Seniorenwoningen Molenlaan 42a Sommelsdijk
Bestemmingsplan - Gemeente Goeree-Overflakkee
Vastgesteld op 07-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Seniorenwoningen Molenlaan 42a Sommelsdijk met identificatienummer NL.IMRO.1924.SMDmolenlaan42a2-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwd
bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.8 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde zonder dak.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
1.11 bed&breakfast
het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw.
1.12 bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)
het bedrijfsmatig verlenen van diensten – geen detailhandelsbedrijf zijnde – en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (voor wat betreft milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is, dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een kapper, bloemschikker en meubelmaker.
1.13 beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning)
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning kan worden uitgeoefend en dat geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een advocaat, belastingconsulent, dierenarts, fysiotherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, medisch specialist, notaris, psycholoog, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tolk/vertaler.
1.14 bestaand
- a. tav. bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- b. tav. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.15 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.24 carport/overkapping
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
1.25 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie zich onder de noklijn bevindt en de voorzijde van de constructie binnen de gevel van het gebouw is gelegen.
1.26 dakvoet
het laagste punt van een schuin dak.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 duurzaam gemeenschappelijke huishouding
een vaste groep van personen tussen wie een duurzame band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen, waarbij sprake is van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen.
1.29 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.30 erker
hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.
1.31 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen hiervan is toegestaan.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.34 hoofdverblijf
een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste verblijfplaats van een persoon, hetgeen blijkt uit de basisregistratie personen (BRP).
1.35 huishouden
een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.
1.36 kantoor- en/of praktijkruimte
een aan een eengezinswoning gekoppelde ondergeschikte woonruimte in de woning ten behoeve van een of twee personen die een familieband hebben met de hoofdbewoner.
1.37 kelder
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
1.38 motorvoertuig
Gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, snorfiets, invalidenvoertuig of tram.
1.39 ondergeschikte functie
functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
1.40 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.41 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.42 parkeerbehoefte
het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een functie in een gebied.
1.43 parkeergelegenheid
een plek in het openbaar gebied of op eigen grond waar iemand zijn of haar motorvoertuig/(brom)fiets mag parkeren, dit kan zowel betaald als onbetaald zijn.
1.44 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.46 voorgevelrooilijn
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.47 vrijstaand
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.49 wonen
de huisvesting van één duurzaam huishouden dat het hoofdverblijf houdt op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.
1.50 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk duurzaam huishouden als hoofdverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 bebouwd oppervlakte van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 hoogte van de eerste bouwlaag
wordt gemeten 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
5.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.
5.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
5.4 Onderkeldering
5.5 Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
met uitzondering van:
- 1. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- 2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
6.2 Bewoning door één huishouden
Het is verboden om het gebruik van gronden en bouwwerken te wijzigen door het (laten) bewonen van een woning door meer dan één huishouden.
6.3 Afwijken bewoning door één huishouden
Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van lid 6.2, indien:
- a. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dan wel beschikbaar is in de openbare ruimte;
- b. geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen;
- c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Afwijkingen
- a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak of een aanduiding op de verbeelding in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m;
- c. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
- 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
- d. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot maximaal 10 m;
- e. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m;
- f. de situering en de begrenzing van bouwpercelen dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de ingekomen aanvragen nodig zijn ter uitvoering van een plan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
7.2 Voorwaarden voor afwijken
De onder lid 7.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorps- of stadsgezicht;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie; en
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
9.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken – al dan niet gecombineerd – , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-richtlijnen, dan wel de vervangers daarvan of het daarvoor in de plaats tredende gemeentelijke parkeerbeleid, bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen en (brom)fietsen.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hiervoor wordt advies opgevraagd bij de gemeentelijke verkeerskundige.
9.3 Voldoende waterberging
Voor waterberging gelden de volgende regels:
- a. een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt uitsluitend verleend indien uit een inrichtingsplan blijkt dat, in overeenstemming met de richtlijnen van het Waterschap Hollandse Delta, bij een toename van meer dan 1500 m2 nieuw verhard oppervlakte, er 10% watercompensatie van de toename van het verhard oppervlakte binnen het peilgebied wordt gerealiseerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Seniorenwoningen Molenlaan 42a Sommelsdijk'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Ten westen van Sommelsdijk ligt tussen de Oudelandsedijk en het voet- en fietspad in het verlengde van de Rozenlaan een gebied met cultuurhistorische betekenis voor Sommelsdijk. Vroeger vond in dit gebied kleinschalige landbouwactiviteiten plaats in de vorm van tuinbouw, fruitteelt en boomkwekerijen. De inrichting van het gebied herinnert zich aan het vroegere gebruik. Veel nutstuinen, restanten van vroegere boomgaarden en boomkwekerijen bieden een gevarieerd beeld van verschillende soorten groen, hoge en lage begroeiing, openheid en beslotenheid. Tegenwoordig fungeert het gebied als tuin van het dorp waarin wordt gewandeld, getuinierd, gesport en gewoond.
De gemeente heeft als doel het karakter van het gebied te behouden alsook het gebruik van dit gebied als dorpstuin. Het karakteristieke, afwisselende, groene karakter van het gebied wil de gemeente behouden en versterken met nieuwe groen- en waterelementen. Maar ook door beeld verstorende bebouwing af te breken en groen te verwijderen, in ruil voor het realiseren van gebiedseigen groenvoorzieningen en gebouwtypen (rood voor rood en groen voor groen). Kleinschalige gebiedsontwikkeling wordt ingezet om, stap voor stap, de landschappelijke kwaliteit van Sommelsdijk West te versterken. Eén van de locaties waar een kwaliteitsverbetering gewenst is en woningbouw mogelijk is, is het perceel Molenlaan 42A. Als voorwaarde moet alle bebouwing gesloopt worden, behalve het schuurtje aan de noordzijde van het perceel, en is het toevoegen van één vrijstaande woning planologisch mogelijk gemaakt.
Op 4 maart 2021 is een bestemmingsplan vastgesteld ten behoeve van het realiseren van één vrijstaande woning op het perceel. Het voornemen om één ruime vrijstaande woning te realiseren is gewijzigd naar een plan met 6 kleine starters-/seniorenwoningen. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bouw van 6 aaneengesloten woningen op het perceel mogelijk gemaakt.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt aan de westzijde van Sommelsdijk en betreft het perceel Molenlaan 42A. Het plangebied bestaat uit de volgende kadastrale percelen binnen de kadastrale gemeente SMD00, sectie B:
- 2987
- 2988
- 2989
- 2990
- 6128
- 6129
Het plangebied heeft een oppervlakte van 3.495 m2.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: www.zeeland.nl, bewerking Juust B.V.)
1.3 Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.1.1 Huidige situatie
Sommelsdijk West
Het perceel is gelegen in een cultuurhistorisch waardevol gebied voor Sommelsdijk. De inrichting van het gebied herinnert aan het vroegere gebruik als kleinschalig landbouwgebied waar ook tuinbouw, fruitteelt en boomkwekerijen aanwezig waren. De huidige nutstuinen en restanten van vroegere boomgaarden en boomkwekerijen bieden een gevarieerd beeld van verschillende soorten groen, hoge en lage begroeiing, openheid en beslotenheid.
Momenteel fungeert het gebied als tuin van het dorp. Een tuin waarin wordt gewandeld over de besloten groene Molenlaan, over de Molenweg met een weids zicht op de bebouwde dorpsrand, over de paden tussen de nutstuinen door, langs de kreek en over de begraafplaats. Ook wordt in het gebied gesport op het veld ten noorden van de begraafplaats. Verspreid in het gebied zijn er woningen aanwezig.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Stedenbouwkundig kader Sommelsdijk West, Dorp, Stad & Land)
Molenlaan 42A
Het plangebied bestond deels uit weiland waar hobbymatig dieren werden geweid en deels uit moestuin. Nu is het gebied grotendeels braakliggend. Bij de oprit aan de Molenlaan staan enkele bomen. Op het perceel was diverse bebouwing aanwezig in de vorm van schuurtjes. Deze bebouwing is reeds gesloopt, behalve het schuurtje van circa 24m2 aan de noordzijde van het perceel.
In het bestemmingsplan 'Molenlaan 42a Sommelsdijk' is opgenomen dat er binnen het bouwvlak maximaal 1 vrijstaande woning gebouwd mag worden met een maximale bouwhoogte van 8,5 meter en een maximale goothoogte van 4,5 meter. De maximaal toegestane oppervlakte van de woning is 873,75 m2.
Afbeelding 3 en 4 | Huidige situatie plangebied, gezien vanaf de Molenlaan (bron: Streetsmart )
2.1.2 Toekomstige situatie
Stedenbouwkundig kader
Voor het perceel is in opdracht van de gemeente door Dorp, Stad & Land een stedenbouwkundig kader opgesteld. Het document is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. De gemeente heeft als doel het karakter van het gebied te behouden als ook het gebruik van dit gebied als dorpstuin. Het karakteristieke, afwisselende en groene karakter van het gebied wil de gemeente behouden en versterken met nieuwe groen- en waterelementen, die de structuur van het gebied versterken. Maar ook door beeldverstorende bebouwing af te breken en groen te verwijderen, in ruil voor het realiseren van gebiedseigen groenvoorzieningen en gebouwtypen (rood voor rood en groen voor groen).
Voor de toekomst wil de gemeente het groene beeld in stand houden en waar mogelijk versterken vanaf zowel de Molenweg als de Molenlaan. De hoofdopzet bestaat uit een verdeling van open 'hoven' en besloten 'kamers'. De nieuw te ontwikkelen percelen worden, net zoals bestaande percelen onderverdeeld in hoven en kamers. Het hof bestaat uit een erf omgeven door lage hagen en/of 'boeren' hekken. Een kamer bestaat uit een erf omgeven door hoog opgaande beplanting met onderbeplanting. In de hoven of kamers kunnen één of meerder woningen worden gebouwd.
De nieuwe bebouwing op de percelen refereert in vorm, kleur, materialisering en detaillering aan de karakteristieke schuren in Sommelsdijk West. Bebouwing langs de Molenweg refereert ofwel aan de schuren ofwel aan een eenvoudige boerenwoning. De inrichting en de erfafscheidingen van de ontwikkellocaties passen naadloos bij de kleinschalige informele inrichting van de percelen in de omgeving.
Voor de ontwikkeling gelden voorts de volgende uitgangspunten:
- Aanleggen van een hoge gemengde haag op de zijdelingse perceelsgrenzen.
- Aanleggen van een haag in hetzelfde sortiment als andere hagen langs de Molenlaan met een hoogte van minimaal 1,5 meter.
- Afstand van de bebouwing tot aan de noordelijke perceelsgrens aan de Molenlaan van minimaal 20 meter en afstand van de bebouwing tot aan de zuidelijke perceelsgrens van minimaal 12 meter.
Afbeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Stedenbouwkundige opzet deelgebied 1A (bron: Stedenbouwkundig kader Sommelsdijk West, Dorp, Stad & Land) )
Bovenstaande afbeelding is afkomstig uit het stedenbouwkundig kader van 31 mei 2021. Dit stedenbouwkundig kader heeft ter inzage gelegen. Op 15 juli 2021 is het stedenbouwkundig kader vastgesteld door de gemeenteraad. Voor het volume van het hoofdgebouw gelden op basis van dit stedenbouwkundig kader in principe twee varianten. Om de voorgestane kwaliteit te kunnen realiseren met een verwijzing naar een boerenerf met een bouwmassa in de vorm van een boerenschuur met aangebouwde woning, is het wenselijk om een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 9 meter aan te houden. Hiermee kan een forse kap worden gerealiseerd conform de sfeerimpressies van een boerenerf. Hiermee wordt voldaan aan de stedenbouwkundige uitstraling zoals vastgelegd in het stedenbouwkundig kader.
Seniorenwoningen
In de toekomstige situatie worden 6 wooneenheden in 1 bouwvolume gerealiseerd. (afbeelding 6). Het gebouw heeft een oppervlakte van 750 m2 met daarin 6 wooneenheden van circa 125 m2. In het bestemmingsplan 'Molendijk 42a Sommelsdijk' is het maximale toegestane oppervlakte voor het hoofdgebouw 873,75 m2. Het nieuwe bouwvolume overstijgt daarmee niet de huidige bouwmogelijkheden ten aanzien van het hoofdgebouw. Planologisch gezien wordt er geen groter bouwvolume mogelijk gemaakt ten opzichte van wat er voorheen toegestaan was. Aan de zuidzijde van het perceel wordt een gezamenlijke tuin gerealiseerd. Hier kan tevens een gezamenlijk bijgebouw worden geplaatst. Aan de noordzijde van het perceel worden 15 parkeerplaatsen aangelegd. Ter plaatse van de westelijke parkeerplaatsen is een mogelijkheid opgenomen om een carport te plaatsen.
Afbeelding 5 | Stedenbouwkundig ontwerp hoofdgebouw (bron: Juust B.V.)
Het oorspronkelijke plan voor de bouw van één vrijstaande woning is gewijzigd om te kunnen voorzien in de huidige behoefte aan levensloopbestendige (senioren)woningen. Het plan is vormgegeven als boerenschuur met aaneengesloten woning. Deze stijl is passend binnen het stedenbouwkundig kader voor Sommelsdijk West. Aan de zuidzijde van het perceel wordt een gezamenlijke tuin aangelegd, met daarop bijvoorbeeld fruitbomen. Het geheel zal een seniorenhof vormen met de uitstraling van een boerenerf. Aan de noordzijde zal het bestaande schuurtje behouden blijven.
Afbeelding 7 | Sfeerimpressies boerenerf (bronnen: g-geschiedenis.eu, zeeuwseankers.nl, fietsen123.nl; bewerking: Juust B.V.)
Afbeelding 8 | Impressies schuurwoning (bron: o.a. rg-architect.nl)
Beeldkwaliteitsplan
Voor de verdere uitwerking van het plan en de architectuur van de gebouwen is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie Bijlage 1). Hierin zijn onder andere de stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten vastgelegd.
2.2 Juridische Regeling
2.2.1 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Molenlaan 42a Sommelsdijk' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Dit bestemmingsplan is op 4 maart 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen'. Binnen deze bestemming is toegestaan: wonen, beroepsmatige activiteiten en aan wonen gebonden parkeervoorzieningen. Er is maximaal één woning toegestaan in het bouwvlak. Er mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd en de maximale oppervlakte aan hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 25% van het perceel. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
Afbeelding 9 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Ter plaatse geldt tevens het 'Paraplubestemmingsplan Wonen en Parkeren' dat op 28 juli 2022 als ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dit paraplubestemming geldt voor de gehele gemeente en betreft een partiële herziening van meerdere bestemmingsplannen op de onderwerpen wonen en parkeren. Het plan voorziet in een regeling voor het gebruik van reguliere woningen om ongewenste kamerverhuur of gebruik als recreatiewoning tegen te kunnen gaan. Tevens voorziet het plan in een standaard parkeerregeling om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij ontwikkelingen. De regelingen uit het paraplubestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.
2.2.2 Planuitwerking
De planuitwerking is gebaseerd op het stedenbouwkundig inrichtingsschets. De stedenbouwkundige hoofduitgangspunten zoals de situering van het gebouw en de maximale goot- en bouwhoogtes zijn vastgelegd. Omdat het stedenbouwkundig plan, na de planologische procedure, nog verder uitgewerkt moet worden, is er ook gekozen voor enige flexibiliteit. Zo is er iets ruimer bouwvlak opgenomen om te voorzien in voldoende schuifruimte. Om de voorgestane kwaliteit, voortkomend uit het stedenbouwkundig kader en onder andere beschreven in paragraaf 2.1.2 van de toelichting te borgen, is een beeldkwalieitsplan opgesteld. Hierin zijn de stedenbouwkundige en architectonische voorwaarden beschreven en verbeeld. In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is vastgelegd, dat de bebouwing dient te voldoen aan het beeldkwaliteitsplan.
2.2.3 Juridische planbeschrijving
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Wonen
In de woonbestemming is vastgelegd, dat binnen de bestemming maximaal 6 aaneengesloten woningen mogen worden gebouwd. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Voor de bouwhoogte is besloten om af te wijken van het stedenbouwkundig kader om het hoofdgebouw uit te kunnen voeren in een schuurvorm met een grote kap, één en ander conform de sfeerimpressies uit het beeldkwaliteitsplan. Daarnaast wordt een gezamenlijk bijgebouw mogelijk gemaakt ten behoeve van het onderhoud van de gezamenlijk tuin en een carport in de vorm van een kapschuur op het voorterrein om een aantal parkeerplaatsen te kunnen overkappen.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene wijzigingsregel opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Overige regels
In dit artikel is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw en dat voorzien wordt in voldoende waterberging.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied'.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 6 wooneenheden binnen 1 bouwvolume en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:
Verstedelijking en wonen
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Daarnaast gaat het over woningen zo te bouwen, in samenhang met investeringen in infrastructuur, werklocaties en een aantrekkelijke groenblauwe leefomgeving dat dit bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven en transities waar de provincie voor staat. Woningbouw als de enige of primaire oplossing voor de sociaal-economische vitaliteit is in de ogen van de provincie geen duurzame lange termijn strategie.
Conform het woningbouwprogramma (zie paragraaf Gemeentelijk beleid) is er een kwalitatieve opgave in het toevoegen van woonvormen die momenteel nog onvoldoende aanwezig zijn in de gemeente Goeree-Overflakkee, zoals levensloopbestendige (senioren)woningen. Het plan voorziet hierin.
Kwaliteitskaart
In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Op het gebied van wonen zet de provincie in op voldoende (bouwen naar behoefte) en passende woningen voor verschillende doelgroepen, bij voorkeur naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied. In het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt getoetst aan de kwaliteitskaart. Deze bestaat uit een viertal lagen met bijbehorende richtpunten. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt de ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.
Laag 1 - De ondergrond
Rivierdeltacomplex
Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.
Jonge zeeklei
De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.
Richtpunt:
- Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.
Bijzonder reliëf en aardkundige waarden
Zuid-Holland is, uitgezonderd de duinen en de dijken, relatief plat. Binnen dit platte land is nog een aantal bijzondere, natuurlijke hoogteverschillen te vinden. Het betreft strandwallen in de kustzone, oude stroomruggen, kreken en geulafzettingen, rivierduinen met donken en oude bovenlanden met restveen. Vanwege de hogere ligging waren deze plekken aantrekkelijk voor (pre)historische bewoning. Het zijn vaak plekken van grote archeologische en aardkundige waarde. Behoud van dit reliëf houdt de leesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het gebied in stand.
De komgronden en oeverwalgebieden van het rivierengebied in Zuid-Holland zijn opgebouwd uit rivierklei en liggen vooral in het oosten van de provincie. Ze zijn vermengd met de veenondergrond. De oeverwallen vormen plaatselijk hogere/drogere delen binnen het veengebied. Dit is terug te zien in het landschap.
Richtpunten:
- Ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand.
- Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Laag 2 - De cultuur- en natuurlandschappen
Zeekleipolderlandschap
Zeekleipolders
Een zeekleipolder is qua oorsprong een ronde opwaspolder (oorspronkelijk opgeslibde en daarna ingepolderde eilandjes in getijdenwater) of langgerekte aanwaspolder (aangeslibd en ingepolderd land tegen bestaande polders) en daarna omgeven door dijken.
De kreken in deze polders (herkenbaar door microreliëf en een kronkelige loop) en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders. De dorpen liggen als compacte kernen in het landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek aan de rand van een polder. Overige bebouwing ligt langs de dijken en spaarzaam in de polders zelf.
Kenmerkende contrasten tussen de regelmatige patronen in de polder van wegen en verkaveling en de kronkelige kreken. Havenkanalen vormen plaatselijk bijzondere elementen, waarbij ontwikkelingen langs de kanalen de ruimtelijke en recreatieve relatie tussen dorp en open water versterken.
Richtpunten:
Zeekleipolders algemeen:
- Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.
- Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren.
- Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder.
- Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
- Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
- Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.
Rivierdeltalandschappen
Eilanden en (voormalige) zeearmen
Een aantal Zuid-Hollandse eilanden kent nog steeds een eilandkarakter: omlijst door deltawateren met beperkte verbindingen met de andere eilanden of het vasteland. Ze zijn gelegen in de luwte van de Randstad en vormen landschappelijk een geheel met Zeeland. IJsselmonde en het Eiland van Dordrecht zijn daarentegen meer onderdeel van het stedelijk netwerk.
De drie eilanden Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en Voorne-Putten hebben elk een eigen karakter. Dit karakter wordt mede gevormd door de verschillen in afstand tot en de verbinding met het stedelijk gebied, de landschappelijke opbouw van de eilanden zelf en de aard van het omringende water. Versterken van het deltakarakter en vergroten van de diversiteit van karakters van de eilanden draagt bij aan het behoud van diversiteit in de Delta. Een opgave is het om de recreatieve gebruikswaarde van de eilanden te vergroten in combinatie met een gebiedsspecifieke, in de omgeving passende inrichting. Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden dienen bij te dragen aan het versterken van het stoere deltakarakter en passen bij de maat en schaal van dijk en open wateren.
Ontwikkelingen worden benaderd in het licht van het eiland als geheel, waarbij bijvoorbeeld in Voorne-Putten en Hoeksche Waard een duidelijk verschil zit tussen de ‘dynamische’ noordrand en het ‘luwe’ zuiden.
Laag 3 - De stedelijke occupatie
Stads- en dorpsranden
De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Daarbij onderscheiden we drie typen ‘overgangskwaliteiten’. Het front, het contact en de overlap. Op kaart vinden we de hoogwaardige en bijzondere fronten terug. Daar waar recreatiegebieden voorkomen langs stads- of dorpsrand is veelal sprake van overlap. Uitgangspunt bij ontwikkelingen aan dorpsranden is de contactkwaliteit waarbij onderscheid wordt gemaakt in front, contact en overlap.
- 1. De kwaliteit van het front (contrast)
Een scherpe rand tussen bebouwing en land, waarbij de bebouwing en landschap ‘met het gezicht naar elkaar’ zijn gekeerd. Er zijn verschillende situaties denkbaar, waarbij landschappelijke grenzen zorgen voor een scherp contrast tussen bebouwing en landschap. De stad aan de rivier of aan zee (waterfront, zeefront), appartementsgebouwen langs de duinrand of de bebouwingsrand rond een (verder vrij onbebouwde) droogmakerij. Stad en buitengebied brengen hun eigen eigenschappen maximaal tot expressie. Vormen van hoogbouw kunnen hier aan het karakter bijdragen. Bij water- en zeefronten bieden combinaties met de waterkering kansen voor kwaliteit. Het ‘wegfront’ vraagt om extra aandacht voor verbindingen tussen stad en ommeland. Hier is het vaak niet het geval dat bebouwing en landschap met het gezicht naar elkaar zijn gekeerd. De grens is scherp, maar men mist de kwaliteiten van het ‘zicht op elkaar’. - 2. Contactkwaliteit
Bebouwd gebied en landschap zijn verbonden door zichtbare en begaanbare doorlopende structuren, zoals wegen, paden, dijken, lanen, linten of waterlopen. De structuur die stad en land verbindt, kan een herkenbare landschappelijke onderlegger hebben als een strandwal of rivier. In andere situaties is het kavelpatroon doorlopend. Stad en ommeland blijven beide in hun eigen hoedanigheid herkenbaar en onderscheidend, maar worden in staat gesteld in elkaar door te dringen. Deze soort overgang is typisch voor dorpen of buitenwijken, waarbij de stedenbouwkundige opzet bijvoorbeeld geënt is op het oorspronkelijke landschappelijke (kavel)patroon. - 3. De kwaliteit in de overlap
Tussen bebouwd gebied en landschap is een geleidelijke overgang. Stedelijke en landelijke programma’s vloeien in elkaar over. Het zijn gebieden met een hybride uitstraling en betekenis: recreatiegebieden, sportvelden, volkstuincomplexen, golfbanen, enzovoorts. Er wordt een geïntegreerde ontwikkeling ontworpen van woon-, werk-, productie- en vrijetijdslandschappen die zoveel mogelijk aansluiten bij de ruimtelijke kwaliteiten van het omringende landschap en met een goede dooradering van recreatieve routes.
Richtpunt
- Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).
Laag 4- Laag van de beleving
Deze laag is niet van toepassing op de onderhavige locatie.
Gebiedsprofiel
In het gebiedsprofiel Goeree-Overflakkee zijn de volgende ambities opgenomen ten aanzien van de dorpsrand aan het open polderlandschap:
- Er wordt ingezet op het contrast tussen kleinschalige compacte dorpen en het weidse polderlandschap. Nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan een heldere landschappelijke afronding van het dorp.
- Er wordt rekening gehouden met landschappelijk waardevolle elementen zoals dijken en kreken. Deze structuren lopen in het dorpsgebied door.
- De dorpen liggen als groene massa’s in het open polderlandschap. Dit betekent dat de dorpsrand groen wordt ingericht. Dit kan zowel door private tuinen, als door openbaar groen of een beplante dorpstraat. Deze afwisseling is belangrijk, want dit draagt bij aan het dorpse karakter.
- De toegankelijkheid en beleefbaarheid van de dorpsrand verbeteren door fysieke en visuele relaties te handhaven dan wel te versterken. Daarnaast is het belangrijk dat de dorpsrand gebruikswaarde en betekenis heeft voor de bewoners. Hierbij kan gedacht worden aan een kinderboerderij, een dorpsbosje, maar ook aan waterberging.
- De inrichting van de dorpsrand, met name rond de dorpsentree, draagt bij aan de oriëntatie van bewoners en recreanten. Dit betekent bijvoorbeeld dat hogere bebouwing zorgvuldig, met inachtneming van de andere ambities en in relatie tot het dorp als geheel ingepast moet worden.
- Nieuwe ontsluitingswegen in samenhang met landschap en het dorp ontwerpen. Hierbij worden grotere infrastructurele werken vermeden, zodat het dorp niet afgesneden raakt van het aanliggend landschap.
Het plangebied ligt binnen het gebied dat is aangewezen als bestaand stads- en dorpsgebied. Op basis van het geldende bestemmingsplan was de bouw van één woning reeds mogelijk. Het bouwvolume wordt niet vergroot door het aangepaste plan. Door eisen te stellen aan de stedenbouwkundige opzet en uitstraling van de nieuwe bebouwing wordt de landschappelijke kwaliteit van Sommelsdijk West versterkt. Er wordt voldaan aan de kwaliteitskaart. De visie op Sommelsdijk West sluit aan bij het uitgangspunt 'de kwaliteit in de overlap' van stads- en dorpsranden in de laag van de stedelijke occupatie.
Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Regionale structuurvisie Goeree - Overflakkee
Op 26 oktober 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee de herziening op de regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee vastgesteld met als titel 'Vitaal belevingseiland in de Delta'. In deze structuurvisie is beleid opgenomen voor het thema wonen. De gemeente heeft als doel meer variatie aan te bieden en specifieke woonmilieus en woningtypen die een aanvulling zijn op het bestaande aanbod. De gemeente verwacht van initiatiefnemers dat nieuwe woningen iets toevoegen aan het bestaande en voorzien in woningtypes en woonmilieus die er nog niet zijn. De gemeente heeft voor nieuwe initiatieven een zestal basisprincipes opgesteld. Eén daarvan is 'overgangskwaliteit dorpsrand'. Ontwikkelingen aan de dorpsrand moeten bijdragen aan het realiseren van een rand met overgangskwaliteit.
Onderhavig plan voorziet in het toevoegen van woningen in een specifiek woonmilieu, namelijk Sommelsdijk West. Dit gebied fungeert als tuin van het dorp. Het toevoegen van een zeer bescheiden hoeveelheid bebouwing is onderdeel van de gebiedsontwikkeling om de landschappelijke kwaliteit van Sommelsdijk West te versterken.
De ontwikkeling past binnen de beleidsdoelen van de structuurvisie.
Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimte waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
- a. De eilanditeit, het behoud van de unieke identiteit van het eiland
Toetsvraag: Past het voorstel of plan bij onze identiteit? - b. De maatschappelijke balans, de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van een voldoende zorg- en voorzieningenniveau.
Toetsvraag: Draagt het voorstel of plan bij aan de sociale structuur op ons eiland? - c. De kwaliteit, van leven en van groei.
Toetsvraag: Heeft het voorstel of plan het hoogst haalbare en betaalbare kwaliteitsniveau? - d. Duurzaamheid, Goeree-Overflakkee kan en wil het meest duurzame eiland worden.
Toetsvraag: is het plan of voorstel duurzaam en levert het daarmee een bijdrage aan de ambities van Energy Island? - e. Innovatie, de vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en onderwijs en dus als bron voor werkgelegenheid.
Toetsvraag: Is het plan of voorstel zo innovatief dat we het kunnen uitdragen en het uiteindelijk ook banen oplevert? - f. Verbindingen, de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.
Toetsvraag: Verbindt het plan of voorstel mensen op het eiland met elkaar of verbindt het ons eiland met de (stedelijke) omgevingen?
Met het plan wordt de unieke identiteit van Sommelsdijk West behouden en versterkt door de bouw van de woningen in een opzet die past bij de karakteristieke kenmerken van het gebied. Sommelsdijk West draagt bij aan de sociale structuur van Sommelsdijk, omdat het fungeert als tuin van het dorp. Door kwaliteitsverbetering in het gebied, wordt deze functie versterkt. Het plan voldoet aan het specifiek voor dit deelgebied opgestelde stedenbouwkundige kader en heeft daarmee het hoogst haalbare kwaliteitsniveau. Het plan levert geen bijdrage aan de ambities van Energy Island en is niet innovatief, maar doet hieraan ook geen afbreuk. Met het plan vindt er een landschappelijke kwaliteitsverbetering plaats van "de tuin van Sommelsdijk". Daarmee kan het indirect mensen met elkaar verbinden, omdat het voor bewoners van Sommelsdijk aantrekkelijker wordt om het gebied te gebruiken voor ontspanning en recreatie.
Woonvisie 2018-2024
Op 7 november 2017 heeft de gemeente Goeree-Overflakkee haar woonvisie 2018-2024 vastgesteld. De woonvisie is een belangrijke basis voor de gemeentelijke beleidsuitvoering. Belangrijke thema`s zijn betaalbaarheid van woningen, wonen met zorg en duurzaamheid. De volgende onderwerpen spelen een grote rol bij de woonvisie:
- Goeree-Overflakkee is een aantrekkelijk eiland om te wonen. De regionale visie Smart Water geeft Goeree-Overflakkee een duidelijke focus voor de ontwikkeling en het stimuleren van de lokale economie.
- De groei van de bevolking en de daling na 2030.
- De vergrijzing en ontgroening en de daarbij horende uitdagingen voor het leefbaar en vitaal houden van de kernen.
- Het passend wonen voor de meest kwetsbare inwoners van Goeree-Overflakkee.
- De verduurzaming van de woningvoorraad.
Kwalitatief zet de gemeente primair in op realisatie van nieuwe kwaliteiten die nu nog niet of onvoldoende in de gemeente Goeree-Overflakkee aanwezig zijn. Dit zijn onder andere woningen die een specifieke kwaliteit toevoegen aan het eiland, zoals variatie op een locatie (diverse woningtypen, financieringscategorieën en prijsklassen), collectieve woonvormen, nul-op-de-meterwoningen of andere innovatieve duurzaamheidsconcepten. De prioriteitsvolgorde is als volgt: projecten waarin rotte plekken worden opgeruimd, transformatielocaties, uitbreidingslocaties.
Het plan voorziet in de behoefte van seniorenwoning in een collectieve woonvorm, hierdoor is er sprake van het toevoegen van een kwalitatieve ontwikkeling die momenteel nog onvoldoende aanwezig is in de gemeente Goeree-Overflakkee. Op de locatie is detonerende bebouwing reeds gesloopt en vindt er kwaliteitsverbetering plaats. Daarmee wordt met de bouw van de woningen (die voldoen aan een stedenbouwkundig kader passend bij de locatie) een specifieke kwaliteit toegevoegd.
Onderhavig plan past daarmee binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een eigen archeologiebeleid. Als uitgangspunt streeft de gemeente er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk ’ín situ’ (in de bodem) te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zoveel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingkosten uitgespaard. In gebieden met een lage en zeer lage archeologische verwachting gelden op Goeree-Overflakkee geen archeologische voorschriften.
Op basis van de Beleidskaart Archeologie van de gemeente Goeree-Overflakkee zijn ter plaatse van het plangebied geen archeologische verwachtingswaarden. Een archeologisch onderzoek is daarom niet benodigd. Het aspect archeologie vormt geen belemmering om het plan mogelijk te maken.
Bij graafwerkzaamheden dient men attent te zijn op eventuele vondsten. Volgens de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016, dient hiervan per direct melding te worden gemaakt. Aanvrager verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten direct te melden bij de bevoegde overheid.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Het plangebied ligt in een gebied wat een grote cultuurhistorische betekenis heeft voor Sommelsdijk. In het gebied vonden vroeger de typische Sommelsdijkse landbouwactiviteiten plaats zoals tuinbouw, fruitteelt, boomkwekerijen en het houden van kleinvee.
De gemeente heeft als doel het karakter van het gebied te behouden als ook het gebruik van dit gebied als dorpstuin. De gemeente wil het karakteristieke, afwisselende, groene karakter van het gebied behouden en versterken met nieuwe groen- en waterelementen. De structuur van het gebied moet versterkt worden door gebiedseigen groenvoorzieningen en gebouwtypen toe te voegen. Het toevoegen van een zeer bescheiden hoeveelheid bebouwing is onderdeel van de gebiedsontwikkeling omdat er vanuit het gebied steeds meer vragen komen naar ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom is voor het deelgebied een stedenbouwkundig kader opgesteld. Dit kader houdt rekening met de cultuurhistorische aspecten in het gebied. Het aspect cultuurhistorie vormt daarom geen belemmering om het plan mogelijk te maken.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
De wooneenheden vormen een gevoelige functie. In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn voor bedrijfsmatige activiteiten richtafstanden opgenomen voor de aspecten geluid, geur, stof en gevaar (Staat van bedrijfsactiviteiten). Deze richtafstanden zijn gekoppeld aan milieucategorieën. Voor het bepalen van de richtafstand bij de milieucategorie wordt onderscheid gemaakt in twee gebieden: rustige woonwijk / rustig buitengebied en gemengd gebied. In een gemengd gebied wordt meer hinder algemeen aanvaardbaar geacht vanwege de aanwezigheid van een diversiteit van functies of hoofdontsluitingswegen. In een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één stap/milieucategorie worden verlaagd.
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende functies gelegen die relevant zijn in het kader van bedrijven en milieuzonering. Door de verscheidenheid aan functies, zoals onderwijs, kleinschalige bedrijvigheid, volkstuinen en een begraafplaats, is er sprake van matige functiemenging. Het gebied is daarmee aan te merken als een gemengd gebied (in plaats van een rustige woonwijk).
Aan de zuidoostzijde van het plangebied is een bedrijf gevestigd dat zich richt op het restaureren van antieke meubels. Daarnaast is het bedrijf een groothandel voor houtbewerkingsmaterialen. Voor een dergelijk bedrijf geldt volgens de richtlijnen, zoals opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' een richtafstand van 10 meter in een gemengd gebied. Aan deze afstand wordt voldaan. Het maatgevende aspect betreft geluid. Op het bedrijfsperceel is een grote nieuwe loods aanwezig. Deze loods is op een afstand van circa 27 meter van de grens van het woonperceel gelegen en nog verder van het hoofdgebouw verwijderd. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het restaureren van antieke meubels. Deze werkzaamheden vinden inpandig plaats. Ook de activiteiten ten aanzien van de groothandel (voornamelijk opslag) vinden plaats in de nieuwe loods. Er is dus sprake van een ruime afstand tussen de geluidsbron en de nieuwe woningen. Aannemelijk is dat door de komst van de nieuwe woningen het bedrijf niet belemmerd wordt in de bedrijfsvoering.
Aan de zuidzijde is een loods aanwezig waar bedrijfsmatige opslag plaatsvindt. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. Aan deze afstand wordt voldaan. Ten westen van deze opslagloods is reeds een woning met een woonbestemming aanwezig. Deze ligt op een kortere afstand dan de nieuw te bouwen woningen. Het bedrijf wordt met de komst van de nieuwe woningen daarmee niet belemmerd in de bedrijfsvoering.
Verder zijn in de omgeving geen functies aanwezig die een mogelijke belemmering vormen voor de uitvoering van het plan. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
4.4 Bodem
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
In de huidige situatie heeft het plangebied de bestemming 'Wonen'. In het bestemmingsplan uit 2021 ten behoeve van het planologisch mogelijk maken van één vrijstaande woning, is reeds aangetoond dat de bodem geschikt is voor de functie 'wonen'. Er wordt dus geen gevoeligere functie mogelijk gemaakt, een verkennend bodemonderzoek is daarom niet nodig.
4.5 Duurzaamheid
Klimaatadaptatie
De provincie wil tijdig en adequaat inspelen op het opwarmende klimaat. Door de mondiale opwarming stijgt de zeespiegel en worden weerpatronen beïnvloed. Hierdoor neemt in Zuid-Holland de intensiteit van neerslag toe, is sprake van een toename van het aantal hittegolven en neemt de kans op extreme droogteperiodes toe. Verder daalt de bodem en neemt de brakke kwel toe. Deze veranderingen zullen de komende decennia voor nieuwe uitdagingen zorgen.
In het Regionaal Waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 wordt onder andere aandacht besteed aan klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is een belangrijk onderdeel van de beleidsuitwerking in het regionaal waterprogramma. Klimaatverandering heeft immers grote impact op de wateropgaven, door andere veranderende rivierafvoeren, veranderende neerslagpatronen, zeespiegelstijging en toenemende watervraag door hitte, droogte en verzilting.
Toekomstbestendig bouwen
De provincie wil zorgen voor een toekomstbestendig ingericht bebouwd gebied dat zorgt voor een prettige, gezonde en veilige leefomgeving. Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient (in toenemende mate):
- energieneutraal te zijn, door optimaal in te zetten op besparing van elektriciteits- en warmte/koeltevraag, het benutten van rest- en aardwarmte en zoveel mogelijk in eigen (lokale) hernieuwbaar opgewekte elektriciteit te voorzien.
- klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ook op slappe ondergrond. Daarmee wordt bedoeld dat het nieuw ingerichte gebied en de omgeving goed blijft functioneren in extreme weersomstandigheden. Klimaatadaptief bouwen is daarom de norm in Zuid-Holland.
- uit te gaan van natuurinclusief bouwen om daarmee de biodiversiteiten variatie aan biotopen voor de stedelijke soorten in het bebouwde gebied duurzaam te behouden en te versterken.
- circulaire oplossingen te bieden bij realisatie en beheer door een verantwoord materiaalgebruik en het hanteren van de ontwerpprincipes modulariteit en losmaakbaarheid, zodat er kan worden ingespeeld op een veranderde behoefte in de toekomst.
- gezonde en veilige leefomgeving te bevorderen; die een gezonde leefstijl ondersteunt, met een beweegvriendelijke leefomgeving voor sport en beweging stimuleert en waarin een goede milieukwaliteit wordt beschermd en bevorderd.
De nieuwe woningen zullen gasloos worden gebouwd. Bij de bouw van de woningen zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van verantwoord materiaalgebruik.
Duurzaam benutten en beheren ondergrond
De ondergrond maakt onlosmakelijk deel uit van ruimtelijke opgaven. De ondergrond is de basis voor ruimtelijke ontwikkeling. De karakterisitieken van de ondergrond zijn bepalend voor het landschap en de wijze waarop door de eeuwen heen deze landschappelijn zijn ingericht en steden en dorpen zijn gebouwd.
De ondergrond wordt steeds intensiever gebruik. Het wordt daarom steeds belangrijker om ruimtelijke functies in de ondergrondse ruimte te ordenen en te positioneren.
De bodem ter plaatse van het plangebied is in gebruik als weidegrond. Er zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig. De bodem wordt vooralsnog niet benut voor aardwarmte of warmte-koude opslag.
4.6 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Het plangebied ligt niet binnen een invloedgebied van een risicovolle inrichting. Bovendien ook niet binnen invloedsgebieden van wegen (weg, spoor en water) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op grote afstand, op circa 500 meter, ligt een aardgastransportleiding. Het plangebied ligt buiten het invloedgebied van deze leiding.
In de verdere uitwerking van het plan zal rekening gehouden worden met de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten en de aanwezigheid van voldoende bluswatervoorzieningen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.7 Geluid
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
In de huidige situatie heeft het plangebied de bestemming 'Wonen'. Er wordt dus geen gevoeligere functie mogelijk gemaakt. Aan de westzijde van het plangebied ligt de Molenweg en een de noordzijde de Molenlaan. Deze wegen hebben een snelheidsregime van 60 km/uur. Het plangebied ligt binnen de zones van deze wegen. Als onderbouwing voor het in 2021 vastgestelde bestemmingsplan 'Molenlaan 42a Sommelsdijk' is er in 2019 akoestisch onderzoek uitgevoerd door Kraaij Akoestisch Adviesbureau (zie Bijlage 2),
Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege zowel de Molenlaan als de Molenweg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van het bouwvlak. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de gecumuleerde geluidbelasting berekend. Uit de rekenresultaten na cumulatie van geluid vanwege wegverkeerslawaai blijk dat deze ten hoogste 50 dB bedraagt (zonder aftrek art. 110g Wgh). Het akoestisch woon- en leefklimaat bij de woningen dient daaruit voortvloeiend als goed tot zeer goed te worden beoordeeld volgens de Milieukwaliteitsmaat. De verkeerssituatie rondom het plangebied is ongewijzigd ten opzichte van het moment van meten in 2019. Het bouwvlak komt in de nieuwe situatie verder van de weg te liggen, waardoor de geluidsbelasting enkel zal afnemen ten opzichte van de meting uit 2019. Ook wordt er geen nieuwe geluidsbron mogelijk gemaakt.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan. Aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.
4.8 Kabels En Leidingen
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
Aan de westzijde van het plangebied ligt een planologisch relevante aardgastransportleiding. Het plangebied ligt niet binnen de invloedzone van deze leiding. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.9 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderhavig plan maakt de bouw van zes wooneenheden in 1 bouwvolume mogelijk en blijft daarmee ruim onder de NIBM-grens. Het project draagt daardoor niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
Afbeelding 10 | Resultaat NIBM-tool (bron: Infomil)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NSL-monitoringstool. In de onderstaande afbeelding zijn de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2020 weergegeven ter plaatse van het dichtstbijzijnde rekenpunt (Dorpsweg).
Afbeelding 11 | Uitsnede viewer NSL-monitoringstool (bron: nsl-monitoring.nl)
Hieruit blijkt dat ter plaatse van het plangebied (rekenpunt 15949427) de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk 13,1 µg/m3, 15,4 µg/m3 en 8,0 µg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 (beide 40 µg/m3) en PM2,5 (25 µg/m3) wordt niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden.
De luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van de gewenste ontwikkeling.
4.10 Natuur
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op een afstand van circa 2,5 kilometer van het Natura-2000 gebied Haringvliet en op een afstand van circa 6 kilometer afstand van het Natura-2000 gebied Grevelingen. Het Haringvliet bevat geen stikstofgevoelige habitattypes. De Grevelingen ligt op een ruime afstand van het plangebied. Conform de 'Handreiking woningbouw en AERIUS' van de Rijksoverheid (januari 2020) is de stikstofdepositie van 50 woningen op een Natura2000-gebied op een afstand van 6 kilometer 0,00 mol/ha/jaar in de gebruiksfase. Omdat in onderhavig plan slechts sprake is van de bouw van 6 wooneenheden in 1 bouwvolume, stikstofgevoelige habitattypen op minimaal 6 kilometer afstand zijn gelegen en zeer gevoelige habitattypen op meer dan 10 kilometer afstand, zal de stikstofdepositie in de gebruiksfase ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in de Natura2000-gebieden 0,00 mol/ha/jaar bedragen. Voor de volledigheid is een stikstofberekening uitgevoerd (zie Bijlage 3 ). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat uit een voormalige dierenweide en volkstuintje. De bebouwing is reeds gesloopt. De bouw van de woning kan samen gaan met de effecten op beschermde plant en diersoorten. Op grond hiervan is door Adviesbureau Mertens B.V. een quickscan flora en fauna uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten (zie Bijlage 4).
In verband met de aanwezigheid van de algemene broedvogels is het noodzakelijk om opgaand groen te rooien buiten het broedseizoen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. Het voorkomen van verblijfsplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste- rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. In de omgeving zijn ook voldoende alternatieven aanwezig. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de provincie Zuid-Holland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Op grond van het onderzoek kan gesteld worden dat effecten op beschermde plant- en diersoorten zijn uit te sluiten. Nader onderzoek is niet nodig.
4.11 Verkeer En Parkeren
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
Bij een nieuwe ontwikkeling dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Als leidraad wordt hiervoor de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' gebruikt. Uitgangspunt voor het bepalen van de parkeernorm is het gebiedstype 'buitengebied' en stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk gebied'. Voor een tussen-/hoekwoning is de parkeernorm minimaal 1,6 en maximaal 2,4 parkeerplaatsen. De gemiddelde parkeernom is 2,o parkeerplaatsen per woning. Op basis hiervan dient voor de zes woningen 12 parkeerplaatsen te worden aangelegd.
De voorste woning zal op een afstand van 33,5 meter vanaf de Molenlaan worden gebouwd. Hierdoor ontstaat er een ruim voorterrein waar voldoende ruimte aanwezig is voor het parkeren van 15 auto's. Het parkeren kan daarmee volledig op eigen terrein worden opgelost. Hiermee wordt voldaan wordt aan de parkeernorm.
Afbeelding 12 | Inrichtingstekening met situering parkeerplaatsen op het voorterrein (bron: Juust B.V.)
Verkeer
Voor de verkeersgeneratie (weekdag gemiddelde) is de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' toegepast. Uitgegaan wordt van het gebiedstype 'buitengebied' en stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk gebied'. Voor een tussen-/hoekwoning bedraagt de gemiddelde verkeersgeneratie 7,4 motorvoertuigen per etmaal. De Molenlaan verbindt de Dorpsweg/Westelijke Achterweg met de Molenweg. Vanaf de Groene Zoom tot de Molenweg heeft de Molenlaan een smaller profiel. Aan dit deel van de Molenlaan zijn geen verkeersaantrekkende functies gelegen, met uitzondering van de begraafplaats. De verkeersintensiteit ter plaatse van dit deel van de Molenlaan is zeer laag (534 motorvoertuigen per weekdag). De extra verkeersgeneratie van 44.4 motorvoertuigen per etmaal als gevolg van het toevoegen van 6 wooneenheden heeft geen significant negatieve invloed op de huidige verkeersstructuur en vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.12 Water
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta (WSHD) dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater beheert. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat deze voldoen aan het waterbeleid. Dit is vastgelegd in diverse beleidsdocumenten van Europees (Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) tot gemeentelijk niveau. Ook het waterschap heeft zijn eigen beleid. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Voor het adviseren over en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen van derden maakt het waterschap gebruik van het watertoetsproces.
Voldoende water - wateroverlast
Het streefbeeld is een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Zo'n systeem kan het water, conform de daarvoor vastgestelde normen en zonder overlast te veroorzaken, verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Het watersysteem dient te voldoen aan het principe van waterneutraal bouwen, dit wil zeggen: waar het verharde oppervlak toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken en infiltratie van water mogelijk te maken. Uitgangspunt vasthouden-bergen-afvoeren Bij het oplossen van waterhuishoudkundige problemen wordt afwenteling voorkomen. Oplossingen voor eventuele waterhuishoudkundige problemen dienen bij voorkeur in het plangebied gevonden te worden. Indien dit niet mogelijk is dient dichtbij het plangebied compensatie gezocht te worden. Compensatie dient in ieder geval binnen hetzelfde peilgebied plaats te vinden. De verbindingen tussen wateren horen daar ook bij. Bij een plan wordt gebruik gemaakt van de vuistregel dat 10% van de toename aan m² verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. Hierbij geldt een ondergrens van 500 m2 in het stedelijk gebied en 1.500 m² in het landelijk gebied.
Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd en grotendeels onverhard. In het verleden waren enkele gebouwen in de vorm van schuurtjes aanwezig. De aanwezige verharding bestaat uit een deel tegelpad met een breedte van circa 2,5 meter. In het plangebied worden 6 nieuwe wooneenheden in 1 bouwvolume gerealiseerd. Inclusief bebouwing en bestrating zal het perceel voor ongeveer 50% verhard zijn. De oppervlakte aan verharding in de toekomstige situatie bedraagt daarmee in totaal circa 1.750 m2.
Sommelsdijk West betreft een overgangsgebied tussen het dorp Sommelsdijk en het landelijk gebied. Daarmee is het gebied lastig onder te brengen in de categorie stedelijk gebied of landelijk gebied. Gezien de beperkte oppervlakte aan bebouwing en verharding in het gebied kan het gebied gekwalificeerd worden als landelijk gebied. Hier geldt een vrijstelling voor watercompensatie bij plannen met een verhardingstoename onder de 1.500 m2. Met een toename aan verharding van circa 1.750 m2 dient er watercompensatie plaats te vinden van 10%. Dit komt uit op circa 175 m2 oppervlakte aan extra waterberging. Aan de zuidkant van het plangebied is een sloot gelegen. Deze sloot heeft ter plaatse van het plangebied een lengte van circa 30 m. Door deze sloot met circa 5,8 meter te verbreden, kan binnen het plangebied voorzien worden in voldoende watercompensatie. De exacte benodigde watercompensatie zal aan de hand van het definitieve bouwplan en definitieve inrichting van het perceel worden bepaald. Deze sloot heeft geen doorstroming omdat deze doodloopt. Doodlopende watergangen en haakse bochten kunnen een negatieve invloed hebben. Er kunnen bijvoorbeeld vuilophopingen ontstaan die stank (kunnen) veroorzaken. Dit komt het leef genoot niet ten goede. Bij het definitieve inrichtingsplan zal er rekening mee gehouden worden om stankoverlast te voorkomen en de doorstroming te bevorderen. Om te borgen dat voorzien wordt in voldoende waterberging is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen (zie artikel 9.3)
Afbeelding 11 | Uitsnede basiskaart watersysteem WSHD (bron: Open Data WSHD)
Schoon water - goed omgaan met afvalwater
Menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. De strategie is voor nieuw te ontwikkelen terreinen uitgegaan wordt van het niet aankoppelen van hemelwater op het rioolstelsel. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen. Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Gestreefd wordt om schoon hemelwater in bestaand gebied af te koppelen van het rioolstelsel. Het hemelwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water.
Het plan heeft geen effect op de waterkwaliteit. Het ontstaan van vervuilingsbronnen wordt zoveel mogelijk voorkomen om vervuiling van grond- en oppervlaktewater te beletten. Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater wordt vervuild. In verband hiermee worden geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink of teerhoudende dakbedekking gebruikt op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten of pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben).
Bodemdaling
Het (grond)waterpeil wordt niet aangepast als gevolg of ten behoeve van dit plan. Eventuele bodemdaling in de omgeving zal niet door het plan worden beïnvloed.
Veiligheid
Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen
Op het terrein zal een septictank worden geplaatst. Hiervoor is toestemming verkregen van de gemeente. Van het Waterschap is toestemming verleend om huishoudelijk afvalwater na zuivering op het oppervlaktewater te lozen.
4.13 Milieu Effect Rapportage
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. In onderhavig plan worden 6 wooneenheden in 1 bouwvolume mogelijk gemaakt. Daarmee ligt de ontwikkeling ruim lager dan de drempelwaarde. Gezien de aard, kleinschaligheid en ligging van de ontwikkeling in een gebied met diverse functies en gezien de beperkte milieu-effecten (zie paragraaf 4.2 t/m 4.12), zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. Een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. kan gelet op bovenstaande achterwege blijven.
4.14 Conclusie
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Dit plan voorziet in de bouw van 6 woningen binnen 1 bouwvolume. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. In voorkomende gevallen sluit de gemeente Goeree-Overflakkee met de initiatiefnemer een overeenkomst waarin onder andere het kostenverhaal is geregeld. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ook eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb is het ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen. De Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is te vinden in Bijlage 5.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Stikstofberekening
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 QuickScan Flora en Fauna