Vlietvoorde West
Bestemmingsplan - gemeente Leidschendam-Voorburg
Vastgesteld op 04-07-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Vlietvoorde-West' met identificatienummerNL.IMRO.1916.VlietvoordeWest-VG01 van de gemeente Leidschendam-Voorburg.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken door een bewoner van die desbetreffende woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefeningen geen ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangrenzende woning
een woning, die zich bevindt op een aangrenzend bouwperceel.
1.7 achtergevel
De van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, niet zijnde de voor- of zijgevel.
1.8 algemene leefbaarheidstoets
Toets bij een vergunningaanvraag voor woningsplitsing en kamerverhuur waarbij de leefbaarheid in de directe omgeving van het betreffende gebouw in kaart wordt gebracht zoals opgenomen in de 'Beleidsnota Woningsplitsing en kamerverhuur Leidschendam-Voorburg 2021'
1.9 archeologisch advies
een advies, opgesteld door de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag, waarin de kaders voor een uit te voeren archeologisch onderzoek zijn aangegeven en aan de hand waarvan opdrachtverstrekking kan plaatsvinden aan de instantie die het archeologisch onderzoek verricht.
1.10 archeologisch adviseur van het bevoegd gezag
een door de gemeente aangewezen adviseur die het bevoegd gezag adviseert op archeologisch gebied.
1.11 archeologische begeleiding
begeleiding van de graafwerkzaamheden door een archeoloog.
1.12 archeologievriendelijk bouwen
het treffen van technische en andere maatregelen om archeologische waarden in de bodem te ontzien.
1.13 archeologisch onderzoek
onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische relicten door een gecertificeerde instantie werkend conform de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Dit onderzoek kan bestaan uit bureauonderzoek, booronderzoek, begeleiden, proefsleuvenonderzoek, opgravingen of een combinatie daarvan.
1.14 archeologisch peil
diepte waaronder archeologisch waardevolle resten aanwezig zijn of kunnen zijn, inclusief marge van 30 cm ter bescherming van de archeologische waarden.
1.15 archeologisch rapport
rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.16 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het in dat gebied voorkomen van archeologische relicten.
1.17 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw.
1.19 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw.
1.20 bestaand
bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bevoegd gezag
het bestuursorgaan dat bevoegd is omtrent die zaak besluiten te nemen of beschikkingen af te geven.
1.24 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de zolder.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 cultuurhistorie
- historische (stede)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg
- archeologie, en
- cultuurlandschap / historische geografie.
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarde in verband met ouderdom of gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.34 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of -indien en voor zover daarbij sprake is van een bovenbeëindiging van enige relevante omvang- een bouwwerk.
1.35 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van deze constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.36 dienstverlening
het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële, economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.
1.37 erf
- a. achtererf: de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
- b. voorerf: de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn vóór de oorspronkelijke voorgevel van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
- c. zij-erf: gedeelte van het erf, dat is gelegen buiten de oorspronkelijke zijgevel;
- d. voor percelen waarin een bouwvlak is aangegeven: het gedeelte van een perceel dat is gelegen buiten het bouwvlak en dat in feitelijk opzicht is bestemd ten dienste van het gebruik van het - in het bouwvlak gesitueerde - hoofdgebouw;
- e. voor percelen waarin geen bouwvlak is aangegeven: het gedeelte van een perceel dat is gelegen buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is bestemd ten dienste van het gebruik van het - op het perceel gesitueerde - hoofdgebouw.
1.38 erfafscheiding
een afscheiding op en rond een erf, waarmee de gronden worden begrensd die in ruimtelijk opzicht direct bij, in functioneel opzicht ten dienste staan van en/of in feitelijk opzicht direct aansluiten op het (hoofd)gebouw op dat erf; de eigendomsgrenzen zijn hierbij niet van doorslaggevende betekenis.
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 gecerfiticeerde instantie
instantie die beschikt over een certificaat als bedoeld in art. 5.1 van de Erfgoedwet.
1.41 gestapelde woning
een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld detailhandel of dienstverlening zijn gebouwd.
1.42 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld binnen zones rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.43 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.44 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van voedsel en/of dranken, overwegend voor gebruik ter plaatse, en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening en al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie (met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie).
1.45 huishouding
een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.
1.46 kap
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.47 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen van educatieve, sociale, culturele, medische en levensbeschouwelijke aard al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en/of sport alsmede ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen. Binnen deze bestemming zijn alle vormen van kinderopvang toegestaan.
1.48 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.49 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens.
1.50 nieuwe ontwikkeling
ruimtelijke ontwikkeling, herontwikkeling en/of functieverandering van een perceel en/of pand niet passend binnen de vigerende bestemming, geldend op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan ‘NL.IMRO.1916.VlietvoordeWest-ON01
1.51 nota parkeernormen
de actuele nota parkeernormen Leidschendam-Voorburg geldend op het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning.
1.52 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gas reduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, filterhuisjes, apparatuur voor telecommunicatie en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.53 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.54 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.55 ondersteunende horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteiten in direct in verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).
1.56 ontsluitende weg
weg en/of langzaam verkeersroute waaraan de hoofdtoegang tot het bouwperceel is gesitueerd: bij bouwpercelen welke (de mogelijkheid tot) twee hoofdtoegangen hebben wordt, voor het bepalen van wat de ontsluitende weg is, aansluiting gezocht bij aangrenzende bouwpercelen.
1.57 opgraving
de ontsluiting van een archeologische vindplaats door een gecertificeerde instantie met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.
1.58 opslag
het bedrijfsmatig of in aard en omvang alsof zij bedrijfsmatig is opslaan van partijen goederen.
1.59 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.60 peil
Voor het peil gelden de navolgende regels tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang van de woning niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang van de woning bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk op een perceel dat geplaatst is in een talud van een dijklichaam: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar het dijklichaam gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
- d. het peil - afgemeten aan het waterpeil - is alleen van toepassing op woningen die geheel in het water staan.
1.61 Programma van Eisen (PvE)
document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van proefsleuven of een opgraving staan geformuleerd. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.
1.62 speeltoestel
een inrichting, bedoeld voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.
1.63 steigers
constructie langs een oever of over water die dient voor aanlegplaats voor vaartuigen, wandelpad voor bezoekers of toegang tot wonen in of op het water.
1.64 tuin
tuin, behorende bij en ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen.
1.65 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan (NL.IMRO.1916.VlietvoordeWest-VG01).
1.66 voorgevel
de naar de weg en/of water gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of water gekeerde gevel, de meest beeldbepalende gevel van dat gebouw, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
1.67 voorgevelrooilijn
een denkbeeldige grens van het bouwvlak en het verlengde hiervan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen.
1.68 wonen
het gehuisvest zijn in een woning zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.
1.69 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
1.70 zijgevel
de zijdelingse gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg of water afgekeerde gevel, niet zijnde de voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstanden
de kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens, gemeenten vanaf elk deel van het bouwwerk.
2.2 bebouwingspercentage
Een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend.
2.3 bedrijfsvloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf of dienstverlenende instelling, met inbegrip van de daartoe behorende opslag- en administratieruimten, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, antennes, technische installaties en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2.6 brutovloeroppervlak (bvo)
- a. algemeen: binnen de gevels van het bouwwerk inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften en toiletten, waarbij de oppervlaktes van de diverse bouwlagen bij elkaar opgeteld moeten worden;
- b. detailhandel ondersteunende horeca: het voor publiek toegankelijke gedeelte binnen de gevels van het pand waarin de detailhandel is gevestigd inclusief de ruimte achter de kassa, maar exclusief opslagruimten en personeelsruimten.
2.7 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
2.10 de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.11 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren op de begane grond, verticaal geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. M.u.v. architectonische gevelelementen zoals bijvoorbeeld bloemkozijnen, luifels of architectonische overstekken van dakranden en/of kapconstructies.
2.13 bebouwd oppervlak
som van de oppervlakten van de verticale projectie van bebouwing. Met de verticale projectie van de bebouwing wordt bedoeld de oppervlakte van een bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Ondergronds bouwen
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 3.2.2 bepaalde, onder de voorwaarde dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. er geen afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden.
- c. er een akkoord ligt van het Qteam
3.5 Parkeren
Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in 3.2.3 genoemde functie is alleen toegestaan indien:
- a. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals die in Bijlage 1 van de bijlagen bij de regels zijn weergegeven, en;
- b. het op grond van voornoemde parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bouwwerken
Het maximaal toelaatbare bebouwde oppervlakte van de bouwwerken binnen de bestemmingsvlakken met de bestemming 'Woongebied' bedraagt 4600 m2.
5.2 Parkeernormen
In geval van nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient de actuele Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg te worden gehanteerd. Uitgangspunt is dat parkeervoorzieningen binnen het plangebied Vlietvoorde-West gerealiseerd dienen te worden.
5.3 Woningsplitsing
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Tot gebruik, strijdig met dit plan, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en/of stalling van (motor)voertuigen, vaartuigen, caravans en/of overige zaken, anders dan ten dienste van de bestemming en mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan ten dienste van de bestemming en mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten;
- c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
- d. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor buitenopslag;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk, mits de regels van de betreffende bestemming zich tegen dit gebruik niet verzetten.
6.2 Woningsplitsing en kamerverhuur
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, indien en voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden alsmede de elders in dit plan beschreven ruimtelijke -, cultuurhistorische -, landschappelijke - en natuurwaarden, bevoegd af te wijken van:
- a. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten met ten hoogste 10%, mits dit in verband met het realiseren van de bestemming noodzakelijk is of indien door de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met direct aangrenzende percelen en/of bouwwerken: deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerder met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakte afwijkingen: uitgangspunt voor de afwijking is de normstelling zoals opgenomen in de bouwregels van Hoofdstuk 2 van dit plan;
- b. de bestemmingsregels en toe te staan dat bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft met ten hoogste 10%;
- c. de bestemmingsregels en toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.
7.2 Mantelzorg
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan het plan te wijzigen in die zin dat de situering en/of begrenzing van op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en/of bestemmingsvlakken wordt gewijzigd indien:
- a. de oppervlakte van elk bouwvlak en/of bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot dan wel verkleind;
- b. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer, railverkeer en/of industrielawaai op de gevel van geluidgevoelige objecten respectievelijk op de grens van geluidgevoelige terreinen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een daartoe verkregen hogere grenswaarde;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. ter plaatse voorkomende dna wel aan de betreffende gronden eigen cultuurhistorische-, landschappelijke-, botanische-, of ecologische waarden;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de woonsituatie;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de verkeersveiligheid;
- 6. de sociale veiligheid;
- 7. de aansluiting aan structurele groen- en/of waterelementen;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Bouwwerken
9.2 Gebruik
9.3 Slotregel
deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vlietvoorde West
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het plangebied 'Vlietvoorde West' bevindt zich aan de Veursestraatweg tussen Leidschendam en Voorschoten. Het maakt deel uit van de ontwikkeling van het gehele gebied Vlietvoorde, waarbij het realiseren van drie woongebieden binnen Vlietvoorde reeds is vastgesteld in het bestemmingsplan 'Vlietvoorde'. Vlietvoorde West zal het vierde woongebied worden binnen Vlietvoorde.
Op het grondgebied waar de ontwikkeling van Vlietvoorde West zal plaatsvinden, bevond zich voorheen glastuinbouw en een tuincentrum. De rest van het gebied Vlietvoorde kende ook glastuinbouw, met in totaal een oppervlakte van circa 130.000 m2. Op dit moment zijn alle glastuinbouw, het tuincentrum en nog een enkele woning die zich in het gebied bevond verwijderd en bestaat Vlietvoorde West uit een braakliggend stuk grond.
De ambitie van de gemeente Leidschendam-Voorburg is om het gebied Vlietvoorde, waar Vlietvoorde West onder valt, een nieuwe functie te geven. De focus zal liggen op het versterken van de ecologie en natuurwaarden in het gebied, waarin recreatie ook een rol zal krijgen. Binnen Vlietvoorde West zal een bosrijk gebied worden ontwikkeld waarbinnen woningen worden gerealiseerd, vergelijkbaar met het deelgebied 'bos' binnen het bestemmingsplan 'Vlietvoorde'.
Het plangebied 'Vlietvoorde West' is in afbeelding 1 en 2 globaal weergegeven. Het plangebied ligt binnen de vigerende beheersverordening '2017 Leidschendam - Voorburg', zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Leidschendam - Voorburg op 30 mei 2017. Het ontwikkelen van de beoogde woningen past niet binnen de vigerende bestemming.
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Veursestraatweg (N447) tussen Leidschendam en Voorschoten. Het plangebied bevindt zich in de 'Duivenvoordecorridor', het landelijk gebied tussen Leidschendam-Voorburg en Voorschoten. Het plangebied grenst aan de zuidoostelijke zijde aan de Vliet en het achterliggende open landschap. De Veursestraatweg ligt ten westen van het plangebied.
Het plangebied bestaat uit delen van 6 percelen, kadastraal bekend als gemeente Veur, sectie A, perceelnummers 1643, 1584, 1377, 1435,1434.
Afbeelding 1 Kadastrale gegevens plangebied 'Vlietvoorde West' (plangebied in rood aangegeven)
Afbeelding 2 Ligging plangebied 'Vlietvoorde West' (plangebied in rood aangegeven)
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het plangebied vigeert de 'Beheersverordening 2017 Leidschendam-Voorburg' in combinatie met het bestemmingsplan 'Duivenvoordecorridor'. Ook valt een gedeelte van het plangebied van Vlietvoorde West binnen de plangrenzen van het omliggende plan 'Vlietvoorde'.
Beheersverordening 2017 Leidschendam-Voorburg en Bestemmingsplan 'Duivenvoordecorridor'
De beheersverordening 2017 Leidschendam-Voorburg is vastgesteld op 30 mei 2017 en op 21 juni 2017 in werking getreden. Het onderliggende bestemmingsplan 'Duivenvoordecorridor' is vastgesteld op 5 september 2007 en onherroepelijk sinds 29 juli 2009.
Afbeelding 3 Uitsnede vigerende 'Beheersverordening 2017 Leidschendam-Voorburg' (plangebied in rood aangegeven)
Voor het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'uit te werken buitenplaats IV' en 'bedrijfsdoeleinden - nader uit te werken'. De gronden op de plankaart voor 'uit te werken buitenplaats IV' zijn onder andere bestemd voor de ontwikkeling van een buitenplaats of landgoed (niet bedoeld voor agrarische exploitatie), natuurbeheer, verkeers- en verblijfsdoeleinden, en woondoeleinden met bijbehorende tuinen en erven. De gronden op de plankaart voor 'bedrijfsdoeleinden - nader uit te werken' zijn onder andere bestemd voor de ontwikkeling van een tuincentrum en horeca.
Bestemmingsplan 'Vlietvoorde'
Een deel van het plangebied valt binnen de invloedssferen van het omliggende plan 'Vlietvoorde'. Binnen deze grenzen geldt de enkelbesteming 'Groen'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor extensieve recreatie, groenvoorzieningen, water, voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf en voorzieningen ten behoeve van water(huishouding). Op onderstaande afbeelding is te zien dat een klein gedeelte van het plangebied in het westen valt binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Vlietvoorde'.
Afbeelding 4 Plangebied Vlietvoorde West binnen de plangrenzen van 'Vlietvoorde'
Het plangebied ligt net buiten de landgoederenzone Wassenaar - Voorschoten - Leidschendam - Voorburg, dat is aangewezen als Rijksbeschermd dorpsgezicht (zie afbeelding 5)
Afbeelding 5 Landgoederenzone Wassenaar - Voorschoten - Leidschendam - Voorburg (landgoederenzone in rood weergegeven; plangebied in het paars weergegeven)
De maximale footprint aan nieuwe gebouwen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is gebaseerd op het bestuursconvenant Duivenvoordecorridor. In paragraaf 2.3.1 wordt het bestuursconvenant nader toegelicht aan de hand van een tabel. Voorliggend bestemmingsplan maakt onderdeel uit van het totale programma Vlietvoorde waarbinnen maximaal 16.800 m2 aan nieuwe bebouwing is toegestaan.
Binnen het reeds vastgestelde bestemmingsplan Vlietvoorde wordt een totale footprint gerealiseerd van 12.200 m2. Hierdoor resteert er nog 4.600 m2 aan footprint dat gerealiseerd kan worden binnen Vlietvoorde West.
De ontwikkeling van het landschappelijke woonmilieu van Vlietvoorde West (vergelijkbaar met deelgebied bos in het plan Vlietvoorde) past niet binnen de vigerende beheersverordening. Met het voorliggende bestemmingsplan 'Vlietvoorde West' wordt de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
1.4 Opbouw Van Het Plan
Het bestemmingsplan 'Vlietvoorde West' bestaat uit een drietal onderdelen, te weten:
- de toelichting (plus bijlagen);
- de regels (plus bijlagen);
- de verbeelding (in de vorm van geometrisch bepaalde planobjecten).
1.4.1 De toelichting
Na een inleiding in dit eerste hoofdstuk, is de toelichting als volgt opgebouwd:
- In Hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het ruimtelijk beleid op Europees-, Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. De relevante onderdelen worden benoemd en waar nodig vertaald naar het bestemmingsplan;
- In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie;
- In Hoofdstuk 4 wordt het toekomstbeeld voor het plangebied geschetst. Daarbij wordt specifiek ingegaan op onderhavige ontwikkeling;
- In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op diverse relevante milieuaspecten;
- Hoofdstuk 6 gaat in op de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en archeologie;
- In Hoofdstuk 7 is opgenomen hoe de in het bestemmingsplan benoemde keuzes juridisch worden vormgegeven in de regels en op de verbeelding;
- Tenslotte wordt in Hoofdstuk 8 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven. Hierbij wordt ingegaan op het overleg met andere partijen, de maatschappelijke en de financieel-economische uitvoerbaarheid.
1.4.2 De regels
De regels en de (digitale) verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Zij leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en opstallen in het plangebied vast en vormen het formele beoordelingskader voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.
De regels en de verbeelding zijn opgesteld in overeenstemming met de geldende verplichte standaarden voor digitaal vergelijkbare en uitwisselbare bestemmingsplannen, die onder meer zijn vastgelegd in de IMRO2012 en de SVBP2012.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied 'Vlietvoorde West' relevante ruimtelijk beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleidskader vormt de formele basis voor ontwikkelingen in het plangebied en is daarnaast een onderbouwing voor de beleidskeuzes die in het plan zijn gemaakt.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Nationale omgevingsvisie
De nationale omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2023 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten hierin zijn:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkelingen van het landelijk gebied.
Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:
- 1. Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies;
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- 3. Afwendelen wordt voorkomen.
Tot het moment dat de Omgevingswet in werking treedt (naar verwachting op 1 juli 2023) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie §3.1.2). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Doorwerking plangebied
De Duivenvoordecorridor, waarbinnen het plangebied is gelegen, is een unieke locatie door de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten. Doordat er een geruime tijd glastuinbouw en een tuincentrum in het plangebied aanwezig waren, zijn de oorspronkelijke landschaps- en cultuurhistorische waarden verloren. Door onderhavig bestemmingsplan kunnen de oorspronkelijke waarden aanwezig in het plangebied weer hersteld worden. Het terugbrengen van cultuurhistorische waarden wordt al gegarandeerd in het bestemmingsplan 'Vlietvoorde', waarin ook het terugbrengen van landschappelijke- en ecologische waarden centraal staan. Onderhavig bestemmingsplan draagt hieraan bij en vult deze ontwikkeling aan door een bosrijk woonmilieu te realiseren.
Daarnaast is met de ontwikkeling van Vlietvoorde reeds de bemaling in het gebied stopgezet, hetgeen ook op Vlietvoorde West van toepassing is. Water krijgt de vrijheid, wat een positief effect heeft op waterveiligheid en de klimaatbestendigheid van woongebieden. De toevoeging van extra oppervlakte water draagt bovendien op een positieve wijze bij aan hittebestrijding. Hierin valt het planinitiatief binnen de nationale omgevingsvisie.
2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staat een aantal onderwerpen waarvoor het Rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte regels stelt. De 14 nationale belangen van het Barro zijn:
- Rijksvaarwegen;
- Mainportontwikkelingen Rotterdam;
- Kustfundament;
- Grote rivieren;
- Waddenzee en waddengebied;
- Defensie;
- Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- Elektriciteitsvoorziening;
- Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- Natuurnetwerk Nederland;
- Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Doorwerking plangebied
De in het Barro juridisch veranderde nationale belangen hebben geen van allen betrekking op het plangebied uit voorliggend bestemmingsplan of de ontwikkelingen die daar zijn gepland.
2.2.3 Besluit ruimtelijke ordening
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 2017) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “nieuwe stedelijke ontwikkeling” zijn opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro.
De 'behoefte' is de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar – looptijd van een bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De Ladder bepaalt niet voor welke regio de behoefte in beeld moet worden gebracht. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De afbakening van het onderzoeksgebied is dus afhankelijk van het beoogde programma in het bestemmingsplan.
De Ladder biedt de mogelijkheid om in geval van een globaal bestemmingsplan met uitwerkingsplichten en/of wijzigingsbevoegdheden, in het moederplan te bepalen dat het Ladderonderzoek pas hoeft te worden verricht bij vaststelling van het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan.
Doorwerking plangebied
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de bouw van circa 58 woningen. Er is sprake van nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 2.3.4 zal de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' doorlopen worden.
2.3 Regionaal En Provinciaal Beleid
2.3.1 Bestuursconvenant Duivenvoordecorridor
Het convenant, ondertekend op 19 februari 2008 tussen het voormalig Ministerie van VROM, de provincie Zuid Holland en de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Voorschoten, heeft tot doel om een ruimtelijke invulling te geven voor de Duivenvoordecorridor. De ambitie is het realiseren van een duurzame landschappelijke structuur en het waarborgen van de aanwezigheid van de duurzame recreatiefunctie in een overwegend groen landschap.
In de Duivenvoordecorridor dient niet meer woningbouw plaats te vinden dan strikt noodzakelijk. Het bestuursconvenant maakt de realisatie van woningbouw mogelijk, als kostendrager voor de kosten voor verwerving en sloop van voormalige tuinbouwbedrijven, waarbij de footprint/bebouwingsoppervlakte van de nieuwe woningbouw niet groter mag zijn dan 15% van de oppervlakte aan voormalig tuinbouwbedrijf. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het aantal gesloopte opstallen en te realiseren woonbebouwing in de Duivenvoordecorridor.
Tot op heden is 236.678 m2 aan kassen en bedrijfsgebouwen gesloopt. De provincie heeft vastgesteld dat tot en met 11 december 2015 177.265 m2 aan kassen en dergelijke zijn gesloopt. Na dit moment zijn op andere locaties kassen en bedrijfsgebouwen gesloopt. In onderstaande tabel is de totale gesloopte oppervlakte in de Duivenvoordecorridor weergegeven.
Gesloopte oppervlakte kassen e.d. t/m 11 december 2015 | 177.265 m2 |
Gesloopte oppervlakte kassen e.d. vanaf 12 december 2015 | 28.930 m2 |
Sloop kassen e.d. Veursestraatweg (Groene Horsen) | 22.600 m2 |
Sloop bedrijfspand Life & Garden | 4.933 m2 |
Sloop bedrijfspand Gamma | 2.950 m2 |
Totaal | 236.678 m2 |
Tabel 1: gesloopte oppervlakte in de Duivenvoordecorridor
Maximaal 15% van de gesloopte oppervlakte mag worden gebruikt voor nieuwe woningbouw. Op basis van de tot nu toe gesloopte oppervlakte mag 35.502 m2 aan footprint ten behoeve van kostendragers worden gerealiseerd. In de volgende tabel is weergegeven wat de beoogde footprint is van alle plannen die reeds ontwikkeld zijn, of in de nabije toekomst ontwikkeld worden.
Deelplan | Bestemming wonen | Bestemming wonen overig |
Noorthey | 8.400 m2 | |
De Bosrand (Buitenvoorde) | 1.500 m2 | 240 m2 |
Vlietvoorde Weide | 2.250 m2 | |
Vlietvoorde | 12.200 m2 | |
Vlietvoorde West | 4.600 m2 | |
Dommanschet | 400 m2 | |
Life & Garden | 200 m2 | |
Groene Horsten | 1.500 m2 | |
Totaal | 30.650 m2 | 640 m2 |
Tabel 2: Bebouwingsmogelijkheden volgend uit bestuursconvenant Duivenvoordecorridor (*dit programma is inclusief 2.000m2 dek boven parkeerplaatsen)
Op basis van bovenstaande tabel wordt geconcludeerd dat een totaal van 31.290 m2 aan woningbouw wordt gerealiseerd. Daarmee wordt maximaal 15% van de gesloopte oppervlakte teruggebouwd.
De vrijkomende ruimte moet betekenis hebben voor de groene ruimte en op een duurzame manier worden ingepast. Er is een kwaliteitsteam (Q-team) ingesteld om hierover te adviseren en plannen te beoordelen. Na een heroriëntatie van de oorspronkelijk plannen in de Duivenvoordecorridor in de loop van 2015, heeft de Gemeente Leidschendam-Voorburg in 2016 de spelregels voor de planontwikkeling opnieuw vastgelegd in een Ruimtelijke uitnodiging. Alle kwantitatieve en kwalitatieve afspraken uit het convenant voor de Duivenvoordecorridor zijn daarbij als uitgangspunt gehanteerd. De Ruimtelijke uitnodiging wordt beschreven in paragraaf 2.4.2.
Op basis van het bestuursconvenant bedraagt de maximale footprint aan nieuwe bebouwing binnen het gehele programma Vlietvoorde maximaal 16.800 m2. Zoals reeds beschreven in paragraaf 1.3 resteert er voor het plangebied Vlietvoorde West nog 4.600m2 aan nog te bebouwen oppervlakte.
De vrijkomende ruimte moet betekenis hebben voor de groene ruimte (het landschap) en op een duurzame manier worden ingepast. Het eerder genoemde Q-team heeft een adviserende taak en beoordeelt de voorgestelde ontwikkelingen binnen de Duivenvoordecorridor. Het plan 'Vlietvoorde West' wordt dan ook in afstemming met het Q-team geconcretiseerd en ingevuld.
2.3.2 Omgevingsvisie provincie Zuid-Holland
Het Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. De Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 20 februari 2019 de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. Beiden zijn op 1 april 2019 in werking getreden en opgesteld in het kader van de Omgevingswet die in 2024 in werking treed. Op 1 april 2023 is de meest recente versie van de Omgevingsvisie Zuid-Holland in werking getreden, waarin enkele wijzigingen zijn doorgevoerd. In hoofdlijnen is het beleid hetzelfde gebleven. Het beleid is gericht op het realiseren van maatschappelijke belangen en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. De Omgevingsvisie benoemd voor de provincie de visie, ambities en opgaven voor de provincie Zuid-Holland. De Omgevingsvisie bevat zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving:
- Naar een klimaatbestendige delta;
- Naar een nieuwe economie: the next level;
- Naar een levendige meerkernige metropool;
- Energievernieuwing;
- Best bereikbare provincie;
- Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Naast de zes ambities stelt de provincie in de omgevingsvisie 12 provinciale opgaven voor de omgevingskwaliteit vast. De provincie werkt bij deze opgaven samen met andere overheden en maatschappelijke partners. De 12 provinciale opgaven omgevingskwaliteit zijn: Landschap en cultuurhistorie, Gezondheid en veiligheid, Natuur en recreatie, Ruimte en verstedelijking (de bebouwde ruimte beter benutten), Wonen, Bodem en ondergrond, Cultuurparticipatie en bibliotheken, Klimaatadaptatie, Zoetwater en drinkwater, Bereikbaarheid, Regionale economie en Energievoorziening.
Ook het programma Ruimte en de Kwaliteitskaart zijn onderdeel van de Omgevingsvisie van de provincie Zuid-Holland. Het programma Ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. Daarbij gaat het om locatie specifieke of de programmatische invulling van beleidsbeslissingen uit de Omgevingsvisie. Om aan te geven wat de provincie verstaat onder gebiedskwaliteit is een integrale Kwaliteitskaart opgenomen in de Omgevingsvisie. Deze integrale Kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen:
- 1. Laag van de ondergrond. De ondergrond van de provincie en de natuurlijke (landschapsvormende) processen;
- 2. Laag van de cultuur- en natuurlandschappen. De laag van het zichtbare landschap en (grondgebonden) nut;
- 3. Laag van de stedelijke occupatie. De steden en dorpen en hun onderlinge netwerken;
- 4. Laag van de beleving. De identiteit en (recreatieve) beleving.
De kwaliteitskaart bevat de belangrijkste kenmerken (richtpunten) van een gebied. Karakteristiek voor Zuid-Holland zijn de delta-, veen-, rivieren- en kustlandschappen. Deze moeten herkenbaar blijven. Een richtpunt beschrijft hoe de provincie Zuid-Holland kwaliteit van een gebied bij nieuwe ontwikkelingen wil behouden of versterken. Bij aanpassingen in het landschap moet rekening gehouden worden met deze richtpunten. Een plan dat de kwaliteiten van een gebied versterkt is in ieders belang.
Per laag is een aantal specifieke richtpunten aangegeven waar bij de ontwikkeling van een gebied rekening moet worden gehouden. Uitgangspunt daarbij is dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, zolang er sprake is van behoud of versterking van de gedefinieerde ruimtelijke kwaliteit in de Kwaliteitskaart (ja, mits-beleid). Dit beleid geldt zowel voor het stedelijk als het landelijk gebied.
Doorwerking plangebied
De ontwikkeling van Vlietvoorde West draagt bij aan de ambitie van de provincie Zuid-Holland om een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving te creëren. Dit wordt gedaan door de woningen direct te verbinden met het landschap, door ze midden in het landschap te plaatsen. Een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving wordt als prettig ervaren, nodigt uit tot gezond gedrag en beschermt tegen negatieve omgevingsinvloeden. In de ontwikkeling van Vlietvoorde West worden deze doelstellingen gehaald door landschappelijke en ecologische kwaliteiten te waarborgen, het gebied ruim op te zetten en recreatieve mogelijkheden beschikbaar te maken. Het bos is direct vanuit de woning binnen handbereik. Cultureel erfgoed en recreatie op het water is binnen het plan Vlietvoorde meegenomen en bevindt zich daarmee ook in de directe omgeving van Vlietvoorde West. Daarmee is de drempel laag om in het gebied te wandelen, fietsen, sporten en recreëren. Het gezonde gedrag van bewoners wordt optimaal gestimuleerd.
2.3.3 Omgevingsverordening provincie Zuid-Holland
De Omgevingsverordening Zuid-Holland is gezamenlijk met de Omgevingsvisie op 20 februari 2019 vastgesteld en op 1 april 2019 in werking getreden. Ook de Omgevingsverordening heeft wijzigingen ondergaan die zijn gewaarborgd in de meest recente versie, in werking getreden op 1 april 2023. Ook de Omgevingsverordening is in het kader van de Omgevingswet opgesteld en vormt het juridische fundament van de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening stelt regels over de volgende aspecten:
- activiteiten door burgers en bedrijven;
- tot het openbaar bestuur gerichte regels over het ambitieniveau voor de leefomgevingskwaliteit;
- onderlinge taakverdeling;
- doorwerking provinciaal beleid naar andere bestuursorganen via instructieregels;
- financiële bepalingen;
- procedures voor voorbereiding;
- handhaving;
- schade;
- monitoring en informatie;
- adviesorganen;
- overgangsrecht.
De Omgevingsverordening geeft invulling aan de maatschappelijke opgaven uit de provinciale omgevingsvisie. De omgevingsverordening bevat alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. Dit kunnen regels zijn over activiteiten, zoals een stedelijke ontwikkeling. Onderhavig bestemmingsplan maakt een stedelijke ontwikkeling mogelijk buiten bestaand stedelijk gebied. Het artikel 'stedelijke ontwikkelingen' is relevant voor de voorgenomen ontwikkeling.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
- 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
- b. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van de locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
- 2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening;
- 3. Gedeputeerde Staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.
Om de voorgestelde ontwikkeling binnen de regels van omgevingsverordening te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen. De Ladder is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
2.3.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
Bij de bepaling van de behoefte aan een voorgenomen woningbouwontwikkeling die een nieuwe stedelijke ontwikkeling (12 of meer nieuwe woningen) behelst dient de Ladder voor Duurzame verstedelijking te worden doorlopen. Hierbij gaat het erom of de beoogde plancapaciteit voorziet in de vraag van het woningaanbod uit de lange termijn prognose. Ook als alleen een oordeel nodig is of een plan in overeenstemming met goede ruimtelijke ordening is, moet volgens het Besluit ruimtelijke ordening beoordeeld en onderbouwd worden of de mogelijke woningbouwontwikkeling voorziet in een behoefte (binnen een planperiode van in beginsel tien jaar).
De Ladder voor duurzame verstedelijking bestaat nu uit twee onderdelen. Het tweede lid van artikel 3.1.6. Bro omvat de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze luidt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
- 1. Behoefte van de voorgestelde ontwikkeling
De gemeente Leidschendam-Voorburg werkt samen met buurgemeenten bij de afstemming van de woningbouwprogramma's. De provincie Zuid-Holland heeft de woningmarktregio's gevraagd om een gezamenlijke woonvisie op te stellen en hun woningbouwprogramma regionaal af te stemmen. Dit heeft geresulteerd in de 'Woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017 - 2021'. De woonvisie woningmarktregio Haaglanden 2017 - 2021 is toegevoegd in Bijlage 1 Woonvisiewoningmarktregio Haaglanden. De regionale woonvisie is richtinggevend voor gemeente bij hun lokale woonbeleid. Het visiedeel van de regionale woonvisie kijkt daarbij zo'n 10 jaar vooruit. De concrete ambities en maatregelen zijn gericht op de korte termijn: de periode 2017 tot en met 2021.
Zeker tot 2025 groeit het aantal huishoudens in de regio Haaglanden (50.000). De nieuwe huishoudens zijn gemiddeld kleiner, bestaan wat minder uit (klassieke) gezinnen zijn (iets) vaker eenverdieners. Voor de regio betekenen deze cijfers dat er in de komende jaren een aanzienlijke bouwopgave ligt om iedereen aan een goede woning te helpen. Een opgave waarbij de focus niet alleen ligt op eengezinswoningen, maar ook op gestapelde woningbouw. Dit laatste vanwege de verwachte toename van het aantal kleinere huishoudens. In de woonvisie wordt geconstateerd dat door het sterk toegenomen marktvertrouwen de vraag in de (middel)dure segmenten weer toe neemt. Jarenlang zijn er nagenoeg geen woningen in deze segmenten gerealiseerd. Het herstel op de koopwoningmarkt in de regio neemt toe en de vraag naar het (middel)dure segment neemt toe.
In 2012 is onder de huishoudens in de regio onderzoek geweest onder de naam 'Grote Woontest Haaglanden'. Hieruit komt naar voren dat driekwart van de huishoudens in de regio tevreden is met hun huidige woonomgeving en woning. De bewoners van de suburbane wijken geven aan eigenlijk liever in een andere woonomgeving te willen wonen, namelijk in een omgeving die meer exclusief, meer dorps of juist meer stedelijk is. Een omgeving met een duidelijkere herkenbaarheid en eigen identiteit. Om beter op deze vraag in te spelen is het zaak om het aanbod van stedelijke, dorpse en exclusieve woonmilieus in de regio toe te laten nemen. Dit kan zowel door middel van een hierop geënt nieuwbouwprogramma voor nieuwe wijken, maar ook door het aanpassen van de bestaande wijken aan de hand van transformatie, verdichting en/of kleinschalige sloop-nieuwbouw. De ambitie is dan ook om het geplande nieuwe aanbod van ruim 50.000 woningen beter aan te laten sluiten op de behoeften van de consument door programma's om te buigen naar meer gewenste woningtypen en prijscategorieën binnen met name rustig stedelijke of dorpse woonmilieus. De regio gaat hierop sturen aan de hand van te verlenen bouwvergunningen en bestemmingsplanwijzigingen.
In het najaar van 2018 is door Woningmarktregio Haaglanden een actueel overzicht van het woningbouwprogramma in de regio en de stand van zaken omtrent de regionale woonvisie naar de provincie Zuid-Holland gestuurd. Het plan 'Vlietvoorde' is als één van de concrete ontwikkelingen in dat woningbouwprogramma genoemd. In een reactie daarop (brief d.d. 21-05-2019) heeft de provincie laten weten in te stemmen met het aangeleverde woningbouwprogramma voor de plannen tot 2030 (waaronder Vlietvoorde) en ook instemt met de behoefteonderbouwing voor de plannen in de periode tot 2030. De provincie geeft aan dat het toevoegen van een significant deel aan de duurdere woningvoorraad gunstig is voor de doorstroming tussen de verschillende marktsegmenten. Het gehele plan Vlietvoorde, en daarmee ook Vlietvoorde West, speelt daar op in. Er wordt een nieuw rustig landelijk woonmilieu gerealiseerd dat aansluit op het karakter van Leidschendam en het gebied (buitengebied). De ontwikkeling speelt dan zowel kwantitatief als kwalitatief in op de behoefte.
- 2. Waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied?
Op verschillende plekken binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg worden locaties herontwikkeld naar woningbouw. Echter blijft de woningbouwopgave in de gemeente en in de regio onverminderd groot en zijn ook andere locaties buiten het stedelijk gebied noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de vraag voor nieuwe woningbouwlocaties. De herontwikkeling van een voormalig glastuinbouwgebied is hiervoor uitermate geschikt. In paragraaf 2.3.1 is reeds toegelicht hoeveel vierkante meter aan oude opstallen en bebouwing gesloopt is binnen de gehele Duivenvoordecorridor. De gemeente Leidschendam-Voorburg en de provincie Zuid-Holland hebben gezamenlijke afspraken gemaakt hoeveel woningbouw hiervoor in ruil gerealiseerd mag worden. Binnen de grenzen van het volledige programma Vlietvoorde mag in totaal 18.200 m2 aan nieuwe bebouwing gerealiseerd worden binnen de vier woongebieden. Met de realisatie van 12.200 m2 nieuwe bebouwing binnen de deelgebieden 'bos', 'plas' en 'kreek' resteert er nog 6.000 m2 voor het vierde woonveld 'Vlietvoorde West'. Dit is vastgelegd in het bestuursconvenant Duivenvoordecorridor (19 februari 2008).
De open en natuurrijke omgeving van het plangebied biedt kansen voor de ontwikkeling van een rustig landelijk woonmilieu in een groene omgeving. De realisatie van zo'n rustig landelijk woonmilieu is niet mogelijk binnen het bestaande stedelijke gebied van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Namelijk, de gemeente kiest er mede door de hoge vraag voor om gestapelde woningbouw vooral in het stedelijke gebied te concentreren. Ook ontstaan er met de herontwikkeling van het voormalige kassengebied kansen om de ontwikkeling van natuur in het gebied te stimuleren. Het is altijd beoogd om het gehele gebied Vlietvoorde, waar Vlietvoorde West onderdeel van uitmaakt, op een passende manier tot ontwikkeling te brengen. Met de voorgestelde ontwikkeling van Vlietvoorde West wordt het gebied Vlietvoorde, de identiteit van de provincie Zuid-Holland en de Duivenvoordecorridor versterkt door de gesaneerde kassen te compenseren.
Met het doorlopen van de Ladder voor duurzame verstedelijking is voldoende gemotiveerd dat het plan Vlietvoorde West voldoet aan de marktvraag en behoefte. Het plan sluit aan op de uitgangspunten en ambities van de regionale woonvisie en de actuele inzichten zoals deze door Woningmarktregio Haaglanden met de provincie Zuid-Holland is gedeeld. De provincie heeft hiermee ingestemd.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012
De Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040 is vastgesteld in 2006 en herijkt vastgesteld op 25 september 2012. De structuurvisie vormt de basis voor de (bestuurlijk) strategische keuzes en geeft richting aan de hoofdlijnen van het gewenste ruimtelijke ontwikkelingsbeeld van de gemeente tot 2040. Als overkoepelende ambitie streeft de structuurvisie naar een positionering van de gemeente als aantrekkelijke, groene en duurzame woon- en werkstad. De herijkte uitgangspunten (opgaven, doelstellingen en ambities) zijn vertaald naar drie pijlers:
- versterken van de groene woonstad;
- verbeteren van economische kansen en voorzieningenstructuur;
- beter benutten en verbeteren van de bereikbaarheid.
De structuurvisie gaat daarbij uit van een indeling van de gemeente in een stedelijk gebied, de Vlietzone en het buitengebied. Het plangebied 'Vlietvoorde West' valt binnen de Vlietzone. De Duivenvoordecorridor is het enige gebied waar ontwikkeling plaats mag vinden buiten de rode contouren. Afbeelding 6 laat zien dat het plangebied 'Vlietvoorde West' binnen de Duivenvoordecorridor gesitueerd ligt. Voor het buitengebied zijn de onderstaande opgaven geformuleerd.
Ambities en ontwikkelingen in de Vlietzone
- benutten en verder versterken van de groen-blauwe kwaliteiten en recreatieve potentie van de Vlietzone;
- grote ruimtelijke dynamiek creëren op de middellange en lange termijn in samenhang met verbetering van de bereikbaarheid (MIRT-opgaven Haaglanden);
- versterken van de identiteit van de kernen en benutten van de ligging van de oude kernen en cultuurhistorische kwaliteiten van de Vliet;
- excellente woonmilieus creëren aan de Vlietoevers.
Het gehele spectrum aan woonmilieus is binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg aanwezig, van vroeg naoorlogse wijken, landgoederen, groen wonen, stedelijk wonen, vooroorlogse wijken en historische dorpskernen tot flatwijken. Het gemeentelijk streven is gericht op 'complete wijken' met alle voorzieningen en verschillende woningtypen in verschillende prijsklassen in aansluiting op de behoefte en de markt. Versterking van de cultuurhistorische waarden van gebieden als Vlietzone, Duivenvoordecorridor, het historische lint en de kernen draagt bij aan de identiteit en diversiteit van de bestaande en nieuwe woonmilieus. De economische kansen worden ondersteund door de diversiteit in aanbod van woonmilieus. Tevens wordt de Duivenvoordecorridor in de Structuurvisie genoemd als ontwikkellocatie tot woongebied, waar onderhavig bestemmingsplan bij aansluit.
Afbeelding 6 Uitsnede structuurbeeld 'integrale opgaven stedelijk gebied' (plangebied rood omcirkelt).
Doorwerking plangebied
De ontwikkeling van een landschappelijk woonmilieu binnen de Duivenvoordecorridor past binnen de verschillende pijlers zoals in de structuurvisie opgenomen. Door de grootschalige glastuinbouw heeft het plangebied zijn natuur en cultuurhistorische waarden verloren. Met de beoogde ontwikkeling keert de landschappelijke functie van het plangebied terug die ten tijde van de glastuinbouw verloren zijn gegaan. De Duivenvoordecorridor is bovendien het enige gebied waar ontwikkeling van woningbouw plaats mag vinden buiten de rode contouren.
Met de ontwikkeling van Vlietvoorde West wordt er een nieuw woongebied met eigen karakter en identiteit ontwikkeld. In de stedenbouwkundige opzet van Vlietvoorde West vormt het bos de basis van het plan. Door het wonen in een bosrijk gebied geeft de bebouwingstypologie een specifieke identiteit aan het gebied. Met de realisatie van een landelijk woonmilieu draagt het bestemmingsplan Vlietvoorde West samen met Vlietvoorde bij aan de realisatie van 'excellente woonmilieus aan de Vlietoevers'.
Ook de recreatieve potentie wordt met het plan Vlietvoorde West versterkt. Bestaande watergangen (opvaarten) rondom het plangebied vormen naast een drager van het stedenbouwkundig plan ook een mogelijkheid voor recreatief gebruik. Voor het vigerende plan Vlietvoorde is dit reeds gewaarborgd. In het plangebied van onderhavig bestemmingsplan wordt hierbij aangesloten.
Na oplevering van de ontwikkeling zal het plangebied duurzaam en met zorg worden onderhouden. Vlietvoorde West moet een duurzame ontwikkeling worden waarbij zowel collectief als individueel wordt ingezet op een circulaire samenleving. De verdere duurzaamheidsmaatregelen en ambities worden besproken in paragraaf 5.11.
De beoogde opzet en gebruik van het gebied Vlietvoorde West binnen het programma Vlietvoorde sluit aan op de in de structuurvisie gestelde ambities.
2.4.2 Ruimtelijke uitnodiging: 'Maak het in de Duivenvoordecorridor'
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft op 7 juni 2018 de ruimtelijke uitnodiging vastgesteld. Na een uitgebreid overleg met verschillende belanghebbende vormt de ruimtelijke uitnodiging het kader voor de gewenste ontwikkelingen binnen Vlietvoorde. In deze ruimtelijke uitnodiging staan ook de gewenste kaders voor Vlietvoorde West geschetst.
Met de ruimtelijke uitnodiging biedt de gemeente Leidschendam-Voorburg de ontwikkelingsplannen in hoofdlijnen uiteengezet, waarin de kaders, wensen en ambities voor Vlietvoorde geschetst zijn. Het doel is om een groen landschap te versterken en optimaal invulling te geven aan een onderscheidend woonmilieu buiten de bestaande contour van de gemeente. De centrale opgave voor de Duivenvoordecorridor luidde als volgt:
"Van de toekomstige Duivenvoordecorridor wordt verwacht dat het een ecologische en landschappelijke kwaliteit heeft die is gebaseerd op de historische kenmerken en kwaliteiten van het gebied. De kwaliteit moet het onderscheidende karakter van de woonmilieus definiëren en het gebied ecologisch en recreatief versterken."
Binnen Vlietvoorde staan landschap, ecologie, wonen, recreatie en duurzaamheid centraal. De kaders uit de ruimtelijke uitnodiging zijn terug te zien in het uiteindelijke plan Vlietvoorde. In Vlietvoorde West zullen deze kaders ook mee worden genomen.
Doorwerking plangebied
Initiatiefnemer heeft de ruimtelijke uitnodiging van de gemeente Leidschendam-Voorburg ter harte genomen. Ten behoeve van de ontwikkeling van Vlietvoorde West is een schetsplan opgesteld, welk in hoofdlijnen op de kaders van de ruimtelijke uitnodiging volgt. Aanpassingen zullen opgenomen worden in de verdere uitwerking van het planboek.
2.4.3 WOONvisie gemeente Leidschendam-Voorburg 2016 - 2020
In de woonvisie gemeente Leidschendam-Voorburg 2016-2020 zijn de actuele thema's op het gebied van huisvesting (met eventueel daarbij behorende knelpunten) binnen de gemeente in kaart gebracht. De gemeente stelt zich in de woonvisie doelen om specifieke opgaven te behalen.
- 1. Langer zelfstandig wonen is een ontwikkeling die vraagt om nieuwe oplossingen op het snijvlak van wonen en zorg. Er moet meer worden ingespeeld op de behoefte aan geschikte woonvormen in relatie tot de behoefte aan zorg en begeleiding. Dit vraagt enerzijds om anders te kijken naar de inzet van voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg en de bestaande praktijk van de woningtoewijzing. Anderzijds moeten er in samenspraak met andere partijen creatieve oplossingen worden bedacht om het zelfstandig wonen voor mensen met een zorgvraag daadwerkelijk mogelijk te maken.
- 2. Er zijn onvoldoende goedkope woningen voor mensen met lage inkomens beschikbaar. De oplossing ligt, naast bijvoorbeeld nieuwbouw van sociale huurwoningen voor specifieke doelgroepen, ook in een meer op doelgroepen gerichte toewijzing van de bestaande sociale woningvoorraad en het bouwen van de juiste woningen in de middeldure sector om daarmee doorstroming te bevorderen.
- 3. Betaalbaarheid van het wonen vormt met name voor bewoners van corporatiewoningen een toenemend probleem. Binnen de beperkte oplossingsmogelijkheden die de gemeente heeft, wordt naast toepassing van de bestaande maatregelen voor mensen met lage inkomens of schuldproblemen gestuurd op het beperken van de woonlasten door stimulering van energiebesparende maatregelen en voorlichting.
- 4. Woonmilieus en leefbaarheid. De kwaliteit van de woningvoorraad en woonomgeving heeft in de voorgaande periode onvoldoende centraal gestaan. Door het definiëren van de gewenste woonmilieus in Leidschendam-Voorburg richt de gemeente zich meer op de leefbare en duurzame wijken, die meer aansluiten bij de woningbehoefte op de lange termijn.
Doorwerking plangebied
In de WOONvisie van de gemeente Leidschendam-Voorburg 2016-2020 is de ontwikkeling van woningbouw binnen de Duivenvoordecorridor niet meegenomen. De ontwikkelingen binnen de Duivenvoordecorridor vinden hun grondslag in regionale en provinciale afspraken: het bestuursconvenant die in paragraaf 2.3.1 reeds is benoemd en toegelicht. Met de ontwikkeling van het woongebied 'Vlietvoorde West' wordt de kwaliteit van de woningvoorraad en de woonomgeving vergroot. In het woongebied geven de landschappelijke en ecologische kwaliteiten (in combinatie met de woningen) een bijzondere identiteit aan het gebied. Met de ontwikkeling van Vlietvoorde West staat de kwaliteit van de woningvoorraad en de leefomgeving van centraal, waarbij het te realiseren woningtype aansluit op de actuele marktbehoefte zie paragraaf 2.3.4 Ladder voor duurzame verstedelijking). Onderhavig bestemmingsplan sluit aan op de behoefte van de doelgroep landelijk buitenwonen. Het aanbod aan landelijk buitenwonen binnen bestaand stedelijk gebied is schaars en kan een impuls gebruiken. Onderhavig plangebied in combinatie met het bestuursconvenant Duivenvoordecorridor biedt een uniek kader voor de realisatie van landelijke buitenwoningen ter plaatse van de voormalige tuinbouwkassen.
Door de realisatie van het woningbouwprogramma van Vlietvoorde West kunnen positieve effecten worden aangewezen waarmee wordt aangesloten op de doelstellingen in de WOONvisie van de gemeente Leidschendam-Voorburg:
- De realisatie van woningen in een duurder segment zal zorgen voor doorstroming op de woningmarkt;
- Er is voor dit gebied gekeken hoe je zo min mogelijk oppervlakte aan woningen kan maken en zoveel mogelijk groen. Dit werkt het beste door relatief dure woningen te bouwen.
2.4.4 Water- en rioleringsplan Leidschendam-Voorburg 2022 - 2027
In het Water- en rioleringsplan, dat op 10 november 2021 is vastgesteld, is de toekomstvisie voor 2050 op de zorg voor riolering en grond- en oppervlaktewater beschreven. De volgende beleidsdoelen zijn als uitgangspunt aangehouden:
- Water- en rioleringszorg draagt bij aan een goede volksgezondheid;
- Leidschendam-Voorburg wordt duurzaam en klimaatbestendig gemaakt;
- Water- en rioleringszorg draagt bij aan een schone en prettige leefomgeving;
- De gemeente heeft een goede dienstverlening;
- De gemeente levert kwaliteit tegen een maatschappelijk verantwoord kostenniveau.
Om de ambitieuze doelen van het Water- en rioleringsplan te realiseren moet water een integraal onderdeel zijn van alle strategische en ruimtelijke plannen. Het waterplan moet het waterbeheer inhoudelijk en procesmatig verbeteren, met voortdurende aandacht voor duurzaamheid.
Waterbeheer en watertoets
Bij een ruimtelijk plan dient een initiatiefnemer in het kader van de watertoets in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Tevens zijn zij in het kader van het vooroverleg op grond van de Wro betrokken bij het tot stand komen van het bestemmingsplan. Het plan Vlietvoorde West houdt rekening met de beleidsuitgangspunten van zowel het Hoogheemraadschap als het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in het Water- en rioleringsplan 2022-2027.
2.4.5 Verkeer- en Parkeerbeleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied op basis van de bestaande situatie, de ruimtelijke hoofdstructuur en de aanwezigheid van verschillende functies in het plangebied of in de directe nabijheid daarvan.
3.2 Bestaande Functies En Ruimtelijke Structuren
3.2.1 Bestaande functies
Het plangebied van het gebied Vlietvoorde West omvat enkele percelen aan en nabij de Veursestraatweg, en valt te midden van het gebied 'Vlietvoorde' en in het landelijk gebied de Duivenvoordecorridor. Voorheen stonden in het gebied 'Vlietvoorde' circa 130.000 m2 aan glastuinbouw, een bijbehorend tuincentrum en enkele woningen. De bedrijfsmatige opstallen en de woningen binnen de plangrens van het plangebied zijn inmiddels verwijderd. Op dit moment (2021/2022) heeft het gebied een invulling als weiland/grasland. Het plangebied kent enkele bestaande waterstructuren die langs de randen van het plangebied vanaf de Veursestraatweg richting de Vliet lopen. Onderstaande afbeelding geeft de oude situatie en de huidige situatie in het plangebied weer.
Afbeelding 7 Oude situatie vergeleken met de huidige situatie (2004 vergeleken met 2022)
3.2.2 Bestaande ruimtelijke structuren
Het plangebied is opgebouwd uit meerdere ruimtelijke structuren.
- Groenstructuur: De groenstructuur van het plangebied bestaat voornamelijk uit weiland/grasland, omringt door waterlopen (opvaarten en kleinere sloten). De huidige groenstructuur is voornamelijk tot stand gekomen na het saneren van de glastuinbouw. Op basis van de quickscan flora en fauna, besproken in paragraaf 5.8 en toegevoegd als bijlage 3 bij deze toelichting, kan geconcludeerd worden dat deze groenstructuur in het plangebied geen specifieke ecologische waarden heeft die beschermd dienen te worden.
- Waterstructuur: De waterstructuur van het plangebied bestaat uit meerdere waterlopen die het plangebied omringen. Vanaf de Veursestraatweg lopen er enkele opvaarten richting de Vliet, waarvan twee aan beide kanten van het plangebied. Ook aan de noordwestzijde van het plangebied ligt een watergang dat het plangebied scheid van enkele woningen aan de Veursestraatweg. De opvaarten aan beide kanten van het plangebied zijn onderdeel van het waterkeringsnetwerk. In het bestemmingsplan 'Vlietvoorde' is deze specifieke functie reeds planologisch vastgelegd middels de dubbelbestemming 'Primaire Waterkering'. Met het realiseren van het plangebied 'Vlietvoorde' wordt gestopt met het bemalen van het plangebied. Water krijgt weer meer vrijheid binnen het gebied Vlietvoorde, wat voornamelijk terug te zien is in de deelgebieden 'kreek' en 'plas' uit het bestemmingsplan 'Vlietvoorde'.
- Bebouwingsstructuur: Alle bedrijfsmatige opstallen en woningen in het plangebied zijn gesaneerd. In de huidige situatie bevindt er zich geen bebouwing binnen het plangebied.
- Wegenstructuur: Het plangebied heeft in de huidige situatie vanuit de Veursestraatweg een verharde weg langs het plangebied lopen.
3.2.3 Ruimtelijke samenhang met het omliggende gebied
De Duivenvoordecorridor is het landelijk gebied tussen de gemeente Leidschendam-Voorburg en de gemeente Voorschoten. Het is de verbinding tussen de polders van het Groene Hart en de duinen, het strand en de zee. Het landschap kent een verschil tussen de hogere strandwallen en de lager gelegen strandvlaktes. Het plangebied ligt op de overgang tussen de strandwallen en de strandvlaktes.
Kenmerkend voor het landschap zijn de grote open weidegebieden en de bosblokken met daarin opgenomen de formele en landschappelijke tuinen. Het betreft een coulisselandschap met een aaneenschakeling van landschappelijke kamers die zijn gevormd tussen bosvolumes en lanen.
Het coulisselandschap van de Duivenvoordecorridor is een bijzonder cultuurlandschap. Vanuit cultuurhistorische achtergrond zijn er vele zichtassen te ontdekken, die zeer waardevol zijn voor de regio. Verspreid over het landelijk gebied de Duivenvoordecorridor komt woonbebouwing voor. Dit 'wonen' vindt in verschillende typologieën plaats: op een buitenplaats; in een boerderij of in een bebouwingslint. De Veursestraatweg/Veurseweg is het centrale lint door het gebied. Haaks op deze weg liggen verschillende wegen die landhuizen, woningen, boerderijen, bedrijfsruimten etc. in het gebied ontsluiten op de Veursestraatweg/Veurseweg.
Deze karakteristiek komt ook terug in het plan Vlietvoorde West en in het gehele programma Vlietvoorde. Vanuit de Veursestraatweg wordt een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd die Vlietvoorde West, de andere woongebieden van Vlietvoorde en het landgoed Oostbos, gelegen te midden van Vlietvoorde, ontsluiten. Groen en water wordt met woningbouw gecombineerd en op verschillende plekken worden nieuwe zichtlijnen in het gebied gecreëerd. De woongebieden worden als kamers ontworpen en sluiten daarmee aan op de karakteristiek van de Duivenvoordecorridor. Op deze manier sluit het plan in zijn stedenbouwkundige en landschappelijke opbouw aan op de karakteristiek van de omgeving.
Hoofdstuk 4 Toekomstige Situatie
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de visie op het plangebied en de feitelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor de toekomstige situatie. Deze toekomstige situatie bepaalt de vorm en inhoud van de juridische regeling (bestemmingsregels) van dit bestemmingsplan.
4.2 Visie Op Het Gebied
Het convenant, ondertekend op 19 februari 2008 tussen het voormalig Ministerie van VROM, de provincie Zuid Holland en de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Voorschoten, heeft tot doel om een ruimtelijke invulling te geven voor de Duivenvoordecorridor. De ambitie is het realiseren van een duurzame landschappelijke structuur en het waarborgen van de aanwezigheid van de duurzame recreatiefunctie in een overwegend groen landschap. In paragraaf 2.3.1 zijn de doelstellingen van het convenant nader toegelicht. In onderhavige paragraaf wordt dieper ingegaan op de concretisering van de gemaakte afspraken.
4.2.1 Ruimtelijke kwaliteit binnen Vlietvoorde West
Binnen de Duivenvoordecorridor wordt door de gemeente Leidschendam-Voorburg en de provincie Zuid-Holland gestreefd naar herstel van ecologische en landschappelijke verbindingen tussen het Nederlandse kustgebied en het Groene Hart. Het verwijderen van de glastuinbouw in het gebied heeft plaats gemaakt voor een landschap waar ruimte is voor het ontwikkelen van een groen en natuurrijk landschap, met ruimte voor wonen en recreatie.
Om tot de gewenste invulling van het plangebied te komen heeft de gemeente een ruimtelijke uitnodiging opgesteld voor ontwikkelaars. Binnen Vlietvoorde West staan landschap, ecologie, wonen, recreatie en duurzaamheid centraal. In paragraaf 2.4.2 is reeds benoemd hoe de doelen van de gemeente worden toegepast binnen het plangebied Vlietvoorde West.
Al in het plan Vlietvoorde wordt de potentie van het landschap zichtbaar. Het biedt een uniek landschappelijk raamwerk als basis voor een eigentijds en onderscheidend woonmilieu. Binnen het plan Vlietvoorde zullen drie woongebieden worden gerealiseerd waarin natuur centraal staat. Binnen de ontwikkeling van Vlietvoorde West zal hier een vierde woongebied aan worden toegevoegd. Dit zal een bosrijk woongebied betreffen waarin woningen te midden van het bosrijke landschap zullen worden geplaatst.
Afbeelding 8 Sfeerimpressie van de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied Vlietvoorde West
4.3 Feitelijke Ontwikkelingen In Het Plangebied
Na het weghalen van de tuinbouwkassen in het gebied is een afgevlakt maaiveld achtergebleven dat nu gebruikt wordt als weiland/grasland. Met de ontwikkeling van het plan Vlietvoorde West wordt het oorspronkelijk hoogteverschil dat vanaf de duingronden richting het water van de Vliet loopt teruggebracht. Dit biedt de basis voor de ontwikkeling van een landschap met een natuurlijke afwisseling en dieptewerking.
Het woongebied
Het natuurlijk profiel van Vlietvoorde West vormt de basis voor een herkenbaar landschapstype: op de zandgronden en een lommerrijk woongebied in het bos. Het woongebied komt te liggen ten zuiden van de lintbebouwing van de Veursestraatweg, en in het westen van het plangebied 'Vlietvoorde', dat ook al een bosrijk deelgebied kent (woongebied 'bos'). In het bosrijke gebied van Vlietvoorde West komen informele paden en woningen te liggen die deel zullen uitmaken van het bosgebied.
In het bos worden woningen in verschillende vormen en maten gerealiseerd. In de uiteindelijke uitwerking van het plan wordt de exacte situering van de woningen ten opzichte van elkaar en het omliggende boslandschap optimaal ingevuld. De boswoningen sluiten op elkaar aan en vormen gezamenlijk een eenheid. Eenheid wordt bereikt door een gedeelde (basis) architectuur zoals wordt opgenomen en vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan.
Afbeelding 9 Visie woongebied Vlietvoorde West
4.4 Gevolgen Voor Dit Ruimtelijke Plan
4.4.1 Bestemmingen
Het creëren en behouden van de hoofdstructuur, zoals initiatiefnemer en de gemeente Leidschendam-Voorburg voor ogen hebben, staat centraal in onderhavig bestemmingsplan en de daarin gekozen bestemmingen. De hoofdstructuur van het plangebied is in dit bestemmingsplan vastgelegd en direct herkenbaar.
Voor het woongebied wordt een globale woonbestemming opgenomen. Om flexibiliteit te behouden in de uiteindelijke realisatie van het stedenbouwkundig plan is de bestemming tevens het bouwvlak waarbinnen woningen en bijbehorende voorzieningen gerealiseerd kunnen worden.
4.4.2 Beeldkwaliteitsplan
Voor het deelgebied Vlietvoorde-West wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld door de gemeente waarin de gewenste ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de waterhuishouding, het bodemsysteem, verkeer en parkeren, luchtkwaliteit, geluid, natuurbescherming, externe veiligheid, gezondheid, kabels en leidingen, duurzaamheid, m.e.r. beoordeling en tot slot stedenbouwkundige aspecten zoals privacy en schaduwwerking. Per onderdeel is achtereenvolgens ingegaan op de huidige situatie, de toekomstige situatie en de wijze waarop met dit ruimtelijk plan de toekomstige situatie juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.
5.2 Water
5.2.1 Inleiding
De waterparagraaf is een vast onderdeel van het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk komen alle relevante wateraspecten aan bod die van belang zijn in het plangebied. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en -kwaliteit van de polder- en boezemwatergangen in en om het plangebied. De gemeentelijke taken zijn onder andere het riool- en oeverbeheer. Het plangebied valt binnen de reikwijdte van het Water- en rioleringsplan Leidschendam-Voorburg 2022-2027 dat op 10 november 2021 door de gemeenteraad is vastgesteld.
5.2.2 Toekomstig watersysteem
Binnen de realisatie van Vlietvoorde zullen de polders gelegen aan de Vliet niet langer bemaald worden. Deze gebieden die direct aan de Vliet grenzen zullen direct aansluiten op het boezemwater waardoor het oppervlaktewatersysteem ter plaatse wordt vergroot. Binnen het plan Vlietvoorde zullen enkele stukken grond binnen deze polders opgehoogd worden, waardoor er ruimte beschikbaar komt voor woningen en bijbehorende functies. Deze stukken grond zijn gelegen direct ten oosten van het plangebied Vlietvoorde West, waardoor de nieuwe waterhuishoudkundige situatie binnen deze gebieden indirect de waterhuishoudig binnen Vlietvoorde West zal beïnvloeden.
5.2.3 Gevolgen voor dit plan
Het verhard oppervlakte neemt in de nieuwe planologische situatie aanzienlijk af, zoals is weergegeven in de tabel in paragraaf 5.2.1.3. Ondanks dat er vanuit het hoogheemraadschap geen wateropgave is meegegeven, wordt de hoeveelheid oppervlakte water vergroot door de beëindiging van het bemalen van de drie polders gelegen direct naast het plangebied. De afname van verharding draagt bovendien bij aan een betere grondwaterinfiltratie en verkleint de kans op water - en hitteoverlast. De aanleg van natuurvriendelijk oevers leveren een bijdrage aan de opgaven voor de Kaderrichtlijn water. Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.3 Bodem
5.3.1 Huidige bodemsysteem
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Het is niet toegestaan om te bouwen op verontreinigde grond. Nader onderzoek in de vorm van een historisch onderzoek of een verkennend bodemonderzoek heeft het inzicht of de bodem ter plaatse van een ontwikkeling geschikt is voor het beoogde gebruik en bestemming.
Het bodembeleid onderscheidt drie soorten grond en bodem met ieder hun eigen beleid en wet- en regelgeving:
- Sterk verontreinigde grond (boven interventiewaarden);
- Licht verontreinigde grond (boven AW2000-waarden);
- Schone bodems (beneden AW2000-waarden).
Het Besluit bodemkwaliteit hanteert voor het toepassen van grond en bagger, een toets op de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie. Het doel van het Besluit bodemkwaliteit is duurzaam bodembeheer. Dat wil zeggen: een balans tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu en gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw of aanleg van wegen. Tevens biedt het besluit mogelijkheden voor grondverzet.
Afbeelding 12 Ontgravingskaart Leidschendam-Voorburg (plangebied in rood weergegeven)
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft een Ontgravingskaart opgesteld om voor één ieder de kwaliteit en bruikbaarheid van de ondergrond in kaart te brengen. Op basis van de Ontgravingenkaart kan bijvoorbeeld besloten worden op welke manier afgegraven grond binnen het plangebied hergebruikt kan worden dan wel gesaneerd dient te worden. Afbeelding 12 is een uitsnede van de ontgravingskaart en laat de kwaliteit van de bovengrond van de bodem (0 - 0,5 m -mv) ter plaatse van het plangebied zien. Het plangebied is met een rood kader op de afbeelding aangeduid. De bovengrond is getypeerd als 'Klasse Wonen' en daarmee geschikt voor het beoogde gebruik (functie wonen). De dieper liggende bodem (0,5 - 2,0 -mv) van het plangebied heeft het niveau 'achtergrondwaarde'.
De achtergrondwaarden voor grond zijn vastgesteld op basis van gehalten aan stoffen, zoals die voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden in Nederland die niet zijn belast door lokale verontreinigingsbronnen. Grond die voldoet aan het niveau 'achtergrondwaarde' is duurzaam geschikt voor elk bodemgebruik en wordt aangeduid als schone of niet verontreinigde grond.
5.3.2 Gevolgen voor dit plan
De meest recente onderzoeken dateren uit 2014 en 2016. Deze onderzoeken hebben aangetoond dat er geen aanleiding is om te vermoeden dat er sprake is van een potentieel geval van ernstige bodemverontreiniging, een aanvullend onderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Bij de toekomstige werkzaamheden en herinrichting van het plangebied dient rekening gehouden te worden met de in paragraaf 5.3.1.2 genoemde gebruiksbeperkingen. Bij het aanvragen van de omgevingsvergunning dient op basis van de uitgevoerde onderzoeken beoordeeld te worden of saneringsmaatregelen nog noodzakelijk zijn.
Op voorhand kan wel geconcludeerd worden dat de gronden ter plaatse van de nieuwe woningen van voldoende kwaliteit zijn. Op basis van de onderzoeken gelden geen gebruiksbeperkingen ter plaatse van de nieuwe woongebieden.
5.4 Niet-gesproken Explosieven
Er kunnen als gevolg van gevechtshandelingen niet - gesprongen conventionele explosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven. Er ontstaat bij het spontaan aantreffen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog mogelijk een verhoogd veiligheidsrisico. Onbedoelde detonaties kunnen bij de uitvoering van werkzaamheden in het ergste geval leiden tot dodelijk letsel en zware schade aan materieel en omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om antwoord te geven op de vraag of en zo ja in welke delen van het onderzoeksgebied er sprake is van een verhoogd risico op het aantreffen van conventionele explosieven.
5.4.1 Huidige situatie plangebied
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft in de periode 2013-2015 alle gemeentelijke dossiers met gegevens uit de Tweede Wereldoorlog, luchtfoto's en dossiers aanwezig bij het Nationaal Archief, EOD en het NIMH bestudeerd en de oorlogshandelingen op een GIS-kaart weergegeven. Op basis van deze dossiers en luchtfoto's is een GIS-kaart gemaakt met daarop aangegeven de oorlogshandelingen, bomkraters, loopgraven, stellingen, etc.
Het adviesbureau AVG heeft in september 2015, conform de landelijke norm, een explosievenonderzoek uitgevoerd voor de hele gemeente Leidschendam-Voorburg. Hiervoor is gebruik gemaakt van de gemeentelijke gegevens, gegevens van gemeente Voorschoten en diverse andere archieven. Het onderzoek van AVG is opgenomen in Bijlage 2 Vooronderzoekniet-gesprongen explosieven.
Afbeelding 16 Oorlogshandelingen in en rondom Vlietvoorde West (plangebied in geel weergegeven)
Op basis van het onderzoek is vervolgens een risicokaart opgesteld. Door middel van gekleurde vlakken is aangeven waar in de bodem mogelijk nog explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig zouden kunnen zijn. De opgestelde risicokaart wordt in onderstaande afbeelding 17 weergegeven.
Afbeelding 17 Verdachte gronden voor conventionele explosieven (plangebied in oranje weergegeven)
5.4.2 Gevolgen voor dit plan
Uit archiefonderzoek alsmede uit een interview met een tuinder wonend in het plangebied is het volgende gebleken:
- In de periode 1940 - 1945 zijn ter plaatse van het gehele gebied Vlietvoorde geen (voor zover bekend) vliegtuigbommen neer gekomen. Aan de overkant van de Vliet is in 1945 wel een bom neergekomen en wegens de luchtdruk zijn toen veel ruiten van de aanwezige kassen in Vlietvoorde gesneuveld.
- Het is onbekend of er een vliegtuigbom is neergekomen die niet is ontploft (een zogenaamde blindganger). Als er een blindganger aanwezig is zal die wegens de aanwezig veen/kleilagen beneden de 2 a 3 meter- m.v. liggen.
- Ter plaatse van Haagwijk en in het weiland ten oosten van Haagwijk in de gemeente Voorschoten zijn wel enkele vliegtuigbommen gevallen. De exacte locaties hiervan zijn op luchtfoto's niet te achterhalen, met uitzondering van de bomkrater in het weiland ten oosten van Haagwijk.
- Er zijn geen loopgraven geweest, wel enkele schuttersputjes langs de Veursestraatweg.
Bij graafwerkzaamheden in verband met het verwijderen van verontreinigde grond in 2014 en 2019 en ook bij het graven van diverse archeologische proefsleuven in 2017 en 2019 zijn in de bodem geen aanwijzingen gevonden dat ergens nog een vliegtuigbom ligt. Ter plaatse van de contour die tegen het plangebied aanligt is in april 2019 een bodemsanering uitgevoerd en in de grond, na sanering zijn geen sporen aangetroffen die kunnen wijzen op een blindganger
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is er geen concrete aanleiding dat er binnen Vlietvoorde, en daarmee ook het plangebied Vlietvoorde West, vergeleken met de rest van Nederland, een verhoogde kans bestaat op de aanwezigheid van niet - gesprongen explosieven. Er zal hoogstens plaatselijk een klein kaliber munitie (patronen/hulzen) aanwezig zijn, maar deze vormen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. Het aspect niet - gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
5.5 Stikstofemissies
Als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 mag het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer gebruikt worden als toestemmingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op (stikstofgevoelige habitattypen in) Natura 2000-gebieden. De drempel- en grenswaarden uit het PAS zijn daarmee ook niet meer van toepassing. Hierdoor kan een project met geringe depositietoename van 0,01 mol/ha/jaar al vergunningplichtig zijn (artikel 2.7 en 2.8 Wnb). Oftewel, ook relatief kleinschalige projecten dienen zorgvuldig op hun stikstofdepositie getoetst te worden om aan Europese regelgeving te kunnen voldoen. Sinds de vernieuwing van de Aerius-Calculator in 2020 kan berekend worden of er sprake is van een toename van stikstofdepositie op relevant Natura 2000-gebied. Daarbij dient zowel de realisatiefase als de gebruiksfase doorgerekend te worden. Sinds 13 januari 2022 dienen de stikstofdeposities berekend te worden aan de hand van de nieuwste versie van de Aerius-Calculator (versie 2021), welke een grotere rekenafstand voor alle typen emissiebronnen hanteert (25 km).
5.5.1 Gevolgen voor dit plan
Het dichtstbijzijnde Natura - 2000 'Meijendel en Berkheide' ligt op circa 5,5 kilometer van het plangebied. Dit Natura - 2000 gebied is aangewezen als stikstofgevoelig gebied en er dient aangetoond te worden dat de ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op dit Natura - 2000 gebied. Om negatieve gevolgen te kunnen uitsluiten is een Aerius berekening uitgevoerd en toegevoegd als Bijlage 3 Aerius-berekening Vlietvoorde-West. De Aerius-uitdraaien zijn toegevoegd als Bijlage 4 Aerius-uitdraai Realisatiefase en Bijlage 5 Aerius-uitdraaiGebruiksfase.
In het kader van Goede Ruimtelijke Ordening is ervoor gekozen om zowel de realisatie- als de gebruiksfase te berekenen. Uit deze berekening volgt dat er voor zowel de realisatie- als de gebruiksfase geen stikstofdepositie op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied groter dan 0,00 mol/ha/jaar ontstaat. Op grond van deze berekening is aangetoond dat het aspect stikstof geen belemmering vormt voor onderhavig bestemmingsplan.
5.6 Luchtkwaliteit
5.6.1 Huidige situatie plangebied
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen. Deze wet wordt ook wel de Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor de volgende stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordening vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | Vanaf 2015 |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde | 40 µg/m³ | Vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | Vanaf 11 juni 2011 | |
Fijnstof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ | Vanaf 1 januari 2015 |
Tabel 4 Grenswaarden NO2 en PM10
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. Met grof stof wordt rekening gehouden bij de milieuzonering en wordt niet in het kader van luchtkwaliteit meegenomen.
Besluit Niet in Betekenede Mate (NIBM)
In dit besluit is precies bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- Een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
- Een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Afbeelding 18 Uitsnede NSL-monitoringstool
Er is inzicht gegeven in de luchtkwaliteit in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Dit wordt gedaan aan de hand van de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Bovenstaande afbeelding geeft het resultaat weer van de huidige luchtkwaliteit ter plaatse (2020 en 2030). De jaarconcentratie NO2 langs de Veursestraatweg is lager dan 35 µg/m³ . Deze concentratie voldoet aan de grenswaarde.
5.6.2 Toekomstige situatie plangebied
In de toekomstige situatie wordt het plangebied ingericht met circa 58 woningen inclusief bijbehorende voorzieningen in een bosrijk landschap. De maximale hoeveelheid woningen die gerealiseerd worden binnen het plangebied ligt ver beneden de drempelwaardes alvorens een project in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De huidige luchtkwaliteit voldoet aan de grenswaarde, zoals is weergegeven in afbeelding 18.
De realisatie van 58 woningen valt binnen de categorie dat 'niet in betekende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft niet verder te worden getoetst aan de grenswaarden. De rijksoverheid heeft een rekentool ontwikkeld waamee onderzicht kan worden of een project inderdaad 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In deze tool wordt het verwacht aantal verkeersbewegingen ingevoerd die de ruimtelijke ontwikkeling genereert. Op basis van de in paragraaf 5.13.2 berekende verkeersgeneratie is de NIBM-tool ingevuld (zie onderstaande afbeelding). Geconcludeerd kan worden dat geen sprake is van een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Afbeelding 19 Uitsnede NIBM-tool
De woningen worden bovendien met de meest duurzame methoden gebouwd, verwarmd en geïsoleerd.
5.6.3 Gevolgen voor dit plan
Het plan draagt niet in betekende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit blijkt uit de monitoringstool behorend bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma en uit de NIBM-tool. De huidige en toekomstige luchtkwaliteit voldoet aan de grenswaarden en vormt daarmee geen belemmering voor realisatie van dit plan. Er is geen verder onderzoek nodig om de woningen met bijbehorende voorzieningen te realiseren.
5.7 Geluid
5.7.1 Huidige situatie plangebied
Wegverkeer
De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt de wettelijke grenswaarden van de toelaatbare geluidsbelasting. Het bevoegd gezag moet deze in acht nemen bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Er moet getoetst worden aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de Wet geluidhinder. Dit vindt plaats per weg. 30 km/h wegen zijn vrijgesteld van onderzoek in de Wgh. Het geluidsniveau door het wegverkeer dient op de gevels van geluidsgevoelige objecten te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Dit is van toepassing bij nieuwe of te wijzigen woningen in de geluidszone van een weg. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt voorkeursgrenswaarde genoemd. Deze bedraagt 48 dB. De gemeente kan een hoger geluidsniveau toestaan als deze wordt overschreden. Dit heet de zogenaamde "Hogere waarde". Hogere waarden mogen alleen verleend worden als geen bron- en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de gevelgeluidsbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Aan de hogere waarde is een maximum verbonden. Voor de nieuwbouw van woningen in binnenstedelijke situaties is dit 63 dB en in buiten stedelijke situaties is dit 53 dB. Deze niveaus zijn na aftrek van de correctie volgens artikel 110g van de Wet geluidhinder.
5.7.2 Toekomstige situatie plangebied
In de toekomstige situatie neemt het aantal woningen binnen het plangebied toe. Dit bestemmingsplan voorziet in de wijziging van enkele bestemmingen in het gebied om woningbouw mogelijk te maken.
5.7.3 Gevolgen voor dit plan
Voor het aspect wegverkeerslawaai blijkt uit nader akoestisch onderzoek dat in sommige gevallen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar in elk geval wordt de maximale ontheffingswaarde niet overschreden. Voor deze enkele locaties dient een vaststelling voor hogere waarde te worden ingediend. Plaatselijk kunnen er zwaardere eisen worden gesteld aan geluidwering van de gevel(s). Rekening houdend met het bovenstaande kan in het kader van de Wet geluidshinder een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
5.8 Flora En Fauna
5.8.1 Huidige situatie plangebied
Het plangebied is op dit moment in gebruik als weiland/grasland. Rondom het plangebied zijn enkele waterlopen aanwezig die met elkaar in verbinding staan. Deze waterlopen zijn ten zuidoosten van het plangebied aangesloten op de Vliet. De aanwezige flora & fauna binnen het plangebied wordt nader toegelicht in paragraaf.
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. De Wet natuurbescherming vervangt drie actuele wetten: de Flora & faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. In de Wet natuurbescherming is de bescherming van soorten en gebieden vastgelegd.
Verantwoording soortenbescherming
De toets aan de natuurwetgeving is een getrapte toets. Allereerst is een quickscan flora & fauna (natuurtoets) nodig. De resultaten van de quickscan bepalen of een vervolgonderzoek uitgevoerd moet worden. Een voorbeeld van een vervolgonderzoek is een onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen of andere beschermde soorten. Het plan kan soms onder bepaalde voorwaarden worden uitgevoerd als er negatieve effecten worden verwacht. Er is meestal een ontheffing nodig van de provincie als negatieve effecten niet voorkomen kunnen worden.
Verantwoording gebiedsbescherming
Vanuit de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn er natuurgebieden aangewezen die beschermd zijn. Het gaat daarbij om Natura 2000-gebieden. Deze gebieden zijn uitgesplitst in Habitatrichtlijngebieden en Vogelrichtlijngebieden. Binnen de diverse Natura 2000-gebieden komen een aantal stikstofgevoelige habitattypen voor.
5.8.2 Toekomstige situatie plangebied
5.8.3 Gevolgen voor het plan
Gelet op de potentiele ecologische waarden kan het voorgenomen plan in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid worden uitgevoerd, mits voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten in act te worden genomen:
- Met betrekking tot de rugstreeppad dient, om kolonisatie tijdens de werkzaamheden te voorkomen, de opslag van zand voor langere tijd, en het ontstaan van ondiepe plassen (met name in het voorjaar) te worden voorkomen;
- Ten aanzien van broedvogels zonder jaarrond beschermde nesten dient, om overtreding op voorhand redelijkerwijs te voorkomen, het verwijderen van nestgelegenheid buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd, of een controle moet de aanwezigheid van een broedgeval kunnen uitsluiten;
- Ten behoeve van (incidentieel) aanwezige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.
De stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden is middels een Aerius-berekening uitgesloten (zie paragraaf 5.5.1). Overig vervolgonderzoek ten behoeve van Natura 2000, het NNN en/of toetsing aan houtopstanden (voormalige Bos-wet) is bij dit plan verder niet aan de orde.
5.9 Externe Veiligheid
5.9.1 Huidige situatie plangebied
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet men rekening houden met verplichte afstandsnormen tussen de ruimtelijke ontwikkeling en de risicobron (inrichtingen met of vervoer van gevaarlijke stoffen) volgens onderstaande wetten:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen 2004 (Bevi), staatsblad 2004 nr. 250;
- Besluit externe veiligheid buisleidingen 2011 (Bevb), staatsblad 2010 nr. 636;
- Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (Crnvgs) voor transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of het water, juli 2012.
Tevens is rekening gehouden met het beleid Externe Veiligheid van stadsgewest Haaglanden d.d. december 2012.
Risicovolle objecten zijn o.a.:
- ondergrondse buisleidingen met transport van aardgas of andere stoffen;
- transport van gevaarlijke stoffen over o.a. rijkswegen en spoorbanen;
- bedrijven vallend onder de Wet Milieubeheer met grootschalige opslag van chemische stoffen;
- grootschalige opslag van chemische stoffen (PGS15);
- LPG-tankstations.
Plaatsgebonden risico
Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen op de betreffende locatie. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen echter een factor 10 lager dan voor inrichtingen.
Het groepsrisico moet worden verantwoord. In de verantwoording worden onderwerpen behandeld over het risico en de ruimtelijke situatie. Het risico moet worden afgewogen. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding. Bij een bestemmingsplan moet beoordeeld worden of de wettelijke grenswaarde tot het plaatsgebonden risico niet wordt overschreven. Ook moet beoordeeld worden of de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden. Met de toepassing van de wet- en regelgeving kan het beoordeeld worden.
Er moet naar verschillende aspecten over externe veiligheid worden gekeken bij ruimtelijke plannen. Dit is van toepassing bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen. De aspecten zijn:
- bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
- vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen externe risicobronnen aanwezig die invloed hebben op het plangebied en de daarin aanwezige functies. De dichtstbijzijnde risicocontour van een hogedruk aardgasleiding ligt op circa 1 kilometer.
5.9.2 Gevolgen voor dit plan
Er kan geconcludeerd worden dat het plangebied niet binnen specifieke risicocontouren ligt. Dit gaat zowel om een plaatsgebonden risico als een groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan. Er is geen aanvullend onderzoek nodig.
5.10 Kabels En Leidingen
5.10.1 Huidige en toekomstige situatie plangebied
Er kunnen planologische relevante kabels en/of leidingen in het plangebied liggen. Ze kunnen ook in de omgeving voorkomen. Voorbeelden zijn hoofdnutsvoorzieningen. Dit kunnen leidingen voor het transport van giftige, brandbare en/of ontplofbare stoffen zijn. Daarnaast zijn aardgasleidingen, hoogspanningsleidingen en afvalwaterleidingen ook voorbeelden. Deze leidingen worden bestemd als ze voorkomen in het gebied. Met het geldende bestemmingsplan kan worden vastgesteld welke maatregelen, overleggen en/of rapporten nodig zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling. Op basis van het geldende bestemmingsplan kan dan vastgesteld worden welke maatregelen, overleggen en/of rapporten noodzakelijk zijn om een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken.
5.10.2 Gevolgen voor het plan
Er komen in of nabij het gebied geen planologisch relevante kabels en leidingen voor. Er is voor wat betreft dit aspect geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. Nader aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
5.11 Duurzaamheid
5.11.1 Huidige situatie plangebied
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit weiland/grasland met enkele woningen. Aangezien het plangebied momenteel grotendeels braak ligt zijn er geen noemenswaardige duurzaamheidsmaatregelen getroffen. Voor de sanering bestond het plangebied van heel Vlietvoorde o.i.d. voor circa 130.000 m2 uit tuinbouwkassen plus de daarbij behorende voorzieningen zoals bedrijfsgebouwen en een grootschalig tuincentrum met de daarbij behorende voorzieningen. Het is niet bekend in hoeverre duurzaamheid een rol speelde ten tijde van de bedrijfsvoering van de tuinbouwkassen.
5.11.2 Toekomstige situatie
Wonen temidden van een bosrijk landschap is het uitgangspunt van Vlietvoorde West en daarbij is duurzaamheid één van de hoofdpunten. De ontwikkeling van Vlietvoorde West beoogt een integraal duurzame leefomgeving. Een ontwikkeling waar natuur en landschap voor flora, fauna en mens in een duurzaam en aantrekkelijk nalatenschap aan toekomstige generaties wordt doorgegeven.
Met de ontwikkeling van Vlietvoorde West wordt ruimte geboden aan flora en fauna die door de glastuinbouw in de vorige eeuw uit het gebied zijn verdreven. Een belangrijk onderdeel van een duurzame toekomst in ons land is het terugbrengen en vergroten van de biodiversiteit. Met de afname van de hoeveelheid verharding en een grote hoeveelheid nieuwe natuur draagt Vlietvoorde West bij aan een landelijk belang.
De doelstelling is om alle ontwikkelingen binnen Vlietvoorde West CO2 neutraal te kunnen uitvoeren. Om het gehele gebied Vlietvoorde tot een duurzame ontwikkeling te maken is circulair denken van belang. Op individueel vlak wordt per woning ingezet op een circulaire samenleving, waarbij voor, tijdens en na het bouwproces zoveel mogelijk toekomstbestendige systemen zijn gebruikt of ingepast. Enkele voorbeelden zijn de waterzuivering die binnen het gebied Vlietvoorde plaatsvindt en het toepassen van duurzame bouwmaterialen.
De woningen worden conform de doelstellingen van de gemeente Leidschendam - Voorburg gasloos gebouwd en voorzien van een duurzame energievoorziening. De bewoners van Vlietvoorde West zullen gezamenlijk zorg dragen voor het beheer en het duurzame onderhoud van de leefomgeving. Door de zorg (onder begeleiding) over te dragen aan de inwoners van Vlietvoorde West wordt de collectieve verantwoordelijkheid voor de eigen duurzame leefomgeving aangewakkerd en versterkt.
5.11.3 Gevolgen voor het plan
De ontwikkelingen binnen het plangebied sluiten aan op de duurzaamheidsdoelstellingen waar heel Nederland naar streeft. Nieuwe woningen mogen per 1 juli 2018 niet meer aangesloten worden op het gasnetwerk, maar dienen met een duurzamere en schonere energievoorzieningen gerealiseerd te worden. De realisatie van het project Vlietvoorde West draagt bij aan het verduurzamen van het vastgoed van de gemeente Leidschendam - Voorburg en helpt bij het terugdringen van de CO2 concentratie in de atmosfeer. Aanvullend versterkt het project Vlietvoorde West de natuurlijke ontwikkeling binnen de gemeente door ruimte te bieden aan verschillende soorten flora en fauna.
5.12 Bedrijven- En Milieuzonering
5.12.1 Huidige situatie plangebied
De invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid moet op de leefomgeving worden afgewogen. Er dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies en milieugevoelige functies. Dit kan door middel van milieuzonering. Wonen is een voorbeeld van een milieugevoelige functie. De VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en de uiterste situering van de gevel van woningen. Aan de hand van de VNG-brochure is beoordeeld of er in de omgeving belemmerende bedrijvigheid aanwezig is voor de beoogde milieugevoelige functies binnen het plangebied Vlietvoorde West.
Milieucategorie | Richtafstand gemengd gebied | Richtafstand rustige woonwijk |
1 | 0 meter | 10 meter |
2 | 10 meter | 30 meter |
3.1 | 30 meter | 50 meter |
3.2 | 50 meter | 100 meter |
4.1 | 100 meter | 200 meter |
4.2 | 200 meter | 300 meter |
Tabel 5 Richtafstanden VNG-brochure bedrijven en milieuzonering
Het veranderen van de bestemming binnen het plangebied Vlietvoorde West kan invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven. In de directe nabijheid van het plangebied heeft het perceel Veursestraatweg 199B de bestemming 'Bedrijf'. Het gaat om verhuurbedrijven in roerende goederen in de milieucategorie 2. De afstand van het bedrijf tot de rand van het plangebied is circa 100 meter. Daarmee is er voldoende afstand tussen woningen en het bedrijf om geen belemmering te zijn. Verder kent de omgeving van het plangebied geen bedrijven.
5.12.2 Gevolgen voor het plan
Dit bestemmingsplan heeft geen beperkende werking op de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven en de ontwikkeling van woningen in het plangebied. Er is voor het aspect bedrijven- en milieuzonering geen verdere onderzoek nodig om de beoogde woningen binnen Vlietvoorde West te ontwikkelen.
5.13 Verkeer En Parkeren
De reikwijdte van het begrip 'goede ruimtelijke ordening' bestrijkt ook het goed omgaan met verkeer en parkeren. Ten aanzien van verkeer is het van belang dat de nieuwe functie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en dat er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie. Daarnaast dienen er voldoende parkeerplaatsen voor de functies van de beoogde ontwikkeling aanwezig te zijn.
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft besloten de maximumsnelheid op de Veursestraatweg te willen verlagen van 80 km/uur naar 50 km/uur, in combinatie met een herinrichting van de weg en het opschuiven van de grens van de bebouwde kom. Omdat deze gewenste snelheidsverlaging nog geen juridische status heeft is in onderhavig bestemmingsplan nog uitgegaan van een maximumsnelheid van 80 km/uur. Indien de snelheidsverlaging nog voor de definitieve vaststelling wordt doorgevoerd dan zal onderhavig bestemmingsplan daarop aangepast worden.
5.13.1 Huidige verkeerssituatie
In de huidige situatie zijn de woningen aan de Veursestraatweg direct op deze weg ontsloten. Tussen de Veursestraatweg (N447) en deze woonpercelen ligt een vrijliggend fietspad. Verkeer op de N-weg en het fietspad heeft daarbij voorrang. Vanuit de Veursestraatweg lopen twee ontsluitingswegen langs het plangebied naar de verspreid liggende woningen rondom het plangebied. De wegen hebben een informeel karakter en zijn ingericht als erftoegangswegen. Parkeren bij de woningen vindt op eigen perceel plaats. Er zijn geen openbare parkeerplaatsen in het gebied aanwezig.
5.13.2 Nieuwe verkeerssituatie
In de nieuwe situatie wordt wordt het totale plangebied door middel van een ontsluitingsweg ontsloten op de Veursestraatweg. Deze nieuwe weg wordt gerealiseerd ter plaatse van de parkeerplaats van het voormalige tuincentrum aan de Veursestraatweg 292C, ten westen van het plangebied. De gebiedsontsluitingsweg loopt via het zuiden van het plangebied om het woongebied heen. De ontsluitingsweg wordt met een bomenrij begeleid en sluit aan op de doorgaande Veursestraatweg enerzijds en op de geplande wegen van het gebied Vlietvoorde anderzijds.
In het woongebied komt de gebiedsontsluitingsweg uit op verscheidene parkeerplaatsen aan de rand van het plangebied.
Fietsers en voetgangers
In Vlietvoorde wordt één compleet netwerk voor gemotoriseerd en langzaam verkeer aangelegd. In Vlietvoorde West zal het gemotoriseerd verkeer om het woongebied heen worden geleid, en kan het gebied inrijden tot aan de gemeenschappelijke parkeerplaatsen die gerealiseerd zullen worden aan de rand van het gebied. Individuele woonpercelen kunnen lopend worden bereikt. Een fiets- en voetpad zal komen aan de rand van Vlietvoorde West, te midden van Vlietvoorde, welke hun eigen ontsluitingen hebben op de Veursestraatweg.
Openbaar vervoer
Nabij het plangebied wordt in beide richtingen een bushalte gerealiseerd. De buslijn vormt de verbinding tussen het plangebied en Leidschendam/Voorburg enerzijds en Voorschoten/Leiden anderzijds.
Parkeren
In het plangebied is de parkeernota 'Nota Parkeernormen 2012' van de gemeente Leidschendam - Voorburg van toepassing. Het parkeren bij de beoogde functies dient te voldoen aan de parkeernormen zoals opgenomen in de parkeernormennota. Voor wat betreft het parkeren bij de woningen worden er in de nabijheid van woningen centrale parkeervoorzieningen gerealiseerd. Deze parkeervoorzieningen zullen grotendeels onder het maaiveld (onder het bos) worden gerealiseerd om zo het groene karakter van het plangebied te waarborgen. De parkeerplaatsen boven het maaiveld zullen zo veel mogelijk uit het zicht worden onttrokken. In onderstaande tabellen is de parkeerbehoefte voor Vlietvoorde West in kaart gebracht. Er is uitgegaan van een worst-case scenario, waarin de woningen in de categorie 'duur' zullen vallen. Er zal in de doorberekening van de parkeerbehoefte uit worden gegaan van de gemiddelde parkeernorm van zeer sterk stedelijk- en buitengebied voor tussen- en hoekwoningen gegeven vanuit de 'Nota Parkeernormen' van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Er wordt gerekend met 0,3 parkeerplaatsen per woning openbaar toegankelijk voor bezoekers.
Type woningen | aantal | parkeernorm gemiddeld (inclusief 0,3 bezoekersparkeren) | parkeerbehoefte |
Woning, vier- en zes-onder-een-kap woningen | 58 | 2,0 | 116 |
Tabel 4 Parkeerbalans Vlietvoorde West
De parkeerbehoefte van Vlietvoorde West bedraagt afgerond 116 parkeerplaatsen. Om hierin te voorzien worden er 94 parkeerplaatsen gerealiseerd onder het maaiveld (voor de bewoners) en 22 op het maaiveld (voor bezoekers). Op basis van de bovenstaande tabel kan worden geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden om in de totale parkeerbehoefte van de bewoners en bezoekers van Vlietvoorde West te voorzien. De parkeerbehoefte is conform de gemeentelijke parkeernota "Nota Parkeernormen 2012' berekend.
Verkeersgeneratie
De gemeente Leidschendam - Voorburg is voornemens meerdere woningbouwontwikkelingen binnen de Duivenvoordecorridor en nabije omgeving te realiseren. Het gaat dan om ontwikkelingen binnen zowel de Duivenvoordecorridor als binnen direct aangrenzende gebieden, zoals de gebieden Schakenbosch en Vliethaven). Ten behoeve van een veilige en gewenste verkeersontsluiting voor al deze woongebieden, dus ook buiten de Duivenvoordecorridor, is een verkeersstudie uitgevoerd. De uitgevoerde verkeersstudie is toegevoegd als Bijlage 8Verkeersstudie Veursestraatweg. De ontwikkelingen die binnen onderhavig bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn meegenomen in deze verkeersstudie. De Veursestraatweg zal op basis van de uitgevoerde studie door de gemeente Leidschendam - Voorburg ter hoogte van het plangebied heringericht worden.
In deze verkeersstudie is het gehele gebied Vlietvoorde (alle 4 de woongebieden) meegenomen in de analyse van de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie. In de berekening van de verkeerssituatie is uitgegaan van 9,5 ritten per woning/per dag. Voor deelgebied Vlietvoorde West betekent dit een verkeersgeneratie van (9,5 * 58 =) 551 per dag. In paragraaf 5.6.3 is reeds aangetoond dat deze toename in verkeersgeneratie geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit ter plaatse.
5.13.3 Gevolgen voor dit plan
Parkeren
Op basis van de uitgevoerde berekening dienen er voor de bewoners en bezoekers van het nieuwe woongebied 116 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Deze 116 parkeerplaatsen zijn opgenomen in het ontwerp van Vlietvoorde West. Met zekerheid kan gesteld worden dat het plangebied voldoende ruimte biedt om de parkeerbehoefte op te vangen.
5.14 Milieueffectrapportage
Milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r. De Wm is een kaderwet waarin de uitgangspunten van het milieubeleid staan beschreven. In het Besluit m.e.r. staat wanneer een m.e.r. moet worden toegepast. Het besluit bevat bijlagen, waaronder de C- en D-lijst. Door middel van deze lijsten kan bij het opstellen van een ruimtelijk plan worden beoordeeld of het plan een ontwikkeling omvat die een m.e.r.-(beoordelings)plicht kent. Voor activiteiten die voldoen aan diverse criteria uit de C- en D-lijst geldt een m.e.r.-plicht respectievelijk m.e.r.-beoordelingsplicht. Als een voorgenomen ontwikkeling activiteiten bevat zoals opgenomen in de D-lijst van het besluit m.e.r. (kolom 1), maar beneden de drempelwaarden in deze lijst ligt (kolom 2), dan is er een vormvrije m.e.r.-beoordeling mogelijk.
Er dient bij elke m.e.r.-vorm een aanmeldnotitie te worden opgesteld. In overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit wordt beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Overigens moet daarnaast worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben, waarbij naast de drempelwaarden ook de omstandigheden ter plaatse worden betrokken. Dit in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 15 oktober 2009 (C-225/08).
Bij een m.e.r.-plicht dient een milieueffectrapportage gemaakt te worden en bij een m.e.r.-beoordelingsplicht dient een afweging te worden gemaakt door het bevoegd gezag of een m.e.r. opgestart zal moeten worden.
5.14.1 Gevolgen voor dit plan
De beoogde ontwikkeling past binnen bijlage D (categorie 11.2) van het Besluit m.e.r. Gezien de omvang van het plan worden de drempelwaarden uit kolom 2 van bijlage D (categorie 11.2) niet gehaald en kan worden volstaan met een zogenoemde 'vormvrij m.e.r.-beoordeling'.
Door de wijziging in de wetgeving per juli 2017, dient ook in deze gevallen door het bevoegd gezag een besluit te worden genomen dat geen volledige m.e.r.-procedure benodigd is. Hiervoor dient een aanmeldnotitie te worden opgesteld op basis van de toelichting van het bestemmingsplan en de uitgevoerde milieuonderzoeken en de cumulatie met overige ontwikkelingen. Deze aanmeldnotitie is toegevoegd als Bijlage 10 Vormvrijem.e.r.-aanmeldnotitie bij dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Cultureel Erfgoed
6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op het cultureel erfgoed in en rondom het plangebied. Het gaat hierbij om de onderdelen archeologie, monumenten, beschermde stadsgezichten en waardevolle landschapselementen.
6.2 Archeologisch Erfgoed
6.2.1 Huidige archeologische situatie
6.2.2 Toekomstige archeologische situatie
6.2.3 Gevolgen voor het plan
6.3 Cultuurhistorisch Erfgoed
6.3.1 Huidige cultuurhistorische situatie
Er zijn in de bestaande situatie nog geen planologisch verankerde Rijksmonumenten in het plangebied aanwezig. Wel ligt aan de zuidwestzijde, op korte afstand van het plangebied, het Rijksmonument Veursestraatweg 288 (boerderij). Ook de Rijksbeschermde Landgoederenzone Wassenaar-Voorschoten-Leidschendam (ten noorden van de Veursestraatweg, ten oosten van Schakenbosch en aan weerskanten van de Noortheylaan) ligt op korte afstand van het plangebied.
6.3.2 Toekomstige cultuurhistorische situatie
Met de sloop van de voormalige tuinbouwkassen ontstonden er kansen om de oude landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied te herstellen. Binnen het plangebied Vlietvoorde West zijn geen oude cultuurhistorische waarden te vinden. In het plan Vlietvoorde zal ruimte worden geboden voor het herstellen van het landgoed Oostbos en van het Romeinse kanaal van Corbulo, welke deel uitmaakt van de UNESCO werelderfgoedlijst. Kijkend naar afbeelding 20 is te zien dat het plangebied van Vlietvoorde-West buiten de UNESCO- bufferzone van Corbulo ligt.
6.3.3 Gevolgen voor dit plan
De ontwikkeling van het plan Vlietvoorde West heeft geen directe invloed op de in het plan aanwezige en aangrenzende monumenten. In de planopzet van Vlietvoorde, waar Vlietvoorde West bij aansluit, is rekening gehouden met de oorspronkelijke typologie van het landschap door zichtlijnen op te nemen.
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Systematiek Van De Bestemmingsregels
Dit bestemmingsplan is opgesteld voor een specifieke ontwikkeling, namelijk de realisatie van een uniek woonmilieu Vlietvoorde West, binnen het gebied Vlietvoorde, aan de Veursestraatweg. Met voorliggend plan wordt het voormalige glastuingebied herbestemd tot woongebied.
De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan is opgesteld conform de gangbare en actuele bestemmingsplannormen en standaarden voor digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen. De plandocumenten omvatten de bindende planstukken, te weten de regels en de verbeelding, en de onderbouwende of toelichtende planstukken (de toelichting en andere onderzoeken). De regels en de verbeelding bevatten een juridische vertaling van de beleidsvoorwaarden vanuit de diverse overheden enerzijds (hoofdstuk 2) en van het beoogde ruimtelijk toekomstperspectief anderzijds (hoofdstuk 4). De bindende planstukken worden nader onderbouwd met:
- de toelichting op de verbeelding en regels;
- nadere onderzoeken t.b.v. diverse specifieke beleidsaspecten.
7.2 Inleidende Regels
De artikelen 1 en 2 omvatten alle gebruikelijke bepalingen en definities, die van belang zijn voor de toepassing van zowel de bestemmingsregels als de algemene regels. Zodoende hebben zij een zekere betekenis voor de handhaving van de regels en de hierin bepaalde eisen ten behoeve van bijvoorbeeld de stedenbouwkundige karakteristiek en/of cultuurhistorische waarde.
7.3 Bestemmingsregels
Woongebied
De gronden met de enkelbestemming 'Woongebied' zijn bestemd voor de het bosrijke woongebied dat beschreven is in onderhavig bestemmingsplan. Binnen het woongebied is wonen toegestaan in twee-onder-een-kap, aangebouwde, vrijstaande en gestapelde woningen.
7.4 Algemene Regels, Overgangs- En Slotregels
In het bestemmingsplan is een aantal algemene regels opgenomen, zoals algemene bouw- en gebruiksregels. Ook is een vergunningsplicht opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, met name ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden in het gebied.
Tenslotte zijn de wettelijk verplichte bepalingen ten aanzien van het overgangsrecht opgenomen in het bestemmingsplan.
7.5 Toepassing En Handhaving Van Het Bestemmingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. De wettelijke basis hiervoor is gelegd in artikel 125 van de Gemeentewet, in samenhang met de afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Het bestemmingsplan is immers aan eenieder kenbaar gemaakt zodat wordt aangenomen dat belanghebbenden in het plangebied op de hoogte (kunnen) zijn van de regels;
- 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring wordt ondersteund door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk;
- 3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is;
- 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
De afdeling die belast is met handhaving heeft jaarlijkse handhavingsplannen en een handhavingsprogramma voor meerdere jaren. Daarin zijn prioriteiten gesteld ten aanzien van de te handhaven zaken. In het algemeen geldt op grond van vaststaande jurisprudentie een beginselplicht tot handhaving. Dat neemt natuurlijk niet weg dat per geval moet worden onderzocht of handhaving (nog) mogelijk of proportioneel is. Een uitzondering is bijvoorbeeld concreet zicht op legalisatie van de overtreding. Bij handhaving van de regels wordt onder meer aandacht besteed aan de normen met betrekking tot brandveiligheid en constructieve veiligheid, monumentenstatus, toezicht op de naleving en uitvoering van omgevingsvergunningen en de handhaving op milieuovertredingen.
Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.1.1 Financieel-economische uitvoerbaarheid
Het vereiste van economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan dwingt tot economische planvorming: bij de ontwikkeling van het ruimtelijk plan dienen voortdurend de lasten die zijn verbonden aan het realiseren van de doelstellingen van het plan te worden afgezet tegen de baten daarvan.
Bij de economische verantwoording in de plantoelichting zal vooral aandacht moeten worden besteed aan de cijfermatige verklaring van de bij de planontwikkeling gemaakte keuzes. Daarbij moeten ook de feitelijk te verwachten exploitatiekosten worden beschouwd in relatie tot de materiële en immateriële 'nuttigheid' van de met het desbetreffende bestemmingsplan mogelijk gemaakte voorzieningen.
Van de verantwoording van de uitkomsten van het verplichte onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan zal meestal een verantwoording van de berekeningen over de grondexploitatie deel uitmaken, maar dat is daarvan slechts één aspect. De verantwoordingsplicht gaat niet zover dat in het (openbare) bestemmingsplan gedetailleerde cijfers moeten worden opgenomen over bijvoorbeeld vertrouwelijke bedrijfsinformatie, kostenramingen voor aanbestedingen of vertrouwelijke informatie over de financiële positie van particuliere participanten. In de jurisprudentie is geaccepteerd dat in het bestemmingsplan kan worden volstaan met het opnemen van de op basis van deze gegevens getrokken conclusies.
Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om op de locatie 'Vlietvoorde West' nieuwbouw te realiseren. Er wordt geen exploitatieplan opgesteld. Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is een anterieure overeenkomst gesloten tussen de gemeente Leidschendam-Voorburg en de initiatiefnemer, waarmee het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
8.1.2 Grondexploitatiewet
Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeenteraad verplicht om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden, waarop de verwezenlijking van een bouwplan als genoemd in artikel 6.2.1 Bro is voorgenomen. Met deze dwingende wettelijke regeling heeft de wetgever beoogd een transparante en rechtvaardige regeling vast te leggen op basis waarvan door de gemeente gemaakte grondexploitatiekosten op de particuliere grondeigenaren binnen het te exploiteren gebied kunnen worden verhaald. Het voorliggende bestemmingsplan 'Vlietvoorde West' beoogt een juridisch-planologische regeling vast te leggen, die het verwezenlijken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt.
De vaststelling van een exploitatieplan is zoals gezegd voor de in het Bro genoemde gevallen dwingend voorgeschreven. De gemeenteraad kan echter bij het besluit tot de vaststelling van een bestemmingsplan tevens besluiten van de gelijktijdige vaststelling van een exploitatieplan af te zien, indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in dat bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen anderszins is verzekerd. Onder 'anderszins verzekerd zijn' kan in het bijzonder worden verstaan verhaal van deze grondexploitatiekosten via het privaatrechtelijke spoor, zoals door middel van het sluiten van een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer / grondeigenaar.
8.1.3 Gevolgen voorliggend bestemmingsplan
Bij de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan dient het onderliggende plankostenverhaal gedekt te zijn. De wet schrijft voor dat op het moment dat de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststelt, er zekerheid moet bestaan over de dekking van door de gemeente te maken plankosten. Indien het kostenverhaal op het moment van vaststelling van het plan (nog) niet anderszins verzekerd is, dan is de gemeenteraad op grond van de Wet ruimtelijke ordening verplicht om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Ten behoeve van het voorliggende plan heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg een zogenoemde koop- en realisatieovereenkomst gesloten met de ontwikkelende partij. In deze overeenkomst, die als een anterieure overeenkomst kan worden aangemerkt, zijn partijen overeengekomen dat het plankostenverhaal verdisconteerd is in de prijs, waarvoor de gemeente de in het plan begrepen gronden verkoopt aan de ontwikkelende partij. Daarmee is het plankostenverhaal anderszins verzekerd en kan de gemeenteraad afzien van het vaststellen van een exploitatieplan.
Voor de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende plan is voorts nog het volgende van belang. Voor het project Duivenvoordecorridor / Vlietvoorde heeft de gemeente een grondexploitatie geopend. Indien deze grondexploitatie een negatief resultaat laat zien, is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan slechts aannemelijk wanneer de gemeente ofwel het tekort op de grondexploitatie afboekt ofwel een voorziening voor dit tekort opneemt in de gemeentelijke begroting. De grondexploitatie voor Duivenvoordecorridor / Vlietvoorde kent ten tijde van het in procedure brengen van het voorliggende bestemmingsplan een negatief resultaat. De gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg heeft in het kader van dit negatief resultaat op de grondexploitatie een voorziening opgenomen in de begroting. Daarmee is voldoende aannemelijk dat de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling (in elk geval vanuit gemeentelijk perspectief) economisch uitvoerbaar is.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het opstellen van een bestemmingsplan dient zorgvuldig te gebeuren. In dat kader blijft het van belang dat er vooroverleg met betrokken instanties, burgers en maatschappelijke organisaties plaatsvindt, zodat in een vroeg stadium knelpunten, belangen en verbeterpunten kunnen worden gesignaleerd. De verplichting tot het voeren van vooroverleg vloeit voort uit de artikelen 3.1.1 en 3.1.6 sub e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in samenhang met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gecodificeerde zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond hiervan is de gemeente verplicht bij de voorbereiding van een bestemmingsplan de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen.
Het bestemmingsplan wordt niet aan inspraak onderworpen op grond van de Inspraakverordening gemeente Leidschendam-Voorburg. Door het volgen van de procedure als bedoeld in artikel 3:4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) wordt eenieder immers actief betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Naast de wettelijke verplichting om de mogelijkheid te bieden om door eenieder zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan in te dienen, zal er tevens vooroverleg met betrokken instanties, maatschappelijke organisaties, ingezetenen en belanghebbenden plaatsvinden. Gedurende het opstellen van onderhavig bestemmingsplan heeft reeds afstemming plaatsgevonden met verschillende instanties en organisaties.
8.2.1 Resultaten Zienswijzen
Naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen is een Nota Zienswijzen opgesteld, waarin de beantwoording van de ingediende zienswijzen te vinden is en de wijze waarop deze al dan niet verwerkt zijn in het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Nota Parkeernormen
Bijlage 1 Woonvisie Woningmarktregio Haaglanden
Bijlage 1 Woonvisie woningmarktregio Haaglanden
Bijlage 2 Vooronderzoek Niet-gesprongen Explosieven
Bijlage 2 Vooronderzoek niet-gesprongen explosieven
Bijlage 3 Aerius-berekening Vlietvoorde-west
Bijlage 3 Aerius-berekening Vlietvoorde-West
Bijlage 4 Aerius-uitdraai Realisatiefase
Bijlage 4 Aerius-uitdraai Realisatiefase
Bijlage 5 Aerius-uitdraai Gebruiksfase
Bijlage 5 Aerius-uitdraai Gebruiksfase
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Quickscan Flora & Fauna Vlietvoorde-west
Bijlage 7 Quickscan Flora & Fauna Vlietvoorde-West
Bijlage 8 Verkeersstudie Veursestraatweg
Bijlage 8 Verkeersstudie Veursestraatweg
Bijlage 9 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 9 Archeologisch proefsleuvenonderzoek