Vlielandseweg 2013
Bestemmingsplan - Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Vastgesteld op 13-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 het plan
het bestemmingsplan Vlielandseweg 2013 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp000120076-4001 met de bijbehorende regels met eventuele bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bedrijf
inrichting waar de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid, plaatsvindt.
1.8 bedrijf aan huis
het in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
- 1. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
- 2. die geen horeca of detailhandel zijn:
- a. behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
- b. en behoudens het via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaatsvindt.
1.9 bedrijfsgebouw
een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning.
1.10 bedrijfsvloeroppervlakte
de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen.
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein dat bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.12 beroep aan huis
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
1.13 bestaand bouwwerk
bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwlaag
voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak).
Een kap/schuin dakvlak, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap/schuin dakvlak, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
NB: onder het 'theoretisch profiel van een kap' wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 brutovloeroppervlakte
de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt een horecabedrijf of een winkel op internet waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via internet, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaatsvindt, niet als detailhandel aangemerkt.
1.24 erker
een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt.
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.27 huishouden
Een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.
1.28 kantine
een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming.
1.29 onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.30 peil
het punt waar vanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:
- 1. de hoogte van de kruin van de weg:
in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen; - 2. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw.
1.31 parkeernormen
vanwege de wijziging in de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) waarbij parkeernormen per 1 juli 2013 niet meer in de bouwverordening mogen worden opgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen en herzieningen van bestemmingsplannen parkeernormen op genomen, middels een (uit de op dat moment vigerende) Nota Parkeernormen. Deze normen zijn als bijlage 2 opgenomen.
1.32 plaatsgebonden risico
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
1.33 raamprostitutiebedrijf
een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen.
1.34 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf.
1.35 verbeelding
de visuele weergave van de bestemmingen van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan.
1.36 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens.
1.37 voorgevel
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.
1.38 voorgevelrooilijn
de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn.
1.39 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Glastuinbouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. glastuinbouwbedrijven;
- b. erftoegangs- en overige wegen, niet zijnde gebiedsontsluitingswegen;
- c. watergangen en waterpartijen;
- d. groenvoorzieningen; en
- e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie: | ter plaatse van de aanduiding: |
1 of 2 | bedrijf tot en met categorie 2 |
schroothandel in ijzer en lood | specifieke vorm van bedrijf - 1 |
- b. bij het bedrijf behorende wegen met bijbehorende paden en bermen;
- c. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen behorende bij een bedrijf en een kantine;
- d. verkoop via internet van diensten en producten, waarbij ter plaatse geen uitstallings- en verkoopruimte aanwezig is voor rechtstreekse verkoop en aflevering aan consumenten;
een en ander met uitzondering van:
- 1. detailhandel;
- 2. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Inrichtingen Wet geluidhinder.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 4.1, onder a, ten behoeve van andere bedrijven, mits per geval is aangetoond dat het betreffende andere bedrijf, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 4.1, onder a en in de parkeerbehoefte is voorzien.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen- en speelvoorzieningen;
- b. watergangen en -partijen en bijbehorende;
- c. fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen; en
- d. geluidswerende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waaronder begrepen geluidswerende voorzieningen, bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten | 8 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw | 2 m |
erf- of perceelafscheidingen - 1 m achter voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied mits redelijke eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen | 1 m |
geluidswerende voorzieningen | 6 m |
speeltoestellen | 6 m |
overige andere bouwwerken | 3 m |
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1 is het parkeren van auto's uitsluitend toegestaan waar een in- of uitritvergunning is verleend.
Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, met ten hoogste twee rijstroken;
- b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidswerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- c. parkeerstroken en -voorzieningen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. bermen, en andere groenvoorzieningen;
- f. watergangen , bruggen, fietstunnels en duikers; en
- g. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijking van de gebruiksregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden onbebouwde gronden als bedoeld in lid 9.1 te gebruiken voor het parkeren van auto's.
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 11 Waarde - Archeologie - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
15.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
- c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
- d. het gebruik van aan- en bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
- b. de bouw van geluidswerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;
- c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
17.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
17.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
17.3 Wijziging bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder
Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 Inrichtingen Wet geluidhinder wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van Besluit Omgevingsrecht (BOR).
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Vlielandseweg 2013' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat informatie over het plangebied, het nut en de noodzaak van de ontwikkelingen waarin het plan voorziet, de vigerende plannen, de planvorm en de leeswijzer.
1.1 Aanleiding
Het voorliggende bestemmingsplan vormt de planologische regeling voor het gebied Vlielandseweg 2013 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Het plan voorziet in de bestemmingslegging van 3 gebieden aan de Vlielandseweg:
- Het pand en omliggende gronden op het adres Vlielandseweg 24A krijgt een bedrijfsbestemming, aangezien op de percelen in het vigerende bestemmingsplan ten onrechte een woonbestemming is opgenomen.
- Locatie achter Vlielandseweg 123-129 behoudt de huidige agrarische bestemming (conserverend).
- Vlielandseweg 131-139, deze percelen behouden de huidige bestemmingen (conserverend).
Met dit bestemmingsplan wordt aan de actualiseringsverplichting vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voldaan. Deze wetgeving verplicht om eens in de 10 jaar een bestemmingsplan te actualiseren.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit 3 gebieden aan de Vlielandseweg.
De Vlielandseweg ligt in het noordoosten van Pijnacker, tussen de kern en het bedrijventerrein 'De Boezem'. In figuur 1.1 is de ligging en begrenzing van het bestemmingsplan Vlielandseweg 2013 weergegeven.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het plangebied vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd |
Boezem & Boezemvaart | 27-11-2008 | 26-02-2009 |
Buitengebied | 27-11-1975 | (ged.) 10-11-1976 |
Vlielandseweg en omgeving | 13-12-1973 | 19-02-1975 |
Bij inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan vervangt dit bestemmingsplan deze plannen voor zover gelegen binnen het plangebied.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten: regels, verbeelding en toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status, maar dient ter motivering en verduidelijking van hetgeen in de verbeelding is geregeld.
In hoofdstuk 2 van de toelichting is een gebiedsbeschrijving opgenomen van het plangebied. Vervolgens zijn in hoofdstuk 3 de ontwikkelingen binnen het plangebied beschreven. De koppeling naar het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels is opgenomen in hoofdstuk 4. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan wordt besproken in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 7 ten slotte bevat de toetsing van het plan aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals cultuurhistorie, archeologie en ecologie.
Hoofdstuk 2 Gebiedsomschrijving
Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving. Het plangebied bevindt zich langs de Vlielandseweg. De Vlielandseweg is een ontsluitingsweg voor de kern Pijnacker in noordelijke richting. Langs de Vlielandseweg staan met name woningen. Ten oosten van de Vlielandseweg zijn enkele bedrijfspanden gevestigd, achter de woningen. In het noordelijke deel zijn ten westen van de Vlielandseweg enkele glastuinbouwbedrijven gevestigd. Het plangebied bestaat uit een aantal deelgebieden, deze worden hieronder per deelgebied beschreven.
2.1 Vlielandseweg 24 / 24a
Het pand op het adres Vlielandseweg 24 betreft een woning. De woning is haaks op de Vlielandseweg georiënteerd en heeft één bouwlaag met een schuine kap. Achter deze woning op het adres Vlielandseweg 24A zijn een kleinschalig bedrijfsverzamelgebouw en een bedrijfsgebouw gevestigd.
2.2 Perceel Vlielandseweg Achter 123-129
Dit betreft het agrarische perceel achter de woningen aan de Vlielandseweg 123-129. Het perceel bestaat op dit moment uit graslanden en een kas. Het perceel wordt aan de noordzijde begrensd door een watergang / sloot en graslanden. Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door de achterzijde van de woningen aan de Vlielandseweg. Woningen aan de Vlielandseweg begrenzen het plangebied aan de zuidelijke zijde en de spoorlijn begrenst het plangebied aan de westelijke zijde.
2.3 Vlielandseweg 131-139
De panden aan de Vlielandseweg 133-139 zijn woningen. Het pand aan de Vlielandseweg 131 betreft een bedrijfspand met kantoor. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Vlielandseweg en aan de westzijde door een watergang.
Hoofdstuk 3 Ontwikkelingen Binnen Het Gebied
3.1 Vlielandseweg 24/24a
Binnen dit gebied worden geen ontwikkelingen voorzien. Het betreft het toekennen van een bedrijfsbestemming op een perceel dat ten onrechte als 'Wonen' bestemd is in het vigerende bestemmingsplan.
3.2 Perceel Vlielandseweg Achter 123-129
De gronden op deze locatie hebben een glastuinbouwbestemming. In het verleden is met de eigenaren gesproken over de ontwikkeling van deze locatie. Daarbij ging de gedachte uit naar woningbouw. Ook recent (eind 2012 en begin 2013) is met de eigenaren gesproken over de invulling van deze locatie. De visie van de gemeente daarop en de ontwikkelingswens van de eigenaren liepen echter zo ver uiteen dat de wijzigingsbevoegdheid die aanvankelijk in het voorontwerpbestemmingsplan is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan is geschrapt.
3.3 Vlielandseweg 131-139
Binnen dit gebied zijn geen ontwikkelingen voorzien. Het betreft een consoliderend deel van het bestemmingsplan. De bestaande woningen en het bedrijf zijn positief bestemd.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in hoofdstuk 2 en 3 beschreven elementen en de verbeelding met bijbehorende regels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en de legenda.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele aanlegregels, uitwerkingsregels, nadere eisen, ontheffing- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken met eventueel bijbehorende bebouwingspercentages, bouwvolumes en/of aanduidingen. Verticale begrenzing van de bouwmogelijkheden geschiedt door het aangeven van de maximale goot- en bouwhoogte.
Uitgangspunt voor de regels zijn de standaardregels van de gemeente Pijnacker-Nootdorp 2012. Indien wordt afgeweken van deze standaardregels is dit opgenomen in paragraaf 4.2.
4.1 Inleidende Regels
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen (Artikel1) en de wijze van meten (Artikel 2).
4.2 Bestemmingsregels
Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
Deze gronden zijn bestemd voor een glastuinbouwbedrijf, erftoegangs- en overige wegen, watergangen en waterpartijen, groenvoorzieningen, en bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
Op en in de gronden mogen uitsluitend kassen en andere bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd. Gebouwen, watersilo's, warmteopslagtanks en waterbassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Conform de regels uit het bestemmingsplan 'Duurzame glastuinbouwgebieden' zijn wijzigingsbevoegdheden overgenomen voor het wijzigen van de goothoogte voor kassen en andere bedrijfsgebouwen, het wijzigen van afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor bouwwerken en waterbassins, het wijzigen naar de bestemming Water en het wijzigen naar de bestemming Bedrijf ten behoeve van nutsvoorzieningen.
Artikel 4 Bedrijf
Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven. Met een aanduiding is op de verbeelding aangegeven welke categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan. Eén bedrijf dat nu gevestigd is voldoet niet aan deze categorie en is met een specifieke aanduiding aangeduid.
Tevens zijn de gronden bestemd voor bij het bedrijf behorende wegen met bijbehorende paden en bermen, groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen behorende bij een bedrijf en een kantine. Ook verkoop via internet van diensten en producten, waarbij ter plaatse geen stallings- en verkoopruimte aanwezig is voor rechtstreekse verkoop en aflevering aan consumenten.
Op en in deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen en andere bouwwerken. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'.
Artikel 5 Groen
Deze gronden zijn bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, watergangen en -partijen en bijbehorende fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen, en geluidswerende voorzieningen.
Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken, waaronder begrepen geluidswerende voorzieningen, bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
Artikel 6 Tuin
Deze gronden zijn bestemd voor tuinen.
Op en in deze gronden mogen uitsluitend aan een hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair worden gebouwd.
Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer
Deze gronden zijn bestemd voor wegen, met ten hoogste twee rijstroken, voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidswerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, parkeerstroken en -voorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen, en andere groenvoorzieningen, watergangen , bruggen, fietstunnels en duikers, en bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Op deze gronden mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen en bij de bestemming behorende andere bouwwerken worden gebouwd.
Voor gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen. De bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en - regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.
Artikel 8 Water
Deze gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.
Op deze gronden mogen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken, en bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 9 Wonen
Deze gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis.
Op en in deze gronden mogen uitsluitend woningen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd.
Woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens en mogen uitsluitend worden gebouwd op de aangegeven bouwwijze. De goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.
Artikel 10 en 11 Waarde Archeologie - 1 en - 2
Op basis van het archeologisch beleid van de gemeente zijn aan het plangebied dubbelbestemmingen toegekend. Met deze dubbelbestemmingen wordt geregeld dat er uitsluitend werken en werkzaamheden uitgevoerd mogen worden, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast. Binnen het plangebied is er sprake van 2 verschillende archeologische verwachtingswaarden, waarbij per verwachtingswaarde andere verstoringsoppervlaktes en -dieptes gelden wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
Dit artikel is bedoeld om de belangen van de waterkering (kernzone) en de naastgelegen beschermingszone planologisch te regelen. Het artikel behelst een bouwverbod voor de onderliggende bestemming. Via een ontheffingsregeling kan bebouwing worden gerealiseerd, vooropgesteld dat advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
4.3 Algemene Regels
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels.
4.4 Overgangsrecht En Slotregels
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik (Artikel 18). Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Ook is een strafbepaling opgenomen voor overtreding van de gebruiksbepalingen.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inspraak En Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 15 november 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Ook is het plan via de gemeentelijke internetsite te raadplegen geweest. Binnen voornoemde termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Dat kon schriftelijk, mondeling en digitaal via de website van de gemeente. Als onderdeel van de inspraakprocedure is op 27 november 2012 een inloopbijeenkomst georganiseerd in het bestuurscentrum aan de Emmastraat. Tijdens deze bijeenkomst (circa 20 belangstellenden) hebben de bezoekers kennis kunnen nemen van het plan en de procedure en is op individueel niveau een toelichting gegeven op diverse planonderdelen.
Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan naar alle betrokken overleginstanties gestuurd in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Naar aanleiding van het voorontwerp zijn vier inspraakreacties ontvangen, alsmede vier reacties van betrokken andere overheden. Het (voorlopige) standpunt van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de ingediende inspraak- en vooroverlegreacties is verwoord in de Notitie van beantwoording inspraak- en overlegreacties voorontwerpbestemmingsplan 'Vlielandseweg 2013', zie bijlage 1.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 6 Ruimtelijk Beleid
In dit hoofdstuk is een samenvattend overzicht opgenomen van de beleidsdocumenten die ruimtelijk relevant zijn en daarmee ook relevant voor dit bestemmingsplan. Allereerst wordt een overzicht gegeven van het externe beleid, daarna volgt een overzicht van het interne beleid. Dit overzicht is niet uitputtend maar geeft wel het kader waarbinnen het bestemmingsplan moet worden opgesteld.
6.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) en Barro
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Nationale belangen
Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:
- 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
- 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
- 3. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- 4. Ruimte voor behoud en versterking van (inter) nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- 5. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
6.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Structuurvisie (2010, herziening 2011)
De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de provincie de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040.
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
De visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie
De provincie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken.
Dit overwegend conserverende bestemmingsplan dat kleinschalige 'nieuwe' stedelijke functies toestaat past binnen het beleid uit de Provinciale Structuurvisie.
Verordening Ruimte (2010, geconsolideerde versie)
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Wat er voor nodig is om dit te realiseren is opgenomen in de uitvoeringsagenda. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend. Het gedeelte dat kleinschalige 'nieuwe' stedelijke functies toestaat ligt binnen de bebouwingscontour. Binnen het stedelijk gebied zijn uitbreiding of nieuwvestiging van stedelijke functies toegestaan. Dit overwegend consoliderende bestemmingsplan dat kleinschalige 'nieuwe' stedelijke functies toestaat voldoet aan de Verordening Ruimte.
6.3 Gemeentelijk Beleid
Pit! Structuurvisie anno 2009
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De Wro verplicht gemeenten om vanaf die datum over een vastgestelde structuurvisie te beschikken. De structuurvisie is het bestuurlijke document dat richting geeft aan de inzet van gemeentelijke juridische bevoegdheden. Op gemeentelijk niveau wordt de structuurvisie vertaald naar juridisch bindende bestemmingsplannen. De Structuurvisie vormt het kader voor verdere planologische ontwikkelingen en legt daarmee de basis voor het overleg met andere overheden.
Het plangebied is aangeduid als bestaande woonkern. Dit overwegend consoliderende bestemmingsplan dat kleinschalige woningbouw toestaat is in overeenstemming met de Structuurvisie.
Beleidsplan Duurzaam Pijnacker-Nootdorp 2008
In het Coalitieprogramma 2006 - 2010 en de startnotitie van 10 mei 2007 heeft de raad van Pijnacker-Nootdorp een beleidskader gevraagd voor een duurzame ontwikkeling van de gemeente. Bovendien geeft het Klimaatakkoord van 12 november 2007, afgesloten tussen rijk en VNG, de noodzaak aan om een lokaal beleidskader te formuleren.
Bij een duurzame ontwikkeling van Pijnacker-Nootdorp gaat het om de samenhang tussen economische, sociaal-culturele en ecologische aspecten ter voorkoming van afwenteling van ongewenste effecten naar andere beleidsvelden en/of naar de toekomst én om het integreren van het beleid voor die aspecten. Pijnacker-Nootdorp realiseert zich dat, indien de nadruk te veel ligt op één van die aspecten, zonder te letten op de gevolgen voor de andere aspecten, het op den duur nadelig is voor alle aspecten. Duurzaamheid zoekt een meerwaarde door deze aspecten telkens in samenhang te bezien. Pijnacker-Nootdorp wil een klimaatbestendige en duurzame gemeente zijn waar personen, huishoudens en bedrijven zich kunnen ontplooien, zonder afwenteling op andere mensen, regio's of volgende generaties en dat recht doet aan de lokale flora en fauna en de onderlinge samenhang daarvan.
De gemeente Pijnacker-Nootdorp wil dit bereiken door in te zetten op de volgende beleidsspeerpunten:
- duurzaam bouwen: De huidige bouwopgave wordt waar mogelijk op een duurzame wijze verder afgemaakt;
- energiebewust: bijdragen aan een verregaande energiebesparing van jaarlijks 2% per inwoner en meer toepassingen van duurzame energie;
- CO2 neutraal: alle energie voor warmte en koeling van nieuwe woningen wordt in 2020 CO2 neutraal opgewekt;
- een groene en natuurrijke gemeente: verstandig omgaan met de groene ruimte en streven naar een toename van het aantal planten- en diersoorten in 2020;
- een gezond leefmilieu: De luchtkwaliteit in Pijnacker-Nootdorp moet in 2020 ten minste aan de geldende Europese normen voldoen;
- duurzaam inkopen: De gemeente past bij al haar inkoop en aanbestedingen duurzaamheidscriteria toe. De gemeente werkt toe naar 100% duurzaam inkopen in 2015;
- mobiliteit: maximaal benutten van de mogelijkheden van fietsgebruik, openbaar vervoer en alternatieve motorbrandstoffen.
De beleidsvisie is aan de hand van de speerpunten opgebouwd. Het zijn de keuzen waar Pijnacker-Nootdorp zich sterk voor maakt. Kenmerkend zijn het integraal benaderen van de verschillende aspecten en de aandacht voor de nabije en verdere toekomst.
Overig gemeentelijk beleid
Overig gemeentelijk beleid met betrekking tot dit bestemmingsplan in de gemeente Pijnacker-Nootdorp is onder meer:
- Antennebeleid;
- Beleidsnotitie archeologie;
- Beleid hogere grenswaarde;
- Uitvoeringsprogramma ecologische kaart;
- Nota grondbeleid;
- Nota ruimtelijke ordeningsbeleid;
- Kadernota Wonen, zorg en welzijn 2007;
- Waterhuishoudkundig Raamplan.
In de toelichting wordt bij de betreffende thema's, voor zover relevant, ingegaan op bovenstaand beleid.
Hoofdstuk 7 Milieuonderzoek
In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies. In elke paragraaf komt achtereenvolgens een korte beschrijving van de beoogde ontwikkeling aan de orde in relatie tot het betreffende milieuaspect. Vervolgens wordt de conclusie van het onderzoek vermeld en de aanvaardbaarheid van het plan, gelet op de uitkomsten van dit onderzoek en de normstelling en het beleid.
In de bijlagen is (indien van toepassing) het volledige onderzoek opgenomen met een korte weergave van het relevante toetsingskader (de wettelijke normstelling en het beleid) en een verantwoording van het uitgevoerde onderzoek met de onderzoeksconclusies.
7.1 Bodem
Beleid en Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Figuur 7.1 Bodemkwaliteit in het plangebied (www.bodemloket.nl)
Onderzoek
Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied Vlielandseweg 24/24a en 131-139 historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. In deze delen van het plangebied vinden geen functieveranderingen plaats waarbij rekening gehouden dient te worden met de bodemkwaliteit.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit levert geen belemmering op voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
7.2 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Ten slotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft in 2009 een geactualiseerd Waterplan Pijnacker-Nootdorp 2010-2013 'Helder over Water' opgesteld. De visie van dit waterplan is als volgt omschreven:
'Het integraal waterbeheer moet zorgen voor droge voeten (in 2021), een gezond watersysteem (in 2027) en een optimale beleving van het water zowel in het bebouwd gebied als in het buitengebied (in 2020).'
Doelstelling van dit waterplan is vijfledig:
- 1. het verwezenlijken van de opgestelde ambities voor de periode 2010-2013;
- 2. optimale afstemming tussen alle projecten, onderzoeken en programma's op het gebied van water binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
- 3. een uitvoeringsprogramma met duidelijkheid omtrent trekkersrol, financieel kader en planning;
- 4. het bevorderen van de samenwerking tussen gemeente en waterschap;
- 5. een helder beeld van alle maatregelen in de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit drie afzonderlijke delen namelijk de Vlielandseweg 24/24a, 123-129 en 131-139, alle te Pijnacker. Op de locaties zijn woningen en (glastuinbouw)bedrijven gevestigd.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP -2,2 m.
Het plangebied ligt in het peilgebied Vlielandseweg met een vast peil van NAP -2,65 m.
Waterkwantiteit
In en rondom het plangebied zijn verschillende watergangen gelegen. Deze watergangen zorgen voor de afwatering van het gebied. Daarnaast ligt langs de Vlielandseweg een primaire watergang.
Veiligheid en waterkeringen
Een deel van het plangebied ligt binnen de zone van een van de waterkeringen in de gemeente. ter bescherming van de zones van deze waterkeringen is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming zijn de beide zones gevat.
Afvalwaterketen en riolering
De plangebieden zijn aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Op de Vlielandseweg 24/24a vindt een bestemmingswijziging plaats van wonen naar bedrijvigheid. Op de Vlielandseweg 123-129 is glastuinbouw gevestigd en op de Vlielandseweg 131-139 vinden geen veranderingen plaats.
In het plangebied vinden dus geen grootschalige functieveranderingen/herinrichtingen plaats. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. In de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw is (conform bestemmingsplan Duurzame Glastuinbouwgebieden) wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een bestemmingswijziging naar Water.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
7.3 Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit drie locaties langs de Vlielandseweg. De locaties zijn grotendeels bebouwd en hier en daar staat wat erfbeplanting. Achter Vlielandseweg 123-129 staan kassen en liggen een weide met bomen en enkele watergangen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In dit bureauonderzoek is aangegeven waar deze mogelijke toekomstige kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
De Ecologische kaart van Pijnacker-Nootdorp is een toekomstvisie voor de realisatie van een samenhangend, ecologisch netwerk binnen de gemeente, met nauwe relaties met het omringende landschap. Het ontwikkelen van een dergelijke structuur is van belang om verdere versnippering te voorkomen en richting te geven aan het ecologische beleid in de gemeente.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van LNV/EL&I) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van LNV/EL&I) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de voorgenomen ontwikkelingen.
Het plangebied heeft op de Ecologische Kaart van Pijnacker-Nootdorp geen bijzondere waarde of functie.
De Natuurbeschermingswet 1998, het beleid van de provincie en de gemeente staan de uitvoering van het plan gezien bovenstaande niet in de weg. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Figuur B1 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl).
Vaatplanten
De bermen binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig.
Vogels
In het plangebied komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. In de te slopen kassen komen geen vaste verblijfplaatsen van broedvogels voor.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Zwaar beschermde amfibieën worden hier niet verwacht.
Vissen
De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel B.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B.1 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig bij toekomstige ontwikkelingen | ||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker | nee | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | buizerd, gierzwaluw en huismus | ja |
Toetsing en conclusie
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
- Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.
7.4 Archeologie En Cultuurhistorie
Regelgeving en beleid
Wet archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Valetta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek
Op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Pijnacker/Nootdorp komen binnen het plangebied middelhoge en hoge verwachtingswaarden voor. De beschreven verwachtingszones zijn op de archeologische beleidskaart vertaald naar concrete beleidslijnen. Hiervoor is gebruikgemaakt van een zogenaamd vrijstellingsregime, waarbij ruimtelijke ingrepen tot een bepaalde omvang en diepte worden ontheven van archeologisch onderzoek.
Conclusie
In het bestemmingsplan is zowel voor de gebieden met een hoge verwachtingswaarde als voor de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde een aparte archeologische dubbelbestemming opgenomen. Dat betekent dat voorafgaand aan eventuele toekomstige werkzaamheden in deze delen van het plangebied archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor de gebieden met een hoge verwachtingswaarde zijn dit ingrepen met een oppervlak van meer dan 50 m² en dieper dan 0,3 m. Voor de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde zijn dit ingrepen met een oppervlak van meer dan 200 m² en dieper dan 1 m.
Met behulp van aanvullend archeologisch onderzoek kan het gebied van deze beschermende dubbelbestemming verkleind worden of kan de diepte worden aangepast. Voor de gronden met een lage kans op het aantreffen van archeologische sporen is geen onderzoek nodig. Eventuele vondsten gedaan tijdens bijvoorbeeld de planuitvoering vallen wel onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
7.5 Milieuhinder Niet-agrarische Bedrijven
Toetsingskader
In de omgeving van het plangebied komt een aantal niet-agrarische bedrijven voor. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van inrichtingen in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen belastende en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Voor een nadere toelichting op deze Staat wordt verwezen naar bijlage 2.
Onderzoek
Vlielandseweg 123-129
In de directe omgeving van het plangebied Vlielandseweg 123-129 zijn voornamelijk woningen gelegen. Woningen zijn geen hinderveroorzakende functies.
Ten oosten van de Vlielandseweg is het bedrijventerrein De Boezem gelegen. Uit het vigerende bestemmingsplan blijkt dat bedrijven uit milieucategorie 3.2 algemeen toelaatbaar zijn op het deel van het bedrijventerrein het dichtst gelegen bij het plangebied. Voor bedrijven uit de milieucategorie 3.2 geldt een richtafstand op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering van 100 m tot een rustige woonwijk (en 50 m tot gemengd gebied). De beoogde woningen ter plaatse van het huidige glastuinbouwbedrijf ligt op circa 100 m afstand van deze bedrijven. Door de menging van de functies wonen en (agrarische) bedrijfsvoering is dit gebied daarnaast te categoriseren als gemengd gebied waardoor de richtafstand van 50 m geldt. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand. Daarnaast is het bedrijventerrein geen gezoneerd industrieterrein waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen. In de huidige situatie zijn dergelijke inrichtingen hier ook niet aanwezig. De aanwezigheid van dit bedrijventerrein vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Vlielandseweg 24/24a
Op de Vlielandseweg 24/24a zijn twee bedrijven gevestigd. Allereerst het bedrijf Handymen Lamens en daarnaast T&W Security. Handymen Lamens is een aannemer. Voor aannemers (SBI-2008: 41.3) geldt op basis van de VNG-uitgave een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk en 10 m tot gemengd gebied. T&W Security behoort tot de zakelijke dienstverlening (SBI-2008: 63.A). Kantoren worden direct naast woningen toelaatbaar geacht.
Door de menging van de functies wonen en bedrijvigheid is het gebied te categoriseren als gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woningen (niet zijnde een bedrijfswoning) zijn op ruim 10 m van beide bedrijven gelegen, een bedrijfswoning is voor de eigen inrichting niet milieugevoelig. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand. De bestemmingswijziging van wonen naar bedrijf op het perceel Vlielandseweg 24A vormt dan ook geen belemmering voor het woon- en leefklimaat ter plaatse.
Vlielandseweg 131-139
Op de Vlielandseweg 131-139 vindt menging van functies plaats van wonen en bedrijvigheid waardoor het gebied is te categoriseren als gemengd gebied. In gemengde gebieden mag met één richtafstand worden afgeweken van de milieuzonering voor een rustige woonwijk. Doordat de woningen en bedrijvigheid direct naast elkaar zijn gevestigd, zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 algemeen toelaatbaar. In onderstaande tabel (tabel 7.1) zijn de drie aanwezige bedrijven ingeschaald.
Uit de inschaling van de bedrijven blijkt dat alleen het bedrijf gevestigd aan de Vlielandseweg 131 niet voldoet aan de algemene toelaatbaarheid. Dit bedrijf wordt via een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Op basis hiervan kan dit bedrijf de activiteiten voortzetten die vallen onder deze specifieke aanduiding. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.
Tabel 7.1 Inschaling bedrijven
bedrijf | adres | SBI (2008) | categorie | maximaal toelaatbaar | specifieke aanduiding | |
B van der Elst | Vlielandseweg 131 | 4677.1 | Groothandel in ijzer en schroot | 3.1 | 2 | Sb-1 |
Vollebregt Bloemen en Planten Service | Vlielandseweg 139 | 4622 | Groothandel in bloemen en planten | 2 | 2 | |
Peter Hofman Bloemenhandel | Vlielandseweg 139a | 4622 | Groothandel in bloemen en planten | 2 | 2 |
Conclusie
Het aspect milieuhinder niet-agrarische bedrijven vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan.
7.6 Milieuhinder Agrarische Bedrijven
Toetsingskader
Besluit landbouw milieubeheer
Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest.
Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. De minimale afstanden zijn weergegeven in de onderstaande tabel 7.2. Naast de in de tabel genoemde afstanden, gelden minimale afstanden tot opslagen van mest, afgedragen gewassen en dergelijke.
Tabel 7.2 Minimale afstanden landbouwbedrijven
inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden | inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden | |
min. afstand tot objecten cat. I en II | 100 m | 50 m |
min. afstand tot objecten cat. III, IV en V | 50 m | 25 m |
De indeling van objecten is in tabel 7.3 weergegeven.
Tabel 7.3 Indeling van objecten
object categorie | omschrijving |
I | 1. bebouwde kom met stedelijk karakter 2. ziekenhuis, sanatorium, en internaat 3. objecten voor verblijfsrecreatie |
II | 1. bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving 2. objecten voor dagrecreatie |
III | 1. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent |
IV | 1. woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn 2. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing |
V | 1. woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn |
Overigens zullen de afstanden tot gevoelige objecten in de toekomst nog worden afgestemd op de Wet geurhinder en veehouderij.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader luidt als volgt (zie ook tabel 7.4):
- voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten;
- daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.
Tabel 7.4 Geldende waarden/afstanden veehouderijen
concentratiegebied | niet-concentratiegebied | afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object | ||
binnen bebouwde kom | diercatego- rieën Rgv | max. 3 ouE/m³ | max. 2 ouE/m³ | min. 50 m |
andere diercatego- rieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | ||
buiten bebouwde kom | diercatego- rieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ | min. 25 m |
Onderzoek en conclusie
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geurgevoelige objecten toegevoegd.
Conclusie
Het aspect milieuhinder agrarische bedrijven vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.
7.7 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in (de omgeving van) het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Deze worden in het bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
7.8 Verkeer
Huidige situatie
Het voorliggend bestemmingsplan bestaat uit drie verschillende plangebieden langs de Vlielandseweg in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Dit zijn de plangebieden Vlielandseweg 24/24A, Vlielandseweg 123 (achter Vlielandseweg 123-129) en Vlielandseweg 131-139. Deze plangebieden liggen in het oosten van de kern Pijnacker. Deze verkeersparagraaf is net zoals de voorgaande paragrafen zo opgezet dat de drie plangebieden afzonderlijk worden behandeld. Waar echter overlap is worden de drie plangebieden als één geheel behandeld zodat herhaling wordt voorkomen. Om die reden wordt de ontsluitingsstructuur en parkeren algemeen behandeld.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De Vlielandseweg is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. In noordelijke richting sluit de weg aan op de Katwijkerlaan en in zuidelijke richting op de Oostlaan en de Klapwijkseweg. Hiermee vormt de Vlielandseweg een onderdeel van de gebiedsontsluitende route tussen Zoetermeer en Pijnacker en tussen Delft en Pijnacker. Op de Vlielandseweg takken verschillende opritten aan die de aanliggende bebouwing direct aansluiten op de weg. Ook sluiten enkele erftoegangswegen aan op de Vlielandseweg, zoals de Boezemweg en de Nieuwkoopseweg. Mede hierdoor is de Vlielandseweg een drager van de verkeersstructuur van de kern Pijnacker.
Via de Klapwijkseweg kunnen de provinciale wegen N470, N471 en N472 bereikt worden. Deze wegen verbinden Pijnacker met omliggende gemeenten zoals Lansingerland, Delft, Zoetermeer en Rotterdam. Daarnaast sluit de N470 in westelijke richting aan op de rijksweg A13 (Den Haag – Rotterdam) en in noordelijke richting op de rijksweg A12 (Den Haag – Utrecht).
De Vlielandseweg en de omliggende wegen zijn conform Duurzaam Veilig gecategoriseerd. Zo hebben de erftoegangswegen binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 30 km/h (zoals de Nieuwkoopseweg). De erftoegangswegen buiten de bebouwde kom hebben een maximumsnelheid van 60 km/h (zoals de Katwijkerlaan). De gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom kennen een snelheidsregime van 50 km/h (zoals de Oostlaan en de Klapwijkselaan).
Door deze verkeersstructuur hebben de plangebieden aan de Vlielandseweg eenvoudig toegang tot de omliggende kernen en rijkswegen. Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van de verschillende plangebieden voor het gemotoriseerde verkeer goed is.
Openbaar vervoer
Parallel langs de Vlielandseweg loopt de Randstadrail Den Haag – Rotterdam (metrolijn E). In de nabijheid van de plangebieden ligt de halte Pijnacker Centrum. Deze halte ligt op circa 400 m van het dichtstbijzijnde plangebied (Vlielandseweg 24/24A) en is naast te voet ook per bus te bereiken. Aan de Vlielandseweg bevinden zich twee bushaltes in de nabijheid van de plangebieden. Dit zijn de haltes Mophuis en Klein Vlieland. Vanaf deze haltes rijdt buiten de spits twee keer per uur per richting een bus naar zowel station Delft als naar station Zoetermeer en in de spitsen ligt de frequentie hoger. Deze bus halteert ook bij de halte Pijnacker Centrum van de Randstadrail. Doordat de bus ook stopt op OV-knopen van regionaal en nationaal niveau wordt geconcludeerd dat de drie plangebieden goed ontsloten worden door openbaar vervoer.
Langzaam verkeer
Langs de Vlielandseweg ligt een vrijliggend tweerichtingsfietspad. Dit vrijliggende fietspad zet zich door langs de Katwijkerlaan, de Oostlaan en de Klapwijkseweg zodat doorgaande fietsroutes beschikbaar zijn naar Delft, Zoetermeer, Nootdorp en Berkel en Rodenrijs. Op de Nieuwkoopseweg deelt de fietser de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer middels fietssuggestiestroken. De inrichting van de wegen is hierdoor in overeenstemming met de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
Naast deze fietsvoorzieningen die samenvallen met de infrastructuur voor gemotoriseerd verkeer zijn er in de omgeving van de plangebieden solitaire fietspaden. Het gaat dan om onder meer het Molenpad die de Randstadrail ten noorden van de Vlielandseweg kruist en om de Virulypad, Noordkade, Schoutenlaan en het parallel gelegen fietspad ten noorden van de Katwijkerlaan. Door dit solitaire fietsnetwerk hebben fietsers de mogelijkheid om gescheiden van het gemotoriseerd verkeer te fietsen naar de omliggende plaatsen.
Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van de plangebieden langs de Vlielandseweg voor de fiets goed is.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Op de drie plangebieden vinden verschillende ontwikkelingen plaats die ieder voor een eigen verkeersgeneratie zorgen. Per plangebied wordt de verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling kort behandeld.
Vlielandseweg 24/24A
Met het onderhavige bestemmingsplan wordt de juridisch-planologische status van het perceel gewijzigd. Dit leidt niet tot een andere invulling van het perceel waardoor de verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie niet zal wijzigen. Geconcludeerd wordt dat de verkeersafwikkeling de ontwikkeling niet in de weg staat.
Vlielandseweg 123
In de huidige situatie heeft dit plangebied de bestemming agrarisch bedrijf en is glastuinbouw gevestigd.
In de huidige situatie is de bestemming agrarisch bedrijf. Voor een agrarisch bedrijf zijn geen kencijfers bekend voor de verkeersgeneratie bij CROW. Wel is uit onderzoek van RBOI uit 2004 gebleken dat de verkeersgeneratie voor glastuinbouw 7,47 mvt/ha bedraagt. Aangezien het plangebied een oppervlakte van 7.860 m² beslaat is de totale verkeersgeneratie van het bedrijf circa 6 mvt/etmaal.
Vlielandseweg 131–139
Dit plangebied is consoliderend van aard zodat het huidige gebruik van de gronden door woningen en een loods niet zal wijzigen. Hierdoor vindt er geen verandering plaats in de verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie, waardoor ook de verkeersafwikkeling ongewijzigd blijft.
Parkeren
In het 'Integraal Parkeerbeleidsplan' (vastgesteld op 26 oktober 2006) van de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn parkeernormen vastgesteld. Deze parkeernormen zijn gebaseerd op de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers uit CROW-publicatie 272. Voor alle functies wordt aangesloten bij de criteria 'matig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. De nieuwe ontwikkelingen dienen altijd te voldoen aan de parkeerbehoefte welke berekend wordt op basis van de parkeernormen uit het Integraal Parkeerbeleidsplan. De behoefte parkeerbehoefte dient op eigen terrein te worden gerealiseerd. De parkeerbehoefte wordt getoetst bij de bouwaanvraag.
Conclusie
De ontsluiting van de plangebieden voor verschillende modaliteiten aan de Vlielandseweg is goed te noemen. In de parkeerbehoefte dient voorzien te worden door de parkeernormen uit het parkeerbeleid toe te passen. De benodigde parkeerbehoefte dient op eigen terrein te worden gerealiseerd. Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
7.9 Geluidshinder
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk.
Het aspect geluidshinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
7.10 Luchtkwaliteit
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 7.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Nibm
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die nader onderzoek noodzakelijk maken.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Vlielandseweg en de Oostlaan (als maatgevende doorgaande wegen langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 7.2 Concentratie stikstofdioxide (http://viewer2011.nsl-monitoring.nl/)
Figuur 7.3 Concentratie fijn stof (http://viewer2011.nsl-monitoring.nl/)
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
7.11 Kabels En Leidingen
Er zijn geen (risicovolle) planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het projectgebied hoeft in de ruimtelijke onderbouwing geen rekening te worden gehouden.
Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Bijlage 1 Standaard Svb
Bijlage 2 Nota Parkeernormen
Bijlage 3 Inrichtingen Wet Geluidhinder
Bijlage 3 Inrichtingen Wet geluidhinder
Bijlage 1 Notitie Inspraak En Overleg
Bijlage 1 Notitie inspraak en overleg