Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde
Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee
Onherroepelijk op 31-07-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde van de gemeente Oostflakkee.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1924.OFLAchthLstrZz10-BP50 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidinggrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt; onder akker- en vollegrondstuinbouw wordt mede witlofteelt verstaan;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;
- c. glastuinbouw: de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
- d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- e. sierteelt: de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen;
- f. bollenteelt: de teelt van bollen;
- g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege houtproductie;
- h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- i. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- j. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarvan het africhten van en de handel in paarden ondergeschikt is; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling, paardrijschool en manege.
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
een op de kaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.11 bedrijf
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt.
1.12 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.14 bestaande bouwwerken
op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.18 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.27 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie zich onder de noklijn bevindt en de voorzijde van de constructie binnen de gevel van het gebouw is gelegen.
1.29 dakopbouw
een constructie op het dak ter vergroting van een gebouw, niet zijnde een dakkapel.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en daarmee gelijk te stellen goederen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuicentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.32 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.35 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, hieronder wordt niet een dancing of discotheek begrepen.
1.36 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.37 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het (in een woning door de bewoner) op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de oorspronkelijke hoofdfunctie in overwegende mate behouden blijft met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.39 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, informatieborden en banken.
1.40 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.
1.41 maatschappelijke doeleinden
sociale, culturele, onderwijs-, levensbeschouwelijke en (para)medische voorzieningen, voorzieningen voor sport- en recreatiebeoefening in verenigingsverband en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, met ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.
1.42 natuur- en landschapsdeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie of hiermee gelijk te stellen voorzieningen.
1.44 opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.45 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.46 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.47 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die als bijlage onderdeel van deze regels uitmaakt.
1.48 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage onderdeel van deze regels uitmaakt.
1.49 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.50 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.51 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.52 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, zoals genoemd in artikel 1 lid 8 sub a en b;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': uitsluitend een paardenbak;
- c. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische en landschapswaarden in de vorm van landschappelijke openheid;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. de bouwhoogte van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1' bedraagt ten hoogste 8 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van hulpgebouwen ten behoeve van de agrarische productie, met dien verstande dat:
- a. per bestemmingsvlak niet meer dan 2 gebouwen mogen worden gebouwd;
- b. de totale oppervlakte aan gebouwen per bestemmingsvlak ten hoogste 100 m² bedraagt;
- c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 m respectievelijk 5 m bedraagt;
- d. de dakhelling van een gebouw een helling heeft tussen de 25° en 55°.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B1': bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-1' en 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een bedrijfsactiviteit met een SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
aanduiding SBI-code bedrijfsactiviteit specifieke vorm van bedrijf-1 284 smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke specifieke vorm van bedrijf-2 0141.2, 5121 dienstverlening ten behoeve van landbouw, groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders - c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-molen': tevens voor een molen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- f. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en dienstverlening, met dien verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak ten hoogste 150 m² bedraagt;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een bakkerij;
- c. het wonen;
- d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
- b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- d. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens voor opslag ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
- c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, elders bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en cafe's uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak ten hoogste 150 m² bedraagt;
- b. het wonen, met dien verstande dat het wonen uitsluitend is toegestaan op de verdieping;
- c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'religie': uitsluitend een kerk en een dienstwoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': uitsluitend een school;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- b. extensieve dagrecreatie.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dierenweiden;
- b. speelterreinen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': uitsluitend sportvelden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens een ijsbaan en een skatebaan;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 11 Tuin
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. uitsluitend ter plaatse van de bouwvlakken mogen gebouwen worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van wonen - 1': ontsluitingswegen voor de naastgelegen woonbestemming, met dien verstande dat per woning één ontsluitingsweg is toegestaan met een breedte van ten hoogste 5 m.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 15 Wonen - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
Artikel 16 Wonen - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garages': tevens garages;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
Artikel 17 Wonen - 3
Vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, d.d 31-7-2013, zaaknummer 201208659/1/R4.
Artikel 18 Waarden - Landschappelijke En Cultuurhistorische Waarden
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarden - Landschappelijke en cultuurhistorische waarden' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat op deze gronden ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de waterkering.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 19.2 onder b. Afwijking is mogelijk indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiertoe wint het bevoegd gezag vooraf advies in bij de waterkeringbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Bouwregels
21.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidinggrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 22 Algemene Aanduidingregels
22.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop 1
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' de volgende regels:
- a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- c. het bevoegd gezag kan afwijken van dit lid onder a en b, indien:
- 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
- 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
- d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
22.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop 2
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2' de volgende regels:
- a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek - met dien verstande dat voor zover de vrijwaringszone grenst aan de Vrijwaringszone -molenbiotoop 1 de hoogte die op de grens is toegestaan verder horizontaal wordt doorgetrokken en (voor zover hoger dan de 1/100-regeling) wordt toegestaan;
- c. het bevoegd gezag kan afwijken van dit lid onder a en b, indien:
- 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
- 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
- d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen met toepassing van artikel 3.6. Wro wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
24.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 8
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 8' het bestemmingsplan wijzigingen ten behoeven van woningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 42;
- b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
bij de bouwhoogte van gebouwen dienen de bepalingen in artikel 22 in acht te worden genomen;
- c. binnen het bestemmingsvlak dient ten minste 10% van de toename aan verharding gecompenseerd te worden met open water;
- d. ten dempen water dient te worden gecompenseerd;
- e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen;
- f. ontsluiting dient te geschieden via de nieuwe ontsluiting achter Achthuizensedijk 53;
- g. een noodontsluiting dient te worden gerealiseerd richting de Zandweg;
- h. aangetoond dient te zijn dat de bodem geschikt is voor de beoogde functies.
Artikel 25 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstellingen
Het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde dient in het kader van Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorgeschreven tienjaarlijkse actualiseringslag, geactualiseerd te worden.
Doel van het bestemmingsplan is het komen tot een actuele en eenduidige regelgeving. Hierbij wordt aandacht besteed aan het vertalen van actuele inzichten en opvattingen op het gebied van de ruimtelijke ordening. Tevens wordt sturing gegeven aan gewenste ontwikkelingen in het plangebied. Daarnaast is het wenselijk dat de hoeveelheid aan plannen wordt gereduceerd en dat tegelijkertijd de toegankelijkheid tot deze plannen wordt vergroot. Door het aantal bestemmingsplannen te beperken en in digitale vorm beschikbaar te stellen, wordt met name de toegankelijkheid voor de burger vergroot. Tevens sluit Oostflakkee hiermee aan bij het landelijke project Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Processen (DURP) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is begin 2007 een voorspraakavond gehouden. Bij het opstellen van het voorontwerp is rekening gehouden met de gemaakte opmerkingen over het plan.
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, waarbij datgene geregeld wordt wat noodzakelijk is om de ruimtelijke karakteristiek te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Daarnaast biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit ten behoeve van initiatieven van burgers en ondernemers. In Achthuizen wordt met flexibiliteitsbepalingen een aantal nieuwe woningen mogelijk gemaakt.
1.2 Ligging Plangebied En Vigerende Regeling
Het plangebied bestaat uit twee afzonderlijk gesitueerde gedeelten, te weten de kern Achthuizen met ten zuiden daarvan de lintbebouwing van het buurtschap Langstraat en het afzonderlijk gesitueerde buurtschap Zuidzijde. Beide plangedeelten zijn gesitueerd in het landelijke gebied van de gemeente tussen de kernen Oude-Tonge en Ooltgensplaat. Achthuizen en Langstraat liggen ten zuiden van de provinciale weg N59 en het buurtschap Zuidzijde ligt aan de noordzijde van de N59, ten noordwesten van de kern Achthuizen. De ligging en precieze begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Het bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde vervangt het vigerende bestemmingsplan Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde, dat op 19 mei 1994 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 13 december 1994 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is goedgekeurd.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is het beleidskader beschreven waarbinnen het nieuwe bestemmingsplan dient te worden vormgegeven. Dit kader wordt gevormd door het relevante beleid op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke analyse van het plangebied gegeven. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan de historische ontwikkeling van het plangebied, de ruimtelijke structuur en de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied. Hoofdstuk 4 bevat de functionele analyse, waarbij een beschrijving wordt gegeven van de verschillende aanwezige functies binnen het plangebied. De sectorale aspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. Het betreft de volgende aspecten: milieu, ecologie, water en cultuurhistorie en archeologie. In hoofdstuk 6 (gebiedsvisie) is een samenvattende visie gegeven voor het plangebied. In hoofdstuk 7 is een beschrijving gegeven van de juridische regeling van het bestemmingsplan. Tot slot is in hoofdstuk 8 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.
2.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Op 13 maart 2012 heeft de Minister de SVIR vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.
In de SVRI wordt het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en
waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Voor zover relevant, voldoet het onderhavige bestemmingsplan aan de SVIR. De cultuurhistorisch waardevolle dijken worden expliciet in dit bestemmingsplan beschermd.
2.3 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Zuid-Holland
De Provinciale Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen die op provinciaal niveau van belang zijn en de hoofdzaken van het door de provincie te voeren ruimtelijk beleid. De provincie heeft de provinciale structuurvisie genaamd 'Visie op Zuid-Holland' op 2 juli 2010 vastgesteld. De Visie op Zuid-Holland heeft vijf integrale hoofdopgaven:
- een concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel;
- een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- een divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- stad en land verbonden;
- een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap.
In figuur 2.1 is een fragment opgenomen van de functiekaart die bij de provinciale structuurvisie hoort. Het merendeel van de kernen Achthuizen, Zuidzijde en Langstraat is aangegeven als stads- en dorpsgebied (oranje). De uitbreiding achter Lesje en de locatie van het woonzorgcomplex zijn onderdeel van het aangegeven dorpsgebied. Het bosje aan de zuidoostzijde van Achthuizen is aangegeven als 'stedelijk groen buiten contour'.
Figuur 2.1 Fragment functiekaart provinciale structuurvisie
Provinciale Verordening Ruimte Zuid-Holland (2010)
In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Artikel 2 Contouren
Om het stedelijk netwerk te versterken, kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met de plannen waarmee de provincie al heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. De (uitbreidings)locatie achter het Lesje en het beoogde woonzorgcomplex vallen binnen de bebouwingscontour.
Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014 (2004)
De belangrijkste prioriteit ligt de komende jaren, naast de doelgroep starters, op het bouwen voor senioren. De toenemende vergrijzing, het langer zelfstandig wonen van ouderen en de levering van zorg aan huis, hebben grote gevolgen voor de woningbehoefte. In de zorgsector wordt er steeds meer naartoe gewerkt dat gehandicapten en andere hulpbehoevenden (waaronder hoogbejaarden) zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. De belangrijkste ontwikkeling in het komende decennium is de groei van het aantal 65-plussers met 189.000 personen in Zuid-Holland. Terwijl de bevolking als geheel groeit met 7%, stijgt het aantal 65-plussers met bijna 30%. In de jaren na 2015 wordt de vergrijzing nog ingrijpender wanneer de naoorlogse geboortegolf hoogbejaard wordt. Jaarlijks zullen in de provincie circa 6.000 zogenaamde nultredewoningen gerealiseerd moeten worden. Bovendien moeten woonzorgconcepten bij de verschillende regio's toegepast worden. Door de bouw van woningen voor senioren kunnen bestaande woningen voor starters en doorstromers vrijkomen.
Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010
In het beleidsplan Groen, Water en Milieu is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming).
2.4 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee (2010)
Door het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) is een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld. Deze visie is eind 2010 vastgesteld door de gemeenteraden van de vier gemeenten op Goeree-Overflakkee.
In de structuurvisie worden de kernkwaliteiten van het eiland beschreven en daarmee samenhangend de gewenste ruimtelijke inrichting tot 2030. Ook worden kansen benoemd. De structuurvisie geeft daarmee het kader voor toekomstige ruimtelijke beslissingen en bestemmingsplannen. Voor een belangrijk deel is de regionale structuurvisie gebaseerd op de gemeentelijke toekomstvisies.
De visie gaat uit van een globale visie voor de lange termijn en een precieze aanduiding van de dorpsgebieden op contourkaarten als ontwikkelingsgebied voor herstructurering, inbreiding en uitbreiding.
Deze visie is uitgewerkt in een aantal strategische hoofdlijnen, waarvan voor dit bestemmingsplan relevant zijn:
- inzet op een wooneconomie;
- herstructurering van verouderde woongebieden, openbare ruimten en bedrijventerreinen;
- uitbreiding van woningbouw in combinatie met een goede zorgstructuur en winkelvoorzieningen volgens een nader vast te stellen kernenprofilering en sturingsfilosofie;
- versterking van landschapsstructuren en stedelijke ontwikkelingen volgens het landschapsontwikkelingsplan;
- versterkte inzet op duurzaamheid, vooral door investeringen in het leveren van schone energie.
In figuur 2.2 is een fragment opgenomen van de strategische visiekaart. De beleidsuitgangspunten voor Achthuizen zijn als volgt:
- kleine woonkern: verbeteren leefbaarheid en woonomgeving;
- herstructurering verouderde woon- en werkgebieden + inbreiding binnen nieuwe dorpscontouren / opheffen stedelijk waterbergingstekort door aanleg waterbalkons bij kernen.
Voor Langstraat en Zuidzijde zijn geen specifieke beleidsuitgangspunten geformuleerd.
Figuur 2.2 Strategische visiekaart regionale structuurvisie
Visie op toeristische ontwikkeling tot 2015 Goeree-Overflakkee (mei 2000)
Deze visie biedt inzicht in lange termijn potenties van recreatie en toerisme en de strategie waarmee het eiland deze optimaal kan benutten, gekoppeld aan de ruimtelijk-economische structuur en de relatie met andere functies. Het uiteindelijke doel van de visie is vierledig, namelijk
- het creëren van werkgelegenheid,
- het behoud van het voorzieningenniveau op het platteland,
- versterking van de ruimtelijke kwaliteit en
- versterking van de eilandcultuur.
In de visie wordt uiteindelijk gekozen voor een combinatie van twee ontwikkelingsmodellen 'Resort Overflakkee' (extensieve, omgevingsgebonden recreatie met veel aandacht voor comfort) en 'Het bijzondere eiland' (waarbij de nadruk wordt gelegd op waterrecreatie). Deze strategie wordt nader ingevuld door onder andere de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige vormen van verblijfsrecreatie inclusief grootschalige landschaps- en natuurbouw op het gehele eiland. De recreatieterreinen in Oude-Tonge worden onder de kleinere verblijfsgebieden geschaard. De recreatie in Oude-Tonge en omgeving is omschreven met de woorden rust, natuurbeleving en fietsen. In de toekomst is hier een uitbreiding van 100 tot 150 bungalows, van 20 tot 60 hotelkamers (appartementen) en 250 tot 300 ligplaatsen mogelijk. Voor de kwaliteit van het bestaande aanbod aan kampeerplaatsen en als ondersteuning voor recreatie op het land wordt enige ruimte aanbevolen (50-75 plaatsen). Aandachtspunt bij nieuwe recreatieve ontwikkelingen is het één op één-beginsel. Dit betekent dat voor iedere hectare 'recreatie' die wordt ontwikkeld, één hectare 'groen' gerealiseerd moet worden. De zoekgebieden voor resortontwikkeling liggen onder andere ten zuiden van Oude-Tonge en ten oosten van Ooltgensplaat. In de integrale belangenafweging in de streekplanuitwerking zijn beide locaties hiervoor afgevallen. Overigens is voor het eiland een fiets- en wandelrouteplan in ontwikkeling.
2.5 Gemeentelijk Beleid
Masterplan uitbreiding Achthuizen
Voor de herontwikkeling van de locatie Firma Van Reijen aan de Achthuizensedijk 53 en de achterliggende terreinen te Achthuizen is ten behoeve van woningbouw door Rothuizen, van Doorn, 't Hooft Architecten en Stedenbouwkundigen (RDH) het Masterplan Uitbreiding Achthuizen opgesteld. Op 14 juni 2007 heeft de raad het masterplan voor kennisgeving aangenomen. Het Masterplan is op 6 maart 2007 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en in de raadscommissie GEZ van 20 maart 2007 en 22 mei 2007 behandeld. In de loop van 2007 is het Masterplan voor instemming aan Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland aangeboden.
Er zijn gesprekken gaan om de eigendommen van de Firma Van Reijen te verwerven. Daarbij zullen de bedrijfsactiviteiten verplaatst worden naar elders in de gemeente. Een volledige uitplaatsing kan alleen kostendekkend zijn bij herinrichting van de vrijgekomen locatie voor woningbouw. Uitplaatsing van dit bedrijf heeft een gunstig effect op de leefomgeving, omdat de vervoersbewegingen van zwaar vrachtverkeer van en naar de locatie stopt. Derhalve is de gemeente voornemens de locatie te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw.
In het Masterplan worden de mogelijkheden voor de herontwikkeling onderzocht. Bij de herontwikkeling van de locatie wordt ingezet op een woningbouwprogramma van 42 reguliere grondgebonden woningen op de uitbreidingslocatie achter het Lesje en 24 zorgwoningen in een woonzorgcomplex en nog 20 woningen op de locatie Firma van Reijen.
Woonzorgzone
Op het eiland Goeree-Overflakkee is voor Oostflakkee de sterkste toename van 65+ers geprognosticeerd. In 2006 is reeds als prestatie afgesproken dat er een eilandelijk kader wordt ontwikkeld op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg. De uitwerking daarvan is het Pact van Goeree-Overflakkee. Het Pact is de basis van de uitwerking in de woonzorgzones. Er is onder andere opgenomen dat er op basis van de prognoses in 2020 in totaal 2.500 eenheden/woningen voor senioren en mensen met een beperking beschikbaar komen in woonzorgzones, door middel van een op de vraag afgestemd aanbod. In het Pact is de definitie van een woonzorgzone 'een geografisch deel binnen de gemeente waarbinnen verschillende vormen van zelfstandig en onzelfstandig wonen voor senioren en mensen met een beperking zijn gerealiseerd rond een 'zorgwelzijnskruispunt', welke gebruik maken van eenzelfde uitvalsbasis voor de zorgverlening en/of coördinatiepunt en verder welzijnsactiviteiten en diensten aan huis gebracht of dichtbij te halen zijn; zorgbehoevenden en senioren en mensen met een beperking beslist niet domineren in de leefomgeving, maar onderdeel uitmaken van een gemêleerde bevolkingsopbouw en de fysieke en sociale woonomgeving zo is ingericht dat deze goed bereikbaar, toegankelijk en veilig is'.
Woonbehoefteonderzoek
Begin 2008 is de Woontest uitgezet binnen de gemeente Oostflakkee. In totaal hebben 1.435 huishoudens en 129 starters de vragenlijst ingevuld. Deze respons is ruim voldoende om op kernniveau statistisch betrouwbare uitspraken te doen.
De bevolking binnen de gemeentegrenzen zal in de periode tot en met 2025 licht afnemen. Het aantal 65+ers gaat sterk stijgen, terwijl de kinderen en hun ouders in de doelgroep 25-49 jaar afnemen. Hieruit kan men concluderen, dat als niets aangepakt wordt op het gebied van leefomgeving en kwaliteitsverbetering van de dorpskernen, de gemeente Oostflakkee sterk zal vergrijzen. Ondanks een lichte bevolkingsdaling zal het aantal huishoudens wel licht groeien. Gezien de toekomstige bevolkingsleeftijden zal het aantal 1-2persoonshuishoudens toenemen.
De eigendomsverhoudingen in Achthuizen liggen op 48% koop- en 52% huurwoningen. Dit aantal huurwoningen is landelijk gezien vrij hoog. Uit de cijfers blijkt dat de verhuiswensen in Achthuizen per saldo zou leiden tot vertrek van huishoudens. Zou de kern de 'eigen behoefte' weten op te vangen, zodat geen verhuizing tussen kernen gaat plaatsvinden en er een migratie nul situatie is, dan bestaat er behoefte aan 10 extra woningen voor de periode tot 2013. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de planperiode 2010-2020. Deze planperiode gaat daarmee verder dan de in het woonbehoefteonderzoek beoogde einddatum. In de toekomstvisie Oostflakkee (met een doorkijk naar 2030) wordt het belang van een vitaal en leefbare woonomgeving in de verschillende kernen van de gemeente groot geacht. Dit betekent dat op de langere termijn een (iets) grotere toename van het aantal woningen wenselijk zal zijn.
Toekomstvisie Oostflakkee
De toekomstvisie Oostflakkee is door de gemeenteraad op 9 oktober 2008 vastgesteld. In de toekomstvisie kiest de gemeente voor ontwikkelingen waarbij het uitgangspunt kwaliteit is in plaats van kwantiteit. Er wordt hierbij serieus geïnvesteerd in robuuste groene (landschap)structuren en in het behoud van de diverse karakters van de kernen. Voor de kern Achthuizen zijn de volgende ontwikkelingspunten opgenomen:
- Achthuizen gaat meer profiteren van haar centrale ligging in het buitengebied en wordt een recreatief kruispunt;
- Achthuizen versterkt zijn woonkwaliteiten;
- meer groen met bos en beplanting aan de randen;
- vergeleken met andere kernen een agrarisch profiel;
- verfraaien van het aanzicht vanaf de N59;
- recreatief ontwikkelen van karakter lintdorp.
2.6 Conclusie
In de afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de woningbehoefte in de regio en in Achthuizen-Langstraat. Hieruit blijkt dat regionaal sprake is van woningvraag. De vraag naar woningen in kleine kernen is gering. De bouw van een beperkt aantal woningen en zorgwoningen draagt echter bij aan de leefbaarheid van Achthuizen en zorgt voor een kwalitatieve afronding deze kleine kern. De planologische mogelijkheden in dit bestemmingsplan worden daarom ondersteund door gemeentelijk en regionaal beleid.
De provincie is voorstander van de bouw van zorgwoningen en is terughoudend met de bouw van 'gewone woningen'. De regio maakt zich sterk voor afrondende woningbouw in Achthuizen en heeft de locatie opgenomen in haar regionale visie. De woningen in de uitbreidingslocatie maken onderdeel uit van de totale regionale woningbehoefte tot 2030.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse
3.1 Landschap En Cultuurhistorie
Historische ontwikkeling/ontstaansgeschiedenis
Het plangebied bestaat uit de kern Achthuizen en de twee buurtschappen Langstraat en Zuidzijde. De kern en beide buurtschappen kunnen worden gezien als onderdeel van het omliggende landelijke gebied. De dijken waarop deze gelegen zijn, vormen het raamwerk van het landelijke gebied van Oostflakkee. De zee heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. De gronden overstroomde herhaaldelijk en er werd een laagje klein gedeponeerd bij het terugtrekken van het water. In de 12e en 13e eeuw werden de ringvormige veeneilanden met een dijk omgeven. Als een flink gebied daarna ook bij vloed droog bleek, legde men er een dijk omheen die op twee plaatsen aansloot op de bestaande dijk. Zo veranderde de oude zeedijk in een 'droge' dijk en kon er een buurtschap ontstaan.
Van oudsher liepen de belangrijkste routes door het landelijke gebied van Oostflakkee over de dijken. Dit en het feit dat de dijken als relatief hoge plek in het landschap veilig waren bij mogelijke overstromingen, verklaart dat juist deze elementen in het landschap een ruimtelijk verdichtende werking hebben. De bebouwing, erfbeplanting, wegbeplantingen en de boomgaarden in Oostflakkee liggen voornamelijk langs de dijken gesitueerd. De woningen op of tegen de dijken zijn voornamelijk kleinere woningen, de voormalige arbeiderswoningen. Het agrarisch bodemgebruik op de dijken is extensief; er vindt enige beweiding plaats (schapen, jong vee, paarden) en hier en daar liggen moestuinen. De boerderijbebouwing ligt hoofdzakelijk op enige afstand van de voet van de dijk, in het landelijke gebied.
Naast de landschappelijke en functionele betekenis, hebben grote delen van het dijkenstelsel ook een natuurwetenschappelijke waarde. De oost-, west- en zuidzijde van de dijken hebben een zodanig warmteabsorberend vermogen waardoor op de taluds de Midden-Europese 'stroomdalflora' voorkomt. Een aantal hiervan vormen zeldzame soorten in Nederland. Dit geeft de dijken een potentieel grote botanische waarde. Karakteristiek voor de dijken is dat deze eenzijdig zijn beplant met bloemen terwijl op de andere zijde afwisselend moestuinen, siertuinen en verspreide bomen aanwezig zijn.
De kern Achthuizen en de buurtschappen Zuidzijde en Langstraat zijn alle drie ontstaan op bijzondere plaatsen langs dijken in het dijkenstelsel van het landelijke gebied. In tegenstelling tot de havenstadjes, ontwikkelden deze zich door een aaneenrijging van woningen langs de dijken, waarbij op de kruisingen verdichtingen ontstonden: de kernen. De ruimtelijke opbouw van de kernen bestaat hierdoor vrijwel helemaal uit 'randen', waarbij de dijken de 'ingangen' vormen van de kernen. De achterzijde van de woningen en kavels zijn veelal gekeerd naar het landschap. In een later stadium is met name in Achthuizen afgeweken van de oorspronkelijke structuur. In de oksel van de Bommelsedijk en Galathesedijk is hier de eerste geconcentreerde bebouwing gerealiseerd in de vorm van woningbouw.
Achthuizen wordt in de geschiedenis voornamelijk genoemd als gehucht. Achthuizen is waarschijnlijk ontstaan rond 1526 toen de Bommelse Polder en de Polder Galathee met elkaar verbonden werden. Achthuizen is de enige kern zonder haven in de gemeente Oostflakkee. Achthuizen is ontstaan door de bouw van een katholieke kerk op de kruisingen van de Bommelsedijk en de Galathesedijk. Verondersteld mag worden dat er voor die tijd al bebouwing (8 huizen) aanwezig was. Zuidzijde is ook op een kruising van twee dijken ontstaan; de Tilsedijk en de Bommelsedijk
Beide kernen waren vroeger middels de laatstgenoemde dijken met elkaar verbonden. De aanleg van de provinciale weg N59 heeft ervoor gezorgd dat deze oorspronkelijke verbinding doorbroken werd.
Ook de aanwezigheid van kreken speelde waarschijnlijk een rol bij het ontstaan van nederzettingen. Zowel bij Zuidzijde als bij Langstraat is dit het geval.
De bebouwing van de linten komt zowel op de dijk als aan de voet van de dijk en langs de linten voor. In Achthuizen is de bebouwing aan de oostzijde van het lint gesitueerd aan de voet van de dijk. De bebouwing aan de westzijde (de 'zeedijk') is gesitueerd op de kruin van de dijk. Aan de voet van de dijk is de kerk gesitueerd. De bebouwing bestaat uit een mix van historische vrijstaande boerderijen en bebouwing in de stroken en blokverkaveling. De bebouwing op de kop van de dijk bestaat uit kleine boerderijachtige bebouwing van 1,5 laag met kap. De bebouwing staat op de kop van de kavel en vrij dicht op de weg. De rooilijn volgt het verloop van de weg. Dit wordt in dit bestemmingsplan gewaarborgd, doordat een maximale afstand van de as van de weg tot de woningen is opgenomen.
De structuur van Langstraat is parallel aan de dijk gelegen. Aan de buitenzijde van de dijk is de meeste bebouwing op de kruin van de dijk gesitueerd. Aan de binnen zijde, het gedeelte dat altijd droog bleef, staat de bebouwing aan de voet van de dijk.
Langs de historische bouwlinten van Achthuizen, Zuidzijde en Langstraat worden de hisotrische structuurdragers het meest intensief beleefd. Daarbij staan langs deze structuren nog veel traditionele historische bebouwing met een relatief hoge cultuurhistorische waarde. In het welstandsbeleid hebben deze gebieden bijzondere aandacht. Belangrijk is dat het zicht vanuit de linten op het achterland gehandhaafd blijft.
3.2 Ruimtelijke Opbouw
Het plangebied bestaat uit drie te onderscheiden deelgebieden, te weten de kern Achthuizen, het buurtschap Zuidzijde en het buurtschap Langstraat. Deze deelgebieden worden met elkaar verbonden door de hoger gelegen dijken, waar de oudere (lint)bebouwing van het plangebied aan gesitueerd is. In figuur 3.1. is de ruimtelijke structuur van het buurtschap Zuidzijde weergegeven en in figuur 3.2. is de ruimtelijke structuur van de kern Achthuizen en het buurtschap Langstraat weergegeven.
In de drie deelgebieden zijn in de loop der tijd onderdijks gesitueerde woongebieden ontwikkeld. Deze woongebieden zijn gelegen ter plaatse van kruisingen van dijken en/of ter plaatse van een kruising van een dijk met een watergang. Kenmerkend voor de woongebieden is de grote uniformiteit. In tegenstelling tot de individuele bebouwing aan de dijk, is onderdijks voornamelijk sociale woningbouw gesitueerd. In Zuidzijde zijn het voornamelijk houten woningen die na de watersnoodramp van 1953 zijn gerealiseerd.
De individuele bebouwing aan de dijken is veelal in particulier bezit. De woningen verschillen qua afmeting en vormgeving. Veel van deze woningen hebben aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen. De dijkwoningen staan strak ingekaderd. Ze staan dicht op de wegen en grenzen met de achterzijde van de kavels aan de dijksloten die de overgang vormen naar het aangrenzende landelijke gebied.
Nieuwe ontwikkelingen
In het plangebied zijn er, met name in het lint, vanuit het vorige bestemmingsplan, nog enkele mogelijkheden voor het incidenteel toevoegen van woningen aanwezig. Daarnaast bestond er in het vorige bestemmingsplan de mogelijkheid om de aanwezige bedrijfsbestemmingen te wijzigen ten behoeve van woningen. Deze mogelijkheden worden in het onderhavige bestemmingsplan wederom opgenomen. Daarnaast is een aantal nieuwe woningbouwlocaties opgenomen. Alle mogelijkheden voor nieuwe woningen zijn in de figuren 3.1. en 3.2. aangeduid. In paragraaf 6.3 wordt dit nader beschreven.
Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden met 1 grotere nieuwe woonlocatie in het plangebied. Deze wordt grotendeels met flexibiliteitsbepalingen (wijzigingsbevoegdheid) mogelijk gemaakt. In Hoofdstuk 2 Beleidskader, is dit reeds aan de orde gekomen. Ter plaatse van de huidige bedrijfslocatie Firma Van Reijen en de achtergelegen gronden tussen de bedrijfslocatie en de Zandweg in Achthuizen, zal een woonbuurt mogelijk worden gemaakt. Het betreft hier 24 zorgwoningen, 42 eengezinswoningen op de locatie achter het Lesje en nog eens 20 woningen op het terrein van Firma van Reijen. Gelet op het verdwijnen van vrachtverkeer, zal deze ontwikkeling een kwaliteitsverbetering met zich meebrengen. Daarnaast draagt de ontwikkeling bij aan de woningbehoefte en het vitaal en leefbaar houden van de kern Achthuizen. Deze ontwikkeling wordt in paragraaf 6.3 nader beschreven.
Beeldbepalende elementen
In het plangebied zijn verschillende beeldbepalende elementen aanwezig. In Zuidzijde zijn de Zweedse woningen, behalve beeldbepalende, ook cultuurhistorisch van belang. De beeldbepalende elementen in Achthuizen zijn de kerk op de kruising van de Achthuizensedijk, de Tramdijk en de Kerkstraat en de molen die eveneens is gesitueerd aan de Achthuizensedijk. Beide zijn rijksmonumenten. Beeldbepalend element in Langstraat is de kerk met de pastoriewoning.
Groenstructuur
De groenstructuur in het plangebied vertoont een enigszins rommelig beeld. Door de watersnoodramp van 1953 heeft de oorspronkelijke dijkbeplanting veel te lijden gehad. Begeleidende bomenrijen langs de dijken vertonen op sommige plaatsen gaten of zijn in een minder goede staat. Ook ter plaatse van verdichting door gebouwen hebben de dijken een enigszins kale uitstraling gekregen. Onderdijks komt op een aantal plekken beplanting voor in de vorm van begeleidende bomen. Karakteristiek voor de dijken buiten de kernen is dat (zoals beschreven in paragraaf 3.1) deze eenzijdig zijn beplant met bloemen terwijl op de andere zijde afwisselend moestuinen, siertuinen en verspreide bomen aanwezig zijn. Het buurtschap Langstraat bestaat voornamelijk uit de hoger gelegen (lint)bebouwing aan de dijken. Er is echter ook bebouwing gesitueerd rondom een (paarden)wei. Bijzonder is de aanwezigheid van de eerder genoemde Midden-Europese 'stroomdalflora' op verschillende dijken, die deze een potentieel grote botanische waarde geven.
3.3 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting autoverkeer
Het plangebied bestaat uit de woonkernen Langstraat, Achthuizen en Zuidzijde. Kenmerkend voor het gebied is dat de hoofdontsluitingsstructuur gevormd wordt door hoger gelegen dijkwegen die de kernen met elkaar verbinden en binnen de kernen de belangrijkste ontsluitingsroutes vormen. De dijkwegen worden aangevuld met lager gelegen woonstraten. De Bommelsedijk, Achthuizensedijk en de Langstraat verbinden de kernen met elkaar. Buiten de bebouwde kom zijn de wegen gecategoriseerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 60 km/h. Op basis van de richtlijnen van Duurzaam Veilig worden fietsers op erftoegangswegen buiten de bebouwde kom gemengd afgewikkeld, al dan niet op suggestiestroken voor fietsers. De Bommelsedijk en de Achthuizensedijk ten noorden van de kern Achthuizen beschikken over suggestiestroken. Op de Achthuizensedijk/Langstraat ten zuiden van de kern zijn geen suggestiestroken aanwezig. Gezien de lage verkeersintensiteiten op deze wegen, is gemengde verkeersafwikkeling acceptabel. De weginrichting voldoet aan de inrichtingsprincipes van Duurzaam Veilig.
Binnen de bebouwde kom kennen de wegen evenals de aanliggende woonstraten, conform de richtlijnen voor erftoegangswegen, een snelheidsregime van 30 km/h. Fietsverkeer wordt in lijn met de richtlijnen van Duurzaam Veilig gemengd met gemotoriseerd verkeer afgewikkeld.
De Achthuizensedijk verbindt de kernen Langstraat en Achthuizen met elkaar en voert in noordelijke richting naar de Schaapsweg. De Bommelsedijk verbindt de kernen Achthuizen en Zuidzijde met elkaar. De Schaapsweg en de Bommelsedijk bieden toegang tot de N498. De N498 is een provinciale gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 80 km/h die het gebied verbindt met Oude-Tonge in westelijke richting en de aansluiting met de rijksweg N59 in oostelijke richting. De gemeente Oostflakkee wordt in oost-westelijke richting doorsneden door de rijksweg N59.
Deze stroomweg kent een maximumsnelheid van 100 km/h, 2x1 rijstrook en vormt de verbinding tussen Oude-Tonge en Zierikzee in het westen en sluit in het oosten via knooppunt Hellegatsplein aan op autosnelwegen richting Rotterdam en Breda. Verder biedt de N59 in het westen aansluiting op de N215 richting Middelharnis.
Nieuwe ontwikkeling
In het kader van de woningbehoefte van de gemeente Oostflakkee is de gemeente voornemens in Achthuizen een woningbouwprogramma te ontwikkelen. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van reguliere woningen en zorgwoningen tussen de Achthuizensedijk en de Zandweg met een maximum van 86 woningen. Op basis van kengetallen van het CROW wordt uitgegaan van 6 tot 7 motorvoertuigbewegingen per woning. De gehele ontwikkeling zal derhalve een verkeersgeneratie van circa 500 à 600 mvt/etmaal hebben. Dit verkeer zal afgewikkeld worden via de Achthuizensedijk ter hoogte van de molen. De Achthuizensedijk kent ter plaatse van de ontwikkeling een maximumsnelheid van 30 km/h. Gezien de functie en categorisering van de Achthuizensedijk, kan de ontsluiting van de ontwikkeling direct op deze weg plaatsvinden, waarbij het van belang is dat de ontsluiting van het woongebied via één ontsluitingsweg plaatsvindt, teneinde veel kort op elkaar gelegen in- en uitritten (verstoringspunten) te voorkomen. De verkeerstoename als gevolg van de locatie zal niet leiden tot een significante verslechtering van de verkeersafwikkeling op de Achthuizensedijk.
De overige nieuwe ontwikkelingen die in onderhavig plan mogelijk worden gemaakt, zijn kleinschalig en zullen niet leiden tot een verslechtering van de verkeersdoorstroming.
De locatie is eveneens binnen 2 km aangesloten op een regionale stroomweg. Er zijn geen afwikkelingsproblemen op de omliggende wegen. De ontsluiting voor autoverkeer is derhalve goed te noemen.
Ontsluiting fietsverkeer
Binnen het plangebied liggen geen vrijliggende en zelfstandig verbindende fietspaden . De wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. Het fietsverkeer wordt conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Buiten de bebouwde kom zijn deels suggestiestroken aanwezig. Verwacht mag worden dat de intensiteiten op de omliggende wegen relatief laag zijn. Bovendien is er nauwelijks sprake van doorgaand verkeer op het omliggende wegennet. Langs de provinciale weg N498 zijn fietspaden aanwezig. Verder is er een bewegwijzerd fietsroutenetwerk operationeel. De ontsluiting voor fietsverkeer is derhalve voldoende.
Nieuwe ontwikkeling
Rondom de woningbouwlocatie zijn geen vrijliggende of zelfstandig verbindende fietspaden aanwezig. De Achthuizensedijk kent buiten de bebouwde kom fietssuggestiestroken die binnen 2 km aansluiten op de vrijliggende fietspaden langs de N498. De nieuwe ontwikkelingen tussen de Achthuizensedijk en de Zandweg worden voor langzaam verkeer ontsloten naar de Achthuizensedijk en naar de Zandweg om ook een uitloop naar het buitengebied te realiseren. De ontsluiting voor fietsverkeer is derhalve voldoende.
Ontsluiting openbaar vervoer
De kern Achthuizen wordt aangedaan door een busdienst die Ooltgensplaat met Middelharnis verbindt. De bus heeft een frequentie van twee maal per uur per richting; in de daluren wordt 1x per uur per richting gereden. Verder biedt de bus binnen 10 minuten verbinding tot het busstation aan de Schaapsweg alwaar bussen halteren richting Oude-Tonge en Zierikzee alsmede richting Rotterdam. De kernen Langstraat en Zuidzijde worden niet aangedaan door openbaar vervoer en zijn aangewezen op de busdienst die Achthuizen bedient. De dichtstbijzijnde halte ligt op circa 2 km loopafstand. Wel worden de kernen aangedaan door een regiotaxi. De ontsluiting per openbaar vervoer is vanuit Achthuizen redelijk te noemen. De ontsluiting per openbaar vervoer vanuit Zuidzijde en Langstraat is vanwege de grote afstanden naar bushaltes slecht. Deze slechte bediening wordt echter opgevangen door de regiotaxi.
Parkeren
Het parkeren in het gebied vindt zowel plaats op eigen terrein als op openbare parkeerplaatsen. Problemen ten aanzien van parkeren doen zich in het plangebied met name voor op de dijklinten vanwege het smalle wegprofiel van de dijkwegen. Hierdoor wordt de doorstroming belemmerd. Gezien de relatief lage verkeersintensiteiten is de verkeersafwikkeling acceptabel.
Voor nieuwe functies in het plangebied geldt in principe dat het parkeren op eigen terrein dient te worden opgelost. Voor de grootschalige ontwikkeling ter plaatse van de gronden van Van Reijen is nader onderzoek naar parkeren gewenst. Het parkeren dient onderdeel uit te maken van het bouwplan. Binnen de uit te werken bestemming zal het aantal benodigde parkeerplaatsen worden opgenomen. Hierbij worden CROW-parkeerkencijfers gehanteerd. De woonkernen maken op basis van cijfers met betrekking tot de omgevingsadressendichtheid deel uit van een niet-stedelijk gebied (www.cbs.nl). In onderstaande tabel zijn de parkeerkencijfers voor dergelijke gebieden op basis van publicatie 182 (CROW 2008) weergegeven, uitgaande van het restgebied van de bebouwde kom.
Tabel 3.1 Parkeerkencijfers
niet-stedelijk gebied | ||
minimaal | maximaal | |
dure woningen | 2,0 | 2,2 |
middeldure woningen | 1,8 | 1,9 |
goedkope woningen | 1,4 | 1,7 |
aanleunwoningen1) | 0,3 | 0,6 |
1) Zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen.
Nieuwe ontwikkeling
Voor de nieuwe ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte berekend op basis van de parkeerkencijfers uit bovenstaande tabel 3.1. Voor zorgwoningen wordt doorgaans uitgegaan van lagere parkeerkencijfers. Afhankelijk van het type zorgwoning wordt uitgegaan van de parkeerbehoefte voor goedkope woningen of aanleunwoningen. De zorgwoningen binnen het Wozoco worden direct mogelijk gemaakt. Hiervoor is voldoende ruimte op eigen terrein om dit mogelijk te maken. De parkeerbehoefte voor de nieuwe woningen die met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt (locatie Firma van Reijen en uitbreiding achter het Lesje) dient op basis van tabel 3.1 te worden berekend. De parkeerbehoefte dient op eigen terrein en/of op nieuw te realiseren openbare parkeerplaatsen binnen het plan te worden gefaciliteerd. Gezien de ruimte die het plan op eigen terrein en langs de openbare weg op nieuwe parkeerhofjes biedt, kan de benodigde parkeerbehoefte binnen het plan worden opgevangen.
Verkeersintensiteiten en verkeersgeneratie
Onderstaande verkeersgegevens bieden de basis voor het akoestisch onderzoek dat is beschreven in paragraaf 5.1.7. Voor de Achthuizensedijk en Bommelsedijk zijn verkeersgegevens beschikbaar van het waterschap Hollandse Delta. Voor de Zandweg zijn geen verkeersgegevens beschikbaar. Derhalve is voor de Zandweg een intensiteit ingeschat van 300 mvt/etmaal. Voor de Langstraat zijn gegevens bekend uit eerdere plannen (Ruimtelijke onderbouwing Langstraat 72 Achthuizen, RBOI, 6 november 2007). In onderhavig plan wordt bij deze gegevens aangesloten.
In tabel 3.2 zijn de verkeersintensiteiten en voertuigverdeling van de onderhavige wegen inclusief en exclusief ontwikkeling weergegeven, waarbij er vanuit wordt gegaan dat het nieuwe woongebied op de locatie Van Reijen alleen via de Achthuizensedijk wordt ontsloten. Ten behoeve van de verkeersgeneratie is voor grondgebonden woningen uitgegaan van 6 tot 7 mvt/etmaal op basis van CROW-publicatie 256 (CROW, 2007). Voor zorgwoningen wordt doorgaans uitgegaan van een lagere verkeersgeneratie per woning. Er wordt voor onderhavig plan uitgegaan van 4 mvt/etmaal. Daarbij zal een deel van de nieuwe woningen op de locatie Firma van Reijen rechtstreeks via de Achthuizensedijk ontsluiten. De totale verkeersgeneratie bedraagt derhalve circa 400 mvt/etmaal. Op basis hiervan wordt gesteld dat de totale verkeersintensiteit op de nieuwe toegangsweg maximaal 400 mvt/etmaal bedraagt. Dit verkeer zal zich over het omliggend wegennet verdelen, waarbij uit wordt gegaan van 75% via de Achthuizensedijk richting de aansluiting op de N59 en 25% via de Achthuizensedijk/Bommelsedijk naar de N498 richting Oude Tonge. Voor de voertuigverdeling voor de Achthuizensedijk is aangesloten bij een standaardvoertuigverdeling voor wijkverzamelwegen. Voor de nieuwe toegangsweg is aangesloten bij een standaardvoertuigverdeling voor buurtverzamelwegen en voor de Zandweg is gebruikgemaakt van de verdeling voor plattelandswegen. De voertuigverdeling van de Langstraat is ontleend aan informatie van de gemeente uit 2005. Er is gerekend voor de prognosejaren 2010 en 2023. Hiervoor is de voor deze categorie wegen gebruikelijke autonome groei van 1% per jaar gehanteerd.
Tabel 3.2 Verkeersgegevens (afgerond op 10-tallen)
intensiteit | basisjaar | 2009 | 2010 | 2023 | ||
excl. ontw. | excl. ontw. | excl. ontw. | incl. ontw. | excl. ontw. | incl. ontw. | |
Achthuizensedijk (ten noorden van Tramdijk) | 1.310 (2007) | 1.340 | 1.350 | 1.750 | 1.540 | 1.840 |
Zandweg | 300 | 310 | 310 | - | 350 | 350 |
Bommelsedijk | 1.220 (2008) | 1.240 | 1.240 | - | 1.420 | 1.520 |
Langstraat/Achthuizensedijk-Zuid | 630 | 640 | 650 | - | 740 | 740 |
toegangsweg woongebied 'Van Reijen' | - | - | - | - | - | 400 |
voertuigverdeling Achthuizensedijk en Bommelsedijk | dag | avond | nacht |
lichte motorvoertuigen | 94% | 97,2% | 96,0% |
middelzware motorvoertuigen | 5,1% | 2,5% | 3,4% |
zware motorvoertuigen | 0,9% | 0,3% | 0,6% |
etmaalverdeling | 7,0% | 2,6% | 0,7% |
voertuigverdeling Zandweg | dag | avond | nacht |
lichte motorvoertuigen | 95,0% | 95,0% | 95,0% |
middelzware motorvoertuigen | 3,0% | 3,0% | 3,0% |
zware motorvoertuigen | 2,0% | 2,0% | 2,0% |
etmaalverdeling | 7,0% | 2,6% | 0,7% |
voertuigverdeling nieuwe wegen | dag | avond | nacht |
lichte motorvoertuigen | 94,0% | 98,0% | 96,0% |
middelzware motorvoertuigen | 5,7% | 1,9% | 3,8% |
zware motorvoertuigen | 0,3% | 0,1% | 0,2% |
etmaalverdeling | 7,0% | 2,6% | 0,7% |
voertuigverdeling Langstraat | dag | avond | nacht |
lichte motorvoertuigen | 93,4% | 93,4% | 93,4% |
middelzware motorvoertuigen | 5,0% | 5,0% | 5,0% |
zware motorvoertuigen | 1,6% | 1,6% | 1,6% |
etmaalverdeling | 7,0% | 2,6% | 0,7% |
3.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorie
Monumenten
In het plangebied komen twee monumenten voor die beschermd worden door de Monumentenwet 1988. Het betreffen de aangewezen rijksmonumenten Molen Windlust aan de Achthuizensedijk 57 te Achthuizen en de rooms katholieke kerk O.L. Vrouwe aan de Kerkstraat 1 te Achthuizen.
Molen
Ten behoeve van de molen is het van belang dat de (gebouwde) omgeving van de molen van invloed kan zijn op het functioneren van de molen. Om de vrije windvang en het uitzicht op de molen te beschermen, is – conform provinciaal beleid – binnen een straal van 400 m rondom de molen een zogenaamd molenbiotoop aanwezig. Bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van deze molen dient met de molenbiotoop rekening gehouden te worden.
De hoogte van de onderste punt van de verticale wiek van de molen aan de Achthuizensedijk 57 bedraagt 4,8 m ten opzichte van het maaiveld (het maaiveld ligt op circa 0,2 m boven NAP). In een straal 100 m rondom de molen (gerekend vanaf het middelpunt van de molen) mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn die hoger is dan deze 4,8 m. In een straal tussen 100 m en 400 m rondom de molen gelden twee verschillende regels. Dit heeft ermee te maken dat een gedeelte van deze molenbiotoop binnen de provinciale bebouwingscontour valt en een gedeelte buiten deze bebouwingscontour valt. De regeling in deze twee gebieden verschilt:
- binnen en tot de bebouwingscontour geldt dat de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30-regel) (zie ook figuur 3.3);
- de toegepaste bebouwings- en beplantingshoogte op deze grens wordt buiten de bebouwingscontour horizontaal doorgetrokken tot daar, waar op grond van de berekening voor een molen buiten de bebouwingscontour een grotere hoogte kan worden toegestaan (1 op 100-regel, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek).
Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met deze molenbiotoop. Voor de herontwikkeling van het terrein Firma van Reijen geldt een deel van de bedrijfsbebouwing zal worden gesloopt voordat wordt overgegaan tot herontwikkeling. Een deel van deze aanwezige bedrijfsbebouwing is op dit moment hoger dan (in nieuwe situaties) op basis van de molenbiotoop is toegestaan. De molenbiotoop is daarmee in de huidige situatie verstoord. Deze oppervlakte aan bebouwing kan met dezelfde hoogte worden teruggebouwd, waarmee dus wordt afgeweken van de regeling van de molenbiotoop.
Figuur 3.3 Molenbeschermingszone binnen bebouwingscontour
Overige cultuurhistorische elementen
Zoals in paragraaf 3.1 is aangegeven, vormen de dijken een belangrijke cultuurhistorische drager van Achthuizen, Langstraat en Zuidzijde. Deze dijken hebben in het bestemmingsplan een bijzondere bescherming gekregen door een dubbelbestemming die hiervoor is opgenomen. Werkzaamheden zijn hier uitsluitend toegestaan, indien is aangetoond dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet worden aangetast.
Voorts is de positionering van de bebouwing cultuurhistorisch van belang. Dit wordt gewaarborgd, doordat binnen de bestemming Wonen - 1 is opgenomen dat de afstand van hoofdgebouwen tot de as van de weg tussen de 4,5 m en de 6,5 m moet bedragen. Voorts wordt in dit bestemmingsplan opgenomen dat de panden een maximale inhoud mogen hebben van 500 m3. Hiermee wordt de kleinschaligheid van de bebouwing gewaarborgd en zullen er altijd zichtlijnen tot de achterliggende gronden behouden blijven.
Archeologie
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Het ISGO heeft archeologiebeleid voor Goeree-Overflakkee opgesteld. De beleidsnota behandelt het wettelijk en beleidsmatig kader. De nota geeft aan hoe de gemeenten op Goeree-Overflakkee op een efficiënte en verantwoorde wijze in de toekomst om kunnen gaan met het archeologisch erfgoed. De gemeenten op Goeree-Overflakkee streven er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zo veel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden ('behoud ex situ').
Bij de beleidsnota hoort ook een Archeologische Waardenkaart, die bestaat uit een kaart met kenmerken en een waarden- en beleidskaart. Op de kenmerkenkaart heeft het plangebied een zeer kleine kans op het aantreffen van archeologische sporen. De Archeologische Waarden- en Beleidskaart laat zien dat voor het plangebied geen archeologische waarden zijn te verwachten en hiervoor derhalve geen voorschriften voor gelden. Het opnemen van een dubbelbestemming ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden is derhalve niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 4 Functionele Analyse
4.1 Wonen
Wonen
De totale gemeente Oostflakkee bestaat uit vier kernen (Achthuizen, Den Bommel, Ooltgensplaat en Oude-Tonge) en een aantal buurtschappen. De meeste voorzieningen zijn aanwezig in Oude-Tonge. Het plangebied omvat de kern Achthuizen en de buurtschappen Langstraat en Zuidzijde. Dit zijn voornamelijk woongebieden en woonlinten.
Vanuit het verzorgingstehuis Ebbe en Vloed is er sprake van extramuralisatie naar de kleinere woonkernen in Oostflakkee. Voor de ontwikkeling ter plaatse en achter de Firma van Reijen is onderzoek uitgevoerd naar woonwensen. Hoe dit zich vertaalt naar een bepaalde woningtype voor de ontwikkeling is nog niet inzichtelijk gemaakt. Hiernaar dient nader onderzoek te worden uitgevoerd. De ontwikkelingen zijn opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal dit nader worden uitgewerkt.
Bevolking
De gemeente telt per 1 januari 2011 10.406 inwoners. In de afgelopen 10 jaar is de bevolking in totaal met circa 2,5% toegenomen. In het plangebied woont ongeveer 12% van de inwoners van Oostflakkee. De gemiddelde huishoudengrootte in Oostflakkee is door de landelijke ligging net hoger dan het provinciaal en Nederlands gemiddelde. De bevolkingsopbouw is vrijwel gelijk aan het provinciale en landelijke gemiddelde. Het gemiddelde inkomen is iets lager.
Op basis van een prognose van het CBS, wordt voor de periode tot 2020 een licht afnemend inwoneraantal verwacht voor de gemeente als geheel. Het aantal huishoudens stijgt naar verwachting, onder invloed van een proces van gezinsverdunning. Ook het aantal (benodigde) woningen neemt hierdoor toe. Daarbij wijzigt de leeftijdsverdeling: het aandeel 65-plussers neemt verder toe, het aandeel kinderen zal licht afnemen. De feitelijke bevolkingsontwikkeling is echter in sterke mate afhankelijk van de woningproductie.
Woningvoorraad
Het totale aantal woningen in Oostflakkee is over de laatste 10 jaar met ongeveer 8% toegenomen tot circa 4.300 in 2011. Oostflakkee kent relatief veel eengezinswoningen. Gestapelde bouw komt nauwelijks voor. Iets meer dan de helft van de woningen is koopwoning. In het plangebied staan ruim 500 woningen. Dit is ongeveer 13% van de woningen in de gemeente.
De provinciale woningbehoefteraming (2007) gaat uit van een woningbehoefte van iets meer dan 120 woningen tussen 2007 en 2015 voor de gehele gemeente. Op een aantal plaatsen binnen het plangebied zijn kansen voor woningbouw. De belangrijkste locatie voor woningbouwontwikkeling is de gronden tussen de Achthuizensedijk en de Zandweg.
Conclusie
De ontwikkeling van de bevolkingsomvang van de gemeente hangt in sterke mate samen met de woningproductie. Voor het plangebied geldt dat het aantal ouderen zal stijgen, het aantal kinderen licht zal afnemen en de gemiddelde woningbezetting verder zal dalen. Er is dan ook een belangrijke opgave voor seniorenwoningen en vormen van wonen en zorg. Via een strategisch voorraadbeleid en nieuwbouw op inbreidingslocaties, kan op een tekort aan woningen voor senioren ingespeeld worden. Hierbij is aandacht nodig voor de aanpasbaarheid van woning en de woonomgeving.
Er zijn beperkte mogelijkheden voor nieuwbouw in het plangebied. De belangrijkste inbreidingslocatie is de locatie Firma Van Reijen, het Wozoco en de uitbreidingslocatie achter het Lesje. Waar stedenbouwkundig verantwoord, kan incidenteel verdicht worden door woningen of andere gebouwen te splitsen of toe te voegen. Dit zou ook kunnen betekenen dat er gebouwen worden gesloopt en dat er nieuwbouw plaatsvindt.
In verband met de trend van en het beleid gericht op ouderen die zolang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen, is het aanbod aan voorzieningen voor ouderen in de wijken een belangrijk aandachtspunt. Het creëren van 'woonzorgzones' en het aanbieden van maatschappelijke voorzieningen zijn hier voorbeelden van. Concreet wordt hieraan invulling gegeven door een Wozoco mogelijk te maken in het bestemmingsplan.
4.2 Bedrijven En Voorzieningen
Bedrijven
Verspreid over het plangebied zijn enkele (voornamelijk kleinschalige) bedrijven gesitueerd. Dit betreft landbouwgerelateerde bedrijvigheid zoals opslag voor landbouwproducten, enkele bedrijven in de autobranche zoals een schadeherstelbedrijf en caravanstalling. In paragraaf 5.1.1 wordt nader ingegaan op de relevante milieuaspecten. Ter plaatse van de bedrijven wordt rekening gehouden met wijziging naar de woonfunctie op termijn.
Maatschappelijke voorzieningen
Verspreid in het plangebied liggen enkele maatschappelijke voorzieningen. Hieronder worden scholen, (kinderdag)opvanglocaties, kerken en andersoortige maatschappelijke voorzieningen verstaan. Het betreft hier onder andere de begraafplaats aan de Achthuizensedijk, de rooms-katholieke kerk aan de Kerkstraat 1 in Achthuizen, de rooms katholieke basisschool De Achtsprong aan de Kloosterstraat in Achthuizen, de Nederlands-Hervormde kerk in het buurtschap Langstraat en peuterspeelzaal De Bengeltjes.
Recreatieve voorzieningen
De recreatieve voorzieningen in het plangebied bestaan uit het sportterrein van voetbalvereniging FIOS in de kern Achthuizen en de speeltuinen in de buurtschappen Zuidzijde en Langstraat. Daarnaast zijn aan de oostzijde van de kern Achthuizen een ijsbaan en een paardenrijbaan aanwezig. Tot slot bevindt zich verspreid in het plangebied een aantal kleinschalige volkstuinencomplexen.
Detailhandel
Het winkelaanbod in het plangebied is gering. In de buurtschappen Zuidzijde en Langstraat komt geen detailhandel voor. Verspreid over de kern Achthuizen zijn enkele winkels gesitueerd. Het betreft hier onder andere een bakkerij aan de Achthuizensedijk. De voormalige supermarkt aan de Bommelsedijk wordt overigens nog wel positief bestemd.
Horeca
Als horeca in het plangebied kan de kantine behorende bij het sportcomplex van voetbalvereniging FIOS aan de Kloosterstraat in de kern Achthuizen worden aangemerkt. Het gebouw is ook in gebruik als buurthuis c.q. dorpshuis. Ter plaatse van de Achthuizensedijk 108 is café 'Qwist Niks' gevestigd. Aan de Achthuizensedijk 110 is café Midlife gevestigd.
In paragraaf 5.1.2 wordt nader ingegaan op de relevante milieuaspecten.
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
De ruimtelijke ordening vertoont steeds meer raakvlakken met en wordt steeds meer beïnvloed door aspecten uit sectorale wet- en regelgeving. In dit hoofdstuk worden de relevante sectorale aspecten belicht. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de ontwikkelingen die in het plangebied de komende tien jaar te verwachten te zijn. Hieronder zijn de ontwikkelingen opgesomd waar in dit hoofdstuk aandacht aan wordt besteed:
- uitbreidingslocatie locatie Firma Van Reijen;
- incidentele woningbouwmogelijkheden verspreid over het plangebied.
5.1 Milieu
5.1.1 Bedrijven en milieuhinder
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is afgeleid van de basis richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Het plangebied bestaat voornamelijk uit lintbebouwing in het agrarisch gebied, waarin verschillende functies (zoals wonen, werken, natuur) op korte afstand van elkaar zijn gelegen. Derhalve wordt in dit bestemmingsplan de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') toegepast. Om de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen wordt hierbij niet uitgegaan van aan te houden richtafstanden, maar van activiteiten die naast of onmiddellijk boven woonbebouwing toelaatbaar zijn. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB 'functiemenging' wordt verwezen naar bijlage 1.
Onderzoek milieuzonering
Bij het opstellen van deze milieuzonering is gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'.
Uitgangspunten milieuzonering
De huidige functies binnen het plangebied blijven gehandhaafd en er worden geen nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt. De bedrijfsactiviteiten die in het gebied algemeen toelaatbaar zijn, zijn weergegeven in de SvB 'functiemenging'. Voor al deze activiteiten is naar aanleiding van hun milieubelasting een categorie bepaald. Door middel van een aanduiding op de verbeelding of het opnemen van de toelaatbare categorieën in de planregels (categorie A, B1, B2 en C) worden de toegelaten activiteiten in het gebied met functiemenging bepaald. Lagere categorieën dan aangegeven zijn ook toegestaan.
Uitwerking milieuzonering
Voor de gebieden met functiemenging is op grond van de bovenstaande uitgangspunten de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Voor het gehele plangebied worden bedrijven uit categorie A en B1 toelaatbaar geacht, de bedrijven in deze categorieën kunnen, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, worden toegelaten naast en tussen woningen. Op de locaties van reeds aanwezige bedrijven die bouwkundig gescheiden zijn van gevoelige functies, wordt categorie B2 toelaatbaar geacht.
Binnen het plangebied zijn geen bedrijfslocaties gelegen die worden ontsloten door een weg die behoort bij de hoofdinfrastructuur. Derhalve worden geen nieuwe bedrijven uit categorie C (bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking) toegestaan.
Inventarisatie toegelaten bedrijven
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de SvB 'functiemenging'. Twee bedrijven vallen niet in een categorie die is opgenomen in de SvB 'functiemenging'. Deze bedrijven krijgen een specifieke bedrijfsbestemming (zie hieronder). Hierdoor is de specifieke bedrijfsactiviteit volgens het bestemmingsplan toegestaan. Gelet op de ligging van het bedrijf op het bestaande bedrijventerrein en het huidige functioneren van deze bedrijven acht de gemeente het niet wenselijk het betreffende bedrijf weg te bestemmen/te verplaatsen.
Verplaatsing bedrijfsactiviteiten
Het bedrijf H. Campfens en Zn. is voornemens het zwaartepunt van de bedrijfsactiviteiten te verplaatsen van de Achthuizensedijk 67 naar de Langstraat 6a. Op deze locatie zijn bedrijven uit ten hoogste categorie B1 algemeen toelaatbaar. Het bedrijf valt niet in deze categorie. Indien echter is aangetoond dat bepaalde bedrijfsactiviteiten niet meer hinder veroorzaken dan bedrijven die in categorie B1 zijn toegestaan, zijn deze bedrijfsactiviteiten hier eveneens toelaatbaar. Voor dit specifieke bedrijf is geluid het maatgevende criterium. De overige aspecten (stof, geur en gevaar) zijn bij deze bedrijfsactiviteiten niet relevant, aangezien de activiteiten binnen plaatsvinden.
Om dit te onderzoeken is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6). Uit dit onderzoek blijkt dat de bedrijfsactiviteiten voldoen aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en dat de etmaalwaarde van 45 dB(A) niet wordt overschreden op de dichtstbijzijnde woningen. Geconcludeerd kan worden dat een goed woon- en leefklimaat in de omgeving is gewaarborgd.
bedrijfsnaam adres | bedrijfsactiviteit SBI-code SBI-nr | algemeen toelaat- baar | aanduiding verbeelding | opmerkingen | |||||
H. Campfens en Zn. Achthuizensedijk 67 Langstraat 6a (nieuwe locatie) | smederij 284 B1 | B1 | B(b=B1) (sb-1) | geen stamp-, pers-, dieptrek- of forceerbedijf | |||||
J.M. van Reijen & Zn. Achthuizensedijk 53-63 | opslag landbouwproducten 0141.2, 5121.1 | B1 | B(b=B1) (sb-2) |
Beoogde ontwikkelingen
Bij de ontwikkeling van nieuwe woningen op de locatie Van Reijen dient rekening te worden gehouden met aanwezige bedrijven in de omgeving. Bij de stedenbouwkundige opzet (en de bebouwingsmogelijkheden in dit bestemmingsplan) is reeds aandacht besteed aan de richtafstanden ten opzichte van omliggende bedrijven. Maatgevend voor de woningbouwontwikkeling is het bedrijf Campfens & Zn. (Achthuizensedijk 67) en het bedrijf Firma van Reijen (Achthuizensedijk 53-63).
Het bedrijf Campfens & Zn heeft een richtafstand van 100 m ten opzichte van een rustig woongebied (volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'). Aangezien het gebied is aangemerkt als een gemengd gebied, kan een afstand worden aangehouden van 50 m. De afstand tussen het Wozoco en Campfens is in alle gevallen groter. Wel worden er woningen met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt die op een kleinere afstand liggen. Voor deze woningen is in de wijzigingsregels opgenomen dat een afstand van 50 m ten opzichte van de bedrijfsbestemming moet worden aangehouden. Deze afstand kan worden verkleind, indien blijkt dat de huidige daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten een beperktere milieuinvloed hebben dan 50 m of nadat maatregelen aan de bron zijn getroffen, waardoor deze afstand kan worden verkleind. Er wordt overigens vanuit gegaan dat de daadwerkelijke hinder minder bedraagt: op een kortere afstand zijn immers woningen aanwezig en daarbij is de bedrijfsloods goed geïsoleerd. Dit is voldoende reden om aan te nemen dat woningen op een kortere afstand dan 50 m van de bedrijfsbebouwing kunnen worden gerealiseerd. De wijzigingsbevoegdheid blijft daarom in stand. Op basis van akoestisch onderzoek dat uitgevoerd moet worden bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, kan vervolgens worden bepaald wat de minimale afstand tussen de bedrijfsbebouwing en de nieuwe woningen moeten zijn.
Voor de Firma van Reijen geldt dat een richtafstand moet worden aangehouden op basis van de VNG-brochure van 50 m. Aangezien dit gebied is aangemerkt als een gemengd gebied, kan een afstand worden aangehouden van 30 m. Het beoogde Wozoco ligt op een kleinere afstand. Tussen het bedrijf Firma van Reijen en de locatie van de Wozoco ligt al een woning, waarmee het bedrijf in zijn bedrijfsvoering rekening moet houden. Daarom kan worden gesteld dat het woon- en leefklimaat op de locatie van de Wozoco voldoende kan worden gewaarborgd.
Voor de woning aan de Langstraat 52 geldt dat deze met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk wordt gemaakt. Op het naastgelegen perceel is een regulier autoreparatiebedrijf aanwezig. Voor dergelijke bedrijven geldt een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk (volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'). Conform de SvB 'functiemenging' zijn dergelijke bedrijven direct naast woningen aanvaardbaar in een gemengd gebied. In de praktijk blijkt een autoreparatiebedrijf direct naast een woning op milieuvlak aanvaard te kunnen zijn. In de wijzigingsregels wordt ervoor zorg gedragen dat bij de woningbouwontwikkeling rekening wordt gehouden met het aanwezige bedrijf.
Direct naast de bedrijvigheid aan de Pastoor van Luenenstraat 2c wordt een woning mogelijk gemaakt. Ter plaatse van de Pastoor van Luenenstraat 2b is momenteel een fotografiestudio aanwezig. Voor een dergelijke functie geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk (volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'). Conform de SvB 'functiemenging' zijn dergelijke bedrijven direct naast woningen aanvaardbaar. De bebouwing is op ruim voldoende afstand van de woning gelegen.
Voor enkele verspreid liggende woningen die met het plan mogelijk worden gemaakt (zie paragraaf 6.3) geldt dat deze niet zijn gelegen in de nabijheid van bedrijven die niet in de algemene toelaatbare categorie B1 vallen.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
5.1.2 Horeca
Normstelling en beleid
Net als bij bedrijvigheid wordt er bij horeca naar gestreefd om de milieubelasting voor gevoelige functies in de omgeving zoveel mogelijk te beperken door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van deze activiteiten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten (SvH): aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de SvH wordt middels verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. Voor een toelichting op de SvH wordt verwezen naar bijlage 2.
Onderzoek
In het plangebied zijn horecagelegenheden uit categorie 1a en 1b van de SvH toegestaan. Dit betreft lichte horeca die in beginsel alleen overdag en 's avonds is geopend en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaakt. In bijlage 2 is een toelichting op de SvH opgenomen.
Inventarisatie toegelaten horeca
In het plangebied bevinden zich twee horecavestigingen: Café Qwist Niks is gevestigd aan de Achthuizensedijk 108 en behoort tot categorie 2 van de SvH. Ter plaatse van het perceel aan de Achthuizensedijk 110 is café Midlife gevestigd. Deze horecagelegenheid is eveneens ingeschaald in categorie 2 van de SvH. De aanwezige horecavestigingen vallen niet in de algemene toelaatbaarheid. Omdat er geen bezwaar bestaat tegen de vestiging van een café op deze locaties en verder in het plangebied geen horeca voor komt, is er binnen de planregels geregeld dat uitsluitend horecagelegenheden uit categorie 1a en 1b van de SvH en cafés uit maximaal categorie 2 van de SvH zijn toegestaan.
Conclusie
Door de gehanteerde zonering voor horeca die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen wordt zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat.
5.1.3 Externe veiligheid
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
- vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Bij het aspect externe veiligheid zijn een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het individuele risico voor woningen en kwetsbare objecten gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken).
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten1. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij het verlenen van vrijstelling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Risicovolle niet-Bevi-inrichtingen
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR, op basis van de nota Omgaan met risico's2, in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR noemt deze nota als norm:
- 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water
Vigerende circulaire
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2009) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht.
In 2012 zal het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes (BTEV) en de bijbehorende basisnetten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. In het BTEV worden zones langs hoofdinfrastructuur opgenomen waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (veiligheidszone, plasbrandaandachtsgebied).
Onderzoek
Inrichtingen
Op basis van informatie van de provinciale risicokaart blijkt dat er binnen het plangebied geen inrichtingen zijn gelegen die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.
Direct ten westen van de kern Achthuizen, buiten het plangebied, is één inrichting gelegen die weliswaar niet onder het Bevi valt, maar wel externe veiligheidsrisico's met zich meebrengt door de opslag van nitraatkunstmest (200 ton vergund). Het betreft de firma J.M. van Reijen en Zn. (Blokseweg 1). De PR 10-6-contour voor deze inrichting ligt op 165 m. Bij ontwikkelingen binnen 2.400 m tot dit bedrijf dient rekening gehouden te worden met het groepsrisico. In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van 64 wooneenheden, de ontwikkeling van enkele incidentele woningen rechtstreeks mogelijk gemaakt en 20 woningen met een uit te werken bestemming. Deze ontwikkelingen zijn gelegen binnen een afstand van 2.400 m ten opzichte van de Firma van Reijen. Als gevolg van deze ontwikkelingen zal de toegestane bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied van 35 personen per hectare niet worden overschreden, aangezien de huidige bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied 3 personen per hectare bedraagt (bron: openbare provinciale risicokaart. Uit het advies van de regionale brandweer blijkt overigens dat het invloedsgebied minder groot is dan 2.400 m, zie bijlage 5 Adviesveiligheidsregio externe veiligheid. De situatie zoals hiervoor geschets is derhalve worst case). De ontwikkelingen zullen niet leiden tot een rekenkundige verandering van het groepsrisico, een bepaling van het groepsrisico is daarom achterwege gelaten. Wel is in deze paragraaf een beknopte verantwoording van het groepsrisico opgesteld.
Transport
Over de N59, die een belangrijke verkeersader vormt voor het eiland, vindt op beperkte schaal vervoer van gevaarlijke stoffen plaats (bron: Eindrapportage Basisnet weg, oktober 2009). Volgens de Eindrapportage geldt voor de N59 (tussen de N256 en N257) een veiligheidszone van 0 m en geldt er geen plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Dit vormt derhalve geen belemmering.
Het plangebied ligt buiten de relevante veiligheidsafstand van de N59. Er geldt geen PAG. De afstand tot de beoogde ontwikkelingen bedraagt minstens 500 m. Het groepsrisico zal dan ook, gelet op de afstand, niet toenemen.
Verantwoording groepsrisico
Vanwege de ligging nabij risicovolle bronnen besteedt de gemeente aandacht aan de verantwoording van het groepsrisico. Hierbij gaat zij uit van een beperkte verantwoording. De verantwoording is mede gebaseerd op het advies van de regionale brandweer (zie bijlage 5 Advies veiligheidsregio externe veiligheid). Over het groepsrisico in relatie tot het plangebied en de verantwoording wordt het volgende opgemerkt.
- In de huidige situatie wordt voor de relevante risicobronnen (N59 en de firma J.M. van Reijen en Zn) ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico.
- Door de beoogde ontwikkelingen neemt het groepsrisico niet relevant toe.
- Voor de N59 betreft het maatgevende rampscenario een zogenoemde BLEVE3 met een LPG-tankwagen. De effectafstand hiervan bedraagt 230 m. Het plangebied ligt niet binnen deze effectafstand, waardoor geen maatregelen noodzakelijk zijn.
- Voor de de firma J.M. van Reijen en Zn is het maatgevende scenario een toxische wolk. Dit effect is vaak niet zichtbaar voor omwonenden. Zelfredzaamheid is bij dit scenario alleen mogelijk als er tijdige alarmering plaatsvindt en de nieuwe gebouwen geschikt zijn om enkele uren in te schuilen. De nieuwe woningen worden op een dusdanige wijze gerealiseerd dat ramen/deuren/ventilatieopeningen kunnen worden afgesloten en het eventueel luchtverversingssysteem in de woning kan worden uitgeschakeld.
- De gebruikers van de nieuwe functies (woningen) zijn in het algemeen niet verminderd zelfredzaam (zoals bijvoorbeeld het geval is bij ziekenhuizen, verpleeghuizen of kinderdagverblijven). Door middel van de campagne 'Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand' wordt zorg gedragen voor een voorlichting en instructie.
- De beschouwde risicobronnen kunnen bij de beoogde ontwikkelingen leiden tot incidenten die vallen in de zogenoemde maatrampklasse I (de schaal van deze maatramklasse loopt op van I tot en met V). Dit is voor de hulpverleendiensten beheersbaar (III wordt beheersbaar geacht).
- De bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorzieningen moeten voldoen aan de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR).
De gemeente acht met bovenstaande informatie de situatie na realisatie van de ontwikkelingen gelet op de resteffecten verantwoord.
Conclusie
Op basis van het verrichte onderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.
- 1. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- 2. Kamerstukken II 1988/89, 21 137, nr. 5). Overigens wordt in deze nota wordt over individueel in plaats van plaatsgebonden risico gesproken.
- 3. Boiling liquid expanding vapour explosion: een explosiescenario doordat de druk in een opslagtank/LPG-tankwagen zo toeneemt dat de tank openbarst en de vloeistof er als een brandende wolk uitkomt.
5.1.4 Leidingen
Er zijn in het plangebied en de directe omgeving geen planologisch relevante leidingen gelegen.
5.1.5 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De normen van de overige stoffen worden in Nederland niet overschreden. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg / m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien onder andere:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek en resultaten
In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van circa 90 woningen/wooneenheden mogelijk gemaakt (grotendeels met flexibiliteitsbepalingen). Op basis van het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is bepaald dat het hierbij gaat om een project dat niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst (pas wanneer meer dan 1.500 woningen gerealiseerd worden is toetsing aan de orde). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse aan de hand van de Monitoringstool. Langs de maatgevende N59 in de omgeving van het plangebied wordt ruimschoots voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen: de concentratie bedraagt in 2011 voor stikstofdioxide minder dan 37 en voor fijn stof minder dan 30.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat langs de maatgevende ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk. Aangezien direct langs de weg wordt voldaan zal dit ook in de rest van het plangebied het geval zijn aangezien concentraties van luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de afstand tot de weg toeneemt. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
5.1.6 Bodemkwaliteit
Normstelling en beleid
Volgens artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat voorafgaand aan de formele besluitvorming over het plan ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
De voormalig Van Reijenlocatie wordt herontwikkeld voor woningbouw. Aangezien er sprake is van een functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Op een deel van het perceel was in het verleden een tankstation gevestigd. Uit bodemonderzoeken is gebleken dat sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. De provincie is in deze zaak bevoegd gezag. In april 2009 is door de provincie een beschikking over de ernst en spoedeisendheid afgegeven en is ingestemd met het saneringsplan voor een volledige sanering van de locatie van het voormalige benzineservicestation. Na de uitgevoerde sanering is de grond echter nog niet voldoende gesaneerd om hier tevens een woonfunctie toe te laten. In de komende periode wordt nader onderzoek uitgevoerd. De locatie van het Wozoco is een potentieel onderdachte locatie. Het aspect bodemkwaliteit staat de ontwikkeling van de gronden niet in de weg.
5.1.7 Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Deze zijn op basis van hun snelheidsregime gedezoneerd. Alle wegen binnen de bebouwde kom hebben een maximumsnelheid van 30 km/h en zijn gedezoneerd. Buitenstedelijk gelegen wegen hebbben een maximumsnelheid van 60 km/h en zijn gezoneerd. De geluidszone ligt over delen van het plangebied.
Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: 'het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voorzover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens' (artikel 1 Wgh).
Binnen het plangebied worden diverse nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De uitbreidingslocatie van de woningen achter het Lesje, het Wozoco en de herontwikkeling van de Firma van Reijen valt (deels) binnen de geluidszone de Zandweg en deels binnen de geluidszone van het deel van de Achthuizensedijk dat buiten de bebouwde kom ligt. Deze wegen zijn derhalve buitenstedelijk gelegen en hebben twee rijstroken. Derhalve bedraagt de geluidszone 250 m. Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidszones van het buitenstedelijk gelegen deel van de N498 en de N59.
Ten aanzien van de overige ontwikkelingen liggen de volgende locaties binnen de geluidszones van gezoneerde wegen:
- Langstraat 52-54 binnen de geluidszone van het buitenstedelijk gelegen deel van de Langstraat en de Galatheseweg;
- Langstraat ten zuiden van nr. 6 binnen de geluidszone van het buitenstedelijk gelegen deel van de Langstraat;
- Bommelsedijk ten noorden van nr. 58 binnen de geluidszone van het buitenstedelijk gelegen deel van de Bommelsedijk (60 km/h);
- Achter Lesje 1/1a en achter Lesje 2 binnen de geluidszone van het buitenstedelijk gelegen deel van de Achthuizensedijk en de Zandweg;
- Achter Pastoor van Luenenstraat 2c binnen de geluidszone van het buitenstedelijk gelegen deel van de Achthuizensedijk;
- Bommelsedijk tussen 2 en 4 en 4 en 10 binnen de geluidszone van het buitenstedelijk gelegen deel van de Tilsedijk.
De overige nieuwe ontwikkelingen liggen niet binnen de geluidszone van een gezoneerde weg.
Verder zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening getoetst worden aan de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg langs het Wozoco. Deze weg valt binnen de 30 km/h-zone en zal zowel in het kader van aanleg nieuwe weg als reconstructie worden bezien.
Hieronder volgt eerst de normstelling van de Wgh ten aanzien van de verschillende akoestische situaties.
Normstelling
Nieuwe situaties
De geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe woningen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van een gezoneerde weg hoger is dan deze voorkeursgrenswaarde en geluidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, kan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostflakkee onder bepaalde voorwaarden hogere grenswaarden vaststellen. Hierbij mag de gevelbelasting de uiterste grenswaarde echter niet overschrijden. De uiterste grenswaarde van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom langs een bestaande weg bedraagt 63 dB en van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs een nieuwe weg 58 dB. Voor nieuwe ontwikkelingen buiten de bebouwde kom geldt een uiterste grenswaarde van 53 dB voor nieuwe woningen en 58 dB voor bestaande woningen ten gevolge van nieuwe wegen.
Daarnaast dient altijd de wettelijke binnenwaarde te worden gegarandeerd. Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidsisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen echter alleen de maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied aan de orde. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag.
Reconstructiesituaties
Binnen het plan is volgens de Wet geluidhinder geen sprake van reconstructiesituaties. Er worden geen aanpassingen mogelijk gemaakt op bestaande gezoneerde wegen. Wel wordt een nieuwe aansluiting voorzien van het woongebied Van Reijen op de bestaande Achthuizensedijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt het effect op de geluidsbelasting van de bestaande woningen inzichtelijk gemaakt conform de systematiek van reconstructie. Er sprake van een reconstructie indien als gevolg van fysieke wijzigingen aan een weg de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen met 1,5 dB of meer toeneemt (afgerond 2 dB). Daarbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging moet worden berekend vanaf 48 dB. Onder een fysieke wijziging aan of op de weg wordt onder meer verstaan een wijziging van het profiel of het wegdek, wijziging van de maximumsnelheid of verschuiving van de wegas waarbij de bestaande weg wordt opgeheven. Ook een nieuwe aansluiting op een bestaande weg wordt als reconstructie van die bestaande weg gezien. Een wijziging van alleen de verkeersintensiteiten of de samenstelling van het verkeer is niet aan te merken als reconstructie.
De periode waarover de geluidsbelasting moet worden berekend, is die tussen het jaar vóór de reconstructie en 10 jaar na reconstructie. Alleen indien in deze periode de geluidsbelasting met meer dan 2 dB is toegenomen én indien de geluidsbelasting na reconstructie 48 dB of meer bedraagt, is er sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder.
De geluidsbelasting aan de gevels van bestaande woningen mag in principe niet met meer dan maximaal 5 dB toenemen. Ook hierbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging berekend moet worden vanaf 48 dB. Een toename met meer dan 5 dB is in uitzonderingsgevallen mogelijk, onder meer in de situatie wanneer als gevolg van de reconstructie de geluidsbelasting van een tenminste gelijk aantal woningen langs andere wegen met een tenminste gelijke waarde daalt.
30 km/h-wegen
Alle wegen binnen de bebouwde kom van de kernen in het plangebied hebben een maximumsnelheid van 30 km/h. Deze wegen zijn derhalve gedezoneerd. Hierdoor zou toetsing van deze wegen aan de Wet geluidhinder achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Zodoende zijn ook deze wegen betrokken in het akoestisch onderzoek.
Aftrek ex artikel 110g Wgh
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid van 70 km/h of lager geldt een aftrek van 5 dB. Alle genoemde geluidswaarden in deze rapportage zijn gepresenteerd inclusief deze correctie.
Resultaten nieuwe situaties
In tabel 5.2 is de 48, 53, 58 en 63 dB-contour van de Zandweg, Langstraat, Achthuizensedijk, Bommelsedijk en de nieuwe ontsluitingsweg weergegeven. Voor de Achthuizensedijk en de Langstraat betreft het zowel het binnenstedelijk als het buitenstedelijk gelegen deel. Er is voor het prognosejaar 2023 rekening gehouden met de verkeersgeneratie van de nieuwe ontwikkelingen, waarbij de verkeersgegevens uit tabel 3.3 zijn gehanteerd voor het prognosejaar 2023. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5.2. Verder is uitgegaan van wegdekverharding DAB en een objectfractie van 0,5. Voor de nieuwe ontsluitingswegen is in het kader van een worstcasebenadering uitgegaan van klinkerverharding. Voor de hoogteligging van de Achthuizensedijk en Bommelsedijk is 2,9 m aangehouden in verband met de dijkligging en een wegbreedte van 6 m. Voor de Langstraat is geen hoogteligging berekend, omdat er vanuit wordt gegaan dat de woningen op de dijk worden gebouwd.
Tabel 5.2 Geluidscontouren wegverkeer in meters uit de wegas
max. snelheid | waarneemhoogte | 48 dB- contour | 53 dB- contour | 58 dB- contour | 63 dB- contour | |
Zandweg | 60 km/h | 1,5 m | 8 m | 3 m | -* | -* |
4,5 m | 8 m | -* | -* | -* | ||
7,5 m | 7 m | -* | -* | -* | ||
Langstraat | 60 km/h | 1,5 m | 13 m | 6 m | -* | -* |
4,5 m | 14 m | 6 m | -* | -* | ||
7,5 m | 14 m | 3 m | -* | -* | ||
Langstraat | 30 km/h | 1,5 m | 7 m | 3 m | -* | -* |
4,5 m | 6 m | -* | -* | -* | ||
7,5 m | 5 m | -* | -* | -* | ||
Achthuizensedijk | 30 km/h | 1,5 m | 13 m | 5 m | -* | -* |
4,5 m | 14 m | 6 m | -* | -* | ||
7,5 m | 14 m | 5 m | -* | -* | ||
Achthuizensedijk | 60 km/h | 1,5 m | 27 m | 12 m | 5 m | -* |
4,5 m | 32 m | 13 m | 5 m | -* | ||
7,5 m | 34 m | 13 m | 4 m | -* | ||
Bommelsedijk | 30 km/h | 1,5 m | 11 m | 4 m | -* | -* |
4,5 m | 12 m | 5 m | -* | -* | ||
7,5 m | 10 m | -* | -* | -* | ||
Bommelsedijk | 60 km/h | 1,5 m | 24 m | 10 m | 4 m | -* |
4,5 m | 28 m | 11 m | 5 m | -* | ||
7,5 m | 29 m | 11 m | 3 m | -* | ||
Nieuwe ontsluitingsweg woongebied Van Rijen | 30 km/h | 1,5 m | 8 m | 3 m | -* | -* |
4,5 m | 7 m | -* | -* | -* | ||
7,5 m | 6 m | -* | -* | -* |
* Contour ligt binnen wegdekverharding.
Resultaten locatie Van Reijen
Gesteld wordt dat de 48 dB-contour (voorkeursgrenswaarde) van de gezoneerde Zandweg op 8 m uit de as van de weg ligt. De nieuwe woningbouw die langs de Zandweg wordt mogelijk gemaakt komt op een grotere afstand tot de wegas van de Zandweg te liggen, waardoor er geen sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Ten gevolge van zowel het gezoneerde (60 km/h) als het gedezoneerde (30 km/h) deel van de Achthuizensedijk, wordt gesteld dat er sprake is van een aanvaardbare situatie, omdat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. De woningbouw wordt op een grotere afstand dan de contourafstand van de 48 dB-contour geprojecteerd. Verder wordt geconcludeerd dat de 48 dB-contour van de nieuwe ontsluitingsweg van het woongebied op maximaal 8 m uit de wegas ligt en dat er ten aanzien van de bestaande woningen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Resultaten andere woningbouwlocaties
Voor de locaties welke binnen de geluidszone van een gezoneerde weg liggen geldt dat de volgende locaties binnen de contour van de voorkeursgrenswaarde (48 dB-contour) liggen:
- Langstraat ten zuiden van nr. 6;
- Achter Lesje 2.
Ter plaatse van deze locaties wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De overige locaties liggen buiten de contourafstand van de voorkeursgrenswaarde, waardoor de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Daarbij is voor de locaties Bommelsedijk 2-4 en 4-10 de Tilsedijk van belang. Hiervoor is aangesloten bij de contouren van de Bommelsedijk, aangezien de verkeersintensiteiten naar verwachting vergelijkbaar zijn. Voor de locatie Langstraat 52-54 is tevens de Galatheseweg van belang. Hiervoor is aangesloten bij de Langstraat. De verkeersintensiteiten zullen naar verwachting lager liggen.
Ten aanzien van 30 km/h-wegen geldt dat de maximale geluidsbelasting 53 dB bedraagt. Een hogere geluidsbelasting doet zich ten gevolge van 30 km/h-wegen niet voor (zie tabel 5.2). Er is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde zoals die geldt voor gezoneerde wegen van maximaal 5 dB. De akoestisch situatie wordt aanvaardbaar geacht.
Langstraat ten zuiden van nr. 6
De mogelijke ontwikkeling ter plaatse van de bedrijfsbestemming Langstraat 6 waar 2 woningen mogelijk zijn ligt zoals gesteld binnen de contour van het buitenstedelijk gelegen deel van de Langstraat. De maximumsnelheid is 60 km/h. De nieuwe geluidsgevoelige functies zijn mogelijk op minimaal 6 m uit de wegas. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 52 dB, waarbij ter plaatse wordt uitgegaan van een objectfractie van 0, omdat er geen bebouwing aan de overzijde aanwezig is. De uiterste grenswaarde voor woningen in buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB. De uiterste grenswaarde wordt derhalve niet overschreden. Naast de locatie ligt de Kruisweg. Deze weg is formeel gezoneerd, maar heeft een zeer beperkte verkeersfunctie. Er wordt uitgegaan van een intensiteit van 200 mvt/etmaal, waarbij de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Indien het wijzigingsplan voor deze locatie wordt vastgesteld, dient de geluidsbelasting op de gevels te worden bepaald. Indien er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, dient een hogere waarde te worden vastgesteld.
Achter Lesje 2
De ontwikkeling Achter Lesje 2 ligt nabij de Achthuizensedijk. Ter plaatse van de ontwikkeling ligt de grens van de bebouwde kom, waardoor de maximumsnelheid verandert van 60 naar 30 km/h. Daarom geldt slechts deels een geluidsbelasting ten gevolge van een 60 km/h-weg en deels ten gevolge van een 30 km/h-weg. De zichthoek waaronder geluid binnenvalt, is normaal 127º. Het aandeel wegverkeerslawaai van de 60 km/h-weg zal slechts de halve zichthoek vertegenwoordigen. Daarom wordt de geluidsbelasting samengesteld berekend voor het 30 km/h-wegvak (zichthoek 63º) en het 60 km/h-wegvak (zichthoek 63º). De geluidsbelasting bedraagt 48 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde niet.
Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting ten aanzien van Langstraat 6
De geluidsbelasting op de gevel van de woningen kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. Deze maatregelen zijn alleen mogelijk als de functie van de weg wordt gewijzigd. Dit stuit op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. De Langstraat is van belang voor de ontsluiting van omliggende percelen en de verbinding tussen de kernen Achthuizen en Langstraat. De functie als ontsluitingsweg dient ten behoeve van een goede bereikbaarheid te worden behouden.
Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding. Toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding stuit vanwege de kosten en onderhoud op overwegende bezwaren van financiële aard.
Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsafschermende voorzieningen (scherm of wal) stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Dergelijke geluidsafschermende voorzieningen zijn vrijwel niet stedenbouwkundig inpasbaar. Ook stuit een geluidsafschermende voorziening op overwegende bezwaren van financiële aard. Een andere maatregel, zoals het vergroten van de afstand tussen wegas en de woningen, is niet mogelijk. Het bouwplan is dan niet meer inpasbaar.
Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevel van de woningen ten gevolge van de Langstraat te reduceren. Daarnaast overschrijdt de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde niet. Het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee dienen hogere waarden vast te stellen.
Resultaten reconstructieonderzoek
Als gevolg van de nieuwe aansluiting van het Wozoco is er geen sprake van een fysieke wijziging aan de weg, omdat de locatie via een bestaande dijkopgang wordt ontsloten. Indien er wel sprake zou zijn van een fysiek wijziging door een nieuwe aansluiting, dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden. De geluidstoename op de Achthuizensedijk 10 jaar na reconstrucite ten opzichte van 1 jaar voor reconstructie bedraagt 1,34 dB. Er is derhalve sprake van geen toename van 1,5 dB of meer. De akoestische situatie wordt aanvaarbaar geacht.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van de locatie ten zuiden van Langstraat 6 sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. De uiterste grenswaarde wordt niet overschreden. Omdat maatregelen niet mogelijk of doelmatig zijn, dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostflakkee voor deze locatie hogere waarden vast te stellen voor twee woningen. Dit kan bij de vaststelling van het wijzigingsplan. De ontheffingswaarde bedraagt ten hoogste 53 dB. In alle andere akoestisch relevante situaties is er, zoals hierboven beschreven, geen sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van gezoneerde wegen en is er sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat ten gevolge van bestaande en nieuwe gedezoneerde wegen.
5.1.8 Milieubeschermingsgebied
Normstelling en beleid
Het meest zuidelijk deel van het plangebied (ten zuiden van Achthuizen) maakt deel uit van het milieubeschermingsgebied voor stilte Oostflakkee. Het beleid voor milieubeschermingsgebieden voor stilte is gericht op handhaving van een relatief lage natuurlijke geluidsbelasting van minder dan 40 dB(A). Het provinciaal ruimtelijk beleid voor deze gebieden is gericht op handhaving en versterking van het landelijke karakter en het weren van menselijke activiteiten. Niet-agrarische bedrijfsactiviteiten passen in beginsel niet binnen milieubeschermingsgebieden voor stilte; alleen wanneer het kleinschalige, niet-geluidshinderlijke bedrijven betreft, kunnen deze in het milieubeschermingsgebied voor stilte worden toegestaan.
Onderzoek en conclusie
De beoogde woningbouw vindt plaats buiten het milieubeschermingsgebied en levert derhalve geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
5.2 Water
Watertoets en waterbeheer
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke plannen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het plangebied wordt het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer gevoerd door waterschap Hollandse Delta. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf, de verbeelding en de planregels. Vervolgens zijn de opmerkingen van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid
Nationaal Bestuursakkoord Water (2003)
Het Nationaal Bestuursakkoord Water is een overeenkomst tussen het rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De aanpak en uitvoering van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).
Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee (2003)
In 2003 hebben de waterbeheerders op Goeree-Overflakkee gezamenlijk het Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee opgesteld. Hierin wordt een ruimtelijke visie voor de lange termijn (tot 2050) gegeven op de structuur en het gebruik van het watersysteem. Op basis van een watersysteemanalyse zijn er een aantal knelpunten benoemd. Aansluitend zijn vervolgprojecten geformuleerd om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. Het is duidelijk geworden dat in het grondgebruik rekening moet houden met de eisen die het watersysteem daaraan stelt. Het waterstructuurplan is niet alleen bestemd voor de waterbeheerders, maar ook voor instanties die indirect met waterbeheer te maken hebben (gemeenten / provincie / landbouworganisaties / natuurbeheerders). Deze instanties zijn dan ook intensief betrokken geweest bij het opstellen van het waterstructuurplan. Het ISGO, de vier gemeenten en het waterschap Hollandse Delta zijn in 2006 gestart met het opstellen van een Eilandelijk waterplan Goeree-Overflakkee, het plan is in 2008 vastgesteld.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.
Huidige situatie
De oorspronkelijke bodem bestaat uit kalkrijke zeekleigronden. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt 0,4 tot 0,8 m beneden het maaiveld, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) dieper dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt (www.bodemdata.nl). De kwelstroom in het plangebied bedraagt 0 tot 0,25 mm/dag en de chloridenconcentraties van de kwel binnen het plangebied variëren van 500 tot 4.000 mg/l, dit betekent dat de kwel zoet tot brak is.
De bebouwing binnen het plangebied is deels aangesloten op het gemengd rioolstelsel en deels op drukriolering. Vanaf Achthuizen loopt een afvalwaterpersleiding naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie in Oude-Tonge. In en om Zuidzijde en de Langstraat liggen geen planologisch relevante leidingen die in beheer zijn bij het waterschap.
Goeree-Overflakkee heeft relatief weinig open water (circa 1,5%) en bestaat vooral uit hoofdwatergangen en poldersloten, de waterkwaliteit is vrijwel overal matig tot slecht (Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee, actualisatie 2004). De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt mede bepaald door de brakke kwel. Vanwege de inlaat van zoet water ten behoeve van de landbouw fluctueren de chloridengehalten in het oppervlaktewater, dit is problematisch voor de ecologische waterkwaliteit.
Zuidzijde
De maaiveldhoogte bedraagt bij benadering NAP +0,3 m. Het plangebied de Zuidzijde bevindt zich op de grens van twee peilgebieden, die in onderstaande tabel met gehanteerde polderpeilen zijn weergegeven. Deze peilgebieden voldoen volgens het Waterstructuurplan Goeree-Overflakkee (2004) momenteel aan de inundatienorm voor agrarisch gebied (1:30). De Tilsedijk en de Bommelse (Binnen)dijk zijn secundaire waterkeringen in het plangebied, evenals de Achthuizensedijk vanaf het kruispunt in het 'centrum' van Achthuizen in noordoostelijke richting.
Binnen het plangebied, parallel aan de Tilsedijk, is een hoofdwatergang gesitueerd. Het water wordt in zuidwestelijke richting afgevoerd.
peilgebied | zomerpeil (in m t.o.v. NAP) | winterpeil (in m t.o.v. NAP) |
polder Den Bommel | -1,1 | -1,4 |
polder den Grooten Blok - noord (ged.) | -0,75 | -1 |
Achthuizen en Langstraat
De maaiveldhoogte bedraagt bij benadering NAP +0,3 m. Het plangebied Achthuizen en Langstraat ligt in een viertal peilgebieden, welke in onderstaande tabel met gehanteerde polderpeilen zijn weergegeven. Alle peilgebieden voldoen thans aan de inundatienorm voor agrarisch gebied (1:30). Er geldt dus momenteel geen wateropgave in het plangebied. De Bommelsedijk, Tramdijk en Achthuizensedijk zijn secundaire waterkeringen.
Binnen het plangebied ligt de Vroonkreek, de Vroonkreek is een hoofdwatergang. Verder ligt langs de oostelijke grens van het plangebied ook een watergang, dit is echter geen hoofdwatergang.
peilgebied | zomerpeil (in m t.o.v. NAP) | winterpeil (in m t.o.v. NAP) |
polder Den Bommel | -1,1 | -1,4 |
polder den Grooten Blok - noord (ged.) | -0,75 | -1 |
polder den Grooten Blok - zuid (ged.) | -0,95 | -1,25 |
Galatheepolder | -1,1 | -1,4 |
Toekomstige situatie
In het bestemmingsplan worden op een aantal locaties ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft het woningbouwproject (Firma van Reijen) en een aantal kleinschalige projecten (1 a 2 woningen per locatie), deze zullen hieronder in algemene zin worden behandeld.
Nieuwe ontwikkelingen
Op de gronden tussen de Achthuizensedijk en de Zandweg, aan de oostzijde van de kern Achthuizen, wordt een woonzorgcomplex van 24 woningen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Daarnaast worden met flexibiliteitsbepalingen (wijzigingsbevoegdheid) 62 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. Als gevolg van de nieuwe ontwikkeling zal het verhard oppervlak in het gebied toenemen. Voor deze toename dient te worden gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater. De toename aan verharding is nog niet bekend. Op basis van een nog uit te voeren nadere uitvoering van de ontwikkeling zal de uitbreiding van het verhard oppervlak worden berekend. In overleg met het waterschap Hollandsche Delta wordt gezocht naar oplossingen voor het realiseren van voldoende waterberging. Hierbij geldt 10% van de toename aan verharding als uitgangspunt voor de hoeveel te compenseren oppervlaktewater. Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient een Keurvergunning te worden aangevraagd bij waterschap Hollandse Delta.
Bij de bouw dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's-houdende materialen) die niet uitlogen, of worden de bouwmaterialen voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.
De nieuwe woningen worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel waarbij schoon hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater ten oosten en ten zuiden van de ontwikkelingslocatie. Hiermee wordt voorkomen dat het riool onnodig wordt belast met, relatief, schoon water.
Incidentele ontwikkelingen
In het bestemmingsplan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij deze ontwikkelingen dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen). Voor die mogelijke ontwikkelingen wordt geadviseerd om binnen de plangrenzen alvast een gescheiden afvoerstelsel aan te leggen. Mocht in de toekomst ook de omgeving van een (verbeterd) gescheiden stelsel worden voorzien, dan kan daarop eenvoudig worden aangesloten. Ook dient afstromend hemelwater afkomstig van schone oppervlakken, indien mogelijk, afgekoppeld en afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater.
Eventuele ontwikkelingen kunnen worden aangegrepen om de wateropgave zoals die geldt binnen de Galatheepolder (deels) te realiseren. Op die manier kunnen de ontwikkelingen een bijdrage leveren aan een duurzaam watersysteem op Goeree-Overflakkee. Indien de ontwikkelingen extra verharding met zich meebrengen, dient 10% van de toename aan verharding te worden gecompenseerd door het realiseren van extra open water, waarbij het de voorkeur geniet dit binnen het plangebied te realiseren. Bij bouwwerkzaamheden dient voldoende drooglegging (het verschil tussen de maaiveldhoogte en het openwaterpeil) te worden gerealiseerd om de nodige veiligheid tegen grondwateroverlast te waarborgen. Dit zal bij de verdere uitwerking van het planvoornemen, bij de keuze van het bouwpeil en het inrichtingsplan, als belangrijke randvoorwaarde worden meegenomen.
Beheer en onderhoud
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Suggesties voor consoliderende planelementen
Het bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard. Voor die gebieden geldt dat er weinig mogelijkheden zijn om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Wel is het van belang de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer in acht te nemen. Eventuele mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren zijn het aanleggen van plasbermen langs bestaande waterlopen, dit komt de waterberging, het zelfreinigend vermogen, het ecologisch potentieel alsmede de belevingswaarde ten goede. De waterkwaliteit kan verder verbeterd worden door riooloverstorten en verontreinigde waterbodems te saneren. Genoemde zaken zijn suggesties en de relevantie dient in een ander kader nader onderzocht te worden alvorens deze op te nemen in een programma van gemeente en waterschap, wellicht gecombineerd met programma's van andere beleidsvelden als riolering, groenbeheer, recreatie en/of (water)bodemsanering.
Water in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de primaire watergangen in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
Het plan heeft geen negatieve invloed op het watersysteem wanneer de opmerkingen met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen in acht worden genomen.
5.3 Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreid bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 3.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied.
Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone 'Oude Tonge-het Groote Gat'. Deze verbindingszone is een uitloper van de Groote Kreek (ten zuiden van Oude Tonge). Gezien het feit dat hier sprake is van locaties die vallen onder het consoliderend deel van het bestemmingplan worden er geen ingrepen mogelijk gemaakt die een negatief effect hebben op de 'Oude Tonge-het Groote Gat'.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan maakt diverse ontwikkelingen mogelijk, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Voorafgaand aan de ontwikkeling van deze locaties dient met het volgende rekening te worden gehouden.
- Er is geen ontheffing nodig voor tabel 1-soorten waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
- Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing is nader onderzoek naar het voorkomen van deze vaste nesten noodzakelijk. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.
- Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) is noodzakelijk voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing, de kap van bomen of de aantasting van waterstructuren. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.
- In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Samenvatting en conclusies (zie natuurtoets in bijlage 3)
- Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied.
- Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) worden gerealiseerd, is er qua vogels evenmin strijdigheid met de Ffw (met uitzondering van soorten zoals steenuil en zwaluwen (zie verschillende uitzonderingen onder soortenbescherming.
- Voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing, kap van bomen, aantasting van waterstructuren, werkzaamheden aan of het dempen van watergangen is nader onderzoek nodig naar het voorkomen van beschermde soorten.
- In het geval van zwaar beschermde soorten als vleermuizen (tabel 3-soort) geldt een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in gevaar komen, temeer daar de verwachte soorten regionaal en landelijk vrij algemeen zijn. Het verlenen van ontheffing kan daarom in alle redelijkheid worden verwacht.
- Conclusie: de Ffw, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de EHS staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Hoofdstuk 6 Gebiedsvisie
Op basis van de vorige hoofdstukken, wordt de gemeentelijke beleidsvisie voor het plangebied hieronder gepresenteerd. De visie is onderverdeeld naar de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Tot slot wordt ingegaan op nieuwe ontwikkelingen.
6.1 Ruimtelijke Structuur
Het beleid in het plangebied is gericht op het behoud, en waar mogelijk versterking, van de bestaande ruimtelijke structuur. Dit wordt bereikt door de huidige situatie vast te leggen en (ruimtelijke) kaders te bieden waarbinnen nieuwe bouwinitiatieven (ontwikkelingen) zijn toegestaan.
De ruimtelijke structuur wordt grotendeels bepaald door de structuur van dijken met de lintbebouwing en de planmatig opgezette woonwijken van latere datum. In een groot gedeelte van het plangebied staan de hoofdgebouwen op kavels aan of op de dijken. Door de onbebouwde ruimten tussen de woningen zijn de woningen gelegen in een groene setting. Deze groene setting wordt versterkt door het aangrenzende landelijk gebied en de aanwezige bijzondere flora op de dijken. Deze dragen bij aan het totale groene karakter van het gebied en vormen een verwijzing naar de historie. De structuur van de (onderdijkse) woonwijken wordt bepaald door de planmatige opzet. De hoofdgebouwen zijn hier in dezelfde rooilijn in een regelmatig patroon gebouwd.
In het plangebied vinden enkele ontwikkelingen plaats, waarvan de uitbreiding tussen de Achthuizensedijk en de Zandweg het grootste is. Hier is een woonzorgcomplex voorzien van 24 wooneenheden. Daarnaast worden met wijzigingsbevoegdheden aanvullend 62 woningen mogelijk gemaakt. Hiermee wordt deels voorzien in de toenemende vraag naar woningen binnen het plangebied en de gemeente als geheel. Bovendien biedt het de mogelijkheid om het vrachtverkeer uit de kern te verminderen. Tevens zijn er elders in het plangebied, verspreid over de drie kernen, nog enkele bouwmogelijkheden ten behoeve van woningbouw. Het beleid is erop gericht om deze mogelijkheden te behouden.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen de specifieke karakteristieken en kenmerken van de situering van lintbebouwing en/of de planmatige opzet als leidraad. Hetzelfde geldt voor kleinschalige ontwikkelingen, zoals mogelijkheden voor het uitbreiden of vervangen van bestaande woningen en andere gebouwen. De daaruit voortvloeiende randvoorwaarden zijn juridisch-planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan.
Gelet op de historie van het gebied verdienen de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied bijzondere aandacht. Uitgangspunt is dat de uiterlijke vormgeving van monumenten wordt beschermd, maar dat ook het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de bebouwingslinten blijft behouden. De doorzichten naar het achterliggende landelijk gebied verdienen bij nieuwe ontwikkelingen in het lint een punt van aandacht.
6.2 Functionele Structuur
Wonen
Een groot deel van het plangebied wordt gevormd door de woongebieden, waardoor de woonfunctie de voornaamste functie in het plangebied is. Het beleid is erop gericht de woonfunctie als voornaamste functie te behouden en waar mogelijk te versterken. Met behoud en versterking van de woonfunctie wordt enerzijds gedoeld op het toevoegen van woningen om te voorzien in de woningbehoefte, maar anderzijds op mogelijkheden voor uitbreidingen van de eigen woning. Beide aspecten dragen bij aan de kwaliteit van het wonen. Speciaal aandachtspunt bij het verbeteren van de woonkwaliteit is de toevoeging van zorgwoningen in de kern Achthuizen. Dit vindt plaats door middel van een woonzorgcomplex met zorg op afstand. Door de realisatie van deze woningen in de nieuwe dorpsuitbreiding kunnen ouderen langer in de kern blijven wonen. Door het toevoegen van enkele woningen kan het dorp kwalitatief afgerond worden. Daarnaast draagt beperkte woningbouw bij aan de leefbaarheid en levendigheid van het dorp.
Bij de woonfunctie worden daarnaast extra gebruiksmogelijkheden geboden; aan huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Belangrijk hierbij is wel dat de woonfunctie primair aanwezig dient te blijven.
Bedrijven en voorzieningen
Bedrijven
Het karakter van het plangebied als zogenaamd 'gemengd gebied' laat bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toe. Bestaande bedrijven in een hogere categorie krijgen een maatbestemming zodat de huidige bedrijfsactiviteiten doorgang kunnen blijven vinden. In het kader van het gemeentelijk beleid is woningbouw bij een bedrijfsbeëindiging wenselijk. Voor de verschillende bedrijfslocaties is het beleid dat na bedrijfsbeëindiging woningbouw mogelijk is.
Gelet op het overwegende woonkarakter worden geen nieuwe bedrijfslocaties in het plangebied toegestaan. Wel wordt de verplaatsing van het zwaartepunt van de activiteiten van het bedrijf H. Campfens en Zn. van de Achthuizensedijk 67 naar de Langstraat 6a met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. In paragraaf 5.1.1 is hier reeds nader op ingegaan. Hieruit blijkt dat met deze verplaatsing geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat in de omgeving van deze locatie.
Maatschappelijke voorzieningen
Het beleid is gericht op het in stand houden van de voorkomende maatschappelijke voorzieningen. Om in de komende planperiode aan eventuele geringe (ver)bouwwensen invulling te kunnen geven, is het beleid erop gericht om in het nieuwe bestemmingsplan kleinschalige uitbreidingsmogelijkheden toe te staan.
Recreatie
De recreatieve voorzieningen in het plangebied worden hoofdzakelijk gevormd door het sportcomplex van voetbalvereniging FIOS in de kern Achthuizen. Daarnaast zijn aan de oostzijde van de kern Achthuizen een ijsbaan en een paardenrijbaan aanwezig. Tot slot bevindt zich verspreid in het plangebied een aantal kleinschalige volkstuinencomplexen.
De verplaatsing van de ijsbaan is voorzien als onderdeel van de dorpsuitbreiding Achthuizen. Verder worden binnen de planperiode geen ontwikkelingen voorzien, zodat het beleid hier gericht is op het behoud van de bestaande voorzieningen.
Horeca
De horecavestigingen in Achthuizen worden behouden. De bestaande vestigingen zijn gelegen aan de Achthuizensedijk 108 en 110. Gelet op overwegend woonkarakter van de plangebieden worden nieuwe horecagelegenheden niet wenselijk geacht.
Verkeer en parkeren
Voor onderhavig bestemmingsplan is met name het ruimtebeslag benodigd voor verkeer en parkeren van belang. Verkeers- en inrichtingsmaatregelen die binnen de beschikbare ruimte kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van Duurzaam Veilig, worden niet genomen in het kader van een bestemmingsplan. Het beleid is erop gericht om de bestaande verkeersstructuur te behouden Een uitzondering wordt gevormd door het de mogelijkheid voor het realiseren van een tweede ontsluiting van de woonwijk Kerkwijk.
De voor beide buurtschappen en de kern kenmerkende wegenstructuren worden hoofdzakelijk gevormd door de hoger gelegen dijken. In het plangebied is vooralsnog geen sprake van parkeerdruk, maar bij nieuwe ontwikkelingen dient voorzien te worden in voldoende parkeermogelijkheden op het eigen terrein.
Water
Uitgangspunt voor beleid is om de in het plangebied aanwezige waterkeringen en hoofdwatergangen te beschermen. Daar waar nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt en er sprake is van een toename aan verharding, is het van belang om schoon verhard oppervlak af te koppelen naar oppervlaktewater of te infiltreren in de bodem indien de bodemeigenschappen dit toelaten en om compenserende waterberging te realiseren. Voor nieuwbouw zullen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen worden toegepast om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Hemelwater wordt vanaf schoon verhard oppervlak rechtstreeks of via een voorziening afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Verder zijn er voor het bestemmingsplan, behoudens de uitbreiding van de kern Achthuizen, weinig mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Bij de uitbreiding van de kern Achthuizen kan gericht worden gezocht naar mogelijkheden voor waterberging.
6.3 Ontwikkelingen
Binnen het plangebied zijn enkele ontwikkelingen te verwachten. In het navolgende wordt een beschrijving gegeven van de ontwikkelingen.
Ontwikkelingen tussen de Achthuizensedijk en de Zandweg
Om in de woningbehoefte van de gemeente Oostflakkee, en van de kern Achthuizen in het bijzonder, voor de komende jaren te voorzien, is behoefte aan uitbreiding van de woningvoorraad in de kern Achthuizen. Ten behoeve van deze ontwikkeling is door RDH in 2006 een Masterplan opgesteld waarin de mogelijkheden voor nieuwbouw onderzocht zijn op de locatie Firma Van Reijen. De Firma Van Reijen voert frequent goederen aan en af, waarbij vrachtwagens gebruik moeten maken van de smalle dijken. Er zijn gesprekken waarbij de Firma Van Reijen wordt uitgeplaatst waardoor de gronden vrij komen voor de realisatie van woningen. De realisatie van de woningen is tevens de kostendrager voor het uitplaatsen van de Firma Van Reijen.
Op de locatie van het huidige speelterrein is een Wozoco beoogd. Deze wordt gerealiseerd om te kunnen voldoen in een behoefte meer zorgwoningen in de verschillende kernen te realiseren. Er zal hier sprake zijn van zorg op afstand, waarbij gebruik wordt gemaakt van de zorgfaciliteiten van Ebbe en Vloed in Oude-Tonge. In figuur 6.1 is een fragment gegeven uit de stedenbouw hoofdopzet van de gehele uitbreiding, waarin het Wozoco is aangegeven. In de komende periode wordt het ontwerp hiervan nader uitgewerkt. In het bestemmingsplan is opgenomen dat hier uitsluitend gestapelde en aaneengebouwde woningen mogen worden gerealiseerd. De goothoogte is maximaal 6 m. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de molenbiotoop, waardoor voor een gedeelte een lagere goothoogte nodig zal zijn.
Figuur 6.1 Stedenbouwkundige hoofdopzet (Bron: RDH)
Voor het overige gebied wordt ingezet op in totaal maximaal 62 woningen. Het programma dient een aanvulling te zijn op de bestaande woningvoorraad in Achthuizen, die voornamelijk bestaat uit goedkope oude rijenwoningen. Met het oog op de doorstroming bestaat de wens om woningen te realiseren die voor de huidige bewoners een betaalbare upgrading vormen. Om de nodige flexibiliteit in de plannen te houden, wordt voor het gebied een flexibele bestemmingslegging opgenomen.
Dit leidt tot een gedifferentieerde mix van rijwoningen voor starters, hoekwoningen met garage, geschakelde woningen, kleine en grote twee-onder-een-kapwoningen met carport of garage en vrijstaande woningen.
Naast het woningbouwprogramma zijn in de ontwikkeling ook andere functies opgenomen. In het gebied rond de molen komen publieke functies, zoals een volkstuinen complex en een ijsbaan. Dit zijn centrumfuncties en zijn derhalve gesitueerd in het gebied rond de molen.
De functies in de nieuwe ontwikkeling zijn geplaatst in een hoofdopzet waarin ten noorden van de molen een ontsluitingsroute voor auto's vanaf de Achthuizensedijk wordt geïntroduceerd. Deze route gaat langs allereerst langs de nieuwe zorgwoningen en vervolgens langs het volkstuinencomplex. In het woongebied zelf is voorzien in twee oost-westgerichte woonstraten die voor langzaam verkeer aansluiten op de Zandweg. Op een aantal locaties wordt voorzien in parkeervoorzieningen om te kunnen voldoen aan de parkeervraag, voor zover dit niet op eigen terrein kan worden opgelost.
Langs het volkstuinencomplex en de schaatsbaan wordt een ontsluiting gerealiseerd die ten zuiden van de schaatsbaan als langzaamverkeersroute en calamiteitenroute fungeert en uitkomt op de zuidelijk gelegen Kloosterstraat bij de school en de sportvelden.
Bedrijfsactiviteiten H. Campfens en Zn.
Het bedrijf H. Campfens en Zn. is voornemens het zwaartepunt van de bedrijfsactiviteiten te verplaatsen van de Achthuizensedijk 67 naar de Langstraat 6a. Aan de Langstraat 6a is meer ruimte beschikbaar voor de vestiging van dit bedrijf. Bovendien is de afstand tot omliggende woningen groter dan in de huidige situatie. In paragraaf 5.1.1 wordt ingegaan op de afstand van dit bedrijf op de locatie Langstraat 6a op de omliggende woningen.
Incidentele ontwikkelingen
Bestaande mogelijkheden
Binnen het plangebied zijn nog bestaande bouwmogelijkheden aanwezig op basis van het geldende bestemmingplan (een aantal hiervan was opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid). Deze mogelijkheden zijn deels bedoeld als inbreiding in de bestaande kern en deels als vervangende functie voor bijvoorbeeld bedrijvigheid. Van belang is dat opvullingen in het lint/dorp passen binnen de bestaande karakteristiek van de omgeving en afgestemd zijn op de naastgelegen bebouwing. Hierbij wordt gedacht aan de ligging van het hoofdgebouw, de goot- en bouwhoogte en de bebouwingsoppervlakten.
De bouwmogelijkheden zijn hieronder en op figuur 3.1 en 3.2 weergegeven:
- Achthuizensedijk, tussen nr. 84 en 86: 1 woning;
- Achthuizensedijk, tussen nr. 86 en 88: 2 woningen;
- Achthuizensedijk, tussen nr. 124 en 126: 2 woningen;
- Achthuizensedijk, ten zuiden van nr. 128: 1 woning;
- Langstraat, tussen nr. 52 en 54: 2 woningen;
- Langstraat ten zuiden van nr. 6: 1 woning;
- Bommelsedijk ten noorden van nr. 3: 4 woningen;
- Bommelsedijk ten noorden van nr. 58: 1 woning;
- hoek Bommelsedijk/Pastoor van Luenenstraat: 1-2 woningen;
- Bommelsedijk, tussen nr. 2 en 4: 1 woning.
De locatie tussen Langstraat 52 en 54 de de locatie ten noorden van Bommelsedijjk 2 worden mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming Groen. Voor deze locaties zijn in het thans vigerende bestemmingsplan eveneens wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Op de overige locaties zijn directe bouwmogelijkheden opgenomen. Voorts is - evenals in het vorige bestemmingsplan - de mogelijkheid opgenomen om de in het plangebied aanwezige bedrijfsbestemmingen eveneens te wijzigen ten behoeve van de woonfunctie. Het gaat hierbij telkens om een zeer beperkt aantal woningen (1 of 2). Wijziging is alleen mogelijk bij beëindiging van de bedrijfsvoering ter plaatse.
Nieuwe bouwmogelijkheden
Naast de uitbreiding van Achthuizen tussen de Achthuizensedijk en de Zandweg, worden op een paar locaties bouwmogelijkheden opgenomen die nieuw zijn ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Het gaat hierbij om locaties die ruimtelijk aanvaardbaar worden geacht. Deze locaties zijn gelegen binnen de bebouwingscontouren van de provinie. Hier is van belang dat er sprake is van bebouwing die past binnen de bestaande karakteristiek van de omgeving, waarbij de bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de naastgelegen bebouwing.
De bouwmogelijkheden zijn hieronder en op figuur 3.1 en 3.2 weergegeven:
- Pastoor van Luenenstraat, achter nr. 2c: 1 woning
Sprake is van een opvulling van een lege ruimte op een bestaand bedrijfsperceel. Direct grenzend aan het bedrijf zijn op hetzelfde perceel reeds twee (bedrijfs)woningen aanwezig. De ontsluiting zal plaatsvinden via dezelfde oprit als Pastoor van Luenenstraat 2c. De woning zal met name zichtbaar zijn vanaf het noorden van de kern. De woning wordt gerealiseerd in een open ruimte tussen bestaande woningen en bedrijfsbebouwing. De woning komt te liggen in dezelfde lijn als de bestaande bebouwing. Het beeld vanaf het noorden op de kern zal daarom niet worden aangetast.
- Lesje, achter nr. 2: 1 woning
- Lesje, achter nr. 1/1a: 2 woningen
De woningen worden gerealiseerd op de (diepe) achtererven van woningen aan het Lesje. De ontsluiting zal plaatsvinden op de Zandweg. Hierdoor zal er sprake zijn van een nieuwe voorkantsituatie richting de Zandweg. De woningen hier zijn ruimtelijk aanvaardbaar, vanwege de beoogde ontwikkeling van de locatie Firma Van Reijen. Hierdoor zullen iets meer richting het zuiden nieuwe woningen grenzen aan de Zandweg. Door de woningen achter het Lesje te realiseren, wordt voorkomen dat er vanaf het oosten van de kern een beeld ontstaat met open ruimten tussen de bestaande en nieuwe bebouwing en zal de nieuwbouw op de locatie Firma Van Reijen in visueel opzicht bij de kern worden getrokken.
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk komt de juridische planbeschrijving van het bestemmingsplan aan bod. Na de wijze van regelen en bestemmen, komt de beschrijving van de meest voorkomende bestemmingen aan bod.
7.1 Wijze Van Bestemmen
In de Wro wordt een aantal mogelijkheden geboden voor de juridisch-planologische opzet van een bestemmingsplan, waarmee de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor een gebied kan worden vastgelegd. De aard van het plangebied geeft in hoofdzaak aanleiding tot een bestemmingsplansystematiek, waar de bestaande ruimtelijke structuur het uitgangspunt vormt. Enerzijds betekent dit dat vanwege de aanwezige karakteristieken een terughoudend beleid dient opgenomen te worden. Anderzijds betekent dit dat voor die locaties, waar zich in het plangebied ontwikkelingen voordoen, in het bestemmingsplan bepaalde kaders worden aangegeven. Grote delen van het plangebied krijgen een consoliderende bestemming, waarbij het huidige gebruik zoveel mogelijk positief wordt bestemd en de aanwezige waarden worden beschermd. Daarnaast vinden in het plangebied ontwikkelingen plaats. De uitbreiding van de kern Achthuizen ter plaatse van de firma van Reijen is op basis van het masterplan Uitbreiding Achthuizen, opgenomen in dit bestemmingsplan. Tevens zijn het in plangebied op basis van bestaande bouwrechten (of wijzigingsbevoegdheden) uit het vigerende bestemmingsplan, incidenteel nieuwe woningen mogelijk.
Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar het beschermen van de aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteiten aan de ene kant en naar voldoende flexibiliteit aan de andere kant. Voorkomen moet worden dat voor iedere functiewijziging, welke niet op ruimtelijke bezwaren stuit, een procedure moet worden doorlopen (afwijken of wijzigings van het bestemmingsplan).
7.2 Bestemmingen
Agrarisch
In het plangebied komen nog enkele agrarische percelen voor. Het betreft hier uitsluitend landbouwgronden zonder bebouwing. Ter plaatse zijn de gronden bestemd als Agrarisch en zijn uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Op één locatie is echter een paardenbak aanwezig. Deze locatie is aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch-1. Binnen dit gebied zijn lichtmasten toegestaan van ten hoogste 8 m hoog.
Bedrijf
In het plangebied komen verspreid enkele bedrijven voor. De algemene toelaatbaarheid via de Staat van Bedrijfsactiviteiten (functiemenging) is hier maximaal categorie B1. Bedrijven die hierin niet passen, krijgen een maatbestemming door middel van een aanduiding. De bestaande bedrijfsactiviteiten zijn ter plaatse toegestaan, maar na beëindiging zijn uitsluitend identieke bedrijfsactiviteiten of bedrijfsactiviteiten uit categorie B1 toegestaan.
Op de verbeelding is de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van de aanwezige bebouwing.
Voor bedrijfsbestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen. Zo kunnen de bedrijven in de kern op termijn worden uitgeplaatst en kan de locatie opnieuw worden ingericht. Het aantal woningen dat na wijziging is toegestaan is op verbeelding aangegeven.
Voor de gronden van de Firma van Reijen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee 20 woningen mogelijk kunnen worden gemaakt, indien de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de bedrijfsactiviteiten die nu al op het naastgelegen perceel (Campfens) worden uitgevoerd.
Detailhandel
De detailhandelsvestigingen in het plangebied zijn bestemd als Detailhandel. Op de verdieping is daarbij de woonfunctie toegestaan. Op de verbeelding is de maximale goothoogte opgenomen. De hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden gerealiseerd. Buiten het bouwvlak is het mogelijk aan- en uitbouwen en bijgebouwen te realiseren van ten hoogste 50% van het zij- en achtererf, tot een maximum van 50 m². De bakkerij aan de Achthuizensedijk 100 is voorzien van een specifieke aanduiding, omdat hier naast de verkoop ook sprake is van het ter plaatse bakken.
Groen
Voor de in het plangebied aanwezige groenstructuur wordt de bestemming Groen opgenomen. Het onderscheid met de groenvoorzieningen uit de bestemming Verkeer is dat in deze bestemming de structurele groenvoorzieningen worden opgenomen en de waardevolle groenstroken. In deze bestemming is de uitwisseling van functies in het openbare gebied niet aan de orde. Naast het feitelijke groen zijn binnen deze bestemming ook speelvoorzieningen, voet- en fietspaden toegestaan.
Bebouwing is uitsluitend toegestaan in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum hoogte van 3 m.
Wijzigingsbevoegdheden
Op diverse locaties zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarmee burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen ten behoeve van woningen. Per gebied zijn voorwaarden aangegeven die in acht moeten worden genomen bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
Horeca
De bestemming Horeca wordt toegekend aan de bestaande horecavestigingen Qwist Niks en Midlife. Beide locaties vallen niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Voor de horecagelegenheden is derhalve een specifieke bestemmingsomschrijving opgenomen. Gelet op het overwegende woonkarakter van het plangebied, is het niet wenselijk dat het aantal vestigingen uitgebreid wordt of dat op de bestaande locatie horecavestigingen in een zwaardere milieucategorie wordt gevestigd.
De hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden gerealiseerd. Buiten het bouwvlak is het mogelijk aan- en uitbouwen en bijgebouwen te realiseren tot een maximum van 50 m².
Maatschappelijk
Voor de maatschappelijke voorzieningen is een 'ruime' regeling opgenomen, gelet op toekomstig flexibel gebruik. Dit wil zeggen dat binnen de bestemming Maatschappelijk diverse maatschappelijke voorzieningen gevestigd kunnen worden, zoals school- en (kinder)opvangvoorzieningen. Voor enkele maatschappelijke voorzieningen, zoals religieuze gebouwen, is bepaald, middels een aanduiding op de verbeelding, dat ter plaatse uitsluitend de bestaande functie is toegestaan.
De betreffende locaties zijn vastgelegd met (globale) bouwvlakken en op basis van de aanwezige bebouwing een maximum bebouwingspercentage, waarbij de bebouwingsgrenzen de ruimtelijke structuur respecteren. Rekening houdend met deze bepalingen en de opgenomen goot- en bouwhoogte, is een andere invulling bij bijvoorbeeld herstructurering mogelijk, zonder dat een afwijking of wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is.
Natuur
Een klein gedeelte van het plangebied, aan de oostzijde van de kern Achthuizen, is bestemd voor Natuur. In de planregels is opgenomen dat de gronden bedoeld zijn voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Daarnaast is op deze gronden extensieve dagrecreatie toegestaan. Op deze gronden is het uitsluitend toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te realiseren met een maximale hoogte van 3 m.
Binnen de bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Aanleg van bijvoorbeeld wegen, paden, sloten of kabels is uitsluitend toegestaan na het verkrijgen van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders. Een aanlevergunning wordt alleen toegestaan indien de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Recreatie
Onder de bestemming Recreatie worden het sportpark aan de Kloosterstraat en de volkstuinencomplexen opgenomen. De locatie van het sportpark is vastgelegd met een globaal bouwvlak met een maximum bebouwingspercentage en een bouwhoogte, waarbij de grenzen van de bouwvlakken de huidige belijningen volgen. Voor beide functies is een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Tevens komt in het plangebied een siertuin/volkstuin voor. Hier is eveneens binnen de bestemming een aanduiding voor opgenomen. In de ontwikkeling ter plaatse van de voormalige firma van Reijen is naast woningbouw een ijsbaan voorzien. Deze is door middel van een aanduiding op de verbeelding aangegeven. Voor het overige zijn binnen de bestemming Recreatie uitsluitend dierenweiden en speelterreinen toegestaan.
Ten behoeve van de functie ijsbaan mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. In de westelijke hoek van het terrein is een aanduiding opgenomen voor een gebouw ten behoeve van de ijsbaan met een maximum oppervlak van 30 m².
Tuin
In tegenstelling tot de achtererven en sommige gedeelten van zijerven (zie bestemming Wonen) bij woningen, zijn de voortuinen behorende bij de woningen niet onder de bestemming Wonen opgenomen, maar apart bestemd als Tuin. Ter plaatse van de bestemming mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van 3 m. De hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
Verkeer/Verkeer - Verblijfsgebied
Wegen met een 50 km/h-regime behouden de bestemming Verkeer. De overige wegen, overwegend 30 km/h-wegen, krijgen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied door middel van een aanduiding binnen de bestemming Verkeer gericht op de beoogde functie en mogelijkheden biedend voor bijvoorbeeld opname van speeltoestellen in woonstraten.
Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en de groenvoorzieningen die niet worden gerekend tot het structurele groen van het gebied. Binnen deze bestemming is uitwisselbaarheid van verschillende functies in het openbare gebied toegestaan.
Water
Naast de hoofdwatergangen krijgt het merendeel van de watergangen van de in het plangebied aanwezige watergangen de bestemming Water. De in het plangebied voorkomende waterkeringen krijgen, evenals de bijbehorende beschermingszones, de medebestemming Waterstaat - Waterkering.
Achter bestaande woningen aan het Lesje worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De ontsluiting via deze woningen zal plaatsvinden over bestaande sloten. De locatie waar dit is toegestaan is opgenomen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1'. Per woning is één ontsluiting toegestaan met een breedte van ten hoogste 6 m.
Wonen
Wonen-1
Voor de woningen in de dijklinten is de bestemming Wonen-1 opgenomen. De gronden hebben een landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Hierdoor zijn in de planregels beperkingen opgelegd ten aanzien van bouwmogelijkheden. Zo is in de planregels een maximale inhoudsmaat van 500 m³ opgenomen. Op de verbeelding zijn de maximale goot- en bouwhoogten opgenomen. De dijklinten zijn mede bestemd voor het behoud van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Op deze gronden is een aanlegvergunningenstelsel van toepassing voor het afgraven, verharden en ophogen van gronden en het planten van opgaande beplanting.
Wonen-2
Voor de planmatig aangelegde woonwijken van de kern Achthuizen is de bestemming Wonen-2 opgenomen. Binnen de bestemming zijn vrijstaande, twee-onder-eenkappers en aangebouwde woningen toegestaan. Het woningtype is door middel van een aanduiding aangegeven op de verbeelding. De diepte van de woningen mag niet meer dan 10 m bedragen. Tevens is de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen in de planregels opgenomen. Op de verbeelding is de goothoogte van de bebouwing opgenomen.
Wonen-3
Voor het beoogde Woonzorgcomplex is de bestemming Wonen-3 opgenomen. Hierin is opgenomen dat wonen met zorg op afstand is toegestaan. Het bouwvlak is ruim opgenomen op de kaart, waardoor er sprake is van de nodige flexibiliteit. Aangegeven is dat de woningen uitsluitend gestapeld of aaneengebouwd kunnen worden gerealiseerd. Het aantal woningen is gemaximeerd tot 24.
Erfbebouwing
De erfbebouwingsregeling moet worden gezien in samenhang met de bestemming Tuin. Het komt erop neer dat erfbebouwing mogelijk is vanaf 3 m achter de voorgevel van de woning tot een maximum van 50% van het zij- en achtererf, tot een oppervlak van ten hoogste 50 m².
Beroep aan huis
Binnen de woonbestemming worden mogelijkheden opgenomen voor het uitoefenen van een beroep aan huis. Tevens wordt toegestaan dat binnen de woonbestemming onder een aantal voorwaarden kleinschalige bedrijvigheid kan worden uitgeoefend. Het gaat hier om bedrijvigheid die verenigbaar is met de woonfunctie en welke niet leidt tot aantasting van de woonkwaliteit. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor een beroep aan huis of kleinschalige bedrijvigheid is aan een maximum gebonden.
Uitbreiding
De uitbreiding die is beoogd achter de woningen aan het Lesje, zijn met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Hier zijn ten hoogste 42 woningen toegestaan.
Waterstaat - Waterkering
De belangen van de waterkering en de naastgelegen beschermingszone planologisch worden beschermd door de bestemming Waterstaat - Waterkering. De planregels omvatten een bouwverbod voor de onderliggende bestemming. Via een afwijkingsmogelijkheid kan bebouwing worden gerealiseerd, vooropgesteld dat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Waarden - Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
Om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de dijklinten is de dubbelbestemming Waarden - Landschappelijke en cultuurhistorische waarden opgenomen. Om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden te behouden, is voor deze gronden een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor onder andere het aanleggen van verhardingen, aanplanten van opgaande beplanting en het afgraven van de grond.
Vrijwaringszone - molenbiotoop 1 en 2
In artikel 22 zijn algemene aanduidingsregels opgenomen. Het artikel voorziet in een regeling ten aanzien van de hoogte van bebouwing en beplanting binnen de molenbiotoop. Hierin is opgenomen dat binnen een straal van 100 m uit het middelpunt van de molen geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht of beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht of mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen (1 op 30-regeling), gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek. Voor zover de molenbiotoop is gelegen buiten de bebouwingscontour (aangegeven met de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop 2), geldt dat de maximale hoogte ten hoogste 1/100 bedraagt van de afstand tot het middelpunt van de molen (1 op 100-regeling). Vanaf de grens van het bebouwd gebied wordt de hoogte die is toegestaan op basis van de 1 op 30-regeling horizontaal doorgetrokken. Indien op basis van de 1 op 100-regeling een hogere hoogte is toegestaan, prevaleert deze hoogte.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van de bestaande situatie. Uitzondering hierop is de ontwikkeling ter plaatse van de gronden van Van Reijen. Deze ontwikkeling is met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. De intentie is om bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een anterieure overeenkomst te sluiten. De gronden waarop het Wozoco zijn beoogd, zijn in eigendom bij de gemeente. De kosten zijn voor een ontwikkelaar. Hiermee wordt rekening gehouden bij de overdracht van de gronden. De kosten voor de nieuwe (calamiteiten)ontsluiting worden betaald uit middelen van de gemeente. Hiervoor heeft de gemeenteraad in de vergadering van 14 juni 2012 budget beschikbaar voor gesteld. Het opstellen van een exploitatieplan is hiermee niet noodzakelijk.
Daarnaast is er sprake van het overnemen van bestaande bouwrechten uit vorige bestemmingsplannen (met name ten behoeve van incidentele woningen) ofwel wijzigingsbevoegdheden. In alle gevallen betreft het particuliere kavels. De kosten voor de bouw, aansluiting op de riolering enzovoorts, zijn voor de burger/verzoeker/ontwikkelaar.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Ter voorbereiding van het voorontwerpbestemmingsplan is op 31 januari 2007 een voorspraakavond gehouden. De uitkomsten van deze avond zijn in het voorontwerp meegenomen. In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het bestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegen. Daarnaast is een inspraakavond georganiseerd. In bijlage 4 is de Nota inspraak en overleg opgenomen. Hieronder wordt aangegeven op welke punten het bestemmingsplan op basis van de inspraak en overleg is aangepast. Daarnaast is ambtshalve gebleken dat het bestemmingsplan op een aantal onderdelen aangepast moest worden. Dat komt eveneens in deze paragraaf aan bod.
Aanpassingen naar aanleiding van inspraak en overleg
Naar aanleiding van de inspraak en overleg zijn de volgende wijzigingen in het bestemmingsplan doorgevoerd.
- In het artikel Waterstaat - Waterkering is opgenomen dat voor afwijking advies wordt ingewonnen bij de waterkeringbeheerder.
- De regeling ten behoeve van de molenbiotoop is afgestemd op provinciaal beleid.
- Op figuur 3.2 is in de legenda de molenbiotoop opgenomen.
- Uit paragraaf 4.2 is geschrapt dat er een supermarkt aan de Bommelsedijk aanwezig is.
Ambtshalve aanpassingen
Daarnaast is het bestemmingsplan op een aantal onderdelen ambtshalve gewijzigd. Het gaat hier om de volgende punten.
- De locatie Firma Van Reijen is rechtstreeks opgenomen in het bestemmingsplan, in plaats van met een uit te werken bestemming. De plankaart, regels en toelichting zijn hierop aangepast. NB: dit is bij vaststelling gewijzigd.
- Er is een aantal nieuw locaties voor woningen toegevoegd die rechtstreeks mogelijk zijn gemaakt: 2 woningen achter Lesje 1/1a; 1 woning achter Lesje 2; 1 woning achter Pastoor van Luenenstraat 2c. De onderbouwing hiervan is opgenomen in de toelichting.
- Er is een aantal woningen mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid: 4 woningen aan de Bommelsedijk (tegenover 4-10); 2 woningen tussen Langstraat 52 en 54. De onderbouwing hiervan is opgenomen in de toelichting.
- Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de terminologie van een aantal begrippen aangepast is de regels. Dit heeft inhoudelijk geen gevolgen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Toelichting Algemene Aanpak Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
1.1 Regeling Toelaatbaarheid Van Bedrijfsactiviteiten Met Behulp Van Milieuzonering
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
1.2 Toepassing Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Algemeen
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB 'functiemenging'. Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:
- In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de planregels van dit bestemmingsplan. De voorbeeldstaat 'functiemenging' van de VNG-publicatie omvat alle denkbare hinderlijke functies, waaronder, naast bedrijven, ook horeca, kantoren, en dienstverlening. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de planregels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet voorkomen maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij, bouwinstallatie en elektrotechnische installatie.
- In de SvB 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan bleek het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet. In de SvB 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen.
Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. |
1.3 Flexibiliteit
De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging' is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag een dergelijk bedrijf toch via een afwijkingsmogelijkheid kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Voor deze afwijking moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsmogelijkheid kan toestaan. Voor deze afwijking moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
SBI 93/SvB f
okt. 2007
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de planregels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.
Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden (er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):
- 1. 'lichte horeca': Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
- a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
- b. overige lichte horeca: restaurants;
- c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d.
- 2. 'middelzware horeca': Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.
- 3. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteit
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een afwijkingsmogelijkheid één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat afwijking tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Voor een afwijking moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden verleend.
Bijlage 3 Ecologie
In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.
Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maken, zijn de uitkomsten en de conclusies hierin weergegeven.
Bestaande situatie
Het plangebied te weten de kern Achthuizen met ten zuiden daarvan de lintbebouwing van het buurtschap Langstraat en het afzonderlijk gesitueerde buurtschap Zuidzijde. Achthuizen is met het lint van Langstraat gelegen in het landelijk gebied tussen de kernen Oude-Tonge en Ooltgensplaat, ten zuiden van de provinciale weg de N59, in de gemeente Oostflakkee. Het gehucht Zuidzijde ligt aan de overzijde van de N59, ten noordwesten van de Achthuizen.
Beoogde ontwikkelingen
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een aantal ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn grotendeels kleinschalig van aard (bouw van 1 tot enkele woningen). Er is echter ook een grootschalige ontwikkelingn voorzien, het gebied waar de nieuwe woonwijk gerealiseerd zal worden, dit is gelegen tussen de Achthuizensedijk aan de westzijde, 't Lesje aan de noordzijde, de Zandweg aan de oostzijde en de agrarische percelen aan de zuidzijde. Ten behoeve van deze ontwikkeling wordt ingezet op de bouw van maximaal 42 reguliere grondgebonden woningen en 24 zorgwoningen. Ten behoeve van deze ontwikkeling dient de ijsbaan verplaatst te worden naar een andere locatie in het gebied.
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Flora- en faunawet
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:
"De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
- nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
- nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
- nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft."
De Ffw is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Huidige ecologische waarden
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone 'Oude Tonge-het Grote Gat'. Deze verbindingszone is een uitloper van de Groote Kreek (ten zuiden van Oude Tonge).
Figuur B4.1 Ligging plangebied ten opzichte van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat grotendeels uit (agrarische) bebouwing, akkerland, grasland, boomgaarden, opgaande begroeiing (bomen en struiken) en enkele watergangen. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig.
Planten
De oost-, west- en zuidzijde van de dijken hebben een groot warmteabsorberend vermogen, waardoor op de taluds de Midden-Europese 'stroomdalflora' voorkomt. Soorten als duizendblad, glad walstro, margriet, boerenwormkruid en grote vossenstaart maken deel uit van de aanwezige stroomdalflora. Er zijn echter geen soorten die bescherming genieten inzake de Ffw, behalve binnen de provinciale ecologische verbindingszone, hier geeft het Natuurloket aan dat er een (zwaar) beschermde soort voorkomt.
Vogels
Broedvogels zijn niet of slecht onderzocht in de betreffende kilometerhokken. In de bomen en struweel kunnen vogelsoorten een leefgebied hebben, zoals merel, pimpelmees, koolmees, winterkoning, groenling, vink en zanglijster. In de bomen kunnen houtduif, roodborst, zwarte kraai en koolmees broeden, terwijl soorten als kauw, spreeuw en huismus gebruik kunnen maken van de bebouwing. In de oude bijgebouwen kunnen steenuilen, boerenzwaluwen en gierzwaluwen nestelen. Steenuilen kunnen ook verblijfplaatsen hebben in de hoogstamgaarden en in konijnenholen.
Zoogdieren
Het Natuurloket meldt dat zoogdieren slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken.
Mogelijk maakt het plangebied deel uit van het leefgebied van de volgende zoogdieren, gezien de geschikte voorkomende biotopen: mol, egel, haas, konijn, hermelijn, wezel, huisspitsmuis, dwergspitsmuis, veldmuis en dwergmuis. Mogelijk komen er ook vaste verblijfplaatsen (in gebouwen en bomen), foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen (zwaar beschermd) voor binnen het plangebied.
Amfibieën
Volgens het Natuurloket zijn amfibieën niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.
De verwachting is, gezien de verspreidingsgegevens van RAVON, dat alleen amfibieën uit categorie 1 (algemene soorten) voorkomen als bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad. Zwaar beschermde amfibieën zijn niet in of nabij het plangebied te verwachten.
De amfibieën zullen met name verblijfplaatsen hebben in de watergangen nabij het plangebied en mogelijk ook gebruik maken van struiken, takkenhopen en kelders.
Vissen
Het Natuurloket geeft aan dat er binnen de betreffende kilometerhokken geen onderzoek is gedaan naar vissen. Binnen het plangebied zijn watergangen aanwezig waar mogelijk vissen hun leefgebied hebben. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de kans dat een zwaar beschermde soort als de kleine modderkruiper voorkomt, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.
Insecten en overige soorten
Het Natuurloket meldt dat er één Rode lijstsoort is aangetroffen binnen het kilometerhok. Het plangebied kan wel deel uitmaken van het leefgebied van kritische insecten, maar vaste verblijfplaatsen zijn hier niet te verwachten. Mogelijk gaat het hier alleen om dwaalgasten.
Volgens RAVON komen er geen reptielen in of nabij het plangebied voor en gezien de voorkomende biotopen zijn reptielen ook niet te verwachten.
In tabel B4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B4.1 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig | ||||
Vrijstellingsrege-ling Ffw | tabel 1 | mol, egel, haas, konijn, hermelijn, wezel, huisspitsmuis, dwergspitsmuis, veldmuis, dwergmuis bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad | nee | |
Ontheffingsrege- ling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | Ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | Ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | steenuil, gierzwaluw en huismus | Ja |
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied.
Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone 'Oude Tonge-het Grote Gat'. Deze verbindingszone is een uitloper van de Groote Kreek (ten zuiden van Oude Tonge). Gezien het feit dat hier sprake is van locaties die vallen onder het consoliderend deel van het bestemmingplan worden er geen ingrepen mogelijk gemaakt die een negatief effect hebben op de 'Oude Tonge-het Grote Gat'.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan maakt diverse ontwikkelingen mogelijk, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Voorafgaand aan de ontwikkeling van deze locaties dient met het volgende rekening te worden gehouden.
- Er is geen ontheffing nodig voor tabel 1-soorten waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
- Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing is nader onderzoek naar het voorkomen van deze vaste nesten noodzakelijk. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.
- Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) is noodzakelijk voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing, de kap van bomen of de aantasting van waterstructuren. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.
- In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Bijlage 4 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 4 Nota inspraak en overleg
Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio Externe Veiligheid
Bijlage 5 Advies veiligheidsregio externe veiligheid