Nolleweg Melissant
Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee
Vastgesteld op 06-07-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Nolleweg Melissant met identificatienummer NL.IMRO.1924.MLSNolleweg-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwd
bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.8 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde zonder dak.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
1.11 bed&breakfast
het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw.
1.12 bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)
het bedrijfsmatig verlenen van diensten – geen detailhandelsbedrijf zijnde – en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (voor wat betreft milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is, dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een kapper, bloemschikker en meubelmaker.
1.13 beroepsmatige activititeiten (in of bij een woning)
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning kan worden uitgeoefend en dat geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een advocaat, belastingconsulent, dierenarts, fysiotherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, medisch specialist, notaris, psycholoog, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tolk/vertaler.
1.14 bestaand
- a. t.a.v. bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijgebouw
een aangebouwd of op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens
ee grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.24 carport/overkapping
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
1.25 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie zich onder de noklijn bevindt en de voorzijde van de constructie binnen de gevel van het gebouw is gelegen.
1.26 dakvoet
het laagste punt van een schuin dak.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 duurzaam gemeenschappelijke huishouding
een vaste groep van personen tussen wie een duurzame band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen, waarbij sprake is van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen.
1.29 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.30 erker
hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.
1.31 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen hiervan is toegestaan.
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.34 hoofdverblijf
een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste verblijfplaats van een persoon, hetgeen blijkt uit de basisregistratie personen (BRP).
1.35 huishouden
een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.
1.36 kantoor- en/of praktijkruimte
een aan een eengezinswoning gekoppelde ondergeschikte woonruimte in de woning ten behoeve van een of twee personen die een familieband hebben met de hoofdbewoner.
1.37 kelder
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
1.38 motorvoertuig
gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, snorfiets, invalidenvoertuig of tram.
1.39 ondergeschikte functie
functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
1.40 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.41 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.42 parkeerbehoefte
het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een functie in een gebied.
1.43 parkeergelegenheid
een plek in het openbaar gebied of op eigen grond waar iemand zijn of haar motorvoertuig/(brom)fiets mag parkeren, dit kan zowel betaald als onbetaald zijn.
1.44 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.46 voorgevelrooilijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.47 vrijstaand
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.49 wonen
de huisvesting van één duurzaam huishouden dat het hoofdverblijf houdt op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.
1.50 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk duurzaam huishouden als hoofdverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterhuishoudkundige en waterstaatkundige doeleinden;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bermen, taluds, bruggen en duikers voor kruisingen met wegverkeer.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
6.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.
6.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
6.4 Onderkeldering
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
met uitzondering van:
- 1. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- 2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
7.2 Bewoning door één huishouden
Het is verboden om het gebruik van gronden en bouwwerken te wijzigen door het (laten) bewonen van een woning door meer dan één huishouden.
7.3 Afwijken bewoning door één huishouden
Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van lid 7.2, indien:
- a. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dan wel beschikbaar is in de openbare ruimte, en;
- b. er geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen, en;
- c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak of een aanduiding op de verbeelding in geringe mate wordt overschreden, tot een maximale afmeting van 3 m;
- c. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
- 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
- d. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m;
- e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
- f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
8.2 Voorwaarden voor afwijken
De onder lid 8.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
10.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijnen, dan wel de vervangers daarvan of het daarvoor in de plaats tredende gemeentelijke parkeerbeleid, bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en (brom)fietsen.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hiervoor wordt advies opgevraagd bij de gemeentelijke verkeerskundige.
10.3 Voldoende waterberging
Het in gebruik nemen van woningen als bedoeld in artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan, indien binnen het peilgebied voldoende waterberging is gerealiseerd naar evenredigheid van de toename van de alsdan gerealiseerde oppervlakteverharding middels bebouwing en terreinverharding, in overeenstemming met de Keur van het Waterschap Hollandse Delta. Voorts dient de watercompensatie duurzaam in stand te worden gehouden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Nolleweg Melissant'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het voornemen is om aan de oostzijde van Melissant een nieuwbouwplan te realiseren met 52 woningen. Het plangebied is gelegen tussen de achterzijde van de percelen aan de Bernhardstraat, de speelweide in het verlengde daarvan en de Nolleweg. De gronden bestaan uit akkerbouwgronden en zijn bestemd voor agrarische activiteiten. Om de ontwikkeling van de 52 woningen mogelijk te maken, dient de bestemming te worden gewijzigd. Dit voorliggende bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van de woningen.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Melissant. Aan de zuidzijde en westzijde grenst het plangebied aan de woonbebouwing en voorzieningen (speelweide) van de kern. Aan de oostzijde en noordzijde grenst het plangebied aan agrarische gronden. Het plangebied bestaat uit het kadastrale perceel Melissant, sectie A, perceelnummer 2.729. Het plangebied heeft een oppervlakte van 20.077 m2.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)
1.3 Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit nog vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.1.1 Huidige situatie
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit agrarische gronden. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Nolleweg. De Nolleweg vormt een verbinding tussen de Julianaweg, nabij de entree van Melissant, en de Noorddijk aan de zuidzijde van Melissant. Aan de noordzijde zijn een aantal dierenweides aanwezig. De gronden hebben een agrarische bestemming, maar zijn hoofdzakelijk hobbymatig in gebruik. Op één van de percelen is bebouwing aanwezig in de vorm van diverse opstallen die gebruikt worden voor opslag en als paardenstal. Er is geen sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf.
Aan de westzijde grenst het plangebied aan de achterzijde van de woonpercelen aan de Bernhardstraat. De woningen aan de Bernhardstraat betreffen vrijstaande woningen bestaande uit één bouwlaag met een kap. Verderop grenst het plangebied aan een speelweide welke in verbinding staat met de Fabiusstraat.
Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de woonkavels aan de Nolleweg. Dit betreffen ruime kavels met vrijstaande woningen.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Atlas van Zeeland, Nederland 2021 Ortho)
2.1.2 Toekomstige situatie
Uitgangspunten
Ten behoeve van de ontwikkeling zijn uitgangspunten geformuleerd. Voor de inrichting van het gebied is aansluiting gezocht bij de typologie en woningdichtheden van de aangrenzende gebieden. Achter de kavels aan de Bernhardstraat worden vergelijkbare grote kavels met vrijstaande woningen gerealiseerd met een dichtheid van 8 tot 12 woningen per hectare. Aansluitend aan de bestaande woonkavels aan de Nolleweg worden vier kavels met vrijstaande woningen gerealiseerd. Ten behoeve van de diversiteit aan woningen in het plan en aansluitend bij de rijwoningen aan de Bernhardstraat en Fabiusstraat wordt aan de westzijde van het plangebied tegenover de speelweide drie blokken met rijwoningen en één blok met beneden-bovenwoningen gerealiseerd.
Afbeelding 3 | Stedenbouwkundige uitgangspunten ontwikkeling (bron: Estate Invest)
Programma
In het plangebied zijn in totaal 52 woningen voorzien. Aan de noordzijde worden 8 vrijstaande woningen op grote kavels gerealiseerd. Ten zuiden hiervan worden 4 vrijstaande woningen gerealiseerd. Aan de andere zijde van deze kavels zijn 40 woningen in vier blokken voorzien. In het meest zuidelijke blok worden 16 beneden-bovenwoningen gerealiseerd. De overige drie blokken bestaan uit rijwoningen. Een deel van de woningen zal als sociale huurwoning wordt uitgevoerd.
De rijwoningen en beneden-bovenwoningen bestaan uit twee bouwlagen met een kap. De vrijstaande woningen kunnen zowel uit één bouwlaag met kap als twee bouwlagen met een kap bestaan. Voor alle woningen geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter.
Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Estate Invest)
Beeldkwaliteit
Ten behoeve van de beeldkwaliteit is een beeldkwaliteitsparagraaf opgesteld. Zie hiervoor Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. In deze beeldkwaliteitsparagraaf zijn de beoogde ruimtelijke- en architectonische kwaliteiten en uitgangspunten van de voorgenomen ontwikkeling beschreven en in beeld gebracht. De rijwoningen en beneden-bovenwoningen worden projectmatig ontwikkeld met een dorps karakter. De vrijstaande woningen vormen lintbebouwing aan de Nolleweg met een landelijk karakter en kunnen van elkaar in vorm en architectuur verschillen.
Ontsluiting
De vrijstaande woningen worden ontsloten op de bestaande Nolleweg. De Nolleweg is momenteel uitsluitend toegankelijk voor gemotoriseerd bestemmingsverkeer en langzaamverkeer. Het uitgangspunt is om dit op deze wijze te behouden, zodat het huidige karakter van de Nolleweg behouden blijft. Via de Nolleweg is richting het noorden de Julianaweg te bereiken. De Julianaweg is de ontsluitingsweg van het noordelijke deel van Melissant. Richting het zuiden sluit de Nolleweg aan op de Noordijk. Via de Noorddijk is het westelijke deel van Melissant (via de Nieuweweg) te bereiken. Zowel via de noordzijde als de zuidzijde wordt Melissant ontsloten op de Provincialeweg (N215).
Ten behoeve van de ontsluiting van de rijwoningen wordt de Bernhardstraat doorgetrokken. Ten aanzien van autoverkeer wordt dit deel een doodlopende straat. Voor langzaamverkeer worden verbindingen aangelegd tussen deze straat en de Nolleweg. Hiermee wordt het maken van diverse ommetjes vanuit de kern Melissant mogelijk.
Parkeren
Het parkeren ten behoeve van de vrijstaande woningen wordt voorzien op eigen terrein. De kavels hebben een zodanige omvang dat per woning ruimte is voor twee parkeerplaatsen naast elkaar en bezoekersparkeren op de oprit. Ten behoeve van de rijwoningen wordt aan de verlengde straat van de Bernhardstraat 73 parkeerplaatsen aangelegd. In paragraaf 4.10 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect verkeer en parkeren.
2.2 Juridische Regeling
2.2.1 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Dirksland' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch' zonder bouwmogelijkheden. Voor een klein deel in het verlengde van de Bernhardstraat geldt het bestemmingsplan 'Dorpsgebied Melissant 2012' dat op 17 juli 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De gronden zijn ook in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch' zonder bouwmogelijkheden.
Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Ter plaatse geldt tevens het 'Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren' dat op 28 juli 2022 als ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dit paraplubestemming geldt voor de gehele gemeente en betreft een partiële herziening van meerdere bestemmingsplannen op de onderwerpen wonen en parkeren. Het plan voorziet in een regeling voor het gebruik van reguliere woningen om ongewenste kamerverhuur of gebruik als recreatiewoning tegen te kunnen gaan. Tevens voorziet het plan in een standaard parkeerregeling om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij ontwikkelingen. De regelingen uit het paraplubestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.
2.2.2 Planuitwerking
Voor dit bestemmingsplan is gekozen voor een globale bestemmingsplanmethodiek ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. De exacte begrenzing van de woonpercelen ligt nog niet vast. Daarom is voor een woonbestemming gekozen waarbinnen ook de wegen en het openbaar groen gerealiseerd kunnen worden. Daarmee is er nog enige schuifruimte. Ter plaatse van de toekomstige wegen is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen om zo de structuur van het wegenpatroon vast te leggen, maar niet de exacte begrenzing van de weg op voorhand te hoeven vastleggen. Er is een globaal bouwvlak opgenomen waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd. Dit bouwvlak is zodanig geprojecteerd dat er voldoende afstand wordt gehouden tussen de nieuw te bouwen hoofdgebouwen en de achterzijde van de bestaande woningen aan de Bernhardstraat en voldoende afstand tussen de voorgevel van de hoofdgebouwen en de Nolleweg.
2.2.3 Juridische planbeschrijving
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Water
Ter plaatse van de bestaande watergang aan de zuidzijde van het plangebied, is de bestemming 'Water' opgenomen. Naast water zijn binnen deze bestemming ook waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen en groenvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming is uitsluitend het bouwen van overige bouwwerken toegestaan.
Wonen
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn de gronden naast wonen ook bestemd voor de ontsluiting (wegen en (fiets)paden), voor parkeervoorzieningen en voor groenvoorzieningen. De ontsluitingsstructuur is met de aanduiding 'ontsluiting' aangegeven. Ter plaatse dient in ieder geval een ontsluitingsweg te worden aangelegd. De exacte ligging van de weg en de perceelsgrenzen kunnen hiermee nog nader worden bepaald. De hoofdgebouwen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengesloten' zijn uitsluitend rijwoningen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan. Er geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals schoorstenen en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Overige regels
In deze regels zijn regels opgenomen ten behoeve van voldoende parkeergelegenheid en een voorwaardelijke verplichting om in voldoende waterberging te voorzien.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Eén van de beleidskeuzes is dat steden zich duurzaam ontwikkelen door een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid, veiligheid en leefomgevingskwaliteit. Het Rijk hanteert daartoe een integrale verstedelijkingsstrategie en is actief partij bij het formuleren van een regionale verstedelijkingsstrategie. Het is essentieel dat onze steden gezond, aantrekkelijk, veilig en schoon zijn om in te wonen en te werken, dat er goede en betaalbare woningen beschikbaar zijn en dat woon- en werklocaties bereikbaar zijn.
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 52 woningen en daarmee dus een stedelijke ontwikkeling.
In de Staat van Zuid-Holland wordt de toegestane woningvoorraadgroei en plancapaciteit in de woonregio's voor de periode 2021 tot en met 2030 getoond op basis van de Woningbehoefteraming 2021 (WBR). Voor Goeree-Overflakkee geldt voor deze periode een toegestane woningvoorraadgroei van 2.500 woningen en een toegestane plancapaciteit van 3.250 woningen. In het 'Woningbouwprogramma 2017-2020 en 2020-2030' van de gemeente Goeree-Overflakkee is voor de periode 2018 - 2030 een plancapaciteit opgenomen van 1.814 woningen. Dit is ruim lager dan de toegestane woningvoorraadgroei en toegestane plancapaciteit. Met de huidige aanwezige plancapaciteit wordt dus voor een deel voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent dat ook met realisatie van plannen die (nog) niet in het woningbouwprogramma waren opgenomen, voorzien wordt in de behoefte aan extra woningen binnen de gemeente op basis van de Woningbehoefteraming 2021. Gezien de grote behoefte, is leegstand niet te verwachten. Tevens wordt met de te realiseren woningtypes ook voorzien in de aanwezige kwalitatieve behoefte.
Het plangebied is buiten het bestaand stedelijk gebied gelegen. Binnen het bestaand stedelijk gebied van Melissant is geen ruimte aanwezig voor de realisatie van 52 woningen. De uitbreiding aan de oostzijde van de kern is ruimtelijk gezien een logische ontwikkelrichting. Het plangebied ligt ingeklemd tussen het bestaande bebouwingsgebied en de Nolleweg, waarbij aan de zuidzijde van de Nolleweg reeds woonpercelen aanwezig zijn.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie 1 februari 2023)
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen.
Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:
Verstedelijking en wonen
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op het juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van de woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.
Stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stads- en dorpsgebied
Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Een deel van die vraag past qua kwaliteit niet daarbinnen. Daarnaast kunnen er kwantitatieve beperkingen zijn. Een randvoorwaarde bij beter benutten is namelijk dat de leefkwaliteit in de bebouwde ruimte behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. Ook kan de kwaliteit van de groene ruimte aanleiding zijn om een kwaliteitsverbetering te realiseren door middel van het toevoegen van stedelijke functies. Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden en kleinschalige stedelijke ontwikkelingen, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Gedeputeerde Staten zien toe op toepassing door gemeenten van de Ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Het eindoordeel over stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied ligt bij Provinciale Staten. Deze worden door Provinciale Staten afgewogen en opgenomen op de 3 hectare kaart.
In het onderhavige plan is sprake van een ontwikkeling buiten bestaand stads- en dorpsgebied, maar het plangebied grenst wel direct aan het bebouwde gebied in de kern Melissant. De oppervlakte van het plangebied is kleiner dan 3 hectare.
Differentieer de woningvoorraad
Een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat biedt mensen keuzevrijheid in woonomgevingen en heeft een woningvoorraad die aansluit op de behoefte.
Ruimtelijke kwaliteit
Op het gebied van wonen zet de provincie in op voldoende (bouwen naar behoefte) en passende woningen voor verschillende doelgroepen, bij voorkeur naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheidt maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende drie type ontwikkelingen: inpassen, aanpassen en transformeren. Onderhavige ontwikkeling betreft transformeren. De ruimtelijke ontwikkeling past niet bij de bestaande gebiedsidentiteit, omdat dit agrarische gronden betreft. De ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan als de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen. Het plangebied is gelegen in een gebied, dat is aangewezen als 'beschermingscategorie 3 buitengebied'. Een ruimtelijke ontwikkeling in dit gebied is mogelijk, mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig wordt aangetast.
Voor de ontwikkeling is een ontwerp gemaakt waarbij is aangesloten op de bestaande stedenbouwkundige structuren in de omgeving van het plangebied. De bestaande kavels aan de Nolleweg worden doorgetrokken richting het noorden en aan de westzijde van het plangebied wordt aangesloten bij de structuur van de rijwoningen in blokken van 7 tot 9 woningen aan de westzijde van de Bernhardstraat. Daarmee wordt aangesloten op de bestaande ruimtelijke kwaliteit waarbij richting het buitengebied/het oosten een verdunning van bebouwing plaatsvindt waardoor er een geleidelijke overgang plaatsvindt van het bestaande bebouwde gebied richting het buitengebied. Er wordt een nieuwe dorpsrand gecreëerd waarbij de openheid aan de rand van dit gebied behouden blijft. Zie ook afbeelding 3 in paragraaf 2.1.2 van deze toelichting. Om in een optimale variatie aan woningtypes te voorzien, worden er ook beneden-bovenwoningen gerealiseerd en wordt een deel van de woningen sociale huurwoningen.
Kwaliteitskaart
In het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt getoetst aan de kwaliteitskaart. Deze bestaat uit een viertal lagen met bijbehorende richtpunten.
Laag 1 - De ondergrond
Rivierdelta complex
Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.
Jonge zeeklei
De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.
Richtpunt:
- Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden. Dit richtpunt is niet van toepassing op het plangebied. Het plangebied is niet in de Deltawateren of buitendijks gebied gelegen.
Bijzonder reliëf en aardkundige waarden
Zuid-Holland is, uitgezonderd de duinen en de dijken, relatief plat. Binnen dit platte land is nog een aantal bijzondere, natuurlijke hoogteverschillen te vinden. Het betreft strandwallen in de kustzone, oude stroomruggen, kreken en geulafzettingen, rivierduinen met donken en oude bovenlanden met restveen. Vanwege de hogere ligging waren deze plekken aantrekkelijk voor (pre)historische bewoning. Het zijn vaak plekken van grote archeologische en aardkundige waarde. Behoud van dit reliëf houdt de leesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het gebied in stand.
De komgronden en oeverwalgebieden van het rivierengebied in Zuid-Holland zijn opgebouwd uit rivierklei en liggen vooral in het oosten van de provincie. Ze zijn vermengd met de veenondergrond. De oeverwallen vormen plaatselijk hogere/drogere delen binnen het veengebied. Dit is terug te zien in het landschap.
Richtpunten:
- Ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand.
- Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen
Zeekleipolderlandschap
Zeekleipolders
Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken. De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.
Kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.
Richtpunten:
Zeekleipolders algemeen:
- Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.
- Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren.
- Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder.
- Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
- Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
- Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.
Rivierdeltalandschappen
Een aantal Zuid-Hollandse eilanden kent nog steeds een eilandkarakter: omlijst door deltawateren met beperkte verbindingen met de andere eilanden of het vasteland. Ze zijn gelegen in de luwte van de Randstad en vormen landschappelijk een geheel met Zeeland. IJsselmonde en het Eiland van Dordrecht zijn daarentegen meer onderdeel van het stedelijk netwerk.
De drie eilanden Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en Voorne-Putten hebben elk een eigen karakter. Dit karakter wordt mede gevormd door de verschillen in afstand tot en de verbinding met het stedelijk gebied, de landschappelijke opbouw van de eilanden zelf en de aard van het omringende water. Versterken van het deltakarakter en vergroten van de diversiteit van karakters van de eilanden draagt bij aan het behoud van diversiteit in de Delta. Een opgave is het om de recreatieve gebruikswaarde van de eilanden te vergroten in combinatie met een gebiedsspecifieke, in de omgeving passende inrichting. Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden dienen bij te dragen aan het versterken van het stoere deltakarakter en passen bij de maat en schaal van dijk en open wateren.
Ontwikkelingen worden benaderd in het licht van het eiland als geheel, waarbij bijvoorbeeld in Voorne-Putten en Hoeksche Waard een duidelijk verschil zit tussen de ‘dynamische’ noordrand en het ‘luwe’ zuiden.
Laag 3 - De stedelijke occupatie
Stads- en dorpsranden
De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Daarbij onderscheiden we drie typen ‘overgangskwaliteiten’. Het front, het contact en de overlap. Op kaart vinden we de hoogwaardige en bijzondere fronten terug. Daar waar recreatiegebieden voorkomen langs stads- of dorpsrand is veelal sprake van overlap. Uitgangspunt bij ontwikkelingen aan dorpsranden is de contactkwaliteit waarbij onderscheid wordt gemaakt in front, contact en overlap.
1. De kwaliteit van het front (contrast)
Een scherpe rand tussen bebouwing en land, waarbij de bebouwing en landschap ‘met het gezicht naar elkaar’ zijn gekeerd. Er zijn verschillende situaties denkbaar, waarbij landschappelijke grenzen zorgen voor een scherp contrast tussen bebouwing en landschap. De stad aan de rivier of aan zee (waterfront, zeefront), appartementsgebouwen langs de duinrand of de bebouwingsrand rond een (verder vrij onbebouwde) droogmakerij. Stad en buitengebied brengen hun eigen eigenschappen maximaal tot expressie. Vormen van hoogbouw kunnen hier aan het karakter bijdragen. Bij water- en zeefronten bieden combinaties met de waterkering kansen voor kwaliteit. Het ‘wegfront’ vraagt om extra aandacht voor verbindingen tussen stad en ommeland. Hier is het vaak niet het geval dat bebouwing en landschap met het gezicht naar elkaar zijn gekeerd. De grens is scherp, maar men mist de kwaliteiten van het ‘zicht op elkaar’.
2. Contactkwaliteit
Bebouwd gebied en landschap zijn verbonden door zichtbare en begaanbare doorlopende structuren, zoals wegen, paden, dijken, lanen, linten of waterlopen. De structuur die stad en land verbindt, kan een herkenbare landschappelijke onderlegger hebben als een strandwal of rivier. In andere situaties is het kavelpatroon doorlopend. Stad en ommeland blijven beide in hun eigen hoedanigheid herkenbaar en onderscheidend, maar worden in staat gesteld in elkaar door te dringen. Deze soort overgang is typisch voor dorpen of buitenwijken, waarbij de stedenbouwkundige opzet bijvoorbeeld geënt is op het oorspronkelijke landschappelijke (kavel)patroon.
3. De kwaliteit in de overlap
Tussen bebouwd gebied en landschap is een geleidelijke overgang. Stedelijke en landelijke programma’s vloeien in elkaar over. Het zijn gebieden met een hybride uitstraling en betekenis: recreatiegebieden, sportvelden, volkstuincomplexen, golfbanen, enzovoorts. Er wordt een geïntegreerde ontwikkeling ontworpen van woon-, werk-, productie- en vrijetijdslandschappen die zoveel mogelijk aansluiten bij de ruimtelijke kwaliteiten van het omringende landschap en met een goede dooradering van recreatieve routes.
Richtpunt:
Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).
In het gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee zijn de volgende ambities opgenomen ten aanzien van de dorpsrand aan het open polderlandschap:
- Er wordt ingezet op het contrast tussen kleinschalige compacte dorpen en het weidse polderlandschap. Nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan een heldere landschappelijke afronding van het dorp. Er wordt rekening gehouden met landschappelijk waardevolle elementen zoals dijken en kreken. Deze structuren lopen in het dorpsgebied door.
- De dorpen liggen als groene massa’s in het open polderlandschap. Dit betekent dat de dorpsrand groen wordt ingericht. Dit kan zowel door private tuinen, als door openbaar groen of een beplante dorpsstraat. Deze afwisseling is belangrijk, want dit draagt bij aan het dorpse karakter.
- De toegankelijkheid en beleefbaarheid van de dorpsrand verbeteren door fysieke en visuele relaties te handhaven dan wel te versterken. Daarnaast is het belangrijk dat de dorpsrand gebruikswaarde en betekenis heeft voor de bewoners. Hierbij kan gedacht worden aan een kinderboerderij, een dorpsbosje, maar ook aan waterberging.
- De inrichting van de dorpsrand, met name rond de dorpsentree, draagt bij aan de oriëntatie van bewoners en recreanten. Dit betekent bijvoorbeeld dat hogere bebouwing zorgvuldig, met inachtneming van de andere ambities en in relatie tot het dorp als geheel ingepast moet worden.
- Nieuwe ontsluitingswegen in samenhang met landschap en het dorp ontwerpen. Hierbij worden grotere infrastructurele werken vermeden, zodat het dorp niet afgesneden raakt van het aanliggend landschap.
Laag 4- Laag van de beleving
Deze laag is niet van toepassing op de onderhavige locatie.
Toetsing kwaliteitskaart
Met de invulling van het plangebied met woningbouw blijft de huidige landschappelijke structuren behouden. Het plangebied ligt op enige afstand van de Nolledijk, waardoor deze dijk duidelijk herkenbaar blijft in het landschap. Het plan heeft daarmee geen invloed op de patronen en het reliëf in het landschap. In het plan wordt aangesloten op de bestaande stedenbouwkundige structuren die als het ware worden doorgetrokken in het plangebied. De vrijstaande woningen worden ontsloten op de Nolleweg evenals de bestaande woningen in het verlengde hiervan. Hierdoor is er sprake van een verdunning richting de dorpsrand en afronding van de dorpsrand aan de Nolleweg.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Regionale structuurvisie Goeree - Overflakkee
Op 26 oktober 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee de herziening op de regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee vastgesteld met als titel 'Vitaal belevingseiland in de Delta'. In deze structuurvisie is beleid opgenomen voor het thema wonen. De gemeente heeft als doel meer variatie aan te bieden en specifieke woonmilieus en woningtypen die een aanvulling zijn op het bestaande aanbod. De gemeente verwacht van initiatiefnemers dat nieuwe woningen iets toevoegen aan het bestaande en voorzien in woningtypes en woonmilieus die er nog niet zijn. De gemeente heeft voor nieuwe initiatieven een zestal basisprincipes opgesteld. Eén daarvan is 'overgangskwaliteit dorpsrand'. Ontwikkelingen aan de dorpsrand moeten bijdragen aan het realiseren van een rand met overgangskwaliteit.
Met onderhavige ontwikkeling wordt aan de oostzijde van Melissant de dorpsrand verder afgerond tot aan de Nolleweg. Daarmee vormt de Nolleweg een duidelijke afbakening van de oostelijke dorpsrand. Met de inrichting van het gebied is rekening gehouden met de bestaande structuren waarbij ruime kavels aan de randen zijn gesitueerd voor een geleidelijke overgang naar het buitengebied. Overigens is tussen de Nolleweg en Nolledijk nog een gebied aanwezig, dat in de toekomst ruimte kan bieden voor uitbreiding waarbij de dorpsrand dan verlegd wordt van de Nolleweg naar de Nolledijk.
Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen, werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
- a. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland.
Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit? - b. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland? - c. De kwaliteit, van leven en van groei.
Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau? - d. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island? - e. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert? - f. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.
Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?
Met het voorgenomen plan blijft de unieke identiteit van het eiland behouden. Het plan vormt een logische uitbreiding van Melissant en voorziet in de vraag naar nieuwe woningen binnen de gemeente en in Melissant. Het stedenbouwkundig plan is zodanig ontworpen, dat binnen het plan in meerdere woningtypes voorzien kan worden en wordt aangesloten bij de bestaande structuren van de kern Melissant.
Woonvisie 2018-2024
Op 7 november 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee haar woonvisie 2018-2024 vastgesteld. De Woonvisie is een belangrijke basis voor de gemeentelijke beleidsuitvoering. Belangrijke thema`s zijn betaalbaarheid van woningen, wonen met zorg en duurzaamheid. De volgende onderwerpen spelen een grote rol bij de woonvisie:
- Goeree-Overflakkee is een aantrekkelijk eiland om te wonen. De regionale visie Smart Water geeft Goeree-Overflakkee een duidelijke focus voor de ontwikkeling en het stimuleren van de lokale economie.
- De groei van de bevolking en de daling na 2030.
- De vergrijzing en ontgroening en de daarbij horende uitdagingen voor het leefbaar en vitaal houden van de kernen.
- Het passend wonen voor de meest kwetsbare inwoners van Goeree-Overflakkee.
- De verduurzaming van de woningvoorraad.
Vraaggestuurd ontwikkelen is essentieel voor de woningmarkt. Dit betekent dat plannen goed aansluiten op de vragen die nu nog niet in de bestaande voorraad bediend worden. In de woonvisie is aangegeven, dat op basis van het WoON-onderzoek er onder andere behoefte is aan woningen in het duurdere koopsegment (vanaf € 250.000,-). Dan gaat het om tweekappers en vrijstaande woningen. In de koopsector blijkt er tevens een tekort bij de goedkoopste koopwoningen: liefst eenvoudige rijwoningen. De vraag naar deze woningen komt vooral van starters.
Kwalitatief zet de gemeente primair in op realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet of onvoldoende in de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn. Dit zijn onder andere woningen die een specifieke kwaliteit toevoegen aan het eiland, zoals variatie op een locatie (diverse woningtypen, financieringscategorieën en prijsklassen), collectieve woonvormen, nul-op-de-meterwoningen of andere innovatieve duurzaamheidsconcepten. De prioriteitsvolgorde is als volgt: projecten waarin rotte plekken worden opgeruimd, transformatielocaties, uitbreidingslocaties.
Bij kernen waarin de afgelopen jaren weinig gebouwd is, is het gewenst om differentiatie aan te brengen afhankelijk van de vraag in de kern.
Het plan voorziet in zowel woningen in het duurdere koopsegment door middel van het realiseren van vrijstaande woningen op grote kavels, als in woningen in het goedkopere segment door de realisatie van 24 rijwoningen en 16 benden-bovenwoningen. Hiermee wordt in de directe behoefte voorzien aan starterswoningen. Een deel van de woningen zal uitgevoerd worden als sociale huurwoningen. Tevens zal met de realisatie van de duurdere woningen doorstroming op de woningmarkt plaatsvinden. Daarmee past het plan binnen het gemeentelijk woonbeleid.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft eigen archeologiebeleid. Als uitgangspunt streeft de gemeente er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk 'in situ' (in de bodem) te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. In gebieden met een lage en zeer lage archeologische verwachting gelden op Goeree-Overflakkee geen archeologische voorschriften.
De gemeente heeft een archeologische beleidskaart welke weergeeft voor welke gebieden welke vrijstellingsgrens geldt, uitgedrukt in oppervlakte (vierkante meters) en diepte (centimeters onder maaiveld). Ter plaatse van het plangebied zijn geen archeologische verwachtingswaarden aanwezig (zie afbeelding 6). De Noorddijk is aangewezen als cultuurhistorische lijn en heeft een archeologische verwachtingswaarde. Het plan heeft geen invloed op de gronden aan deze dijk.
Afbeelding 6 | Uitsnede archeologische beleidskaart (bron: gemeente Goeree-Overflakkee)
Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is niet nodig. Het aspect archeologie vormt geen belemmering om het plan mogelijk te maken. Het opnemen van een dubbelbestemming om eventuele archeologische waarden te beschermen is niet aan de orde.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Ten zuiden en ten westen van het plangebied zijn hoofdzakelijk woonpercelen aanwezig. De aan de westkant gelegen speeltuin/-weide betreft een openbare groenvoorziening welke passend is binnen een woonkern. Deze functies vormen geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling. Aan de noordzijde van het plangebied zijn enkele paardenweides aanwezig welke hobbymatig worden gebruikt. Er is een paardenstal, maar ook deze is hobbymatig in gebruik. De afstand van de paardenstal tot de gevel van de dichtstbijzijnde te realiseren woning bedraagt minimaal 50 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
Ten noordoosten van het plangebied is Zorgkwekerij De Nollestee gelegen. Dit bedrijf is een professionele plantenkwekerij, maar biedt ook dagbesteding aan mensen met dementie of andere hersenziektes en mensen met een beperking. De kwekerij heeft een maatschappelijke bestemming. Conform de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor vergelijkbare tuinbouwbedrijven een richtafstand van 30 meter vanaf het erf met de bedrijfsgebouwen tot de gevel van een woning. De afstand van het erf tot het dichtstbijzijnde woonperceel bedraagt 30 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand. Voor dagverblijven in de gezondheids- en welzijnszorg geldt een richtafstand van 10 meter. Hiermee wordt ook voldaan aan de richtafstand.
Ten oosten van het plangebied zijn agrarische gronden aanwezig zonder bebouwing. Hiervoor gelden geen richtafstanden op basis van de VNG-publicatie. De gronden zijn in gebruik als akkerbouwland. Van reguliere akkerbouwgronden wordt gesteld, dat deze niet zodanige overlast veroorzaken, dat hiervoor richtlijnen nodig zijn.
Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.4 Bodem
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
De gronden hebben een agrarische bestemming. Deze wordt omgezet naar een woonbestemming. Hiermee is er sprake van een gevoeligere functie en dient aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie. Voor zover bekend hebben in het plangebied geen andere activiteiten, zoals bedrijfsactiviteiten, plaatsgevonden dan agrarische activiteiten. De verwachting is dat de gronden niet verontreinigd zijn.
Door Wematech Bodem Adviseurs B.V. is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Bij de uitgevoerde grondboringen zijn op basis van zintuiglijke beoordeling in de bovengrond van boring 15 sporen grind en baksteen aangetroffen. Deze bijmeningen worden niet aangemerkt als zijnde asbestverdacht. Ter plaatse van het voormalige dammetje en de voormalige sloot is geen bodemvreemd dempingsmateriaal aangetroffen. voor het overige zijn geen relevante bijzonderheden en/of afwijkingen aangetroffen. Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond niet verontreinigd is. De ondergrond van één mengmonster (MM3) is licht verontreinigd met cadmium en PCB. De ondergrond van één mengmonster (MM4) is niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met (som)xylenen. De bovengrond en de ondergrond in de mengmonsters voldoen aan de achtergrondwaarde. De ondergrond van mengmonster MM3 voldoet aan klasse industrie voor toe te passen bodem en klasse wonen voor ontvangende bodem.
Conclusie
Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat bij ongewijzigd gebruik binnen de huidige functieklasse geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.
4.5 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook vindt er in de omgeving geen transport plaats van gevaarlijke stoffen. Dit geldt zowel voor transport over de weg als door buisleidingen. Op verdere afstand op het perceel Noorddijk 8 (camping) is een propaantank aanwezig. De risicocontouren vallen binnen het betreffende perceel en vormt geen belemmering voor de omgeving.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.6 Geluid
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Binnen het plangebied worden geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt in de vorm van woningen. Het nieuwbouwplan ligt binnen de geluidzone van de Nolleweg, de Nolledijk en de Provincialeweg (voormalig tracé N215). Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ter bepaling van de geluidbelasting op de gevels van de te realiseren woningen in het plangebied. Het rapport (d.d. 14 februari 2022) is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.
Heel de bebouwde komt van Melissant heeft een 30 km/u regime. Het plangebied ligt tussen de Bernhardstraat en de Nolleweg. De Bernhardstraat heeft een 30 km/u regime en de Nolleweg tot circa 75 meter voor het plangebied ook. Op basis van jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen deze wegen in het akoestisch onderzoek te worden betrokken. Gezien het feit dat alleen de rijwoningen van het nieuwbouwplan langs het (doodlopende) uiteinde van de Bernhardstraat worden ontsloten, zal de verkeersintensiteit dusdanig laag zijn, dat de geluidsbelasting hiervan geen relevante invloed uitoefent op de planlocatie. De Bernhardstraat is daarom niet in het onderzoek betrokken. Gezien de grote afstand tot het 30 km/u deel van de Nolleweg, kan op voorhand worden gesteld dat beide 30 km/u wegen niet relevant zijn voor onderhavige planlocatie en daarom buiten beschouwing kan worden gelaten.
De berekende geluidbelasting vanwege de Nolleweg bedraagt ten hoogste 47 dB op de gevels van de nieuwbouw en voldoet daarmee overal aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De berekende geluidbelasting vanwege de Nolledijk bedraagt ten hoogste 34 dB op de gevels van de nieuwbouw en voldoet daarmee overal aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De berekende geluidbelasting vanwege de Provincialeweg bedraagt ten hoogste 36 dB op de gevels van de nieuwbouw en voldoet daarmee ook overal aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Omdat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden, is de blootstelling aan geluid vanwege de genoemde wegen akoestisch niet relevant en is geen aanvullend onderzoek naar geluidreducerende maatregelen noodzakelijk. Voor de wegen hoeft ook geen hogere waarde te worden verleend. Op basis van de Wgh is geen cumulatieberekening noodzakelijk, aangezien vanwege geen enkele geluidgezoneerde bron de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is desondanks een cumulatieberekening uitgevoerd om zodoende de aanvaardbaarheid van het akoestisch woon- en leefklimaat het meest optimaal te kunnen beoordelen. Gelet op de uitkomsten uit deze berekening in relatie tot de vooralsnog buitenstedelijke ligging van het plangebied en de aanwezigheid van vier geluidluwe gevels bij elke nieuwe woning en een geluidluwe buitenruimte aan de achterzijde, kan het akoestisch woon- en leefklimaat bij de nieuwbouw als (zeer) aanvaardbaar worden aangemerkt.
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de beoogde nieuwbouw aan de Nolleweg en de Bernhardstraat in Melissant. Met betrekking tot de karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie hoeven de woningen alleen te voldoen aan de minimale eis van 20 dB uit het Bouwbesluit. Een bouwakoestisch onderzoek naar de karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
4.7 Kabels En Leidingen
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
4.8 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In dit geval is sprake van een woningbouwlocatie met 52 nieuwe woningen. Volgens de regeling is er in dat geval dus geen sprake van een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Desondanks is de te verwachten verkeersgeneratie in de NIBM-tool ingevoerd. Zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding 7 | NIBM-tool (bron: Infomil.nl)
Uitgaande van een extra verkeersgeneratie van afgerond 342 motorvoertuigen per etmaal (zie paragraaf 4.10), draagt het plan niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (zie afbeelding 7). De concentratiebijdrage ligt ruim onder de NIBM grens van 1,2 µg/m3.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt aan de hand van NSL-monitoringstool. In de onderstaande afbeelding zijn de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2020 weergegeven.
Afbeelding 8 | Uitsnede NSL 2020-monitor (bron Rijksoverheid)
Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 14,5 µg/m3 (rekenpunt 16004810), 15,1 µg/m3 en 7,5 µg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 (beide 40 µg/m3 ) en PM2,5 (25 µg/m3) wordt niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden.
De luchtkwaliteitssituatie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.
4.9 Natuur
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura2000-gebied en niet in het NatuurNetwerk Nederland (NNN) of overige (provinciaal) beschermde gebieden, waardoor bij voorbaat kan worden uitgesloten dat sprake is van een direct negatief effect op beschermde natuurgebieden. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op grote afstand van beschermde natuurgebieden, plaatsvindt worden tevens geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door geluid, trilling en licht) verwacht. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied is het gebied 'Grevelingen' en ligt op een afstand van circa 1,9 kilometer.
Voor het plan is, op basis van de Wet natuurbescherming, de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden berekend. Deze berekening is uitgevoerd met de meest recente versie van de AERIUS-calculator. Voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd (zie Bijlage 4). Hierbij is ervan uitgegaan dan het bouwrijp maken en de bouwen van de woningen in 2024 met een doorloop in 2025 zal plaatsvinden. Als worstcasescenario is ervan uitgegaan dat zowel de aanleg- als de bouwfase in het jaar 2024 zal plaatsvinden. De verwachting is dat vervolgens in 2026 alle woningen in gebruik zijn. Voor de gebruiksfase in 2026 is uitsluitend het extra verkeer van belang. Hierbij zijn de gegevens (verkeersgeneratie) uit paragraaf 4.10 als uitgangspunt genomen en is er een inschatting gemaakt van de verkeersverdeling. De uitkomst is dat er slechts een geringe en tijdelijke depositie is van 0,01 mol/ha/j voor de realisatiefase. De gronden zijn agrarisch in gebruik. Op het moment dat de gronden bouwrijp worden gemaakt, worden de agrarische activiteiten, waaronder bemesting, gestaakt. Deze activiteiten kunnen afgezet worden tegen de beoogde situatie (intern salderen). Uit deze berekening komt voor dat er geen toename is van de stikstofdepositie. Ook voor de gebruiksfase zijn er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Het project heeft daarmee geen significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat uit agrarische gronden en watergangen. De ontwikkeling kan effect hebben op eventuele aanwezige beschermde plant- en diersoorten. Door Ecolybrium Ecologisch Onderzoek en Advies is een quickscan flora en fauna uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten (zie Bijlage 5, 15 december 2021). In dit onderzoek zijn de gronden aan de oostzijde van de Nolleweg eveneens onderzocht.
Om vast te stellen of er beschermde natuurwaarden aanwezig zijn, is de locatie middels een inspectieronde ter plaatse doorlopen, onderzocht en beoordeeld op geschiktheid voor beschermde natuurwaarden. Hierbij is gelet op de mogelijk functie van het terrein en de directe omgeving ervan voor alle soortgroepen die redelijkerwijs te verwachten zijn.
Uit de quickscan zijn de volgende resultaten gekomen:
- Op en rondom de agrarische percelen is alleen sprake van een mogelijk jachtgebied voor vleermuizen. Er is geen sprake van aantasting van primair jachtgebied. Nader onderzoek en overtredingen van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming zijn geheel niet aan de orde.
- Effecten op beschermde soorten grondgebonden zoogdieren zijn geheel uit te sluiten. De beoogde nieuwbouw heeft geen negatief effect op beschermde natuurwaarden en daarmee dus geen overtredingen van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming.
- Effecten op broedvogels (al dan niet met jaarrond beschermde nesten) zijn op voorhand uit te sluiten. Effecten op algemeen voorkomende soorten vogels die in het gebied broeden zijn te voorkomen door de werkzaamheden uit te voeren buiten de broedperiode (dus buiten de periode half maart - half juli).
- Effecten op beschermde soorten amfibieën, vissen, dagvlinders, libellen, reptielen en andere ongewervelden treden geheel niet op, omdat er geen optimaal habitat ontwikkeld is.
- In het kader van de Wet natuurbescherming kan geconcludeerd worden dat de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden, zoals beoogd.
Conclusie
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.10 Verkeer En Parkeren
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Verkeersgeneratie
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van de richtlijnen zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 voor een gebied met de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijke gebied' en het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Het exacte aantal huurwoningen is nog niet bekend. Daarom is er een aanname gedaan dat alle grondgebonden woningen koopwoningen zijn en de beneden-bovenwoningen sociale huurwoningen worden. De gemiddelde verkeersgeneratie is dan als volgt:
Type woning | Aantal woningen | Gemiddelde verkeersgeneratie per woning | Totale verkeersgeneratie |
vrijstaand | 12 | 8,2 | 98,4 |
tussen/hoek | 24 | 7,4 | 177,6 |
huur-appartement, (beneden-bovenwoning) | 16 | 4,1 | 65,6 |
Totaal | 52 | 341,6 |
De verkeersgeneratie bedraagt in totaal afgerond en gemiddeld 342 motorvoertuigen per etmaal. Dit verkeer wordt via twee verschillende wegen ontsloten. De extra verkeersgeneratie kan goed afgewikkeld worden op het omliggende wegennetwerk en vormt geen belemmering voor de huidige verkeersstructuur. De huidige verkeersstructuur hoeft daarom niet te worden gewijzigd. In de notitie in Bijlage 6 wordt dit nader onderbouwd.
Ontsluiting
De vrijstaande woningen worden ontsloten op de bestaande Nolleweg. Via de Nolleweg is richting het noorden de Julianaweg te bereiken welke de ontsluitingsweg van het noordelijke deel van Melissant vormt. Richting het zuiden sluit de Nolleweg aan op de Noordijk. Via de Noorddijk is het westelijke deel van Melissant (via de Nieuweweg) te bereiken. Zowel via de noordzijde als de zuidzijde wordt Melissant ontsloten op de Provincialeweg (N215). De Nolleweg is momenteel uitsluitend toegankelijk voor gemotoriseerd bestemmingsverkeer en langzaamverkeer. Het uitgangspunt is om dit op deze wijze te behouden, zodat het huidige karakter van de Nolleweg als polderweg behouden blijft. Doordat de vrijstaande woningen een eigen oprit op de weg krijgen, kan het verkeer deze opritten gebruiken om uit te wijken en passerend verkeer door te laten. De verkeerssnelheid blijft hierdoor beperkt, wat gunstig is voor de verkeersveiligheid.
Ten behoeve van de ontsluiting van de rijwoningen en beneden-bovenwoningen wordt de Bernhardstraat doorgetrokken. Ten tijde van de aanleg van de Berhardstraat en Fabiusstraat is in het stratenpatroon reeds rekening gehouden met een mogelijke woningbouwontwikkeling in het plangebied. In het verlengde van de Bernhardstraat tussen de woonpercelen Bernhardstraat 47 en Fabiusstraat 1 is ruimte gereserveerd voor het doortrekken van de Bernhardstraat naar het plangebied. Dit verlengde deel van de Bernhardstraat wordt ten behoeve van autoverkeer een doodlopende straat. Ten behoeve van langzaamverkeer worden verbindingen aangelegd tussen deze straat en de Nolleweg.
Parkeren
Het parkeren bij de rijwoningen vindt in de openbare ruimte plaats. Hiertoe worden aan de westzijde van het verlengde van de Bernhardstraat 72 parkeerplaatsen aangelegd. Bij de vrijstaande woningen is er voldoende ruimte om op eigen terrein te parkeren.
Het parkeren wordt daarmee binnen het plangebied opgelost. In de planregels van dit bestemmingsplan is opgenomen dat een omgevingsvergunning pas verleend kan worden indien in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Hieraan wordt voldaan als bij vergunningverlening aangetoond kan worden dat minimaal de richtlijn uit de CROW-publicatie wordt gehanteerd (of opvolgende normen op basis van een recenter parkeerbeleid / CROW-publicatie). Indien minder dan het toegestane aantal woningen wordt gerealiseerd, zijn ook minder parkeerplaatsen nodig.
Conform de CROW-publicatie 381 zijn de parkeernormen voor koopwoningen in een gebied met de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijke gebied' en het gebiedstype 'rest bebouwde kom' als volgt:
Type woning | Aantal woningen | Gemiddelde aantal parkeerplaatsen per woning | Totaal aantal parkeerplaatsen |
vrijstaand | 12 | 2,3 | 27,6 |
tussen/hoek | 24 | 2,0 | 48 |
huur-appartement, (beneden-bovenwoning) | 16 | 1,4 | 22,4 |
Totaal | 98 |
In totaal dient voorzien te worden in 98 parkeerplaatsen. Bij de vrijstaande woningen wordt op eigen terrein voorzien in twee parkeerplaatsen naast elkaar. Daarbij is het mogelijk om nog een derde auto hierachter te parkeren. Daarmee wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen bij de vrijstaande woningen. Ten behoeve van de rijwoningen en beneden-bovenwoningen dienen 71 parkeerplaatsen te worden aangelegd (48+22,4= 71 afgerond). In de openbare ruimte worden 72 parkeerplaatsen aangelegd. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm.
4.11 Water
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta (WSHD) dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater beheert. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat deze voldoen aan het waterbeleid. Dit is vastgelegd in diverse beleidsdocumenten van Europees (Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) tot gemeentelijk niveau. Ook het waterschap heeft zijn eigen beleid. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Voor het adviseren over en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen van derden maakt het waterschap gebruik van het watertoetsproces.
Voldoende water - wateroverlast
Het streefbeeld is een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Zo'n systeem kan het water, conform de daarvoor vastgestelde normen en zonder overlast te veroorzaken, verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Het watersysteem dient te voldoen aan het principe van waterneutraal bouwen, dit wil zeggen: waar het verharde oppervlak toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken en infiltratie van water mogelijk te maken. Uitgangspunt vasthouden-bergen-afvoeren Bij het oplossen van waterhuishoudkundige problemen wordt afwenteling voorkomen. Oplossingen voor eventuele waterhuishoudkundige problemen dienen bij voorkeur in het plangebied gevonden te worden. Indien dit niet mogelijk is dient dichtbij het plangebied compensatie gezocht te worden. Compensatie dient in ieder geval binnen hetzelfde peilgebied plaats te vinden. De verbindingen tussen wateren horen daar ook bij. Bij een plan wordt gebruik gemaakt van de vuistregel dat 10% van de toename aan m² verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. Hierbij geldt een ondergrens van 500 m2 in het stedelijk gebied en 1.500 m² in het landelijk gebied.
Het plangebied gaat deel uitmaken van het bebouwde gebied van Melissant en is daarmee te categoriseren als stedelijk gebied. De toename aan verharding bestaat uit de toekomstige bebouwing van de woningen, de erfverharding op de woonpercelen en de verharding aan infrastructuur (wegen en paden). De bebouwingsoppervlakte van de woningen bedraagt 3.881 m2. Voor de erfverharding is uitgegaan dat bij vrijstaande woningen 25% van het erf wordt verhard en bij de rijwoningen 50% van het erf. De totale oppervlakte van de erfverharding bedraagt 3.224 m2. De toename aan oppervlakte aan infrastructuur (inclusief parkeerplaatsen) bedraagt 3.327 m2. De totale toename aan oppervlakteverharding bedraagt daarmee 10.432 m2 (3.881 + 3.224 + 3.327). Hiervan dient 10% te worden gecompenseerd. Het te compenseren wateroppervlak door toename van het verhard oppervlakte bedraagt 1.043 m2. Vanwege de verlenging van een duiker wordt 7 m2 wateropervlakte gedempt. De totale compensatie bedraagt daarmee 1.050 m2.
In verband met een hogere woningdichtheid (sociale woningbouw) is het niet mogelijk om deze watercompensatie binnen het plangebied te realiseren. De compensatie zal wel in hetzelfde peilgebied plaatsvinden, namelijk aan de zuidwestzijde van de Nolledijk. Hier is een watergang gelegen die zal worden verbreed met een oppervlakte van 1.050 m2. Hiermee wordt voorzien in voldoende waterberging en voldaan aan het beleid van het Waterschap om binnen hetzelfde peilgebied/bemalingsgebied te voorzien in voldoende watercompensatie. Tijdens een overleg met het Waterschap is dit besproken en door het Waterschap akkoord bevonden.
Afbeelding 9 | Locatie watercompensatie (bron: Estate Invest)
In de regels (artikel 10.3) van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarin is vastgelegd dat het in gebruik nemen van woningen uitsluitend is toegestaan indien binnen het peilgebied voldoende waterberging is gerealiseerd. Daarmee is in dit bestemmingsplan geborgd dat er voorzien wordt in voldoende waterberging.
Schoon water - goed omgaan met afvalwater
Menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. De strategie is voor nieuw te ontwikkelen terreinen uit te gaan van het niet aankoppelen van hemelwater op het rioolstelsel. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen. Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Gestreefd wordt om schoon hemelwater in bestaand gebied af te koppelen van het rioolstelsel. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water.
De afvoer van het afvalwater wordt aangesloten op het rioolstelsel. Het hemelwater zal via de bodem of gescheiden stelsel afstromen naar het oppervlaktewater. Het plan heeft geen invloed op de grondwaterkwaliteit. Er worden geen producten of materialen gebruikt die een nadelige invloed kunnen hebben op het grondwater. Er worden geen (bouw)materialen gebruikt waardoor het afstromende hemelwater verontreinigd kan worden.
4.12 Duurzaamheid
Klimaatadaptatie
De provincie wil tijdig en adequaat inspelen op het opwarmende klimaat. Door de mondiale opwarming stijgt de zeespiegel en worden weerpatronen beïnvloed. Hierdoor neemt in Zuid-Holland de intensiteit van neerslag toe, is sprake van een toename van het aantal hittegolven en neemt de kans op extreme droogteperiodes toe. Verder daalt de bodem en neemt de brakke kwel toe. Deze veranderingen zullen de komende decennia voor nieuwe uitdagingen zorgen.
In het Regionaal Waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 wordt onder andere aandacht besteed aan klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is een belangrijk onderdeel van de beleidsuitwerking in het regionaal waterprogramma. Klimaatverandering heeft immers grote impact op de wateropgaven, door andere veranderende rivierafvoeren, veranderende neerslagpatronen, zeespiegelstijging en toenemende watervraag door hitte, droogte en verzilting.
In onderhavig plan wordt onder andere in 12 (grote) kavels voorzien voor vrijstaande woningen. Door de ruime kavels, is er voldoende plaats om groen aan te leggen op de kavel en daarmee een groot deel van de kavel niet te verharden. Hierdoor kan op eigen terrein een deel van het hemelwater infiltreren en tevens kan voorzien worden in schaduwplekken. Dit zorgt voor minder hittestress voor bewoners zelf, maar ook voor de omgeving omdat er in verhouding weinig verstening is. Binnen het peilgebied wordt in voldoende watercompensatie voorzien, zodat hier een deel van het hemelwater via de sloten naar kan afstromen.
Toekomstbestendig bouwen
De provincie wil zorgen voor een toekomstbestendig ingericht bebouwd gebied dat zorgt voor een prettige, gezonde en veilige leefomgeving. Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient (in toenemende mate):
- energieneutraal te zijn, door optimaal in te zetten op besparing van elektriciteits- en warmte/koeltevraag, het benutten van rest- en aardwarmte en zoveel mogelijk in eigen (lokale) hernieuwbaar opgewekte elektriciteit te voorzien.
- klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ook op slappe ondergrond. Daarmee wordt bedoeld dat het nieuw ingerichte gebied en de omgeving goed blijft functioneren in extreme weersomstandigheden. Klimaatadaptief bouwen is daarom de norm in Zuid-Holland.
- uit te gaan van natuurinclusief bouwen om daarmee de biodiversiteiten variatie aan biotopen voor de stedelijke soorten in het bebouwde gebied duurzaam te behouden en te versterken.
- circulaire oplossingen te bieden bij realisatie en beheer door een verantwoord materiaalgebruik en het hanteren van de ontwerpprincipes modulariteit en losmaakbaarheid, zodat er kan worden ingespeeld op een veranderde behoefte in de toekomst.
- gezonde en veilige leefomgeving te bevorderen; die een gezonde leefstijl ondersteunt, met een beweegvriendelijke leefomgeving voor sport en beweging stimuleert en waarin een goede milieukwaliteit wordt beschermd en bevorderd.
De nieuwe woningen zullen gasloos worden gebouwd. Bij de bouw van de woningen zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van verantwoord materiaalgebruik. De vrijstaande woningen betreffen vrije kavels. Het exacte ontwerp van de woningen - binnen de stedenbouwkundige kaders - wordt door de bewoners zelf bepaald. Binnen het plangebied wordt voorzien in een langzaamverkeersverbinding tussen de Bernhardstraat en de Nolleweg waardoor het mogelijk wordt voor bewoners (ook uit de bestaande woonwijken) via deze kant een ommetje te maken. Dit draagt bij aan een gezonde leefstijl, een beweegvriendelijke leefomgeving en stimuleert beweging in de buitenlucht.
Duurzaam benutten en beheren ondergrond
De ondergrond maakt onlosmakelijk deel uit van ruimtelijke opgaven. De ondergrond is de basis voor ruimtelijke ontwikkeling. De karakterisitieken van de ondergrond zijn bepalend voor het landschap en de wijze waarop door de eeuwen heen deze landschappelijn zijn ingericht en steden en dorpen zijn gebouwd.
De ondergrond wordt steeds intensiever gebruik. Het wordt daarom steeds belangrijker om ruimtelijke functies in de ondergrondse ruimte te ordenen en te positioneren.
De bodem ter plaatse van het plangebied is in gebruik als agrarische grond. Er zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig. De bodem wordt vooralsnog niet benut voor aardwarmte of warmte-koude opslag.
4.13 Milieu Effect Rapportage
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D is de activiteit 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein' opgenomen met een drempelwaarde van een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen. De ontwikkeling die onderhavig plan mogelijk maakt, blijft met 52 woningen ruim onder deze drempelwaarde. Volstaan kan worden met een vormvrije m.e.r-beoordeling. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld. Uit deze notitie blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (zie Bijlage 7). Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) is daardoor niet noodzakelijk.
4.14 Conclusie
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Dit plan voorziet in de bouw van maximaal 52 woningen. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. De gemeente Goeree-Overflakkee sluit met de initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb is het ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen. De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een 'Nota zienswijzen'. Deze nota is als Bijlage 8 bij het bestemmingsplan gevoegd.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsparagraaf
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsparagraaf
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsparagraaf
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsparagraaf
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Stikstofberekening
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Quickscan flora en fauna
Bijlage 6 Notitie Verkeer
Bijlage 7 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling