KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschappelijk
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Water
Artikel 6 Woongebied
Artikel 7 Leiding - Gas
Artikel 8 Leiding - Riool
Artikel 9 Leiding - Water
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Antidubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Geur
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Natuur
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Water
4.13 Duurzaamheid
4.14 Milieu Effect Rapportage
4.15 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Landschappelijk Inrichtingsplan
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 1 Inrichtingstekening
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Ontgravingen Natuurgebied
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennden Bodemonderzoek Gedempte Sloten
Bijlage 6 Kwantitatieve Risicoanalyse Hogedruk-aardgasleidingen
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 8 Voortoets En Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 9 Stikstofberekening
Bijlage 10 Memo Verkeer
Bijlage 11 Geotechnisch Onderzoek
Bijlage 12 Aanmeldnotitie Milieu Effect Rapportage
Bijlage 13 Nota Inspraak En Overleg

Heerlijk Haringvliet

Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee

Ontwerp op 05-09-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Heerlijk Haringvliet met identificatienummer NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20 van de gemeente Goeree-Overflakkee

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde zonder dak.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.10 bed & breakfast

het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw.

1.11 bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)

het bedrijfsmatig verlenen van diensten – geen detailhandelsbedrijf zijnde – en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (voor wat betreft milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is, dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een kapper, bloemschikker en meubelmaker.

1.12 beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning)

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning kan worden uitgeoefend en dat geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een advocaat, belastingconsulent, dierenarts, fysiotherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, medisch specialist, notaris, psycholoog, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tolk/vertaler.

1.13 bestaand

  1. a. tav. bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. tav. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwmassa

gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw dan wel twee of meer geschakelde of gestapelde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 carport/overkapping

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.

1.25 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie zich onder de noklijn bevindt en de voorzijde van de constructie binnen de gevel van het gebouw is gelegen.

1.26 dakvoet

het laagste punt van een schuin dak.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 duurzaam gemeenschappelijke huishouding

een vaste groep van personen tussen wie een duurzame band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen, waarbij sprake is van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen.

1.29 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.30 erker

hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.

1.31 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie.

1.32 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen hiervan is toegestaan.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 hoofdverblijf

een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste verblijfplaats van een persoon, hetgeen blijkt uit de basisregistratie personen (BRP).

1.36 huishouden

een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.

1.37 kelder

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

1.38 kwetsbaar object

een kwetsbaar object zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.39 motorvoertuig

Gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, snorfiets, invalidenvoertuig of tram.

1.40 natuurlijke erfafscheiding

erfafscheiding in de vorm van begroeiing of een in het gebied passend element zoals een schapenhek, passend binnen de uitgangspunten uit het beeldkwaliteitsplan in Bijlage 2.

1.41 ondergeschikte functie

functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

1.42 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.43 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.44 parkeerbehoefte

het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een functie in een gebied.

1.45 parkeergelegenheid

een plek in het openbaar gebied of op eigen grond waar iemand zijn of haar motorvoertuig/(brom)fiets mag parkeren, dit kan zowel betaald als onbetaald zijn.

1.46 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; waarbij voor bovengrondse bouwwerken gemeten wordt aan de kant van het bouwwerk waar het aansluitend afgewerkt terrein het laagst is.

1.47 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.49 wonen

de huisvesting van één duurzaam huishouden dat het hoofdverblijf houdt op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.

1.50 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk duurzaam huishouden als hoofdverblijf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bebouwd oppervlakte van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 hoogte van de eerste bouwlaag

wordt gemeten 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Waarbij het peil gemeten wordt vanaf het laagste punt van het bovengrondse bouwwerk

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - Landschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en duurzame instandhouding van natuur;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. wegen ten behoeve van de ontsluitingsstructuur;
  5. e. ter plaatse van en/of direct aangrenzend aan de aanduiding 'ontsluiting' in ieder geval voor een ontsluitingsweg en/of wandelpad;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. fiets- en voetpaden;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. straatmeubilair.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Groen - Landschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' met bouwvlak ten behoeve van het samenvoegen van bestemmingsvlakken, onder de voorwaarde dat:

  1. a. het maximum aantal toegestane woningen binnen de bestemming 'Woongebied' niet wordt overschreden;
  2. b. de wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  3. c. voldaan wordt aan het bepaalde in het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in Bijlage 2.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en duurzame instandhouding van natuurgebieden;
  2. b. behoud, versterking en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuurwaarden, waaronder houtopstanden, rietlanden, kruidachtige vegetaties en poelen, in samenhang met de waterhuishouding;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals een duiker, waterinlaat, syphon en een sluis;
  4. d. behoud of versterking van de landschapswaarde;
  5. e. extensieve dagrecreatie;
  6. f. water;
  7. g. paden en wegen ten behoeve van beheer en extensieve dagrecreatie;
  8. h. ter plaatse van en/of direct grenzend aan de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor wegen.

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor de bouw van andere bouwwerken ten behoeve van extensieve dagrecreatie, waarbij:

  1. a. het voorzieningen mogen betreffen voor rust- en verblijfspunten, informatiepanelen;
  2. b. de bouwhoogte van de andere bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van het gebruik van hoofdgebouwen alsmede aan- en uitbouwen voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (waaronder bed & breakfast) als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m²;
  2. b. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken;
  3. c. detailhandel niet is toegestaan;
  4. d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een gasleiding, met bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 7.2.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad. In het kader van het verzoek om afwijking wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een ondergrondse effluentleiding, met bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 8.2.2 , indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. In het kader van het verzoek om afwijking wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een waterleiding, met bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 9.2.2 , indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. In het kader van het verzoek om afwijking wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Leiding - Water' te verkleinen tot een strook met een breedte van 5 m aan weerszijden van het hart van de leiding, nadat de waterleiding is aangelegd.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 10.2.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. In het kader van het verzoek om afwijking wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaatsdoeleinden met een waterbergende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 11.2.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterstaat door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. In het kader van het verzoek om afwijking wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen

13.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.

13.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

13.4 Onderkeldering

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  2. b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  3. c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;

met uitzondering van:

    1. 1. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
    2. 2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

14.2 Bewoning door één huishouden

Het is verboden om het gebruik van gronden en bouwwerken te wijzigen door het (laten) bewonen van een woning door meer dan één huishouden.

14.3 Afwijken bewoning door één huishouden

Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van lid 14.2, indien:

  1. a. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dan wel beschikbaar is in de openbare ruimte;
  2. b. geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen;
  3. c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  1. a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak of een aanduiding op de verbeelding in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
  3. c. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    2. 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
  4. d. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m;
  5. e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
  6. f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

16.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder lid 16.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de cultuurhistorische waarde van het gebied;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie; en
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

18.2 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijnen, dan wel de vervangers daarvan of het daarvoor in de plaats tredende gemeentelijke parkeerbeleid, bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en (brom)fietsen.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hiervoor wordt advies opgevraagd bij de gemeentelijke verkeerskundige.

18.3 Voldoende waterberging

Voor waterberging gelden de volgende regels:

  1. a. een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt uitsluitend verleend indien uit een inrichtingsplan blijkt dat, in overeenstemming met de richtlijnen van het Waterschap Hollandse Delta, bij een toename van meer dan 1.500 m2 nieuw verhard oppervlakte, er 10% watercompensatie van de toename van het verhard oppervlakte binnen het plangebied danwel peilgebied wordt gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Heerlijk Haringvliet'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De noordrand van Goeree-Overflakkee aan het Haringvliet wordt ontwikkeld tot een interessante land- waterovergang met ruimte voor natuur, recreatie, wonen, landbouw en het opwekken van windenergie. Het Wereld Natuur Fonds, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Goeree-Overflakkee werken samen aan de ontwikkeling van Heerlijk Haringvliet, een onderdeel van de gebiedsontwikkeling Noordrand Goeree-Overflakkee. Het gebied Heerlijk Haringvliet van ruim 30 hectare biedt plaats aan natuur, recreatie en een duurzaam woonconcept. Ongeveer 22 hectare van het gebied wordt ingevuld met nieuwe natuur, welke wordt opengesteld voor recreatief medegebruik (wandelen en fietsen). Een klein gedeelte van het gebied (2,6 hectare) zal gebruikt worden voor de bouw van een bijzondere duurzame woonvorm. De woningen worden gebouwd op een kunstmatig aangelegde heuvel (woonterp) middenin de nieuwe natuur. Deze terp heeft een oppervlakte van circa 7,8 hectare inclusief de taluds en zuidelijke ontsluitingsweg. De woningeigenaren worden gezamenlijk eigenaar van de natuur en gaan die ook met elkaar beheren. Er zullen maximaal 50 wooneenheden op maximaal 40 kavels worden gebouwd, die permanent bewoond gaan worden.

Op onderstaande afbeelding is de gehele ontwikkeling Noordrand weergegeven. Het gebied van de ontwikkeling Heerlijk Haringvliet ligt aan de zuidoostzijde en is op de afbeelding rood omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0001.png"

Afbeelding 1 | Ontwikkeling Noordrand met de ontwikkeling Heerlijk Haringvliet in rood omkaderd. (bron: Goeree-Overflakkee)

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordwestzijde van Middelharnis en grenst aan het Haringvliet. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Bekadeweg aan de zuidzijde, de Gorsweg aan de westzijde, de buitendijk grenzend aan het Haringvliet aan de noordzijde en de Westhavendijk aan de oostzijde. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 35 hectare. Dit is inclusief het zoetwaterkanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0002.jpg"

Afbeelding 1 | Begrenzing plangebied(bron: Estate Invest)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied maakt deel uit van de gebiedsontwikkeling Noordrand. Deze gebiedsontwikkeling bestaat uit agrarische structuurverbetering door middel van kavelruil, de aanleg van een windpark, aanleg van natuur, de realisatie van een recreatief routenetwerk en de realisatie van een bijzonder woongebied.

De afgelopen jaren is er een grondplan gemaakt met overdracht en kavelruil van ongeveer 500 hectare landbouwgrond. Hierdoor hebben de agrariërs in het gebied hun landbouwgronden dichter bij huis en meer aaneen gesloten. De agrarische gronden die nu nog in het plangebied aanwezig zijn, zijn kleinschalige gebieden die omgezet gaan worden naar natuur.

Het plangebied wordt doorsneden door een deel van het zoetwaterkanaal. Met het besluit om de Haringvlietsluizen op een kier te zetten en op die wijze (meer) zout water in het Haringvliet te laten stromen, moesten de inlaten voor zoet water op Goeree-Overflakkee meer naar het oosten worden verplaatst. Hiertoe is het zoetwaterkanaal en een waterleiding aangelegd om het eiland zo goed mogelijk van zoet water te kunnen voorzien. Het zoetwaterkanaal loopt vanaf de oostelijke inlaat tussen Middelharnis en Stad aan 't Haringvliet tot aan het westen van het havenkanaal van Dirksland.

Een deel van de grond die is vrijgekomen met het uitgraven van het zoetwaterkanaal, is op één plaats aan de noordzijde van het zoetwaterkanaal gestort. Hierdoor is er een terp in het landschap ontstaan. Op deze terp zal de woningbouwontwikkeling gaan plaatsvinden.

De dijk aan de noordzijde van het plangebied betreft de buitendijk en vormt een primaire waterkering. Ten noorden van deze dijk is de Menheerse Plaat gelegen. Dit betreft een natuurgebied direct grenzend aan het Haringvliet. Hier zijn natuurvriendelijke oevers en vogeleilandjes aangelegd. Het gebied wordt door veel vogels gebruikt als broed- en foerageergebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0003.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied

2.1.2 Toekomstige situatie

Heerlijk Haringvliet
Diverse partijen, waaronder het Wereld Natuur Fonds, ARK Rewilding Nederland, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Goeree-Overflakkee werken samen aan de ontwikkeling van het plan Heerlijk Haringvliet. In het gebied van ruim 30 hectare groot wordt nieuwe natuur aangelegd welke opengesteld wordt voor recreatief medegebruik en er wordt een duurzaam woonconcept ontwikkeld.

Natuur
Van het totale plangebied zal circa 22 hectare ingericht worden als nieuwe natuur. Voor de inrichting van het natuurgebied zal enerzijds aansluiting worden gezocht met het aangrenzende, buitendijkse natuurgebied Menheerse Plaat. Anderzijds zal spontane vegetatieontwikkeling onder invloed van natuurbegrazing vanzelf leiden tot een variatie van bloemrijk grasland, ruigte, waterplanten en rietmoeras en hier en daar loofbos. Het natuurgebied zal ook vrij toegankelijk worden voor extensief recreatief medegebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0004.png"

Afbeelding 3 | Inrichtingstekening plangebied (bron: Zeelenberg architectuur)

In het opgestelde beeldkwaliteitsplan (zie Bijlage 2) zijn de volgende richtlijnen opgenomen voor de beeldkwaliteit van het natuurlandschap:

  • In het natuurlandschap groeit op natuurlijke wijze inheemse vegetatie.
  • In de basis bestaat dit natuurlandschap uit kruidenrijk grasland, aangevuld met moeraszones met open water, riet, biezen en waterplanten.
  • Spontaan te ontwikkelen kleine ruigtevelden, plaatselijk struweel en kleinschalige bosschages vormen het opgaande groen.
  • De ontsluitingsweg en het fietspad worden landschappelijk vormgegeven, enerzijds doordat het kleur- en materiaalgebruik harmonisch past in het landschap, anderzijds door een minimale inzet van verkeerselementen. Het streven is om de hoeveelheid verharding te beperken.
  • Noodzakelijke openbare verlichting langs de ontsluitingsweg is minimaal in aantal, eenvoudig qua vormgeving en benadrukt het landschappelijke karakter waar duisternis wordt gewaardeerd als kwaliteit.
  • Struinpaden door het natuurlandschap worden niet aangelegd, maar gevormd door wandelaars: wanneer zich eenmaal een zichtbaar spoor heeft gevormd, volgen meer mensen het spoor en ontstaat er een pad.
  • Er wordt een kleinschalige, landschappelijk ingerichte parkeervoorziening en fietsnietjes aangelegd voor bezoekers van het natuurlandschap (kort parkeren).

Fietsroutenetwerk en wandelroutes
Aan de Bekadeweg ter hoogte van de Heerenweg wordt een weg aangelegd ter plaatse van de reeds gerealiseerde dam in het zoetwaterkanaal. Hiermee wordt een fietsverbinding naar de Zeedijk mogelijk gemaakt. Na de ingebruikname van het natuurgebied kunnen spontane wandelroutes ontstaan welke later mogelijk meer geformaliseerd kunnen worden, in de vorm van graspaden en waar eventueel nodig halfverharding. Ook kan het gebied voorzien in een route voor mountainbikes (ATB-route). Indien mogelijk en gewenst wordt aangesloten op het reeds aanwezige routenetwerk op Goeree-Overflakkee.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0005.png"

Afbeelding 4 | Fietsroute binnen het plangebied (bron: Zeelenberg architectuur)

Woonterp
Om de natuurontwikkeling te kunnen financieren, worden in het gebied maximaal 50 woningen ontwikkeld. Door de projectontwikkelaar Estate Invest in samenwerking met Zeelenberg Architectuur is hiertoe een plan gemaakt. De woningen worden op een woonterp middenin het gebied gerealiseerd. Deze woonterp is ontstaan door de grond die bij de aanleg van het zoetwaterkanaal is uitgegraven en zal nog worden aangevuld met grond uit het aan te leggen natuurgebied. De woonterp zorgt ervoor dat de woningen op een veilige toekomstbestendige hoogte komen te staan en vrij uitzicht krijgen op het Haringvliet en op het binnendijkse gebied. Tevens draagt de terp bij aan dijkversteviging. De terp zal een natuurlijke afbakening tussen wonen en natuur gaan vormen. Het streven is om de randen van de woonterp zo natuurlijk mogelijk te laten overgaan in het natuurgebied en zullen ecologisch worden ingericht en beheerd. De kopers van de woningen worden gezamenlijk eigenaar van de grond. De verkoop van de woonkavels bekostigt de aankoop, de inrichting en het beheer van het gehele (natuur)gebied.

De woningen betreffen maximaal 50 woningen op maximaal 40 kavels. Het type woning varieert van vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen, geschakelde woningen tot appartementen. Het karakter van het woongebied moet passen binnen de ambitie 'wonen in de natuur' van de Gebiedsontwikkeling Noordrand. De maximale bouwhoogte blijft beperkt (maximaal twee lagen met kap). De woningen zullen zodanig ontworpen worden dat deze passend zijn in het gebied. Ten behoeve van de beeldkwaliteit van het gebied en de woningen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat als Bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd. De verdere uitwerking van het woongebied dient te voldoen aan de uitgangspunten en ambities uit dit beeldkwaliteitsplan. Tevens zullen in overeenkomsten met de huiseigenaren nadere regels worden vastgelegd om de voorgestane kwaliteit te borgen.

In het beeldkwaliteitsplan zijn de volgende richtlijnen opgenomen voor de beeldkwaliteit van de woonterp:

  • Alle woningen zijn gesitueerd op de terp.
  • De terp is landschappelijk ingericht, er zijn geen zichtbare kavelgrenzen.
  • De bouwvolumes zijn vrijstaand, zodat er rondom ruimte is voor natuurlijke vegetatie die een eenheid vormt met het natuurlandschap.
  • De bouwvolumes zijn informeel gesitueerd en ten opzichte van elkaar gedraaid.
  • Er zijn geen gebouwde erfafscheidingen zoals hekken of schuttingen.
  • Alle noodzakelijke parkeervoorzieningen zijn in of onder de woningen opgenomen of landschappelijk ingepast op de private kavels, zodat voertuigen uit het directe zicht staan.
  • Het aanzicht van de woonterp dient zowel vanuit het natuurlandschap, als vanaf het Haringvliet harmonisch in de natuur te zijn ingebed.

Het streven is de natuur op de terp ook zoveel mogelijk beleefbaar en toegankelijk te maken voor bezoekers. De woningen worden energieneutraal uitgevoerd en worden goed ingepast in de omgeving en het landschap. Met tevens uitzicht op het binnendijkse natuurgebied en het Haringvliet ontstaat hier een bijzonder en duurzaam woonmilieu.

Bij de Heerenweg is een dam aangelegd ten behoeve van de ontsluiting van het gebied. Vanaf hier zal een weg langs het zoetwaterkanaal worden aangelegd richting het woongebied.

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Zoetwatervoorziening' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 11 februari 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de aanleg van het zoetwaterkanaal en bijbehorende voorzieningen. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Water', 'Water - Natuur' en 'Agrarisch met waarden - 1'.

Ter plaatse geldt tevens het 'Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren' dat op 2 februari 2023 is vastgesteld. Dit paraplubestemming geldt voor de gehele gemeente en betreft een partiële herziening van meerdere bestemmingsplannen op de onderwerpen wonen en parkeren. Het plan voorziet in een regeling voor het gebruik van reguliere woningen om ongewenste kamerverhuur of gebruik als recreatiewoning tegen te kunnen gaan. Tevens voorziet het plan in een standaard parkeerregeling om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij ontwikkelingen. De regelingen uit het paraplubestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0006.png"

Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.2 Planuitwerking

Voor de planuitwerking is gekozen om voor de gebieden waar de woonbebouwing is toegestaan, een gedetailleerde bestemming op te nemen met bouwvlakken. Voor de overige inrichting van het gebied is een mate van flexibiliteit gewenst. Het is de bedoeling dat het natuurgebied doorgetrokken wordt tot aan de woningen en in de praktijk geen harde grenzen zichtbaar zijn in het gebied.

Bij de uitwerking van het plan zal getoetst worden aan het inrichtingsplan en het beeldkwaliteitsplan. Daarmee kan ten aanzien van de bestemmingsplanmethodiek enige flexibiliteit worden geboden, zonder dat de voorgestane ambities teniet worden gedaan. Het gebied dat als natuurgebied wordt ingericht, is bestemd als 'Natuur'. De woonterp is bestemd als 'Groen - Landschappelijk' en 'Woongebied', waarbij de woonpercelen de bestemming 'Woongebied' hebben en het overgangsgebied tussen het natuurgebied en de woonpercelen 'Groen - Landschappelijk'. De opzet van het woongebied is vastgelegd door middel van een ruim bouwvlak waarbinnen de woningen dienen te worden gebouwd. Voor de verkeersstructuur is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. Ter plaatse van het zoetwaterkanaal is een waterbestemming opgenomen. Voor de inhoud van deze bestemming is aangesloten op het bestemmingsplan 'Zoetwatervoorziening'.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Groen - Landschappelijk
Het overgangsgebied tussen het natuurgebied en de woonpercelen is bestemd als 'Groen - Landschappelijk'. De bouw van gebouwen en overkappingen is binnen deze bestemming niet toegestaan. De verkeersstructuur is aangegeven met de aanduiding 'ontsluiting'. Omdat bij de uitwerking de weg nog iets kan verschuiven, mag deze ook aansluitend aan de aanduiding worden aangelegd. Binnen deze bestemming is ook de aanleg van de wadi's mogelijk. Voor de inrichting van het gebied gelden dezelfde uitgangspunten als voor het natuurgebied.

Natuur
De gebieden binnen het plangebied die als natuur ingericht en beheerd gaan worden zijn bestemd als 'Natuur'.

Water
Het zoetwaterkanaal is bestemd voor 'Water'. De inhoud van de regeling is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Zoetwatervoorziening'.

Woongebied
De woonpercelen ter plaatse van de terp zijn bestemd als 'Woongebied'. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan met de bijbehorende voorzieningen, zoals erven en tuinen. In de regels is vastgelegd dat er maximaal 50 woningen in maximaal 40 bouwmassa's gebouwd mogen worden. Daarmee mogen binnen het woongebied niet meer dan 40 kavels/bouwmassa's worden gerealiseerd. Binnen één bouwmassa zijn meerdere woningen mogelijk. Op de kavels mogen bijgebouwen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 150 m2.

Leiding - Gas
Ter plaatse van de aanwezige gasleiding is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen ten behoeve van de borging van een ongestoorde ligging van de leiding.

Leiding - Riool
Ter plaatse van de aanwezige rioolleiding is de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen ten behoeve van de borging van een ongestoorde ligging van de leiding.

Leiding - Water
Ter plaatse van de aanwezige waterleiding is de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen ten behoeve van de borging van een ongestoorde ligging van de leiding.

Waterstaat - Waterkering
De noordelijke buitendijk betreft een primaire waterkering. Hiertoe is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is opgenomen voor gronden met een waterstaatkundige functie anders dan de waterkering.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden bijzondere bepalingen die met een aanduiding in de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven, zoals voor de beschermingszones langs primaire waterkeringen ('vrijwaringszone - dijk'). Voor deze beschermingszone stelt dit bestemmingsplan geen beperkingen aan bouwen en gebruik. Wel is de Keur van het waterschap hier van toepassing.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overige regels

In dit artikel is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie' in verband met een klimaatbestendige delta. Zoetwater dient duurzaam en efficiënt te worden beheerd en gebruikt. Uitgangspunt is meer ruimte voor natuur, door natuur- en landschapswaarden sterker te integreren met andere ontwikkelingen.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 50 woningen en daarmee is de ontwikkeling dus aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

In het woningbouwprogramma 2022 van de Gemeente Goeree-Overflakkee is de ontwikkeling opgenomen onder de naam 'Nieuwe Marke'. Destijds was dat de werknaam van het project. In het woningbouwprogramma is voor deze ontwikkeling rekening gehouden met 39 woningen in 2021-2025 en 13 woningen in de periode 2026-2030 in een bijzonder woonmilieu. Hiermee is de regionale behoefte aan 52 woningen reeds aangetoond. In de woonvisie van de gemeente Goeree-Overflakkee is aangegeven dat op Goeree-Overflakkee behoefte is aan de realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet in de gemeente aanwezig zijn, zoals ook innovatieve duurzaamheidsaspecten. Onderhavig plan voorziet in een uniek project en woonmilieu. Door de realisatie van de woningen kan het areaal aan natuur op Goeree-Overflakkee worden uitgebreid en tevens worden voorzien van een bijzonder woonmilieu. In de behoefte aan een dergelijk bijzonder woonmilieu 'wonen in een natuurgebied' kan op een binnenstedelijke locatie niet worden voorzien. Juist de locatie maakt dit woonmilieu bijzonder en onderscheidend van andere woonlocaties op Goeree-Overflakkee.

Deltaprogramma 2022

Om de doelen voor waterveiligheid en zoetwater te halen en ervoor te zorgen dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht, agendeerde het Deltaprogramma vorig jaar de noodzaak om de grenzen en randvoorwaarden van het water- en bodemsysteem als uitgangspunt te hanteren bij keuzes in de ruimtelijke inrichting van Nederland.

Het Deltaprogramma zoekt manieren om de opgaven voor waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie effectief te verbinden met andere transities en werkt aan een verbeterde systematiek om de voortgang te bewaken.

Het waterveiligheidsbeleid is erop gericht om het risico van overstromingen op het aanvaarde niveau te krijgen in 2050: een basisbeschermingsniveau voor iedereen en een economische risico waarbij de kosten en baten tegen elkaar opwegen.

Het is een grote uitdaging om Nederland ook in de toekomst te blijven voorzien van voldoende zoetwater van goede kwaliteit. Het aanbod van zoetwater is niet altijd toereikend voor de vraag. Het Deltaplan 2022-2027 omvat meer dan 150 maatregen die zijn uitgewerkt in de zoetwaterregio's en voor het hoofdwatersysteem, passend bij de nationale en regionale opgaven. Voor de Zuidwestelijke Delta, waar het plangebied deel van uitmaakt zijn dit de volgende maatregelen: innovatie landbouw en optimalisatie waterbeheer (aanvoerroutes, buffers, alternatieve bronnen). Met de aanleg van het zoetwaterkanaal is voorzien in een nieuwe aanvoerroute en buffer van zoetwater.

Aanpassing aan klimaatverandering is dringend noodzakelijk en wordt urgenter naarmate de mondiale opwarming doorzet. Het belangrijkste spoor voor de uitvoering van de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie loopt via het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. De uitvoering hiervan vindt vooral plaats in het ruimtelijke domein. Door daar de juiste keuzes voor een klimaatbestendige inrichting van Nederland te maken, zijn grote stappen vooruit te zetten. In de Zuidwestelijke Delta varieert de uitwerking van waterbeschikbaarheid per provincie. Voor Zuid-Holland gaat het om het eiland Goeree-Overflakkee, waar in een vroeg stadium al een pilot is uitgevoerd en waar waterbeschikbaarheid inmiddels is geïntegreerd in het gebiedsproces voor het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie.

De ontwikkeling Heerlijk Haringvliet speelt in op klimaatverandering. Het gebied wordt grotendeels ingericht als natuurgebied waar ruimte is voor water. Ook in het woongebied worden waterpartijen aangelegd. Het hemelwater wordt hierop afgevoerd. De woningen worden op een terp gebouwd waardoor er een toekomstbestendig woongebied ontstaat. Verharding wordt in het woongebied geminimaliseerd.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie 1 april 2023)

In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen.

Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:

Verstedelijking

De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van complementaire knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.

De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:

  • Bouw naar behoefte;
  • Bouw primair binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
  • Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; houdt rekening met de gevolgen van de ontwikkeling voor de bereikbaarheid; versterk de langzaam vervoersrelaties;
  • Bouw voldoende betaalbare woningen;
  • Benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
  • Bouw toekomstbestendig; houd rekening met bodemdaling en klimaatadaptatie en -mitigatie, vitale dorpen en verstedelijking, functiemenging en meervoudig ruimtegebruik, economische toplocaties, gezonde verstedelijking, energietransitie, circulair en natuurinclusief bouwen;
  • Realiseer in samenhang met het stedelijk netwerk robuuste en klimaatadaptieve recreatie- en natuurgebieden.

Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Het eindoordeel over stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied ligt bij de provincie. Deze worden door de provincie integraal afgewogen en afhankelijk daarvan opgenomen op de 3 hectare-kaart.

In onderhavig plan wordt de realisatie van maximaal 50 woningen mogelijk gemaakt. De ontwikkeling 'Heerlijk Haringvliet' betreft een ontwikkeling die is opgenomen op de 3-hectarekaart onder de naam 'De Nieuwe Marke' die destijds nog werd gebruikt voor de ontwikkeling Noordrand. De ontwikkeling is daarmee in een eerder stadium door de provincie integraal afgewogen en toegestaan in buiten het bestaand stads- en dorpsgebied. Met de realisatie van de woningen, wordt de ontwikkeling van 22 hectare nieuwe natuur gefinancierd. De woningen worden gebouwd in samenhang met de investering in een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving en draagt bij aan de klimaattransitie van de provincie. De natuurontwikkeling draagt bij aan de biodiversiteit van het eiland en biedt extra ruimte voor broedende en foeragerende vogels. Het natuurgebied wordt vrij toegankelijk waardoor het ook bijdraagt aan de recreatieve functie van het eiland en de beleving van natuur voor de bewoners in onder andere Middelharnis en Sommelsdijk.

Wonen

Voorzien in voldoende en passende woningen op de juiste plekken voor de verschillende doelgroepen in Zuid-Holland is van provinciaal belang. Omdat het aanbod van woningen onvoldoende aansluit op de vraag en de ontwikkelingen op de woningmarkt zich niet beperken tot gemeente- en/of regiogrenzen is een samenhangende aanpak op bovenlokale en bovenregionale schaal noodzakelijk. Ook hebben de woonopgaven nauwe samenhang met andere (ruimtelijke) opgaven op het vlak van bijvoorbeeld regionale economie, groen en recreatie en infrastructuur. De provincie houdt toezicht op de gemeentelijke uitvoering van de Huisvestingswet 2014.

De toekomstige bewoners worden onverdeeld eigenaar en gezamenlijk verantwoordelijk voor het beheer van de natuur, die behoort tot de woningen. Hier zijn blijvend kosten aan verbonden. De randvoorwaarden voor Heerlijk Haringvliet sluiten de bouw van sociale woningen in het plan uit. De bouw van sociale woningen, waar ontegenzeggelijk grote behoefte aan bestaat, zou een sterke verdichting tot gevolg hebben en zou leiden tot een woonbuurt die niet passend is in het open karakter van het landschap. Het plan voorziet in de realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet of onvoldoende in de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn. Hiertoe behoren ook grondgebonden woningen in het duurdere koopsegment (Woonvisie Goeree-Overflakkee 2018-2024). Voor de hele gemeente Goeree-Overflakkee bedraagt het aandeel sociale woningen in alle harde (vastgestelde) en zachte (in voorbereiding zijnde) woningbouwplannen tezamen 31% (Planmonitor Wonen, december 2022). Daarmee voldoet de gemeente in z'n totaliteit aan de provinciale norm van 30%.

Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit is het fysieke resultaat van menselijk handelen, natuurlijke processen en de wisselwerking daartussen. De gebiedsidentiteit is de basis voor nieuwe ontwikkelingen. Deze identiteit is ontstaan door eeuwenlange ingrepen in de ruimte. Daarbij is een aantal lagen te onderscheiden. De bodem, de ondergrond gaat over de grondslag van de provincie en de natuurlijke (landschapsvormende) processen. Daarop ligt de laag van de cultuur- en natuurlandschappen. In deze laag vind je het zichtbare landschap en (grondgebonden) nut. Deze laag is gevormd door eeuwenlang (vaak agrarisch) gebruik door de mens. De derde laag die onderscheiden wordt is de laag van stedelijke occupatie, bestaand uit steden, dorpen en hun onderlinge netwerken. Tot slot gaat de laag van de beleving over identiteit, met als belangrijke dragers cultuurhistorie en (recreatieve) beleving.

De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.

De provincie heeft richtpunten opgesteld voor ruimtelijke ontwikkelingen die het bovenlokale, algemene belang borgen. Dit kan te maken hebben met het type ontwikkeling, de schaal, maar ook met de gebiedsidentiteit van de gekozen plek. Een ontwikkeling die past bij de schaal en aard van een gebied heeft in beginsel weinig ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid. Hoe meer een ontwikkeling afwijkt van de aard en schaal van een gebied, des te groter is de ruimtelijke impact en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen. Dit geldt eveneens naarmate de waarde van een gebied bijzonderder of kwetsbaarder is.

Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij hanteert de provincie met het oog op de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en ontwikkelingen de volgende uitgangspunten:

  • De aard en schaal van een gebied bepalen of een ontwikkeling in meer of mindere mate passend is. In een agrarisch gebied passen stedelijke functies als woonwijken of bedrijventerreinen niet bij de aard en zijn daarmee gebiedsvreemd. De schaal van een gebied (‘korrelgrootte’) bepaalt of een ontwikkeling al dan niet past bij die schaal. Het ‘laadvermogen’ van een coulisselandschap is immers anders dan dat van een open veenweidepolder.
  • Een ontwikkeling die past bij de schaal en aard van een gebied heeft in beginsel weinig ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid.
  • Hoe meer een ontwikkeling afwijkt van de aard en schaal van een gebied, des te groter is in beginsel de ruimtelijke impact van nieuwe ontwikkelingen en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen.
  • Dit geldt eveneens naarmate de kwaliteit van een gebied bijzonderder of kwetsbaarder is. De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact in specifieke gevallen is.
  • In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie. Bij inpassen gaat het om een ontwikkeling die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De impact op het gebied is klein. Een aanpassing betreft een wijziging in de structuur van een gebied die aansluit bij de huidige gebiedsidentiteit. De impact op het gebied is groter. Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat een nieuwe gebiedsidentiteit ontstaat. De impact van dit type ontwikkeling op een gebied is enorm. Bij transformatie is het dan ook belangrijk om goed vorm te geven aan de ontwikkeling van een nieuwe ruimtelijke kwaliteit, met vaak ook een nieuwe identiteit.

Onderhavige ontwikkeling betreft transformeren. De ruimtelijke ontwikkeling past niet bij de bestaande gebiedsidentiteit, omdat de gronden nu hoofdzakelijk nog een agrarische functie hebben. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin dient behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht besteed te worden aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en dient ook rekening gehouden te worden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat is aangewezen als 'beschermingscategorie 3 buitengebied'. Een ruimtelijke ontwikkeling in dit gebied is mogelijk, mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig worden aangetast. Deze voorwaarde is echter niet van toepassing op de ontwikkeling van natuur- en groengebied en grote buitenstedelijke bouwlocaties die zijn opgenomen op de 3-hectarekaart. De ontwikkeling 'Heerlijk Haringvliet' betreft een ontwikkeling die is opgenomen op de 3-hectarekaart onder de naam 'De Nieuwe Marke' die destijds nog werd gebruikt voor de ontwikkeling Noordrand. Daarmee is de ontwikkeling passend binnen het provinciaal beleid.

Tussen het plangebied en het Haringvliet is het gebied aangewezen als 'belangrijk weidevogelgebied' en 'NatuurNetwerk Nederland'. Met de natuurontwikkeling wordt aangesloten op deze gebieden en wordt het gebied waar weidevogels kunnen broeden en foerageren vergroot.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0007.png"

Afbeelding 5 | Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit (bron: Omgevingsverordening Zuid-Holland)

Voor de ontwikkeling is een integraal ontwerp gemaakt door middel van een (landschappelijk) inrichtingsplan waarbij aandacht is besteed aan de ruimtelijke kwaliteit en het landschap centraal staat. In het beeldkwaliteitsplan zijn de uitgangspunten en ambities van de uitstraling van het gebied en bijzonder woonmilieu vastgelegd. De grond die is vrijgekomen bij het uitgraven van het zoetwaterkanaal wordt hergebruikt om in een hooggelegen en daarmee in een toekomstbestendige woonomgeving te kunnen voorzien. De verkaveling is zodanig ontworpen dat de woningen zich zullen voegen naar de structuren in het landschap, zoals het zoetwaterkanaal en moerasachtige natuur. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de natuurlijke overgang van de randen van de woonterp naar het landschap in het natuurgebied. Er zal een bijzonder en duurzaam woonmilieu worden gerealiseerd passend bij de uitgangspunten en kwaliteiten van het gebied.

Toetsing lagen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de structuur van het landschap. De ontwikkeling voegt zich in de polder tussen de Bekadeweg en de buitendijk. De buitendijk blijft als zodanig behouden. Het aangelegde zoetwaterkanaal heeft het gebied reeds doorsneden. Door de aanleg van natuur wordt aansluiting gezocht op het aangrenzende natuurgebied Menheerse Plaat. Archeologische waarden zijn in het gebied niet aanwezig.

De aanwezige polder tussen de Bekadeweg en de buitendijk is door de aanleg van het zoetwaterkanaal reeds doorsneden. Vanaf de buitendijk blijven er doorzichten naar het achterliggende landschap bestaan. Slechts een klein deel van het gebied wordt opgehoogd. Overigens is deze ophoging al aanwezig, door het storten van de grond tijdens het uitgraven van het zoetwaterkanaal. Doordat deze grond op één plaats is gestort, is er een terp in het landschap ontstaan die gebruikt gaat worden voor een duurzaam en toekomstbestendig woonconcept. De overige gronden zijn niet opgehoogd. Met de aanleg van het natuurgebied met waterpartijen wordt tevens voorzien in natuurvriendelijke oevers. Het gehele natuurgebied wordt vrij toegankelijk.

Onderdeel van de ontwikkeling Noordrand is de aanleg van een windmolenpark. Dit is echter buiten de reikwijdte van de ontwikkeling Heerlijk Haringvliet waar dit bestemmingsplan op ziet.

Het grootste deel van het plangebied zal ingericht worden als natuurgebied in aansluiting op het aangrenzende natuurgebied ten noorden van de buitendijk (Menheerse Plaat). Overigens zal een groot deel van de natuur ontstaan uit spontane vegetatieontwikkeling.

Gebiedsprofiel

Een gebiedsprofiel beschrijft en visualiseert kenmerkende ruimtelijke elementen die van bovenregionaal belang zijn. Voorbeelden van kenmerkende ruimtelijke elementen zijn: de verkavelings- en waterstructuur, linten, laanbeplantingen, herkenbare dijken en openheid. De gebiedsprofielen geven een overzicht van de landschappelijke waarden, waarmee bij ruimtelijke ingrepen rekening moet worden gehouden. Maar ze beschrijven ook ambities die richting geven aan de ontwikkeling van de kenmerken. Het gebiedsprofiel is een regionale uitwerking van de provinciale kwaliteitskaart.

Het gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee is op 27 november 2012 door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland vastgesteld. In het gebiedsprofiel is het plangebied op de kaart 'Vrijetijdslandschap' aangewezen als natuurgebied. Eén van de ambities die hierbij is aangegeven, is het toegankelijk en beleefbaar maken van de unieke natuurlandschappen van Zuid-Holland in evenwicht met de ecologische draagkracht ter plaatse. De ontwikkeling Heerlijk Haringvliet sluit hierbij aan door een natuurgebied aan te leggen waar spontane vegetatieontwikkeling centraal staat, maar dat tevens toegankelijk wordt door de aanleg van enkele voet- en fietspaden. De woningbouw maakt de aanleg van het natuurgebied mogelijk en blijft hieraan ondergeschikt.

De Zeedijk is op de kaart 'Identiteitsdragers' aangewezen als identiteitsdrager op de 'romp' van het eiland. De identiteitsdragers zijn bijzondere landschappen en plekken die zeer kenmerkend zijn voor Goeree-Overflakkee en een verhaal vertellen over de ontstaansgeschiedenis van het eiland. In het plan Heerlijk Haringvliet is rekening gehouden met de Zeedijk als herkenbare identiteitsdrager. Enerzijds zal de terp voor dijkversteviging zorgen, anderzijds worden de woningen en waterpartijen in het woongebied zodanig gesitueerd dat de dijk een herkenbaar element blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0008.png"

Afbeelding 6 | Uitsnede kaart 'Vrijetijdslandschap' gebiedsprofiel (bron: Gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee)

3.3 Gemeentelijk Beleid

Regionale structuurvisie Goeree - Overflakkee

Op 26 oktober 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee de herziening op de regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee vastgesteld met als titel 'Vitaal belevingseiland in de Delta'. In deze structuurvisie is beleid opgenomen voor onder andere het thema landschap en wonen.

Voor het gebied Noordrand en de omgeving van Middelharnis is de landschapsvisie concreet uitgewerkt: Het zoetwateraanvoerkanaal in combinatie met Deltanatuur vormt de motor van een duurzame landschappelijke ontwikkeling van een ecologisch aantrekkelijke Noordrand. Er zijn mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie. Door de combinatie van duurzaam waterbeheer, Deltanatuur, kreekontwikkeling en de provinciale ecologische hoofdstructuur (inmiddels de NNN) kan buitendijks en binnendijks een ecologisch waardevol gebied ontstaan. Buiten de ringpolders kunnen landgoederen worden gerealiseerd in combinatie met de ontwikkeling van verbreding van bestaande kreken.

Ten aanzien van wonen heeft de gemeente als doel meer variatie aan te bieden en specifieke woonmilieus en woningtypen die een aanvulling zijn op het bestaande aanbod. De gemeente verwacht van initiatiefnemers dat nieuwe woningen iets toevoegen aan het bestaande en voorzien in woningtypes en woonmilieus die er nog niet zijn.

Onderhavig plan voorziet in de voorgestane landschappelijke ontwikkeling waarbij een ecologisch waardevol gebied zal ontstaan. In de structuurvisie werd nog gesproken over de ontwikkeling van landgoederen. In hoofdlijnen is het concept van de landgoederen vergelijkbaar met onderhavige ontwikkeling, waarbij de woningbouw de aanleg van de natuur financiert en waarbij het beheer hiervan tevens door de eigenaren (vereniging) wordt geregeld, maar er wel sprake is van een openbaar toegankelijk gebied. Er is sprake van een centraal woongebied waarbij de woningen worden ingepast in het natuurgebied. Het gebied wordt reeds doorsneden door het zoetwaterkanaal. Er is in dit gebied geen sprake van een ringpolder. Met de ontwikkeling worden geen cultuurhistorische aspecten aangetast. Hiermee is het plan in lijn met de regionale structuurvisie ten aanzien van landschap en cultuurhistorie. Tevens voorziet het plan in een bijzonder woonmilieu dat binnen de gemeente nog niet aanwezig is. Hiermee voldoet het plan ook aan de visie op wonen.

Eilandvisie Goeree-Overflakkee

Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.

  1. a. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.

Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit?

  1. b. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.

Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland?

  1. c. De kwaliteit, van leven en van groei.

Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau?

  1. d. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.

Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island?

  1. e. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.

Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert?

  1. f. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?

Het plan past binnen de unieke identiteit van het eiland en de gemeente Goeree-Overflakkee wat grotendeels uit natuurgebied bestaat. Onderhavig plan maakt het wonen in de natuur mogelijk waardoor er sprake is van een uniek en bijzonder woonmilieu passend bij de kwaliteiten van het eiland. Het concept laat zien dat natuurontwikkeling in combinatie met wonen heel goed samen gaan. Er is sprake van een hoog kwaliteitsniveau dat onder andere in het beeldkwaliteitsplan tot uiting komt. Duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van Heerlijk Haringvliet. Het plan voorziet in een hergebruik van de grond die voortgekomen is bij het uitgraven van het zoetwaterkanaal. Het voorziet in een woonterp op een toekomstbestendige hoogte en tevens in dijkversterking. Duurzaam bouwen en circulaire gebiedsontwikkeling worden nagestreefd. Het plan voldoet hiermee aan de eilandvisie en past binnen de eilanditeit van Goeree-Overflakkee.

Woonvisie 2018-2024

Op 7 november 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee haar woonvisie 2018-2024 vastgesteld. De woonvisie is een belangrijke basis voor de gemeentelijke beleidsuitvoering. Belangrijke thema`s zijn betaalbaarheid van woningen, wonen met zorg en duurzaamheid. De volgende onderwerpen spelen een grote rol bij de woonvisie:

  • Goeree-Overflakkee is een aantrekkelijk eiland om te wonen. De regionale visie Smart Water geeft Goeree-Overflakkee een duidelijke focus voor de ontwikkeling en het stimuleren van de lokale economie.
  • De groei van de bevolking en de daling na 2030.
  • De vergrijzing en ontgroening en de daarbij horende uitdagingen voor het leefbaar en vitaal houden van de kernen.
  • Het passend wonen voor de meest kwetsbare inwoners van Goeree-Overflakkee.
  • De verduurzaming van de woningvoorraad.

Vraaggestuurd ontwikkelen is essentieel voor de woningmarkt. Dit betekent dat plannen goed aansluiten op de vragen die nu nog niet in de bestaande voorraad bediend worden. Volgens het WoON-onderzoek is er onder andere behoefte aan woningen in het duurdere koopsegment. Dan gaat het om tweekappers en vrijstaande woningen. In de koopsector blijkt er tevens een tekort bij de goedkoopste koopwoningen: liefst eenvoudige rijwoningen. De vraag naar deze woningen komt vooral van starters.

Kwalitatief zet de gemeente primair in op realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet of onvoldoende in de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn. Dit zijn onder andere woningen die een specifieke kwaliteit toevoegen aan het eiland, zoals variatie op een locatie (diverse woningtypen, financieringscategorieën en prijsklassen), collectieve woonvormen, nul-op-de-meterwoningen of andere innovatieve duurzaamheidsconcepten. De prioriteitsvolgorde is als volgt: projecten waarin rotte plekken worden opgeruimd, transformatielocaties, uitbreidingslocaties.

Onderhavig plan voorziet in een bijzonder woonmilieu dat nog niet aanwezig is binnen de gemeente Goeree-Overflakkee. Namelijk wonen op een woonterp middenin een natuurgebied. Daarmee wordt er een specifieke kwaliteit aan het eiland toegevoegd. Door de realisatie van dit project, vindt mogelijk ook doorstroming plaats op de woningmarkt waarbij andere (goedkopere) woningtypes beschikbaar komen.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een eigen archeologiebeleid. Als uitgangspunt streeft de gemeente er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk ’ín situ’ (in de bodem) te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingkosten uitgespaard. In gebieden met een lage en zeer lage archeologische verwachting gelden op Goeree-Overflakkee geen archeologische voorschriften.

De gemeente heeft een archeologische beleidskaart welke weergeeft voor welke gebieden welke vrijstellingsgrens geldt, uitgedrukt in oppervlakte (vierkante meters) en diepte (centimeters onder maaiveld). Ter plaatse van het plangebied zijn geen archeologische verwachtingswaarden aanwezig (zie afbeelding 7). Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is niet nodig. Het aspect archeologie vormt geen belemmering om het plan mogelijk te maken. Het opnemen van een dubbelbestemming om eventuele archeologische waarden te beschermen is niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0009.png"

Afbeelding 7 | Uitsnede Archeologische beleidskaart (bron: archeologie beleid gemeente Goeree-Overflakkee)

Bij graafwerkzaamheden dient men attent te zijn op eventuele vondsten. Volgens de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016, dient hiervan per direct melding te worden gemaakt. Aanvrager verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten direct te melden bij de bevoegde overheid.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Historie
De eerste bewoning op Goeree-Overflakkee ontstond op de hoger gelegen delen zoals kreekruggen. Goedereede en Ouddorp op Goeree zijn de oudste vestigingsplaatsen. Na de bedijking van de platen/opwassen van Flakkee, werden in deze nieuwe ringpolders dorpen gesticht, zoals Dirksland, Sommelsdijk, Middelharnis, Ooltgensplaat, Herkingen en Oude-Tonge. De dorpen ontstonden veelal aan de rand van de polder, op het kruispunt van dijk en kreek, zodat een verbinding met het open water mogelijk was. Veel van deze nederzettingen hebben een voor Goeree-Overflakkee karakteristieke opbouw en worden ook wel voorstraatdorpen genoemd. De kern bestaat uit een kerkring, een voorstraat en een haven met kaai.

De dorpen op de romp van het eiland liggen als compacte kernen in het polderlandschap en hebben een besloten karakter in contrast met de weidse polder. Kenmerkend zijn de havenkanalen die de dorpen, welke door opeenvolgende aanwassen steeds verder van zee kwamen te liggen, verbinden met het buitenwater. De havenkanalen zijn nu zeer kenmerkend voor de structuur van het landschap en cultuurhistorisch waardevol.

Plangebied

Het plangebied is in een aanwaspolder van na 1800 gelegen. De aanwaspolders liggen tegen de oude ringpolders aan en zijn overwegend langgerekt en sikkelvormig. De aanwaspolders hebben een vrij regelmatige verkaveling en een rationeel wegenpatroon. De wegen en dijken zijn grotendeels onbeplant. De aanwaspolders liggen hoger dan de ringpolders en hebben een kleinere maat. De ruimtelijke verscheidenheid in maat en openheid van de verschillende poldertypen is in de loop van de jaren vervaagd en daardoor nauwelijks meer te ervaren. Aan de randen van het eiland liggen de meest recente indijkingen. Deze polders zijn vaak relatief klein en hebben een langgerekte vorm. Hier is de grens van het eiland goed te ervaren. Op basis van het gebiedsprofiel is binnen de aanwaspolders ruimte voor ontwikkelingen die een beperkte verdichting/ schaalverkleining van het open polderlandschap betekenen en bij voorkeur een meervoudiger karakter hebben.

Van het plangebied wordt het grootste deel natuur en slechts een klein deel wordt verdicht door de bouw van woningen op de woonterp. De hoofdopzet van de aanwaspolder blijft behouden, doordat de zeedijk en de dijk langs de Bekadeweg niet gewijzigd worden en herkenbaar blijven in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0010.png"

Afbeelding 7 | Uitsnede kaart 'Herkenbaar open zeekleilandschap' met globale ligging van het plangebied rood omkaderd (bron: Gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee)

De dijken vormen belangrijke structurerende elementen in het open zeekleipolderlandschap. Ze compartimenteren het landschap en bieden een panorama op de omgeving. Er zijn meerdere typen dijken: de dijken van de ringpolders, dijken van de aanwaspolders en de zeedijk. De dijken zijn afwisselend beplant en de verschillende typen dijken vaak niet goed herkenbaar. Ten zuiden van de Bekadeweg is een dijk van de aanwaspolder gelegen. Deze dijk ligt buiten het plangebied en blijft herkenbaar in het landschap. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op deze dijk. Aan de noordzijde van het plangebied is een zeedijk gelegen die de polders begrenst van de grotere wateren van de Delta. De zeedijk vormt een belangrijk verbindend element dat nagenoeg het gehele eiland omvat. In het gebiedsprofiel is als ambitie aangegeven het vergroten van de herkenbaarheid en continuïteit van de zeedijk door een eenduidige inrichting en profiel. De zeedijk blijft onbeplant. De karakteristieke (populieren) beplanting onderaan de dijk blijft deels behouden. Deze draagt bij aan een afwisselend beeld. Daarnaast dient de recreatieve betekenis versterkt te worden door het contrast tussen binnendijks en buitendijks beter beleefbaar te maken door bijvoorbeeld het toevoegen van uitzichtpunten en aanleg van wandel- en/of fietspaden.

Aan de oostkant van het plangebied is het havenkanaal van Middelharnis gelegen. Havenkanalen zijn unieke elementen in het landschap van Goeree-Overflakkee. Ze zijn nauw verbonden met de ontstaansgeschiedenis van het eiland. Het havenkanaal gaf toegang tot het open water en was daarmee van groot economisch belang. Daarnaast speelden de havenkanalen een belangrijke rol in de afwatering en waren ze de enige mogelijkheid om het vasteland te bereiken. Het beeld van de kanalen wordt gedomineerd door rechte lijnen, dijken, gras, steile oevers en kaden. Het plan heeft geen effect op het havenkanaal.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten, zoals monumenten of karakteristieke panden zijn in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, niet aanwezig.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

De wooneenheden vormen een gevoelige functie. In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn voor bedrijfsmatige activiteiten richtafstanden opgenomen voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar (Staat van bedrijfsactiviteiten). Deze richtafstanden zijn gekoppeld aan milieucategorieën. Voor het bepalen van de richtafstand bij de milieucategorie wordt onderscheid gemaakt in twee gebieden: rustige woonwijk / rustig buitengebied en gemengd gebied. In een gemengd gebied wordt meer hinder algemeen aanvaardbaar geacht vanwege de aanwezigheid van een diversiteit van functies of hoofdontsluitingswegen. In een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één stap/milieucategorie worden verlaagd.

Het nieuwe woongebied bestaat uitsluitend uit woningen en wordt daarom aangemerkt als een rustige woonwijk. In onderstaande tabel zijn de aanwezige bedrijfsfuncties in de omgeving van het plangebied weergegeven met de bijbehorende richtafstand op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten uit de VNG-brochure. In de laatste kolom is de werkelijke afstand van de bedrijfsfunctie tot het woongebied weergegeven. Hieruit blijkt dat voor alle functies voldaan wordt aan de richtafstand. Ter plaatse van de waterzuiveringsinstallatie op het perceel Westhavendijk 11 is in het geldende bestemmingsplan een uitbreidingsmogelijkheid opgenomen. Op dit deel is echter een zonnepark aangelegd. Een zonnepark is niet als activiteit opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Van de zonnepanelen is ook geen hinder te verwachten. Dit geldt mogelijk wel voor de bijbehorende transformatoren en opslagsystemen die enig geluid produceren. Hiervoor kan een vergelijk worden gemaakt met de in de VNG-publicatie vermelde categorie 'elektriciteitsdistributiebedrijven van < 10 MVA'. Dit betreft een milieucategorie 2 inrichting met een richtafstand van 30 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan.

Ten aanzien van de melkveehouderijen wordt in paragraaf 4.7 nader ingegaan op het aspect geur.

Adres Functie Milieucategorie Richtafstand
(meter)
Afstand tot woongebied (meter)
Gorsweg 5 en 7 agrarisch - melkveehouderij 3.2 100 850
Boerenweg 10 agrarisch - melkveehouderij 3.2 100 1.200
Heuvelweg 15 agrarisch - melkveehouderij 3.2 100 520
Heuvelweg naast 1 agrarisch - melkveehouderij 3.2 100 650
Westhavendijk 17 bedrijf - watersport en spuiterij 3.2 100 230
Westhavendijk 11 waterzuiveringsinstallatie 4.1 200 290 / 150
Westhavendijk 9 bedrijf - watersport - wonen 3.2 100 380
Westhavendijk 44 -46 bedrijf - watersport jachtwerf 3.2 100 370
Oosthavendijk 38 likeurstokerij 4.2 300 580

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Ter plaatse van het woongebied wordt de functie van het gebied gewijzigd in een gevoeligere functie. Door middel van een verkennend bodemonderzoek zal inzichtelijk worden gemaakt of de bodem geschikt is voor de woonfunctie.

Ingevolgde de Bodemkwaliteitskaart en het Bodembeheerplan is de locatie onverdacht. De locatie ligt in de zone buitengebied met de functieklasse "Achtergrondwaarde". Dit houdt in dat er geen verontreinigingen te verwachten zijn. Ook zijn er geen puntbronnen.

In het gebied is reeds een berg grond aanwezig waar de woonterp wordt gerealiseerd. Deze berg bestaat uit circa 90.000 m3 zandige grond. Dit is grond dat uitgegraven is bij de aanleg van het zoetwaterkanaal. Voor de aanleg van het natuurgebied wordt tevens grond ontgraven om tot een goede hoogteligging te komen voor de vegetatieontwikkeling en om de woonterp verder aan te vullen, zodat een robuust en toekomstbestendig woongebied ontstaat. Op de inrichtingstekening zijn de hoogtes weergegeven (zie Bijlage 1). Ter plaatse van het natuurgebied wordt de bodem met circa 0,85 m verlaagd. Ter plaatse van de kreken zal de bodem met gemiddeld 1,0 meter worden verdiept. Op basis van het inrichtingsplan is een inschatting gemaakt van de benodigde ontgravingen in het gebied (zie Bijlage 3). In totaal zal er circa 210.000 m3 grond worden ontgraven in het natuurgebied. Deze grond wordt aan de woonterp toegevoegd. De verwachting is dat deze grond nog circa 10% zal inklinken. De woonterp zal op een hoogte van circa 3,0 meter boven maaiveld tot het hoogste punt op circa 5,5 meter boven het maaiveld komen te liggen. Er is sprake van een gesloten grondbalans. Er zal geen grond worden afgevoerd naar locaties elders.

Bodemonderzoek
Door Wematech Bodem Adviseurs B.V. is een (indicatief) verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage4). Met het onderzoek is inzicht verkregen in de actuele bodemkwaliteit in het plangebied. Op basis hiervan is nagegaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het veldwerk is uitgevoerd in november 2022 en april 2023. Bij de uitgevoerde grondboringen zijn op basis van zintuiglijke beoordeling geen relevante bijzonderheden en/of afwijkingen aangetroffen.

Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond van mengmonster MM01/MM01A licht verontreinigd is met zink, drins, heptachlorepoxides en chlordaan. De bovengrond van mengmonster MM02/MM2A is licht verontreinigd met heptachlorepoxides en chlordaan. De boven grond van mengmonster MM03/MM3A is licht verontreinigd met kobalt, nikkel, heptachlorepoxides en chlordaan. De bovengrond van mengmonster MM05/MM5A is licht verontreinigd met DDe en OCB. De bovengrond van mengmonster MM06/MM6A is licht verontreinigd met cadmium, kobalt, koper, nikkel en zink. De ondergrond van mengmonster MM09 is licht verontreinigd met nikkel. De bovengrond van mengmonster MM04/MM4a en de ondergrond van mengmonsters MM07 en MM08 zijn niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met (som) xylenen.

Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat bij ongewijzigd gebruik binnen de huidige functieklasse geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De verkregen resultaten vormen geen belemmering voor de realisatie van eventuele toekomstige bouwplannen ter plaatse.

Op historisch kaartmateriaal zijn een drietal voormalige sloten zichtbaar. Onbekend is met welk materiaal deze sloten gedempt zijn. Aanvullend op het verkennend bodemonderzoek is daarom een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de gedempte sloten uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de actuele bodemkwaliteit en om na te gaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen herontwikkeling. Het rapport is in Bijlage 5 bijgevoegd bij deze toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat de sloten niet zijn gedempt met bodemvreemd materiaal, maar naar alle waarschijnlijkheid met kleihoudend zand. Er is onder deze dempingslaag geen sliblaag aangetroffen. De kleigrond direct onder de dempingslaag (voormalige slootbodem) is in geen van de sloten verontreinigd. Geconcludeerd kan worden dat de voormalige slootbodem (indicatief) voldoet aan de achtergrondwaarde.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

De invloed van een risicobron op zijn omgeving wordt beoordeeld aan de hand van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per risicobron vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt een verantwoordingsplicht.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) het toetsingskader.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.

Risicobronnen - inrichtingen
Nabij het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:

  • Propaantank (3000 l) op het perceel Bekadeweg 32, risicocontour 20 m
  • Propaantank (9 m3) op het perceel Westhavendijk 44, risicocontour 25 m
  • Propaantank (5 m3) op het perceel Westhavendijk 44, risicocontour 20 m
  • Propaantank (4,84 m3) op het perceel van de rioolwaterzuiveringsinstallatie, risicocontour 20 m
  • Propaantank ( 3000 l) op het perceel Westhavendijk 9, risicocontour 20 m

De contouren van bovengenoemde inrichtingen reiken niet tot in het plangebied. De risicobronnen hebben geen invloed op de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0011.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede Risicokaart (bron: Atlas Leefomgeving)

Risicobronnen - buisleidingen
In het plangebied zijn de volgende buisleidingen aanwezig die een risicobron vormen:

  • Aardgasleiding W-538-15, diameter 324 mm / 12,76 inch, werkdruk 40 bar
  • Aardgasleiding W-538-06, diameter 168 mm / 16 inch, werkdruk 40 bar
  • Aardgasleiding W-538-26, , diameter 168 mm / 16 inch, werkdruk 40 bar

Gezien de ligging van het woongebied nabij deze leidingen, is er een kwantitatieve risicoanalyse (groepsrisicoberekening) uitgevoerd door Silva Consultancy. Het rapport is als Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd. Hieruit blijkt dat ter hoogte van de projectlocatie voor alle drie de leidingtrajecten geen plaatsgebonden risicocontour wordt berekend voor de grenswaarde van 10-6 per jaar en de projectlocatie buiten de belemmeringsstrook van de leiding is gelegen. Het plaatsgebonden risico legt daarmee geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

Uit de doorgerekende scenario's blijkt dat voor alle drie de buisleidingen zowel in de situatie voor als na de voorgenomen ontwikkeling geen groepsrisico wordt berekend. De extra populatie die aanwezig is door de ontwikkeling van de 50 woningen (waarvan er circa 16 binnen het invloedsgebied van de buisleidingen zijn gelegen), heeft geen invloed op de leidingkilometer met het hoogste groepsrisico.

De verantwoordingsplicht is van toepassing op elk besluit dat wordt genomen binnen het invloedsgebied van een buisleiding met gevaarlijke stoffen. Aangezien er geen groepsrisico wordt berekend, kan worden volstaan met een beperkte verantwoordingsplicht waarin alleen wordt ingegaan op de hoogte en verandering van het groepsrisico (die beiden 0 zijn) en de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Beperkte verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Bij de inrichting van het woongebied zal rekening worden gehouden met het opstellen van een blusvoertuig. De ontsluitingsweg ligt direct aan de noordzijde van het zoetwaterkanaal. Het zoetwaterkanaal kan dienen als bluswatervoorziening.

Zelfredzaamheid

Gelet op het type woningen dat is voorzien (overwegend vrijstaande woningen) en het bijzondere woonmilieu van 'wonen in de natuur' in een relatief afgelegen gebied mag ervan uitgegaan worden dat de bewoners volledig zelfredzaam zijn. Kinderen worden beschouwd als verminderd zelfredzaam, maar daarbij mag ervan uitgegaan worden dat deze door ouders/verzorgers worden geholpen in geval van calamiteiten. In het plangebied worden geen functies mogelijk gemaakt ten behoeve van niet-zelfredzame personen, zoals ziekenhuisen, kinderdagverblijven of verpleegtehuizen. Vanuit het plangebied zijn meerdere vluchtwegen in verschillende richtingen aanwezig.

Risicobronnen - transportroute

Het Haringvliet is in het Basisnet Water aangewezen als een transportroute gevaarlijke stoffen. Het Basisnet Water geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Die gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in rode, zwarte en groene vaarwegen:

  • rode en zwarte vaarwegen: de PR 10-6 contour komt maximaal tot de oeverlijn;
  • groene vaarwegen: er is geen PR 10-6 contour (ook niet op het water zelf).

Het Haringvliet betreft een groene vaarweg. Het transport van gevaarlijke stoffen en daarmee ook de risico's zijn hier beperkt. Voor groene vaarwegen geldt dat er geen PR 10-6 contour is. Tevens hoeven er geen veiligheidszones in acht te worden genomen. Er is bovendien ook geen plasbrandaandachtsgebied aanwezig. Een verantwoording van het groepsrisico is voor groene transportroutes, zoals het Haringvliet, niet nodig.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

In onderhavig bestemmingsplan wordt de realisatie van 50 woningen mogelijk gemaakt. Woningen vormen een geluidsgevoelig object. De Bekadeweg heeft een snelheidsregime van 60 km/uur. De nieuwe woningen liggen in de onderzoekszone van deze weg. Op basis van de Wet geluidhinder dient de geluidsbelasting op de woningen in beeld te worden gebracht.

De Bekadeweg betreft een polderweg met een beperkte verkeersintensiteit. Tevens komen de woningen op een minimale afstand van circa 75 meter afstand van deze weg te liggen. Aangenomen kan worden dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde niet zal overschrijden. Voor de volledigheid is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarbij de geluidscontouren van de weg inzichtelijk zijn gemaakt. Dit onderzoek is uitgevoerd door Kraaij Akoestisch Adviesbureau. Het rapport is als Bijlage 7 bij deze toelichting gevoegd. De geluidbelasting vanwege de Bekadeweg bedraagt op de rand van het bouwvlak ten hoogste 37 dB. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh. Onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn niet noodzakelijk, evenals het aanvragen van een hogere waarde. Ten aanzien van de beoordeling van het akoestisch woon- en leefklimaat in het kader van een goede ruimtelijke ordening is het akoestisch woon- en leefklimaat te kwalificeren als 'zeer goed'.

4.7 Geur

In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn normen en afstanden opgenomen waaraan de ligging en geurbelasting van dierenverblijven in het kader van een milieuvergunning worden getoetst. In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de Wgv verder uitgewerkt waarbij normen gelden ter plaatse van, en afstanden gelden tot aan geurgevoelige objecten.

Geurbelasting wordt getoetst en berekend met het verspreidingsmodel V-Stacks Gebied. Dit verspreidingsmodel geldt enkel voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Rgv. Bij dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden.

Er moet worden vastgesteld dat daar waar een gevoelige functie mogelijk wordt gemaakt, er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Andersom geldt, dat bestaande veehouderijen niet onevenredig in hun belangen en bedrijfsvoering mogen worden geschaad door de te ontwikkelen gevoelige functie.

In de omgeving van het plangebied zijn enkele veehouderijen aanwezig (Gorsweg 5 en 7, Boerenweg 10, Heuvelweg 15 en Heuvelweg naast 1). Dit betreffen allen melkveehouderijen. Voor de diercategorie melk- en kalfkoeien, zoogkoeien en vrouwelijk jongvee zijn in de Rgv geen geuremissiefactoren vastgesteld. Voor deze dieren gelden op basis van de Wgv vaste afstanden ongeacht het aantal dieren dat er gehouden wordt. De minimaal aan te houden afstand bedraagt 50 meter tot een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom en 100 meter tot een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom. De afstanden worden gemeten vanaf het dichtstbijzijnde emissiepunt van een stal waarin de betreffende dieren worden gehouden tot de gevel van een geurgevoelig object (zoals woningen). De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om de standaard afstanden aan te passen middels een gemeentelijke geurverordening. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft geen eigen Verordening geurhinder en veehouderij. Binnen de gemeente gelden de standaard afstanden.

Het woongebied is buiten de bebouwde kom gelegen. Hier geldt op basis van de Wgv een afstand van 50 meter tussen het emissiepunt van een dierenverblijf en de gevel van een geurgevoelig object. Alle dierenverblijven (en tevens bouwvlakken) van de genoemde melkveehouderijen zijn op een ruimere afstand dan 50 meter gelegen. De dichtstbijzijnde ligt op een afstand van circa 520 meter. Daarmee wordt voldaan aan de eisen uit de Wgv. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat het woongebied geen belemmering vormt voor de bedrijfsuitvoering van de aanwezige agrarische bedrijven en de bedrijven geen belemmering vormen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.8 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels, zoals een hoogspanningsverbinding. Onderdeel van het zoetwaterkanaal is een waterleiding. Deze is binnen het plangebied gelegen. Aan de oostkant van het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Beide leidingen zijn overeenkomstig de onderliggende bestemmingsplannen met een dubbelbestemming in dit plan overgenomen. De leidingen vormen geen belemmering voor de woningbouwontwikkeling. Bij de aanleg van het natuurgebied zal rekening worden gehouden met de ligging van de leidingen, zodat een ongestoorde ligging van de leidingen geborgd is.

In de zuidoostelijke hoek van het plangebied ligt een stroomkabel ten behoeve van windpark Kroningswind. Bij de aanleg van het natuurgebied zal hier rekening mee worden gehouden.

Ten aanzien van de aanwezige gasleidingen in het plangebied wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 4.5 van deze toelichting.

Bij de civieltechnische uitwerking van het plan, zal de ligging van leidingen en kabels ten behoeve van de woningen worden bepaald.

4.9 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In dit geval is er sprake van een woningbouwlocatie met maximaal 50 woningen. Volgens de regeling is er in dat geval dus geen sprake van een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Desondanks is de te verwachten verkeersgeneratie in de NIBM-tool ingevoerd. Zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0012.png"

Afbeelding 9 | Resultaat NIBM-tool (bron: Infomil)

Uitgaande van een extra verkeersgeneratie van 426 motorvoertuigen per etmaal (zie paragraaf 4.11), draagt het plan niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (zie bovenstaande afbeelding). De concentratiebijdrage ligt ruim onder de NIBM-grens van 1,2 µ g/m3.

Aan de hand van NSL-monitoringstool kunnen de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 inzichtelijk worden gemaakt. Echter in de omgeving van het plangebied zijn geen rekenpunten aanwezig. De rekenpunten liggen hoofdzakelijk op wegen in het stedelijk gebied. Het dichtstbijzijnde rekenpunt is ter plaatsen van de Westdijk in Middelharnis. Omdat dit op een zodanige grote afstand van het plangebied is gelegen en in een heel ander type gebied dan het plangebied geeft dit geen representatief beeld. Om die reden zijn de jaargemiddelde concentraties niet inzichtelijk gemaakt.

Gezien de ligging van het plangebied in het buitengebied en niet nabij drukke wegen, zal de luchtkwaliteitssituatie geen belemmering vormen voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.

4.10 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het plangebied grenst wel direct aan het Natura2000-gebied Haringvliet. De Menheerse Plaat, welke deel uitmaakt van het Natura2000-gebied, is tevens aangewezen als Natuur Netwerk Nederland.

Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied Haringvliet is gelegen op circa 50 meter afstand van het te realiseren woongebied. Door middel van een voortoets zijn de effecten op dit Natura2000-gebied als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trillingen en licht) inzichtelijk gemaakt.

Op onderstaande afbeelding is de begrenzing van het Natura2000-gebied Haringvliet weergegeven (arcering) en het Natuur Netwerk Nederland (groene kleur).

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.MDHHrlkHaringvliet-bp20_0013.png"

Afbeelding 10 | Natuurgebieden (bron: Provincie Zuid-Holland)

Voortoets
Door Ecolybrium Ecologisch Onderzoek en Advies is een voortoets uitgevoerd. Deze is opgenomen in de rapportage Quickscanonderzoek Ecologische Waarden (zie Bijlage 8) onder het kopje 'Gebiedsbescherming'. In de voortoets is door middel van de effectenindicator de effecten inzichtelijk gemaakt die kunnen optreden ten aanzien van oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, verstoring door licht, verstoring door trilling, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten. Hieruit blijkt dat er geen effecten op specifieke habitattypen optreden, aangezien deze niet op de locatie zelf of in de directe nabijheid ervan aanwezig en/of in ontwikkeling zijn. In de directe nabijheid kunnen er mogelijk enkele habitatrichtlijnsoorten voorkomen. Dit betreft de bittervoorn en de Noordse woelmuis. Bittervoorn kan in het zoetwaterkanaal leven, maar omdat hier geen werkzaamheden uitgevoerd worden in het kader van dit plan, zijn geen effecten hierop te verwachten. De Noordse woelmuis kan mogelijk leefgebied hebben in de rietkragen langs het zoetwaterkanaal. Om effecten hierop gedegen te kunnen bepalen en deze te kunnen toetsen aan de verbodsbepaling zal nader soortgericht onderzoek worden uitgevoerd in de daarvoor geschikte onderzoeksperiode. Verder kunnen in de rietkragen langs het zoetwaterkanaal blauwborst en rietzanger broeden. Om verstoring tegen te gaan dienen de meest verstorende werkzaamheden buiten de broedperiode uitgevoerd te worden, zodat de soorten rustig kunnen broeden.

De rietkragen aan de zuidzijde langs het zoetwaterkanaal blijven in tact. De rietkragen aan de noordzijde zullen deels verwijderd worden ten behoeve van de aanleg van de ontsluitingsweg. Voor zover er aantasting plaatsvindt, wordt direct grenzend aan het leefgebied nieuwe natuur aangelegd waar aantrekkelijk leefgebied voor de Noordse woelmuis wordt gerealiseerd. Mochten in de rietkragen Noordse woelmuizen al aanwezig zijn, dan is er daardoor direct aansluitend een groot natuurgebied aanwezig, dat dan als kwalitatief gunstig leefgebied voor de Noordse woelmuis dient. In het eindbeeld (na realisatie natuur met de woningen) is de situatie (kwaliteit en omvang leefgebied) aanzienlijk verbeterd. Hierdoor is het aannemelijk dat een eventueel benodigde ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming wordt verleend en wordt het bestemmingsplan uitvoerbaar geacht. Indien uit het nader onderzoek blijkt, dat de Noordse woelmuis aanwezig is, zal voor de start van de werkzaamheden een ontheffing worden aangevraagd en de benodigde maatregelen worden getroffen.

Gelet op het voorgaande zijn effecten op het nabijgelegen Natura2000-gebied, op habitattypen en -soorten en op broedvogels, met uitzondering van de Noordse Woelmuis, verwaarloosbaar te noemen. Het uitvoeren van een passende beoordeling is niet nodig. Indien uit nader onderzoek blijkt, dat de Noordse Woelmuis aanwezig is, zullen en kunnen de benodigde maatregelen getroffen worden.

Stikstof
Voor dit plan dient de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden inzichtelijk te worden gemaakt. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of op voorhand significant negatieve effecten op Natura2000-gebieden vanwege stikstofdepositie kan worden uitgesloten. In de omgeving van het plangebied zijn diverse Natura2000-gebieden gelegen. De dichtstbij gelegen Natura200o-gebieden betreffen het Haringvliet, de Grevelingen en het Krammer-Volkerak. In de stikstofberekening is onderscheid gemaakt tussen de realisatiefase en de gebruiksfase. Ten aanzien van de realisatiefase is rekening gehouden met een fasering ten aanzien van het grondverzet, het bouwrijp maken van de locatie en het bouwen van de woningen. Voor de gebruiksfase is uitgegaan van het maximale aantal woningen van 50. De notitie met uitgangspunten en de uitkomsten van de berekening is te vinden in Bijlage 9. De uitkomst is dat voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Soortenbescherming

Het gebied is door Ecolybrium onderzocht op het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten. Het rapport van het Quickscanonderzoek Ecologische Waarden is te vinden in Bijlage 8 van deze toelichting. Uit de quickscan blijkt dat op- en rondom de agrarische percelen sprake is van een mogelijk jachtgebied voor vleermuizen. Er is geen sprake van aantasting van primair jachtgebied, mits het zoetwaterkanaal onverlicht blijft. Nader onderzoek en overtredingen van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming zijn geheel niet aan de orde. Effecten op beschermde soorten grondgebonden zoogdieren zijn niet geheel uit te sluiten. De beoogde ingrepen kunnen leiden tot vernietiging/verstoring van het leefgebied van de Noordse woelmuis. Hiertoe zal in de daarvoor geschikte onderzoeksperiode nader onderzoek worden uitgevoerd naar het voorkomen van deze soort en of deze soort mogelijk effecten ondervindt door de werkzaamheden. Effecten op broedvogels (al of niet met jaarrond beschermde nesten) zijn op voorhand uit te sluiten. Effecten op algemeen voorkomende soorten vogels die in de rietkragen langs het zoetwaterkanaal broeden, zijn te voorkomen door de werkzaamheden uit te voeren buiten de broedperiode (buiten de periode half maart-half juli). Effecten op beschermde soorten amfibieën, vissen, dagvlinders, libellen, reptielen en andere ongewervelden treden geheel niet op, omdat er geen optimaal habitat ontwikkeld is. Met uitzondering van het onderzoek naar de Noordse Woelmuis, is het uitvoeren van nader onderzoek naar soorten niet benodigd.

4.11 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Ontsluiting

Het woongebied krijgt een centrale ontsluiting naar de Bekadeweg. Hiertoe is reeds een dam in het zoetwaterkanaal aangelegd. De ontsluiting zal robuust genoeg moeten zijn voor het verwerken van het verkeer van de bewoners, eventueel leveranciers en hulpdiensten. Vanaf de Bekadeweg zal het verkeer zich verder verdelen, bijvoorbeeld richting Middelharnis via de Westhavendijk om daar gebruik te maken van de aanwezige voorzieningen en richting de N215 om overige plaatsen op het eiland en de N57 en N59 te bereiken. De verwachting is dat de verkeersverdeling circa 50% richting het westen en circa 50% richting het oosten zal zijn. Onderzocht is wat het effect van het verkeer is op de ontsluitingswegen. Zie onder 'Verkeer' voor de resultaten hiervan.

Binnen het plangebied worden geen separate fietsverbindingen aangelegd. Het langzaamverkeer kan gebruik maken van de ontsluitingswegen in het plangebied (zie ook afbeelding 4 in paragraaf 2.1.2 Toekomstigesituatie). Aan de oostkant wordt een aansluiting gemaakt op het bestaande fietspad langs de Westhavendijk. Als deelproject van de ontwikkeling Noordrand wordt ten noorden van het plangebied een fietspad aangelegd waarop aangesloten wordt vanuit het plangebied. Ook is het voornemen om een fietsverbinding te realiseren tussen de kern Sommelsdijk naar de de dijk via de Heerenweg. Deze fietspaden zijn een uitbreiding van het recreatief fietsroutenetwerk.

Voetpaden zullen niet vooraf in het natuurgebied worden aangelegd. Het is de bedoeling dat het gehele natuurgebied toegankelijk is als 'laarzenpad' en dat van nature daardoor enkele vaker gebruikte paden zullen ontstaan.

Verkeer

Er worden 50 woningen gerealiseerd in het plangebied. Deze woningen hebben een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast is het mogelijk dat het natuurgebied bezocht wordt door bezoekers die met de auto komen, waardoor het natuurgebied ook een (beperkte) verkeersaantrekkende werking heeft.

In deze fase is er nog geen verkavelingsschets aanwezig. Daarmee is het nog niet bekend welke type woningen in welke hoeveelheden in het gebied gerealiseerd gaan worden. Het bestemmingsplan legt uitsluitend de planologische kaders vast. De uitwerking binnen deze kaders zal op een later moment plaatsvinden.

Dit bestemmingsplan maakt maximaal 50 woningen mogelijk. Uitgangspunt is dat deze 5o woningen op maximaal 40 kavels worden gerealiseerd. Als worstcasescenario wordt voor de verkeersgeneratie uitgegaan van 30 vrijstaande woningen en 20 twee-onder-één-kapwoningen.

Op basis van het CROW bedraagt de verkeersgeneratie van één vrijstaande koopwoning in een niet stedelijk gebied met gebiedstype 'buitengebied' gemiddeld 8,2 motorvoertuigen per etmaal. Een twee-onder-één-kapwoning heeft een gemiddelde verkeersgeneratie van 7,8 motorvoertuigen per etmaal. De woningen hebben daarmee een maximale verkeersgeneratie van 402 motorvoertuigen per etmaal.

Voor de verkeersgeneratie van natuurgebieden bestaan geen richtlijnen of kengetallen vanuit het CROW. Het is daarom gebruikelijk om de verkeersgeneratie te baseren op de parkeervraag. Ook voor de parkeerbehoefte van natuurgebieden bestaan geen algemene parkeernormen of kencijfers. Om de berekening voor de parkeervraag te kunnen onderbouwen zijn uitgangspunten van vergelijkbare onderzoeken gehanteerd. Voor een natuurgebied van 250 hectare is daarin uitgegaan van 23 tot 25 benodigde parkeerplaatsen.

Bij het toepassen van dezelfde verhouding op het natuurgebied van Heerlijk Haringvliet (22 hectare) ontstaat een parkeervraag van twee parkeerplaatsen. Een klein natuurgebied als dat van Heerlijk Haringvliet zal relatief gezien een hogere parkeervraag hebben dan een groot natuurgebied. Verwacht wordt daarom dat vier tot zes parkeerplaatsen voldoende is voor het natuurgebied van Heerlijk Haringvliet. Er wordt uitgegaan dat iedere parkeerplaats dagelijks twee keer gebruikt wordt. De verkeersgeneratie bedraagt dan maximaal 24 verkeersbewegingen per etmaal.

Type functie Aantal woningen Minimum verkeersgeneratie Maximum verkeersgeneratie Gemiddelde verkeersgeneratie Totale verkeersgeneratie
vrijstaand 30 7,8 8,6 8,2 246
twee-onder-één-kap 20 7,4 8,2 7,8 156
natuurgebied 24
Totaal 50 426

Onderzocht is wat het bestaand gebruik van de omliggende infrastructuur is, verwacht toekomstig gebruik als gevolg van de ontwikkeling en relevante andere ontwikkelingen in de omgeving. Op basis hiervan is getoetst of de bestaande infrastructuur hiervoor geschikt is en of aanvullende maatregelen nodig zijn. Het volledige rapport is te vinden in Bijlage 10. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling van Heerlijk Haringvliet in combinatie met de ontwikkelingen Waterrijck en de Graansilo in de toekomst leiden tot een intensiever gebruik van de Boerenweg, Bekadeweg en Westhavendijk door motorvoertuigen. Op de Westhavendijk kan ook de hoeveelheid fietsverkeer mogelijk toenemen. De bestaande weginrichting kan de toekomstige verkeersstromen voor een groot deel afwikkelen zonder dat er bermschade aan de weg ontstaat. Op het wegvak Westhavendijk tussen de Heuvelweg en Sommelsdijkse Havendijk, waar de rijbaanbreedte zich beperkt tot maximaal 3,5 meter, is deze kans wel aanwezig. Dit is niet wenselijk en leidt tot extra verkeersonveiligheid voor met name fietsers.

Naast de kans op bermschade zorgt de toename van gemotoriseerd verkeer en mogelijk ook fietsers, voor een toename in het aantal ontmoetingen tussen weggebruikers op de Boerenweg en Bekadeweg, maar voornamelijk de Westhavendijk. De meest voorkomende ontmoetingen moeten op deze wegvakken veilig plaats kunnen vinden. Met uitzondering van de Bekadeweg geldt voor alle wegvakken dat de ontmoeting tussen een fietser en auto altijd veilig en op de verharding plaats moet vinden. Voor de gehele Westhavendijk geldt dit ook voor de ontmoeting tussen twee auto's of de ontmoeting tussen een vrachtauto en fietser vanwege de fors hogere intensiteiten.

Voor de verschillende wegvakken geldt op basis van de analyse een gewenste verhardingsbreedte en verkeersruimte zoals weergegeven in onderstaande tabel.

Straatnaam Gewenste verhardingsbreedte Gewenste verkeersruimte
Boerenweg 3,55 meter 4,60 meter
Bekadeweg 3,00 meter 4,60 meter
Westhavendijk 4,60 meter 5,55 meter

Geadviseerd wordt de bestaande inrichting van de Boerenweg en Bekadeweg te handhaven. Zowel de bestaande verhardingsbreedte als verkeersruimte voldoet. De toekomstige intensiteiten kunnen veilig over deze wegen worden afgewikkeld zonder dat er bermschade of verkeersonveiligheid ontstaat. Daarnaast maken fietsers nauwelijks gebruik van deze wegvakken en zorgt de aanleg van een solitair fietspad richting Heerlijk Haringvliet voor een direct, comfortabel en veilig alternatief.

Daarnaast wordt geadviseerd op de Westhavendijk tussen de Bekadeweg en de komgrens in overleg met de wegbeheerder (Waterschap Hollandse Delta) tot maatregelen te komen waarbij de verhardingsbreedte in ieder geval 4,60 meter breed wordt en de verkeersruimte 5,55 meter bedraagt. Hierdoor kunnen fietsers en automobilisten elkaar op het hele wegvak veilig passeren. Een alternatieve maatregel hierop zou het aanbrengen van passeerstroken met een totale rijbaanbreedte van 5,05 meter en een lengte van 20 meter kunnen zijn. Op basis van de Westhavendijk volstaan drie passeerstroken met een afstand van 300 meter.

Parkeren
Het parkeren van auto's van bewoners zal op eigen terrein bij de woningen plaatsvinden. Ook voor bezoekers zal ruimte vrijgehouden worden om te kunnen parkeren. Ter plaatse van het woongebied is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald aan de hand van het type te realiseren woningen. Voor bezoekers van het natuurgebied zal langs de ontsluitingsweg in het plangebied voorzien worden in (beperkte) parkeervoorzieningen voor auto's en het stallen van fietsen.

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta (WSHD) dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater beheert. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat deze voldoen aan het waterbeleid. Dit is vastgelegd in diverse beleidsdocumenten van Europees (Europese Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG) tot gemeentelijk niveau. Ook het waterschap heeft zijn eigen beleid. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027.

De gehele ontwikkeling Noordrand en specifiek de ontwikkeling Heerlijk Haringvliet is tot stand gekomen in overleg met het Waterschap Hollandse Delta.

Voldoende water - wateroverlast
Het streefbeeld is een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Zo'n systeem kan het water, conform de daarvoor vastgestelde normen en zonder overlast te veroorzaken, verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Het watersysteem dient te voldoen aan het principe van waterneutraal bouwen, dit wil zeggen: waar het verharde oppervlak toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken en infiltratie van water mogelijk te maken. Uitgangspunt vasthouden-bergen-afvoeren Bij het oplossen van waterhuishoudkundige problemen wordt afwenteling voorkomen. Oplossingen voor eventuele waterhuishoudkundige problemen dienen bij voorkeur in het plangebied gevonden te worden. Indien dit niet mogelijk is dient dichtbij het plangebied compensatie gezocht te worden. Compensatie dient in ieder geval binnen hetzelfde peilgebied plaats te vinden. De verbindingen tussen wateren horen daar ook bij. Bij een plan wordt gebruik gemaakt van de vuistregel dat 10% van de toename aan m² verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. Hierbij geldt een ondergrens van 500 m2 in het stedelijk gebied en 1.500 m² in het landelijk gebied.

In het aan te leggen natuurgebied binnen het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om te kunnen voorzien in voldoende waterberging in het kader van watercompensatie. In de regels (artikel 18.3) van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin is vastgelegd dat een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend wordt verleend indien uit een inrichtingsplan blijkt dat voorzien wordt in voldoende watercompensatie. Met het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 wordt hieraan voldaan. Er zal voorzien worden in voldoende waterberging conform de voorschriften van het Waterschap. De woonpercelen (bestemd als 'Woongebied') hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 2,6 hectare. Uitgaande van een worstcasescenario waarin de percelen volledig verhard worden is er sprake van toename aan verharding van circa 2,6 hectare als gevolg van de woonpercelen. Daarbij opgeteld de oppervlakte van de aan te leggen infrastructuur (7.460 m2) is er een totale toename aan verharding van 33.460 m2 (worstcasescenario). Conform de eisen van het Waterschap dient hiervan 10% gecompenseerd te worden in open water in hetzelfde peilgebied als waar de verharding toeneemt. Dit houdt in dat er 3.346 m2 waterberging in het plangebied gerealiseerd moet worden. In het natuurgebied wordt voorzien in voldoende watercompensatie door de aanleg van meerdere waterpartijen. Aan de zuidoostzijde van het plangebied (ten zuiden van het zoetwaterkanaal) wordt een waterpartij aangelegd. Conform het inrichtingsplan bedraagt de oppervlakte hiervan circa 2,2 hectare. Deze waterpartij zal in verbinding komen te staan met de bestaande watergangen in het gebied. Er wordt onder andere aangesloten op de watergang direct ten zuiden en van het zoetwaterkanaal. Deze watergangen maken deel van het watersysteem van het waterschap. Met de aanleg van deze waterpartij binnen hetzelfde plangebied en peilgebied als de woningbouwontwikkeling, wordt voorzien in (ruim) voldoende waterberging.

De waterpartijen/kreken in het plangebied worden conform de uitgangspunten van het plan zo natuurlijk mogelijk ingericht. Voor het onderhoud van het natuurgebied wordt (in samenspraak met de bewoners) een beheerplan opgesteld. Daarnaast worden in het woongebied wadi's aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van minimaal 5.000 m2. Het hemelwater vanaf de woningen en wegen wordt zoveel mogelijk afgevoerd op de aanwezige wadi's met een overstort op de bloemendijk. Eén en ander zal afhankelijk zijn van de hoogteligging van de woningen. De woningen dienen immers hoger te liggen dan de wadi om het hemelwater goed af te kunnen voeren.

Waterveiligheid - waterkering
Het plan zal niet leiden tot een achteruitgang in stabiliteit en veiligheid van de waterkering (Zeedijk). In het kader van het aanbestedingstraject is aan Deltares gevraagd te adviseren ten aanzien van geotechnische en waterveiligheidsaspecten van de woonterp, die aan de binnenzijde tegen de waterkering is gelegen. Ten behoeve van het advies zijn zettings- en stabiliteitsberekeningen uitgevoerd. Het rapport van het geotechnisch onderzoek is in Bijlage 11 toegevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat als de woonterp direct tegen de primaire waterkering aan wordt gebouwd, de uitvoeringsstabiliteit van het flauwe zuidelijke talud (1:6) maatgevend is voor het ophoogtempo. Berekend is dat in dat geval geen aanpassing van de ondergrond benodigd is en dat er vanuit oogpunt van stabiliteit geen beperkingen gesteld hoeven te worden aan het ophoogtempo. De berekende stabiliteitsfactor van de waterkering is ruim voldoende. Ook de stabiliteit van de zuidelijke zoetwaterkanaalkade blijkt voldoende te zijn en er is geen negatieve invloed van de voorgenomen ontwikkeling op de secundaire waterkering (de Buitendijk) aan de zuidzijde van het projectgebied. Wel dienen de richtlijnen conform de Standaard RAW 2015 (CROW) gevolgd te worden ten aanzien van het aanbrengen en verdichten van grondlagen (zand en klei).

Watersysteem
Het huidige watersysteem wordt zoveel mogelijk behouden. Eventuele aanpassingen mogen niet leiden tot verslechteringen. Voor het dempen, graven en verleggen van watergangen dient een vergunning te worden aangevraagd. Indien een sloot wordt gedempt, zal deze gelijkwaardig worden gecompenseerd in kwaliteit en kwantiteit. Er zullen geen doodlopende watergangen worden aangelegd.

Schoon water - goed omgaan met afvalwater
Menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. De strategie is voor nieuw te ontwikkelen terreinen uit te gaan van het niet aankoppelen van hemelwater op het rioolstelsel. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen. Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Gestreefd wordt om schoon hemelwater in bestaand gebied af te koppelen van het rioolstelsel. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt zo veel mogelijk afgevoerd naar de wadi's of geïnfiltreerd in de bodem. Het afvalwater wordt naar het riool afgevoerd.

4.13 Duurzaamheid

Klimaatadaptatie
De provincie wil tijdig en adequaat inspelen op het opwarmende klimaat. Door de mondiale opwarming stijgt de zeespiegel en worden weerpatronen beïnvloed. Hierdoor neemt in Zuid-Holland de intensiteit van neerslag toe, is sprake van een toename van het aantal hittegolven en neemt de kans op extreme droogteperiodes toe. Verder daalt de bodem en neemt de brakke kwel toe. Deze veranderingen zullen de komende decennia voor nieuwe uitdagingen zorgen.

In het Regionaal Waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 wordt onder andere aandacht besteed aan klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is een belangrijk onderdeel van de beleidsuitwerking in het regionaal waterprogramma. Klimaatverandering heeft immers grote impact op de wateropgaven, door andere veranderende rivierafvoeren, veranderende neerslagpatronen, zeespiegelstijging en toenemende watervraag door hitte, droogte en verzilting.

Dit bestemmingsplan voorziet in een ontwikkeling van een natuurgebied gecombineerd met een woongebied in het buitengebied van de gemeente Goeree-Overflakkee. Het betreft een uniek project op een unieke locatie en is daardoor niet vergelijkbaar met een woningbouwontwikkeling in of aansluitend aan een bestaand stedelijk gebied. Klimaatadaptatie zal hier dan ook meer vanzelfsprekend zijn en van een heel andere orde zijn, dan in een meer stedelijk gebied.

Het natuurgebied voldoet aan de uitgangspunten van klimaatadaptatie. Er is voldoende ruimte voor waterberging en spontane vegetatie waaronder ook hogere opgaande beplanting. Overstroming en hittestress is daardoor niet aan de orde. Dit geldt ook voor het woongebied. Het woongebied is gelegen op een terp. Deze terp is reeds in het landschap zichtbaar en ontstaan door het uitgraven van het zoetwaterkanaal. De terp zal worden aangevuld met grond afkomstig uit het natuurgebied. De terp wordt landschappelijk ingericht. Het ensemble van woningen zal harmonisch opgaan in het omringende natuurlandschap. Er zullen geen gebouwde erfafscheidingen zijn, zoals hekken of schuttingen. De bouwvolumes zullen omringd zijn door natuurlijke vegetatie. De verharding (per woning) wordt geminimaliseerd. Hittestress zal daardoor niet aan de orde zijn. Op de woonterp zijn ook wadi's voorzien. Deze kunnen ook de hittestress verminderen en voorzien in ruimte voor waterberging. Door de hoge ligging van de woonterp is gevaar voor overstroming niet aan de orde.

Toekomstbestendig bouwen
De provincie wil zorgen voor een toekomstbestendig ingericht bebouwd gebied dat zorgt voor een prettige, gezonde en veilige leefomgeving. Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient (in toenemende mate):

  • energieneutraal te zijn, door optimaal in te zetten op besparing van elektriciteits- en warmte/koeltevraag, het benutten van rest- en aardwarmte en zoveel mogelijk in eigen (lokale) hernieuwbaar opgewekte elektriciteit te voorzien.
  • klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ook op slappe ondergrond. Daarmee wordt bedoeld dat het nieuw ingerichte gebied en de omgeving goed blijft functioneren in extreme weersomstandigheden. Klimaatadaptief bouwen is daarom de norm in Zuid-Holland.
  • uit te gaan van natuurinclusief bouwen om daarmee de biodiversiteiten variatie aan biotopen voor de stedelijke soorten in het bebouwde gebied duurzaam te behouden en te versterken.
  • circulaire oplossingen te bieden bij realisatie en beheer door een verantwoord materiaalgebruik en het hanteren van de ontwerpprincipes modulariteit en losmaakbaarheid, zodat er kan worden ingespeeld op een veranderde behoefte in de toekomst.
  • gezonde en veilige leefomgeving te bevorderen; die een gezonde leefstijl ondersteunt, met een beweegvriendelijke leefomgeving voor sport en beweging stimuleert en waarin een goede milieukwaliteit wordt beschermd en bevorderd.

Energieneutraliteit staat centraal bij de ontwikkeling van Heerlijk Haringvliet. Duurzaam bouwen en circulaire gebiedsontwikkeling worden nagestreefd. De milieuprestatie gebouwen is < 0,8 en GWW-werken is < 1.0. Er is sprake van een gasloze ontwikkeling. Voor de benodigde energieopwekking geldt dat deze op een landschappelijk verantwoorde wijze in de woningen wordt toegepast.

Duurzaam benutten en beheren ondergrond
De ondergrond maakt onlosmakelijk deel uit van ruimtelijke opgaven. De ondergrond is de basis voor ruimtelijke ontwikkeling. De karakteristieken van de ondergrond zijn bepalend voor het landschap en de wijze waarop door de eeuwen heen deze landschappelijk zijn ingericht en steden en dorpen zijn gebouwd.

De ondergrond wordt steeds intensiever gebruik. Het wordt daarom steeds belangrijker om ruimtelijke functies in de ondergrondse ruimte te ordenen en te positioneren.

De ondergrond bestaat uit een nieuw aangelegde terp. In de bodem zijn daardoor nog geen kabels, leidingen of andere voorzieningen aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden.

4.14 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In de bijlage bij het Besluit m.e.r. staan in onderdeel C en D activiteiten waarvoor een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden. De volgende activiteiten zijn van toepassing:

  1. 1. D9 Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw.
  2. 2. D11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat.

Het gebied heeft een oppervlakte van circa 35 hectare. Daarmee blijft de ontwikkeling voor beide activiteiten (natuurontwikkeling en woningbouwontwikkeling) ruim onder de drempelwaarden. Op basis van het Besluit m.e.r. is er geen sprake van een formele m.e.r.-(beoordelings)plicht, maar kan volstaan worden met een vormvrije project-m.e.r.-beoordeling. Hiervoor is wel een expliciet project-mer-beoordelingsbesluit nodig.

Hiervoor is een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie Bijlage 12). Uit de integrale beoordeling van de milieueffecten ten aanzien van de selectiecriteria uit bijlage III m.e.r.-richtlijn (in onderlinge samenhang beschouwd) blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) is daardoor niet noodzakelijk.

4.15 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Dit plan voorziet in de bouw van maximaal 50 woningen. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. De gemeente Goeree-Overflakkee heeft met de initiatiefnemer een koop- en ontwikkelovereenkomst gesloten. Deze koop- en ontwikkelovereenkomst omvat tevens het gemeentelijke kostenverhaal op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Een afzonderlijke anterieure overeenkomst is daarmee niet aan de orde.

De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap, de veiligheidsregio en het waterleidingbedrijf.

Inspraak

Conform de Wet ruimtelijke ordening is het niet verplicht om een inspraakprocedure te volgen. De gemeente is vrij om toch inspraak te verlenen. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vier weken ter inzage gelegen. Tijdens deze terinzagelegging is op 28 september 2022 een inloopavond georganiseerd, waarbij belangstellenden vragen konden stellen over het plan. Tijdens de terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie in te dienen. Het resultaat van de inspraak is verwoord in een 'Nota inspraak en overleg'. Deze nota is als Bijlage 13 bij het bestemmingsplan gevoegd.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. In deze periode wordt ook een informatiebijeenkomst georganiseerd. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Bijlage 1 Landschappelijk Inrichtingsplan

Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 3 Ontgravingen Natuurgebied

Bijlage 3 Ontgravingen natuurgebied

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennden Bodemonderzoek Gedempte Sloten

Bijlage 5 Verkennden bodemonderzoek gedempte sloten

Bijlage 6 Kwantitatieve Risicoanalyse Hogedruk-aardgasleidingen

Bijlage 6 Kwantitatieve risicoanalyse Hogedruk-aardgasleidingen

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek

Bijlage 8 Voortoets En Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 8 Voortoets en quickscan flora en fauna

Bijlage 9 Stikstofberekening

Bijlage 9 Stikstofberekening

Bijlage 10 Memo Verkeer

Bijlage 10 Memo verkeer

Bijlage 11 Geotechnisch Onderzoek

Bijlage 11 Geotechnisch onderzoek

Bijlage 12 Aanmeldnotitie Milieu Effect Rapportage

Bijlage 12 Aanmeldnotitie Milieu Effect Rapportage

Bijlage 13 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 13 Nota inspraak en overleg