KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Overig
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Overgangsrecht
Artikel 4 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied En Vigerende Regelingen
1.3 Planvorm
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Planonderdelen
2.1 Zuiddijk 6
2.2 Kolfweg 1
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Water
4.4 Ecologie
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
4.6 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State

Oude-Tonge 2e herziening

Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee

Vastgesteld op 04-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Oude-Tonge 2e herziening als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1924.OFLOudeTonge2eherz-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Overig

2.1 Regels Oude-Tonge

De regels van het bestemmingsplan 'Oude-Tonge' met identificatienummer NL.IMRO.0580.OFLOudeTonge10-BP40 zijn op dit plan van overeenkomstige toepassing en worden als volgt gewijzigd.

2.2 Artikel 5 Centrum

In artikel 5 wordt in lid 5.1 na sublid f een sublid toegevoegd luidende:

f1. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is tevens opslag toegestaan, uitsluitend op de begane grond.

2.3 Artikel 8 Maatschappelijk

In artikel 8 wordt in lid 8.1 sublid e gewijzigd tot:

e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen, waarbij in combinatie met de aanduiding 'religie' wonen uitsluitend op de verdieping plaatsvindt;

In artikel 8 wordt in lid 8.2.1 na sublid d een sublid toegevoegd, luidende:

e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling (graden), minimum dakhelling (graden)', moeten hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap waarvan de helling niet minder en niet meer bedraagt dan met de aanduiding is aangegeven.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Overgangsrecht

3.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

3.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Oude-Tonge 2e herziening'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen is eind 2012 bestemmingsplan 'Oude-Tonge' vastgesteld. Tegen dit bestemmingsplan is een aantal beroepen ingesteld. Deze beroepen zijn gedeeltelijk gegrond verklaard, waarmee het bestemmingsplan op een aantal onderdelen is vernietigd (zie bijlage 1). Met dit bestemmingsplan worden twee onderdelen die zijn vernietigd herzien, zodat ook deze gronden over een actueel bestemmingsplan beschikken. Een derde onderdeel dat is vernietigd, is al hersteld met het bestemmingsplan Oude-Tonge 1ste herziening. Dat derde onderdeel betreft het perceel Kaai 14/Zuiddijk 2. Dit onderdeel is daarom niet opgenomen in deze herziening.

1.2 Ligging Plangebied En Vigerende Regelingen

Voorliggende herziening heeft betrekking op twee locaties in de kern Oude-Tonge. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op deze locaties. In figuur 1.1 is de ligging van deze twee percelen weergegeven.

Ter plaatse van het plangebied is op 13 december 2012 het bestemmingsplan Oude-Tonge vastgesteld. Met de uitspraak van de raad van 5 februari 2014 vigeert daar nu weer het bestemmingsplan Oude-Tonge Dorp dat in 1995 is vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OFLOudeTonge2eherz-BP30_0001.png"

1.3 Planvorm

Vormgeving

Deze bestemmingsplanherziening bestaat uit regels en een verbeelding die vergezeld gaan van de onderhavige toelichting. Het betreft een partiële herziening, die in samenhang met het moederplan (het bestemmingsplan Oude-Tonge) moet worden gelezen. Bij het opstellen van de verbeelding is ervoor gekozen om alleen die percelen op te nemen waar deze partiële herziening betrekking op heeft. De verbeelding is daarom opgebouwd uit verschillende vlakken. Deze vlakken zijn voorzien van een enkelbestemming die in een enkel geval gewijzigd is ten opzichte van het moederplan. In een aantal gevallen is een nieuwe aanduiding opgenomen. Omwille van de duidelijkheid zijn, naast de toegevoegde aanduidingen, aanduidingen en dubbelbestemmingen die op basis van het moederplan gelden zichtbaar gemaakt.

Sinds 1 juli 2008 is de Wro van kracht en sinds 1 januari 2010 dienen alle bestemmingsplannen volledig digitaal te worden opgesteld met toepassing van de daarvoor geldende standaarden (thans SVBP2012/IMRO2012). Dit betekent dat de herziening van onderdelen van bestemmingsplan 'Oude-Tonge' vorm moeten krijgen binnen de kaders van de Wro en de digitale verplichting. Het bestemmingsplan 'Oude-Tonge 2e herziening' geeft hieraan invulling. Dit houdt onder meer in dat de wettelijk verplichte overgangsbepalingen in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

Het bestemmingsplan 'Oude-Tonge' uit 2012 was overigens opgesteld conform de bepalingen van SVBP2008/IMRO2008. Inhoudelijk heeft dit geen gevolgen voor onderhavige herziening.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de te wijzigen planonderdelen. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt de herziening getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Planonderdelen

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding en de bijbehorende herziening van de verschillende wijzigingen toegelicht.

2.1 Zuiddijk 6

Inhoud aanpassing

Voor het perceel Zuiddijk 6 is in het bestemmingsplan Oude-Tonge de bestemming "Centrum" toegekend. Qua bestemmingslegging komt dit overeen met de bestemming "Centrumdoeleinden" die het perceel had in het bestemmingsplan Oude-Tonge Dorp uit 1995. In het bestemmingsplan Oude-Tonge uit 2012 is binnen de bestemming "Centrum" echter niet in zijn algemeenheid bedrijven toegestaan. Dit was wel het geval in het 'oude' bestemmingsplan. In het pand Zuiddijk 6 vindt opslag plaats ten behoeve van horeca.

In het bestemmingsplan Oude-Tonge worden bedrijven niet meer in zijn algemeenheid mogelijk gemaakt binnen de bestemming Centrum. Horeca was daarnaast uitsluitend toegestaan ter plaatse van een specifieke aanduiding op de plankaart. Deze was niet opgenomen voor de locatie Zuiddijk 6. Het is ook niet wenselijk dat het aantal horeca-vestigingen zonder meer toeneemt, gezien de overlast voor omwonenden die kan ontstaan en de behoefte aan parkeervoorzieningen. Bedrijven in zijn algemeenheid toestaan, vindt de gemeente eveneens niet wenselijk. Indien hiervan (te veel) gebruik wordt gemaakt, kan dit het karakter van het centrumgebied aantasten. Dit is de reden geweest dat bedrijven in zijn algemeenheid niet meer zijn toegestaan binnen de bestemming Centrum.

De huidige activiteiten op het perceel zijn echter wel legaal hier gevestigd en de gemeente heeft hiertegen geen bezwaren. Er wordt daarom voor gekozen om de functie van opslag specifiek te regelen in dit bestemmingsplan. Dit sluit aan bij de voormalige functie voor bedrijven die in het voorgaande bestemmingsplan waren toegestaan en sluit daarmee het beste aan bij die regeling. Hiermee wordt voorkomen dat zich zelfstandige horeca kan vestigen op deze locatie en wordt voorkomen dat zich andere bedrijfsactiviteiten kunnen vestigen.

In het voorgaande bestemmingsplan was opgenomen dat bij alle hoofdgebouwen bovenwoningen moeten worden gerealiseerd. Dit is de reden dat de functie opslag uitsluitend op de begane grond is toegestaan.

Juridische vertaling

In het bestemmingsplan wordt op de plankaart de aanduiding 'opslag' opgenomen. In de regels wordt opgenomen dat ter plaatse tevens opslag is toegestaan.

2.2 Kolfweg 1

Inhoud aanpassing

In het voorgaande bestemmingsplan uit 1995 was voor het perceel Kolfweg 1 de bestemming Centrumdoeleinden opgenomen. Hiermee was een breed scale aan functies toegestaan, waaronder maatschappelijke doeleinden, en was geregeld dat hoofdgebouwen moeten worden afgedekt met een kap van ten minste 25 graden en maximaal 55 graden.

In de bestemming Centrum in het bestemmingsplan dat in 2012 is vastgesteld, zijn maatschappelijke voorzieningen niet meer rechtstreeks toegestaan binnen de bestemming Centrum. Daar komt bij dat de functie op de locatie Kolfweg 1 beter past binnen de bestemming Maatschappelijk. Dat is de reden dat de locatie de bestemming Maatschappelijk heeft gekregen. Hiermee is de bepaling voor de dakhelling komen te vervallen, waardoor impliciet een veel hogere bouwhoogte zou zijn toegestaan. Dit is echter niet wenselijk en wordt daarom hersteld.

Tevens is in de bestemming Centrumdoeleinden een bovenwoning verplicht. Met andere woorden: de functie maatschappelijk is uitsluitend toegestaan op de begane grond. Binnen de bestemming Maatschappelijk is de maatschappelijke functie ook op de verdieping toegestaan, waardoor in theorie het gebouw uitgebreid kan worden op de verdieping. Dit kan leiden tot een toename van de verkeersaantrekkende werking en een toenemende parkeervraag. Aangezien hiertoe geen plannen zijn, wordt deze omissie hersteld met deze herziening. Op de verbeelding wordt een aanduiding 'wonen' opgenomen, waarmee op de verdieping uitsluitend wonen is toegestaan.

Juridische vertaling

In de herziening wordt op de plankaart de aanduiding 'wonen' opgenomen. De aanduiding 'religie' uit het vorige plan blijft behouden. Tevens wordt aangegeven wat de minimale en maximale dakhelling is. In de regels worden bepalingen toegevoegd ten aanzien van de functie wonen en de dakhellingen.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de Structuurvisie schrapt het Rijk in de lange lijst van nationale belangen die de mogelijkheden van regio's aan banden leggen. Van de 39 'Nationale belangen', waarvoor het Rijk de kaders schept, blijven er 13 over. Het Rijk richt zich op zaken die voor Nederland al geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen);
  • de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit;
  • de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).

In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Noch voor het plangebied, noch voor het type ontwikkeling geeft het rijksbeleid specifieke regels. De herziening past binnen het beleid van het rijk.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Gezien de aard van de wijzigingen die in deze herziening zijn opgenomen is de gemeente van mening dat er geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waarvoor de te nemen stappen aan de orde zijn. Derhalve is de uitvoerbaarheid van dit plan op dit onderdeel geborgd.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2009) en Provinciale verordening Ruimte (herziening 2013)

De provincie heeft op 2 juli 2010 een integrale structuurvisie tot 2020 voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld. De nieuwe Structuurvisie vervangt de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Naast de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Op de functiekaart behorende bij de structuurvisie is het plangebied aangeduid als bestaand- en stedelijk gebied. In de provinciale verordening is het gebied gelegen binnen de rode contour. Voor deze herziening is in het provinciaal beleid geen specifieke regels gesteld. De herziening past binnen het provinciaal beleid.

Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee (2010)

Door het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) is een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld. Deze visie is eind 2010 vastgesteld door de gemeenteraden van de vier gemeenten op Goeree-Overflakkee.

In de structuurvisie worden de kernkwaliteiten van het eiland beschreven en daarmee samenhangend de gewenste ruimtelijke inrichting tot 2030. Ook worden kansen benoemd. De structuurvisie geeft daarmee het kader voor toekomstige ruimtelijke beslissingen en bestemmingsplannen. Voor een belangrijk deel is de regionale structuurvisie gebaseerd op de gemeentelijke toekomstvisies.

De visie gaat uit van een globale visie voor de lange termijn en een precieze aanduiding van de dorpsgebieden op contourkaarten als ontwikkelingsgebied voor herstructurering, inbreiding en uitbreiding. De herziening bevat geen wijzigingen die strijdig zijn met de regionale structuurvisie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie - Oostflakkee, groene poort van de delta (2008)

Oostflakkee kiest ervoor om ruimte te geven aan nieuwe ontwikkelingen. De markante plek in de delta, omringt door water, is de basis voor de ontwikkeling van een belevingswaarde en een hogere landschapskwaliteit. Dit zal de ondergrond vormen voor de ontwikkelingen in wonen, werken en recreatie en resulteert in werkgelegenheid en in een stijging van het welzijn.

De visie stoelt op enkele voorgenomen ontwikkelingen:

  • er wordt geïnvesteerd in robuuste groene landschapsstructuren en in toegankelijk water;
  • er worden nieuwe vormen van werkgelegenheid aangetrokken, bij voorkeur arbeidsintensieve bedrijven met relatief hoger opgeleid personeel;
  • er worden nieuwe inwoners aangetrokken waardoor aantrekkelijke woonmilieus ontstaan; doelgroepen zijn starters, hoger opgeleiden met gezinnen en (vermogende) senioren;
  • er wordt geïnvesteerd in de leefbaarheid van de diverse kernen en in behoud en ontwikkeling van voorzieningen;
  • er komt meer aandacht voor jeugd en een breder onderwijsaanbod;
  • recreatie en toerisme wordt ontwikkeld met marketing, sterkere routenetwerken, recreatie in water en natuur en voorzieningen;
  • een brede ontwikkeling van de landbouw wordt voorzien met nieuwe teeltmogelijkheden en technologie.

Met voorliggende herziening worden geen wijzigingen doorgevoerd die in strijd zijn met de toekomstvisie.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf. Omdat de extra planologische mogelijkheden die worden geboden maar zeer beperkt zijn, is dit hoofdstuk beknopt van opzet.

4.2 Milieu

4.2.1 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusie

De herziening heeft geen betrekking op een toevoeging van een nieuwe milieugevoelige functie. De bestaande situatie blijft gehandhaafd. Gezien de aard van de activiteiten die worden toegestaan (opslag en religieuze voorzieningen), is een goed woon- en leefklimaat voor de omgeving gewaarborgd.

4.2.2 Externe veiligheid

Toetsingskader: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen, Circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied wordt de mogelijkheid geboden voor een extra woning, waarmee een nieuw kwetsbare objecten mogelijk wordt gemaakt. De afstand tot Bevi-inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen is echter dusdanig, dat dit niet zal leiden tot een toenamen van het groepsrisico.

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.2.3 Leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: Grenswaarden uit de Wet milieubeheer en Besluit niet in betekenende mate (nibm).

Onderzoek en conclusie

De ontwikkelingen in het plangebied zijn dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het Besluit niet in betekenende mate van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

4.2.5 Bodem

Toetsingskader: Wet bodembescherming.

Onderzoek en conclusie

De functie van de gronden veranderd door de herziening niet. Onderzoek naar de bodemgesteldheid is in dit kader dan ook niet noodzakelijk.

4.2.6 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader: Wet geluidhinder (Wgh)

Onderzoek en conclusie

De herziening voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wgh. Er wordt weliswaar de mogelijkheid geboden voor een woning aan de Kolfweg 1. Deze is echter in het thans vigerende bestemmingsplan Oude-Tonge Dorp eveneens toegestaan. Nader onderzoek naar geluidshinder is dan ook niet noodzakelijk.

4.3 Water

Toetsingskader: Waterbeleid voor de 21e eeuw, Waterwet, Nationaal Waterplan, Beleid Waterschap Rivierenland, Gemeentelijk Waterplan.

Onderzoek en conclusie

Het voorliggende plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op het watersysteem. Het plan voorziet uitsluitend in het positief bestemmen van een bestaande situatie. Van toename aan verharding of invloed op het bestaande watersysteem is geen sprake.

4.4 Ecologie

Toetsingskader: Natuurbeschermingswet 1998/Flora- en faunawet.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied, zoals Natura 2000, of de ecologische hoofdstructuur (EHS). Ook zijn er geen natuurgebieden in de omgeving waarop de ontwikkeling negatieve gevolgen heeft.

In het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats waarvoor het rooien van beplanting nodig is of waarmee het leefgebied van beschermde soorten wordt aangetast.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5 Cultuurhistorie En Archeologie

Toetsingskader: Monumentenwet/Verdrag van Malta en het gemeentelijk archeologiebeleid.

Onderzoek en conclusie

De (voormalige) gemeenten op Goeree-Overflakkee hebben in samenwerking met het ISGO archeologiebeleid voor Goeree-Overflakkee opgesteld. Dit beleid was reeds vertaald in het bestemmingsplan Oude-Tonge. Als gevolg hiervan zijn twee dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie in dat bestemmingsplan opgenomen. Voor een gedeelte van de gronden die vallen binnen onderhavige herziening is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 van toepassing. Deze is overgenomen in deze herziening. Bij eventuele bodemingrepen, dient tevens aan deze dubbelbestemming te worden getoetst.

4.6 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De inhoud van deze herziening noodzaakt niet tot onderzoek inzake de economische uitvoerbaarheid of het opstellen van een exploitatieplan.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De Raad van State heeft de mogelijkheid geboden om zonder toepassing van afdeling 3.4 Awb het bestemmingsplan opnieuw vast te stellen. Hiervoor is gekozen, omdat de inhoud van deze herziening in lijn ligt met de beroepen die zijn ingesteld. Hiermee wordt teruggevallen op de procedure die is gevoerd voor vaststelling van het bestemmingsplan Oude-Tonge.

Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State

Bijlage 1 Uitspraak Raad van State