Krammerdijk 5, Achthuizen
Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee
Vastgesteld op 08-04-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Krammerdijk 5, Achthuizen met identificatienummer NL.IMRO.1924.AHZKrammerdk5-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daar bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
1.13 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.16 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.17 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.18 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder een tuincentrum;
1.19 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.21 overkapping
een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;
1.22 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.23 permanente bewoning
het gebruik van een ruimte, daaronder begrepen kampeermiddelen, chalets, stacaravans en recreatiewoningen, als woonadres als bedoeld in de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (Wet GBA);
1.24 prostitutie
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;
1.25 tuin
gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en of bomen;
1.26 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.27 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
2.6 de verticale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.7 grondoppervlakte van bebouwing
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een gebouw;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met daarbij behorende:
- b. erven en tuinen;
- c. toegangswegen- en paden;
- d. parkeervoorzieningen op eigen terrein.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het toestaan van meer bijgebouwen met dien verstande dat:
- a. het maximum bebouwingspercentage per perceel maximaal 60% bedraagt;
- b. de maximum oppervlakte per perceel maximaal 75 m² bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
- b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
- c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
- d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
- e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
- f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bestaande afwijkingen
Indien maten met betrekking tot afstanden, hoogten, oppervlakten en volumes van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de bouwregels uit hoofdstuk 2 te boven gaan, mogen deze maten ter plaatse als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
5.2 Vergroten inhoud woning
Woningen die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds een grotere inhoud dan 750 m3 bevatten, mogen eenmalig worden vergroot met maximaal 10 %.
5.3 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Als een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- d. voor het (doen) uitoefenen van prostitutie.
6.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Als een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
- a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
- b. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
- c. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
- d. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
- e. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) prostitutie.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Bevoegdheid tot het afwijken
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:
- a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 m;
- b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, hoogte en oppervlakte van gebouwen en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 2 m mogen worden overschreden;
- e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- f. geluidwerende voorzieningen.
7.2 Voorwaarden waaronder kan worden afgeweken
Er kan niet worden afgeweken als bedoeld in lid 1, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
het in geringe mate, doch met niet meer dan 10 m afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Toepassing uniforme voorbereidingsprocedure Awb
Op de voorbereiding van de in deze regels bedoelde beslissingen omtrent nadere eisen en afwijkingen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Krammerdijk 5, Achthuizen'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Op 28 september 2017 is het bestemmingsplan 'Windpark Oostflakkee' vastgesteld. Dit is een partiële herziening op het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee'. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van 8 windmolens mogelijk bij Achthuizen, aan de zuidzijde van het eiland Goeree-Overflakkee. In de directe omgeving van de windmolens staan verschillende burgerwoningen en bedrijfswoningen behorend bij agrarische bedrijven. Drie woningen die direct nabij de windmolens zijn gelegen, zijn aangekocht door Windpark Oostflakkee en hebben in de partiële herziening de gebiedsaanduiding 'bedrijfswoning bij windturbinepark' gekregen. Hierdoor maken de woningen deel uit van de inrichting van het windmolenpark en vormen geen belemmering voor de realisatie van de windmolens.
Figuur 1 | Locatie plangebied (bron: www.zeeland.nl)
Ook de woning Krammerdijk 5 te Achthuizen (zie figuur 1), in eigendom van Windpark Oostflakkee, heeft de gebiedsaanduiding 'bedrijfswoning bij windturbinepark' toegewezen gekregen. Achteraf is dit niet nodig gebleken, omdat ter plaatse van Krammerdijk 5, ondanks de bouw van de windturbines, sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De woning is niet benodigd voor de bedrijfsvoering van het windturbinepark en het voornemen is deze woning te verkopen. De gebiedsaanduiding vormt een belemmering voor de verkoop van de woning. Om de gebiedsaanduiding van het perceel te kunnen verwijderen, is een wijziging van het bestemmingsplan nodig. Dit bestemmingsplan voorziet hier in.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' is voor Krammerdijk 5 en het naastgelegen perceel Krammerdijk 3a één aanduiding 'aantal wooneenheden: 2' opgenomen. Om te voorkomen dat er onduidelijkheid bestaat over het aantal toegestane woningen op de percelen Krammerdijk 3a en 5, is er voor gekozen om ook het perceel Krammerdijk 3a in dit bestemmingsplan op te nemen en niet alleen Krammerdijk 5.
De gemeente hanteert bij nieuwe plannen een gewijzigde regeling voor de toegestane oppervlakte aan erfbebouwing bij woningen op basis van de oppervlakte van het perceel. Deze regeling is in dit plan overgenomen, zodat er meer bouwmogelijkheden zijn ten aanzien van erfbebouwing.
1.2 Plangebied
Het plangebied bestaat uit de precelen Krammerdijk 3a en 5 te Achthuizen, aan de zuidoostzijde van het eiland Goeree-Overflakkee (zie figuur 2). Het betreft de percelen, kadastraal bekend, gemeente Oostflakkee, sectie L, nummers 354 en 355 . De percelen worden aan de noord- en oostzijde begrensd door agrarische gronden. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Krammerdijk. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door het perceel Krammerdijk 3.
Figuur 2 | Het plangebied (bron: www.scheldestromen.nl, bewerking Juust BV)
1.3 Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'bedrijfswoning bij windturbinepark' van het perceel Krammerdijk 5 te verwijderen, zodat het perceel als regulier woonperceel verkocht kan worden en de woning als reguliere woning gebruikt kan worden.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.1.1 Huidige situatie
Het plangebied ligt in het buitengebied van het eiland Goeree-Overflakkee. In het plangebied staan twee vrijstaande woningen. De aanduiding 'bedrijfswoning bij windturbinepark' geldt enkel voor het oostelijke perceel, Krammerdijk 5 (zie figuur 3). Omdat in het onderliggende plan 'Buitengebied Oostflakkee' voor beide percelen één aanduiding 'aantal wooneenheden: 2' is opgenomen, is er voor gekozen beide percelen in dit bestemmingsplan op te nemen. Op deze manier wordt voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over het aantal toegestane woningen.
Figuur 3 | Huidige situatie (bron: www.zeeland.nl)
2.1.2 Toekomstige situatie
De feitelijke situatie blijft onveranderd. Door het verwijderen van de aanduiding 'bedrijfswoning bij windturbinepark' kan de woning Krammerdijk 5 als reguliere woning worden gebruikt. De woning op het perceel Krammerdijk 3a is al een reguliere woning. Hier wijzigt niets.
De gemeente hanteert een nieuwe regeling voor de toegestane oppervlakte aan erfbebouwing bij woningen op basis van de oppervlakte van het perceel. Deze regeling is in dit plan overgenomen, zodat op de percelen meer bouwmogelijkheden zijn ten aanzien van erfbebouwing. Bij percelen groter dan 300 m2, zoals hier aan de orde is, mag maximaal 150 m2 aan erfbebouwing worden gebouwd.
In dit bestemmingsplan zijn voor het overige de bestaande regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' opgenomen.
2.2 Juridische Regeling
2.2.1 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' en voor het perceel Krammerdijk 5 geldt tevens het bestemmingsplan 'Windpark Oostflakkee'. Deze bestemmingsplannen zijn respectievelijk vastgesteld op 16 oktober 2014 en 28 september 2017. Het bestemmingsplan 'Windpark Oostflakkee' betreft een partiële herziening welke een aanvullende werking heeft op het bestemmingsplan 'Butiengebied Oostflakkee'.
De gronden hebben in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' de bestemming 'Wonen-1' met de aanduiding 'aantal wooneenheden: 2'. Voor het perceel Krammerdijk 5 geldt tevens de aanduiding 'Bedrijfswoning bij windturbinepark' op basis van het bestemmingsplan 'Windpark Oostflakkee'.
Figuur 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
2.2.2 Planuitwerking
De plangrens van het onderhavige bestemmingsplan volgt de bestemmingsgrens van de geldende bestemming 'Wonen-1', tevens de grens van de aanduiding 'aantal wooneenheden: 2'. De regels die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan sluiten volledig aan bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee'. Met dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied een zelfstandig bestemmingsplan dat zowel het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakee' als het bestemmingsplan 'Windpark Oostflakkee' vervangt.
2.2.3 Juridische planbeschrijving
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
De plangrens op de verbeelding van het onderhavige plan volgt de in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' geldende bestemmingsgrens voor 'Wonen-1'. Voor het gehele plangebied geldt de bestemming 'Wonen-1'.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Wonen-1
Voor het gehele plangebied geldt de bestemming 'Wonen-1'. Deze gronden zijn bestemd voor wonen met bijbehorende voorzieningen zoals erven en tuinen, toegangswegen, paden en parkeervoorzieningen op eigen terrein. Er zijn binnen het bestemmingsvlak maximaal twee woningen toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,5 meter en 8 meter. De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m3. Naast wonen is op de gronden onder voorwaarden de uitoefening van beroep of bedrijf aan huis toegestaan. De gewijzigde erfbebouwingsregeling die nu binnen de gemeente wordt gehanteerd, is overgenomen.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. in het geval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van reeds bestaande maten zoals afstanden, hoogten, oppervlakten en volumes van bestaande bouwwerken. Daarnaast zijn er regels opgenomen voor het vergroten van de inhoud van een woning en regels ten aanzien van aangrenzend terrein.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan voor bijvoorbeeld het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut en het afwijken van maten die in de bouwregels zijn opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Algemene procedureregels
In dit artikel is aangehaald welke regels aan de procedure ten grondslag liggen.
Overige regels
In dit artikel zijn regels opgenomen betreft de verwijzing naar andere regelgeving in dit plan.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Het onderhavige bestemmingsplan is enkel bedoeld voor het verwijderen van een aanduiding. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het Rijksbeleid staat dit niet in de weg.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen.
Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:
Garanderen in voldoende mate van windvang en zicht op historische windmolens
De provincie draagt zorg voor het garanderen (in voldoende mate) van vrije windvang van en zicht op historische windmolens in Zuid-Holland. Dit doet de provincie om te zorgen voor een beter beschermd, benut en beleefbaar cultureel erfgoed.
Verstedelijking en wonen
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.
Differentieer de woningvoorraad
Een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat biedt mensen keuzevrijheid in woonomgevingen en heeft een woningvoorraad die aansluit op de behoefte.
Kwaliteitskaart
In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Op het gebied van wonen zet de provincie in op voldoende (bouwen naar behoefte) en passende woningen voor verschillende doelgroepen, bij voorkeur naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied.
In het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt getoetst aan de kwaliteitskaart. Deze bestaat uit een viertal lagen met bijbehorende richtpunten. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt de ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.
De ruimtelijke ontwikkeling betreft een ontwikkeling die aangemerkt kan worden als 'inpassen'. De ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit en voorziet niet in een wijziging op structuurniveau. De ontwikkeling past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart.
Hierna wordt per laag op de richtpunten ingegaan.
Laag 1 - De ondergrond
Rivierdelta complex - Jonge Zeeklei
Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.
De gronden in het Deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn d eniet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen:
Richtpunt:
- Ontwikkelingen dragen bij aan behoud vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.
Water als structuurdrager
Het watersysteem beslaat zowel het oppervlakte- als het grondwater en is daarmee zeer bepalend voor het functioneren van de provincie in al haar facetten. Daarmee is het watersysteem ook medebepalend voor de ruimtelijke kwaliteit en vormt het een structuurdrager van de Zuid-Hollandse identiteit.
Het water in Zuid-Holland kent vele verschijningsvormen: grote rivieren, deltawateren, (boezem)vaarten, kanalen, veenstroompjes, sloten en plassen. Dit water vertelt veel over de geschiedenis van Zuid-Holland en de kunde op het gebied van waterbeheersing. Wonen of recreëren op of langs dit water is een waarde voor veel inwoners en bezoekers. Over de belangrijkste vaarwegen worden mensen en goederen vervoerd. Ook natuurwaarden hangen nauw samen met de kwaliteit en kwantiteit van water.
Richtpunten:
- Ontwikkelingen houden rekening met hun invloed op het watersysteem als geheel en dragen bij aan een duurzame en zo eenvoudig mogelijke werking van dit systeem.
- Ontwikkelingen versterken de samenhang en continuïteit in het watersysteem als dragende ecologische en recreatieve structuur van Zuid-Holland. Ruimte voor natuurlijke dynamiek is hierbij een uitgangspunt.
- Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het oppervlaktewater.
Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen
Zeekleipolderlandschap
Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaandepolders) en daarna omgeven door dijken. De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.
Er zijn kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken te vinden. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.
Richtpunten zeekleipolders algemeen:
- Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.
- Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren. Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante)dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalige, open polder.
- Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
- Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
- Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.
Laag 3 - Laag van de stedelijke occupatie
Verspreide kassen buiten de glastuinbouwgebieden
Solitaire glastuinbouwbedrijven buiten de glastuinbouwgebieden hebben door hun omvang veelal grote invloed op hun omgeving. Indien de kassen daadwerkelijk in gebruik zijn als glastuinbouwbedrijf, passen zij in beginsel binnen het agrarisch karakter van het landschap. Als kassen in het buitengebied hun tuinbouwfunctie verliezen, en hergebruikt worden voor andere functies (zoals caravanstalling), dan is de functie niet meer in overeenstemming met de verschijningsvorm en is sprake van ongewenste aantasting van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Sanering van de kassen heeft dan prioriteit. Wanneer een dergelijke ontwikkeling zich voordoet in bijvoorbeeld stads- en dorpsranden, waar de invloed van de kas op (de kwaliteit van) de omgeving beperkt is en sanering niet bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, is hergebruik of herontwikkeling voor een nadere, passende functie bij uitzondering mogelijk.
Richtpunt:
- Kassen buiten de glastuinbouwgebieden, die geen tuinbouwfunctie meer hebben (en een grote invloed hebben op het omliggende landschap), worden gesaneerd. Hergebruik voor ander functies is uitgesloten. In kassen op locaties, waar sanering geen verbetering van de ruimtelijke kwaliteit oplevert, is passend hergebruik of herontwikkeling mogelijk.
Figuur 6 | Uitsnede kwaliteitskaart (bron: www.ruimteplannenzuidholland.nl)
Conclusie
Het onderhavige plan betreft enkel het verwijderen de aanduiding 'bedrijfswoning bij windturbinepark'. Hiermee worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het provinciale beleid staat dit niet in weg.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimt waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
- 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit? - 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland? - 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau? - 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island? - 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert? - 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.
Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?
Het betreft enkel het verwijderen de aanduiding 'bedrijfswoning bij windturbinepark'. Ter plaatse is sprake van een goed woon- en leefklimaat. De woning kan daardoor als reguliere woning gebruikt worden en hoeft geen onderdeel te vormen van het windturbinepark. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het gemeentelijk beleid van de gemeente Goeree-Overflakkee staat dit niet in de weg.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Ter plaatse van het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemming waaraan getoetst moet worden. Daarnaast worden er geen nieuwe bouwmogelijkheden toegevoegd ten opzichte van de huidige planologische situatie. Dit aspect vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Geluid
Het plangebied ligt in de directe omgeving van het (te realiseren) windturbinepark Oostflakkee. De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde windmolen bedraagt circa 400 meter. In het kader van bedrijven en milieuzonering is ten aanzien van windmolens het aspect geluid van belang. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn diverse categorieën opgenomen voor windmolens op basis van de wiekdiameter waarbij een wiekdiameter van 50 meter het grootste is. De windmolens van het Windpark Oostflakkee hebben een diameter groter dan 50 meter, waardoor in dit geval de publicatie niet van toepassing is.
In het kader van het bestemmingsplan 'Windpark Oostflakkee' waarin de windturbines worden mogelijk gemaakt, is onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie van de te bouwen windturbines (zie Bijlage 1). Windturbines vallen onder het activiteitenbesluit. Volgens het activiteitenbesluit is de maximaal toegestane waarde ter plaatse van geluidsgevoelige objecten 47 dB Lden (Day-Evening-Night) en 41 dB Lnight. Uit dit onderzoek blijkt dat met mitigerende maatregelen aan de windmolens de woningen op de percelen Krammerdijk 3a en 5 voldoen aan de geluidsnormen. De te nemen geluidbeperkende maatregelen zijn standaard beschikbaar op alle windturbines die in Nederland verkrijgbaar zijn.
Slagschaduw
Windturbines veroorzaken slagschaduw. In het activiteitenbesluit zijn normen beschreven hoeveel schaduw een winturbine mag veroorzaken op een schaduwgevoelige bestemming. In het kader van het bestemmingsplan 'Windmolenpark Oostflakkee' is een slagschaduwonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van Krammerdijk 3a en Krammerdijk 5 niet aan de normen voldaan kan worden. Daarom zijn er maatregelen getroffen door middel van een stilstandvoorziening. Deze voorziening zorgt er voor dat de turbine stil komt te staan wanneer er overlast van slagschaduw plaatsvindt. Met deze maatregelen wordt ter plaatse van het plangebied voldaan aan de normen. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.4 Bodem
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Het plangebied maakt reeds een gevoelige functie mogelijk en heeft reeds een woonbestemming. De bodemkwaliteit hoeft niet opnieuw beoordeeld te worden.
4.5 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een gevaarlijke inrichting. Zier hiervoor ook onderstaande uitsnede van de risicokaart. Op het perceel Krammerdijk 8 is een propaantank aanwezig met een plaatsgebonden risiciocontour van 20 meter (PR10-6). Dit perceel is op ruim 300 meter afstand van het plangebied gelegen en vormt geen belemmering. Ook ligt er geen onderdeel van het basisnet in de omgeving van het plangebied.
Figuur 7 | Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaar.nl)
Een windturbinepark betreft geen risicovolle inrichting in het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Windturbines kunnen wel resulteren in een risicoverhoging van nabijgelegen Bevi-inrichtingen. Uit het onderzoek behorende bij het bestemmingsplan 'Windpark Oostflakkee' blijkt dat er geen risico's zijn voor gebouwen, waaronder de woning op het perceel Krammerdijk 5. In Bijlage 3 is de risico-analyse opgenomen die in het kade r van de realisatie van het windpark is uitgevoerd. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.6 Geluid
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Het plan heeft geen betrekking op wegverkeerslawaai. Er is sprake van een reeds bestaande woning. Ook heeft dit bestemmingsplan geen gevolgen voor de verkeersaantrekkende werking. In het kader van het Activiteitenbesluit is onderzoek uitgevoerd naar het geluidsniveau van de windturbines. In paragraaf 4.3 van deze toelichting wordt daar nader op ingegaan.
4.7 Kabels En Leidingen
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.8 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In onderhavig plan is slechts sprake van het verwijderen van een aanduiding ter plaatse van een bestaande woning, omdat de woning niet tot het windpark behoort. Er wordt met dit plan geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt die gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.9 Natuur
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in het kunnen gebruiken van de bestaande woning als reguliere woning en niet als woning die deel uitmaakt van het windmolenpark. Er vindt geen sloop en nieuwbouw plaats of andere activiteiten die effecten zouden kunnen hebben op flora en fauna. Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.10 Water
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Het onderhavige plan maakt geen nieuw bebouwd oppervlak mogelijk. De situatie op het perceel blijft onveranderd. Het aspect water vormt geen belemmering voor dit plan.
4.11 Verkeer En Parkeren
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk ten opzichte van de huidige planologische situatie. Ten aanzien van het aspect verkeer en parkeren blijft de bestaande situatie onveranderd.
4.12 Conclusie
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuw bouwplan mogelijk. De bestaande woningen worden als zodanig bestemd. De verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet van toepassing.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Inspraak
Conform de Wet ruimtelijke ordening is het niet verplicht om een inspraakprocedure te volgen. Gezien de aard van dit bestemmingsplan is ervoor gekozen geen inspraakprocedure te volgen.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.