorlopige tijdlijn van het omgevingsplan is in het kort als volgt:
- twee bestemmingsplannen als ontwerp ter inzage: 25 juni 2021 t/m 5 augustus 2021
- Vaststelling twee bestemmingsplannen: Q4 2021
- Start werkzaamheden Omgevingsplan: Q1 2022
- Oplevering ontwerp omgevingsplan: Q4 2023
Eventuele bestemmingwijzigingen die u wilt indienen hoeven niet op de plank te blijven liggen, in overleg met u wordt bekeken welk ruimtelijk instrument het meest geschikt is om in te zetten en welke tijdlijn daarbij hoort. Als het opnemen in het omgevingsplan het meest geschikt lijkt dan is dat uiteraard ook een optie.
12.2.9 Reactie van de gemeente op de ingekomen overlegreactie van vereniging archeologische werkgroep Leidschendam-Voorburg
De overlegreactie is overgenomen in het bestemmingsplan. Daaraast zijn taalkundige wijzigingen verwerkt in de regels 38 t/m 40.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1: (lichte horeca)
Horecabedrijven die door hun aard, omvang en bedrijfsvoering in beperkte mate hinder (kunnen) veroorzaken voor hun omgeving en niet of nauwelijks zelfstandig een verkeersaantrekkende werking hebben.
Deze horecabedrijven zijn vooral gericht op het bedrijfsmatig, al dan niet voor consumptie ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide broodjes, ijs, gebak, koffie, thee, snacks, etenswaren en maaltijden, in combinatie met het verstrekken van al dan niet alcoholische dranken en al dan niet in combinatie met het op kleine schaal verschaffen van logies.
Categorie 1: (lichte horeca)
Tot deze horecacategorie behoren onder andere:
- a. automatieken;
- b. bistro's;
- c. broodjeszaken;
- d. cafetaria's;
- e. croissanteries;
- f. ijssalons;
- g. koffiebars;
- h. lunchrooms;
- i. restaurants zonder bezorg- en/of afhaalservice;
- j. snackbars;
- k. tearooms;
- l. naar aard, omvang en bedrijfsvoering hiermee vergelijkbare typen horecabedrijven;
met dien verstande dat:
- de omvang van deze bedrijven niet meer mag bedragen dan 250 m² (bvo);
- shoarmarestaurants, grillrooms, en daaraan verwante horecabedrijven niet onder deze categorie vallen;
alsmede:
- m. hotels met ten hoogste 10 bedden.
In afwijking van bovenstaande maatvoering geldt voor de adressen Sluisplein 16 t/m 18 een maximale oppervlakte van 420 m² (bvo).
Categorie 2: Middelzware horeca
Horecabedrijven die door hun aard, omvang en bedrijfsvoering en daarmee samenhangende verkeersaantrekkende werking in enige mate hinder (kunnen) veroorzaken voor hun omgeving.
Deze horecabedrijven zijn vooral gericht op het bedrijfsmatig, voor consumptie ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden, in combinatie met het bedrijfsmatig, voor consumptie ter plaatse, verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het aanbieden van vermaak mag een regulier maar ondergeschikt onderdeel uitmaken van de exploitatie van horecabedrijven in deze categorie.
Categorie 2: (Middelzware horeca).
Tot deze horecacategorie behoren onder andere:
- a. automatieken;
- b. bistro's;
- c. broodjeszaken;
- d. cafetaria's;
- e. croissanteries;
- f. ijssalons;
- g. koffiebars;
- h. lunchrooms;
- i. snackbars;
- j. tearooms;
- k. naar aard, omvang en bedrijfsvoering hiermee vergelijkbare typen horecabedrijven;
met dien verstande dat:
- de omvang van deze bedrijven meer mag bedragen dan 250 m² (bvo)
alsmede:
- l. biljartcentra, bowlingcentra en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen horecabedrijven;
- m. cafés en bars;
- n. hotels met meer dan 10 bedden;
- o. horecabedrijven gericht op zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- en/of dansevenementen);
- p. proeflokalen;
- q. restaurants met bezorg- en/of afhaalservice;
- r. shoarmarestaurants en grillrooms.
Categorie 3: Zware horeca
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook (deels) ’s nachts zijn geopend en die door hun specifieke aard, omvang en bedrijfsvoering en daarmee samenhangende (relatief) grote verkeersaantrekkende werking een aanzienlijke mate van hinder (kunnen) veroorzaken voor hun omgeving.
Deze horecabedrijven zijn vooral gericht op het bieden van een combinatie van vermaak, zoals bijvoorbeeld muziek, dansen, e.d. en het bedrijfsmatig, voor consumptie ter plaatse, verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken alsmede etenswaren.
Categorie 3: (Zware horeca).
Tot deze horecacategorie behoren onder andere:
- a. dancings en discotheken;
- b. nachtclubs;
- c. partycentra en overige horecabedrijven gericht op zalenverhuur (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- en/of dansevenementen daarbij inbegrepen).
Categorie 4: Ondergeschikte horeca
Horecafuncties die als ondergeschikte (neven)activiteit worden uitgeoefend in gebouwen die primair worden gebruikt voor maatschappelijke, educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, godsdienstige, sportieve of recreatieve doeleinden.
Deze horecafuncties zijn primair gericht op gebruikers en bezoekers van de hoofdfunctie van het gebouw, waarin de horecafunctie als nevenactiviteit aanwezig is. De openingstijden van de horecafunctie zijn gekoppeld aan de openingstijden van de hoofdfunctie.
Gelet op de aard, omvang en bedrijfsvoering hebben deze horecafuncties geen zelfstandige verkeersaantrekkende werking en veroorzaken zijn niet of nauwelijks hinder voor hun omgeving.
Categorie 4: (Ondergeschikte horeca).
Tot deze horecacategorie behoren onder andere:
- a. bedrijfskantines;
- b. koffiecorners in ziekenhuizen;
- c. restauratieve voorzieningen in theaters, musea, clubhuizen e.d.;
- d. sportkantines;
- e. naar aard, omvang en bedrijfsvoering met hiermee vergelijkbare typen horecavoorzieningen.
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten - Mall Of The Netherlands
Categorie 1 t/m 5: “Lichte horeca”
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend. Deze bedrijven zijn met name gericht op de verstrekking van etenswaren en/of maaltijden. Door hun aard en omvang veroorzaken de horecabedrijven in deze categorie slechts in relatief beperkte mate hinder voor omwonenden.
Categorie 1
Aan detailhandel verwante horeca. Horecabedrijven van relatief beperkte omvang die zich met name richten op het winkelend publiek en openingstijden hanteren die aansluiten op de openingstijden van de detailhandelsbedrijven in de nabijheid waarvan zij zijn gevestigd en die bestaan uit het verstrekken van in hoofdzaak kleinere maaltijden, broodjes, ijs, gebak, koffie, thee en overige dranken met uitzondering van alcoholische dranken. Tot deze categorie behoren onder andere:
- broodjeszaken;
- croissanterie;
- koffiebars;
- lunchrooms;
- ijssalons;
- tearooms.
Categorie 2
Aan de detailhandel verwante lichte horeca. Horecabedrijven van relatief beperkte omvang die zich in mindere mate richten op het winkelend publiek en als regel ruimere openingstijden hanteren dan detailhandel ondersteunende horecabedrijven. Tot deze categorie behoren onder andere:
- automatieken;
- snackbars;
- cafetaria's.
Categorie 3
Lichte horeca zonder of met slechts beperkte verkeersaantrekkende werking. Horecabedrijven waarbij –zowel qua doelgroep als openingstijden- niet of slechts in zeer beperkte mate sprake is van enige relatie tot detailhandel, welke echter niet of slechts in zeer beperkte mate een verkeersaantrekkende werking hebben. Tot deze categorie behoren onder andere:
- bistro's;
- restaurants zonder bezorg- en/of afhaalservice;
- hotels met ten hoogste 10 bedden.
Categorie 4
Lichte horeca met een relatief grote verkeersaantrekkende werking. Horecabedrijven welke door hun aard, omvang en bedrijfsvoering een relatief grote verkeersaantrekkende werking hebben. Tot deze categorie behoren onder andere:
- horecabedrijven genoemd onder 1, 2 en 3 met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m²,
- restaurants met een bezorg- en/of afhaalservice;
- hotels met meer dan 10 bedden;
- naar aard, omvang en bedrijfsvoering hiermee gelijk te stellen horecabedrijven.
Categorie 5
- Instellingen gericht op maatschappelijke, educatieve, sociale, medische, levensbeschouwelijke of godsdienstige, sportieve of recreatieve doeleinden en bijzondere woonvormen zoals bejaarden- of verpleeghuizen;
- Horecabedrijven welke in hun exploitatie ondersteunend zijn aan de hoofdactiviteit. De horeca-activiteiten zijn met name gericht op de deelnemers of bezoekers van de hoofdactiviteit en hebben weinig tot geen zelfstandige aantrekkingskracht.
Categorie 6 en 7: “Middelzware horeca”
Horecabedrijven die ten minste de gehele avond en delen van de nacht geopend zijn en die daardoor hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken.
Categorie 6
- cafés;
- bars;
- shoarma- en/of grillrooms.
Categorie 7
- biljartcentra, bowlingcentra en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen horecabedrijven;
- proeflokalen;
- horeca met een relatief grote verkeersaantrekkende werking;
- bedrijven gericht op zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- en/of dansevenementen).
Categorie 8 en 9: “Zware horeca”
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen.
Categorie 8
Reguliere zware horeca. Horecabedrijven van relatief grote omvang die met name gericht zijn op het verstrekken van voedsel en dranken voor gebruik ter plaatse in combinatie met een vermaaksfunctie. Tot deze categorie behoren:
- dancings;
- discotheken;
- nachtclubs.
Categorie 9
Zeer zware horeca. Horecabedrijven van grote omvang die met name zijn gericht op een vermaaksfunctie, zoals het ten gehore brengen van muziek ten behoeve van dansen, in combinatie met het verstrekken van voedsel en dranken voor gebruik ter plaatse, die door hun aard en omvang zeer grote aantallen bezoekers trekken c.q. een zeer grote verkeersaantrekkende werking hebben. Tot deze categorie behoren:
- partycentra en overige bedrijven gericht op zalenverhuur (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- en/of dansevenementen daarbij inbegrepen);
- horecabedrijven genoemd onder categorie 8, met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m².
Bijlage 4 Overzicht Van Lokaal Verzorgende Winkelcentra
Bijlage 4 Overzicht van lokaal verzorgende winkelcentra
Bijlage 5 Gebiedsvisie Herontwikkeling Winkelcentrum Leidsenhage
Bijlage 5 Gebiedsvisie herontwikkeling winkelcentrum Leidsenhage
Bijlage 6 Het Dak Op
Bijlage 7 Ruimtelijke Kwaliteitsparagraaf
Bijlage 7 Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf
Bijlage 8 Ruimtelijk Kader Sonneruyter
Bijlage 8 Ruimtelijk kader Sonneruyter
Bijlage 9 Ontwerp Boortunnel Gebruiksbeperkingen
Bijlage 9 Ontwerp boortunnel gebruiksbeperkingen
Bijlage 10 Projectomgevingsbeïnvloeding Forum Hadriani
Bijlage 10 Projectomgevingsbeïnvloeding Forum Hadriani
Bijlage 11 Onderbouwing Projectomgevingsbeïnvloeding Forum Hadriani
Bijlage 11 Onderbouwing projectomgevingsbeïnvloeding Forum Hadriani
Bijlage 12 Verwachte Maaiveldzettingen Percelen Wooninvest
Bijlage 12 Verwachte maaiveldzettingen percelen Wooninvest
Bijlage 13 Heibeperking Percelen Wooninvest
Bijlage 13 Heibeperking percelen Wooninvest
Bijlage 14 Beperking Maaiveldbelasting En Ontgraving Percelen Wooninvest
Bijlage 14 Beperking maaiveldbelasting en ontgraving percelen Wooninvest
Bijlage 15 Beperking Bemaling Percelen Wooninvest
Bijlage 15 Beperking bemaling percelen Wooninvest
Bijlage 16 Onderbouwing Gebruiksbeperkingen Percelen Wooninvest
Bijlage 16 Onderbouwing gebruiksbeperkingen percelen Wooninvest
Bijlage 1 Waterbeleidsdocumenten
- Nationaal Waterplan 2016-2021.
- Bestuursakkoord Schoon en gezond water 2014.
- Regionaal Waterplan Zuid-Holland 2016-2021.
- Visie Ruimte en Mobiliteit 2014, provincie Zuid-Holland
- Stroomgebiedsbeheerplan Rijn-West, 2009.
- Waterwet, 2009.
- Water- en rioleringsplan Leidschendam-Voorburg 2016-2021.
- Waterbeheerplan 2016-2021, Hoogheemraadschap van Delfland 2015.
- Waterbeheerplan 2016-2021, Hoogheemraadschap van Rijnland 2015.
- Algemene regels behorende bij de Keur Delfland, Hoogheemraadschap van Delfland 2015.
- Legger Wateren, Hoogheemraadschap van Delfland, actuele versie is te vinden op www.hhdelfland.nl
- Beleidsnota “beperken en voorkomen van wateroverlast 2014” Delfland (http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/watertoetsportaal).
- Legger oppervlaktewater Hoogheemraadschap van Rijnland: https://www.rijnland.net/regels/legger
- Beleidsregels Keur Hoogheemraadschap van Rijnland: https://www.rijnland.net/regels/Keur-en-uitvoeringsregels
Bijlage 2 Nationale Omgevingsvisie
Bijlage 2 Nationale Omgevingsvisie
Bijlage 3 Structuurvisie Ruimte Voor Wensen 2040, Herijking 2012
Bijlage 3 Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012
Bijlage 4 Kompas Voor De Leefomgeving
Bijlage 4 Kompas voor de leefomgeving
Bijlage 5 Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Ruimte Voor Wensen 2040, Herijking 2012
Bijlage 5 Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012
Bijlage 6 Revitaliseringsstrategie Bedrijventerreinen
Bijlage 6 Revitaliseringsstrategie bedrijventerreinen
Bijlage 7 Welstandsnota Leidschendam-voorburg
Bijlage 7 Welstandsnota Leidschendam-Voorburg
Bijlage 8 Nota Bodembeheer
Bijlage 9 Bodemkwaliteitskaart Leidschendam-voorburg
Bijlage 9 Bodemkwaliteitskaart Leidschendam-Voorburg
Bijlage 10 Nota Archeologie - Herijking 2013
Bijlage 10 Nota archeologie - herijking 2013
Bijlage 11 Nota Bodembeheer Gemeentes Leidschendam-voorburg, Voorschoten En Wassenaar
Bijlage 11 Nota bodembeheer gemeentes Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar
Bijlage 12 Cultuurhistorische Analyse Vlietoevers
Bijlage 12 Cultuurhistorische Analyse Vlietoevers
Bijlage 13 Van Forum Tot Universum - Visie Op Kunst En Cultuur
Bijlage 13 Van Forum tot universum - visie op kunst en cultuur
Bijlage 14 Beleid Inzake Ondersteunende Horeca In Detailhandel 2011
Bijlage 14 Beleid inzake ondersteunende horeca in detailhandel 2011
Bijlage 15 Detailhandels- En Horecastructuurvisie 2019
Bijlage 15 Detailhandels- en horecastructuurvisie 2019
Bijlage 16 Duurzaamheidsagenda 2016-2020; Op Weg Naar Een Duurzamer Leidschendam-voorburg
Bijlage 16 Duurzaamheidsagenda 2016-2020; Op weg naar een duurzamer Leidschendam-Voorburg
Bijlage 17 Grip Op Grondstoffen
Bijlage 17 Grip op Grondstoffen
Bijlage 18 Uitvoeringsplan Grip Op Grondstoffen
Bijlage 18 Uitvoeringsplan Grip op Grondstoffen
Bijlage 19 Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid 2019-2020
Bijlage 19 Uitvoeringsprogramma duurzaamheid 2019-2020
Bijlage 20 Woonvisie 2016-2020
Bijlage 20 Woonvisie 2016-2020
Bijlage 21 Het Dak Op! - Beleidsnotitie Met Sneltoetscriteria Voor Dakterrassen
Bijlage 21 Het dak op! - Beleidsnotitie met sneltoetscriteria voor dakterrassen
Bijlage 22 Beleidsnota Woningsplitsing En Kamerverhuur Leidschendam-voorburg
Bijlage 22 Beleidsnota Woningsplitsing en kamerverhuur Leidschendam-Voorburg
Bijlage 23 Woningbouwprogramma, Herijking 2012
Bijlage 23 Woningbouwprogramma, herijking 2012
Bijlage 24 Economische Agenda 2017-2020
Bijlage 24 Economische agenda 2017-2020
Bijlage 25 Uitvoeringsprogramma Economische Agenda 2017-2020
Bijlage 25 Uitvoeringsprogramma Economische agenda 2017-2020
Bijlage 26 Evenementenbeleid 2017-2020
Bijlage 26 Evenementenbeleid 2017-2020
Bijlage 27 Uitvoeringsprogramma Evenementen 2017-2020
Bijlage 27 Uitvoeringsprogramma Evenementen 2017-2020
Bijlage 28 Actieplan Geluid 2018-2023
Bijlage 28 Actieplan geluid 2018-2023
Bijlage 29 Beleidsregel Hogere Waarden Wet Geluidhinder Gemeente Leidschendam- Voorburg
Bijlage 29 Beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Leidschendam- Voorburg
Bijlage 30 Bomennota
Bijlage 31 Bomennota, Onderdeel Beheer
Bijlage 31 Bomennota, onderdeel beheer
Bijlage 32 Groenstructuurplan Buitengewoon Groen
Bijlage 32 Groenstructuurplan Buitengewoon Groen
Bijlage 33 Groenstructuurplan, Uitvoeringsprogramma
Bijlage 33 Groenstructuurplan, uitvoeringsprogramma
Bijlage 34 Nota Grondprijsbeleid
Bijlage 34 Nota Grondprijsbeleid
Bijlage 35 Notitie Gronduitgifte Gemeente Leidschendam-voorburg 2019
Bijlage 35 Notitie gronduitgifte gemeente Leidschendam-Voorburg 2019
Bijlage 36 Vth Beleidsplan 2020-2023
Bijlage 36 VTH beleidsplan 2020-2023
Bijlage 37 4: Vth Beleid, Sanctiematrix
Bijlage 37 4: VTH beleid, sanctiematrix
Bijlage 38 6: Vth Beleid, Landelijke Handhavingsstrategie
Bijlage 38 6: VTH beleid, Landelijke handhavingsstrategie
Bijlage 39 Horecanota 2011
Bijlage 40 Beleid Inzake Sluitingstijden 2011
Bijlage 40 Beleid inzake sluitingstijden 2011
Bijlage 41 Beleidsregels Terrassen Gemeente Leidschendam-voorburg
Bijlage 41 Beleidsregels Terrassen Gemeente Leidschendam-Voorburg
Bijlage 42 Actieplan Luchtkwaliteit 2016-2020
Bijlage 42 Actieplan luchtkwaliteit 2016-2020
Bijlage 43 Uitvoeringsplan Schone Lucht Akkoord
Bijlage 43 Uitvoeringsplan Schone Lucht Akkoord
Bijlage 44 Integraal Huisvestingsplan Primair Onderwijs 2019-2023
Bijlage 44 Integraal huisvestingsplan primair onderwijs 2019-2023
Bijlage 45 Integraal Huisvestingsplan Voortgezet Onderwijs 2017-2026
Bijlage 45 Integraal huisvestingsplan voortgezet onderwijs 2017-2026
Bijlage 46 Lokale Educatieve Agenda 2019-2022
Bijlage 46 Lokale educatieve agenda 2019-2022
Bijlage 47 Visie Op Onderwijs In Leidschendam-voorburg
Bijlage 47 Visie op onderwijs in Leidschendam-Voorburg
Bijlage 48 Visie Recreatie En Toerisme Leidschendam-voorburg 2025
Bijlage 48 Visie recreatie en toerisme Leidschendam-Voorburg 2025
Bijlage 49 Prostitutiebeleid Leidschendam-voorburg
Bijlage 49 Prostitutiebeleid Leidschendam-Voorburg
Bijlage 50 Sociaal Kompas
Bijlage 51 Sociale Structuurvisie - Ruimte Voor Mensen 2024
Bijlage 51 Sociale structuurvisie - Ruimte voor mensen 2024
Bijlage 52 Visie Op Sport En Bewegen Leidschendam-voorburg
Bijlage 52 Visie op sport en bewegen Leidschendam-Voorburg
Bijlage 53 Verkeers- En Vervoerplan, Onderdeel A
Bijlage 53 Verkeers- en vervoerplan, onderdeel A
Bijlage 54 Verkeers- En Vervoerplan, Onderdeel B
Bijlage 54 Verkeers- en vervoerplan, onderdeel B
Bijlage 55 Verkeers- En Vervoerplan, Onderdeel C
Bijlage 55 Verkeers- en vervoerplan, onderdeel C
Bijlage 56 Verkeers- En Vervoerplan, Onderdeel Maatregelen
Bijlage 56 Verkeers- en vervoerplan, onderdeel maatregelen
Bijlage 57 Nota Parkeerbeleid 2021
Bijlage 57 Nota Parkeerbeleid 2021
Bijlage 58 Nota Parkeernormen 2012
Bijlage 58 Nota Parkeernormen 2012
Bijlage 59 Nota Parkeernormen 2012, Bijlagen
Bijlage 59 Nota Parkeernormen 2012, bijlagen
Bijlage 60 Nota Parkeernormen 2012, Parkeernormen
Bijlage 60 Nota Parkeernormen 2012, parkeernormen
Bijlage 61 Ontheffingsregeling Voetgangersgebied Huygenskwartier Voorburg
Bijlage 61 Ontheffingsregeling voetgangersgebied Huygenskwartier Voorburg
Bijlage 62 Nota Verkeersregelinstallaties
Bijlage 62 Nota Verkeersregelinstallaties
Bijlage 63 Beheer En Onderhoudsplan
Bijlage 63 Beheer en onderhoudsplan
Bijlage 64 Water En Rioleringsplan Leidschendam-voorburg 2022-2027
Bijlage 64 Water en rioleringsplan Leidschendam-Voorburg 2022-2027
Bijlage 65 Beheerkwaliteitsplan
Bijlage 65 Beheerkwaliteitsplan
Bijlage 66 Beleidsplan Openbare Verlichting
Bijlage 66 Beleidsplan Openbare Verlichting
Bijlage 67 Beleidsregels Straatartiesten
Bijlage 67 Beleidsregels straatartiesten
Bijlage 68 Besluit Over Vergunningsvrije- En Meldingsplichtige Voorwerpen In De Openbare Ruimte
Bijlage 68 Besluit over vergunningsvrije- en meldingsplichtige voorwerpen in de openbare ruimte