KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht Bestaande Bouwwerken
Artikel 11 Overgangsrecht Bestaand Gebruik
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Planproces
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Historie En Huidige Situatie Van Het Plangebied
2.2 Verkeersonderzoek En Ontwikkeling
2.3 N470 Geeft Energie
2.4 Conclusie Ten Aanzien Van De Planopzet
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Verantwoording Planvorm
3.2 Systematiek Bestemmingen
3.3 Planregels
3.4 Toelichting Op De Verbeelding
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Onderzoek
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Externe Veiligheid
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Archeologie En Cultuurhistorie
5.6 Bodem
5.7 Ecologie
5.8 Water
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
6.2 Inspraak
6.3 Zienswijzeprocedure
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 3 Verkeersonderzoek Toekomstvastheid Rdi Ruyven
Bijlage 4 Gedragskundig Onderzoek N470
Bijlage 5 Kruispuntberekening Kruithuisplein
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 9 Bodem En Verhardingsonderzoek
Bijlage 10 Natuurtoets
Bijlage 11 Watersleutel

Reconstructie Kruithuisplein / Laan van Ruyven

Bestemmingsplan - Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Vastgesteld op 18-04-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp000140092-4001 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.10 bouwlaag:

Voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);

1.11 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.12 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 energy wall:

modulair stuk (geluids)wal dat zorg draagt voor opwekking van duurzame energie, innovatie en efficiënte oplossingen voor verlichting, signalering en elektrisch laden en net integratie;

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 peil:

het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  1. 1. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  2. 2. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;

1.16 rotor

het samenstel van rotorbladen en hub (neus) van een windturbine;

1.17 rotordiameter

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad wordt beschreven;

1.18 verbeelding

de visuele weergave van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge-, als de digitale wijze verstaan;

1.19 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Wegverkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen,
  2. b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,
  3. c. parkeerstroken en -voorzieningen,
  4. d. fiets- en voetpaden,
  5. e. bermen, en andere groenvoorzieningen,
  6. f. watergangen en duikers,
  7. g. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleinden in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
  2. b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  3. c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  2. b. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is.
  3. c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmingsvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht Bestaande Bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 11 Overgangsrecht Bestaand Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Reconstructie Kruithuisplein / Laan van Ruyven van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat informatie over het plangebied, de aanleiding voor de voorgenomen ontwikkeling, de vigerende plannen, de planvorm en de leeswijzer.

1.1 Aanleiding

Eind 2015 is de A4 tussen Delft en Schiedam geopend. Al in de jaren '50 lagen de eerste plannen klaar voor de realisatie van de aanleg van de A4. Na veel bezwaren over de aantasting van het gebied werden de werkzaamheden stopgezet. Nu, 60 jaar later, is de 7 kilometer lange ‘vergeten’ snelweg alsnog gerealiseerd.

Als gevolg van deze doortrekking zijn de verkeersstromen gewijzigd, zo ook op het Kruithuisplein (richting N470) en het gedeelte van de N470 ter hoogte van de rotonde Laan van Ruyven / Zuidpoldersingel (verder: rotonde Ruyven). Het is al gebleken dat in Delft op de N470 bij de aansluiting van de A4 drukker is. Mogelijk kiest het verkeer in en uit Delft meer voor de aansluiting met de A4.

Daarnaast staat er in 2018 groot onderhoud gepland bij de Provincie Zuid-Holland voor de N470. De Provincie Zuid-Holland en de gemeente Pijnacker-Nootdorp werken hierbij samen aan de verkeersveiligheid, doorstroming, bereikbaarheid en duurzame energie van de N470 in het proeftuinproject ‘N470 geeft energie’. Zo wordt er onder meer gekeken naar energiewinning bij geluidschermen. Tegelijkertijd met het groot onderhoud zal het ontwerp van verschillende rotondes eenduidig aangepakt worden.

De provincie wil de huidige rotonde Ruyven ombouwen naar een gelijkvloerse kruising met verkeerslichten. Daarbij wordt ook gekeken naar de verkeerssituatie op bedrijventerrein Ruyven voor een goede, toekomstbestendige oplossing. Ook zal er een extra rijbaan vanaf de kruising Ruyven naar de A13/Kruithuisplein worden aangelegd.

De verkeersstructuur rond het Kruithuisplein en de rotonde Ruyven maakt momenteel onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Emerald' en deels van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ruyven'. De gewenste nieuwe inrichting van het gebied, hoofdzakelijk in de vorm van extra rij-, in- en uitvoegstroken op en rond het Kruithuisplein en de omzetting van de rotonde Ruyven in een kruispunt, past niet geheel past binnen de bepalingen uit deze bestemmingsplannen. Onderhavig bestemmingsplan vormt derhalve de planologisch-juridische grondslag voor bovengenoemde ontwikkeling.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van de kern Delfgauw, even ten noorden van het bedrijventerrein Ruyven. Het betreft de provinciale weg N470, tussen afrit 10 op de Rijksweg A13 en de Zuideindseweg. (zie afbeelding 1.1)

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0001.png"

Afbeelding 1.1 - Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Het plangebied is gelegen binnen de vigerende bestemmingsplannen:

  • Emerald, vastgesteld d.d. 30 mei 2013;
  • Bedrijventerrein Ruyven, vastgesteld d.d. 27 november 2008, goedgekeurd door GS d.d. 9 maart 2009.

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan is gedetailleerd van karakter en geeft een directe 'bouwtitel', maar biedt tevens de nodige flexibiliteit ten aanzien van de herinrichting.

1.5 Planproces

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft een inspraakprocedure doorlopen. Hiertoe is het plan zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de termijn van terinzagelegging is een ieder de gelegenheid geboden om inspraakreacties naar voren te brengen. De resultaten van deze inspraakprocedure zijn gebundeld in de "Nota van beantwoording inspraak- en overlegreacties voorontwerpbestemmingsplan 'Reconstructie Kruithuisplein / Laan van Ruyven", welke als Bijlage 1 is toegevoegd aan deze toelichting.

Parallel aan de inspraakprocedure is tevens het vooroverleg op grond van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. De resultaten daarvan zijn eveneens gebundeld in de Nota inspraak- en overlegreacties.

Het ontwerpbestemmingsplan is aangepast op grond van de Nota van beantwoording inspraak- en overlegreacties.

Het ontwerpbestemmingsplan, waarin de eventuele wijzigingen op grond van inspraak en vooroverleg zijn verwerkt, wordt vervolgens wederom ter inzage worden gelegd. Tijdens deze formele termijn van terinzageligging van zes weken kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht bij de gemeenteraad. De gemeenteraad zal deze zienswijzen beoordelen en kan eventueel daarin aanleiding vinden om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen. De raad zal vervolgens het – al dan niet aangepaste - bestemmingsplan vaststellen.

De resultaten van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn gebundeld in de Nota beantwoording zienswijzen en staat van wijzigingen (zie Bijlage 2)

1.6 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten: de toelichting, de regels en de verbeelding.

De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie omschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de juridische planopzet. Hoofdstuk 4 omvat het (boven)gemeentelijke beleidskader. In hoofdstuk 5 worden de (milieutechnische) onderzoeken behandeld, waarna in hoofdstuk 6 en 7 respectievelijk de maatschappelijke aanvaardbaarheid en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan worden behandeld.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

Dit hoofdstuk omvat een beknopte beschrijving van de historische en huidige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Naast deze beschrijving van de huidige situatie wordt in dit hoofdstuk vooral nader ingegaan op de voorgestane ontwikkelingen die in de nabije toekomst zullen plaatsvinden en de beoogde situatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met heldere consequenties voor de planopzet.

2.1 Historie En Huidige Situatie Van Het Plangebied

Delfgauw is van oorsprong een agrarisch buurtschap aan twee bebouwingslinten (de Delftsestraatweg en de Noord- en Zuideindseweg) en de Pijnackerse vaart. Vanaf het begin van de twintigste eeuw ontwikkelde dit buurtschap zich langs deze historische linten tot een dorp. De Delftsestraatweg kreeg door zijn verbindende positie tussen Delft en Pijnacker een meer stedelijk karakter, terwijl de Noord- en Zuideindseweg hun landelijke karakter, een lint met boerderijen en grote erven, behielden.

Als vanzelfsprekend ontstond op het kruispunt van de twee linten de S-bocht, een klein dorpscentrum met enkele voorzieningen. De Pijnackerse vaart had in die tijd nog een economische functie als aanvoerroute van producten. Deze werden gelost in het centrum bij de brug en later op de losplaats aan het Spui. Vanaf de Tweede Wereldoorlog maakte Delfgauw een groei door. Achter de linten werden enkele op zichzelf staande buurten gebouwd, zonder een duidelijke relatie met elkaar en met de linten.

Eind jaren '60 werd aan de zuidzijde van Delft, ter ontsluiting van de in die tijd gerealiseerde wijden in Delft-Zuid, de Kruithuisweg aangelegd. Begin jaren '70 werd ter plaatse van de kruising met de Rijksweg A13 het Kruithuisplein aangelegd, met op- en afritten naar deze Rijksweg.

Eind jaren negentig vond aan de zuidkant van Delfgauw de ontwikkeling van de wijk Emerald plaats. Deze VINEX-wijk is in omvang vele malen groter dan de oude kern van Delfgauw en kan worden gezien als een stadswijk met een meer regionale oriëntatie, gericht op de A13 en Delft. Tevens werd vanaf 1997 aan de zuidkant van deze nieuwe wijk Emerald het bedrijventerrein Ruyven gerealiseerd.

Tussen Emerald en bedrijventerrein Ruyven is de provinciale weg N470 gelegen, die een oost-west verbinding vormt tussen de A4 ter hoogte van Delft-Zuid en de A12 ten zuiden van Zoetermeer. De N470 is in 2008 geopend en vormt sindsdien een belangrijke schakel in de hoofdverkeersstructuur van de regio. Het gedeelte aansluiting A13-Delfgauw, 'verknoopt' met het Kruithuisplein, was al enkele jaren hiervoor geopend, ter ontsluiting van de woonwijk Emerald en het bedrijventerrein Ruyven. De weg heeft 2x1 rijstroken en is ingericht als gebiedsontsluitingsweg volgens het duurzaam veilig-principe, dus met gescheiden rijbanen en rotondes. De rotonde Ruyven is er hier één van.

2.2 Verkeersonderzoek En Ontwikkeling

De rotonde Ruyven is een druk verkeerspunt. Vooral in de avondspits is het vanuit het bedrijventerrein Ruyven lastig om de rotonde op te rijden. Uit onderzoek ('Verkeersonderzoek toekomstvastheid RDI Ruyven', RoyalHaskoningDHV, d.d. 18 juli 2014; zie Bijlage 3) blijkt dat in het drukste avondspitsuur op een gemiddelde dinsdag- en donderdag, de intensiteiten met gemiddeld 0,7% per jaar zijn toegenomen tussen 2012 en 2014, tot ca. 1826 voertuigbewegingen tussen 17:00 en 18:00 uur in 2014. Doordat er weinig hiaten zijn in de verkeersstroom op de rotonde is er sprake van een verhoogde verkeersonveiligheid en ontstaan lange wachtrijen op het bedrijventerrein. De verwachting, op basis van onderzoek, is dat het knelpunt in de toekomst verder toeneemt. Om in een oplossing voor dit knelpunt te voorzien is op de westelijke tak van de rotonde een rotonde doseer installatie (RDI) geplaatst. De RDI zorgt voor hiaten in het verkeer op de N470, zodanig dat verkeer vanuit het bedrijventerrein in de avondspits makkelijker de rotonde op kan rijden. Genoemd 'Verkeersonderzoek toekomstvastheid RDI Ruyven' is opgesteld om te bezien of deze RDI voldoende robuust/toekomstvast is, zodat met deze maatregel kan volstaan tot de volgende Provinciale onderhoudscyclus in 2022.

Uit de simulaties die in het kader van het onderzoek zijn uitgevoerd blijkt dat met de geprognosticeerde intensiteiten voor 2022, de rotonde met RDI het verkeer niet goed kan verwerken. De verkeersstroom vanuit het Kruithuisplein richting de rotonde is dusdanig dat wachtrijen ontstaan op de N470 voor de rotonde doseer installatie. Deze zijn dermate lang dat de RDI uit werking treedt Als gevolg van het uit werking treden van de RDI loopt de vertragingstijd ter plaatse van het bedrijventerrein voor een periode van een half uur op tot meer dan 10 minuten. In de situatie voor plaatsing van de RDI (2013) was de maximale wachttijd vanaf Ruyven circa 15-20 minuten. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de RDI op lange termijn niet meer zal volstaan. Het is zeer waarschijnlijk dat voor de volgende onderhoudscyclus in 2022 structurele knelpunten ontstaan wat betreft de verkeersafwikkeling. De simulaties geven daarbij aan dat het omslagpunt zich tussen 2017 en 2018 bevindt, maar het exacte jaar is uiteindelijk afhankelijk van de het uiteindelijke effect van de openstelling A4, de mate van groei van de ruimtelijke ontwikkelingen en de mate van autonome groei.

Op grond van deze conclusie is besloten over te gaan tot een reconstructie van dit wegdeel van de N470, waarbij rij- en in- en uitvoegstroken worden toegevoegd rond het Kruithuisplein en de rotonde Ruyven en een vervanging van deze rotonde door een kruispunt met verkeersregelinstallatie (VRI). Hiermee kan het verkeer beter gereguleerd worden en worden de wachttijden (met name op het bedrijventerrein) aanzienlijk verkort. Door toevoeging van de rij- en in- en uitvoegstroken schuift het wegdeel enigszins op naar het noorden. In afbeelding 2.1 is de nieuwe situatie ter plaatse van de rotonde Ruyven in een technische tekening weergegeven. In afbeelding 2.2 is het technische ontwerp van de reconstructie van het Kruithuisplein weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0002.png"

Afbeelding 2.1 - Technisch ontwerp reconstructie rotonde Ruyven

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0003.png"

Afbeelding 2.2 - Technisch ontwerp reconstructie Kruithuisplein

Gedragskundig Onderzoek N470

In opdracht van de Provincie is er ook een gedragskundig onderzoek ('Gedragskundig Onderzoek N470', Adviesdienst Mens & Veiligheid, d.d. 20 december 2015, zie Bijlage 4) uitgevoerd. Aanleiding hiervoor is de toegenomen aandacht voor de veiligheid en wegbeleving door de omgeving van de N470. Het onderzoek heeft zich voornamelijk gericht op het nieuwe deel vanaf de A13 richting de kruising met de Berkelseweg en de Noordeindseweg.

Uit het gedragskundig onderzoek valt op te maken dat het nieuwe deel van de N470 door zijn ogenschijnlijke beperkte complexiteit en landelijke karakter leidt tot onderschatting van de uitvoering van de rijtaak. Dit wordt veroorzaakt doordat de weg een aantal rijtaakverzwarende elementen bevat, waarvan weggebruikers zich bij de uitvoering van de rijtaak niet bewust zijn.

In het rapport zijn een aantal aanbevelingen gedaan ter verbetering van het ontwerp. Het gaat ondermeer om:

  • Maatregelen nemen ter ondersteuning van het rijden in de bogen;
  • Verlichting aan brengen;
  • Verplaatsen van de bewegwijzeringborden naar een centraler deel van het gezichtsveld.

Consequenties op het verkeer op de A13

Om de consequenties van de aanpassingen van de reconstructie op het verkeer op de A13 in beeld te brengen is door Goudappel Coffeng een Kruispuntberekening gemaakt ('Kruispuntberekening Kruithuisplein', Goudappel Coffeng, d.d. 6 juni 2018; zie Bijlage 5).

Voor de analyse zijn kruispuntberekeningen uitgevoerd op basis van geprognosticeerde intensiteiten (model MRDH planjaar 2030 hoog). Hierbij is de huidige vormgeving en de voorgestelde vormgeving doorgerekend. Uit de analyse blijkt dat de huidige vormgeving leidt tot een cyclustijd van meer dan 120 seconden. Dat is onacceptabel hoog. Met de aanpassingen aan de vormgeving daalt de cyclustijd tot 90 seconden in de ochtendspits en 80 seconden in de avondspits. De opstellengte op de rechtsaffer vanaf de N470 is echter onvoldoende, waardoor de wachtrij het rechtdoorgaande verkeer kan blokkeren. De wachtrijen op de afritten zijn korter dan de beschikbare opstellengte, waarmee de kans op terugslag tot op de A13 nihil is.

2.3 N470 Geeft Energie

De provincie Zuid-Holland en de gemeente Pijnacker-Nootdorp delen ambities op het gebied van duurzame energie, innovatie, duurzame mobiliteit en duurzame economische ontwikkeling. Om die reden werkt de gemeente Pijnacker mee aan het project ‘N470 geeft energie’. Gedacht wordt aan onder meer energieleverende geluidschermen bij Keijzershof en Ruyven en gezamenlijk gebruik van grond voor voorbelasting voor de nieuwe aansluitingen op de N470. Dit is in lijn met het provinciale hoofdlijnenakkoord ‘Zuid-Holland: Slimmer, Schoner en Sterker’, waarbij in samenwerking met het bedrijfsleven wordt ingezet op energie besparen, duurzame energie opwekken en kennisuitwisseling tussen gemeente en provincie en onderwijs- en kennisinstellingen. Ook de gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft een eigen visie op duurzame energie: zij werkt er naartoe om in 2050 een energieneutrale gemeente te zijn.

Hierbij ziet de Provincie het als haar missie de toepassing van innovaties gericht op de multifunctionaliteit van met name N-wegen in een continu proces te versnellen. Om dit doel te bereiken moet een effectieve keten worden ingericht van onderzoek naar productontwikkeling en toepassing in de praktijk, zodat ook wegen bijdragen aan een betere leefomgeving. Vaak duurt het enige tijd voordat nieuwe ideeën en onderzoek worden doorontwikkeld tot een breed toepasbaar product. Door een proefomgeving open te stellen voor eerste onderzoek aan prototypes in een praktijkomgeving kan de doorlooptijd van innovaties sterk afnemen. Zo worden innovaties sneller beschikbaar voor de Provincie en kan zij deze innovaties gebruik om haar wegen te verduurzamen.

Om deze doelen te halen is de ambitie van de provincie om een 'Road Lab' te creëren en zo de keten van onderzoek, productontwikkeling en toepassing te optimaliseren.

De provincie heeft de N470 als proeftuin geselecteerd voor innovaties die bijdragen tot energieneutrale wegen. De N470 is een belangrijke schakel tussen de A4, A13 en A12. De brede bermen zorgen ervoor dat er veel ruimte is om maatregelen op het gebied van energiebesparing en –opwekking te plaatsen. In de toekomst zal het verkeer hier toenemen door de ontwikkelingen rondom Delft. De omgeving langs de N470 is heel divers. Het gebied heeft een grote aantrekkingskracht op innovatieve bedrijven met een internationale uitstraling, maar voert ook door landelijk gebied. De N470 ligt strategisch vanwege bereikbaarheid en zichtbaarheid, en nabijheid van kennisinstellingen.

De N470 is geschikt bevonden voor de plaatsing van een energy wall.

Energy Wall

Een modulair stuk (geluids)wal draagt zorg voor slimme opwekking (duurzame energie), slimme toepassing (innovatie en efficiënte oplossingen voor verlichting, signalering en elektrisch laden) en slimme net integratie (DC micro grid). Het doel van de Energy Wall is de systeem integratie van energieaanbod en vraag op en langs de weg. Hierdoor wordt energie bespaard en wordt een eerste stap richting energieneutrale wegen gezet.

Het elektriciteitsaanbod langs de weg kan geïntegreerd worden in de bestaande infrastructuur, zoals een geluidswal en de beschikbare ruimte langs de weg. Naast zonne-energie en windenergie kan ook aan andere bronnen gedacht worden (bijv. Plant-e). Met name de integratie van duurzame opwekking met de weg is hier de uitdaging, zoals het integreren van PV panelen in geluidsschermen, lantaarnpalen of langs de berm. De elektriciteitsvraag van de weg bestaat voornamelijk uit verlichting en signalering. In de toekomst zal ook het elektrisch laden langs wegen hier aanspraak op kunnen maken. Slim gebruik maken van de beschikbare elektriciteit voor elektriciteitsconsumptie op de weg is daarom een aandachtspunten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0004.png"

Afbeelding 2.3 - Impressie 'Energy Wall' N470 (bron: TAUW)

2.4 Conclusie Ten Aanzien Van De Planopzet

Doordat in het vigerende bestemmingsplan 'Emerald' gekozen is voor een zeer gedetailleerde bestemmingslegging van 'Verkeer' voor de rijbanen en 'Groen' voor de zij- en middenbermen, past de nieuwe situatie niet geheel binnen de vigerende bestemmingen.

In dit nieuwe bestemmingsplan, waarin ten behoeve van de duidelijkheid en eenduidigheid de gehele strook waar reconstructie plaats zal vinden is meegenomen, worden het Kruithuisplein en het nieuwe kruispunt met aansluitende rijstroken en in- en uitvoegstroken voorzien van de bestemming 'Verkeer – Wegverkeer'. Doordat één bestemming wordt opgenomen en de bermen niet apart worden bestemd, ontstaat er enige flexibiliteit ten aanzien van de uiteindelijke inrichting. Er blijft echter sprake van gescheiden rijbanen op de N470 en een middenberm ter plaatse van het Kruithuisplein en in de aansluitingen op de Laan van Ruyven en Zuidpoldersingel. Daarnaast wordt binnen deze bestemming een zogenaamde 'Energy Wall' mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Verantwoording Planvorm

Voor het bestemmingsplan 'Reconstructie Kruithuisplein / Laan van Ruyven' is gekozen voor de planfiguur van een gedetailleerd plan met enige flexibiliteit. De voorziene ontwikkelingen worden hierdoor mogelijk gemaakt, zonder daarbij te krappe kaders te scheppen voor de daadwerkelijke uitvoering.

Aan de opzet van de juridische systematiek worden hoge eisen gesteld, te weten:

  • De regeling moet praktisch en hanteerbaar zijn. Hanteerbaar voor iedereen die ermee moet werken. Dus zowel voor de diverse gemeentelijke afdelingen als voor de medewerk(st)er van de Informatiebalie;
  • De regeling moet helder en eenduidig zijn. Discussies over interpretatievraagstukken moeten niet aan de orde zijn;
  • Daarbij dient ook te worden gekeken naar relevantie: 'niet meer regelen dan nodig is';
  • De regeling moet ook voor de burger toegankelijk zijn;
  • De regeling moet handhaafbaar zijn. Naarmate het juridische systeem logischer en meer doelgericht is, zullen de toegankelijkheid en uitvoerbaarheid beter zijn. Daarmee worden ook controle en handhaving bevorderd.

3.2 Systematiek Bestemmingen

Het bestemmingsplan 'Reconstructie Kruithuisplein / Laan van Ruyven' is opgezet volgens de Wet ruimtelijke ordening die vanaf 1 juli 2008 van kracht is. De opbouw van het bestemmingsplan isconform de SVBP2012 (Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen). De planregels (voorheen voorschriften) bij het bestemmingsplan zijn als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen (artikel 1) en de Wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2, Bestemmingen zijn de planregels, behorende bij de verschillende bestemmingen opgenomen (artikel 3 tot en met 5). Hoofdstuk 3, Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn (artikel 6 tot en met 9). Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 10 tot en met 12).

3.3 Planregels

Inleidende regels

Begrippen

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

Bestemmingsregels

Verkeer - Wegverkeer

De gehele strook waar reconstructie plaats zal vinden is bestemd tot 'Verkeer - Wegverkeer'. Binnen deze bestemming zijn naast wegen onder meer fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en bermen toegestaan. Binnen de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' mogen slechts ondergeschikte gebouwen worden gebouwd en bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Tevens is in deze bestemming een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het aanleggen van voldoende oppervlaktewater in of in de nabijheid van het plangebied.

Waarde – Archeologie 2 en 3

De dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 2' en 'Waarde – Archeologie 3' zijn opgenomen ter bescherming van de mogelijk binnen het plangebied aanwezige archeologische waarden. Binnen deze dubbelbestemmingen mag slechts worden gebouwd of mogen slechts werken en werkzaamheden uitgevoerd worden onder strikte voorwaarden. Daarbij geldt dat binnen het gebied met 'Waarde – Archeologie 2' een hogere verwachtingswaarde geldt dan binnen het gebied met 'Waarde – Archeologie 3' en dat op grond daarvan voor 'Waarde – Archeologie 2' striktere voorwaarden gelden.

Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meegeteld mogen worden bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod gegeven voor gebruik in strijd met de bestemming.

Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten.

Algemene wijzigingsregels

In deze bepalingen wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven de in het plan opgenomen bestemmingen in geringe mate te wijzigen, indien dit van belang is voor een betere realisering of in verband met een afwijkende toestand van het terrein.

Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

In deze bepalingen wordt inhoud gegeven aan het overgangsrecht betreffende bouwwerken en het gebruik, met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het plan.

3.4 Toelichting Op De Verbeelding

Op de verbeelding zijn de binnen het plangebied gelegen percelen voorzien van een passende bestemming, conform de in de regels gehanteerde indeling. Daarnaast zijn middels dubbelbestemmingen de zones met een archeologische verwachtingswaarde weergegeven, waarbinnen een bijzondere beschermingsregeling geldt. In de regels worden, zoals bovenstaand toegelicht, bestemmingen en dubbelbestemming van een juridische bepaling voorzien.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Nationaal Beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie verving de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. Vanaf 2020 neemt de beroepsbevolking niet meer toe. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking.

Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet. Verder wordt genoemd het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden.

Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorgt de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Een van de hoofddoelen van de SVIR is het bevorderen van de bereikbaarheid om de concurrentiekracht van Nederland te bevorderen. De voorgenomen reconstructie van het Kruithuisplein / Laan van Ruyven past derhalve binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en binnen de bepalingen van het Barro.

4.2 Provinciaal Beleid

Visie ruimte en mobiliteit Zuid-Holland (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014 (geconsolideerd in werking per 12 januari 2017) , geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

De VRM bestaat uit: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte 2014, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  1. 1. Beter benutten en opwaarderen.
  2. 2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht).
  3. 3. Versterken ruimtelijke kwaliteit.
  4. 4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

Relevant voor onderhavig plangebied is het beter benutten en opwaarderen van de bestaande netwerken en bebouwde ruimte. Met name de completering en betere benutting mobiliteitsnetwerk is van belang.

Veel regionaal verkeer in Zuid-Holland wordt afgewikkeld via het rijkswegennet. Dit is dan ook sterk verbonden met het regionale wegennet. De bedrijven en inwoners in Zuid-Holland hebben belang bij het goed functioneren van het nationale en internationale rijkswegennet. De essentiële (inter)nationale achterlandverbindingen is onder andere de A4/A13/A16 (noord-zuid). Deze verbindingen zijn voorwaarden voor het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Zuidelijke Randstad.

Verordening Ruimte 2014

De regels in de Verordening Ruimte zijn bindend en werken door in bestemmingsplannen. In de Verordening is, conform het Bro, de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen als verplicht te doorlopen 'stappenschema' ter onderbouwing van stedelijke ontwikkelingen.

Volgens Bro artikel 1.1.1 lid 1 wordt stedelijke ontwikkeling omschreven als:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In onderhavige situatie is er sprake van de herinrichting van een deel van de N470, er wordt geen nieuwe weg gerealiseerd. Er is derhalve geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals omschreven in het Bro. Derhalve hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet doorlopen te worden.

Programma ruimte

Het programma ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiemix om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

Programma mobiliteit

In het programma mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Binnen het voorliggende bestemmingsplan is geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het provinciale beleid. Voorzien wordt in een ontwikkeling die bijdraagt aan een versterking van het mobiliteitsnetwerk en het voorkomen van een toekomstig knelpunt.

4.3 Regionaal Beleid

Sinds 1 januari 2015 heeft het Stadsgewest Haaglanden zijn werkzaamheden beëindigt, de beleidsterreinen Verkeer en Vervoer en Economisch Vestigingsklimaat worden voortgezet door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). Het Regionaal Structuurplan is nog niet ingetrokken en derhalve nog van kracht.

Regionaal Structuurplan Haaglanden in 2020 (2008)

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020, dat door het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden in april 2008 is vastgesteld, bouwt voort op de sterke punten van de regio: de economische specialisaties, de mooie landschappen en de kwaliteit van leven. Haaglanden blijft daardoor een aantrekkelijk gebied om te wonen. Al deze kwaliteiten zijn een voorwaarde om nieuwe bedrijven en instellingen aan te kunnen trekken en zo voor nieuwe werkgelegenheid te zorgen.

Hiertoe zijn er meer huizen en bedrijfspanden nodig in Haaglanden. Sommige delen van de regio verouderen en zijn aan vernieuwing toe. De groengebieden zijn niet aantrekkelijk en toegankelijk genoeg. Het verkeer blijft groeien, maar Haaglanden moet wel bereikbaar blijven. De verandering van het klimaat stelt nieuwe eisen aan het watersysteem en de kustbescherming. Zo zullen zich tot 2020 nog meer ontwikkelingen voordoen die om maatregelen vragen.

Regio Haaglanden zet daarbij in op bouwen binnen de bestaande stad. Dit betekent ook dat het landschap open en groen kan blijven. Haaglanden kent veel verschillende landschappen, elk met een eigen schoonheid: de duinen en het strand, de landgoederen, de weilanden. Er liggen kansen om landschappen nog aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door natuurontwikkeling of door meer fiets- en wandelpaden aan te leggen.

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de bereikbaarheid binnen de regio Haaglanden en past derhalve binnen het regionaal beleid.

4.4 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2040 (2012)

In de Toekomstvisie 'Visie op de toekomst van Pijnacker-Nootdorp', vastgesteld door de gemeenteraad op 26 juni 2012, wordt een eenduidige en consistente koers voor Pijnacker-Nootdorp uitgezet met oog voor de omgeving en de rol van de gemeente. De toekomstvisie laat zien wat voor gemeente Pijnacker-Nootdorp wil zijn, waar zij met haar ontwikkeling heen wil en welke rol zij daarbij pakt.

Pijnacker-Nootdorp wil, conform haar visie, een herkenbare gemeente zijn in een landelijke omgeving waar de stad nooit ver weg is. Zij ziet het als haar missie in de regio een uniek woonmilieu te bieden, met het groene buitengebied meerwaarde te geven en met duurzame en innovatieve bedrijven - waaronder de glastuinbouw - de economie versterken.

Ruimtelijke structuurvisie Pijnacker-Nootdorp 2040 (2014)

In de Structuurvisie 'Ruimte maken….. ruimte laten', vastgesteld door de gemeenteraad op 20 februari 2014, schetst de gemeente het ruimtelijk beeld van Pijnacker-Nootdorp in 2040. Niet in de vorm van een blauwdruk voor de toekomst, maar in de vorm van contouren en kaders van een streefbeeld dat gezamenlijk met bewoners en ondernemers ingekleurd dient te worden. Er wordt ruimte geboden en uitgenodigd om te ondernemen, te recreëren, de woonomgeving te verbeteren of sport te beoefenen. De Ruimtelijke structuurvisie kan gelezen worden als een uitnodiging om samen invulling te geven aan de ruimte van Pijnacker-Nootdorp in 2040.

Contouren vormen het uitgangspunt van de structuurvisie. Dit zijn contouren van groen- en recreatiegebieden, bebouwing, glastuinbouw en bedrijventerreinen. Binnen deze contouren zijn er verschillende functies en mogelijkheden. Hierover doet de structuurvisie voor 2040 op hoofdlijnen kaderstellende uitspraken. Daarnaast geeft de structuurvisie antwoord op verschillende ruimtelijke vraagstukken.

Pijnacker-Nootdorp vindt in de regio de nabijheid van voorzieningen, werk en vervoer en streeft daarbij naar relatief goede bereikbaarheid van omliggende

stedelijke voorzieningen dankzij een goede OV en autoverbinding. Reconstructie van de N470 ter plaatse van het Kruithuisplein / Laan van Ruyven past binnen dit streven om de bereikbaarheid te optimaliseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0005.png"

Afbeelding 4.1 - contourenschets 2040 ruimtelijke structuurvisie Pijnacker-Nootdorp

Op de contourenkaart van de ruimtelijke structuurvisie (afbeelding 4.1) is tevens aangegeven dat de Laan van Ruyven kan gaan fungeren als nieuwe auto-ontsluiting gekoppeld aan recreatieve ontwikkeling, richting het landelijk gebied / recreatiegebied Ruyven, ten zuiden van bedrijventerrein Ruyven. De voorziene recreatie draagt bij aan een betere bereikbaarheid.

Integrale economische visie Pijnacker-Nootdorp 2025 (2012)

Het mede vormgeven aan een stimulerend, innoverend en duurzaam ondernemers- en vestigingsklimaat en het bieden van ruimte om te ondernemen, zijn belangrijke ambities van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Met de economische visie 'Ruimte om te ondernemen' wordt daaraan invulling gegeven. De visie vormt de input van het beleid van de gemeente, dat richtinggevend is voor de inzet van mensen en middelen in de periode 2013-2016. Centraal staat het creëren van ruimte om te ondernemen. Hierbij gaat het om zowel fysieke ruimte als beleidsmatige ruimte, adequate- en proactieve dienstverlening en

het beperken van de administratieve regeldruk.

Door het creëren van ruimte om te ondernemen, wil Pijnacker-Nootdorp een gemeente zijn:

    1. 1. Met een duurzaam en concurrerend vestigingsklimaat;
    2. 2. Die gekenmerkt wordt door een sterk, duurzaam en innovatief glastuinbouwcluster dat integraal onderdeel uitmaakt van de Greenport Westland-Oostland;
    3. 3. Die een bijdrage levert aan de groei van het aantal bedrijven en de werkgelegenheid door het (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen en kantorenlocaties aansluitend op de vraag;
    4. 4. Met een evenwichtig en fijnmazig aanbod aan (dagelijkse) detailhandel- en horecavoorzieningen dat bijdraagt aan een hoogwaardig woon- en leefklimaat;
    5. 5. Waar het economisch potentieel van het groene buitengebied voor het versterken van het lokale- en regionale Leisure aanbod optimaal wordt benut.

De voorgenomen ontwikkelingen waartoe dit bestemmingsplan het kader biedt passen binnen dit beleid, gezien het feit dat een stimulans wordt gegeven aan de bereikbaarheid van bedrijventerrein Ruyven.

Thematische structuurvisie duurzame energie & energieneutraliteit (2016)

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft als missie om in 2050 een duurzame en energieneutrale gemeente te zijn. De gemeente ziet zich graag energieneutraal, hiervoor dient de energie die nodig is voor wonen, werken, produceren en recreëren duurzaam opgewekt te worden. Met duurzame energie wordt bedoeld energie uit hernieuwbare energiebronnen (bodem, water en lucht, biomassa, wind en zon). De warmtevraag wordt duurzaam ingevuld of door het benutten van regionale restwarmte.

Om dit te bereiken stelt de gemeente zich als samenwerkingspartner op en gaat daarvoor het gesprek aan met betrokkenen over het probleem, de oplossingsrichtingen en ieders mogelijkheden verantwoordelijkheden en rol daarbij. De gemeente heeft niet alleen een faciliterende rol, op onderdelen heeft de gemeente een regisserende of een bepalende rol. Met name binnen het publieke domein. Binnen dit domein heeft de gemeente een belangrijke voorbeeldfunctie en zal alle natuurlijke momenten gebruiken om haar vastgoed en roerende goederen te verduurzamen.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp werkt samen met de provincie Zuid-Holland aan het project 'N470 geeft energie'. Dit project past binnen de uitgangspunten van het duurzame energie beleid. De gemeente vervult hierin haar voorbeeldfunctie door op eigen grondgebied mee te werken aan het opwekken van duurzame energie.

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

De reconstructie van het Kruithuisplein / Laan van Ruyven past binnen het gemeentelijk beleid, dat sterk inzet op bereikbaarheid en optimalisatie van het mobiliteitsnetwerk binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp en duurzame energie en energieneutraliteit.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

Regelgeving en beleid

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden

gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven. In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven.
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies. In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1), 100 meter (cat. 3.2), 200 meter (cat. 4.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd.
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen. In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Bij de voorgenomen reconstructie van het Kruithuisplein / Laan van Ruyven is er geen sprake van een nieuwe milieugevoelige functie of bedrijfsbestemming. Milieuzonering speelt derhalve gaan rol in het kader van onderhavig bestemmingsplan.

5.2 Externe Veiligheid

Regelgeving en beleid

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen. Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer

gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Daarnaast wordt, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008).

Plaatsgebonden risico (PR)

Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

Conclusie ten aanzien van het plangebied

In de directe nabijheid van het plangebied zijn enkele inrichtingen (o.a. distributiecentrum Ahold) en wegen (A13) gelegen die in het kader van externe veiligheid een aandachtspunt vormen. De N470 zelf is geen transportroute voor gevaarlijke stoffen. Omdat er bij de voorgenomen reconstructie geen sprake is van een wijziging in risicofactoren danwel toevoeging van kwetsbare objecten, speelt externe veiligheid voor onderhavig bestemmingsplan geen rol.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkelingen in het kader van onderhavig bestemmingsplan.

5.3 Geluid

Regelgeving en beleid

Geluid kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog geluidniveau kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht:

  • Onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.
  • Een industrieterrein te zoneren, indien het bestemmingsplan de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers (conform art. 2.4, Inrichtingen en Vergunningenbesluit) toestaat (art. 40 Wgh). Dat betekent dat de maximale geluiduitstraling van het industrieterrein wordt vastgelegd middels het opnemen van een 50 dB(A)-contour (voorkeursgrenswaarde) in het bestemmingsplan. Het gebied binnen deze contour is de zone van het industrieterrein. Middels zonering worden enerzijds bedrijven beschermd tegen oprukkende geluidgevoelige bestemmingen en anderzijds worden geluidgevoelige bestemmingen beschermd tegen eventuele uitbreidingen van de activiteiten op het industrieterrein.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft haar geluidbeleid vastgelegd in de nota 'Gebiedsgericht Geluidsbeleid' uit 2010. Deze Nota Geluidsbeleid, waarin de hoofdlijnen van het beleid uiteen worden gezet, bestaat verder uit een tweetal deelnota`s, te weten de Nota Hogere Grenswaarden en de Nota Bedrijven en Geluid alsmede uit een richtlijn bouwlawaai op grote bouwlocaties.

Onderzoek

Door Tauw bv is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor enkele reconstructiewerkzaamheden aan de provinciale weg N470. Met dit onderzoek zijn de reconstructies van het Kruithuisplein en de Laan van Ruyven meegenomen (Akoestisch onderzoek provinciale weg N470, d.d. 31 maart 2017, zie Bijlage6).

Kruithuisplein

Uit de berekeningsresultaten volgt dat er geen sprake is van reconstructie. De maximale geluidbelasting bedraagt 51 dB in de huidige situatie en 52 dB in de plansituatie in 2030.

De maximale toename ten gevolge van de N470 (Kruithuisplein) is maximaal 1,4 dB. Doordat er geen sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, is onderzoek naar maatregelen niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0006.png"

Afbeelding 5.1 - situatie effecten op geluidgevoelige bebouwing geluidzone N470 (Kruithuisplein)

Laan van Ruyven

Uit de berekeningsresultaten volgt dat er geen sprake is van reconstructie. De maximale geluidbelasting bedraagt 55 dB in de huidige situatie en 56 dB in de plansituatie in 2030. De maximale toename ten gevolge van de N470 (Laan van Ruyven – Zuidpoldersingel) is maximaal 1,3 dB. Doordat er geen sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, is onderzoek naar maatregelen niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0007.png"

Afbeelding 5.2 - situatie effecten op geluidgevoelige bebouwing geluidzone N470 (Laan van Ruyven)

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Voor beide locaties geldt dat in de plansituatie voldaan wordt aan de normstelling uit de Wet geluidhinder. Er is geen sprake van reconstrucite in de zin van de Wet geluidhinder. Er is geen nader onderzoek naar geluidreducerende maatregelen noodzakelijk, ook hoeven er geen hogere waarden te worden vastgesteld.

5.4 Luchtkwaliteit

Regelgeving en beleid

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Sinds 2011 moest reeds aan de grenswaarden (jaargemiddelde van 40 ìg/m3 en 24-uursgemiddelde concentratie van 50 ìg/m3) voor PM10 worden voldaan. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde van 40 ìg/m3 en uurgemiddelde grenswaarde van 200 ìg/m3. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.

De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijke plan of project doorgang kan vinden indien:

  • een project niet tot het overschrijden van een grenswaarde leidt;
  • de luchtkwaliteit tengevolge van het project (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;

een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht (De NIBM bijdrage is gedefinieerd als een toename van de concentraties van zowel fijn stof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) met minder dan 3% van de grenswaarde of wel 1,2 ìg/m3 PM10 of NO2 jaargemiddeld.);

  • een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Het programma bevat een pakket maatregelen dat erop gericht is om grote ruimtelijke projecten of projecten “In betekenende mate'' (IBM-projecten) tijdig aan de grenswaarden te laten voldoen.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft haar plan van aanpak om aan de gemeentelijke taakstelling te kunnen voldoen om periodiek de luchtkwaliteit vast te stellen verwoord in het Luchtkwaliteitsplan Pijnacker-Nootdorp 2008-2011.

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Tauw heeft in opdracht van de gemeente Pijnacker het luchtkwaliteitsonderzoek (Luchtkwaliteitsonderzoek N470 Kruithuisplein - Laan van Ruyven, Tauw, d.d. 23 juni 2017)(zie Bijlage7) uitgevoerd om het effect van enkele aanpassingen aan de N470 in de nabijheid van de A13 in kaart te brengen.

De belangrijkste resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen zijn in de tabel uiteengezet. Voor het rekenjaar 2017 zijn de minimale en maximale berekende jaargemiddelde concentraties van de stoffen NO2, PM10 en PM2.5 in beeld gebracht. Daarnaast is ook het aantal berekende overschrijdingsdagen van de daggemiddelde grenswaarde PM10 inzichtelijk gemaakt.

Concentratie NO2 Concentratie PM10 Concentratie PM 2,5 Overschrijdingsdagen
[µg/m3] [µg/m3] [µg/m3] PM10
Minimum 25,3 20,9 13,2 9
Maximum 31,4 21,7 13,7 10

Uit de tabel volgt:

  • De jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 blijft op alle toetspunten ruim onder de grenswaarde van 40 µg/m3.
  • De jaargemiddelde concentratie en PM2.5 blijft op alle toetspunten ruim onder de grenswaarde van 25 µg/m3.
  • Het aantal overschrijdingsdagen voor PM10 blijft op alle toetspunten ruim onder de grenswaarde van 35 dagen.

Uit de berekeningen blijkt dat de voorgenomen aanpassingen aan dit wegvak niet zullen leiden tot overschrijdingen van grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling is daarmee wettelijk inpasbaar binnen de Wet milieubeheer op basis van artikel 5.16 lid 1a van de Wet milieubeheer (geen overschrijding van grenswaarden).

5.5 Archeologie En Cultuurhistorie

Regelgeving en beleid

Wet op de archeologische monumentenzorg

Het archeologisch bodemarchief is de belangrijkste bron voor onze oudste geschiedenis. Sinds 1 oktober 2007 regelt de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet 1988 de bescherming en het behoud van archeologische waarden in de bodem. De archeologische zorgplicht ligt bij de gemeente. Het belangrijkste doel van de wet is de bescherming van archeologische waarden op de oorspronkelijke plek, dus in de bodem zelf (in situ). De bodem biedt doorgaans de beste garantie voor een goede conservering.

De gemeente is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Wie de bodem in wil om te bouwen of aan te leggen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht worden en of deze behoudenswaardig zijn. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen, zodat de waarden op hun plek behouden blijven, of het definitief opgraven en documenteren van de archeologische waarden zodat de gegevens in een archeologisch depot behouden blijven. Er wordt in de wet uitgegaan van het basisprincipe dat de verstoorder of veroorzaker van archeologieverstorende bodemingrepen betaalt voor het onderzoek van de archeologische waarden.

Besluit ruimtelijke ordening

Vanaf 1 januari 2012 dient in bestemmingsplannen rekening te worden gehouden met cultuurhistorie. Dit is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg.

Cultuurhistorische Atlas Zuid-Holland

De Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland geeft een overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland. De atlas bestaat uit kaarten voor de drie onderdelen van de cultuurhistorie: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Ieder onderdeel bestaat uit twee kaarten die inzichtelijk maken wat in Zuid-Holland cultuurhistorisch van belang is en waarom:

  • de kenmerkenkaart, waarop de kenmerkende nederzettingspatronen, landschapspatronen en de archeologische opbouw van het landschap zijn weergegeven;
  • de waardenkaart, waarop de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart zijn gewaardeerd.

Deze cultuurhistorische kenmerken en waarden vormen de input bij processen van culturele planologie. In de CHA heeft het plangebied een redelijk tot grote kans op archeologische sporen. Aan deze kans is een onderzoeksplicht verbonden.

Archeologiebeleid Pijnacker-Nootdorp

De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft haar archeologiebeleid verwoord in de nota 'Pijnacker-Nootdorp; Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart' uit 2009. Op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied deels een middelhoge archeologische verwachting en deels een onbekende archeologische verwachting. Voor de zones met middelhoge archeologische verwachting (noordoostelijke en zuidwestelijke deel van het plangebied) geldt dat bij een bodemverstoring van respectievelijk

dieper dan 0,30 m dan wel 1,0 m beneden maaiveld en groter dan 200 m² vroegtijdig archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Voor de zone met een onbekende verwachting is aanvullend veldonderzoek nodig.

Onderzoek

Door Transect is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd ter hoogte van de N470 tussen Delft en Zoetermeer. In het onderzoek is het Kruithuisplein meegenomen als deelgebied (d.d. 19 september 2016, zie Bijlage 8).

Uit het bureauonderzoek volgt dat de archeologische verwachting van het plangebied zich vooral beperkt tot de bovenste circa 1,0 m van het maaiveld. Dit hangt samen met afzettingen van de Gantel Laag en het bovenste deel van het Hollandveen Laagpakket. De verwachting is van toepassing op nederzettingsresten en sporen van landgebruik uit de periode Late IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen. De kans hierop is ter hoogte van het Kruithuisplein en de Rotonde Komkommerweg groter, omdat hier geulafzettingen van de Gantel Laag voorkomen. Hiermee is ook de kans op archeologische resten en sporen in het veen groter, omdat het veen hier beter werd ontwaterd.

Alle deelgebieden hebben een lage verwachting op archeologische resten uit de Nieuwe Tijd, omdat op de geraadpleegde historische kaarten geen aanwijzingen zijn voor bebouwing.

Uit het maaiveldreliëf blijkt dat het wegtracé van de N470 minimaal circa 1,0 m hoger ligt dan het omringende maaiveld. Gezien de voorgenomen diepte van voor de reconstructie benodigde graafwerkzaamheden tot circa 1,0 m onder het huidige wegcunet, is er geen of nauwelijks risico op het verstoren van eventueel aanwezige archeologische waarden. Daarbij heeft het archeologisch booronderzoek in het kader van de aanleg van de N470 in 1998 ter hoogte van de deelgebieden geen archeologische vindplaatsen aan het licht gebracht. Voor zover deze zich niet hebben laten opsporen, zijn ze naar verwachting onder het bestaande cunet als gevolg van ontgraving en compactie al dusdanig verstoord, dat de informatiewaarde nihil is.

Daar waar buiten het bestaande wegcunet bodemingrepen worden uitgevoerd, ook in de vorm van voorbelasting, vormt dit een wezenlijke bedreiging voor het behoud van archeologische waarden in situ. Voor wat betreft het Kruithuisplein blijven de bodemingrepen beperkt tot binnen de zone van het bestaande wegcunet.

Voor het Kruithuisplein worden geen archeologische vervolgmaatregelen geadviseerd, mits graafwerkzaamheden en voorbelasting zich beperken tot binnen de contouren van het bestaande wegcunet. In het geval hier buiten het bestaande wegcunet graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm –Mv moeten worden uitgevoerd, dan wel voorbelasting moet worden gerealiseerd, wordt geadviseerd om verkennend archeologisch booronderzoek uit te voeren om de archeologische verwachting nader te specificeren en te toetsen.

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke methoden en inzichten en is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische resten niet gegarandeerd worden. Wanneer bij graafwerkzaamheden toch onverhoopt waardevolle resten worden aangetroffen, dienen deze te worden gemeld.

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Het aspect archeologie staat de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg.

5.6 Bodem

Regelgeving en beleid

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden.

De provincie Zuid-Holland heeft haar beleid ten aanzien van bodemaspecten verwoord in de 'Beleidsvisie Bodem en Ondergrond' uit 2013. De provincie brengt in deze visie middels zes beleidsprioriteiten focus aan in het zoeken naar de balans lussen het optimaal benutten én beschermen van de bodem en de ondergrondse ruimte.

Pijnacker-Nootdorp heeft in 2008 haar eigen Bodemnota vastgesteld. Deze Bodemnota was de eerste stap naar een verdiepte ruimtelijke ordening, waarbij de gemeente de kansen van de ondergrond in beeld brengt. De ambities van Pijnacker-Nootdorp sluiten goed aan bij landelijke ontwikkelingen op het gebied van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) (lagenbenadering) en het bodembeleid (Convenantbodemontwikkelingsbeleid). Een van de onderdelen van de Bodemnota is het werkprogramma bodem uit 2009. Doel van het werkprogramma is om de bijdrage van bodem aan de duurzame ontwikkeling van Pijnacker-Nootdorp te waarborgen. Het werkprogramma bodem richt zich niet op de wettelijke taken van team bodem, maar definieert een aantal aanvullende activiteiten die bijdragen aan bewust en duurzaam bodemgebruik. Deze activiteiten dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit én de milieukwaliteit van Pijnacker-Nootdorp.

Onderzoek

Door Unihorn BV is een verkennend (water-)bodem- en verhardingsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de reconstructie van de N470 (d.d. 22 april 2015, zie Bijlage 9). Onderhavig plangebied is meegenomen in dit onderzoek.

Bodem

Uit de analyseresultaten blijkt dat de de zand- en kleigrondgrond van de bermen ter plaatse van de N470 Verlengde Komkommerweg alsmede de bermen van de N470 Oostelijke Randweg niet tot hooguit licht (lood) verontreinigd zijn.

Een oorzaak voor het licht verhoogd gehalte lood ter plaatse van de zandgrond van de zuidelijke berm ter plaatse van de Verlengde Komkommerweg is niet direct voorhanden. Mogelijk is dit het gevolg van depositie.

Tijdens het onderzoek is op het maaiveld en in de bodem geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.

Daarnaast zijn de analyseresultaten indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Uit de resultaten blijkt dat de grond (zand en klei) ter plaatse in de indicatieve klasse Vrij toepasbaar valt. Opgemerkt wordt dat dit een indicatieve toetsing betreft, aangezien het onderzoek niet volgens het Besluit Bodemkwaliteit is uitgevoerd.

Waterbodem

In het slib zijn van geen van de parameters verhoogde gehalten ten opzichte van de geldende achtergrondwaarde gemeten. Derhalve is de onderzochte waterbodem zowel geschikt voor verspreiding in zout- als zout oppervlaktewater. De vrijkomende baggerspecie kan eveneens vrij worden toegepast in bodem of oever van oppervlaktewater én op landbodem.

Asfalt

Bij de geplande reconstructiewerkzaamheden zal op de onderzoeklocatie het asfalt deels worden verwijderd. De hoeveelheid af te voeren asfalt wordt geschat op 14.500 ton.

Op basis van de boorkernbeschrijvingen en de PAK analyse is het vrijkomende asfalt geschikt voor warm hergebruik door een asfaltcentrale.

Fundering

Uit de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit blijkt dat het vrijkomende funderingsmateriaal bestaande uit puin indicatief vrij toepasbaar is. Vanwege de indicatieve toetsing kan het funderingsmateriaal, zonder bewerking, op locatie worden hergebruikt of worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

Toetsing hypothese

Op basis van de resultaten van het onderzoek (overschrijding van de achtergrondwaarde voor lood) kan de aangenomen hypothese verdacht wordt aanvaard.

Conclusie en Advies

Met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de (water-)bodem ter plaatse kan worden geconcludeerd dat er gezien de geringe mate aan verontreiniging milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de reconstructiewerkzaamheden.

Bij grondwerkzaamheden is er geen veiligheid klasse (CROW 132) van toepassing. De verantwoordelijkheid voor het hanteren van de juiste veiligheidsklasse is uiteindelijk gelegen van de uitvoerend aannemer.

Het is mogelijk dat er zich wapening bevindt in het asfalt. In dat geval bestaat de kans, dat het asfalt niet wordt geaccepteerd door een asfaltcentrale. Overigens is visueel geen wapening aangetroffen.

Geadviseerd wordt om de resultaten van dit asfaltonderzoek te overleggen met de acceptant van de vrijkomende partij asfalt.

Conclusies ten aanzien van het bestemmingsplan

Het aspect bodem staat de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg.

5.7 Ecologie

Regelgeving en beleid

Meer en meer wordt onderkend dat goed werkende ecosystemen voor mensen verschillende onmisbare functies hebben. Ter bescherming van deze eigenschappen van de natuurlijke omgeving en vanuit de gedachte dat alle levende wezens een intrinsieke waarde hebben, geldt een drietal landelijke wetten en beleidsplannen: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet en het Natuurbeleidsplan 1990 (met daarin de Ecologische Hoofdstructuur). Daarnaast geldt provinciaal beleid, te weten: de Visie Ruimte en Mobiliteit Zuid-Holland en het Provinciaal Compensatiebeginsel (Rode lijst).

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en faunawet (FF-wet), maar ook Provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot biotopen van Rode Lijst soorten);
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing NB-wet);
  • Er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden aangetast worden.

Indien deze typen effecten niet optreden wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. Indien deze effecten wel optreden gelden verschillende werkwijzen om deze effecten te voorkomen of beheersen.

De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een Ecologische Kaart (vastgesteld in 2012). Dit is een toekomstvisie voor de realisatie van een samenhangend, ecologisch netwerk binnen de gemeente, met nauwe relaties met het omringende landschap. Met de Ecologische Kaart heeft de gemeente bij projecten op het vlak van ruimtelijke ontwikkeling of aanpassing van het beheer en onderhoud een gebruiksklaar instrument in handen dat richting geeft aan de ecologische inpassing die past binnen een ruimer (ecologisch) kader.

Onderzoek

Door Tauw bv is een natuurtoets uitgevoerd ten behoeve van de reconstructie van de N470 (d.d. 1 maart 2017, zie Bijlage 10). Onderhavig plangebied is meegenomen in het onderzoek.

Sinds 1 januari 2017 is soortbescherming onder de Flora- en faunawet overgegaan in de Wet natuurbescherming. Een aantal soorten zijn onder de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming verschillend beschermd. De uitgevoerde natuurtoets moet geactualiseerd worden.

Beschermde gebieden

De afstand van het plangebied (Rotonde Tuindersweg) tot het meest nabij gelegen deel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen de Ecologische Hoofdstructuur EHS genoemd) bedraagt ongeveer 300 meter, van directe effecten (oppervlakteverlies) is daarom geen sprake bij dit voornemen. De provincie Zuid-Holland houdt aan dat externe effecten op de NNN alleen getoetst dienen te worden als er ook sprake is van oppervlakteverlies (Provincie Zuid-Holland, 2013). Een toetsing aan externe effecten is daarom niet nodig.

De afstand tot het meest nabije Natura 2000-gebied ‘Westduinpark en Wapendal’ bedraagt ongeveer 13 kilometer. Beschermde natuurmonumenten die buiten Natura 2000-gebieden liggen, liggen op een afstand van ten minste 14 kilometer. Gezien de aard en het lokale karakter van de ingreep worden effecten op Natura 2000-gebieden niet verwacht. Er is geen sprake van een verkeersaantrekkende werking als gevolg van de beoogde aanpassingen. Een Voortoets in het kader van de Nbw is niet nodig, omdat veranderingen in de stikstofdepositie als gevolg van het voornemen niet verwacht worden.

Flora

Een negatief effect op (strikt) beschermde vaatplanten wordt uitgesloten. Het is niet noodzakelijk om nader onderzoek uit te (laten) voeren, mitigerende maatregen te treffen of een ontheffing van de Ffw aan te vragen.

Zoogdieren

Aanwezige soorten

Een negatief effect wordt uitgesloten. Het is niet noodzakelijk om nader onderzoek uit te (laten) voeren, mitigerende maatregen te treffen of een ontheffing van de Ffw aan te vragen.

Vleermuizen

Een negatief effect wordt uitgesloten. Het is niet noodzakelijk om nader onderzoek uit te (laten) voeren, mitigerende maatregen te treffen of een ontheffing van de Ffw aan te vragen.

Vogels

Aanwezige soorten

In de nabijheid van het Kruithuisplein zijn geschikte nestlocaties gevonden voor jaarrond beschermde vogelsoorten én vinden werkzaamheden buiten het huidige wegprofiel plaats. In één van de omvangrijke populieren die midden op het kruispunt staan is een grote horst van buizerd of havik aangetroffen (zie afbeelding 5.3). In het bosperceel ten noorden van de westelijke aanvoer van het Kruishuisplein bevinden zich diverse nesten van ekster.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0008.png"

Afbeelding 5.3 - Nest buizerd of havik (rode ster) binnen de beoogde rotonde aan het Kruithuisplein, en nesten (rode stippen) die in theorie geschikt zijn voor ransuil nabij de nieuwe rijstrook bij de westelijke aanvoer

Werkzaamheden nabij het nest van buizerd bij het Kruithuisplein moeten buiten de broedperiode van buizerd worden uitgevoerd. Dat geldt ook voor het kappen van bomen voor de aanleg van een rijstrook bij de westelijke aanvoer van het Kruithuisplein in verband met de mogelijke aanwezigheid van ransuil. Als verstoring van buizerd en/of ransuil tijdens het broedseizoen niet met zekerheid kan worden voorkomen door buiten de broedperiode te werken dan is nader onderzoek nodig.

Amfibieën en reptielen

Aanwezige soorten

De rugstreeppad komt niet in het plangebied voor maar kan wel in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Rugstreeppad is een opportunistische soort die van vergraafbare grond en ondiep water houdt. Er zijn maatregelen noodzakelijk om te voorkomen dat rugstreeppad het plangebied koloniseert als er door de werkzaamheden geschikt habitat voor de soort ontstaat.

Vissen

Aanwezige soorten

In onderhavig plangebied zijn geen werkzaamheden aan watergangen beoogd.

Algemene broedvogels

Het vergraven van watergangen, kappen van bomen en verwijderen van struiken moet gezien worden als een voor vogels verstorende activiteit. Deze werkzaamheden moeten daarom buiten het broedseizoen plaatsvinden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. Ook buiten deze periode zijn broedende vogels beschermd. De werkzaamheden kunnen in het broedseizoen plaatsvinden als een ter zake kundig ecoloog voorafgaand aan de werkzaamheden heeft vastgesteld dat er geen broedende vogels binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden aanwezig zijn.

Conclusies ten aanzien van het bestemmingsplan

Het aspect ecologie staat de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg.

5.8 Water

Regelgeving en beleid

Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven; ook de ecologische ambities worden op dit niveau geregeld.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 is Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) vastgesteld en vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 en de partiële herziening. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het NWP is bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het NWP legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.

De ambities die in dit Waterplan centraal staan zijn:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement
  • Nederlanders leven waterbewust.

Voor de gebieden waar het Rijk verantwoordelijkheden heeft op gebeid van waterveiligheid en zoetwater, zijn er gebiedsgericht uitwerkingen opgenomen in het NWP.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland heeft een ontwerpplanherzieningsbesluit genomen voor haar waterbeleid. Het Waterbeleid 2016-2021 bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2015 en het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015.

Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid.
  • Zorgen voor mooi en schoon water.
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening.
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven.

Waterbeheerplan Hoogheemraadschap van Delfland

Het plangebied ligt in het gebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Op 19 november 2015 heeft Delfland het Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP) vastgesteld. In het WBP wordt de strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het WBP is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021 en is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen.

De werkzaamheden en projecten voor de komende planperiode zijn terug gebracht tot vier speerpunten:

  • In stand houden: De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd.
  • Investeren: Natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeter en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken.
  • Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, de samenwerking in waterbeheer is pluriform van karakter.
  • Flexibel en duidelijk: Een flexibel waterschap die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Er worden duidelijke kaders neergezet maar dogma's zijn er niet.

Handreiking watertoets

Het Hoogheemraadschap heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten vastgesteld. Deze is specifiek geschreven voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap van Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de landelijke wet- en regelgeving.

Met de watertoets wordt gestreefd naar een goede inpassing van water in ruimtelijke planvorming. Voorkomen moet worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op het watersysteem. Waar mogelijk moeten kansen worden benut om het watersysteem te verbeteren.

Watersysteemanalyse Zuidpolder van Delfgauw (januari 2014)

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft een watersysteemanalyse (WSA) gemaakt voor de Zuidpolder van Delfgauw, Delftse Wippolder en Droogmaking van de Zuidpolder van Delfgauw. Deze WSA biedt input bij gebiedsprocessen en ter beoordeling van de nut en noodzaak van verschillende maatregelen in het watersysteem. Ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt, zorgen voor een snellere afstroming van hemelwater naar het oppervlaktewater. Dit kan leiden tot wateroverlast, en past dus niet binnen het standstill-beginsel. Ter compensatie dient er extra waterberging gerealiseerd worden.

Conclusies ten aanzien van het plangebied

Bodem en grondwater

De bodem ter plaatse van het plangebied bestaat uit kleigrond (bron: Raamplan wateropgave Delfgauw). Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature hoger dan 0,4 m beneden maaiveld is en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied zijn geen primaire watergangen gelegen. De langs de weg gelegen (hoofd)watergangen vallen buiten het plangebied. De voorgenomen reconstructie is niet van invloed op deze watergangen.

Het plangebied is gelegen in de Zuidpolder van Delfgauw en overlapt daarbij twee peilgebieden. Het oostelijk gelegen peilgebied met een peil van N.A.P. -3,02 m en aan de oostzijde een peilgebiet met een peil van N.A.P. -3,20 m.

In de Zuidpolder van Delfgauw, peilvak A13/N470 is sprake van een bergingstekort. Aangezien deelgebied A13/N470 onderdeel is van het hoofdpeilvak, is de oplossing van dit waterbergingstekort (van 1.034 m3) grotendeels opgelost in het Raamplan wateropgave Delfgauw (2006) voor het buitengebied. Er is sprake van een structureel bergingstekort van 43 m3 binnen Delfgauw als geheel.

Toename verhard oppervlak

De reconstructie van het Kruithuisplein / Laan van Ruyven zal leiden tot een toename van verhard oppervlak (zie afbeelding 5.4). Hemelwater zal daardoor versneld afstromen. Om de toename van het verhard oppervlak te compenseren is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren van voldoende waterberging in of in de nabijheid van het plangebied.

Voor het aanwezige peilgebied geldt het volgende voor wat betreft de toename van het verhard oppervlak:

  • toename asfalt in peilgebied met N.A.P. -3,20 m 2.333 m2

De toelaatbare peilsteiging is 0,15 m, wat leidt tot een benodigde watercompensatie van 1.113 m2.

  • Nieuw asfalt rotonde en oostelijk daarvan 1.541 m2
  • Verwijderen verhard oppervlak 1.503 m2
  • Toename verhard oppervlak 38 m2

De locatie van deze verharding is op en ten oosten van de rotonde. Gezien de geringe toename van verharding heeft het Hoogheemraadschap ermee ingestemd dat compensatie niet noodzakelijk is.

Voor het plan is een watersleutel opgesteld (zie Bijlage 11).

Gelet op het feit dat de provincie eigenaar is van de betreffende gronden, zal er in geval van de daadwerkelijke uitbreiding van het verhard oppervlak naar rato extra waterberging gegraven worden in de betreffende polder. Binnen de in het plangebied gelegen bestemmingen is de aanleg van water overigens mogelijk gemaakt.

Vooralsnog wordt uitgegaan van compensatie langs het terrein van Rijkswaterstaat, nabij de A13.

afbeelding "i_NL.IMRO.1926.bp000140092-4001_0009.png"

Afbeelding 5.4 - Toe- en afname verhard oppervlak N470

Waterkwaliteit

In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die direct nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit. Door afstromend water van de weg (met bijbehorende verontreiniging, waaronder zout) kan de waterkwaliteit verslechteren. Het afstromend hemelwater wordt zo mogelijk op de berm afgewaterd. Indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, kan het hemelwater worden afgevoerd op het oppervlaktewater. In overleg met het Hoogheemraadschap zal worden gekeken naar maatregelen om verdere verontreinigingen tegen te gaan.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen of in de direct nabijheid van het plangebied bevinden zich geen primaire of secundaire waterkeringen.

Afvalwater en riolering

Binnen het plangebied bevinden zich geen hoofdtransportleidingen of rioolgemalen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan, met het opnemen van een voorwaardelijke verplichting voor het aanleggen van nieuw oppervlaktewater, geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

De reconstructie van het Kruithuisplein / Laan van Ruyven en vervanging van de rotonde Ruyven door een kruispunt met VRI, voorziet in de oplossing van een infrastructureel knelpunt. Een betere bereikbaarheid van onder meer bedrijventerrein Ruyven, maar ook van de verdere omgeving en regio en de daarbij behorende economische en maatschappelijke pluspunten past binnen het streven van rijk, provincie en gemeente.

6.2 Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Reconstructie Kruithuisplein / Laan van Ruyven' heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden inspraakreacties worden ingediend en heeft het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna te noemen Bro) plaatsgevonden. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen in het gemeentekantoor in Pijnacker, op de gemeentelijke internetsite (www.pijnacker-nootdorp.nl) en www.ruimtelijkeplannen.nl. Binnen voornoemde termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Dat kon schriftelijk, mondeling en digitaal via de website van de gemeente.

Op het voorontwerp zijn 0 inspraakreacties en 7 overlegreacties ontvangen. Het (voorlopige) standpunt van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de ingediende reacties is verwoord in voorliggende Nota van beantwoording inspraak- en overlegreacties ex artikel 3.1.1 Bro, Bijlage 1.

6.3 Zienswijzeprocedure

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft conform wettelijke vereisten op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzageligging zijn twee zienswijzen naar voren gebracht.

Het bestemmingsplan is niet aangepast naar aanleiding van de zienswijzen. De beantwoording is verwoord in de Nota van beantwoording Zienswijzen en staat van wijzigingen. (zie Bijlage 2).

Het bestemmingsplan is wel ambsthalve aangepast op onderdelen.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. In afdeling 6.4 van deze wet worden regels gegeven over het verhalen van kosten van de grondexploitatie, het bepalen van de fasering van realisering van het bestemmingsplan en het stellen van eisen en regels met betrekking tot de uitvoering van openbare werken en werkzaamheden.

De Provincie Zuid-Holland is eigenaar van de gronden waarop de reconstructie grotendeels zal plaatsvinden. Er is dan ook geen aanleiding om gelijktijdig met het bestemmingsplan een exploitatieplan in de zin van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.

Het bestemmingsplan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording

Bijlage 1 Nota van beantwoording

Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 2 Nota van beantwoording zienswijzen

Bijlage 3 Verkeersonderzoek Toekomstvastheid Rdi Ruyven

Bijlage 3 Verkeersonderzoek toekomstvastheid RDI Ruyven

Bijlage 4 Gedragskundig Onderzoek N470

Bijlage 4 Gedragskundig Onderzoek N470

Bijlage 5 Kruispuntberekening Kruithuisplein

Bijlage 5 Kruispuntberekening Kruithuisplein

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek

Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 7 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek

Bijlage 9 Bodem En Verhardingsonderzoek

Bijlage 9 Bodem en verhardingsonderzoek

Bijlage 10 Natuurtoets

Bijlage 10 Natuurtoets

Bijlage 11 Watersleutel

Bijlage 11 Watersleutel