KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - 1
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 8 Recreatie - Volkstuinen
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen - 1
Artikel 14 Wonen - 2
Artikel 15 Wonen - 3
Artikel 16 Wonen - 4
Artikel 17 Wonen - 5
Artikel 18 Wonen - 6
Artikel 19 Leiding - Riool
Artikel 20 Leiding - Water
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie 1
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Artikel 29 Algemene Bouwregels
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 33 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
Artikel 35 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Aanpassingen
2.1 Molenweg 19a, Oude-tonge
2.2 Erfgoed Goedereede
2.3 West Nieuwlandseweg 2 En 4, Ouddorp
2.4 Westdijk 6a, Dirksland
2.5 Oostdijkseweg 16, Goedereede
2.6 Zeedijk 14, Stad Aan Het Haringvliet
2.7 Erfgoed Ooltgensplaat
2.8 Noordzijde Haven, Goedereede
2.9 Westerweg 4, Ouddorp
2.10 Prinsesselaan, Sommelsdijk
2.11 Hazersweg 36, Ouddorp
2.12 Westduinweg 33, 33a En 35, Ouddorp
2.13 Kabbelaarsbank Ong., Ouddorp
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Conclusie
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Bodem
4.3 Mobiliteit
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Landschap En Cultuurhistorie
4.10 Archeologie
4.11 Ecologie
4.12 Waterhuishouding
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Bestemmingsplansystematiek
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Standaard Svb
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Milieuhygiënisch Vooronderzoek Hazersweg 36 Te Ouddorp
Bijlage 2 Parkeerdrukonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Westdijk 6a Dirksland
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Westerweg 4 Ouddorp
Bijlage 5 Cultuurhistorisch Onderzoek Ooltgensplaat
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek Goedereede
Bijlage 7 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten Westdijk 6a Te Dirksland
Bijlage 8 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten Westerweg 4 Te Ouddorp
Bijlage 9 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten Westduinweg 35 Te Ouddorp
Bijlage 10 Nota Zienwijzen

Veegplan 2019-2020

Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee

Vastgesteld op 19-11-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veegplan 2019-2020 met identificatienummer NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt en bosbouw; onder akker- en vollegrondstuinbouw wordt mede witlofteelt verstaan;
  2. b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  4. d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  5. e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  6. f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  7. g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.
  8. h. bollenteelt: de teelt van bloembollen;
  9. i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  10. j. een paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waaraan het africhten van en de handel agrarisch hulp- en nevenbedrijf in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 archeologisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke woning slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of het gebied heeft gemaakt.

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 gemeentelijk monument

onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van de Monumentenverordening Goedereede 2008 als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen.

1.25 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.28 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.29 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.30 permanente bewoning

onder permanente bewoning wordt verstaan een recreatiewoning, kampeermiddel of recreatieappartement te gebruiken als hoofdverblijf.

1.31 permanente standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel of recreatief nachtverblijf gedurende het gehele jaar, inclusief bij dat kampeermiddel of nachtverblijf behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.32 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.33 recreatief nachtverblijf

een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.34 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.35 schurveling

ingezaaide of beplante zandwal met een hoogte variërend van 2 m tot 3 m, veelal met een toegevoegde waarde op natuurlijk, landschappelijk en/of cultuurhistorisch gebied.

1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.37 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.38 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.39 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.5 sub a, b, c en h, met dien verstande dat voor bollenteelt geldt dat uitsluitend bestaande bollenteelt is toegestaan;
  2. b. een landbouwschuur;
  3. c. bedrijfswoningen met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

met daarbij behorende:

  1. d. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het vergroten van het bouwvlak is toegestaan mits:
    1. 1. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    2. 2. het bouwvlak grenst aan het huidige bouwvlak;
    3. 3. de totale maximale oppervlakte 2 ha wordt;
    4. 4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. de vorm van het bouwvlak mag worden gewijzigd mits:
  1. 1. de totale toegestane maximale oppervlakte ongewijzigd blijft;
  2. 2. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  3. 3. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden geschaad;
  1. c. het realiseren van voorzieningen voor de opslag van mest, mits:
  1. 1. de opslag van mest plaatsvindt in aansluiting op het bouwvlak;
  2. 2. ruimtegebrek in fysiek of milieuhygiënisch opzicht hiertoe noodzaken;
  3. 3. de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast;
  4. 4. een afwijking van de gebruiksregels als bedoeld in lid 3.5 tevens is toegestaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden is het verboden de gronden buiten de bouwvlakken te gebruiken voor mestopslag.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.5 sub a, b, e, f, g, i en j, met dien verstande dat nieuwvestiging, hervestiging of omschakeling van de in lid 1.5 onder sub e, g en i genoemde agrarische bedrijven niet is toegestaan;

alsmede voor:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met dien verstande dat:

  1. c. indien op een bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning' is aangegeven, een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van deze aanduiding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 2 en zoals toegestaan conform lid 4.4;


Tabel 1 Nevenfuncties, bij recht toegestaan

Nevenfuncties
wonen / hobbyboer / terreinbeheer- en onderhoud
kleinschalige natuurontwikkeling
intensieve kwekerij bij wijze van neventak
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, niet zijnde wandel-, voet- en fietspaden
kleinschalige horeca in het hoofdverblijf
aan huis gebonden beroepen
opslag en stalling van agrarische producten
verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten
kinderboerderij
paardenstalling
verhuur van fietsen
kleinschalig kamperen
educatie
zorglandbouw, uitsluitend in de vorm van dagbesteding
bed & breakfast

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen ten dienste van de bestemming en bedrijfswoningen met bijgebouwen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

  1. c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat op gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder gebouwen' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  2. d. erfbebouwing dient op te minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning te worden gebouwd;
  3. e. overigens geldt per bouwvlak het volgende:

Tabel 2

max. aantal max. inhoud max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) 1 750 m3 - bedrijfswoning 6 m, uitbouw 3 m bedrijfswoning 10 m, uitbouw 6 m
bijgebouwen per bedrijfswoning (inclusief overkappingen) - - 75 m2 3 m bijgebouwen 6 m, overkappingen 2,7 m
bebouwing ten behoeve van een intensieve kwekerij - - bestaand - -
overige bedrijfsgebouwen - - volledig bouwvlak 6 m 10 m
mestsilo's - 2.500 m3 * - - 6 m
foliebassins en mestzakken - - - - 4 m
silo's - - - - 12 m
windturbines 3 in totaal - - - 120 m
terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel van de bedrijfswoning
- op overige plaatsen
- - - -
1 m
2 m
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde - - - - 3 m

* met een maximum van 40 m3 per hectare per bedrijf;

met dien verstande dat:

  1. f. ten minste 75% van de bebouwing uit bedrijfsgebouwen bestaat en ten hoogste 25% van de bebouwing ten dienste staat van de bedrijfswoning.
  2. g. voor de reeds bestaande erfbebouwing, niet passend binnen het bepaalde onder e het volgende geldt:
  1. 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
  2. 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
  3. 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan;
  4. 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  2. b. oppervlakte van bebouwing in gebruik voor intensieve veehouderij als neventak bedraagt ten hoogste bestaand;
  3. c. de oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nertsensheds ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag niet toenemen;
  4. d. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen;
  5. e. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  6. f. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak toegestaan, met dien verstande dat de paardenbak binnen het bouwvlak ligt en de omvang ten hoogste 20x40 m bedraagt;
  7. g. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt aanvullend het volgende:
    1. 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    2. 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
    3. 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    4. 4. de afstand tot gevoelige functies bedraagt ten minste 100 m;
    5. 5. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  8. h. ten aanzien van de nevenfunctie bed & breakfast geldt aanvullend het volgende:
    1. 1. vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 50% van het totaal aanwezige oppervlak;
    2. 2. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 7 en 10 bedden;
    3. 3. bed & breakfast ten behoeve van tijdelijk of seizoensgebonden werk is niet toegestaan;
  9. i. aan-huis-gebonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woning;
  10. j. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  11. k. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van agrarische bedrijven zoals bedoeld in lid 1.5 sub a, b, e, f, g, i en j, met dien verstande dat nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing van de in lid 1.5 onder sub e, g en i genoemde agrarische bedrijven niet is toegestaan;

alsmede voor:

  1. b. het behoud, herstel en versterking van aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. c. recreatief medegebruik;
  3. d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  4. e. wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  5. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. de volgende nevenfuncties:
    1. 1. kleinschalige detailhandel;
    2. 2. agro-gerelateerde dagrecreatieve voorzieningen;
    3. 3. bed & breakfast.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. op de gronden, mogen in afwijking van het bepaalde onder a de volgende bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    1. 1. terreinafscheidingen alsmede poldergemaaltjes, met dien verstande dat de hoogte van terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing' ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    2. 2. melkstallen met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 50 m² per bedrijf;
    3. 3. sleufsilo's met een gezamenlijk grondoppervlak van ten hoogste 200 m² per bedrijf, mits de afstand tot het bijbehorende bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;

met dien verstande dat de onder 2 en 3 genoemde bouwwerken niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing';

  1. c. erfbebouwing dient op ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  2. d. voor het overige gelden de volgende regels:
max. aantal max. inhoud max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen) 1, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven 750 m3 6 meter, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven
bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen) 75 m2 3 m
kassen binnen het bouwvlak en achter de bedrijfswoning 300 m2
overige bedrijfsgebouwen volledig bouwvlak 6 m, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven 10 m
hooibergen, krachtvoer-, kunstmest- en ruwvoedersilo's 12 m
mestsilo's 6 m*
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m

* de hoogte van de verticale wand(en) van de mestsilo's - gemeten vanaf het peil - mag niet hoger zijn dan 4 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    1. 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    3. 3. het vloeroppervlak in gebruik voor de bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 20 m² bedraagt;
    4. 4. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    7. 7. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  2. b. de in lid 5.1 onder h genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de nevenfuncties tot een oppervlak van maximaal 500 m² per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    2. 2. de bed & breakfast door de bewoner moeten worden uitgeoefend;
    3. 3. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor een bed & breakfast minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning mag bedragen, bijgebouwen meegerekend;
    4. 4. ten aanzien van bed & breakfast geldt dat de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw dient plaats te vinden;
    5. 5. het aantal kamers per bed & breakfast maximaal 7 mag bedragen;
    6. 6. ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten bij de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan;
  3. c. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  4. d. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  5. e. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak met een omvang van ten hoogste 20 x 40 m toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- , fiets- en ruiterpaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': dijken alsmede voor het behoud, herstel en versterking van de aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinvee' is het toegestaan kleinvee te laten grazen;
  4. d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' ten hoogste 3 m mag bedragen.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Recreatie - Dagrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen zoals een jachthaven, een ijsbaan, een scoutingcentrum en sport- en speelvoorzieningen. Alsmede voor bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. voor het overige gelden de volgende regels:
max. aantal max. inhoud max. opper- vlak max. goot- hoogte max. bouw- hoogte
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen 1, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven 750 m³ 6 m


bijgebouwen per bedrijfswoning (incl. overkappingen) 75 m² 3 m
overige gebouwen het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak 6 m, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven 10 m tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een andere bouwhoogte is aangegeven
vrijstaande antennemast voor mobiele telecommunicatie 50 m
overige bouw- werken, geen gebouwen zijnde 3 m

Artikel 8 Recreatie - Volkstuinen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;

met daarbij behorende

  1. b. erftoegangswegen en parkeervoorzieningen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij woningen behorende tuinen, dan wel voor onbebouwde erven, toegangspaden tot de gebouwen, parkeren en andere verhardingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de bouw van een erker/entreeportaal aan de voorgevel, alsmede de zijgevel, voor zover gelegen aan de openbare weg, van een hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag;
  2. b. de breedte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  3. c. de diepte niet meer mag bedragen dan 1 m, gemeten uit de voorgevelrooilijn dan wel de zijgevelbouwgrens van de woning.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, vluchtstroken, in- en uitvoegstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': dijken alsmede voor het behoud, herstel en versterking van de aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats': tevens een camperstandplaats met ten hoogste 100 camperstandplaatsen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen': tevens garages en bergplaatsen ten behoeve van recreatieappartementen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen' garages en bergplaatsen toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sanitairgebouw' een sanitairgebouw toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  4. d. de bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst bedraagt niet meer dan 12 m;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats' mag het college van burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen om de bouw van algemene voorzieningen in de vorm van gebouwen en overkappingen mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  1. a. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 3 m bedraagt;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 6 m bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 3 m bedraagt;
  4. d. ontheffing is verkregen van de minister om te bouwen in de waterkering.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. waterberging;
  4. d. ondergeschikt groen, bruggen en dammen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;


met daarbij behorende:

  1. b. erven en tuinen;
  2. c. toegangswegen- en paden;
  3. d. parkeervoorzieningen op eigen terrein.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 13.2.2 voor het toestaan van meer bijgebouwen met dien verstande dat:

  1. a. het maximum bebouwingspercentage per perceel maximaal 60% bedraagt;
  2. b. de maximum oppervlakte per perceel maximaal 75 m² bedraagt.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
  2. b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  3. c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  4. d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  5. e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  6. f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;


alsmede voor:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. binnen ieder bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met een maatvoeringaanduiding op de verbeelding anders is aangegeven;
  2. b. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 750 m³;
  3. c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, tenzij op de verbeelding met de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven;
  4. d. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij de woning behorende erven bedragen met een maximum van 75 m²; met dien verstande, dat onder erven wordt verstaan de bij de woning behorende gronden die zijn gelegen 3 m achter en evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevel van de woning en in het verlengde daarvan;
  5. e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  6. f. er mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en schotelantennes worden gebouwd op gronden gelegen tussen de voorgevels van de woningen en het verlengde daarvan en de bestemming 'Verkeer';
  7. g. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m;
  8. h. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  9. i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat onder strijdig gebruik niet wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  1. a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. b. het vloeroppervlak in gebruik aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen bedraagt;
  3. c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteiten wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  4. d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  5. e. horeca en detailhandel uitsluitend plaatsvindt gerelateerd en ondergeschikt aan het aan-huis-gebonden beroep of de bedrijfsmatige activiteiten;
  6. f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Wonen - 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;


alsmede voor:

  1. b. het behoud en herstel en versterking van de aan de gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
  2. b. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  3. c. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  4. d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  5. e. de afstand van de hoofdgebouwen van niet aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
  6. f. in het geval van nieuwbouw van woningen dienen tevens de volgende regels in acht te worden genomen:
    1. 1. de voorgevel van het hoofdgebouw dient evenwijdig aan en binnen een afstand van ten hoogste 3 m uit de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens te worden geplaatst;
  7. g. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij de woning behorende erven bedragen met een maximum van 75 m², met inachtname van de volgende regels:
    overige gronden
    gronden die onder erven vallen de bij de woning behorende gronden die zijn gelegen 3 m achter (het denkbeeldige verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning
    plaatsing bijgebouwen en overkappingen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning
  8. h. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  9. i. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  10. j. schotelantennes mogen niet worden gebouwd op gronden gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde gevels van woningen en het verlengde daarvan en de bestemming 'Verkeer';
  11. k. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m;
  12. l. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  13. m. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat onder strijdig gebruik niet wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  1. a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. b. het vloeroppervlak in gebruik aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen bedraagt;
  3. c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteiten wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  4. d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  5. e. horeca en detailhandel uitsluitend plaatsvindt gerelateerd en ondergeschikt aan het aan-huis-gebonden beroep of de bedrijfsmatige activiteiten;
  6. f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Wonen - 4

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens in verband met de verkeersveiligheid.

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Wonen - 5

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens in verband met de verkeersveiligheid.

17.4 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat horeca en detailhandel zijn uitgesloten.

17.5 Afwijken van de gebruiksregel

Artikel 18 Wonen - 6

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. uitoefening van aan huis gebonden bedrijf/beroep;

met daarbij behorende:

  1. c. erven en tuinen;
  2. d. toegangswegen- en paden;
  3. e. parkeervoorzieningen op eigen terrein.

18.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bepaalde in:

  1. a. lid 18.2.1onder d voor het toestaan van een dieper hoofdgebouw met dien verstande dat:
    1. 1. de diepte maximaal 12 meter bedraagt;
    2. 2. ten minste 5 meter onbebouwd blijft tussen de achtergevel en de achterste perceelsgrens;
  2. b. lid 18.2.2 voor het toestaan van meer bijgebouwen met dien verstande dat:
    1. 1. het maximum bebouwingspercentage per perceel maximaal 60% bedraagt;
    2. 2. de maximum oppervlakte per perceel maximaal 75 m² bedraagt;
    3. 3. het grondoppervlak voor kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en -bedrijven niet meer mag bedragen dan 50 m²;
    4. 4. ten behoeve van kantoor en praktijkruimte kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    5. 5. de woonfunctie primair gehandhaafd blijft;
  3. c. lid 18.2.3 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte ten behoeve van een carport, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte van een carport maximaal 2,70 meter bedraagt;
    2. 2. de regels in lid 18.2.2 onder d van overeenkomstige toepassing zijn.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
  2. b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  3. c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  4. d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  5. e. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  6. f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 m.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Leiding - Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn op basis van de Monumentenwet 1988 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen als beschermd (archeologisch) rijksmonument.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2', als bedoeld in lid 22.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; of
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; of
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper reikt dan 30 cm.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 5

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in lid 19.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 24.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken cultuurhistorische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de cultuurhistorische waarden.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming de van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden welke samenhangen met het historisch kerngebied van het beschermde dorps- of stadsgezicht.

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan:

  1. a. de situering van bouwwerken;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
  3. c. de maximale omvang van bouwwerken;
  4. d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen;
  5. e. de oriëntatie van bouwwerken.

De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Alvorens overgaan tot het stellen van nadere eisen wordt de gemeentelijke Monumentencommissie om advies gevraagd.

26.4 Afwijken van de bouwregels

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene Bouwregels

29.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen

29.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

29.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

29.4 Onderkeldering

29.5 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  1. a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels

30.1 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

30.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop ' de volgende regels:

  1. a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. c. het bevoegd gezag kan afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    1. 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
    2. 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
  4. d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

30.3 Milieuzone - geurzone

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geldt dat binnen deze contour geen nieuwe geurgevoelige objecten mogen worden opgericht.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen indien de geurveroorzakende werkzaamheden blijvend beëindigd zijn.

30.4 Overige zone - bedrijfswoning bij windturbinepark

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bedrijfswoning bij windturbinepark’ wordt de bedrijfswoning tevens aangemerkt als behorende bij een windturbinepark.

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

31.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  3. c. de regels, en toestaan dat de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', 'gemaal' en 'nutsvoorziening' wordt vergroot tot maximaal 4 m;
  4. d. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    2. 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
    3. 3. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m.
  5. e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m.
  6. f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

31.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 31.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie; en
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

31.3 Afwijking extra woning in monumentale panden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2

teneinde een extra woning toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'gemeentelijk monument'

of 'rijksmonument', met inachtneming van het volgende:

  1. a. de extra woning is uitsluitend toegestaan door middel van woningsplitsing in monumentale panden of MSP-panden;
  2. b. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
  3. c. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
  4. d. de gesplitste woning dient aaneengebouwd te zijn;
  5. e. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
  6. f. er kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning;
  7. g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 33 Overige Regels

33.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

33.2 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijn (dan wel de vervanger daarvan) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

34.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veegplan 2019-2020'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee. Het bestemmingsplan dient met name ter verbetering van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente, maar maakt ook kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is de bestemmingsregelingen voor de hieronder te noemen locaties aan te passen aan de gewenste situatie:

  1. 1. Molenweg 19a, Oude-Tonge;
  2. 2. Meerdere locaties, Goedereede;
  3. 3. West Nieuwlandseweg 2 en 4, Ouddorp;
  4. 4. Westdijk 6a, Dirksland;
  5. 5. Oostdijkseweg 16, Goedereede;
  6. 6. Zeedijk 14, Stad aan het Haringvliet;
  7. 7. Meerdere locaties, Ooltgensplaat;
  8. 8. Noordzijde Haven, Goedereede;
  9. 9. Westerweg 4, Ouddorp;
  10. 10. Prinsesselaan, Sommelsdijk;
  11. 11. Hazersweg 36, Ouddorp;
  12. 12. Westduinweg 35, Ouddorp;
  13. 13. Kabbelaarsbank ong., Ouddorp.

Met het nieuwe bestemmingsplan ontstaat de situatie dat het bestemmingsplan een actueel en correct beeld geeft van de functies en een kader waaraan (toekomstige) aanvragen voor een omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het bestemmingsplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied bestaat uit 13 op zichzelf staande locaties. In figuur 1.1 is een overzicht van de locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de locaties vigeren diverse (bestemmings)plannen. In de onderstaande tabel 1.1 is voor elke locatie zichtbaar welk bestemmingsplan geldt.

Tabel 1.1 Weergave vigerende bestemmingsplannen

Locatie Vigerend(e) bestemmingsplan(nen) Vastgesteld
1 Molenweg 19a, Oude-Tonge Buitengebied Oostflakkee 29-11-2012
2 Erfgoed Goedereede Landelijk Gebied Goedereede 04-09-2014
3 West Nieuwlandseweg 2 en 4, Ouddorp Landelijk Gebied Goedereede 04-09-2014
4 Westdijk 6a, Dirksland Landelijk Gebied Dirksland 27-06-2013
5 Oostdijkseweg 16, Goedereede; Landelijk Gebied Goedereede 04-09-2014
6 Zeedijk 14, Stad aan het Haringvliet Drie kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet 14-03-2019
7 Erfgoed Ooltgensplaat Ooltgensplaat dorp
Buitengebied Oostflakkee 1e herziening
Windpark Piet de Wit
04-10-2012

18-04-2018
06-09-2018
8 Noordzijde Haven, Goedereede Beschermde dorps- en stadsgebieden 19-05-2016
9 Westerweg 4, Ouddorp Oudeland en Oude Nieuwland 2013 12-12-2013
10 Prinsesselaan, Sommelsdijk Sommelsdijk 27-06-2013
11 Hazersweg 36, Ouddorp Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 26-09-2012
12 Westduinweg 33, 33a en 35, Ouddorp Landelijk Gebied Goedereede 04-09-2014
13 Kabbelaarsbank ong., Ouddorp Brouwersdam 2012 19-12-2012

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de aanpassingen waarvoor dit bestemmingsplan het kader biedt. Hoofdstuk 3 brengt het beleidskader in beeld. Het ruimtelijk beleid op het niveau van zowel Rijk, provincie, regio als gemeente komt hier aan bod en het plan wordt hieraan getoetst. In hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze hoe het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. Hoofdstuk 5 beschrijft vervolgens de juridische opzet van het plan en de mogelijkheden die daarin worden geboden. Hoofdstuk 6 en 7 tonen tot slot aan op welke wijze het plan in maatschappelijke en economische zin uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 2 Aanpassingen

In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing beschreven. Vervolgens is beschreven hoe de vertaling in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.

2.1 Molenweg 19a, Oude-tonge

Inhoud aanpassing

De bestemmingslegging in het bestemmingsplan Buitengebied Oostflakkee is op de onderhavige locatie niet meer in overeenstemming met de feitelijke situatie. Het bestemmingsvlak voor de woonbestemming is namelijk niet groot genoeg. Een deel van de erfbebouwing is buiten het bestemmingsvlak is gelegen. Het bestemmingsvlak wordt daarom vergroot. Daarnaast wordt het bouwvlak voor het hoofdgebouw aangepast, omdat het bouwvlak in het vigerende bestemmingsplan niet op de juiste plek blijkt te liggen.

Juridische vertaling

Zowel het bestemmingsvlak als het bouwvlak worden vergroot. Er wordt een specifieke bouwaanduiding opgenomen, omdat er een groter oppervlak aan bijgebouwen aanwezig dan op basis van de standaardregeling is toegestaan. De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' blijft gehandhaafd.

2.2 Erfgoed Goedereede

Inhoud aanpassing

Op basis van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede heeft een deel van de gronden de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5. Uit een archeologisch rapport dat is opgesteld in 2016 is echter gebleken dat de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 een te licht beschermingsregime hebben. Daarnaast dient het gebied met een archeologische dubbelbestemming te worden uitgebreid. Dit in verband met het beschermingsbeleid ten aanzien van de Romeinse haven en nederzetting. Zie ook paragraaf 4.10.

Juridische vertaling

De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 krijgen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2. Een aangrenzend gebied, dat nog geen archeologische dubbelbestemming heeft, krijgt ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2. Voor het aanwezige archeologische rijksmonument blijft de dubbelbestemming Waarde - Archeologie -1 behouden. Voor het overige blijft de bestemmingslegging ongewijzigd.

2.3 West Nieuwlandseweg 2 En 4, Ouddorp

Inhoud aanpassing

In het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede is de onderhavige locatie ten onrechte bestemd tot Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. De gronden worden dan ook weer bestemd overeenkomstig het voorheen vigerende wijzigingsplan West Nieuwlandseweg 2 en 4, zoals vastgesteld op 6 mei 2014.

Juridische vertaling

De gronden worden bestemd overeenkomstig het voorheen vigerende wijzigingsplan Nieuwlandseweg 2 en 4. De gronden krijgen de bestemming Wonen - 3 met een bouwvlak dat gelijk ligt aan het bestemmingsvlak. Het bestaande gebouw krijgt de gebiedsaanduiding 'overige zone - gemeentelijk monument'. Daarnaast wordt een maatvoeringsaanduiding voor maximaal 2 wooneenheden opgenomen.

2.4 Westdijk 6a, Dirksland

Inhoud aanpassing

Op basis van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Dirksland is er geen bedrijfswoning mogelijk op het perceel. Dit was echter in het hiervoor vigerende plan Landelijk Gebied Dirksland (vastgesteld op 23 augustus 2001) wel mogelijk. Deze mogelijkheid wordt weer opgenomen voor het perceel.

Juridische vertaling

De bestemming voor het perceel blijft ongewijzigd. De aanduiding voor het maximum aantal woningen (0) vervalt, zodat ter plaatse geldt dat 1 woning is toegestaan. Ter plaatse van de beoogde locatie voor de bedrijfswoning wordt de aanduiding 'bedrijfswoning' toegevoegd. Hiermee wordt voorkomen dat de woning te dichtbij de naastgelegen melkveehouderij komt te liggen (zie ook paragraaf 4.6).

2.5 Oostdijkseweg 16, Goedereede

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede. Een deel van de gronden heeft de bestemming Agrarisch. Dit is niet in overeenstemming met het feitelijk gebruik. De betreffende gronden worden namelijk momenteel als tuin gebruikt. De gronden worden overeenkomstig het huidige gebruik bestemd.

Juridische vertaling

Het perceel krijgt de bestemming Wonen - 4, zonder bouwvlak (ten behoeve van het gebruik als tuin). Ook wordt de vigerende dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 overgenomen.

2.6 Zeedijk 14, Stad Aan Het Haringvliet

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Drie Kernen, Den Bommel, Herkingen en Stad aan 't Haringvliet. Een deel van de gronden heeft momenteel de bestemming Recreatie - Dagrecreatie, dit is niet in overeenstemming met het feitelijk gebruik. De betreffende gronden worden namelijk momenteel als tuin gebruikt. De gronden worden overeenkomstig het huidige gebruik bestemd.

Juridische vertaling

Het perceel krijgt de bestemming Tuin. De beschermende regeling in verband met de waterkering wordt overgenomen.

2.7 Erfgoed Ooltgensplaat

Inhoud aanpassing

Het betreft acht locaties gelegen binnen het bestemmingsplan Ooltgensplaat dorp en een locatie binnen de bestemmingsplannen Buitengebied Oostflakkee en Windpark Piet de Wit. Zes locaties dienen naast de huidige bestemming tevens de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie te krijgen. Bij drie locaties dient de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie juist te vervallen.

Juridische vertaling

Een zestal percelen krijgt de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Bij een drietal locaties vervalt de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Voor het overige blijft de bestemmingslegging ongewijzigd.

2.8 Noordzijde Haven, Goedereede

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Beschermde dorps- en stadsgebieden. Binnen de vigerende bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is het niet mogelijk om ook terrassen te plaatsen op de desbetreffende gronden. Dit is echter wel gewenst.

Juridische vertaling

De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied krijgen op de locatie van de terrassen de functieaanduiding 'terras'. Daarnaast worden de vigerende dubbelbestemmingen en aanduidingen overgenomen.

2.9 Westerweg 4, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Oudeland en Oude Nieuwland. Het bouwvlak is momenteel te klein, omdat het wenselijk is de woning te verplaatsen. Het bouwvlak (en bestemmingsvlak met de bestemming Wonen) wordt vergroot.

Juridische vertaling

Een groter deel van het perceel krijgt een woonbestemming met bouwvlak. Hierdoor wordt het mogelijk om de woning te bouwen op een andere locatie dan waar de huidige woning gesitueerd is. De maximale goothoogte wordt op 4 m gesteld. De gronden aan de voorzijde krijgen de bestemming Tuin.

2.10 Prinsesselaan, Sommelsdijk

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Sommelsdijk. De gronden hebben de bestemming Groen. Het is wenselijk hier parkeervoorzieningen te realiseren, maar dit laat de bestemming Groen niet toe. Met het oog hierop wordt de bestemmingslegging aangepast.

Juridische vertaling

De gronden met de bestemming Groen krijgen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Hiermee wordt het mogelijk om hier parkeervoorzieningen te realiseren.

2.11 Hazersweg 36, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012. De gronden waarop de woning staat en de inritten die hier aan beide zijden liggen, hebben nu de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied. Deze gronden dienen een woonbestemming te krijgen, conform het huidige gebruik.

Juridische vertaling

Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke situatie krijgen de betreffende gronden de bestemmingen Wonen - 6 en Tuin. Ook de vigerende dubbelbestemming en gebiedsaanduiding worden overgenomen.

2.12 Westduinweg 33, 33a En 35, Ouddorp

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied Goedereede. De gronden hebben nu de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden. Het is wenselijk om deze bestemming te wijzigen naar een woonbestemming, conform het huidige gebruik.

Juridische vertaling

Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke situatie krijgen de betreffende gronden de bestemming Wonen - 3, met een aanduiding voor maximaal 2 woningen. Ook de vigerende dubbelbestemming wordt overgenomen (voor zover aan de orde).

2.13 Kabbelaarsbank Ong., Ouddorp

Inhoud aanpassing

Voor de locatie geldt het bestemmingsplan Brouwersdam 2012. De locatie is bestemd tot Verkeer met de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats'. Gebouwen zijn op basis van dit bestemmingsplan ter plaatse niet toegestaan. Er is een sanitairgebouw vergund. In verband hiermee is het wenselijk het bestemmingsplan aan te passen. Daarnaast is gebleken dat het gebied met de functieaanduiding 'specifiek vorm van recreatie - camperstandplaats' iets kleiner is dan de feitelijk aanwezige camperstandplaats. Dit wordt gecorrigeerd.

Juridische vertaling

Om de bestemmingslegging gelijk te brengen aan de daadwerkelijke vergunde situatie krijgen de gronden waarop het sanitairgebouw wordt gerealiseerd de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sanitairgebouw'.

Het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperstandplaats' wordt vergroot, conform de feitelijke begrenzing van de camperstandplaats.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan (juridisch) mogelijk maakt, zijn kleinschalig van aard. Deze ontwikkelingen worden afgewogen ten opzichte van het vigerende beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:

  1. 1. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  2. 2. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  3. 3. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  4. 4. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  5. 5. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)-nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  6. 6. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  7. 7. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

3.3 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2019)

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.


Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.


Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of zij ook behoefte hebben aan regionale visies ter afstemming van het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen en detailhandel, of aan regionale ruimtelijke visies. De provincie laat die keus aan hen. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken.


Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Een deel van die vraag past qua kwaliteit niet daarbinnen. Daarnaast kunnen er kwantitatieve beperkingen zijn. Een randvoorwaarde bij beter benutten is namelijk dat de leefkwaliteit in de bebouwde ruimte behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Ook kan de kwaliteit van de groene ruimte aanleiding zijn om een kwaliteitsverbetering te realiseren door middel van het toevoegen van stedelijke functies.


Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden en kleinschalige stedelijke ontwikkelingen, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Gedeputeerde Staten zien toe op toepassing door gemeenten van de Ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Het eindoordeel over stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied ligt bij Provinciale Staten. Deze worden door Provinciale Staten afgewogen en opgenomen op de 3 hectare kaart.

Toetsing

De wijzigingen die het onderhavige plan mogelijk maakt, zijn alle passend binnen de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie april 2019)

De Omgevingsverordening Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de Omgevingsvisie en het Programma ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.


De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen. Het volgende artikel uit de Omgevingsverordening is relevant voor de voorliggende ontwikkeling.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  1. 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

Toetsing

In de onderstaande tabel worden alle locaties getoetst aan het provinciale beleid en is aangegeven of de ontwikkeling in overeenstemming is met het beleidskader.

Tabel 3.1 Toetsing aan provinciaal beleid

Locatie Toetsing aan Omgevingsvisie en Omgevingsverordening (versie april 2019) Toetsing aan artikel 3.1.6 lid 2 Bro; Ladder voor duurzame verstedelijking
1 Molenweg 19a te Oude-Tonge Een vergroting van het bestemmings- en bouwvlak ten behoeve van een juiste bestemmingslegging is niet in strijd met het provinciaal beleid. Het betreft het bestemmen conform de feitelijke situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling.
2 Meerdere locaties, Goedereede Niet in strijd met provinciaal beleid. Het opnemen van een dubbelbestemming ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden is geen stedelijke ontwikkeling gezien.
3 West Nieuwlandseweg 2 en 4 te Ouddorp Een fout in de bestemmingslegging wordt hersteld naar een hiervoor vigerend plan. Dit is niet in strijd met het provinciale beleid. In dit geval wordt een planologische mogelijkheid uit een eerder bestemmingsplan hersteld. Het betreft geen stedelijke ontwikkeling.
4 Westdijk 6a te Dirksland Het herstellen van een eerdere mogelijkheid om een bedrijfswoning te realiseren is niet in strijd met het provinciale beleid. In dit geval wordt een planologische mogelijkheid uit een eerder bestemmingsplan hersteld. Het betreft geen stedelijke ontwikkeling.
5 Oostdijkseweg 16 te Goedereede Een deel van de gronden met de bestemming Agrarisch krijgt de bestemming Wonen-4, zodat de bestemmingslegging gelijk is aan het feitelijke gebruik. Dit is niet in strijd met provinciaal beleid. Het betreft het bestemmen conform de feitelijke situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling.
6 Zeedijk 14 te Stad aan 't Haringvliet Een deel van de gronden met de bestemming Recreatie - Dagrecreatie krijgt de bestemming Tuin, zodat de bestemmingslegging gelijk is aan het feitelijke gebruik. Dit is niet in strijd met provinciaal beleid. Het betreft het bestemmen conform de feitelijke situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling.
7 Meerdere locaties te Ooltgensplaat Niet in strijd met provinciaal beleid. Het opnemen dan wel verwijderen van een dubbelbestemming ten behoeve van de bescherming van de cultuurhistorische waarden is geen stedelijke ontwikkeling.
8 Noordzijde Haven te Goedereede Het mogelijk maken van terrassen binnen het bestaand stads- en dorpsgebied is niet in strijd met provinciaal beleid. Dit betreft gelet op de schaal van de ontwikkeling geen stedelijke ontwikkeling.
9 Westerweg 4 te Ouddorp Een vergroting van het bestemming- en bouwvlak voor de verplaatsing van een woning is niet in strijd met provinciaal beleid. Het verplaatsen van een bouwmogelijkheid voor 1 woning is geen stedelijke ontwikkeling.
10 Prinsesselaan te Sommelsdijk Het realiseren van 8 extra parkeerplaatsen binnen bestaand stads- en dorpsgebied mogelijk. Deze beperkte uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in bestaand dorpsgebied wordt niet gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
11 Hazersweg 36 te Ouddorp Een deel van de gronden met de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied krijgt een woonbestemming, zodat de bestemmingslegging gelijk is aan het feitelijke gebruik. Dit is niet in strijd met provinciaal beleid. Het betreft het bestemmen conform de feitelijke situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling.
12 Westduinweg 33, 33a, 35 te Ouddorp Een deel van de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden krijgt een woonbestemming, zodat de bestemmingslegging gelijk is aan het feitelijke gebruik. Dit is niet in strijd met provinciaal beleid. Het betreft het bestemmen conform de feitelijke en legale situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling.
13 Kabbelaarsbank ong. te Ouddorp Niet in strijd met provinciaal beleid. Het betreft het bestemmen conform de feitelijke en legale situatie. Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Regionale Structuurvisie (2010, herziening 2017)

De Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee is door het (toenmalige) Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) opgesteld en is daarna door de gemeenteraden van de diverse (toenmalige) gemeenten op het eiland in december 2010 vastgesteld. De herziening 2017 betreft een herziening van hoofdstuk 6 (Visie op Wonen).


Centraal staat de ambitie om Goeree-Overflakkee te ontwikkelen tot een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarmee worden recreatie en toerisme één van de belangrijkste economische pijlers van het eiland, die uiterst kansrijk is om verder te ontwikkelen. In algemene zin wordt geconstateerd dat de huidige toeristische infrastructuur onvoldoende en deels sterk verouderd is, zowel wat betreft de verblijfsaccommodaties als de dag attracties. Eén van de voornaamste opgaven uit de visie is daarom het vernieuwen en selectief uitbreiden van de toeristische infrastructuur alsmede het verbinden van allerlei losse elementen om tot een recreatief netwerk te komen met dag- en verblijfsrecreatie. Samen met recreatieve routes moet dit zorgen voor een beter toegankelijk en beleefbaar landschap. Dit laatste sluit op haar beurt weer aan bij de opgave voor natuur, die bestaat uit het beter beleefbaar maken van bestaande natuurwaarden.

In de periode tot 2030 worden op basis van de demografie nog circa 1.500 woningen toegevoegd aan de al bestaande 20.000 woningen. Waar mogelijk worden kansen om extra mensen aan het eiland te verbinden benut. Daar waar de Woonvisie en het Woningbouwprogramma het toelaten kunnen er extra woningen worden toegevoegd. Bij herstructurering in bestaand dorpsgebied wordt gekeken hoe deze herstructurering een impuls geeft aan de opwaardering van de omgeving. Ook hier moet voorop staan welke behoefte er is, zowel ten aanzien van woningtypes als andere maatschappelijke behoeften, zoals groenstructuren, (veilige) routes, ontmoetingsplekken, werkruimten, etc.

Dit veegplan zorgt er op een aantal locaties voor dat een voormalige bedrijfswoning wordt bestemd tot burgerwoning. Hiermee sluit de nieuwe planologisch regeling aan bij het feitelijke gebruik. Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid.

Woonvisie 2018-2024

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft op 14 december 2017 de Woonvisie 2018-2024 vastgesteld.

De gemeente Goeree-Overflakkee biedt aantrekkelijke woonmilieus in grote en kleine kernen; met een kenmerkende hoge ruimtelijke en sociale kwaliteit. De komende jaren verandert de bevolking van Goeree-Overflakkee echter naar omvang en samenstelling. Dit heeft een belangrijke betekenis voor het woon- en leefklimaat in de kernen. De gemeente Goeree-Overflakkee wil met haar woonbeleid deze demografische ontwikkelingen begeleiden.

Per woonkern wordt er gekeken naar de grootte van een kern, het type en groei van het aantal huishoudens. Op basis van deze uitgangspunten zijn er per kern verschillende typen ambities geformuleerd. Deze ambities zijn richtinggevend. De groei van de woningvoorraad is gebaseerd op de woningbehoefteraming en betreft dus een minimum voor de lokale behoefte. Bij een kwalitatief goede invulling is extra nieuwbouw haalbaar:

  • In de grote kernen met nog een groeiende bevolking en veel jonge huishoudens zal er voornamelijk worden geïnvesteerd en kunnen planmatige uitbreidingen plaatsvinden;
  • In de wat kleinere kernen zal er voornamelijk inzet worden op het behouden van de basisvoorzieningen en het versterken van de lokale woningmarkt;
  • In de kleine kernen met een oudere bevolking zal voornamelijk geïnvesteerd worden in het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Dit veegplan zorgt er op een aantal locaties voor dat een voormalige bedrijfswoning wordt bestemd tot burgerwoning. Hiermee sluit de nieuwe planologisch regeling aan bij het feitelijke gebruik. Het planvoornemen is niet in strijd met het beleid.

Woningbouwprogramma 2016-2020 en 2020-2030 (2016)

De woningbouwplanning wordt regelmatig geactualiseerd. Gelet op de actuele marktvraag zijn in de woningbouwplanning 2016-2020 en 2020-2030 meer woningen in het streekcentrum (Middelharnis/Sommelsdijk) gepland. Dit woningbouwprogramma is 10 november 2016 vastgesteld door de gemeente. De focus van het woningbouwprogramma ligt onder andere op vraag gestuurd ontwikkelen, de vraag naar de transformatie van enkele bedrijfswoningen naar burgerwoningen is aanwezig. Daarnaast staat Goeree-Overflakkee stil bij duurzaamheid, de transformatie van woningen in plaats van sloop en nieuwbouw draagt bij aan deze duurzaamheidswensen. De wijzigingen die dit veegplan mogelijk maakt zijn dan ook passend binnen dit vastgestelde programma.

Eilandvisie

Tijdens de raadsvergadering van 12 februari 2015 is de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee unaniem akkoord gegaan met de toekomstvisie voor de gemeente, de Eilandvisie. Hiermee beschikt de gemeente over een heldere langetermijnvisie waar iedereen zich op kan richten en die de kaders biedt voor de besluitvorming van de gemeente.

Met deze visie kunnen de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat, samen worden opgepakt. De inwoners van Goeree-Overflakkee worden hierbij vanzelfsprekend betrokken. Dit is ook gebeurd bij de ontwikkeling van deze nieuwe visie, waar de bewoners en de stakeholders tijdens twee bijeenkomsten hebben meegedacht over de toekomst van het eiland.

Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. Nu al worden eigenheid, traditie en identiteit van het eiland succesvol gecombineerd met duurzaamheid, innovatie en het leggen van verbindingen. De Eilandvisie versterkt en concretiseert deze ontwikkelingen, waarbij wordt uitgegaan van de eigen kracht van het eiland. De focus ligt op de zelfvoorzienbaarheid van het eiland, waarbij de strategische ligging tussen Rotterdam en Antwerpen goed wordt benut.

Koploper in duurzame energie

De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Weg van de hectiek van de stad, dichtbij alle stedelijke voorzieningen. Innovatie in visserij, landbouw, recreatie en zorg staan centraal. Onderwijs op hoog niveau en brede zorg bieden werk en kansen op maatschappelijke participatie. Goeree-Overflakkee wil koploper zijn in duurzame energiewinning en besparing.

Zes strategische kernthema's

Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst:

  1. 1. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
  2. 2. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
  3. 3. De kwaliteit, van leven en van groei.
  4. 4. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
  5. 5. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
  6. 6. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

Het planvoornemen is niet in strijd met een van de strategische kernthema's.

3.5 Conclusie

Het plan is in overeenstemming met relevant overheidsbeleid.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven. Voor elke locatie is afgewogen of een milieuaspect van toepassing is. Dit betekent dat per aspect uitsluitend is ingegaan op locaties waar het desbetreffende milieuaspect relevant voor is.

4.2 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Uitsluitend locaties waar sprake is van een functiewijziging of bodemroerende werkzaamheden zijn opgenomen in deze paragraaf, aangezien op de overige locaties de bodemkwaliteit niet opnieuw hoeft te worden afgewogen. Er zal in deze paragraaf dan ook alleen worden ingegaan op de locaties 4, 5, 9, 11, en 12.

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een bodemkwaliteitskaart. Dit is een milieuhygiënische verklaring in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Als algemene voorwaarde voor het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring geldt dat moet worden onderbouwd dat op de herkomstlocatie geen sprake is van een uitzonderingslocatie. Concreet betekent dit, dat altijd een historisch bodemonderzoek (vooronderzoek) moet worden uitgevoerd alvorens de bodemkwaliteitskaart zonder verdere analyses als milieuhygiënische verklaring kan dienen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0002.png"

Figuur 4.1 Weergave indeling in bodemkwaliteitsklassen

Locatie 4: Westdijk 6a te Dirksland

Op de locatie aan de Westdijk 6a te Dirksland wordt een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt op het perceel.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de boven- en ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. Dit betekent dat er wordt verwacht dat de grond schoon is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0003.png"

Figuur 4.2 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0004.png"

Figuur 4.3 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond

Ten behoeve van de aanvraag van de vereiste omgevingsvergunning zal minimaal een actueel historisch bodemonderzoek moeten worden overlegd.

Locatie 5: Oostdijkseweg 16 te Goedereede

Op de locatie aan de Oostdijkseweg 16 worden de gronden bestemd overeenkomstig het huidige gebruik. De gronden hebben momenteel een agrarische bestemming. Dit wordt een woonbestemming (zonder bouwvlak).


Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de boven- en ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. Dit betekent dat er wordt verwacht dat de grond schoon is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0005.png"

Figuur 4.4 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0006.png"

Figuur 4.5 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond

Locatie 9: Westerweg 4 te Ouddorp

Op de locatie aan de Westerweg 4 te Ouddorp wordt de bestaande woning gesloopt en wordt een nieuwe woning gerealiseerd op een andere locatie op het perceel. De beoogde woning zal worden gerealiseerd binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden.


Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de boven- en ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde dit betekent dat er wordt verwacht dat de grond schoon is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0007.png"

Figuur 4.6 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0008.png"

Figuur 4.7 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond

Ten behoeve van de aanvraag van de vereiste omgevingsvergunning zal minimaal een actueel historisch bodemonderzoek moeten worden overlegd.

Locatie 11: Hazersweg 36 te Ouddorp

Op de locatie aan de Hazersweg 36 in Ouddorp is een woning aanwezig. Aan weerszijden van de woning is een in- en uitrit aanwezig voor het achterliggende bedrijf. Deze in- en uitritten hebben momenteel de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied. Deze gronden dienen een woonbestemming te krijgen, conform het huidige gebruik.


Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de bovengrond de bodemkwaliteitsklasse Industrie en de ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0009.png"

Figuur 4.8 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0010.png"

Figuur 4.9 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond

Om aan te tonen dat de woning op deze locatie mogelijk is, is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 1. Op basis van het vooronderzoek en de terreininspectie blijkt dat geen bodemverontreinigingen worden verwacht die een milieuhygiënische belemmering kunnen vormen voor de beoogde bestemmingsplanwijziging. Het plan wordt op basis van de beschikbare informatie uitvoerbaar geacht.

Locatie 12: Westduinweg 33, 33a 35 te Ouddorp

Op deze locatie worden de gronden bestemd overeenkomstig het huidige gebruik. De gronden hebben momenteel een agrarische bestemming. Dit wordt een woonbestemming.


Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente heeft de boven- en ondergrond de bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. Dit betekent dat er wordt verwacht dat de grond schoon is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0011.png"

Figuur 4.10 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit bovengrond

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0012.png"

Figuur 4.11 Uitsnede ontgravingskaart kwaliteit ondergrond

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

4.3 Mobiliteit

Beleid en normstelling

Er is geen specifieke wetgeving met betrekking tot het aspect verkeer en vervoer. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaarbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld gebracht. In de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, diverse regionale en provinciale verkeer- en vervoersplannen en jurisprudentie is de toepassing van een mobiliteitsscan (ook wel 'Mobiliteitstoets' genoemd) als beleid opgenomen. In het kader van de Mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:

  • op een zorgvuldige wijze naar de mobiliteitsaspecten is gekeken;
  • er (indien nodig) tijdig en voldoende maatregelen worden genomen om een goede ontsluiting en bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid te garanderen voor gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer.

Onderzoek

Er zal in deze paragraaf alleen worden ingegaan op de locaties waar wijzigingen plaatsvinden op het gebied van parkeren en verkeer. Dit zijn de locaties 4, 8, 10 en 11.

Locatie 4, Westdijk 6a te Dirksland

In het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Dirksland is er geen bedrijfswoning mogelijk op de onderhavige locatie. Een bedrijfswoning is hier echter wel wenselijk; deze was in het verleden wel mogelijk. Het perceel is zeer groot, zie ook figuur 4.14, waardoor er voldoende ruimte is om het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de bedrijfswoning te realiseren. Door de toevoeging van een bedrijfswoning nemen de verkeersintensiteiten verder niet in betekenende mate toe. Het aspect verkeer en parkeren staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0013.png"

Figuur 4.14 Satellietfoto met weergave van locatie 4

Locatie 8, Noordzijde Haven te Goedereede

Op de Noordzijde Haven te Goedereede is men voornemens om het reeds aanwezige terras op de juiste manier te regelen in het bestemmingsplan. Hiermee wordt er een terras mogelijk gemaakt tegen de gevel van Noordzijde Haven 1 te Goedereede met een oppervlakte van 15 m2. Daarnaast wordt een terras mogelijk gemaakt aan de overzijde van de straat (aan de waterkant) met een oppervlakte van 26 m2. Hiermee is er juridisch-planologisch gezien sprake van een nieuw terras van 37 m2 met een potentieel verkeersaantrekkende werking.

In principe zal het toevoegen van een terras geen extra verkeersaantrekkende werking opleveren, aangezien de redenatie is dat de klanten die normaliter binnen aanwezig zijn, bij de aanwezigheid van een terras buiten zullen zitten.

Om een worst-case situatie voor de verkeersgeneratie inzichtelijk te brengen wordt ervan uitgegaan dat er bij een optimale indeling 20 zitplaatsen zullen zijn op het terras. Met een verwachte turnover van 2 levert dit een verkeersgeneratie van 80 mvt/etmaal op. De toename aan verkeer is derhalve gering dat deze zal opgaan in het huidige verkeersbeeld van de ontsluitende wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0014.png"Figuur 4.15 Beoogde ligging van de terrassen

Locatie 10, Prinsesselaan te Sommelsdijk

Op de locatie aan de Prinsesselaan te Sommelsdijk bestaat het voornemen om 8 parkeerplaatsen te realiseren. De parkeerplaatsen zijn beoogd aan de kant van de middenberm tussen de Hobius de Krijgerlaan en de A.J. de Graaffstraat, zie ook figuur 4.16 voor een globale ligging. Uit het parkeeronderzoek dat is uitgevoerd door de gemeente (bijlage 2) is naar voren gekomen dat in de omliggende woonwijken (met name centrum) een tekort aan parkeerplaatsen is. Aan de Prinsesselaan is er voldoende ruimte om extra parkeerplaatsen te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0015.png"

Figuur 4.16 Beoogde globale ligging van de parkeerplaatsen

Locatie 11, Hazersweg 36 te Ouddorp

De woning aan de Hazersweg 36 heeft aan beide zijden inritten, deze inritten zijn momenteel bestemd als Bedrijf - Gemengd gebied. De gronden worden bestemd met een woonbestemming. Dit heeft echter geen effecten op het aspect verkeer en parkeren. De eigenaar van het achtergelegen autobedrijf kan via een recht van overpad gebruik blijven maken van in ieder geval één inrit.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

4.4 Geluid

4.4.1 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woning binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging binnen of buiten stedelijk gebied. De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de geprojecteerde tweede agrarische bedrijfswoning, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde is 53 dB.

Onderzoek

Het aspect wegverkeerslawaai is bij de meeste locaties van dit Veegplan niet relevant, omdat de meeste ontwikkelingen geen nieuwe geluidsgevoelige functies of nieuwe gezoneerde wegen betreffen. Hierdoor is het op grond van de Wgh niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de locaties waar wel geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt (locatie 4 en 9).

Locatie 4, Westdijk 6a te Dirksland

Aan de Westdijk 6a is momenteel alleen een bedrijf aanwezig. De wens is om hier een bedrijfswoning te realiseren. Een bedrijfswoning is een geluidsgevoelige functie in het kader van de Wgh. De woning ligt binnen de geluidzone van de Westdijk en de Doornbosweg (60 km/uur).

Uit de door Waterschap Hollandse Delta aangeleverde verkeerstellingen blijkt dat de intensiteit op de Westdijk 892 motorvoertuigen (mvt)/etmaal bedraagt op een gemiddelde weekdag in 2018. Deze intensiteit is met een autonome groei van 1% per jaar naar het prognosejaar 2030 opgehoogd. Voor de Doornbosweg zijn geen gegevens bekend, hiervoor is een aanname gemaakt. De enige functie die van de weg gebruik maakt, is een relatief kleinschalig agrarisch bedrijf, met maximaal 10 werknemers. Deze zorgen voor een verkeersgeneratie van 25 mvt/etmaal weekdag. Om een worst-case scenario in beeld te brengen is uitgegaan van 50 mvt/etmaal (weekdag), zie tabel 4.1.

Tabel 4.1 Intensiteiten mvt/etmaal

Bron intensiteit 2018 (weekdag) intensiteit 2030 (weekdag)
Westdijk 892 1.005
Doornbosweg 50 50

In bijlage 3 staan de resultaten die uit de SRM-I berekening naar voren zijn gekomen. Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de Westdijk en de Doornbosweg de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De berekende geluidbelasting op de gevel bedraagt maximaal 48 dB inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh ten gevolge van het wegverkeer op de Westdijk. Als gevolg van het wegverkeer op de Doornbosweg is een maximale geluidbelasting van 47 dB inclusief 5 dB artikel 110g Wgh berekend.

Locatie 9, Westerweg 4 Ouddorp

Aan de Westerweg 4 Ouddorp is momenteel reeds een woning aanwezig. De wens is om de woning te slopen en een nieuwe woning te realiseren op een andere plek op het perceel. Het betreft een nieuwe geluidgevoelige functie in het kader van de Wgh. De woning ligt binnen de geluidzone van de Dijkstelweg (60 km/uur). Aangezien de Westerweg is afgewaardeerd naar een 30 km/uur-weg, is deze niet meegenomen in het onderzoek.

Uit de door de gemeente Goeree-Overflakkee aangeleverde verkeersintensiteiten blijkt dat de intensiteit op de Dijkstelweg 2.400 motorvoertuigen (mvt)/etmaal bedraagt op een gemiddelde weekdag in 2018. Deze intensiteit is met een autonome groei van 1% per jaar naar het prognosejaar 2030 opgehoogd, zie tabel 4.2.

Tabel 4.2 Intensiteiten mvt/etmaal

Bron intensiteit 2018 (weekdag) intensiteit 2030 (weekdag)
Dijkstelweg 2.400 2.704

In bijlage 4 staan de resultaten die uit de SRM-I berekening naar voren zijn gekomen. Als gevolg van het wegverkeer op de Dijkstelweg wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 35 dB inclusief 5 dB aftrek artikel 110g wgh.

Conclusie

Voor de beoogde ontwikkelingen aan de Westdijk 6a in Dirksland en de Westerweg 4 in Ouddorp wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. De woningen kunnen worden mogelijk gemaakt in een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van de planlocaties te geven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren:

Tabel 4.2 Weergave gemiddelde concentraties luchtverontreinigende stoffen

Locatie Stikstofdioxide (NO2)jaargemiddelde concentratie Fijnstof (PM10) jaargemiddelde concentratie Fijnstof (PM10) 24-uur gemiddelde concentratie Fijnstof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie
1 t/m 13 <20µg/m3 <35µg/m3 < 35 dagen <20µg/m3

Hieruit blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen op alle locaties onder de grenswaarden liggen.

Alle ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.

Conclusie

Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse van de planlocaties. Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

Alleen locaties waar activiteiten plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op een goed woon- en leefmilieu of waar sprake kan zijn van belemmering van omliggende bedrijven zijn beschreven in deze paragraaf. Dit zijn de locaties 3, 4, 8, 11 en 12

Locatie 3, West Nieuwlandseweg 2 en 4 te Ouddorp

Ter plaatse van de West Nieuwlandseweg 2 en 4 in Ouddorp zijn 2 voormalig agrarische bedrijfswoningen gelegen. De agrarische bestemming wordt gewijzigd naar een woonbestemming.

Voor omliggende bedrijven gelden de woningen aan de West Nieuwlandseweg 2 en 4 als 'woningen van derden' met de bijbehorende beschermingsregeling. De aanwezigheid van deze bedrijfswoningen bepaalt dus reeds in de huidige situatie de ontwikkelruimte van het vakantiepark. Of een woning in gebruik is als agrarische bedrijfswoning of als burgerwoning is daarop niet van invloed. Voor beide categorieën gelden op basis van de wet- en regelgeving dezelfde milieunormen. Dat betekent dat de omliggende bedrijven niet worden belemmerd in hun huidige bedrijfsvoering en ook niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden als de bestemming ter plaatse van de West Nieuwlandseweg 2 en 4 wijzigt in Wonen.

Desondanks dient wel sprake te zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat. De menging van woonfuncties en recreatiefuncties in de omgeving van het plangebied is kenmerkend voor het gebied. Deze menging is ook gewenst, gelet op de het toeristisch recreatieve karakter van Ouddorp. Bij een vakantiepark mag worden aangenomen dat eventuele geluidsoverlast vooral uitgaat van voorzieningen als een keuken of een speelterrein en niet van recreatiewoningen. Ter plaatse betreft het een natuurvakantiepark zonder voorzieningen. De geluidsuitstraling van het vakantiepark zal daarom beperkt zijn. Daarnaast is sprake van een bestaande situatie die wordt gecontinueerd. Er is geen aanleiding om vanwege mogelijke milieuhinder maatregelen te nemen.

Locatie 4 Westdijk 6a te Dirksland

Op het perceel aan de Westdijk 6a is een intensieve veehouderij (nertsenhouderij) gevestigd. De beoogde ontwikkeling bestaat uit realisatie van een bedrijfswoning. De bedrijfswoning hoeft niet te voldoen aan milieunormen ten aanzien van het eigen bedrijf. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de omgeving zijn met name woningen en grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig. Gezien het ontbreken van intensieve veehouderij en industriële bedrijven is ter plaatse sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Zoals vermeld zijn in de omgeving van het plangebied voornamelijk agrarische bedrijven en burgerwoningen gelegen. Het nabijgelegen agrarische bedrijf aan de Westdijk 1 wordt reeds beperkt door de burgerwoningen gelegen aan de Westdijk 3 en Westdijk 4. Aan de Westdijk 2 is een melkveebedrijf gelegen. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter tot gevoelige functies, zoals een woning. De beoogde woning zal op meer dan 80 meter afstand worden gerealiseerd. Hiermee is gewaarborgd dat er geen belemmering ontstaat van omliggende bedrijven.

Locatie 8 Noordzijde Haven te Goedereede

Op de locatie aan de Noordzijde Haven worden terrassen in juridisch-planologische zin mogelijk gemaakt. In de omgeving is er sprake van gemengd gebied waar tevens ook horeca bestemd is. De locatie is gelegen in een centrumgebied waar naast wonen ook andere functies voorkomen (horeca, detailhandel). Er is sprake van een gemengd gebied. Mensen die hier gaan wonen kiezen ervoor om in een gebied te wonen waar sprake is van een hogere milieubelasting dan ter plaatse van een rustige woonwijk. Daarbij maken zij gebruik van de voordelen die het leven in een centrumgebied biedt. In een gemengd gebied wordt een terras in de nabijheid van woningen aanvaardbaar geacht. Hierbij wordt opgemerkt dat onder de woningen reeds horecagelegenheden zijn gevestigd en juridisch-planologisch zijn toegestaan. Er worden geen knelpunten verwacht.

Locatie 11 Hazersweg 36, Ouddorp

Op de locatie Hazersweg 36 te Ouddorp is momenteel een woning aanwezig met de bestemming Bedrijf - Gemengd gebied. De bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. De locatie is gelegen in een gemengd gebied. In het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 is het gemengde gebied aangeduid als een gebied met functiemenging. In een dergelijk gebied zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gelegen, zoals ook hier het geval is. Op het achtergelegen bedrijfsterrein zijn bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging toegestaan. Dit betekent dat behalve bedrijven uit categorie B1 ook de bedrijfsactiviteit 'handel in auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijf' is toegestaan. In een gebied met functiemenging zijn dergelijke bedrijven direct naast woningen toegestaan, mits het gaat om kleinschalige bedrijvigheid, laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt en de activiteiten zich hoofdzakelijk inpandig geschieden. Daarnaast is van belang dat de functies bouwkundig van elkaar zijn gescheiden. In dit geval staat de woning op circa 38 meter van de bedrijfsgebouwen. Hierdoor is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en wordt het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering beperkt.

Locatie 12 Westduinweg 33, 33a en 35 te Ouddorp

Ter plaatse krijgen de huidige bedrijfswoningen een woonbestemming. Voor omliggende bedrijven gelden de woningen aan de Westduinweg 33, 33a en 35 als 'woningen van derden' met de bijbehorende beschermingsregeling. De aanwezigheid van deze bedrijfswoningen bepaalt dus reeds in de huidige situatie de ontwikkelruimte van het noordelijk gelegen agrarische bedrijf. Of een woning in gebruik is als agrarische bedrijfswoning of als burgerwoning is daarop niet van invloed. Voor beide categorieën gelden op basis van de wet- en regelgeving dezelfde milieunormen. Dat betekent dat het noordelijk gelegen bedrijf niet wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering.

Desondanks dient wel sprake te zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woonbestemmingen. Hierbij is van belang dat het agrarische bedrijf ten aanzien van de woningen gelegen aan de Westduinweg 33, 33a en 35 reeds moet voldoen aan milieuvoorschriften zoals vermeld in zijn vergunning of aan de milieuregels zoals vermeld in het Activiteitenbesluit. Ten tijde van vergunningverlening is al getoetst of aan de geldende milieunormen wordt voldaan ter plaatse van de Westduinweg 33, 33a en 35. Hiermee is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande en beoogde omliggende woningen geborgd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Op Goeree-Overflakkee zijn verschillende risicobronnen gelegen, zoals de provinciale weg N57, hoofdtransportaardgasleidingen, het Volkerak en het Haringvliet en benzineservicestations (met verkoop LPG). Met de ontwikkelingen die dit veegplan mogelijk gemaakt, behalve locatie 8, is geen sprake van een significante toename van de personendichtheid. Bijna alle locaties met (beperkt) kwetsbare bestemmingen liggen de buiten de PR 10-6-contouren. Het aspect externe veiligheid is voor deze locaties dan ook niet van belang. Er zal dan ook alleen ingegaan worden op locatie 8.

Locatie 8 Noordzijde Haven Goedereede

Aan de Noordzijde Haven te Goedereede worden terrassen gerealiseerd in het invloedsgebied van de N57. De N57 is op circa 260 meter afstand gelegen en over deze weg wordt GF3 vervoerd. Voor wegen waarover GF3 wordt vervoerd is het invloedsgebied 355 meter. Omdat het plangebied op meer dan 200 meter van de weg is gelegen, worden er geen beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik. Wel dient het groepsrisico beknopt te worden verantwoord.

Verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via Noordzijde Haven en de Toepad. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Goedereede. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie worden er terrassen gerealiseerd. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het handmatig uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

Conclusie

Voor de planlocaties wordt voldaan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Uit de beknopte verantwoording voor locatie 8 blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van deze locatie als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Kabels En Leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Op alle planlocaties en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

4.9 Landschap En Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Onderzoek

Molenbiotoop - locatie 1, 8 en 11

De locaties 1, 8 en 11 zijn gelegen binnen een molenbiotoop. Op de locaties vinden er geen wijzigingen plaats in de bouwmogelijkheden. Daarnaast wordt in dit veegplan de beschermende regelgeving voor de molenbiotoop overgenomen uit de vigerende plannen.

Locatie 7 Erfgoed Ooltgensplaat

Dit betreft negen locaties in Ooltgensplaat. Zes locaties dienen naast de huidige bestemming tevens de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie te krijgen. Bij drie locaties dient de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie juist te vervallen. Basis hiervoor vormt h et rapport dat is opgesteld door Hazenberg Archeologie (zie bijlage 5).

Het doel van het onderzoek was om te bepalen wat de cultuurhistorische waarde en omvang is van de nog resterende verdedigingswerken, zowel bovengronds (zichtbaar) als ondergronds (niet meer zichtbaar). Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat voor een aantal locaties de cultuurhistorische waarde hoger of lager is dan verwacht.

Locatie 8 Noordzijde Haven te Goedereede

De gronden op locatie 8 hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - 1. Op de locatie vinden er geen wijzigingen plaats die invloed kunnen hebben op de cultuurhistorische waarde. In dit veegplan wordt de dubbelbestemming weer opgenomen voor de onderhavige locatie.

Locatie 9 Westerweg 4 te Ouddorp

Voor het perceel Westerweg 4 in Ouddorp is het plan opgevat om de bestaande woning iets te verplaatsen in zuidelijke richting, De verouderde woning met bijgebouwen zal worden gesloopt. Om dit mogelijk te maken zal het bouwvlak moeten worden verruimd. Ter plaatse geldt de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden. De goothoogte van de nieuwe woning zal 1 m hoger worden dan de 3 m die nu in het bestemmingsplan is opgenomen. Reden hiervoor is om beter bruikbare binnenruimte te kunnen realiseren die voldoet aan de eisen van de huidige tijd.

De locatie van de nieuwe woning ligt naast het bestaande woon- en bedrijfsperceel. De grond is een kleine uitloper van het ingesloten stuk grasland tussen Westerweg en Grevelingen. Dit uitlopertje tot aan de Westerweg ligt tussen twee bouwvlakken in. Aan de overzijde van de Westerweg staat ook bebouwing. Hierdoor is het geen onderdeel van een langer doorzicht aan weerszijden van de Westerweg.

Een deel van de locatie is beplant met fruitbomen en er staan enkele kleine bouwwerken zoals schuurtjes met daarnaast hoge hagen en wat sierbeplanting. Langs de Westerweg is een deel van de rand stevig beplant. Door de beplanting en het mogelijke gebruik van de locatie voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven en het hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen is er momenteel geen belangrijk doorzicht aanwezig. Door het huidige gebruik is het perceel wat rommelig zonder duidelijke functie. Als agrarische grond heeft deze plek nauwelijks een functie en het kan ook niet worden gezien als onderdeel van het woonperceel.

Het lint van de Westerweg is opgebouwd uit afwisselend woon- en bedrijfspercelen en meer open agrarische percelen. Het zuidelijk deel vanaf de kruising met de Dijkstelweg tot en met het perceel Westerweg nr. 6 heeft vooral een besloten karakter met bebouwing en opgaande beplanting zoals bomen, hagen en struweel langs de weg. Verderop opent dit lint zich meer door hier en daar zicht over het landschap en minder bebouwing.

De verplaatsing van de woning nr. 4 in zuidelijke richting heeft nauwelijks invloed op het beeld van dit deel van het lint van de Westerweg. Door de sloop van oude bebouwing wordt er per saldo niet verdicht. De woning wordt naast de bestaande woning gebouwd en deels voor de bestaande schuren, zodat een duidelijk samenhangend bouwvlak blijft bestaan. Er wordt geen belangrijk bestaand doorzicht geblokkeerd en de bebouwing past qua schaal, maat en rooilijn in de structuur van de bestaande percelen. Een goothoogte van 4 m is passend in dit deel van het lint en komt meer voor in de zeer directe omgeving. Het meer landschappelijk ingerichte deel met de fruitbomen wordt niet voor de nieuwe woning gebruikt. Hierdoor blijft het agrarische/landelijke karakter van de Westerweg overeind.

Op de andere locaties zijn geen cultuurhistorische of landschappelijke waarden aanwezig.

Conclusie

Het aspect landschap en cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.10 Archeologie

Beleid en normstelling

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft archeologiebeleid waarin het wettelijke en beleidsmatig kader behandeld wordt. De nota geeft aan hoe in de toekomst op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze omgegaan wordt met het archeologisch erfgoed. Het streven is daarbij om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').

Bij het archeologiebeleid is ook een beleidskaart opgesteld die de zonering van de verschillende archeologische verwachtingswaarden aangeeft. Aan de verschillende verwachtingswaarden zijn voorwaarden gekoppeld wanneer bij bouw- en grondwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist wordt.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GOVeegplan20192020-BP30_0016.png"

Figuur 4.17 Gemeentelijke archeologische beleidskaart

Op de verschillende locaties zijn in vigerende plannen voor een deel van de locaties dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de eventuele aanwezige archeologische waarden. Voor de onderstaande locaties worden in dit veegplan de dubbelbestemmingen overgenomen. Hierdoor blijven de eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd.

Locatie Aanwezige archeologische waarden
1 n.v.t.
3 n.v.t.
4 n.v.t.
5 Waarde - Archeologie - 5
6 n.v.t.
7 n.v.t.
8 Waarde - Archeologie - 3
9 n.v.t.
10 n.v.t.
11 Waarde - Archeologie - 5
12 n.v.t.
13 n.v.t.

Locatie 2

Voor een gebied ten noorden van de kern Goedereede is op basis van het onderzoek van Hazenberg Archeologie d.d. 22-12-2016 (zie bijlage 6) besloten om de dubbelbestemming te wijzigen. De reden hiervoor is dat de eventuele aanwezige archeologische waarden op dit moment onvoldoende beschermd zijn door de huidige dubbelbestemming. Dit gezien de grotere omvang van de Romeinse haven/nederzetting in Goedereede. Voor het gebied vervalt de huidige dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 en wordt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 opgenomen.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.11 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  3. 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

- Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Ter plaatse van de meeste planlocaties worden geen fysieke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan leidt dan ook ter plaatse van deze locaties niet tot negatieve effecten op beschermde soorten. Vandaar dat alleen op de locaties 4 en 9 worden ingegaan.

Soortenbescherming

Ten behoeve van de ontwikkelingen ter plaatse van de locaties 4 en 9 zijn quickscans uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde flora- en fauna.

Locatie 4 Westdijk 6a te Dirksland

Ten behoeven van het voornemen om een bedrijfswoning toe te staan is een Quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd die is opgenomen in bijlage 7.

Het voorkomen van en negatieve effecten op vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. In verband met het mogelijk voorkomen van algemene broedvogels is het noodzakelijk om de bomen te rooien buiten het broedseizoen of op een manier dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken, vooraf rooien). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Het voorkomen van overig beschermde soorten kan op deze locatie worden uitgesloten.

Locatie 9 Westerweg 4 te Ouddorp

Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak voor de verplaatsing van de burgerwoning is een Quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd die is opgenomen in bijlage 8.

Het voorkomen van en negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten kan op deze locatie worden uitgesloten.

Gebiedsbescherming

Gezien de kleinschalige aard en omvang van de ontwikkelingen en de afstand tot natuurgebieden leiden deze niet tot negatieve gevolgen voor omliggende natuurgebieden.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde soorten of natuurgebieden.

4.12 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze paragraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van Rijkswaterstaat, het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Omgevingsverordening

3e Kustnota, Traditie, Trends en Toekomst, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2000)

De 3e Kustnota borduurt verder op de 2e Kustnota, maar legt een veel sterkere relatie tussen kustveiligheid en ruimtegebruik.

De hoofddoelstellingen van het beleid in deze nota zijn gericht op:

  • een duurzame bescherming van laag Nederland tegen overstroming;
  • ruimtegebruik van de kust in harmonie met de duurzame bescherming van laag Nederland.

Met het oog op de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging, zijn in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen benodigd. Voorkomen moet worden dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (zoals stedelijke ontwikkeling) landinwaartse verbreding van de waterkeringen geen optie meer zal zijn. Reservering van ruimte biedt hiervoor de oplossing. In de nota is aangegeven, dat in de duinzoom goede mogelijkheden aanwezig zijn voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Dit komt door de aanwezigheid van de schone kwel vanuit de duinen. Daarom wordt voor de duinzoom, uitgezonderd de stedelijke zones, gestreefd naar een combinatie van landbouw en ontwikkeling of behoud van natuurwaarden. Verder is in de nota aangegeven, dat het natuurlijke watersysteem in de duinzoom goede mogelijkheden biedt voor het stedelijk water.

Beleidslijn Kust 2015

Beleidslijn Kust 2015 vervangt de ‘Beleidslijn kust’ die het rijk in 2007 uitbracht. De beleidslijn formuleert op hoofdlijnen randvoorwaarden voor initiatieven met een ruimtebeslag in het kustfundament, beredeneerd vanuit de beleidsdoelen voor waterveiligheid zoals deze zijn omschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP). Het gaat zowel om het waarborgen van de veiligheid van de primaire keringen als om het op orde houden van het zandig systeem.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Gemeentelijk beleid

Het hoofddoel van het Waterplan Goeree-Overflakkee is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. In het waterplan worden de volgende drie hoofdaspecten aan de orde gesteld:

  1. 1. de inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer. Het gaat daarbij niet alleen om de hoeveelheid water die nodig is voor het realiseren van een bepaald beschermingsniveau tegen wateroverlast, maar nadrukkelijk ook om de beleving van het water binnen de kernen;
  2. 2. het gebruik en het beheer en onderhoud van oppervlaktewater. Hierbij horen afspraken over de beheergrenzen en wie wat doet. Het waterplan zal daarnaast helpen bij de verankering van de waterzaken binnen de organisaties;
  3. 3. de omgang met afvalwater en regenwater in het gebied. Hierbij speelt onder andere de relatie tussen de afvalwaterketen en de kwaliteits- en kwantiteitsaspecten van het oppervlaktewatersysteem.

Huidige situatie

Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Goeree-Overflakkee, zie hoofdstuk 2. Ter plaatse van de locaties komen zandgronden en/of kleigronden voor.

Waterkwantiteit

In Goeree-Overflakkee zijn diverse hoofdwatergangen, dijksloten, wegsloten en overige wateren met bijbehorende beschermingszones gelegen. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Ter plaatse van de planlocaties wordt hiermee rekening gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

Ter plaatse van een aantal locaties zijn waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de beschermingszone van de keringen. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen. Op de locaties waar een fysieke ontwikkeling plaats gaat vinden of mogelijk wordt gemaakt (via bijvoorbeeld uitbreiding van het bouwvlak) zijn geen waterkeringen gelegen.

Afvalwaterketen en riolering

Het overgrote deel van de locaties in het plangebied zijn aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water te worden gerealiseerd. Gelet op de ruimtelijke spreiding van de planlocaties kunnen de ontwikkelingen hierop afzonderlijk worden beoordeeld.

Locatie 4 Westdijk 6a te Dirksland

Op het perceel van het huidige bedrijf wordt een bedrijfswoning mogelijk gemaakt. De beoogde bedrijfswoning krijgt een maximum oppervlak van circa 125 m2, wat zorgt voor een toename van 125 m2 aan verharding. De toename zit hiermee ruim onder de drempelaarde. Watercompensatie is niet nodig.

Locatie 10 Prinsesselaan, Sommelsdijk

Aan de Prinsesselaan worden 8 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd om in de parkeerbehoefte te voorzien van de omliggende wijk. Ieder parkeervak heeft een afmeting van 5 bij 2,5 meter. Voor de realisatie van de beoogde parkeerplaatsen zal circa 100 m2 verharding worden gerealiseerd. De toename zit ruim onder de drempelwaarde. Watercompensatie is niet nodig.

Ter plaatse van de andere planlocaties worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor watercompenserende maatregelen noodzakelijk zijn.

Veiligheid en waterkeringen

De locaties 6, 8, 12 en 13 zijn gelegen in kern- en/of beschermingszone van een waterkering. Deze gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Ter bescherming van de waterkering wordt ook in dit veegplan een beschermende regeling opgenomen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het bestaande en te handhaven oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) geldt een zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Voor de beschermingszone wordt de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.

Conclusie

De ontwikkelingen zijn niet van negatieve invloed op het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Bestemmingsplansystematiek

Het bestemmingsplan is conform SVBP2012 opgesteld, om zodoende digitaal raadpleegbaar en conform de uniforme systematiek raadpleegbaar te zijn. Ook is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.2.2 Bestemmingsregels

Agrarische bestemmingen

Binnen dit veegplan zijn drie agrarische bestemmingen opgenomen. De bestemming Agrarisch is opgenomen voor een locatie in het Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). De bestemming Agrarisch - 1 is opgenomen voor de agrarische gronden op de Westdijk 6a in Dirksland (locatie 4). De bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden is opgenomen voor de locatie Erfgoed Goedereede (locatie 2). De inhoud van de bestemmingen is overeenkomstig die van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Ter plaatse van Westdijk 6a in Dirksland is een aanduiding 'bedrijfswoning' toegevoegd.

Groen

Binnen het veegplan is de bestemming Groen opgenomen voor delen van locatie Erfgoed Goedereede (locatie 2) en locatie Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). Binnen de bestemming Groen zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Recreatieve bestemmingen

Binnen het veegplan zijn twee bestemmingen Recreatie opgenomen. De bestemming Recreatie - Dagrecreatie is opgenomen voor een deel van Erfgoed Goedereede (locatie 2). De bestemming Recreatie - Volkstuinen is opgenomen voor een deel van Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). De inhoud van de bestemmingen is overeenkomstig die van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan.

Tuin

Binnen het veegplan is één bestemming Tuin opgenomen. De bestemming is opgenomen voor Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7), Westerweg 4 te Ouddorp (locatie 9) en Hazersweg 36 te Ouddorp (locatie 11). Binnen de bestemming Tuin zijn gebouwen niet toegestaan, andere bouwwerken zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 1 m.

Verkeersbestemmingen

Binnen het veegplan is een bestemming Verkeer en een bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. De bestemming Verkeer is opgenomen voor een deel van Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7) en voor de locatie Kabbelaarsbank, Ouddorp (locatie 13). De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is opgenomen voor de Noordzijde haven nr. 1 te Goedereede (locatie 8) en de Prinsessenlaan te Sommelsdijk (locatie 10). Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Voor de terrassen aan de Noordzijde haven nr. 1 in Goedereede is een aanduiding 'terras' opgenomen.

Water

Binnen het veegplan is één bestemming Water opgenomen. De bestemming is opgenomen voor het Erfgoed Goedereede (locatie 2) en het Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). De gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, verkeer te water, waterberging en ondergeschikt groen, bruggen en dammen. Op de gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.

Woonbestemmingen

Binnen het veegplan zijn zes woonbestemmingen opgenomen. Deze zijn zowel inhoudelijk als qua bestemmingssystematiek overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ter plaatse.

Leiding - Riool en Leiding - Water

Binnen het veegplan zijn twee leidingbestemming opgenomen. De bestemming Leiding - Riool is opgenomen voor Erfgoed Goedereede (locatie 2). De bestemming Leiding - Water is tevens opgenomen voor Erfgoed Goedereede (locatie 2). De aangewezen gronden zijn hierdoor - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een riool- of waterleiding.

Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 5

Binnen het veegplan zijn vier archeologische dubbelbestemming opgenomen. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2 zijn opgenomen voor locatie 2. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 is opgenomen voor locatie 8. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 5 is opgenomen voor locatie 11. De gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden van de gronden.

Waarde - Cultuurhistorie en Waarde - Cultuurhistorie - 1

Binnen het veegplan zijn twee cultuurhistorische dubbelbestemmingen opgenomen. De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is opgenomen voor het Erfgoed Goedereede (locatie 2) en het Erfgoed Ooltgensplaat (locatie 7). De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 1 is opgenomen voor Noordzijde haven nr. 1 in Goedereede (locatie 8).

Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor de kernzone van de waterkering op de locatie Erfgoed Goedereede (locatie 2), de locatie Zeedijk 14 in Stad aan het Haringvliet (locatie 6), de locatie Erfgoed Oolgtensplaat (locatie 7), de locatie aan de Noordzijde haven nr. 1 te Goedereede (locatie 8), de locatie aan de Westduinweg 33, 33a en 35 in Ouddorp (locatie 12) en de locatie Kabbelaarsbank in Ouddorp (locatie 14). Deze gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid.

5.2.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelregel is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat enkele algemene bouwregels, waaronder een regeling voor de minimale afstand van bouwwerken tot zandwallen.

Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat een regeling voor de beschermingszones van de waterkeringen, de molenbiotop, een geurzone in Ooltgensplaan en de bedrijfswoning (Grote Adriana Theodorapolder 1 te Ooltgensplaat) bij het windpark Piet de Wit.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een regeling opgenomen die het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft de bestemmingslegging te wijzigen voor gronden waar de bestemmingslegging niet conform de werkelijke situatie is opgenomen.

Overige regels

In dit artikel is een regel opgenomen die de wettelijke regelingen waarnaar in het bestemmingsplan wordt verwezen fixeert op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Dit artikel bevat ook een algemene parkeerregeling in geval van wijziging of uitbreiding van functies, met een verwijzing naar de geldende normen van het CROW. Via omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits de parkeersituatie daardoor niet onevenredig wordt benadeeld.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoekverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

Er is geen sprake van aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het plan is financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan ook toegestuurd aan de overlegpartners. Er zijn geen inhoudelijke overlegreacties ontvangen.

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode was eenieder in de gelegenheid om een inspraakreactie in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen. De ontvangen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een Nota zienswijzen (zie bijlage 10).

Bijlage 1 Standaard Svb

Bijlage 1 Standaard SvB

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Milieuhygiënisch Vooronderzoek Hazersweg 36 Te Ouddorp

Bijlage 1 Milieuhygiënisch vooronderzoek Hazersweg 36 te Ouddorp

Bijlage 2 Parkeerdrukonderzoek

Bijlage 2 Parkeerdrukonderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Westdijk 6a Dirksland

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Westdijk 6a Dirksland

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Westerweg 4 Ouddorp

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Westerweg 4 Ouddorp

Bijlage 5 Cultuurhistorisch Onderzoek Ooltgensplaat

Bijlage 5 Cultuurhistorisch onderzoek Ooltgensplaat

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek Goedereede

Bijlage 6 Archeologisch onderzoek Goedereede

Bijlage 7 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten Westdijk 6a Te Dirksland

Bijlage 7 Quickscan beschermde planten- en diersoorten Westdijk 6a te Dirksland

Bijlage 8 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten Westerweg 4 Te Ouddorp

Bijlage 8 Quickscan beschermde planten- en diersoorten Westerweg 4 te Ouddorp

Bijlage 9 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten Westduinweg 35 Te Ouddorp

Bijlage 9 Quickscan beschermde planten- en diersoorten Westduinweg 35 te Ouddorp

Bijlage 10 Nota Zienwijzen

Bijlage 10 Nota zienwijzen