KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Bestaande Regels Van Toepassing
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Water
4.12 Conclusie
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek West Havendijk 45b Te Dirksland (Abo-milieuconsult B.v., 7 November 2018)
Bijlage 2 Nota Van Inspraak- En Overlegreacties

West Havendijk 45b Dirksland

Wijzigingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee

Vastgesteld op 23-04-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan West Havendijk 45b Dirksland met identificatienummer NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing

2.1 Bestemmingsplan 'Landelijk gebied Dirksland'

De bestemmingsregels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Landelijk gebied Dirksland, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30 met de bijbehorende regels (en

eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'West Havendijk 45b Dirksland' van de gemeente Goeree-Overflakkee.

2.2 Aanvulling

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 3 Bestaande Regels Van Toepassing

3.1 Bestemmingsplan 'Landelijk gebied Dirksland'

De algemene regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Landelijk gebied Dirksland, zoals vervat in de

bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30 met de bijbehorende regels (en

eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'West Havendijk 45b Dirksland' van de gemeente Goeree-Overflakkee.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'West Havendijk 45b Dirksland'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Aan de West Havendijk 45b te Dirksland staat een boerderij. De bedrijfsvoering op deze boerderij is beëindigd. In verband met verkoop van de woning en agrarische opstallen is de wens de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen naar de bestemming 'Wonen'. De boerderij bestaat uit een woning en twee loodsen (zie figuur 1). Alle bebouwing blijft behouden. In Artikel 3.7.4 van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Dirksland' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie uit tabel 3.3 uit hetzelfde bestemmingsplan, in dit geval de vervolgfunctie 'wonen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30_0001.png"

Figuur 1 | Het plangebied vanaf de West Havendijk (bron: Google Streetview, opname 2016)

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van de West Havendijk op een afstand van circa 580 meter ten noorden van de kern Dirksland. Het betreft de percelen kadastraal bekend, Dirksland, sectie H, nummer 965 en 274. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de West Havendijk. Aan de noord- en westzijde wordt het plangebied begrensd door agrarische gronden. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door een bedrijfsperceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30_0002.png"

Figuur 2 | Het plangebied (bron: www.scheldestromen.nl)

1.3 Doel

Het doel van dit wijzigingsplan is het wijzigingen van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Het vaststellen van dit wijzigingsplan vormt de basis om een vervolgactiviteit op het perceel mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit 3 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Tot slot worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieu aspecten beoordeeld.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

In het plangebied staan een woning en twee loodsen (zie figuur 3). De loods met zadeldak en de woning zijn gebouwd in 1996. De tunnelloods is gebouwd in 1970. Het plangebied is rondom in groen ingepast. Het plangebied is via de West Havendijk ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30_0003.png" Figuur 3 | Bestaande situatie (bron: https://flamingo.bij12.nl/zeeland-kaarten-viewer/app/AtlasZeeland, bewerking Juust BV)

2.1.2 Toekomstige situatie

De bestaande bebouwing blijft in de toekomstige situatie behouden. Het woonhuis zal bewoond worden als reguliere woning waarbij de bijgebouwen hobbymatig gebruikt zullen worden.

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Dirksland' van de gemeente Goeree-Overflakkee (zie figuur 4). Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden hebben de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak. Deze gronden zijn bedoeld voor agrarische bedrijven. Nieuwvesting, hervesting of omschakeling van een agrarisch bedrijf is niet toegestaan. In Artikel 3.7.4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie. Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden opgenomen:

  1. a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  2. b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  3. c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    1. 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    2. 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten, en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  4. d. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  5. e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  6. f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  7. g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  8. h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  9. i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  10. j. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  11. k. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  12. l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  13. m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlag;
  14. n. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft.

In paragraaf 2.2.2 wordt het plan aan deze voorwaarden getoetst.

Naast de bestemming 'Agrarisch' geldt aan de oostzijde van het plangebied voor een klein deel de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering'. Deze gronden zijn bedoeld voor de aanwezige waterkering. Op deze gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd of alleen bouwplannen die betrekking hebben op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Met een omgevingsvergunning kan hier van worden afgeweken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30_0004.png"

Figuur 4 | Uitsnede bestemmingsplan 'Landelijk gebied' Dirksland (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.2 Planuitwerking

Om een beroep te kunnen doen op de wijzigingsbevoegdheid uit Artikel 3.7.4 uit het bestemmingsplan 'Landelijke gebied Dirksland' moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  1. a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;

De bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. Dit aspect vormt geen belemmering

b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;

Het is niet aannemelijk dat op deze locatie nog een agrarische functie kan worden vervuld. De gronden aangrenzend aan het perceel zijn reeds verkocht en daarom is de locatie niet meer aantrekkelijk om een agrarisch bedrijf te vestigen.

c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:

    1. 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    2. 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten, en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;

Er is in het kader van dit wijzigingsplan geen sprake van nieuwbouw. De bestaande woning en loodsen blijven behouden. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

d. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;

De vervolgfunctie betreft geen dierenpension. De voorwaarde is niet van toepassing.

e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;

De vervolgfunctie betreft de functie wonen. Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;

In dit bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' opgenomen voor het gehele perceel.

g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;

Er vindt geen buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaats. Dit aspect vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging.

h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;

De vervolgactiviteit betreft de functie wonen. Ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden, namelijk een agrarisch bedrijf, neemt de verkeersdruk af op de omliggende wegen.

i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;

Parkeren vindt plaats op eigen terrein, binnen het bouwvlak. Het betreft enkel parkeren bij een reguliere woning wat betekent dat de parkeerdruk laag zal zijn.

j. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

Grenzend aan de zuidzijde van het perceel ligt een bedrijfsbestemming waar bedrijven tot en met categorie 2 zijn toegestaan. Volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' geldt hiervoor een richtafstand van 30 meter van de grens van de bestemming 'Bedrijf' tot de gevel van een woning. Om deze reden is aan de zuidzijde een zone opgenomen waarbinnen de woning niet mag worden gepositioneerd. Dit aspect vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging.

k. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

Het dichtstbij gelegen agrarisch bedrijf is gevestigd op een afstand van circa 280 meter. Voor een grondgebonden agrarisch bedrijf geldt conform de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' een richtafstand van 100 meter. Aan deze afstand wordt voldaan.

l. het aantal woningen mag niet toenemen;

Het aantal woningen neemt niet toe. De bestaande woning blijft behouden. Dit aspect vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging.

m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;

De vervolgactiviteit is 'Wonen' waarbij de bestaande woning behouden blijft. Een stedelijk ontwikkelingsproject komt als activiteit voor in bijlage D, maar de ontwikkeling betreft geen geval zoals genoemd in kolom 2 van deze bijlage. Dit aspect vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging.

n. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft.

Er vindt geen detailhandel plaats. Dit aspect is niet van toepassing.

Aan alle voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid is getoetst. Aan alle voorwaarden kan worden voldaan. De voorwaarden staan daarmee de bestemmingswijziging niet in de weg.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

Regels

Dit wijzigingsplan is geen zelfstandig bestemmingsplan maar maakt deel uit van het moederplan 'Landelijk Gebied Dirksland' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Met de vaststelling van dit wijzigingsplan worden de regels uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Dirksland' van toepassing verklaard.

Verbeelding

De grens van het wijzigingsplan volgt de perceelsgrens van West Havendijk 45b behalve aan de zuidzijde, daar volgt de grens het nu geldende bouwvlak. De eigendomsgrens is aan de noordzijde van het perceel ruimer dan het bouwvlak. De gronden ter plaatse van dit strookje zijn niet agrarisch in gebruik, maar als tuin bij de woning. Daarom is gekozen om de eigdenomsgrens aan te houden als bestemmingsgrens. Het bouwvlak is overeenkomstig het bouwvlak uit het vorige bestemmingsplan. Het gehele plangebied krijgt de bestemming 'Wonen'. Aan de zuidzijde geldt voor 30 meter uit de bestemmingsgrens, de aanduiding 'wonen uitgesloten'. Deze aanduiding is opgenomen in verband met de bedrijfsbestemming aan de zuidzijde van het plangebied waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt (zie paragraaf 4.3). Daarnaast geldt voor de oostzijde van het plangebied de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' (zie figuur 5). Om aan te duiden dat het voormalige agrarische bedrijfsbebouwing betreft, wordt de functie aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' opgenomen voor het gehele plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30_0005.png"

Figuur 5 | Nieuwe verbeelding (bron: Juust BV)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

In de SVIR zijn geen regels opgenomen voor dergelijke kleine initiatieven. Het rijksbeleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.2 Provinciaal Beleid

Visie ruimte en mobiliteit

In de Visie Ruimte en Mobiliteit (zie figuur 6) beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie kent vier rode draden. Deze rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  1. 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  2. 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  3. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  4. 4. bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30_0006.png"

Figuur 6 | Uitsnede kwaliteitskaart (bron: www.ruimteplannenzuidholland.nl)

Op de kwaliteitskaart is het plangebied op de laag van de ondergrond aangewezen als 'Rivierdeltacomplex' en 'Water als structuurdrager'. Op de laag van cultuur- en natuurlandschappen is het plangebied aangewezen als 'Zeekleipolderlandschap'. Het plangebied heeft geen relevante aanwijzing op de laag van de stedelijke occupatie en laag van de beleving.

Rivierdeltacomplex

Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.

De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigrond. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex.

Richtpunt: Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.

Water als structuurdrager

Het watersysteem beslaat zowel het oppervlakte- als het grondwater en is daarmee zeer bepalend voor het functioneren van de provincie in al haar facetten. Daarmee is het watersysteem ook medebepalend voor de ruimtelijke kwaliteit en vormt het een structuurdrager van de Zuid-Hollandse identiteit.

Richtpunten:

  • Ontwikkelingen houden rekening met hun invloed op het watersysteem als geheel en dragen bij aan een duurzame en zo eenvoudig mogelijke werking van dit systeem.
  • Ontwikkelingen versterken de samenhang en continuïteit in het watersysteem als dragende ecologische en recreatieve structuur van Zuid-Holland. Ruimte voor natuurlijke dynamiek is hierbij een uitgangspunt.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het oppervlaktewater.

Zeekleipolder landschap

Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken. De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf. Kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.

Richtpunten

Zeekleipolders algemeen:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.
  • Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren. Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder.
  • Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
  • Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
  • Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.

De bestemmingswijziging van 'Agrarisch' naar 'Wonen' betreft een kleinschalige ontwikkeling zonder noemenswaardige ruimtelijke impact. Er is reeds bebouwing aanwezig. Deze wordt niet uitgebreid, maar krijgt een nieuwe functie. Het beleid van de Provincie Zuid-Holland staat de bestemmingswijziging niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Eilandvisie Goeree-Overflakkee

Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimt waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

  1. 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
    Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit?
  2. 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
    Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland?
  3. 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
    Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau?
  4. 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
    Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island?
  5. 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
    Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert?
  6. 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.
    Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?

De bestemmingswijziging van 'Agrarisch' naar 'Wonen' is een kleinschalige ontwikkeling die geen afbreuk doet aan de kernthema`s uit de Eilandvisie. Door de bestemmingswijziging wordt een nieuwe functie op het perceel mogelijk gemaakt waardoor er sprake is van duurzaam gebruik van bestaande gebouwen. Voor het overige zijn de thema's uit de eilandvisie niet van toepassing op deze ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelings- mogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Voor de beoordeling van het aspect archeologie en cultuurhistorie geldt als kader het verdrag van Malta en de Erfgoedwet.

Archeologie

Conform de Beleidskaart Archeologie van de gemeente Goeree-Overflakkee heeft het grootste deel van het landelijk gebied geen archeologische waarden. De ringdijken en enkele andere dijklichamen hebben wel een archeologische waarde. Ter plaatse van het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemming. De West Havendijk betreft een ringdijk en heeft daarmee een archeologische verwachtingswaarde. Het plangebied grenst aan deze dijk, maar heeft geen invloed op de dijk. Daarnaast vindt er geen verstoring in de bodem plaats. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

Cultuurhistorie

Ter plaatse van het plangebied zijn geen cultuurhistorische elementen aanwezig. De boerderij bestaat niet uit cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De West Havendijk betreft een ringdijk en vormt daarmee een cultuurhistorisch waardevol element in de directe omgeving van het plangebied. De ontwikkeling ter plaatse van het plangebied heeft geen effect op de cultuurhistorische waarde van deze dijk. De bestaande bebouwing blijft behouden. Voor het overige zijn in de omgeving van het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Opslag
Aan zuidkant van het plangebied is de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'opslag' gelegen. Ter plaatse van deze bestemming mogen bedrijven gevestigd worden uit categorie 1 en 2. Volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' geldt hiervoor een minimale afstand van 30 meter. De bestemmingsgrens grenst direct aan het plangebied. De woning ligt op een afstand van circa 80 meter. Gemeten dient te worden vanaf de bestemmingsgrens met de bedrijfsbestemming tot de gevel van de woning. Met een afstand van 80 meter wordt ruim voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Daarom is er voor gekozen om een zone van 30 meter op te nemen waarbinnen de woning (bij eventuele sloop en nieuwbouw) niet gepositioneerd mag worden.

Agrarische gronden
Ten oosten en noorden van het perceel zijn akkerbouwgronden gelegen die in bezit zijn van het fruitteeltbedrijf op het perceel 2e Stoofweg 2. Conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een fruitteeltbedrijf (gebouwen) een richtafstand van 30 meter. Het bouwvlak van het fruitteeltbedrijf is op een afstand van ruim 400 meter gelegen waarmee voldaan wordt aan de richtafstand. Op basis van het geldende bestemmingsplan kunnen de akkerbouwgronden ook gebruikt worden voor fruitteelt. Er dient dan rekening te worden gehouden met een spuitzone. Voor spuitzones wordt over het algemeen een afstand van 50 meter aangehouden (vuistregel) tot de grens van de gevoelige bestemming (woonbestemming). Volgens vaste rechtspraak kan een kortere afstand ook aanvaardbaar zijn, mits hieraan een goede onderbouwing ten grondslag ligt. Op basis van specifieke omstandigheden kan gemotiveerd van deze 50 meter worden afgeweken. De driftblootstelling is onder andere afhankelijk van de toegepaste spuittechniek, kale of volle bladsituatie van de (fruit)bomen, een windhaag rondom het perceel en de overheersende windrichting.

Door Plant Research International (onderdeel van Wageningen UR) is het rapport “Driftblootstelling van omstanders en omwonenden door boomgaard bespuitingen” (maart 2015) opgesteld. In dit rapport wordt aangegeven dat windhagen op de rand van het perceel de emissie uit de boomgaard aanzienlijk kunnen beperken. Daarbij is de volgende tabel opgenomen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.DLDWHavendijk45-WP30_0007.png"

Figuur 7 | Tabel 19 uit rapport "Driftblootstelling van omstanders en omwonenden door boomgaard bespuitingen" van Plant Research International

Conform het Activiteitenbesluit Milieubeheer geldt (sinds 1 januari 2018) dat een spuittechniek moet worden toegepast met een minimale driftreductie van 75%. Van de standaard spuittechniek mag dus geen gebruik meer worden gemaakt. Uitgaande van de spuittechniek DRT75 (Driftreductie 75%) en een wintergroene windhaag met een hoogte van 1 meter hoger dan de fruitbomen, kan volstaan worden met een afstand van 5 meter (zie gele arcering). In principe dient er een afstand van 5 meter te worden aangehouden tussen de windhaag en de grens van de gevoelige functie. In dit geval de woonbestemming. Gezien de omvang van het perceel, de huidige begroeiing op het perceel en de afstand van de woning tot de perceelgrens (circa 24 meter vanaf de westelijke perceelsgrens, circa 11 meter vanaf de noordelijke perceelsgrens en circa 22 meter vanaf de oostelijke perceelsgrens) zou volstaan kunnen worden met een windhaag op de perceelsgrens van de woonbestemming.

Op de perceelsgrens wordt een wintergroene windhaag aangeplant.Aan de rand van het perceel is in de huidige situatie al flinke begroeiing aanwezig bestaande uit struiken en bomen. Met de aanplant van een windhaag tussen de bestaande beplanting ontstaat er een groensingel van circa 5 meter breed, maar in ieder geval minimaal 3 meter breed. Direct achter deze groensingel wordt de tuin niet ingericht voor functies waar personen kunnen verblijven, zoals een terras. Gezien de omvang van het perceel, is er voldoende ruimte op het perceel om deze ergens anders op het perceel aan te leggen. Daarmee is er psrake van een goed woon- en leefklimaat en vormt de spuitzone geen belemmering voor het in gebruik nemen van de woning als particuliere woning. Om de windhaag te waarborgen is in de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanplant en het in stand houden van de windhaag.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, kan de gemeente in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning eisen dat er onderzoek wordt uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem.

Met de bestemmingswijziging van 'Agrarisch' naar de bestemming 'Wonen', wordt er een gevoeligere functie mogelijk gemaakt. Daarom is een bodemonderzoek benodigd. Door ABO - Milieuconsult B.V. is een bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Uit dit onderzoek blijkt dat er in grond en grondwater lichte verontreiningen zijn aangetroffen met molybeen, minerale olie, koper, zink, lood en PAK. Deze verontreiniging is echter dermate gering dat aanvullend bodemonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Ook is er asbestverdacht plaatmateriaal aangetroffen. Uit een nadere analyse is gebleken dat dit geen asbest betreft.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgemomen bestemmingswijziging.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen dienen te worden getoetst aan de genoemde regelgeving.

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een gevaarlijke inrichting. Ook liggen er in de directe omgeving van het plangebied geen routes behorend tot het Basisnet. Dit aspect vormt geen belemmering voor de wijziging van de bestemming.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidshinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen door het aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidsproducenten (industrie, wegverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

De woning ligt langs de West Havendijk. Op deze weg geldt een snelheidsregime van 60 km/uur. In de huidige situatie is de woning een bedrijfswoning behorend bij een agrarisch bedrijf. Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming gewijzigd van 'Agrarisch' naar 'Wonen' en daarmee wordt de woning een reguliere woning. Een reguliere woning wordt in het kader van de Wet geluidhinder niet anders beoordeeld dan een bedrijfswoning. Een akoestisch onderzoek is niet benodigd.

4.7 Kabels En Leidingen

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het wijzigingen van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen' heeft een positief effect op de luchtkwaliteit omdat het aantal verkeersbewegingen afneemt. Dit aspect vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden dat er geen beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen natuurgebieden en/of delen van het Natuur Netwerk Nederland aanwezig. Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn er geen belemmering voor het voorgenomen plan.

Er worden in het kader van de bestemmingswijziging geen gebouwen gesloopt of groen verwijderd. Er is uitsluitend sprake van een functiewijziging. Daarmee worden geen beschermde dier- en plantsoorten verstoord. Het aspect soortenbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.10 Verkeer En Parkeren

Het is belangrijk dat bij ontwikkelingen de nieuwe verkeers- en parkeerdruk wordt beoordeeld. Daarnaast moet worden beoordeeld of op eigen terrein genoeg ruimte is om de extra benodigde parkeerruimte te realiseren, of dat er in de omgeving gezocht moet worden naar extra parkeerplaatsen.

De bestemmingswijziging van 'Agrarisch' naar 'Wonen' heeft een positief effect op de verkeersdruk in de omgeving doordat er minder groot materiaal over de wegen wordt gereden. Er is op eigen terrein voldoende ruimte om te parkeren. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.11 Water

Op basis vaan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het opnemen van een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt en daarmee neemt het verhard oppervlak niet toe. In de regels is geregeld dat uitbreiding van bestaande bebouwing niet is toegestaan. Indien bebouwing wordt gesloopt, mag slechts de helft van de gesloopte oppervlakte worden teruggebouwd. Daarmee kan de oppervlakte aan bebouwing alleen maar afnemen.

De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een reguliere woning. Er wordt gebruik gemaakt van de huidige systemen om het water af te voeren. Het plan heeft geen gevolgen voor de (kwaliteit van de) waterhuishouding ter plaatse.

4.12 Conclusie

Milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van de bestemmingswijziging aan de West Havendijk 45b zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek West Havendijk 45b Te Dirksland (Abo-milieuconsult B.v., 7 November 2018)

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek West Havendijk 45b te Dirksland (ABO-Milieuconsult B.V., 7 november 2018)

Bijlage 2 Nota Van Inspraak- En Overlegreacties

Bijlage 2 Nota van inspraak- en overlegreacties