KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Weide
Artikel 4 Bedrijf - 1
Artikel 5 Bedrijf - 2
Artikel 6 Bedrijf - Uit Te Werken
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Verkeer - Wegen
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen - 1
Artikel 16 Wonen - 2
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
Artikel 20 Waarde - Ecologie
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Kenschets Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
2.3 Bedrijventerrein
2.4 Parkeren
2.5 Straalpaden, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Woongebied Emerald
4.3 Bedrijventerrein Emerald
4.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Verantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Verkeer
5.3 Geluidhinder
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
5.5 Bodem
5.6 Archeologie En Cultuurhistorie
5.7 Watertoets
5.8 Flora En Fauna
5.9 Luchtkwaliteit
5.10 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 De Verbeelding
6.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
8.2 Inspraak
8.3 Overleg
8.4 Vaststellingsprocedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Inrichtingen Wet Geluidhinder
Bijlage 3 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 4 Parkeernormen
Bijlage 1 Reactienota
Bijlage 2 Nota Van Zienswijzen En Staat Van Wijzigingen

Emerald

Bestemmingsplan - Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Vastgesteld op 30-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Emerald' van de gemeente Pijnacker - Nootdorp;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp00011069-4001;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen;

1.6 aan- of uitbouw

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat;

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.10 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.11 bedrijf aan huis

het in een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  1. 1. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  2. 2. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

1.13 beroep aan huis

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie;

1.14 beschermde broed- en verblijfplaats

verblijfplaats van plant- en diersoorten, waar bij verstoring, vernietiging en soortgelijke activiteiten de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet worden overtreden; in dit plangebied gaat het vooral om de volgende plant- en diersoorten: steenbreekvaren en tongvaren, respectievelijk gierzwaluw, huismus, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis;

1.15 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bevi

een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichtingen die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaakt van meer dan 10-6 per jaar;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van zolder en onderbouw;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.26 dakopbouw

een uitbreiding van een bestaande laag van een woning;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, in dit plan wordt een horecabedrijf niet als detailhandel aangemerkt;

1.28 ecologisch netwerk

netwerk van leefgebieden en verbindingszones ten behoeve van de duurzame instandhouding van populaties van plant- en diersoorten;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gestapelde woning

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.31 gevellijn

de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, dat op bij elkaar behorende, aaneengesloten gronden door constructie of afmetingen als het belangrijkste valt aan te merken;

1.33 horecabedrijf

een bedrijf, waarvan de hoofdactiviteit vermeld is, in de van de regels deel uitmakende Staat van Horeca Bedrijven;

1.34 maatschappelijk

overheidsvoorzieningen en voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.35 peil

  • de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 meter boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw: in andere gevallen;

1.36 raamprostitutiebedrijf

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

1.37 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

1.38 staat van Horeca - bedrijven

de Staat van Horeca - bedrijven die van deze regels deel uitmaakt;

1.39 twee- aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.40 verbeelding

de analoge verbeelding van het plan;

1.41 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.42 voorgevellijn

een lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

1.43 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.44 vrijstaande woning

een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan;

1.45 wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.46 wgh- inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;

1.47 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Vloeroppervlakte

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Weide

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Weide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. weide;
  2. b. hobbymatig grondgebonden agrarisch gebruik;
  3. c. sloten en andere watergangen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie: ter plaatse van de aanduiding:
1 of 2 bedrijf tot en met categorie 2
1, 2 of 3.1 bedrijf tot en met categorie 3.1
  1. b. wegen met de bijhorende paden en bermen, en
  2. c. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, behorende bij een bedrijventerrein;

een en ander met uitzondering van:

  1. 1. detailhandelsbedrijven, andere dan de onder a bedoelde;
  2. 2. bedrijven die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder;
  3. 3. bedrijven die een bevi zijn of een bevi omvatten.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie: ter plaatse van de aanduiding:
1 of 2 bedrijf tot en met categorie 2
1, 2 of 3.1 bedrijf tot en met categorie 3.1
  1. b. wegen met de bijhorende paden en bermen;
  2. c. ontsluitingswegen met een breedte van tenminste 7 m en ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden;
  3. d. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, behorende bij een bedrijventerrein;

een en ander met uitzondering van:

  1. 1. detailhandelsbedrijven, andere dan de onder a bedoelde;
  2. 2. bedrijven die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder;
  3. 3. bedrijven die een bevi zijn of een bevi omvatten.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijf - Uit Te Werken

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie: ter plaatse van de aanduiding:
1 of 2 bedrijf tot en met categorie 2
1, 2 of 3.1 bedrijf tot en met categorie 3.1
  1. b. wegen met de bijhorende paden en bermen;
  2. c. water;
  3. d. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, behorende bij een bedrijventerrein;

een en ander met uitzondering van:

  1. 1. detailhandelsbedrijven, andere dan de onder a bedoelde;
  2. 2. bedrijven die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder;
  3. 3. bedrijven die een bevi zijn of een bevi omvatten.

6.2 Uitwerkingsregels

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', met ondersteunende en daaraan ondergeschikte, onzelfstandige horeca met een maximale brutovloeroppervlakte van 500 m2;
  2. b. parkeervoorzieningen, tuinen en andere voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandelsbedrijven en horecabedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Horecabedrijven zijn aangeduid als categorie 1 of 2 en daarmee vergelijkbare horeca;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. overheidsvoorzieningen en voorzieningen inzake welzijn, onderwijs, volksgezondheid, cultuur, religie en daarmee gelijk te stellen instellingen;
  4. d. woningen;
  5. e. kantoor- en praktijkruimten voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' op de verbeelding, een parkeergarage;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijke voorziening tijdelijk' op de verbeelding, uitsluitend een voorziening voor onderwijs;

met de daarbij behorende:

  1. h. wegen en paden;
  2. i. groenvoorzieningen;
  3. j. parkeervoorzieningen en op- en afritten.

8.2 Bouwregels

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijke voorziening tijdelijk', als bedoeld in lid 8.1 sub g, te verwijderen.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen- en speelvoorzieningen;
  2. b. watergangen en -partijen en bijhorende;
  3. c. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen;
  4. d. geluidwerende voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' op de verbeelding, een ijsbaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'kas' op de verbeelding, is een kas toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeervoorziening' op de verbeelding, zijn parkeervoorzieningen toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietstunnel' op de verbeelding, is een fietstunnel toegestaan;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - helofytenfilter' op de verbeelding, is een helofytenfilter toegestaan.

9.2 Bouwregels

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bijbehorende gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Bedrijf - 1' en 'Verkeer -Wegen' mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
  2. b. er wordt voldaan aan de Flora- en faunawet;
  3. c. het te dempen open water volledig wordt gecompenseerd;
  4. d. er wordt aangetoond dat de bodem- en (grond)waterkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen functie;
  5. e. er geen belemmeringen zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid;
  6. f. er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap;
  7. g. er wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  8. h. de wijziging is milieuhygiënisch aanvaardbaar.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. werkterrein en/of opslag ten behoeve van overheidsdiensten met de daarbij behorende niet-zelfstandige kantoren;
  2. b. wegen met de bijhorende paden en bermen;
  3. c. water;
  4. d. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, behorende bij een bedrijventerrein.

10.2 Bouwregels

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bijbehorende gronden te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1' met dien verstande dat:

  1. a. de ontsluiting van de percelen dient te zijn verzekerd middels een aansluiting op de bestaande wegenstructuur binnen het plangebied.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens parkeerplaatsen voor het stallen van een auto.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;
  2. b. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. watergangen;
  4. d. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijke voorziening tijdelijk' op de verbeelding, uitsluitend een voorziening voor onderwijs.

12.2 Bouwregels

12.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - maatschappelijke voorziening tijdelijk', als bedoeld in lid 12.1 sub e, te verwijderen.

Artikel 13 Verkeer - Wegen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, met ten hoogste twee rijstroken;
  2. b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  3. c. parkeerstroken en -voorzieningen;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. bermen en andere groenvoorzieningen;
  6. f. watergangen en duikers;
  7. g. nutsvoorzieningen, waaronder transformatorstations en gasstations.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water met daarbij behorende taluds en oevers;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' op de verbeelding, een brug ten behoeve van een calamiteitenroute.

14.2 Bouwregels

14.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bijbehorende gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Bedrijf - 1' en 'Verkeer -Wegen' mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
  2. b. er wordt voldaan aan de Flora- en faunawet;
  3. c. het te dempen open water volledig wordt gecompenseerd;
  4. d. er wordt aangetoond dat de bodem- en (grond)waterkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen functie;
  5. e. er geen belemmeringen zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid;
  6. f. er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap;
  7. g. er wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  8. h. de wijziging is milieuhygiënisch aanvaardbaar.

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inbegrip van beroep aan huis;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kas' op de verbeelding, een kas.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met inbegrip van beroep aan huis;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kas' op de verbeelding, een kas;
  3. c. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie: ter plaatse van de aanduiding:
1 of 2 bedrijf tot en met categorie 2

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

18.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

19.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 20 Waarde - Ecologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden, gericht op ontwikkeling en instandhouding van ecologische netwerken, als bedoeld in artikel 1, lid1.28, en beschermde groei- en verblijfplaatsen, als bedoeld in artikel 1, lid 1.14;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van en behorende bij de onder a bedoelde doeleinden.

20.2 Bouwregels

In zoverre in afwijking van het overigens in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen mogen op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1, andere bouwwerken ten behoeve van de in dat lid aangegeven doeleinden worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 27(Algemene procedureregels), nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken die krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 20.1, mogen worden gebouwd, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de in lid 20.1 bedoelde waarden en belangen.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

21.2 Bouwregels

21.3 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van:

  1. a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van het bepaalde in artikel 27 (Algemene procedureregels), ontheffing te verlenen van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bouwgrenzen, grenzen van bouwvlakken en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels

26.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligging van grenzen van bestemmings-, bouw- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

26.2 Wijzigingen Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen: het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

26.3 Wijziging bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder te wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

26.4 Wijzigen naar Wonen en Tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Groen', 'Water', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Verkeer - Wegen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Tuin'. Het toevoegen van een bouwvlak is niet toegestaan. De wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de inrichting van de openbare ruimte;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 27 Algemene Procedureregels

27.1 Omgevingsvergunning

Bij toepassing van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de volgende procedure van toepassing:

  1. a. het ontwerp omtrent een omgevingsvergunning met bijbehorende stukken ligt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren brengen bij burgemeester en wethouders;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

27.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

28.2 Overgangsrecht gebruik

28.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht een omgevingsvergunning verlenen.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Emerald'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van gemeente Pijnacker - Nootdorp d.d.
………………………
De voorzitter, De griffier,
………. ………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De woonwijk 'Emerald' kent op dit moment een aantal bestemmingsplannen, waarvan een deel verouderd is. De gemeente Pijnacker-Nootdorp wenst deze bestemmingsplannen te actualiseren waardoor er een nieuw bestemmingsplan voor de woonwijk komt, dat de huidige plannen vervangt. Tevens wordt het 'Uitwerkingsplan bedrijventerrein Emerald 2010', vastgesteld op 16 november 2010, in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Door het nieuwe bestemmingsplan volgens een landelijke uniforme systematiek op te stellen (de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) binnen de kaders van het gemeentelijke handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en regels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van bestemmingsplannen wordt vergroot.

Het bestemmingsplan is opgebouwd vanuit een beheersmatige aanpak. Dit wil zeggen dat in dit plan voornamelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd. Naast de beheersmatige aanpak wordt één nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt middels dit bestemmingsplan, dit betreft het 'bedrijventerrein Emerald'.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Gemeente Pijnacker-Nootdorp ligt midden in de Randstad, ten zuiden van Den Haag en Zoetermeer en ten oosten van Delft. De gemeente Pijnacker-Nootdorp bestaat uit de kernen Pijnacker, Nootdorp en Delfgauw. Een groot deel van het buitengebied van de gemeente is onderdeel van het 'Groene Hart'.

Het plangebied is gelegen in de kern Delfgauw. Deze kern ligt aan de westelijke zijde van de gemeente Pijnacker- Nootdorp, aangrenzend aan de autosnelweg A13. Aan de andere zijde van de A13 ligt het bebouwd gebied van de gemeente Delft. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan het bedrijvenpark Ruyven. Ten noordoosten ligt een glastuinbouwgebied. Ten noorden van de kern ligt de camping Uylenburg aan de rand van de natuurgebieden Delftse Hout en het Bieslandse Bos die ten noorden van deze camping gelegen zijn.

De begrenzing van het plangebied wordt aan de noordzijde gevormd door de sportvelden aan de Rijksstraatweg (deze liggen niet binnen het plangebied), een gedeelte van de Delfgauwseweg en de Delftsestraatweg en perceelsgrenzen aan de Delftsestraatweg. Aan de oostelijke zijde vormt de Zuideindseweg de begrenzing van het plangebied. De zuidelijke grens wordt gevormd door bedrijventerrein Ruyven en de westelijke grens is de Rijksstraatweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp00011069-4001_0001.jpg"
Figuur 1. Bestemmingsplangebied Emerald

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Onderhavig bestemmingsplan is een herziening van de volgende vigerende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vaststelling Goedkeuring
Bestemmingsplan Bouwvlocatie Delfgauw 31 - 08 - 1995 2 - 04 - 1996
Bestemmingsplan bouwlocatie Delfgauw, uitwerking bedrijventerrein 20 - 05 - 2008 22- 04 - 2008
Bestemmingsplan bouwlocatie Delfgauw uitwerking fase 3 12 - 02 - 2008 22 - 04 - 2008
Bestemmingsplan bouwlocatie Delfgauw uitwerking fase 5 12 - 02 - 2008 22 - 04 - 2008
Bestemmingsplan bouwlocatie Delfgauw uitwerking groenzones 12 - 02 - 2008 22 - 04 - 2008
Uitwerkingsplan bedrijventerrein Emerald 2010 16 - 11 - 2010 Goedkeuring niet langer vereist ingevolge de Wro.
Bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ruyven' 27 november 2008 Goedkeuring niet langer vereist ingevolge de Wro.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop onder meer de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit een achttal hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in al haar facetten beschreven. Hoofdstuk 3 geeft het relevante beleid van nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau weer. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van de visie op het plan gegeven. In hoofdstuk 5 worden de noodzakelijke onderzoeken besproken en worden keuzes nader verantwoord. De juridische opzet van het plan wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet. Hoofdstuk 7 en 8 gaan respectievelijk in op de economische uitvoerbaarheid en inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Kenschets Plangebied

2.1 Ruimtelijke Structuur

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

De kern Delfgauw is gebouwd op een zanderige kreekrug temidden van klei en veengronden. Het dorp is terug te herleiden, in historische bronnen, tot in de 14e eeuw. In het midden van de 19e eeuw concentreerde de bebouwing zich tot het westelijke deel van de Delftsestraatweg. In het laatste kwart van de 19e eeuw ontstond bij het kruispunt een duidelijk verdichting.

De kern Delfgauw ligt ten zuiden van de kruising Delftsestraatweg met respectievelijk de Noord- en Zuideindseweg. Aangrenzend aan de zuidzijde van de Delftsestraatweg stroomt de Pijnackerse Vaart. Direct ten oosten van de kruising met de Zuideindseweg loopt de watergang op enige afstand van de weg.

Emerald

De woonwijk Emerald is in de periode 1990 – 2000 gerealiseerd. Het plangebied werd in de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) aangewezen als potentiële stedelijke uitbreidingslocatie en staat bekend als een zogenaamde vinexlocatie. Het doel van vinexlocaties was het terugwinnen van de koopkrachtige bevolkingsgroepen naar de steden. Duurzaam bouwen en hoogwaardig openbaar vervoer waren speerpunten van het vinex-beleid. De kern Delfgauw is door de bouw van de wijk ingrijpend veranderd. De kern groeide van 600 naar ruim 7.000 inwoners. Het historisch centrum van Delfgauw onderscheidt zich qua opzet en bebouwing van de moderne wijk Emerald.

Woningen in het Lint

Aan de Zuideindseweg, die ten oosten van de woonwijk Emerald is gelegen, bevinden zich een aantal veelal vrijstaande woningen. Deze woningen waren al aanwezig voordat Emerald werd aangelegd. Destijds was de locatie van Emerald agrarisch gebied, de (bedrijfs)woningen behoorden voor het grootste deel tot deze bedrijven. Na aanleg van de wijk Emerald verloor het gebied haar agrarische functie, en werden de (bedrijfs)woningen omgevormd tot burgerwoningen.

2.1.2 Bebouwingsstructuur en typologieën

In de welstandsnota van de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn de verschillende bebouwingstructuren en typologieën van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp00011069-4001_0002.jpg"
Figuur 2. Gebiedsindeling Delfgauw conform welstandsnota


Zoals te zien is op de afbeelding 'Gebiedsindeling Delfgauw' valt het plangebied onder de categorie 'woonwijken jaren '90 – '00'. Deze woongebieden zijn recent opgeleverd of nog in aanbouw. Het karakter van de wijken wordt bepaald door een planmatige en hiërarchische stedenbouwkundige opzet. De architectuur van de woningen is over het algemeen gebaseerd op herhaling van woningtypen binnen een cluster of een rij. Vaak heeft een aantal rijen of clusters een thema meegekregen. Dit zorgt voor een gevarieerd beeld. Binnen de stedenbouwkundige opzet zorgen appartementengebouwen voor accenten.

De woningen zijn meestal met hun voorgevel gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. De gevelopbouw is veelal gedifferentieerd. De opbouw van de gevels bestaat vaak uit een onderbouw van twee lagen met een kap, waarbij de tweede laag of de kap juist kan uitkragen of terugvallen. Per cluster of rij komen verschillende soorten kapvormen voor zoals een zadeldak, een lessenaarsdak of een plat dak. Het gevelbeeld is gevarieerd, waarbij er een duidelijke horizontale of verticale geleding is aangebracht. Hoeken van rijen zijn vaak verbijzonderd met hoogteaccenten en uitbouwen.

De appartementengebouwen staan in principe vrij op de kavel en bestaan over het algemeen uit een torenachtig volume. De hoogte van deze gebouwen varieert sterk. Deze gebouwen functioneren vaak als oriëntatiepunten in de wijk.

Voor de categorie 'woonwijken jaren '90-'00' geldt een regulier welstandsregime, waarbij de beoordeling is gericht op herhaling van woningtypen binnen het samenhangende beeld van een cluster of rij, de gedifferentieerde gevelopbouw en beheer van de architectuur in de openbare ruimte. Verder is het beleid terughoudend met behoud van de strakke rooilijnen, het samenhangende kleur- en materiaalgebruik en eenvoudige detaillering. Het nieuwe bedrijventerrein Emerald valt onder hetzelfde welstandsregime.

De woningen die aan het lint van de Zuideindseweg zijn gelegen vallen onder de categorie 'Buitenlinten'. Hier geldt een bijzonder welstandsregime, gezien de bepalende plaats die zij innemen in de structuur van de gemeente en de wens het bijzondere karakter van het landelijk gebied te behouden. Er zal worden beoordeeld op het behoud van de doorzichten, de individualiteit van de bebouwing en zorgvuldig materiaal- en kleurgebruik.

2.1.3 Wegenstructuur

De centrale ligging van de gemeente Pijnacker-Nootdorp tussen grote steden als Den Haag en Rotterdam, maar ook Zoetermeer en Delft leidt tot intensief autoverkeer via de hoofdwegenstructuur door de gemeente. Door overbelasting van de omliggende autosnelwegen en een onvolledig regionaal wegennet worden deze lokale routes (waaronder de Zuideindseweg) relatief zwaar belast. Het afronden van dit regionale wegennet is nog in ontwikkeling.

De kern Delfgauw wordt ontsloten door de A13, de Provinciale Weg (N470) en de Delftsestraatweg (N473). Op lokaal niveau zijn de Kruithuisweg ten zuiden en de Delfsgauwseweg/Delftsestraatweg ten noorden van het plangebied de dragers van de van hoofdstructuur. Dwars door het plangebied liggen de Zuidpoldersingel en de Laan der Zeven Linden, deze wegen ontsluiten het gebied in noordelijke en zuidelijke richting.

Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en leefbaarheid voert de gemeente een actief beleid voor verkeersveiligheid. Er komen steeds meer woonwijken met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Dit geldt ook voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. De wegen gelegen binnen de woonwijk Emerald hebben een maximum snelheid van 30 km/uur, met uitzondering van de belangrijkste ontsluitingswegen: de Laan der Zeven Linden en de Zuidpoldersingel.

De Zuideindseweg, waar de lintwoningen aan zijn gelegen, heeft een maximumsnelheid van 50 km/h. De provinciale weg N470 en Rijksstraatweg hebben een maximumsnelheid van 80 km/h. De afrit van de A13 valt ook binnen het plangebied (met een maximumsnelheid van 100 km/h).

2.1.4 Groen

Het plangebied wordt gekenmerkt door verschillende groenzones. Er wordt onderscheid gemaakt in twee verschillende typen groen:

  1. 1. Functioneel groen: deze groenzones zijn beeldbepalend voor het plangebied. Het gaat dan om het groen dat zich bevindt langs de hoofdverkeersaders binnen het plangebied. Dit groen zorgt onder meer voor de vermindering van luchtvervuiling en maakt de overgang van de woonwijken richting de hoofdverkeersaders zachter. Daarnaast is er groen aanwezig tussen de verschillende bebouwde gebieden in het plangebied. Hiermee worden de verschillende woonwijken en overige bebouwde gebieden van elkaar gescheiden. Dit zorgt ook weer voor een zachte groene scheiding. Voor de bewoners en gebruikers van het gebied zorgt dit groen voor een verhoogde waardering van het plangebied.
  2. 2. Overig groen: naast het functionele groen is er sprake van groen binnen de woonwijken en overige bebouwde gebieden. Dit groen bestaat in hoofdzaak uit particulier groen (tuinen) en bomen langs de wegen binnen deze woonwijken. Ook dit groen is van belang voor de beleving van deze gebieden door de bewoners en gebruikers.

2.1.5 Water in het plangebied

In het plangebied zijn enkele waterpartijen en waterlopen aanwezig. Het plangebied maakt deel uit van het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Delfland. Ook het oppervlaktewater is in beheer bij het hoogheemraadschap.

2.2 Functionele Structuur

2.2.1 Methode functionele analyse en inventarisatie

De functionele inventarisatie heeft in eerste instantie plaatsgevonden vanaf de straat. Aan de voorzijde van de panden is gekeken welke functies zichtbaar zijn. In enkele gevallen is niet van de voorzijde waar te nemen om welke functies het gaat. Dit maakt de veldinventarisatie enigszins onbetrouwbaar. Daarom is deze inventarisatie naast de databestanden gelegd van verschillende bronnen (adressenbestand, vastgoedinformatie, bedrijvenlijst gemeente) en is er een check uitgevoerd of de geregistreerde bedrijven ook daadwerkelijk in het veld zijn aangetroffen.

2.2.2 Commerciële voorzieningen

In het plangebied zijn enkele commerciële voorzieningen gevestigd. De voorzieningen zijn gevestigd in 'De Emerald', een pand met op de begane grond voorzieningen en daarboven appartementen en parkeerplaatsen, aan het Gouden Rijderplein in het centrum van de wijk. Voorbeelden van voorzieningen die aanwezig zijn in dit pand zijn: een supermarkt, een bloemist, een snackbar, een bakker en een dierenwinkel.

2.2.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het plangebied zijn een aantal maatschappelijke voorzieningen gevestigd. De meeste van deze voorzieningen zijn gevestigd aan de Florijnstraat in het centrum van de wijk. Hieronder vallen twee basisscholen, een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en een sportcafé (met multifunctionele ruimte). Daarnaast bevindt zich in het gebied een wooncomplex met medische voorzieningen en een jongerencentrum.

2.3 Bedrijventerrein

In het plangebied van bestemmingsplan Emerald wordt het uitwerkingsplan 'bedrijventerrein Emerald 2010' opgenomen. Dit uitwerkingsplan bevond zich ten tijde van het opstellen van bestemmingsplan Emerald in de ontwerpfase en is dan ook integraal opgenomen (voor dit bedrijventerrein was in het bestemmingsplan 'Bouwlokatie Delfgauw' een uit te werken bestemming opgenomen). Het uitwerkingsplan voor het bedrijventerrein is inmiddels vastgesteld, ten tijde van het voorontwerpbestemmingsplan Emerald lopen er nog beroepen gericht tegen het uitwerkingsplan.

2.3.1 Stedenbouwkundig plan

Het bedrijventerrein Emerald is gelegen tussen de N470, de A13 en de nieuwe VINEX-wijk Delfgauw. Het bedrijventerrein maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Bouwlokatie Delfgauw'. In dit bestemmingsplan is een basis uiteengezet voor het stedenbouwkundig plan voor de hele Vinexlocatie Delfgauw. Het programma omvat:

  • circa 2.000 woningen;
  • centrumvoorzieningen in het noorden van het gebied;
  • een ecologische ader langs de Zuideindseweg;
  • een verbinding tussen Delftse Hout en de te ontwikkelen bos-, recreatie- en natuurgebieden van Midden Delfland;
  • een groenzone langs de A13 met verschillende functies (waar bedrijventerrein Emerald onderdeel van uit maakt).

Het bedrijventerrein is gelegen in de zone tussen de A13 en het nieuwe woongebied Emerald. Deze zone wordt in verband met belemmerende milieuaspecten ingevuld met niet-woonfuncties, zoals sportvoorzieningen, waterberging, een tuincentrum en in het meest zuidelijke deel het bedrijventerrein. Door de ligging tegen het woongebied zijn enkel kleinschaligere bedrijven uit lagere milieucategorieën mogelijk. Een passende representatieve uitstraling is daarbij van belang.

De hoofdstructuur van het bedrijventerrein bestaat uit een lusstructuur die is aangesloten op het woongebied. De omzoming van het bedrijventerrein bestaat uit groen en water en daarbinnen ligt het bedrijventerrein met een lusvormige verkeersontsluiting die aansluit op de Spiegelmakerstraat. Het bedrijventerrein wordt van het woongebied afgescheiden door een brede groenstrook.

Voor het gehele bedrijventerrein geldt een bouwhoogte van maximaal 15 m. Het zuidelijke deel van het terrein bestaat uit drie bedrijfsverzamelgebouwen waarin meerdere bedrijven zich kunnen vestigen. Voor het noordelijke deel van het bedrijventerrein is de daadwerkelijke inrichting nog niet bekend en is een bebouwingspercentage in de regels opgenomen. Voor dit gedeelte gelden de uitgangspunten van het bestemmingsplan 'Bouwlokatie Delfgauw', die zijn overgenomen in het voorliggende uitwerkingsplan. Het meest noordelijke deel van het plangebied heeft de bestemming Groen. Binnen deze bestemming kunnen groenvoorzieningen en parkeren ten behoeve van de bedrijvigheid worden gerealiseerd.

Herinrichting Spiegelmakerstraat

Vanwege de verwachte toename van het vrachtverkeer is aandacht gevraagd voor de veiligheid van fietsers. Ter verbetering van de veiligheid van fietsers is voorzien in een fiestsuggestiestrook van 1,15 meter per rijrichting. Hierdoor wordt de Spiegelmakerstraat bij een herinrichting ruim 2 meter breder.

Om aan de veiligheidseis binnen 30 km/uur-gebieden te voldoen zijn de kruispunten als gelijkwaardig uitgevoerd, wat inhoudt dat het verkeer van rechts voorrang heeft. Voor de verlaging van de snelheid worden er drempels aangelegd. Daarnaast worden de kruispunten verhoogd uitgevoerd, waardoor gemotoriseerd verkeer wordt gedwongen om de snelheid te verlagen. Deze inrichting voldoet aan de richtlijn “Duurzaam Veilig Verkeer”, wat wil zeggen dat de snelheid van de weggebruikers uit de weginrichting volgt.

2.3.2 Verkeer en openbaar vervoer

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied van bedrijventerrein Emerald is gelegen ten noorden van de N470, tussen de Rijksstraatweg/A13 en de woonbuurt rond de Spiegelmakerstraat/Pottenbakkerstraat. De externe ontsluiting van het plangebied zal plaatsvinden via de Spiegelmakerstraat/Zuidpoldersingel welke aansluiting geven op de N470 tussen de A13 en A12. De Zuidpoldersingel vormt een van de hoofdontsluitingswegen voor het gebied Emerald. Met de ontwikkeling van het bedrijventerrein zal de Spiegelmakerstraat worden doorgetrokken en zullen interne onsluitingslussen de kavels ontsluiten. De interne wegen zullen, evenals de Spiegelmakerstraat, binnen een 30 km/h-zone worden opgenomen. Naast de reguliere ontsluiting in oostelijke richting is een calamiteitenroute voorzien aan de westzijde van het plangebied richting de Rijksstraatweg welke alleen bij noodsituaties toegankelijk zal zijn voor gemotoriseerd verkeer. Alle wegen zullen conform de uitgangspunten van het concept Duurzaam Veilig worden ingericht waardoor de verkeersveiligheid in en om het plangebied bevorderd wordt. De Spiegelmakerstraat zal worden gereconstrueerd waarbij de inrichting het verblijfskarakter zal benadrukken en de maximaal toegestane snelheid van 30 km/h zal afdwingen (onder andere door realisatie kruispuntplateaus). De wegenstructuur zal zorgen voor een voldoende goede ontsluiting voor zowel extern gericht verkeer (buiten de gemeentegrenzen) als intern verkeer (binnen de gemeentegrenzen).

Langzaam verkeer

Het plangebied zal goed ontsloten worden voor het langzaam verkeer door een tweezijdige ontsluiting vanaf de Spiegelmakerstraat in het oosten en de Rijksstraatweg in het westen. De Spiegelmakerstraat geeft aansluiting op de interne parallelstructuur voor fietsverkeer door de woonwijk Emerald. De verderop gelegen N470 kan ongelijkvloers middels een langzaamverkeerstunnel veilig worden gekruist. Tussen de Rijksstraatweg en het plangebied zal in combinatie met een calamiteitenontsluiting een ontsluiting voor langzaam verkeer aanwezig zijn. Via de Rijksstraatweg wordt parallel aan de A13 aangesloten op de regionale fietsstructuur en het fietsnetwerk van de gemeente Delft. De wegen in en om het plangebied zullen worden ingericht als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. Hiermee is het gebied zeer toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Door de inrichting van de wegen conform de uitgangspunten van het concept Duurzaam Veilig zal een voor erftoegangswegen gebruikelijke en te verwachten inrichting aanwezig zijn met een gemengde verkeersafwikkeling. Naast routes via de 30 km/h-wegen zijn vrijliggende directe langzaamverkeersroutes voorzien door de wijk.

Openbaar vervoer

De ontsluiting van het plangebied per openbaar vervoer zal worden verzorgd door de hoogwaardige openbaar vervoer verbinding Delft-Pijnacker-Zoetermeer welke via de wijk Emerald voert. Deze busverbinding voert via de N470/Zuidpoldersingel en heeft op 10 minuten loopafstand van het bedrijventerrein een halte. Deze busverbinding geeft verbinding met de railstations in Delft, Pijnacker en Zoetermeer, waar overgestapt kan worden op railvervoer. Verder zal het openbaar vervoer verzorgd worden door bedrijfsvervoer van en naar het bedrijventerrein.

2.4 Parkeren

De benodigde parkeerbehoefte van de bedrijven op het bedrijventerrein zal op eigen terrein worden opgevangen. Naast deze parkeervoorzieningen op eigen terrein zullen in het openbare gebied nog een beperkt aantal openbare parkeerplaatsen voor bezoekers gerealiseerd worden langs de openbare wegen.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft een Integraal Parkeerbeleidsplan (parkeernota) opgesteld. In dit plan komen allerlei parkeeronderwerpen aan bod, zoals nieuw te hanteren parkeernormen, het instellen van een parkeerfonds, het invoeren (of juist niet-invoeren) van parkeerregulering (parkeerschijfzones/vergunningparkeren) in winkelcentra en woonwijken, betaald parkeren, handhavingen vrachtwagen- en gehandicaptenparkeren. Beschreven worden onder meer diverse richtlijnen en de te verwachten parkeerproblemen, en hoe hiermee zal worden omgegaan.

Het aantal te realiseren parkeerplaatsen dient te voldoen aan de parkeernormen van de gemeente, zoals deze zijn vastgelegd in het Integraal Parkeerbeleidsplan. De gemeente Pijnacker-Nootdorp gebruikt de parkeerkencijfers van het CROW voor de parkeernormering (CROW-publicatie 182 'Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering'). De kencijfers van het CROW zijn nagenoeg de enige kencijfers die landelijk door verkeerskundigen worden gebruikt en die met enige regelmaat worden herzien door het doen van parkeeronderzoeken voor de diverse functies. Het CROW gebruikt kencijfers en bandbreedtes voor verschillende gebiedstyperingen. Voor de vaste norm, die de gemeente hanteert, is uitgegaan van het gemiddelde CROW-parkeerkencijfer voor alle functies en de gebiedstyperingen 'matig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. De reden om van het gemiddelde kencijfer uit te gaan is dat de gemeente Pijnacker-Nootdorp een relatief hoog autobezit kent, maar er geen reden is om als gemeente midden in de Randstad met een zekere mate van verstedelijking en redelijk openbaar vervoer, maar ook met veel buitengebied, het hoogste of het laagste kencijfer als norm te hanteren. Wil men extra parkeerplaatsen realiseren, dan kan dat enkel door het aanbieden van een door de gemeente goed te keuren nadere onderbouwing, en wel hoogstens tot het door het CROW aangegeven maximum van de bandbreedte. Meer realiseren dan het maximum van de bandbreedte mag dus niet. Minder realiseren dan de vaste norm mag ook niet. De parkeernormen voor werkgelegenheid/bedrijven zijn gegeven in onderstaande tabel. Tevens is een percentage gegeven van het aandeel te realiseren openbare parkeerplaatsen voor bezoekers per bedrijfstypologie.

stedelijke zone
rest bebouwde kom
(commerciële dienstverlening (kantoren met baliefunctie) [per 100 m2 bvo]
norm max. aandeel bezoekers opmerkingen
matig stedelijk 3,05 3,3 20 % 1 arbeidsplaats = 25-35 m2 bvo
kantoren zonder baliefunctie [per 100 m2 bvo]
norm max. aandeel bezoekers opmerkingen
matig stedelijk 1,75 2,0 5 % 1 arbeidsplaats = 25-35 m2 bvo
arbeidsextensieve/bezoekersexentesieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf, etc.) [per 100 m2 bvo]
norm max. aandeel bezoekers opmerkingen
matig stedelijk 0,85 0,9 5 % 1 arbeidsplaats = 30-50m2 bvo
arbeidsextensieve/bezoekersexentesieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats etc.) [per 100 m2 bvo]
norm max. aandeel bezoekers opmerkingen
matig stedelijk 0,85 0,9 5 % 1 arbeidsplaats = 30-50m2 bvo
bedrijfsverzamelgebouw [per 100 m2 bvo]
norm max. aandeel bezoekers opmerkingen
matig stedelijk 1,25 1,7 10 % 1 arbeidsplaats = 25-35m2 bvo


Het bedrijventerrein kan worden ingevuld met de bedrijfstypologieën: arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven, arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven en bedrijfsverzamelgebouw. De parkeernormen van de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn maatgevend voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein. De ontwikkeling dient in deze parkeerbehoefte te voorzien door de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein dan wel (voor bezoekers) in openbaar gebied. Conform de gemeentelijke parkeernormen bedraagt de minimale parkeernorm 0,85 parkeerplaats/100 m² bvo en de maximale parkeernorm 2,8 parkeerplaats/100 m² bvo. Het benodigd aantal parkeerplaatsen is derhalve sterk afhankelijk van de uiteindelijke invulling van het terrein.

2.5 Straalpaden, Kabels En Leidingen

In het plangebied komen geen kabels en/of leidingen voor die beperkingen van de inrichting en het gebruik van het plangebied ten gevolge hebben en/of een regeling in het bestemmingsplan noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, vastgesteld op 13 maart 2012) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Uit de SVIR blijkt dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaat zitten en zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel richt. Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimp-regio’s leefbaar te houden. Om dit te bereiken, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder werkt met de volgende opeenvolgende stappen:

  1. 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling gaat het ook om kwalitatieve vraag op regionale, intergemeentelijke schaal.
  2. 2. Als de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  3. 3. Als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

3.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland, Visie op Zuid-Holland

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 van de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland vastgesteld. De hoofdlijn, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijke beleid, zoals zijn vastgelegd in de geconsolideerde versie van 23 februari 2011, zijn ongewijzigd gebleven. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen de provincie. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Daarnaast zijn duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid belangrijke pijlers. Door middel van het realiseren van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk wil de provincie dit bereiken. Kenmerkende kwaliteiten zijn daarbij: goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur. De provincie wil dit bereiken door samenwerking met gemeenten en andere partijen vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies door te ordenen, programma’s en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren en te agenderen.

Voor een goede ruimtelijke ordening acht de provincie een integrale benadering nodig om een afweging tussen functies en belangen te maken. Deze integrale benadering ligt in het verlengde van het huidige ruimtelijk beleid, maar speelt ook in op actualiteit en maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Daarom is het provinciaal belang geordend volgens vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Het plangebied van het bestemmingsplan Emerald is op de plankaart behorende bij de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland aangeduid als ‘Stads– en dorpsgebied’.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp00011069-4001_0003.png"
Figuur 3. Uitsnede visiekaart behorende bij de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland

Verordening Ruimte, Visie op Zuid-Holland

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 29 februari 2012 de actualisatie van Verordening Ruimte vastgesteld. In de Verordening Ruimte zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Het gaat daarbij vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale structuurvisie en het bijbehorende uitvoeringsplan. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving, bijvoorbeeld het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder en de Natuurbeschermingswet. In de verordening is het plangebied aangeduid als ‘Bestaand stedelijk- en dorpsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp00011069-4001_0004.png"
Figuur 4. Uitsnede bebouwingscontourenkaart Verordening Ruimte

Woonvisie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland heeft het uitgangspunt dat alle bevolkingsgroepen beschikken over een passende woning. De provincie bouwt zelf geen woningen, maar heeft wel de taak om de woningbehoefte in kaart te brengen. Zowel kwantitatief als kwalitatief. Door middel van ruimtelijke ordening kan de provincie vervolgens aangeven waar gebouwd mag worden. De provincie stelt de volgende kwalitatieve eisen aan nieuwe woningbouw:

  • er moet eerst gebouwd worden in de stedelijke centra nabij haltes van openbaar vervoer. 50% van de nieuwe behoefte aan woningen wil men realiseren door inbreiding;
  • ongeveer 30 % van de gehele woningbouwproductie moet sociale woningbouw zijn. Daarnaast moet het doorstromingsbeleid versterkt moeten worden: ongeveer de helft van de mensen die in een sociale woning leeft, wordt bewoond door mensen met een betere inkomensituatie;
  • er moet vooral gebouwd worden voor starters en senioren;
  • de stedelijke woonmilieus dienen meer gedifferentieerd te worden.

De provincie wil deze kwalitatieve eisen op de volgende manier realiseren:

  • er worden woningbouwopgaven per regio vastgesteld;
  • de verschillende regio's dienen een regionale visie en regionale bouwscenario's op te stellen. Zodoende kan tijdig vastgesteld worden of de regionale woningbouwprogramma's tijdig gerealiseerd kunnen worden.

3.3 Regionaal Beleid

Regionaal Structuurplan Haaglanden

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden is vastgesteld op 16 april 2008. Dit structuurplan is een visie gericht op 2020. Het Stadsgewest en de aangesloten gemeenten hebben de ambitie dat Haaglanden zich verder ontwikkelt als een regio van internationale allure, die een duurzame kwaliteit van leven biedt door een veilige, schone en aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een sterke sociale structuur. Daarnaast moet de ruimtelijke kwaliteit in Haaglanden beter en duurzamer. Hiermee wordt ook op lange termijn een aantrekkelijk vestigingsklimaat en een aantrekkelijke woonomgeving geboden. In de centrale schakelzone van Haaglanden komen de verschillende opgaven op het gebied van bereikbaarheid, groen en verstedelijking bij elkaar. De volgende opgaven zijn hier aan gekoppeld:

  • het behoud en de ontwikkeling van een robuust groen raamwerk van duinen, weiden, landgoederen, parken, recreatiegebieden en hun onderlinge verbindingen;
  • de aantrekkelijkheid van het groen voor mens en dier moet aanzienlijk verbeteren. Investeringen in parklandschappen, vooral op de overgang van stad naar land, vergroten de toegankelijkheid van de groengebieden en deze bestand maken tegen de ruimtedruk vanuit omliggende steden;
  • wil er voldoende ruimte overblijven voor groene functies, waterberging en glastuinbouw, dan is de ruimte voor nieuwe woongebieden, kantoorlocaties en bedrijventerreinen schaars. Dat maakt een creatief en innovatief ruimtegebruik in een gestapelde vorm noodzakelijk.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Pit! Structuurvisie

Gemeente Pijnacker-Nootdorp ontstond op 1 januari 2002. De toekomstvisie van de gemeente is vastgelegd in de Pit! Structuurvisie. Deze visie bestaat uit drie deelplannen:

  • in de Strategische hoofdlijnen wordt de algemene richting gegeven voor de toekomst en de keuzes die daarmee gemoeid zijn;
  • in de Structuurschets 2015 wordt een beeld gegeven van Pijnacker-Nootdorp over de komende 20 jaar;
  • in het Uitvoeringsplan 2010 worden de keuzes uitgewerkt in een concreet programma. Dit alles heeft geleid tot de Nota Integrale Toekomstvisie, waarin de drie documenten zijn geïntegreerd. De pit! toekomstvisie is in februari 2005 door de gemeenteraad vastgesteld. Hiermee is de lijn uitgezet voor het beleid op vele thema's, zoals groen, recreatie, wonen, economie en voorzieningen.

De algemene richting voor de toekomst zijn uitgezet in de Strategische hoofdlijnen. Per thema zijn de keuzes weergegeven die daar voor de komende jaren gelden. De Strategische hoofdlijnen zijn uitspraken op termijn die met de hedendaagse kennis zijn vertaald naar een ruimtelijk beeld van de toekomst tot na 2025. De structuuropzet op de lange termijn wordt weergegeven in het Structuurbeeld Pijnacker-Nootdorp anno 2009.

Onderdeel van de structuurvisie is een uitvoeringsparagraaf, hierin zijn het structuurbeeld en de keuzes uit de strategische hoofdlijnen uitgewerkt in een concreet programma voor de komende jaren. Deze documenten (Strategische Hoofdlijnen, Structuurbeeld en de uitvoeringsparagraaf) vormen het bestuurlijk kader voor de ontwikkeling van de gemeente Pijnacker-Nootdorp in de komende jaren. Het uitgangspunt voor de bestaande woonwijken is dat wijken leefbaar dienen te blijven door de wijkgerichte aanpak. Dit wordt uitgewerkt in een wijkvisie om geclusterde renovatie en onderhoud, strategisch voorraadbeheer en condities te scheppen voor een goed woonmilieu (wonen tussen glas, groen en steden).

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp00011069-4001_0005.jpg"
Figuur 5. Uitsnede structuurvisiekaart Pit!

Woonvisie Pijnacker-Nootdorp

De woonvisie heeft als doel om alle gemeentelijke beleidsvoornemens ten aanzien van wonen te bundelen. De gemeente wil in de woonvisie haar kaders geven voor het wonen in Pijnacker-Nootdorp. Het inhoudelijke doel is om voor alle vastgestelde doelgroepen een gevarieerd woningaanbod te bieden. De woonvisie moet de kaders bevatten, een gedetailleerder beleidsprogramma wil de gemeente in een later stadium uitwerken. Ook moet de woonvisie een eerste aanzet geven voor het belangrijkste onderdeel van de uitwerking, namelijk de programmering van nieuwbouw en van veranderingen in de bestaande voorraad.

In Delfgauw ontbreken koopwoningen voor senioren, woningen voor jongeren en alleenstaanden. Voor gemeente Pijnacker-Nootdorp geldt dat er:

  • goedkope huur/koop voor jongeren gerealiseerd moet worden;
  • middeldure 2 kappers met garage ontbreken met een regionale marktconforme prijs;
  • grondgebonden woningen 55+ ontbreken met voldoende prijs/kwaliteit regionaal marktconform;
  • er levensloopbestendige appartementen zouden moeten zijn met huur rond liberalisatiegrens;
  • meer particulier opdrachtgeverschap gerealiseerd zouden moet worden met marktconforme kavels;
  • woonzorgzones gedefinieerd dienen te worden.


Welstandsnota gemeente Pijnacker-Nootdorp

In de welstandsnota van Pijnacker-Nootdorp is beschreven aan welke eisen het uiterlijk van een bouwwerk moet voldoen. Bij de behandeling van bouwaanvragen speelt deze nota dus een belangrijke rol. De welstandsnota is een duidelijk en objectief toetsingskader voor de welstandscommissie. En voor de inwoners van Pijnacker-Nootdorp biedt de nota meer inzicht in deze toetsing door de commissie en – minstens zo belangrijk - meer zekerheid vooraf over de haalbaarheid van bouwplannen. Naast algemene en gebiedsgerichte criteria zijn in de welstandsnota voorwaarden opgenomen voor veel voorkomende, kleine bouwplannen.

Niet alle gebieden in gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn hetzelfde. Sommige delen van de gemeente hebben meer aandacht nodig dan andere. Daarom is er per gebiedstype een lijst van criteria opgesteld. Voor een verdere uitwerking van de welstandnota zie paragraaf 2.2.2.

Milieubeleidplan Pijnacker-Nootdorp

Aangezien een duurzame ontwikkeling van de gemeente belangrijk is voor zowel economie, welzijn als natuur, is het milieubeleidsplan opgesteld voor de periode 2005-2008. Het milieubeleidsplan draagt bij aan het doel een duurzaam en leefbaar Pijnacker-Nootdorp te realiseren en te behouden. Het vormt het kader waarbinnen de verschillende milieutaken van de gemeente worden uitgevoerd.

Vanuit de gedachte dat verdere groei de identiteit van de gemeente onder druk zou zetten en dat de gemeente al een forse steen heeft bijgedragen aan de regionale woningbouw, bouwt Pijnacker-Nootdorp op de lange termijn alleen nog woningen voor de eigen bevolking. Nieuwe woningbouw zou bij voorkeur door inbreiding moeten gebeuren, waarbij het mogelijk moet zijn om ook op bescheiden schaal hoger te bouwen dan nu het geval is. Aandachtspunt is dat het groen niet wordt aangetast. Binnen de woningbouw zal veel aandacht besteedt moeten worden aan het bouwen voor verschillende doelgroepen.

Daarnaast heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp ingezet op duurzaam bouwen. Om het meeste rendement te bereiken in de beleidsketen zal in navolging op het landelijke beleid de prioriteit in het gemeentelijk duurzaam bouwbeleid komen te liggen op de thema's energie, materiaalgebruik en binnenklimaat. Een koppeling met thema's op stedenbouwkundig niveau (ruimtegebruik, parkeervoorzieningen en water en groen) ligt hierbij voor de hand.

Beleidsplan Duurzaamheid Pijnacker-Nootdorp

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft het beleidsplan Duurzaam Pijnacker-Nootdorp opgesteld. Dit document beschrijft de speerpunten ten aanzien van duurzaamheid en de wijze hoe deze speerpunten ter hand te nemen. Het gaat om de volgende speerpunten:

  • duurzaam bouwen: de huidige bouwopgave wordt waar mogelijk op een duurzame wijze verder afgemaakt.
  • een energiebewust Pijnacker-Nootdorp: de gemeente wil bijdragen aan een verregaande energiebesparing van jaarlijks 2% per inwoner en meer toepassingen van duurzame energie. Alle energie voor warmte en koeling van nieuwe woningen wordt in 2020 CO2 neutraal opgewekt.
  • een groene en natuurrijke gemeente: de gemeente is trots op haar groene ruimte en wil daar verstandig mee omgaan. Er wordt gestreefd naar een toename van het aantal planten- en dierensoorten in 2020.
  • een gezond leefmilieu: de luchtkwaliteit in Pijnacker-Nootdorp moet in 2020 tenminste aan de geldende Europese normen voldoen.
  • duurzaam inkopen: de gemeente past bij al haar inkoop en aanbestedingen duurzaamheidscriteria toe. De gemeente werkt toe naar 100% duurzaam inkopen in 2015.
  • mobiliteit: de gemeente wil dat de mogelijkheden van fietsgebruik, openbaar vervoer (w.o. RandstadRail) en alternatieve motorbrandstoffen maximaal worden benut.

Het bestemmingsplan 'Emerald' is in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen, waarmee invulling kan worden gegeven aan de genoemde speerpunten, worden in principe niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan, behoudens de ontwikkeling van bedrijventerrein Emerald.

Nota dakopbouwen

In de Nota dakopbouwen wordt het gemeentelijk beleid ten aanzien van dakopbouwen beschreven. De nota is opgesteld om één duidelijke lijn te kunnen trekken bij de beoordeling van dakopbouwen. De opzet is algemeen in die zin dat iedereen in de 3 kernen in principe een beroep op de nota kan doen. Het hoofdcritirium is dat dakopbouwen alleen worden toegestaan op bouwlagen waar al bebouwing aanwezig is. Dakopbouwen kunnen er dus niet toe leiden dat nieuwe bouwlagen ontstaan. Die vorm van bebouwing valt buiten de reikwijdte van de nota. In de nota is opgenomen wanneer in elk geval medewerking wordt verleend aan een dakopbouw. Belangrijke algemene uitgangspunten zijn als volgt:

  • Er wordt eenmalig een dakopbouw op één bouwlaag toegelaten. In hoogte stapelen van dakopbouwen is dus niet aan de orde. Daarmee heeft iedereen in principe dezelfde relatieve uitbreidingsmogelijkheden.
  • Een dakopbouw mag over de hele breedte van de woning worden uitgebreid als de bestaande bebouwing ook over de hele breedte is uitgevoerd.
  • De dakopbouw moet binnen de oorspronkelijke gevels van de woning worden gerealiseerd. Aan dakopbouwen op aanbouwen van woningen wordt geen medewerking verleend. Aanbouwen (maar ook bergingen/bijgebouwen) vallen binnen de erfbebouwingsregeling.
  • Een dakopbouw mag, behoudens de hieronder genoemde uitzonderingen, qua hoogte de bebouwing op de betreffende verdiepingen van de woning niet overschrijden. In slechts 2 gevallen is hierop een uitzondering mogelijk:
    1. 1. Van sommige woningen is de bovenste verdieping erg laag uitgevoerd. Toevoeging van een dakopbouw (lees: nokverhoging) kan dan een functionele ruimte opleveren. Het moet concreet gaan om woningen waarbij de maximale stahoogte op de betreffende verdieping 2 meter is.
    2. 2. Naleving van geldende wetgeving kan eventueel leiden tot het aanhouden van een hogere bouwhoogte van de dakopbouw ten opzichte van de bestaande bouwhoogte van de woning.
  • Een dakopbouw wordt getoetst aan de redelijk eisen van welstand

Ecologische kaart

In de nota Ecologische kaart en de bijbehorende kaarten is een toekomstvisie voor de realisatie van een samenhangend, ecologisch netwerk binnen de gemeente met nauwe relaties met het omringende landschap beschreven. Het ontwikkelen van een dergelijk netwerk is van belang om verdere versnippering te voorkomen en richting te geven aan het ecologische beleid in de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp00011069-4001_0006.png"
Figuur 6. Ecologische kaart, de zones zijn indicatief en nader uitgewerkt op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Emerald’.

De gemeente zal de Ecologische kaart gebruiken bij projecten op het vlak van ruimtelijke ontwikkeling of aanpassing van het beheer en onderhoud. De kaart is een gebruiksklaar instrument dat richting geeft aan de ecologische inpassing die past binnen een ruimer (ecologisch) kader.

Ook worden er concrete locaties aangewezen die ecologisch waardevol zijn of ecologische potentie hebben en van groot belang zijn voor het netwerk. Het is van belang dat de aangegeven gebieden en verbindingszones juridisch worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Deze worden in voorliggend bestemmingsplan dan ook bestemd als 'Waarde - Ecologie', zoals bij de figuur 6 al opgemerkt zijn de zones zoals deze op de Ecologische kaart staan aangegeven verder uitgewerkt specifiek voor het bestemmingsplan Emerald.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

De gemeente Pijnacker-Nootdorp streeft naar een actualisering en uniformering van de bestemmingsplannen. Uitgangspunt voor het op te stellen bestemmingsplan is de bestaande (juridische) situatie. Naast het vastleggen van de bestaande situatie wordt de ontwikkeling van het bedrijventerrein Emerald mogelijk gemaakt. Dit is de enige ontwikkeling die middels dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt in de nabije toekomst. Dit hoofdstuk gaat dan ook in op het gehele plangebied van het bestemmingsplan Emerald.

4.2 Woongebied Emerald

Wonen

Het overgrote deel van de bebouwing in het plangebied bestaat uit woningen. Er is een variatie aan woningtypen aanwezig zoals vrijstaande, half-vrijstaande, rijenwoningen en appartementen.

Alle bestaande woningen krijgen in het bestemmingsplan een woonbestemming. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding en aanpassing van de woning. Uiteraard is hierbij rekening gehouden met de eventuele gevolgen van deze wijzigingen voor de omgeving.

In hoofdstuk 6 (de juridische vormgeving van het plan) wordt nader ingegaan op de essentie van de regeling.

Bedrijvigheid

De gemeente Pijnacker-Nootdorp streeft naar het handhaven van de bestaande bedrijvigheid. Dit is van essentieel belang voor het behoud van de werkgelegenheid in de gemeente. Wel wordt een onderscheid gemaakt tussen de bedrijven die verspreid in de woonomgeving liggen en bedrijven op een bedrijvenstrook.

Voor de aanwezige bedrijvigheid die in het centrum van de wijk voorkomt wordt een zogenaamd regressief beleid gevoerd. Dit houdt in dat bestaande rechten van deze bedrijven worden gerespecteerd maar dat voor de bedrijven, die wat milieuhinderlijke uitstraling betreft niet passen binnen de woonomgeving, een zodanig beleid wordt gevoerd dat een toename van de uitstraling wordt tegengegaan. Op grond van het bestemmingsplan wordt evenwel, onder voorwaarden, een beperkte uitbreiding mogelijk gemaakt.

Commerciële voorzieningen

Binnen het plangebied komen commerciële voorzieningen voor. Het winkelcentrum in Emerald voldoet voor de dagelijkse boodschappen. Ook zijn er functies als een kapper in de woonwijk Emerald aanwezig. Voor de niet-dagelijkse boodschappen is Delfgauw (en dus ook Emerald) aangewezen op de kern Pijnacker en de stad Delft. Het voorzieningenniveau van Delft is van regionaal niveau en heeft een grootschaliger, meer gevarieerd aanbod dan Delfgauw.

Bestaande niet-woonfuncties in woongebieden

Het plangebied is te karakteriseren als een overwegend typisch woongebied. In de woongebieden is geen nieuwe vestiging van niet-woonfuncties voorzien. In deze gebieden zijn bestaande niet-woonfuncties, gedetailleerd vastgelegd met specifieke regels.

Overige voorzieningen

Leefbaarheid van de kernen is een belangrijk uitgangspunt in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Dat betekent dat er belang wordt gehecht aan het handhaven van basisvoorzieningen als scholen, kerken, sportvoorzieningen, dorpshuis en voorzieningen voor de gezondheidszorg (huisarts e.d.). Binnen de wijk Emerald zijn ondermeer een basisschool en een sporthal gelegen. Alle bestaande voorzieningen hebben in het bestemmingsplan een specifieke bestemming gekregen. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding en aanpassing van de functie.

Verkeersstructuur

De gehele bebouwde kom van Delfgauw is ingericht als een 30 km/h-gebied. Het verblijfsklimaat is binnen de bebouwde kom, met uitzondering van stroomwegen, het primaire uitgangspunt. De 30 km/h-wegen zijn dan ook bestemd tot 'Verkeer - Verblijf'sgebied'.

In het plangebied zijn ook 50 km/h-wegen gelegen, zoals de Zuidpoldersingel en de Laan der Zeven Linden. De N470 betreft een 80 km/h-weg. Deze krijgen de bestemming 'Verkeer - Wegen'.

Groenvoorzieningen

In paragraaf 2.1.4 wordt ingegaan op de het onderscheid in functioneel groen en overig groen. Samengevat gaat het dan om:

  1. 1. Functioneel groen: afscheidend groen tussen bebouwde gebieden onderling en hoofdverkeersaders. Deze groenvoorzieningen worden als zodanig bestemd en krijgen dus de bestemming 'Groen'. Hiermee krijgen de gronden waar deze bestemming op ligt als hoofdfunctie groen.
  2. 2. Overig groen: dit groen bevindt zich op particuliere gronden (bijvoorbeeld achtertuinen) en deze worden om die reden niet als groen bestemd. Daarnaast gaat het om ondergeschikt groen langs bijvoorbeeld straten en wegen, deze vallen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Dit betekent dat de hoofdfunctie verkeer is (waaronder ook parkeren), maar dat groen ook op deze gronden kan worden gerealiseerd.

Door het groen op de hierboven genoemde wijze te bestemmen blijft het plangebied haar belangrijke groenzones houden, en is er tegelijkertijd sprake van flexibiliteit wanneer bijvoorbeeld straten opnieuw moeten worden ingericht.

4.3 Bedrijventerrein Emerald

Binnen het bestemmingsplan Emerald is zoals reeds is gemeld één locatie opgenomen die in de nabije toekomst gerealiseerd zal worden. In het bestemmingsplan 'Bouwlocatie Delfgauw' zijn de kaders voor dit bedrijventerrein omschreven. Binnen deze kaders is een uitwerkingsplan opgesteld dat nu integraal wordt overgenomen in bestemmingsplan Emerald. In paragraaf 2.3 is uitgebreid ingegaan op dit bedrijventerrein.

4.4 Verkeer En Parkeren

Onderhavig bestemmingsplan is in hoofdzaak een beheerplan. De verkeersaantrekkende werking die uitgaat van de binnen het plangebied gelegen voorzieningen is dusdanig dat er geen aanpassingen in de verkeersintensiteit zijn voorzien. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de bestemmingen van verkeers- en verblijfsgebieden welke is afgestemd op de categorisering van wegen in het kader van Duurzaam Veilig. Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeren in principe op eigen terrein wordt ondervangen. Binnen de bestemmingen van verkeers- en verblijfsgebieden is het realiseren van parkeervoorzieningen mogelijk.

Hoofdstuk 5 Onderzoek En Verantwoording

5.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die randvoorwaarden die van belang zijn voor de aanwezige functies/gebieden in de wijk Emerald.

5.2 Verkeer

Het te ontwikkelen bedrijventerrein zal verkeer genereren. Ten behoeve van de berekening van de verkeersgeneratie is uitgegaan van de landelijk algemeen gehanteerde verkeerskencijfers ten aanzien van de verkeersgeneratie op basis van de publicatie 256 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden - vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer' van het CROW te Ede.

Op basis van de CROW-kengetallen is ten behoeve van de ontwikkeling van 1,5 ha netto bedrijventerrein de verkeersgeneratie berekend. Hierbij is uitgegaan van het type bedrijventerrein 'gemengd terrein' (type werkmilieu I). Hierbij wordt als kencijfer door het CROW opgevoerd een aantal van 170 personenautoverplaatsingen per 1 ha netto bedrijventerrein en 44 vrachtautoverplaatsingen per 1 ha netto bedrijventerrein.

De berekening voor 1,5 ha netto bedrijventerrein ziet er dan als volgt uit:

Personenautoverpl. Netto oppervlakte Per werkdagetmaal
170 (personenauto's) 1,5 255
44 (vrachtwagens) 1,5 66
totaal 321 motorvoertuigen

De verkeersgeneratie van het bedrijventerrein wordt op basis van de CROW-kengetallen, geraamd op 321 motorvoertuigen per werkdagetmaal. Voor milieuberekeningen wordt over het algemeen gebruikgemaakt van weekdagetmaalintensiteiten. Binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden de volgende omrekenfactoren gehanteerd: 0,92 voor licht verkeer en 0,78 voor zwaar verkeer.

Worden deze omrekenfactoren dan betekent dit voor de weekdag bij 1,5 ha netto bedrijventerrein 'gemengd terrein':

Personenautoverpl. Netto oppervlakte Per werkdagetmaal
255 (personenauto's) 0,92 235
66 (vrachtwagens) 0,78 51
totaal 286 motorvoertuigen

De verkeersgeneratie van het bedrijventerrein wordt op basis van de CROW-kengetallen, geraamd op 286 motorvoertuigen per weekdagetmaal. De berekende verkeersgeneratie van het bedrijventerrein is toegedeeld aan het wegennet op basis van het verkeersmodel van Pijnacker-Nootdorp. Ten behoeve van geluids- en luchtkwaliteitsonderzoek zijn de verkeersintensiteiten voor de weekdag voor het prognosejaar 2020 nodig. De verkeersintensiteiten zijn voor het jaar 2020 weergegeven in onderstaande tabel. Hierbij is tevens het effect becijferd tussen de situatie exclusief (autonoom) en inclusief de planontwikkeling. In onderstaande tabel daarnaast de voertuigverdelingen en de rijsnelheden opgenomen.

verkeer 2020 weekdag exl. plan incl. plan
straatnaam mvt mvt % vrw % lv % mv % zv rijsnelheid
1a Spiegelmakerstraat (ten westen Pottenbakkerstraat) 0
286 20,6 79,4 14,4 6,2 30 km/h
1b Spiegelmakerstraat (ten westen Chirugijnstraat) 771 997 8,3 91,7 5,8 2,5 30 km/h
1c Spiegelmakerstraat (ten westen rotonde Zuidpoldersingel 2104 2390 5,4 94,6 3,8 1,6 30 km/h

Verkeersmodel gemeente Pijnacker - Nootdorp, 01-02-2010 (bron: gemeente Pijnacker - Nootdorp)

5.3 Geluidhinder

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet geluidhinder in werking getreden. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft echter slechts betrekking op nieuwe ontwikkelingen die binnen tien jaar worden voorzien. In het voorliggende bestemmingsplan is dit niet aan de orde. Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen voorliggend bestemmingsplan worden geregeld, (bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan artikel 2.12 Wabo) moeten ten aanzien van geluid getoetst worden.

Voorliggend bestemmingsplan maakt behoudens het bedrijventerrein Emerald geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die in het kader van de Wet geluidhinder akoestisch moeten worden onderzocht. Dit betekent dat op grond van het bestemmingsplan en haar conserverende karakter kan worden vastgesteld dat de in het plangebied aanwezige geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, reeds aanwezig zijn. Op grond daarvan kan worden vastgesteld dat het uitvoeren van een akoestisch onderzoek daarom niet noodzakelijk is, voor wat betreft het conserverende gedeelte van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt opgemerkt dat gelet op het woonkarakter van het grootste deel van het plangebied,de geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het uitwerkingsplan worden geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ten behoeve van de planontwikkeling is dan ook ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) geen akoestisch onderzoek en toetsing aan de normen van de Wgh vereist.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is echter wel beoordeeld of met de planontwikkeling in de naastgelegen woonwijk rond de Spiegelmakerstraat nog sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau voor de woningen aan de Spiegelmakerstraat. Met de Standaard Rekenmethode I, conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 zijn hiertoe geluidsberekeningen uitgevoerd voor de dichtst bij de weg gelegen woningen langs de wegvakken 1a, 1b en 1c (Spiegelmakerstraat). Hierbij is uitgegaan van een toekomstige wegdekverharding in de Spiegelmakerstraat met een elementenverharding in keperverband. In de geluidsberekeningen is berekend welke verkeersintensiteit maximaal mag optreden op de wegvakken om overschrijding van de in de Wgh gehanteerde voorkeursgrenswaarde van 48 dB (inclusief aftrek artikel 110g Wgh) oftewel de 53 dB (exclusief aftrek artikel 110g Wgh), niet te overschrijden.

De maximale verkeersintensiteiten op de wegvakken van de Spiegelmakerstraat waarbij de 53 dB (exclusief aftrek artikel 110g Wgh) wordt bereikt bedragen:

  • wegvak 1a: 500 mvt/weekdagetmaal (afstand weg-woningen 10 m);
  • wegvak 1b: 1.200 mvt/weekdagetmaal (afstand weg-woningen 16,2 m);
  • wegvak 1c: 3.000 mvt/weekdagetmaal (afstand weg-woningen 25,4 m).

De met het verkeersmodel berekende verkeersintensiteiten bedragen in 2020 op de desbetreffende wegvakken:

  • wegvak 1a: 286 mvt/weekdagetmaal;
  • wegvak 1b: 997 mvt/weekdagetmaal;
  • wegvak 1c: 2.390 mvt/weekdagetmaal.

Op basis van de geprognosticeerde verkeersintensiteiten zal de geluidsbelasting van 53 dB (exclusief aftrek artikel 110g Wgh) niet worden overschreden. De maximaal optredende geluidsbelastingen aan de woningen langs de Spiegelmakerstraat bedragen:

  • wegvak 1a: 51 dB/46 dB (afstand weg-woningen 10 m);
  • wegvak 1b: 52 dB/47 dB (afstand weg-woningen 16,2 m);
  • wegvak 1c: 52 dB/47 dB (afstand weg-woningen 25,4 m).

Geconcludeerd wordt dat de maximale geluidsbelastingen langs de Spiegelmakerstraat na realisatie van de ontwikkeling, tussen de 51 en 52 dB zullen bedragen. Inclusief 5 dB aftrek conform artikel 110g Wgh bedragen de maximaal optredende geluidsbelastingen 46 tot 47 dB langs de 30 km/h-weg (Spiegelmakerstraat). Deze geluidsbelastingen worden als aanvaardbaar beschouwd langs 30 km/h-wegen aangezien de gevelwering van de woningen langs de Spiegelmakerstraat voldoende is om bij deze geluidsbelastingen aan de gevels een binnenwaarde van 33 dB te garanderen. Op basis van het bouwbesluit dienen woningen te voldoen aan minimale gevelreductie van 20 dB. De aanwezige woningen aan de Spiegelmakerstraat voldoen aan deze eis uit het bouwbesluit. Hiermee zal een binnenwaarde van 33 dB ook na ontwikkeling van het bedrijventerrein gewaarborgd zijn (52 dB-20 dB = 32 dB). De SRM I-berekeningen voor bepaling van de bovenmarges qua verkeersintensiteit en de daadwerkelijk optredende geluidsbelastingen zijn opgenomen in bijlage 1.

5.4 Bedrijven En Milieuzonering

5.4.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een verantwoorde, ruimtelijk relevante toetsing in milieuhygiënisch opzicht van bedrijfsvestigingen, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen anderzijds milieugevoelige functies als wonen en recreëren. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing.

Om het begrip hanteerbaar te maken wordt bij de milieuzonering gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijven.'' Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Hierbij onderscheidt de VNG diverse omgevingstypen. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid van een gebied voor bepaalde hinder afhankelijk is van het omgevingstype. De door de VNG aangegeven afstanden betreffen de afstanden tot een rustige woonwijk. Er kan (enigszins) van afgeweken worden in situaties waarin geen sprake is van een rustige woonwijk. De mate van milieuhinder bepaalt in welke van de zes milieucategorieën een bedrijfssoort is ingedeeld. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. In principe is bedrijvigheid behorende tot de categorie 1 goed te mengen met de functie wonen, dit geldt in de meeste gevallen ook voor de categorie 2-bedrijven. Het is wenselijk om de bedrijvigheid in de categorie 3 te clusteren en een zonering in acht te nemen. Vanaf categorie 4 is menging met milieugevoelige functies niet mogelijk.

5.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Het plangebied is overwegend een woongebied. De aanwezige commerciële voorzieningen en maatschappelijke functies staan veelal ten dienste van de woonfunctie. Daarnaast bevinden zich in het gebied diverse bedrijven. Voor een deel betreft het bedrijven met een lage milieuhinder (milieucategorie 1 of 2). Deze bedrijven zijn doorgaans kleinschalig, soms zelfs in de vorm van een bedrijf aan huis. Deze bedrijven acht de gemeente in principe mengbaar met de woonfunctie. Wel dient rekening gehouden te worden met de ontsluiting van bedrijven. Dit mag niet leiden tot overlast in een woonwijk.

De minimale afstand van de gevels van de woningen tot de grens van de bedrijfspercelen gelegen op het bedrijventerrein Emerald bedraagt circa 30 m. Dit betekent dat aan de oostzijde van het bedrijventerrein bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar zijn. Vanaf een afstand van 50 m tot de woningen zijn bedrijven tot maximaal categorie 3.1 toelaatbaar. Het bevoegd gezag kan gebruikmaken van een omgevingsvergunning om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in 1 categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is, mits aangetoond kan worden dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Conclusie

Er is een milieuzonering uitgewerkt voor het bedrijventerrein die gekoppeld is aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Hierdoor zal er ter plaatse van de woningen direct ten oosten van het plangebied sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.5 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling wordt genomen. Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van bodemverontreiniging.

Onderhavig bestemmingsplan beoogt in hoofdzaak de bestaande situatie vast te leggen. Dit betekent, dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie, de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond wordt gevonden in de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. Afgezien van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Emerald zijn nieuwe ontwikkelingen die bodemonderzoek noodzakelijk maken, in het bestemmingsplan niet rechtstreeks voorzien.

Onderzoek en conclusie

Er zijn binnen het plangebied 2 verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd, voor het noordelijk en het zuidelijke deel van het gebied. Beide onderzoeken samen geven een gebiedsdekkend beeld van de bodemkwaliteit. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat binnen het gebied geen sprake is van bodemverontreinigingen die de realisatie van het bedrijventerrein in de weg staat en/of nader onderzoek noodzakelijk maken. Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie.

5.6 Archeologie En Cultuurhistorie

Europees en Rijksniveau
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. In dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals als alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Met de Wet op de archeologische monumentenzorg (1 september 2007) worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta geïmplementeerd.

Provinciaal
De cultuurhistorische atlas van Zuid-Holland geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden in deze provincie. De atlas geeft een overzicht op hoofdlijnen (het schaalniveau waarop de provincie archeologisch beleid voert), bijvoorbeeld waardevolle verkavelingspatronen, zones met een archeologische verwachting of monumentale boerderijlinten. Via de beleidskaart is een overzicht te krijgen van alle cultuurhistorische waarden die van ‘provinciaal belang’ belang zijn zoals vastgesteld in de Provinciale Structuurvisie. Hier behoren onder meer cultuurlandschappen, molens en landgoederen. De waardenkaart geeft aan, waarop de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart zijn gewaardeerd. Het plangebied kent grotendeels een redelijk tot grote kans op archeologische sporen. Aan de noordelijke en oostelijke rand van het plangebied zijn zones met een zeer grote kans op archeologische sporen gesitueerd.

Plangebied
In de gemeentelijke archeologische beleidsnota (vastgesteld in 2010) is nader inzicht gegeven in de archeologische waarden/ trefkans binnen de gemeente, en dus ook ter plaatse van het plangebied bestemmingsplan Emerald. Bij de nota hoort een archeologische waardenkaart. Deze kaart dient gebruikt te worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de verwachtingskaart blijkt dat een deel van het bestemmingsplangebied Emerald een middelhoge verwachtingswaarde kent, en een gedeelte een hoge verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp00011069-4001_0007.png"
Figuur 7. Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Pijnacker-Nootdorp


Voor het gebied met de hoge verwachting geldt het volgende:
Voor de oude dorpskernen en de lintbebouwingen die hiervandaan de buitengebieden in lopen, is uit archeologische en historisch-geografische bronnen gebleken dat ze bewoond werden tijdens de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Hier wordt de hoogste dichtheid aan archeologische vindplaatsen verwacht, en daarom is het beleid gericht op het behouden van de bestaande situatie. Eventueel aanwezige archeologische resten bevinden zich in deze zone direct onder de bouwvoor (30-50 centimeter onder het maaiveld). Voor de maximale diepte van bodemingrepen die worden ontheven van archeologisch onderzoek geldt dan ook 0,30 meter onder het maaiveld. Voor wat betreft de verstoringsoppervlakte wordt een onderscheid gemaakt tussen de oude dorpskernen en de lintbebouwingen. Omdat eventueel aanwezige archeologische waarden bij de eerste groep dichter geconcentreerd zullen voorkomen, is als maximaal verstoringsoppervlak van bodemingrepen die worden ontheven van de AMZcyclus voor de dorpskernen 50 m2 van toepassing en voor de lintbebouwingen 100 m2.

Voor het gebied met de middelhoge verwachting gelden twee bepalingen:

  1. a. In de middelhoge verwachtingszone is het zoveel mogelijk behouden van de bestaande situatie wenselijk. De maximale verstoringsdiepte van bodemingrepen die worden ontheven van archeologisch onderzoek is 0,30 meter onder het maaiveld, omdat eventueel aanwezige archeologische resten ook hier direct onder de bouwvoor worden verwacht. De concentratie zal echter minder dicht zijn dan in de hoge verwachtingszone, en daarom geldt als maximaal toegestane verstoringsoppervlakte van bodemingrepen die worden ontheven van de AMZcyclus 200 m2. In de aandachtszone, waar mogelijk de geologische afzetting Formatie van Kreftenheye voorkomt, moet aanvullend (veld)onderzoek worden uitgevoerd bij geplande bodemingrepen dieper dan 3 meter onder het maaiveld en groter dan 200 m2.
  2. b. De op de verwachtingskaart aangegeven middelhoge/lage verwachtingszone wordt op de beleidsadvieskaart beschouwd als een middelhoge verwachtingszone, omdat de ligging van de middelhoge en lage verwachtingszones binnen het gebied alleen vastgesteld kan worden door middel van aanvullend veldonderzoek. De maximaal toegestane verstoringsoppervlakte voor bodemingrepen die worden ontheven van archeologisch onderzoek is dan ook hier 200 m2. De maximale verstoringsdiepte van bodemingrepen die worden ontheven van de AMZcyclus is echter 1 meter onder het maaiveld, omdat de eventueel aanwezige archeologische waarden in deze zone bedekt zijn door een dik kleipakket.

Onderhavig bestemmingsplan is in hoofdzaak een beheerplan. Voor het gebied waar het bedrijventerrein Emerald wordt gerealiseerd is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Voor het deel waar er geen grootschalige nieuwbouw rechtstreeks mogelijk wordt gemaakt, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Indien er nieuwe bouwinitiatieven binnen het plangebied worden gepland dient er, afhankelijk van de archeologische verwachting, nader onderzoek te worden uitgevoerd. In de regels van het bestemmingsplan is een omgevingsvergunningsstelstel opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden.

In maart 2010 heeft het bureau Archeologie Delft in opdracht van de gemeente Pijnacker-Nootdorp een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (bijlage 9) middels grondboringen uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat er in het zuidelijke deel van het plangebied geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten. Er worden derhalve geen archeologische vindplaatsen verwacht en de voorgenomen bodemingrepen kunnen hier zonder nader archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. In het noordelijke deel van het plangebied kon door de aanwezigheid van een ophogingspakket niet voldoende onderzoek worden gedaan. De verwachting is dat de situatie hier hetzelfde is als in het zuidelijke deel van het plangebied, maar dit kan niet met zekerheid gezegd worden. Daarom moet er tijdens eventuele ontgravingen een archeologische inspectie plaatsvinden om deze verwachting te toetsen.

Mochten er tijdens het uitvoeren van civiele werkzaamheden archeologische resten aangetroffen worden, geldt een meldingsplicht volgens de WAMZ 2007, art 53, lid 1 en 2.

Monumenten
Binnen het plangebied zijn geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten aanwezig.

5.7 Watertoets

5.7.1 Rijks- en provinciaalbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water van kracht. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn en heeft tot doel de ecologische en chemische waterkwaliteit te verbeteren. De Kaderrichtlijn water (KRW) moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. Binnen de KRW worden twee soorten doelstellingen onderscheiden:

  • ecologische doelstellingen. Dit betreft de levensvormen (planten, dieren) die men terug wil hebben in en rond het water.
  • chemische doelstellingen. Deze geven aan welke chemische stoffen in het water mogen voorkomen en in welke hoeveelheid.

De KRW gaat uit van standstil: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak.

Twee jaar later worden de resultaten van die samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht neergelegd in dit Nationaal Bestuursakkoord Water, hierna te noemen NBW.

Nationaal Waterplan

In het Nationaal Water Plan wordt uitgegaan van de strategie die bestaat uit:

  • meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten.
  • met een adaptieve aanpak anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen.
  • betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW.

Stroomgebiedbeheerplannen

De landen van de Europese Unie hebben in 2000 met de Kaderrichtlijn Water afgesproken dat grond- en oppervlaktewater in 2015 (of onder strikte voorwaarden zo snel mogelijk daarna) van goede kwaliteit zal zijn. Daarvoor wordt per stroomgebied een beheerplan opgesteld, waarin is aangegeven welke doelen er gelden voor de grond- en oppervlaktewateren, hoe de kwaliteit behouden kan blijven en waar nodig verder verbeterd gaat worden. Voor ieder Nederlands deel van de grensoverschrijdende stroomgebieden van de Eems, Maas, Rijn en Schelde is zo’n stroomgebiedbeheerplan opgesteld. Deze plannen zijn onderdeel van het Nationaal Waterplan. Aanvullend daarop hebben de betrokken lidstaten in de internationale stroomgebieddistricten Eems, Maas, Rijn en Schelde gezamenlijk een overkoepelend beheerplan voor het gehele internationale stroomgebied opgesteld. De kern van het stroomgebiedbeheerplan bestaat uit een overzicht van de (milieu)doelen voor alle wateren en een samenvatting van de maatregelen die genomen worden om deze doelen te bereiken. Daarnaast bevat het stroomgebiedbeheerplan een algemene gebiedbeschrijving, een economische analyse, een overzicht van de belangrijkste bedreigingen voor het (grond)water en een overzicht van het monitoringprogramma. Ook zitten er kaarten in die de huidige toestand van het grond- en oppervlaktewater aangeven op basis van het meetprogramma.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:

  • Wet op de waterhuishouding.
  • Wet op de waterkering.
  • Grondwaterwet.
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
  • Wet verontreiniging zeewater.
  • Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904).
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte').
  • Waterstaatswet 1900.

Ook verhuist de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming naar de Waterwet (dit gebeurt via de Invoeringswet).

Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet kunnen Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging nog beter tegengaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld: zes vergunningen uit de bestaande 'waterbeheerwetten' gaan op in één watervergunning. Voor de gebruiker betekent dit vooral minder administratieve handelingen en voor het bevoegde gezag betekent het dat de vergunning aan álle aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst.

Waterplan Pijnacker-Nootdorp

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft samen met Hoogheemraadschap Delfland het waterplan Pijnacker-Nootdorp gemaakt. Dit plan is door de gemeenteraad op 26 januari 2006 en door het hoogheemraadschap op 2 februari 2006 vastgesteld.

Het waterplan heeft tot doel er voor te zorgen dat de gemeente en het waterschap samen nieuwe ontwikkelingen in het gemeentelijk waterbeheer aanpakken. Het waterplan richt zich op het opheffen van huidige knelpunten in het watersysteem en speelt in op nieuwe ontwikkelingen. Kort samengevat moet het waterbeheer zorgen voor droge voeten, een gezond watersysteem en optimale beleving van het water zowel in het bebouwd gebied als in het buitengebied. Het huidige waterhuishoudkundige systeem is in beeld gebracht. De belangrijkste knelpunten uit de analyse zijn:

  • binnen de gemeente worden de door het hoogheemraadschap opgestelde waterbergingsnormen nog niet gehaald;
  • grondwateroverlast treedt lokaal op;
  • ten aanzien van de waterkwaliteit en ecologie blijkt het watersysteem nog niet te voldoen aan de gestelde normen.

Uit het waterplan zijn maatregelen voortgekomen die ertoe moeten leiden dat het watersysteem in de toekomst gaat voldoen aan de watervisie. De maatregelen zijn opgenomen in een uitvoeringsprogramma dat geldt voor de periode 2005 – 2008/9, met een doorkijk tot het jaar 2015.

Huidige situatie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de thans actuele situatie vast. De gronden van het bedrijventerrein Emerald worden bebouwd. De rest van het plangebied is reeds bebouwd dan wel voorzien van groen, verkeer en dergelijke, voor dit gebied is het bestemmingsplan Emerald conserverend van aard. In de volgende paragraaf wordt expliciet ingegaan op het bedrijventerrein Emerald. Daarna volgt een korte paragraaf ten behoeve van de rest van het plangebied.

5.7.2 Bedrijventerrein Emerald

Bodem en grondwater

De maaiveldhoogte van het bedrijventerrein bedraagt circa NAP -1,7 m. Conform de bodemkaart van Nederland bestaat de ondergrond van nature uit zeekleigrond met een grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) van nature hoger dan 0,4 m beneden het maaiveld is en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) tussen de 0,8 m en 1,2 m beneden het maaiveld is. Het gebied maakt geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingszone.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied bevinden zich geen primaire of secundaire waterkeringen.

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in de Zuidpolder van Delfgauw, in het peilvak Emerald Zuid. Het zomer en winterpeil in het plangebied bedraagt NAP -3,2 m. Voor dit peilvak is een waterbergingstekort berekend in het raamplan. De watergangen langs het plangebied zijn hoofdwatergangen.

Afvalwater en riolering

Het plangebied is aangesloten op een verbeterd gescheiden rioleringssysteem. Binnen het plangebied bevinden zich geen hoofdtransportleidingen of rioolgemalen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen of in de omgeving van het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen.

Waterhuishouding

Voor de bouwlocatie Delfgauw als geheel is in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland een waterhuishoudkundig plan opgesteld, dat in 1996 is goedgekeurd. Het hoogheemraadschap heeft in 1999 geconstateerd dat, in verband met het flexibele peil in de bergingsvijvers, per saldo onvoldoende waterberging in het plan kan worden gerealiseerd.

Om inzicht te geven in de kwantitatieve aspecten van de verschillende peilgebieden binnen het plangebied en de wateropgave voor heel het woongebied van Delfgauw op te lossen, is een raamplan opgesteld. Tekorten in bepaalde peilgebieden worden gecompenseerd door overschotten in andere peilgebieden. Voorts geeft het raamplan aan welke maatregelen getroffen moeten worden in het plangebied en welke partij de kosten daarvoor zal dragen. Zo is bijvoorbeeld opgenomen dat de watergang langs de Zuidpoldersingel moet worden verruimd. De waterhuishouding van Delfgauw verbetert sterk met het in het raamplan opgenomen voorgestelde ontwerp voor het toekomstige watersysteem. Verbeteringen treden op in het functioneren, de veiligheid en de robuustheid van het watersysteem. In het voorgestelde ontwerp voldoen alle nieuwe ontwikkelingsgebieden aan de bergingsnorm van Delfland.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie. De aanpassingen van de waterhuishouding voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

5.7.3 Conserverend deel plangebied

Naar aanleiding van overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de volgende punten opgenomen:

  • De boezemkade van de Pijnackerse Vaart is een waterkering en een KRW Waterlichaam.
  • Op termijn wordt er een nieuw gemaal geplaatst en een duiker aangelegd (aan de zuidoostzijde van het plangebied nabij de Gaarderstraat).
  • In het plangebied is sprake van een verbeterd gescheiden stelsel.
  • Een stuw nabij de Kreekrug maakt scheiding tussen het stadswater en het ecowater.
  • Langs de lintbebouwing aan de Zuideindseweg is sprake van een hoogwatersloot.
  • Het heloflietenfilter heeft een capaciteit van 1.000 m3 per dag. Dit wordt niet meegeteld als waterberging omdat er kunstmatig heen wordt gepompt.
  • De watergang ten noorden van de Exportweg wordt doorgetrokken naar de Zuideindseweg.
  • Het huidige ecowater in het plangebied wordt op termijn aangewezen als waterberging.

Ten aanzien van het laatste punt wordt opgemerkt dat uit het Waterhuishoudkundig raamplan voor Delfgauw van april 2006, met betrekking tot de wateropgave, blijkt dat in de waterstaatkundige eenheid Emerald / Ruyven een bergingstekort is van 3.244 m3. Dit stedelijk gebied heeft geen ruimte om nog meer oppervlaktewater ten behoeve van de berging te creëren. Om het gebied toch te laten voldoen aan de 325 m3 norm is dit alleen mogelijk door de berging van de ecoplas te benutten. Dit komt erop neer dat statistisch gezien eens in de 80 jaar er mogelijk stedelijk water in het ecowater geborgen wordt. Dat is alleszins acceptabel. Gezien de maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de totale waterkwaliteit te verbeteren (KRW, aansluiten glastuinbouw op riolering etc.) is de waterkwaliteit optimaler geworden. Aan de wateropgave kan worden voldaan door het eco-water voor de berging te gebruiken en aldus het theoretisch tekort van 3.244 m3 teniet te doen.

5.7.4 Bestemmingsverbeelding

Het bestemmingsplan Emerald gaat uit van het vastleggen van de bestaande situatie (afgezien van het bedrijventerrein Emerald). In dat kader wordt ook de bestaande situatie gerespecteerd. Hoofdwatergangen, alsmede structurele waterpartijen en vijvers met een waterbergende functie zijn bestemd tot 'Water'. Het bestemmingsplan laat, naast bedrijventerrein Emerald, geen rechtstreekse ontwikkelingen toe die leiden tot extra verharding binnen het plangebied.

5.8 Flora En Fauna

Natuurwetgeving

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het streekplan is uitgewerkt.

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit tabel 2 en tabel 3 van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor soorten uit tabel 3 en voor vogels met vaste verblijfplaatsen moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. De omgevingsvergunning kan alleen worden verkregen indien de ruimtelijke ontwikkeling een groot maatschappelijk belang vertegenwoordigt en er geen alternatieven voorhanden zijn. Voor soorten van tabel 2 geldt dat een omgevingsvergunning niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. De gedragscode voor de bouwsector is in april 2009 goedgekeurd en sindsdien toepasbaar. Ook voor beheer en onderhoud van openbaar groen en van oppervlaktewater zijn gedragscodes beschikbaar.

Onderhavig plangebied betreft de bebouwde kom van de kern Delfgauw. Hier is sprake van intensief ruimtegebruik en een vrij hoog verhardingspercentage. Naast de ontwikkeling van het bedrijventerrein Emerald laat het bestemmingsplan Emerald rechtstreeks geen nieuwe ontwikkelingen toe die getoetst dienen te worden in het kader van de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet.

5.8.1 Bedrijventerrein Emerald

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek dat is uitgevoerd voor het bedrijventerrein Emerald, zoals opgenomen in bijlage 4.

Huidige situatie

Het plangebied van het bedrijventerrein Emerald bestaat uit braakliggend terrein met zand, gras en wat opgaande beplanting en wordt aan drie zijden begrensd door watergangen.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied wordt een bedrijventerrein gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • bouwrijp maken;
  • verwijderen beplanting;
  • bouwwerkzaamheden.

Resultaten onderzoek

  • Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

  • Soortenbescherming

Het plan voor het bedrijventerrein Emerald maakt ingrepen mogelijk en kan een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van een omgevingsvergunning op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een bedrijventerrein. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Er zal geen omgevingsvergunning nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Zwaarder beschermde soorten worden niet verwacht in het plangebied.

De Flora- en faunawet zal de ontwikkeling van bedrijventerrein Emerald niet in de weg staan. Tevens vormt de Flora- en faunwet geen belemmering voor het overige deel van het bestemmingsplan aangezien het plan een conserverend karakter heeft, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

5.8.2 Conserverend deel plangebied

Voor het deel van het bestemmingsplan Emerald dat al gerealiseerd is, en waar dus conserverend wordt bestemd, wordt vastgesteld dat dit geen gevolgen heeft voor flora en fauna.

5.9 Luchtkwaliteit

In de nabijheid van wegen kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging. Deze luchtverontreiniging kan negatieve effecten op de gezondheid hebben.

5.9.1 Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Deze vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Daartoe zijn in de wet grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen opgenomen.

De grenswaarden zijn op basis van gezondheidskundige aspecten bepaald, maar ook onder de norm kunnen gezondheidseffecten optreden, zij het vooral bij mensen die er gevoelig voor zijn, zoals kinderen en ouderen. Bij concentraties onder de 40 mg/m3 neemt de kans op effecten wel geleidelijk af, al is voor fijn stof geen gezondheidskundige grenswaarde vast te stellen.

Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  1. a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Het NSL is de kern van de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteit. Dit programma moet de onderbouwing leveren van het “derogatieverzoek” van het Rijk aan de Europese Unie (EU). Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verbeteren om er voor te zorgen dat per 2011 respectievelijk 2015 wel overal in Nederland aan de grenswaarden wordt voldaan. Het Rijk coördineert het programma. De EU heeft echter nog geen besluit over het derogatieverzoek genomen.

AmvB en mr niet in betekenende mate

De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AmvB) en ministeriële regelingen (mr), waaronder de AmvB en mr niet in betekenende mate (NIBM). Deze AmvB en mr legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 ug/m3 voor zowel fijn stof en NO2.

NIBM projecten kunnen, juridisch gezien, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan.

5.9.2 Bedrijventerrein Emerald

Voor het bedrijventerrein Emerald is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dit was noodzakelijk omdat het bedrijventerrein Emerald op grond van een uit te werken bestemming wordt mogelijk gemaakt. Een van de voorwaarden daarbij is om te onderzoeken wat de gevolgen van de ontwikkeling zijn ten aanzien van de luchtkwaliteit.

Het luchtkwaliteitsonderzoek is opgenomen in bijlage 2. Uit de resultaten blijkt dat op alle onderzochte locaties wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof (zowel op grond van het Besluit luchtkwaliteit 2005 als de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen). De realisatie van het bedrijventerrein leidt tot een beperkte toename van de concentraties luchtverontreiniging stoffen. Deze toename leidt echter in geen geval tot een overschrijving van grenswaarden. Ter plaatse van de woningen in de directe omgeving van het plangebied liggen de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruimschoots onder de grenswaarden. Geconcludeerd wordt dat zowel het Besluit luchtkwaliteit 2005 als de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

5.9.3 Conserverend deel plangebied

Voor het overgrote deel van het plangebied geldt dat dit inmiddels is uitontwikkeld en nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk maakt. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.10 Externe Veiligheid

5.10.1 Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van één op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

(Beperkt) kwetsbare objecten

Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants (zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen).

Risicovolle activiteiten

In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Gevolgen voor dit bestemmingsplan

In het Bevi is vastgelegd dat voldaan moet worden aan de eisen van het besluit bij nieuwe activiteiten/situaties. Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van of veranderen van inrichtingen of projecteren van nieuwe bestemmingen. Ook bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan, inclusief de goedkeuring daarvan, dient de externe veiligheid te worden beoordeeld. Ondanks het feit dat het dus in het onderhavige bestemmingsplan gaat om een beheersmatige aanpak en dat daarmee de bestaande situatie wordt vastgelegd zonder ontwikkelingen, is een aanvullende beoordeling verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp00011069-4001_0008.png"
Figuur 8. Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

5.10.2 Emerald

Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg/spoor/water en buisleidingen. Ten zuiden van het plangebied ligt een ammoniakopslag aan de Laan Van Ruyven 1 te Delfgauw. Aan de Overslagweg 3 ligt BASF Coating, valt onder de categorie 'Overig'. Om beide gebieden is een inrichtingsgrens aangegeven. Ten westen van het plangebied ligt de snelweg A13.

De inrichtingen die volgens de risicokaart risico's met zich mee kunnen brengen in het kader van externe veiligheid, zijn op voldoende afstand gelegen van de woonwijk. Dit geldt ook voor de afstand van de woonwijk tot de A13. In principe verandert er niets aan het aantal mensen in het woongebied, omdat het bestemmingsplan binnen het woongebied geen ontwikkelingen mogelijk maakt. Wel maakt het bestemmingsplan Emerald de ontwikkeling van het bedrijventerrein Emerald mogelijk.

Onderzoek

Uit informatie van de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (AVIS 2003) en het eindrapport Basiswet Weg blijkt dat er gevaarlijke stoffen worden vervoer over de A13. De PR 10-6-contour ligt niet buiten de weg en het Ga is minder dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Als gevolg van het plan zal de personen dichtheid in het gebied en daarmee het Ga iets toenemen, maar deze toename zal in geen geval tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde leiden. Op basis van de vigerende Circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.

In de directe omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen door buisleidingen vervoerd en zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen.

Verantwoording groepsrisico

Bij de verantwoording van het groepsrisico spelen de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid een belangrijke rol. Over het algemeen zijn de personen binnen het plangebied voldoende zelfredzaam. Er bevinden zich geen functies waar zich grote groepen minder zelf redzame personen bevinden zoals bejaardentehuizen, ziekenhuizen en kinderdagverblijven. Daarnaast is sprake van laagbouw, welke gemakkelijker is te ontvluchten dan hoogbouw. Het plangebied kan van de risicobron (A13) af worden ontvlucht. De ontsluitingswegen hebben voldoende capaciteit om het gebied te kunnen evacueren en om hulp dienstverlening het gebied in te laten komen.

Het plan voor het bedrijventerrein Emerald is voor advies voorgelegd aan de regionale brandweer. Het advies is opgenomen in bijlage 3. De regionale brandweer beschrijft een aantal maatregelen waarmee risico's kunnen worden verkleind en de zelfredzaamheid en hulpverlening kunnen worden bevorderd. Voor verschillende maatregelen op gebouw niveau en op het gebied van risico communicatie is het niet mogelijk om deze in het bestemmingplan te verankeren. Dat geldt ook voor de hoeveelheid bluswater. Bij de verdere uitwerking van de plannen voor het bedrijventerrein Emerald dient aandacht te worden besteed aan deze aspecten. Wel is in het bestemmingsplan een tweede ontsluiting opgenomen ten behoeve van hulpdiensten (calamiteitenontsluiting).

Gezien het voorgaande en het feit dat het groepsrisico meer dan een factor 10 onder de oriënterende waarde ligt, wordt de realisatie van het plan op deze locatie aanvaardbaar geacht.

Conclusie

De plannen voor het bedrijventerrein Emerald voldoet aan de normstelling en het beleid ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitwerking van het plan niet in de weg.

Ten aanzien van het overige gedeelte van het plangebied kan worden vastgesteld dat de actuele situatie wordt vastgelegd. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die gevolgen hebben voor het aspect externe veiligheid.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de bestaande situatie in Emerald en gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van de projectlocatie (bedrijventerrein Emerald) juridisch is vertaald.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Hieronder vallen een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de toepassing van een omgevingsvergunning en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Pijnacker - Nootdorp. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

6.2 De Verbeelding

De verbeelding is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Dit uit zich met name in de structuur en verbeelding. De verbeelding is opgebouwd en gecodeerd volgens IMRO 2008 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2008. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehorende kleurgebruik etc. Tot slot is zoveel mogelijk aangesloten bij de standaardregels van Pijnacker-Nootdorp.

6.3 Bestemmingsregels

De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk I bevat de algemene voor de gehele projectlocatie geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk II regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk III bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene regels afwijking bestemmingsplan en vervolgens de algemene procedureregels. Tot slot komt in hoofdstuk IV de slotbepaling aan bod.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd welke in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de verschillende maten die bij het bouwen in acht worden genomen, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch - Weide (artikel 3)

De gronden met de bestemming 'Agrarisch - Weide zijn bedoeld voor een weide, het hobbymatig gebruik van de gronden en sloten en andere watergangen. Ten behoeve van het schuilen van kleinvei mag er, binnen de gestelde voorwaarden, bebouwing worden opgericht.

Bedrijf - 1 (artikel 4)

Binnen deze bedrijfsbestemming worden er twee verschillende bedrijfscategorieën weergegeven. Hierbij gaat het om bedrijven die vallen binnen de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bedrijven die vallen binnen de categorieën 1 t/m 3.1. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd conform de in de regels opgenomen maximale bouwhoogte van 15 meter.

In dit artikel zijn tevens afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze zien toe op de mogelijkheid om een andersoortig bedrijf te realiseren en de afwijkingsmogelijkheid om detailhandelsvestigingen te realiseren binnen de bestemming. De voorwaarden om van deze afwijkingsmogelijkheden gebruik te maken zijn opgenomen in de regels.

Bedrijf - 2 (artikel 5)

De bestemming 'Bedrijf - 2' is grotendeels gelijk aan die van 'Bedrijf - 1' met dien verstande dat de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste 70% mag bedragen van het bouwperceel. Tevens is opgenomen dat binnen de bestemming ontsluitingswegen met een breedte van tenminste 7 meter en ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook kunnen worden gerealiseerd, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden.

Bedrijf - Uit te werken (artikel 6)

De bestemming 'Bedrijf - Uit te werken' is afkomstig uit het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ruyven' (vastgesteld 27 november 2008) en is analoog aan de in dat bestemmingsplan opgenomen bestemming 'Bedrijven - Uit te werken'. Om meer flexibiliteit te bieden is de mogelijkheid toegevoegd om water binnen de bestemming te realiseren.

De bestemming ziet toe op het terrein ten zuiden van het terrein van Rijkswaterstaat (bestemming 'Maatschappelijk) en maakt het mogelijk om hier bedrijven te realiseren. Tevens zijn er diverse mogelijkheden voor het college van burgemeester en wethouders om een afwijkingsbepaling op te nemen in een op te stellen uitwerkingsplan.

De gronden mogen pas worden uitgewerkt als de ontsluiting van dat terrein op de bestaande wegenstructuur van het bedrijvenpark (dus niet via de Rijksstraatweg) verzekerd is. De meest voor de hand liggende oplossing daarvoor is via het terrein van Rijkswaterstaat. Het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ruyven' voorziet daar ook in. Daarnaast is er de mogelijkheid om een ontsluiting aan te leggen ter plaatse van de (hoofd)watergang die onder meer om de locatie heen loopt. Die oplossing ziet toe op het dempen van de bestaande (hoofd)watergang, het op die plaats aanleggen van een weg en het graven van vervangend water.

Detailhandel (artikel 7)

In het plangebied is een tuincentrum gelegen. Dit centrum heeft de bestemming 'Detailhandel' gekregen. De bepaling zijn conform het bestemmingsplan 'Duurzame glastuinbouwgebieden'.

Gemengd (artikel 8)

De gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn bestemd voor diverse doeleinden. Detailhandel, horecabedrijven en onderwijs zijn slechts mogelijk ter plaatse van de daarvoor bepaalde aanduiding. Daarnaast zijn er binnen deze bestemming woningen, maatschappelijke voorzieningen en kantoor- en praktijkruimten voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep toegestaan.

Groen (artikel 9)

Binnen de bestemming 'Groen' zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterlopen, fiets- en voetpaden en dergelijke. Tevens is het ter plaatse van de betreffende aanduiding mogelijk om een ijsbaan of een kas te realiseren. Daarnaast is het in het gebied waar de bedrijven gevestigd zijn, toegestaan om ter plaatse van de aanduiding te parkeren in de bestemming 'Groen'.

Maatschappelijk (artikel 10)

De bestemming 'Maatschappelijk' is gelegen op de gronden van Rijkswaterstaat, zij beheren hier een werkterrein. Dit terrein wordt als zodanig bestemd. In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om de gronden te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 1'.

De wijzigingsbevoegdheid is afkomstig uit het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ruyven'. Dit plan is vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders op 27 november 2008. De mogelijkheden die de wijzigingsbevoegdheid biedt zijn direct overgenomen uit dit bestemmingsplan, voor de motivatie achter deze wijzigingsbevoegdheid wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ruyven'.

Tuin (artikel 11)

Binnen de bestemming 'Tuin' is het niet toegestaan om gebouwen te bouwen. Slechts aan- en uitbouwen, erkers, serres, luifels, dakoverstrekken, balkons en andere gebouwen op de begane grond behoren binnen deze bestemming tot de mogelijkheden. Bovendien is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren.

Binnen de bestemming 'Tuin' is het tevens toegestaan om te parkeren.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 12)

De voor 'Verkeer' aangeduide gronden zijn bedoeld voor verkeersdoeleinden zoals woonstraten, parkeervoorzieningen, paden en dergelijke. Binnen deze bestemming mogen slechts een beperkt aantal gebouwen worden gebouwd, dit betreffen slechts ondergeschikte gebouwen zoals abri's en kabelkasten.
Verkeer - Wegen (artikel 13)

De wegen in de woonwijken hebben de bestemming 'Verkeer - Wegen' gekregen. Deze bestemming maakt een flexibele invulling van de openbare ruimten mogelijk, door onder andere groen, water, verhardingen en kunstwerken mogelijk te maken.

Water (artikel 14)

De gronden met de bestemming 'Water' zijn uitsluitend bedoeld voor waterberging en aanverwante zaken. Behoudens bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, mag er niet gebouwd worden. Ter plaatse van de aanduiding 'brug', is een brug toegestaan ten behoeve van een calamiteitenroute.

Wonen -1 (artikel 15)

Binnen de bestemming 'Wonen - 1' is het toegestaan om woningen en zaken als aan- of uitbouwen en dakopbouwen te realiseren. Daarnaast is beroep aan huis in zowel de woningen toegestaan, met de daaraan verbonden beperkingen.

Voor de woningen gelden een aantal bouwregels. De goot- en bouwhoogtes van de woningen worden weergegeven op de verbeelding. Daarnaast wordt op de verbeelding weergegeven om welk woningtype het gaat zoals vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneengebouwd. Tevens zijn er bouwregels opgenomen voor bijvoorbeeld dakopbouwen en aan- of uitbouwen.

Dakopbouwen zijn binnen het plangebied toegelaten, wanneer deze voldoen aan de bouwregels. Op de verbeelding zijn drie aanduidingen opgenomen waar afwijkende bouwregels voor gelden. Dit betreffen de aanduidingen 'wro-zone - ontheffingsgebied 1', 'wro-zone - ontheffingsgebied 2' en 'wro-zone - ontheffingsgebied 3'. Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning zijn op deze locaties dakopbouwen toegestaan. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning dient de economische uitvoerbaarheid te zijn verzekerd. Degene die een dakopbouw realiseert ter plaatse van deze aanduidingen zal een planschadeovereenkomst moeten afsluiten, waaruit blijkt dat de aanvrager eventuele planschade voor zijn of haar rekening neemt.

Wonen - 2 (artikel 16)

Voor de woningen aan de oostzijde van het plangebied geldt de bestemming 'Wonen - 2'. Voor deze tweede woonbestemming is gekozen, aangezien deze woningen vanuit stedenbouwkundig oogpunt wezenlijk anders zijn dan de woningen in 'Wonen - 1'.

Waarde - Archeologie 1, 2 en 3 (artikel 17, 18 en 19)

Op de gronden van het bestemmingsplan 'Emerald' gelden verschillende archeologische waarden. Op grond van de gemeentelijk archeologische verwachtings- en beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 3 verschillende waarden, deze zijn als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie terug te vinden in het bestemmingsplan.

  • dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2: hoge verwachtingswaarde met een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij een maximale verstoring van 100 m² en 0,30 m –MV.
  • Dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3: middelhoge/lage verwachtingswaarde met een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij een maximale verstoring van 200 m² en 0,3 m –MV.
  • Dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3: middelhoge/lage verwachtingswaarde met een vrijstelling van archeologisch onderzoek bij een maximale verstoring van 200 m² en 1 m –MV.

Als uit archeologisch onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden worden aangetoond, kunnen deze terreinen door middel van een wijzigingsbevoegdheid van Burgemeester en wethouders van deze dubbelbestemming worden ontheven.

Mocht uit archeologisch onderzoek blijken dat er wel archeologische waarden aanwezig zijn en behoud in situ is door middel van planaanpassing niet mogelijk, en er naar het oordeel van Burgemeester en wethouders zwaarwegende argumenten zijn om het plan uit te voeren, dan worden de archeologische waarden eerst veilig gesteld door de oudheidkundige resten op te graven.

Waarde - Ecologie (artikel 20)

De bestemming 'Waarde - Ecologie' betreft een dubbelbestemming waarin de bescherming van het ecologisch netwerk en wettelijk beschermde groeiplaatsen van plantensoorten en verblijfplaatsen van diersoorten wordt geregeld. De regels binnen deze dubbelbestemming bepalen dat het bouwen, gebruik en toestaan van andere werkzaamheden alleen mogelijk is, indien deze geen afbreuk doen aan het ecologisch netwerk en de beschermde groei- en/of verblijfplaatsen.

Waterstaat - Waterkering (artikel 21)

In het plangebied heeft een deel van het gebied de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. In deze bestemming worden zowel bouwbepalingen als gebruiksbepalingen gegeven ten aanzien van de waterkering. Bovendien worden er bouwbepalingen en gebruiksbepalingen gegeven voor de aanvullende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling (artikel 22)

In dit artikel is opgenomen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Algemene bouwregels (artikel 23)

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen omtrent bestaande goothoogten, oppervlaktes en dergelijke.

Algemene gebruiksregels (artikel 24)

Dit artikel ziet toe op hetgeen dat wordt gezien als verboden gebruik.

Algemene afwijkingsregels (artikel 25)
In dit artikel zijn enkele algemene afwijkingsregels opgenomen, toepassing van deze mogelijkheid tot afwijking is de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

Algemene wijzigingsregels (artikel 26)

Dit artikel ziet toe op algemene wijzigingen alsmede de mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de Staat van bedrijfsactiviteiten en de bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder. Tevens is in dit artikel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemmingen 'Groen', 'Water', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Verkeer - Wegen' binnen dit bestemmingsplan onder voorwaarden kunnen worden gewijzigd naar de bestemmingen 'Wonen -1', 'Wonen - 2' en 'Tuin'. Hiermee kunnen publieke gronden worden gewijzigd naar particulier gebruik.


Algemene procedureregels (artikel 27)

Indien er sprake is van toepassing van een omgevingsvergunning die onderdeel uitmaakt van het plan, is er een procedure vastgesteld. Deze is opgenomen in dit artikel. Voor de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid wordt verwezen naar de procedure als bedoeld in artikel 3.9a Wro.

Hoofdstuk 4

Overgang- en slotregels (artikel 28)

Dit artikel handelt over het overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken en het gebruik.

Slotregel (artikel 29)

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidig gebruik, het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is ook van belang invulling te geven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen in het plangebied. Er worden, behoudens het bedrijventerrein Emerald, geen nieuwe bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan brengt als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid (voor wat betreft het conserverende gedeelte van het plan) van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak heeft plaatsgevonden volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure. Het resultaat van de inspraak is verwoord in een inspraakverslag. Deze is als separate bijlage bij onderhavig bestemmingsplan gevoegd.

8.3 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. De reacties van deze instanties zijn in dit plan verwerkt, voor zover relevant.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaats gevonden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode heeft een ieder zijn zienswijzen kenbaar kunnen maken tegen het plan. Het plan zal daarna gewijzigd, ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad. De gemeenteraad van de gemeente Pijnacker - Nootdorp heeft het bestemmingsplan Emerald gewijzigd vastgesteld op 30 mei 2013.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Inrichtingen Wet Geluidhinder

Bijlage 2 Inrichtingen Wet geluidhinder

Bijlage 3 Staat Van Horeca Activiteiten

Bijlage 3 Staat van horeca activiteiten

Bijlage 4 Parkeernormen

Bijlage 4 Parkeernormen

Bijlage 1 Reactienota

Bijlage 1 Reactienota

Bijlage 2 Nota Van Zienswijzen En Staat Van Wijzigingen

Bijlage 2 Nota van zienswijzen en staat van wijzigingen