Balij-Bieslandse Bos 2022
Bestemmingsplan - Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Vastgesteld op 20-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan 'Balij-Bieslandse Bos 2022' met identificatienummer NL.IMRO.1926.bp000170114-3002 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afhankelijke woonruimte:
het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door één of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;
1.6 agrarisch bedrijf:
een volwaardig bedrijf, geheel of overwegend gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder een paardenfokkerij, met uitzondering van paardenhouderijen, paardenopfokkerijen en/of maneges.
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of windturbine zijnde;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.9 bebouwingspercentage:
een met een maatvoeringsaanduiding in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd;
1.10 bed-and-breakfastvoorziening:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed-and-breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of seizoensgebonden arbeid;
1.11 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij de eventuele kantoorfunctie en/of detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse uitgeoefende hoofdactiviteiten;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs-of andere woning.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:
de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor een persoon of gezin, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.15 belemmeringenstrook:
een in het Besluit externe veiligheid buisleidingen vastgelegde strook die uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant;
1.16 belhuis:
een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het ter plaatse gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en/of ontvangen van faxen;
1.17 beroep en/of bedrijf aan huis:
het in de woning en bijbehorende bouwwerken uitsluitend door de bewoners van de betreffende woning uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijbehorende Staat vanbedrijfsactiviteiten en die geen horeca of detailhandel zijn, en/of het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede zakelijke dienstverlening en een bed-and-breakfastvoorziening. De bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden met behoud van de woonfunctie en daaraan qua oppervlakte ondergeschikt te zijn;
1.18 bestaand bouwwerk:
bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 Bevi-inrichting:
een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken doordat risicobronnen op de betreffende bedrijfslocatie buiten de perceelsgrenzen een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;
1.22 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag:
een voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.31 dagrecreatie:
vormen van recreatie die niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf;
1.32 dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
1.33 dakkapel:
een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. In dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop aanwezig is en aflevering ter plaatse aan consumenten plaatsvindt, niet als detailhandel aangemerkt;
1.35 erfbebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken die ten dienste staan van het hoofdgebouw op hetzelfde perceel;
1.36 erker:
een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel of gevellijn van het gebouw uitsteekt;
1.37 evenementen:
publieksgerichte buitenactiviteiten zoals bijvoorbeeld popfestivals, kermissen, circussen, activiteiten in feesttenten, sportactiviteiten, culturele manifestaties en jaarmarkten, wieler- en loopwedstrijden;
1.38 extensieve openluchtrecreatie:
vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur-en landschapsbeleving door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis en picknickplaatsen en strandjes;
1.39 extensieve recreatie:
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving;
1.40 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.41 gevellijn:
de op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;
1.42 glastuinbouw:
de bedrijfsmatige teelt van gewassen met behulp van kassen;
1.43 glastuinbouwbedrijf:
een volwaardig bedrijf dat tuinbouwgewassen teelt met behulp van kassen ;
1.44 grondgebonden agrarische bedrijf
een agrarische bedrijf, functioneel geheel of overwegend afhankelijk van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van glastuinbouw;
1.45 herberg:
een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf voor een persoon, groep of groepen personen die zijn/haar/hun hoofdverblijf elders hebben;
1.46 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.47 horeca:
een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf - niet zijnde een bed-and-breakfastvoorziening - en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Onder de genoemde categorieën worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten, alsmede mengvormen van ter plaatse toegestane categorieën:
categorie 1
daghoreca en winkelondersteunende horeca:
een bedrijf waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het verstrekken van voedsel en dranken voor consumptie ter plaatse en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied;
categorie 2
restaurant/snackbar:
een bedrijf dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk maaltijden en daaraan ondergeschikt dranken al dan niet voor consumptie ter plaatse, al dan niet met bezorgservice en/of afhaalgelegenheid;
categorie 3
hotel/pension:
een bedrijf dat bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken en/of het exploitatie van zaalaccomodatie (daaraan) ondergeschikt is;
categorie 4
bar/(eet)café:
een bedrijf dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk dranken en daaraan ondergeschikte etenswaren voor consumptie ter plaatse;
categorie 5
partycentrum/danscafé/feestcafé:
een bedrijf waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het gelegenheid geven tot (besloten) feesten, bruiloften en partijen en andere daarmee vergelijkbare evenementen, met een horecavloeroppervlakte van ten hoogste 500 m2;
categorie 6
discotheek/dancing:
bedrijven bedoeld in categorie 5 met een horecavloeroppervlakte groter dan 500 m2;
1.48 horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die voor publiek toegankelijk is;
1.49 huishouden:
een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.50 intensieve veehouderij:
een volwaardig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;
1.51 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.52 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatieve bewoning;
1.53 kantine:
een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming;
1.54 kantine-restaurant
een gebouw ten dienste van het, op het perceel gelegen bestemming, toegestane gebruik. Dit voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties.
1.55 kantoor
een gebouw of een deel van een gebouw waarin overwegend kantoorwerkzaamheden plaatsvinden;
1.56 kassen:
gebouwen waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;
1.57 loonbedrijf:
een bedrijf dat voor agrarische bedrijven in het kader van hun agrarische bedrijfsvoering werkzaamheden verricht;
1.58 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
1.59 maaiveld:
de bovenkant van de gronden van het terrein;
1.60 manege:
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, eventueel in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (foyer, kantine e.d.), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;
1.61 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, warmte, elektra en de telecommunicatie;
1.62 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.63 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.64 paardenfokkerij:
een grondgebonden agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het fokken van paarden en/of pony's met de inzet van meerdere merries, waaronder begrepen het huisvesten, trainen en berijden van de ter plaatse gefokte paarden en/of pony's tot en met het vierde levensjaar;
1.65 paardenhouderij:
een volwaardig, niet-agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het houden en/of stallen van paarden en/of pony's met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken en/of opfokken van paarden en/of pony's tot en met het vierde levensjaar;
1.66 paardenopfokkerij:
een volwaardig, niet agrarisch bedrijf, geheel of overwegend gericht op het opfokken van paarden en/of pony's, zijnde het huisvesten, berijden en trainen van jonge paarden en/of pony's tot en met het vierde levensjaar;
1.67 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.68 peil:
het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:
- a. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
1.69 permanente bewoning:
het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor wisselende bewoning bedoelde wooneenheid als hoofdverblijf;
1.70 plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.71 productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen produceert, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.72 publieksgerichte dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde een belhuis, detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.73 raamprostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;
1.74 recreatieve bewoning:
het gedurende een gedeelte van het jaar bewonen van een recreatiewoning door een persoon of groep van personen die zijn/haar/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben;
1.75 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
1.76 retraite:
afzondering, alleen of in een groep, voor spiritueel zelfonderzoek en geestelijke oefening (meditatie), eventueel met hulp van een begeleider. Hieronder wordt niet verstaan nachtverblijf en vergaderingen, congressen en vergelijkbare bijeenkomsten;
1.77 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;
1.78 stiltecentrum
een gebouw bestemd voor retraite zonder nachtverblijf waarbij natuur- en landschapsbeleving centraal staat;
1.79 straatmeubilair:
alle bij het openbaar gebied behorende en ten dienste van dat gebied en aangrenzende bestemmingen staande bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeers-, verwijs- en informatieborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken, abri's, beeldende kunstwerken, speeltoestellen en -objecten, draagconstructies voor reclame, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen (waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen), onder- en bovengrondse afvalinzamelingsvoorzieningen, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, regelinstallaties, geluidwerende voorzieningen en fietsenstallingen en -rekken;
1.80 trekkershut:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door personen, niet zijnde hotel, pension, woning, zomerhuis of recreatiewoning;
1.81 verbeelding:
de visuele weergave van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge als de digitale wijze verstaan;
1.82 verblijfsrecreatie:
een vorm van recreatie waarbij een recreant (of meerdere recreanten) voor een bepaalde tijd, maar ten minste een nacht in het recreatiegebied verblijft;
1.83 vergaderaccommodatie:
een bedrijf, gericht op het bieden van gelegenheid tot het houden van informatiebijeenkomsten, vergaderingen en vergelijkbare zakelijke bijeenkomsten. Hieronder wordt niet begrepen nachtverblijf.
1.84 volwaardig (agrarisch) bedrijf:
een volwaardig agrarisch bedrijf is een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of - omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieutechnisch verantwoorde wijze;
1.85 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een hoofdgebouw gelegen gevel;
1.86 voorgevelrooilijn:
de op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn (kortweg aangeduid als 'gevellijn') die buitenwerks loopt waar de voorgevel van een gebouw zich bevindt of dient te bevinden en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;
1.87 wonen:
gehuisvest zijn in een woning;
1.88 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.89 zakelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie en al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen, dakkapellen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. glastuinbouwbedrijven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', ten hoogste één bedrijfswoning met inbegrip van een beroep en/of bedrijf aan huis;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verkoop seizoensgebonden perkplanten' tevens voor de verkoop van seizoensgebonden perkplanten;
- d. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
- e. bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en ontsluitingswegen.
3.2 Bouwregels
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - Weide
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Weide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. weide;
- b. hobbymatig grondgebonden agrarisch gebruik;
- c. extensieve recreatie voor zover de onder a en b bedoelde functies en waarden niet onevenredig worden aangetast;
- d. fiets- en voetpaden, en
- e. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in lid 4.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden als paardenbak.
4.4 Afwijken van gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3 Specifiekegebruiksregels ten behoeve van het gebruiken van gronden als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, mits:
- a. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde agrarische bedrijf of woning;
- b. het ter plaatse voorkomende karakteristiek weidelandschap niet onevenredig wordt aangetast;
- c. de paardenbak in de directe nabijheid van gronden met de 'Wonen' wordt gesitueerd, waarbij eisen kunnen worden gesteld aan de inpassing in het landschap;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, tenzij het betreft stapmolens, en
- e. de paardenbak niet van verlichting wordt voorzien.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschaps- En Natuurwaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij' uitsluitend een paardenfokkerij;
- c. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- 1. landschappelijk open gebied;
- 2. weidevogels;
- d. voet- en fietspaden, (ontsluitings)wegen, paden en inritten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', ten hoogste één bedrijfswoning met inbegrip van een beroep en/of bedrijf aan huis;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag de bedrijfswoning bewoond worden door het met de aanduiding aangegeven maximum aantal huishoudens;
- g. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
- h. extensieve recreatie;
ondergeschikt aan de activiteiten genoemd in artikel 5.1 a t/m d en f zijn de gronden met deze bestemming mede bestemd voor:
- i. natuur- en milieueducatie;
- j. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
- k. parkeervoorzieningen ten behoeve van de onder i en j genoemde activiteiten met dien verstande dat de onder i en j genoemde activiteiten uitgeoefend moeten worden binnen het bouwperceel en gezamenlijk beperkt zijn tot maximaal 200 m2bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande gebouwen;
- l. moes-/groentetuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - moestuin'.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die hierna in de tabel zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij aangegeven aanduiding:
Bedrijven: | ter plaatse van de aanduiding: |
Nutsbedrijf | 'nutsvoorziening' |
Hondenpension/trimsalon | 'dierenpension' |
Loonbedrijf | 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' |
Verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG en ondergeschikte detailhandel met uitzondering van voedings- en genotsmiddelen, waarbij de totale verkoopoppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 15 m2 | 'verkooppunt motorbrandstoffen' |
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', ten hoogste één bedrijfswoning met inbegrip van een beroep en/of bedrijf aan huis;
- c. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen behorende bij een bedrijf;
- d. wegen met bijbehorende paden en bermen, en
- e. watergangen en -partijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.47 van ten hoogste categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4', met uitzondering van horeca categorie 3;
- b. parkeervoorzieningen met bijbehorende rijbanen;
- c. tuinen, paden en groenvoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogtste één bedrijfswoning, uitsluitend boven de eerste bouwlaag;
- e. watergangen en -partijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers.
7.2 Bouwregels
7.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4' voor zover het betreft het wijzigen van de toegestane horeca categorie in horeca categorie 5 onder de voorwaarde dat dit geen hinder vormt voor het (milieuhygiënisch) woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- b. watergangen en –partijen;
- c. bijbehorende voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen;
- d. parkeer-, groen- en andere bij de bestemming behorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (de bescherming van) een gebied met landschaps- en/of natuurwaarden;
- b. voet- en ruiterpaden;
- c. watergangen, waterpartijen en waterwaterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
- d. overige voorzieningen, zoals faunapassages;
- e. de bescherming van watergangen, sloten en andere waterpartijen en kades.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van de bouw van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, schuilgelegenheden, vogelobservatiehut, mits sprake is van een landschappelijke inpassing waaruit blijkt dat natuur- en landschapswaarden niet worden aangetast,
waarbij:
- a. de oppervlakte van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 30 m² tot een gezamenlijke oppervlakte van 150 m2;
- b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in lid 9.1 wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van horeca;
- b. het gebruik van gronden en gebouwen voor wonen;
- c. het gebruiken van gronden voor verblijfsrecreatie.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Natuur' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden' indien deze gronden geen deel uitmaken van een natuurnetwerk.
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen;
- b. ontwikkeling en instandhouding van bos en aanwezige landschappelijke- en/of natuurwaarden;
- c. evenementen ter plaatse van de nadere aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein Dobbeplas';
- d. fiets-, voet-, wandel- en ruiterpaden, en parkeerplaatsen;
- e. watergangen en -partijen;
- f. horecabedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.47 van ten hoogste categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3;
- g. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” ten hoogste één bedrijfswoning;
- h. een recreatieplas ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieplas';
- i. een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', met dien verstande dat:
- 1. aan maximaal 30 kampeermiddelen en/of trekkershutten per hectare ruimte wordt geboden;
- 2. aan maximaal 8 trekkershutten ruimte wordt geboden;
- 3. de afstand van een kampeermiddel tot de as van de weg (Noordeindseweg) niet minder dan 50 meter mag bedragen;
- 4. in het informatiecentrum voor natuur- en milieueducatie horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
- j. een vergaderaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'vergaderaccommodatie';
- k. een natuurkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein;
- l. een schaats-/skeelerbaan ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
- m. verenigingsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
- n. parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en faunapassages.
een en ander met (ontsluitings)wegen en inritten.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van de bouw van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, vogelobservatiehut, schuilgelegenheden, mits:
- 1. de noodzaak daarvan is aangetoond en
- 2. sprake is van een landschappelijke inpassing waaruit blijkt dat natuur- en landschapswaarden niet worden aangetast,
waarbij:
- a. de oppervlakte van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 60 m2 tot een gezamenlijk oppervlakte van 100 m2;
- b. de goothoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m.
- c. in afwijking van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a mogen op gronden die mede bestemd zijn tot volkstuinen, buiten het bouwvlak gebouwen worden opgericht, met dien verstande dat:
- 1. per tuin maximaal 10% van de oppervlakte van de gronden mag worden bebouwd dit tot een maximum van 20 m2;
- 2. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
- 3. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Recreatie - Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ontwikkeling en instandhouding van bos en aanwezige landschappelijke- en/of natuurwaarden;
- b. extensieve recreatie;
- c. fiets-, voet-, wandel-, en ruiterpaden;
- d. parkeerplaatsen
- e. watergangen, -partijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stiltecentrum' tevens een stiltecentrum;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens een schuur voor schapen en opslag ten behoeve van de bestemming;
een en ander met (ontsluitings)wegen en inritten.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen en daarbij behorende voorzieningen, en;
- b. voor wegen, paden en tunnels ter plaatse van een spoorwegovergang of spoorwegonderdoorgang;
- c. bermen, watergangen, paden en stallings- en nutsvoorzieningen
- d. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Verkeer - Wegverkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, met de daarbij behorende in- en uitvoegstroken, in- en uitritten, voetpaden, fietsstroken en -paden, parkeerstroken en -voorzieningen, opstelstroken en bushaltes en andere verhardingen;
- b. bermen en andere groenvoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. straatmeubilair;
- e. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen, bruggen en duikers, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis;
- b. watergangen, -partijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen en duikers;
- c. recreatief medegebruik in de vorm van exploitatie van een herberg en verhuur van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'vergaderaccommodatie' uitsluitend een vergaderaccommodatie;
- e. tevens nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- f. een en ander met (ontsluitings)wegen en iritten.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Leiding - Gas
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse hoge druk gastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - Gas' en aan weerszijden van de leiding een belemmeringenstrook van 4 meter.
16.2 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ voorrang krijgt.
16.3 Bouwregels
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
- a. hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
- b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen; en
- c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Leiding - Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een drinkwatertransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.
17.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 17.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
- a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
- b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 4
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.
21.2 Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvallen dat de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' voorrang krijgt. De dubbelbestemming 'Leiding-Gas' is uitgezonderd van de voorrang die de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' heeft boven andere dubbelbestemmingen.
21.3 Bouwregels
21.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
23.2 Ondergronds bouwen
Op het bouwen van ondergrondse bouwwerken zijn de planregels op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat de diepte van ondergrondse bouwwerken maximaal 3 meter mag bedragen.
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
- b. het gebruik van gebouwen, bouwwerken en onderkomens als belhuis;
- c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
- d. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,
- e. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- f. het gebruik van kampeermiddelen of recreatiewoning voor permanente bewoning;
- g. het gebruik van een kantine of kantine-restaurant ten behoeve van feesten en/of partijen.
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
25.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
25.2 Overige zone - duiker
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - duiker' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor duikers ter plaatse van primaire watergangen.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
26.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
- b. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is.
- c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.
26.2 Afwijking wonen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het huisvesten van een persoon of groep van personen in een woning, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid, mits parkeren op eigen terrein plaatsvindt, tenzij aangetoond is dat in de nabijheid reeds voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
- b. Alvorens ontheffing als bedoeld in lid a wordt verleend, dient ten behoeve daarvan een splitsings- en/of onttrekkingsvergunning als bedoeld in de geldende Huisvestingsverordening van de gemeente Pijnacker-Nootdorp verleend te zijn.
- c. Bij verbouw dient te worden voldaan aan de bestaande bouwregels van de ter plekke geldende bestemming(en) behorende bij de vigerende bestemmingsplannen en aan de bepalingen ten aanzien van woningen/logiesgebouwen ingevolge het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening.
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
27.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
27.2 Wijziging bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder
Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Besluit algemene bepalingen omgevingsrecht (Bor).
27.3 Wijziging bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten wijzigen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht Bestaande Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 29 Overgangsrecht Bestaand Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Balij-Bieslandse Bos 2022 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplan 'Balij-Bieslandse Bos' is vastgesteld op 28 juni 2007 en goedgekeurd op 4 maart 2008. Het plangebied omvat het natuur- en recreatiegebied 'Balij-Bieslandse Bos' tussen Nootdorp en Pijnacker en aangrenzende functies. Het Bieslandse Bos is een jong bos, maar wel al heel gevarieerd. Samen met De Balij vormt het Bieslandse Bos een gestaag groeiende ‘groene long’ in de regio.
Voor het gebied is een risico-inventarisatie gemaakt. Hieruit is gebleken dat een aantal onjuistheden in het vigerende plan zitten (met name afwijkingen in goot- en bouwhoogtes). Deze onjuistheden worden in onderhavig bestemmingsplan meegenomen en gecorrigeerd naar de feitelijke situatie. Daarnaast worden enkele correcties in de plangrens doorgevoerd, teneinde het plan te laten aansluiten op aangrenzende bestemmingsplannen. Het nieuwe plan vormt daarmee een actueel beheersinstrument voor het gehele plangebied.
Na de inspraak en het vooroverleg van het voorontwerpbestemmingplan Balij-Bieslandse Bos 2019 is besloten het proces stil te leggen om het burgerinitiatief BuytenHoutTafel de kans te geven een breedgedragen gebiedsvisie op te stellen voor het gebied. Hierbij is gekeken naar de waarden van het gebied, de ontwikkelingsrichting en mogelijke activiteiten. De visie BuytenHout-West is inmiddels afgerond.
De resultaten van de inspraak en dit overleg zijn in dit hernieuwde bestemmingsplan verwerkt. Omdat het proces lang in beslag heeft genomen, is er voor gekozen om opnieuw met een voorontwerpbestemmingpslan de procedure in te gaan.
Naar aanleiding van een aantal ingediende inspraakreacties zijn op enkele percelen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hiermee heeft het bestemmingslan niet meer een volledig consoliderend karakter. Naar aanleiding van de raadsbehandeling van het ontwerpbestemmingsplan zijn bepaalde aspecten opnieuw heroverwogen. Dit heeft geleid tot diverse aanpasssingen. De aard van de aanpassingen, het aantal en het tijdsverloop heeft doen besluiten om het ontwerpbestemmingsplan opnieuw ter inzage te leggen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt tussen de kernen Pijnacker en Nootdorp en ligt tegen de gemeentegrens met Delft aan. Het gebied wordt globaal begrensd door de Noordeindseweg (zuidwestelijke grens), de Tweemolentjesvaart / De Bras en de Geerweg / kern Nootdorp (noordwestelijke grens) en de Randstadrail Den Haag - Rotterdam (noordoostelijke grens). Aan de zuidoostzijde grenst het plangebied aan de bebouwing van Pijnacker, het sportpark 'De Groene Wijdte' en de Vrederustlaan.
Afbeelding 1.1 geeft de ligging en begrenzing van het plangebied weer.
Afbeelding 1.1 - Ligging en begrenzing plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen binnen de vigerende bestemmingsplannen:
- Balij-Bieslandse Bos, vastgesteld d.d. 28 juni 2007;
- Verzamelplan 2014, vastgesteld d.d. 26 maart 2015;
- Duurzame Glastuinbouwgebieden, vastgesteld d.d. 24 februari 2011.
1.4 Planvorm
Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes, die in het bestemmingsplan gemaakt zijn, nader gemotiveerd en verantwoord.
Onderhavig bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard.
1.5 Planproces
Het voorontwerp van een bestemmingsplan doorloopt een inspraakprocedure. Hiertoe worden de stukken van het bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de termijn van terinzageligging wordt gelegenheid geboden om inspraakreacties naar voren te brengen. De resultaten van deze inspraakprocedure worden gebundeld in een Nota van beantwoording inspraak- en vooroverlegreacties, die als bijlage aan de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan wordt toegevoegd.
Parallel aan de inspraakprocedure is tevens het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. De resultaten daarvan worden eveneens gebundeld in een Nota van beantwoording inspraak- en vooroverlegreacties.
Het ontwerpbestemmingsplan, waarin de eventuele wijzigingen op grond van inspraak en vooroverleg zijn verwerkt, wordt vervolgens wederom ter inzage gelegd. Tijdens deze formele termijn van terinzageligging van zes weken kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht bij de gemeenteraad. Vanaf 28 januari 2021 heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. De ingediende zienswijzen zijn beoordeeld. Door de aard en omvang van de door te voeren wijzigingen alsmede het tijdsverloop, is besloten om het ontwerpbestemmingsplan opnieuw ter inzage te leggen. Tijdens deze terinzagelegging kunnen opnieuw zienswijzen naar voren worden gebracht. De gemeenteraad zal deze zienswijzen beoordelen en kan eventueel daarin aanleiding vinden om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen. De raad zal vervolgens het - al dan niet aangepaste - bestemmingsplan vaststellen.
1.6 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, te weten: de toelichting, de regels en de verbeelding.
De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie omschreven. Hoofdstuk 3 omvat het (boven)gemeentelijke beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de (milieutechnische) onderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planopzet, waarna in hoofdstuk 6 en 7 respectievelijk de maatschappelijke aanvaardbaarheid en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan worden behandeld.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het natuur- en recreatiegebied Balij-Bieslandse Bos maakt deel uit van een groter natuur- en recreatiegebied: Buytenhout, dat is gelegen tussen Nootdorp en Pijnacker, Delft en Zoetermeer. Het is een reeks aaneengeschakelde gebieden in drie gemeenten: Delft (Delftse Hout), Pijnacker-Nootdorp (De Balij, Bieslandsebos, Dobbeplas) en Zoetermeer (Westerpark, Buytenpark). Het zijn door overheden beheerde gebieden, primair gericht op openluchtrecreatie. Binnen Buytenhout is een grote variatie aan landschappen en recreatieve mogelijkheden. De drie gemeenten hebben met Staatsbosbeheer en het Natuur- en recreatieschap Dobbeplas de ambitie om dit gebied te laten functioneren als één samenhangend, regionaal park van allure. Binnen Buytenhout ligt één agrarische enclave, die steeds meer verweven raakt met natuur-, recreatie- en educatiedoelen.
2.1.1 Groenbuffer
De Balij en het Bieslandse Bos zijn recreatiegebieden met een nevenfunctie natuur of ecologische verbindingszone. De Delftse Hout (gemeente Delft) grenst direct aan het Bieslandse Bos; deze maakt deel uit van het groene hoefijzer van Pijnacker-Nootdorp. Het aaneengesloten gebied van de Delftse Hout, Dobbeplas, het Bieslandse Bos en de Balij is onder meer aangelegd als groenbuffer ter voorkoming van het aan elkaar groeien van de steden in de randstad.
Beide gebieden worden beheerd door Staatsbosbeheer. De deelgebieden Bieslandse Bos en Dobbeplas vallen geheel binnen onderhavig plangebied. Het deelgebied De Balij ligt deels binnen het plangebied, het overige deel van het bos ligt ten noordoosten van de Randstadrail Den Haag-Rotterdam.
Afbeelding 2.1 - Huidige situatie plangebied
De Balij
De Balij betreft een natuur- en recreatiegebied en is ca. 380 hectare groot. De naam van het bos is terug te voeren tot het woord 'Balije'; een onderafdeling van de ridders van Sint Jan welke hier leefden in de 11e en 12e eeuw. Zij hadden vele eigendommen in de regio en beschermden het Heilige Land tegen de Barbaren.
Het oudste deel van het bos De Balij is aangelegd voor de Floriade in 1992 en is in de loop der jaren verder uitgebreid met bos, open polder en moeras. De kern van het gebied is een natuurbos van circa 80 hectare, de andere 300 hectare hebben een drieledige functie: houtproductie, natuur en recreatie.
Bieslandse Bos
Het Bieslandse bos bestaat voor het merendeel uit bos met een belangrijke recreatieve functie en is onderdeel van de Randstad-groenstructuur. Het Bieslandse Bos heeft een oppervlakte van ongeveer 200 hectare en vormt samen met de Balij “Boswachterij De Balij en Bieslandse Bos”. De naam Biesland komt voort uit de biezen die hier ooit groeiden. Het uitgestrekte biezengebied zorgde voor schoon water.
Het gebied is relatief jong, halverwege de jaren '80 van de vorige eeuw is begonnen met het graven van ondiepe waterpartijen met flauwe oevers. In een deel van het gebied, het Krekengebied, werden destijds boom- en struiksoorten geplant die van een natte grond houden. Door spontane vestiging van andere bomen en struiken is het Bieslandse Bos uitgegroeid tot een bosrijk gebied met open ruimtes. Het krekengebied heeft de hoofdfunctie natuur.
Middenin het gebied ligt Hoeve Biesland (Bieslandseweg 1). Bij dit bedrijf is de pilot Boeren voor Natuur gestart. De visie 'Boeren voor Natuur' speelde hierbij een belangrijke rol. In het kort komt het er op neer dat natuur en landschap een essentieel onderdeel zijn van het boerenbedrijf. Dit natuurgericht boeren gebeurt in een gesloten systeem, waarbij alle veevoer op het bedrijf zelf wordt geproduceerd en waarin natuur, water, recreatie en boeren zich evenwichtig tot elkaar verhouden.
Dobbeplas
De Dobbeplas, aangelegd tussen 1989 en 1995, heeft een oppervlakte van ca. 64 hectare en is een belangrijk recreatief onderdeel in het plangebied. Deze plas en het gebied tussen de Dobbeplas en de Oudeweg zijn met name bedoeld voor meer intensieve recreatie. In navolging hiervan zijn langs de Dobbeplas recreatievoorzieningen aangelegd, zoals een zandstrand, een surfstrand, speel- en ligweiden, sanitaire faciliteiten, parkeervoorzieningen en een horecagelegenheid. Aan de noordwestzijde van de Dobbeplas (Oudeweg) ligt een skeeler/ijsbaan met verlichting; in de zomer kan er geskeelerd worden, in de winter geschaatst. Hier staan clubgebouwen van een ijsclub en een duivenvereniging. Aan de zuidzijde van de plas ligt een natuurkampeerterrein (Oudeweg) van een scouting.
2.1.2 Bestaande functies
In het plangebied zijn naast het natuur- en recreatiegebied Balij – Bieslandse Bos, functies aanwezig die in mindere of meerdere mate gerelateerd zijn aan natuur en recreatie. Deze worden onderstaand meer specifiek beschreven.
Wonen
Langs de Noordeindseweg staan vrijstaande burgerwoningen die tezamen lintbebouwing langs deze weg vormen. Verder zijn enkele vrijstaande burgerwoningen aanwezig langs de Laakweg en de Oudeweg/Noordweg en hebben de bedrijven in het plangebied veelal een bedrijfswoning.
Bedrijvigheid
Agrarische bedrijven
Op het perceel Bieslandseweg 1 is een agrarisch bedrijf aanwezig. Dit perceel ligt centraal in de polder van het Bieslandse Bos (zoals in paragraaf 2.1.1 is weergegeven). De bedrijfsvoering van dit melkveebedrijf is, in aansluiting op de functies van het gebied Balij-Bieslandse Bos, mede gericht op natuurbeheer en recreatie. Op de locatie Bieslandseweg 2 is eveneens een agrarisch bedrijf aanwezig. Dit betreft een paardenfokkerij.
Agrarisch - Glastuinbouw
Op het adres Noordweg 99 bevindt zich een glastuinbouwbedrijf. Op het perceel is een specifieke aanduiding opgenomen voor de verkoop van seizoensgebonden perkplanten.
Niet-agrarische bedrijven
Naast agrarische bedrijvigheid bestaat de overige bedrijvigheid in het plangebied uit een tweetal horecagelegenheden (Oudeweg 100, 'Restaurant Buytenhout', en Noordeindseweg 70, 'Café du Midi'), een brandstofverkooppunt aan de Noordweg, een loonbedrijf aan de Oudeweg 75 en een overnachtings- en vergaderlocatie aan de Noordeindseweg 70 ('Buitengoed De Uylenburg'). Ook op Noordeindseweg 72 is een vergaderlocatie met bed and breakfast gevestigd ('Tisnienix'). Verder is aan de Oudeweg 69 een hondenpension/trimsalon gevestigd. Ten slotte wordt op de locatie van het Stiltegoed (rondom Bieslandseweg 2) een stiltecentrum gerealiseerd (zie paragraaf 2.2).
Overige functies
Ten oosten van de Dobbeplas, aan de Oudeweg, is de Algemene Begraafplaats Sint Janshof gelegen. Aan de Noordweg 101 bevindt zich een scoutingkampeerterrein.
Infrastructuur
(Spoor)wegverkeer
Het natuur- en recreatiegebied is primair ontsloten via de Oudeweg/Noordweg en in mindere mate via de Noordeindseweg. De Oudeweg/Noordweg is de verbindingsweg tussen Nootdorp en Pijnacker en loopt door het plangebied. De Noordeindseweg is de zuidwestelijke begrenzing van het plangebied en fungeert mede als ontsluiting van de recreatieplas in 'De Delftse Hout', zuidwestelijk van het plangebied gelegen. Overige wegen in het plangebied zijn rustige buitengebiedwegen (Bieslandseweg, Laakweg, Hazepad, Sportlaan).
De noordoostgrens van het plangebied wordt globaal gevormd door de spoorlijn van de randstadrail Den Haag – Rotterdam (Hofplein).
Maximale capaciteit Noordeindseweg en Bieslandsweg bereikt
In deze paragraaf beschrijft de gemeente waarom ze geen verdere toename van verkeer door nieuwe of andere functies rondom de Noordeindseweg en de Bieslandseweg in de Delftse Hout wil. Dit advies is geschreven in het licht van een aantal ruimtelijke initiatieven voor percelen langs deze wegen.
In ons bestaande beleid (ruimtelijke structuurvisie, uitnodigende ruimtelijke ordening) staat al dat de Noordeindseweg en Bieslandseweg alleen geschikt zijn voor beperkte functiemenging met kleinschalige voorzieningen voor zorg en recreatie (pagina 65). De wens is om de weg als cultuurhistorisch lint te behouden en te versterken (conform de Lintenvisie). Dit kan onder andere door het verkeer zoveel mogelijk te beperken en functies beter in te passen. Daarom beoordelen we bij aanvragen tot nieuwe initiatieven altijd of er geen toename is van het verkeer.
De Noordeindseweg en de Bieslandseweg
De Noordeindseweg is een oude, smalle weg met veelal aan weerszijden een sloot of greppel waardoor op de meeste stukken een auto twee fietsers net kan passeren en waar uitwijkstroken zijn aangelegd om auto's en ook vrachtauto's elkaar te laten passeren. Het in september 2019 genomen verkeersbesluit ter invoering van maximaal 30 km/h op de Noordeindseweg en de Bieslandseweg is in november 2020 in werking getreden. Dit besluit is genomen omdat fietsers de oude snelheid van 60 km/h als gevaarlijk ervoeren en omdat de wegen een overwegend recreatieve functie en een verblijfsfunctie hebben. De Bieslandseweg ligt in het verlengde van de Noordeindseweg en is nog smaller. De uitstraling nadert die van een fietspad.
De gebruikers van de wegen zijn zeer divers:
- Bewoners
- Forenzen, studenten en scholieren op de fiets
- Recreatieve fietsers en wandelaars
- Verkeer van en naar het recreatiegebied de Delftse Hout, de horeca in Klein Delfgauw
- Verkeer van en naar het kassengebied in de Noordpolder, Polder van Biesland en veehouderijen
Beschrijving verkeerssituatie
In de praktijk zien we dat er een duidelijke ochtendspits is met grote aantallen fietsers. Aangezien de snelheden van deze fietsers ook zeer divers zijn wordt er veel ingehaald door zowel auto's en andere tweewielers en moeten fietsers daarbij goed letten op tegemoetkomende en van achter komend verkeer. De verkeersintensiteit loopt in de praktijk in de spits tegen zijn grens aan. Bewoners zijn gelukkig bekend met de situatie en passen zich, als zij met de auto zich hiertussen bevinden, in hun gedrag aan. De avondspits is meer verspreid over de middag maar daarin bevindt zich ook de volgende groep gebruikers.
Wat later op de ochtend en in de middag zien we meer recreatieve fietsers en ook wandelaars. De polders rondom Pijnacker-Nootdorp hebben een grote recreatieve waarde. Het fietsen en wandelen is voor deze mensen het recreëren. De leeftijd van deze mensen is hoger dan de verkeersdeelnemers in de spits, het tempo lager en bij moeilijkere situaties zoals bij tegenliggers of van achteropkomend verkeer wordt het gedrag onzekerder. Het risico op letsel bij een ongeval neemt op latere leeftijd sterk toe. De verwachting is dat het recreatieve verkeer de komende jaren, onder meer vanwege de vergrijzing, verder gaat toenemen. In het weekend zien we ook meer jongere mensen recreatief gebruik maken van het wegennet. Het aantal fietsers per dag ligt tussen de 1.400 en 1.800.
Het verkeer van en naar het recreatiegebied de Delftse Hout en de horeca in Klein Delfgauw fluctueert sterk en is, zeker voor het recreatiegebied, afhankelijk van het weer. Een relatief mooie dag betekent dan extra fiets- maar ook zeker autoverkeer op de Noordeindseweg. Op die dagen, wanneer ook de intensiteit van het overige recreatieve verkeer op zijn hoogst is, zit deze smalle weg aan zijn capaciteit. Dit heeft geleid tot delen van de Noordeindseweg waarvan de bermen kaal en kapotgereden zijn. Het aantal motorvoertuigen per dag ligt tussen de 1.400 en 1.600.
Tussen dit verkeer rijden ook de bevoorradingsvrachtauto's van de horeca, een enkele vrachtauto en/of landbouwvoertuig van grote afmetingen van en naar de veehouderijen en een verdwaalde vrachtauto met de herkomst of bestemming in het kassengebied.
Op de twee wegvakken, binnen de bebouwde komt, waar op de weg geparkeerd mag worden, is de doorrijdbreedte dusdanig beperkt dat eenieder die gebruik maakt van de rijbaan goed moeten opletten op tegemoetkomend verkeer (van fietsen tot vrachtwagens en landbouwvoertuigen). De situatie vraagt zeker hier van eenieder stuurvastheid.
Een eventuele toekomstige verlengde Komkommerweg ontlast voornamelijk de bebouwde kom van de Noordeindseweg maar heeft geen invloed op het verkeer daarbuiten.
Ruimte voor Ruimtebeleid
Het Ruimte voor Ruimtebeleid, waarbij tuinbouwbedrijven aan de Noordeindseweg zijn en worden opgeheven en het de eigenaren in ruil daarvoor wordt toegestaan een beperkt aantal woningen te bouwen zorgt voor een afname van vrachtverkeer. Aangezien dit vrachtverkeer tot de grootste problemen leidt accepteren we dat, in ruil voor het wegvallen van dit verkeer, er een beperkte toename is van bewonersverkeer.
Beleidslijn
Met de constatering dat de hoeveelheid verkeer op de Noordeindseweg en de Bieslandseweg de afgelopen jaren al structureel hoger is dan gewenst om de verkeersveiligheid en de kwaliteit van de wegen te kunnen waarborgen, concluderen we dat we geen extra verkeer aantrekkende functies erbij willen hebben aan de Noordeindseweg en de Bieslandseweg. Alternatief vervoer naar deze omgeving of alternatieve aanrijroutes zijn niet reëel en zijn niet af te dwingen en kunnen we dus niet toestaan als oplossingen. Extern verkeersonderzoek zal dit standpunt niet veranderen.
Uitwerking in stappenplan
De eerste vraag die moet worden beantwoord als een nieuwe functie of uitbreiding van een bestaande functie aan de Noordeindseweg of Bieslandseweg wordt aangevraagd, welke niet past in het bestemmingsplan, is of deze functie enkel uniek in deze omgeving van de Delftse Hout met zijn omgeving van bos, water en weide tot zijn recht kan komen binnen de gemeente. Zo nee, dan wordt geen medewerking verleend.
De tweede vraag is of de verkeersgeneratie met de nieuwe functie, in plaats van de oude functie, af neemt. Neemt de verkeersgeneratie toe dan wordt geen medewerking verleend. In dit vergelijk gaan we uit van mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en bekijken welke verkeersaantrekkende werking dit heeft (zowel in vrachtauto's als personenauto's). Dit doen we ook voor de nieuwe functie. Wanneer de nieuwe functie minder verkeersbewegingen met zich meebrengt dan is er vanuit verkeer ruimte voor medewerking. Trekt de nieuwe functie meer verkeer aan, dan is het niet acceptabel. Voor de vergelijking van de huidige (juridische) situatie en de nieuwe (juridische) situatie maken we zoveel mogelijk gebruik van de verkeersgeneratiecijfers van het CROW.
Er kan in afwijking van de tweede vraag maatwerk worden geleverd als de aanvrager van de wijziging gemotiveerd en controleerbaar aantoont dat er enkel een sterk beperkte toename is van de verkeersgeneratie die niet aan de piekmomenten gebonden is, dus voornamelijk buiten de ochtend- en late middagspits. De acceptabele toename is 6 motorvoertuigbewegingen per dag.
2.2 Aanpassingen Ten Opzichte Van Vigerend Bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. In onderhavig plan wordt de huidige situatie bestemd; dit geeft een aantal kleine wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Balij-Bieslandse Bos'. Deze wijzigingen worden nader toegelicht Daarnaast hebben een aantal beperkte wijzigingen in goot- en bouwhoogtes plaatsgevonden. Tijdens de inspraakprocedure zijn een aantal inspraakreacties ingediend met het verzoek een aantal perceelsgebonden ontwikkelingen in het bestemmingsplan mee te nemen en planologisch mogelijk te maken. De volgende aanpassingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan zijn doorgevoerd:
- De plangrenzen zijn op onderdelen aangepast.
- De bestemmingen op het perceel Laakweg 22-24 zijn in overeenstemming gebracht met de (gewijzigde) eigendomssituatie.
- Het bouwvlak op het perceels Bieslandseweg 1 is vergroot conform het 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014'.
- Realisatie Stiltecentrum rondom de locatie Bieslandseweg 2. Nadat een omgevingsvergunning is afgegeven voor een schapenschuur met opslag is dit opgenomen in het bestemmingsplan.
- Het gebruik van manege omzetten naar een paardenfokkerij op het perceel Bieslandseweg 2, alsmede het bouwvlak aanpassen. Ook wordt de bewoning van de bedrijfswoning door twee huishoudens mogelijk gemaakt.
- Aanpassen verkaveling van te realiseren woningen op de locatie Oudeweg 51. Tevens het opnemen van een zone met de bestemming 'Agrarisch - Weide' achter deze woonpercelen.
- Bewoning van de woning door twee huishoudens mogelijk maken op het perceel Noordeindseweg 68/68a.
- Achter de gronden Noordeindseweg 68/68a komt de wijzigigingsbevoegdheid uit het huidige bestemmingsplan te vervallen.
- Het mogelijk maken van een vergaderaccommodatie op het perceel Noordeindseweg 70, alsmede het aanpassen van de bebouwingspercentages conform de huidige situatie.
- Het mogelijk maken van een vergaderaccommodatie op het perceel Noordeindseweg 72-74, alsmede het legaliseren van de zeven recreatie-eenheden in het bestaande gebouw.
- Bestemmingen aanpassen naar aanleiding van gewijzigde eigendomssituatie op het perceel Hazepad 1.
Hierop wordt hierna verder ingegaan. Ten slotte wordt een omschrijving gegeven van de Gebiedsvisie BuytenHoutTafel.
Plangrenzen
De plangrenzen in onderhavig bestemmingsplan zijn op een aantal locaties gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Een aantal gronden nabij de Vrederustlaan passen gezien hun functies beter bij het naastgelegen sportgebied en zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'De Groene Wijdte 2018'. Een aantal gronden aan de zuidwestelijke kant van de Vrederustlaan passen gezien hun karakter en bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' beter bij het aangrenzende natuurgebied en zijn daarom in het plangebied opgenomen. Daarnaast sluiten de plangrenzen van onderhavig plan aan bij de omliggende vigerende plannen.
Afbeelding 2.2 geeft de plangrenzen van onderhavig bestemmingsplan weer, het zwarte vlak aan de zuidzijde valt nu binnen het bestemmingsplan 'Groene Wijdte 2018'. Het zwarte vlak aan de oostzijde valt binnen het bestemmingsplan 'Duurzame Glastuinbouwgebieden'.
=
Afbeelding 2.2 - Plangrenzen
Laakweg 22-24
Aan de Laakweg 22-24 is een perceel grond (zie het groene vlak in afbeelding 2.3) aangekocht door de perceelseigenaar. Deze gronden waren in eigendom van Staatsbosbeheer en zijn door de verkoop in bezit gekomen van een particuliere eigenaar. Het is ongebruikelijk om particuliere gronden een 'openbare' bestemming te geven, zodat dit deel in aansluiting bij de percelen Laakweg 22-24 en in overeenstemming met de feitelijke situatie een woonbestemming krijgen. Deze wijziging doet geen afbreuk aan het huidige beleid.
Afbeelding 2.3: Laakweg 22-24
Bouwvlak Bieslandseweg 1
Het perceel Bieslandseweg 1 is opgenomen in het bestemmingsplan 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 26 maart 2015. Het bouwvlak is hierin vergroot ten behoeve van het uitbreiden van activiteiten (zie afbeelding 2.4). Dit wordt in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.
Afbeelding 2.4 - 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014'
Stiltecentrum (rondom Bieslandseweg 2)
Naar aanleiding van een ingekomen inspraakreactie en na afstemming met de provincie en gemeente is de ontwikkeling van een stiltecentrum opgenomen in dit bestemmingsplan. Ten noordoosten van de locatie Bieslandseweg 2 wordt een stiltecentrum en een bijbehorend retraitecentrum ontwikkeld: Stiltegoed is een vrij toegankelijk gebied, waar bezoekers dagelijks terecht kunnen. Overnachtingen zijn niet toegestaan. Het retraitecentrum wordt het hart van het stiltecentrum, maar ruimtelijk gezien zal het centrum in de noordoosthoek van het gebied komen te liggen; ter hoogte van de hoge bomen van het Bieslandse Bos. Hier wordt een duurzaam gebouw gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 300 m2. Onderdeel van het plan is het verhogen van de biodiversiteit dat door natuurlijk beheer wordt onderhouden. Een circulair economisch verdienmodel ligt ten grondslag van het plan en vergoedt de onkosten van het beheer. Op deze locatie is eveneens een schapenschuur aanwezig welke vergund is als onderkomen voor schapen en voor opslag ten dienste van het beheer van de gronden van het Stiltegoed. Hiervoor wordt een bouwvlak opgenomen en de functieaanduiding 'opslag'.
Afbeelding 2.5 - 'Stiltegoed'
Bieslandseweg 2
Naar aanleiding van een ingekomen inspraakreactie en na afstemming met de gemeente is de ontwikkeling van een paardenfokkerij op het perceel Bieslandseweg 2 opgenomen in dit bestemmingsplan.
De voorgenomen ontwikkeling op de locatie Bieslandseweg 2 betreft het combineren van een paardenfokkerij met paardensport. Het huidige gebruik als manege komt daarmee te vervallen.
In totaal worden er op deze locatie 20 stallen gerealiseerd. Het bestaande gebouw dient uitgebreid te worden ten behoeve van de realisatie van een binnenbak. De functie voor manege komt te vervallen. Er vinden geen lessen plaats en er zijn geen pensionpaarden. De aanwezige paarden worden gereden door een twee tot drietal professionele ruiters. Hiermee heeft de nieuwe functie een lagere verkeersaantrekkende werking dan van een manege. Tevens komt de horecafunctie behorende bij de manege te vervallen.
De bedrijfswoning is al enige tijd gesloopt. In de toekomstige situatie wordt deze woonfunctie ondergebracht in het hoofgebouw. Het hoofdgebouw wordt hiertoe uitgebreid. Deze bedrijfswoning mag bewoond worden door twee huishoudens. Een vrijstaande bedrijfswoning is dan niet meer toegestaan. Door het gebruik van natuurlijke bouwmaterialen, het ondersteunen van nestgelegenheden voor vogels in en rond het gebouw en door het biologisch bewerken van het land wordt aangesloten op de natuurdoelstellingen in de omgeving van het gebied. Op het dak zullen 120 zonnepanelen geplaatst worden, zodat op de locatie gebruik gemaakt zal worden van duurzame energie. De locatie behoudt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden' en krijgt de functieaanduiding 'paardenfokkerij' en 'twee wooneenheden'.
Oudeweg 51
Naar aanleiding van een ingekomen inspraakreactie en na afstemming met de gemeente is de ontwikkeling van drie woningen opgenomen in dit bestemmingsplan.
Op de locatie Oudeweg 51 wil de initiatiefnemer binnen de bestemming 'Wonen' de bestaande mogelijkheid om drie woningen te realiseren aanpassen tot een betere verkaveling waarbinnen het aantal te realiseren woningen gelijk blijft. De gevellijnen op de verbeelding zijn hiermee gewijzigd, zodat de drie woningen op één lijn met elkaar gebouwd konden worden. Daarnaast wordt de toegangsweg van en naar de Oudeweg 3 meter breder. Vervolgens is het verzoek binnengekomen om de gevellijn van de meest zuidelijke woningen 3 meter naar achteren te verschuiven. Het verschuiven van de gevellijnen heeft geen nadelige gevolgen voor bestaande en toekomstige zichtlijnen en doorzichten en is daardoor in overeenstemming met de Lintenvisie. Het is geen stedenbouwkundige randvoorwaarde dat de drie nieuwe woningen in één lijn worden gebouwd. Er zijn daarmee geen bezwaren om de gevellijn van de meest zuidelijke woning 3 meter te verplaatsen.
De gronden achter de Oudeweg 51 zijn in 2013 verkocht aan het toenmalige Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). Bij de verkoop aan BBL is door partijen overeengekomen dat een strook van circa 30 meter breed uit de verkoop zal blijven. Hiermee is ingestemd en dit is vastgelegd in de bijzondere voorwaarden bij verkoop. Gezien deze overeenkomst tussen partijen is de verwerving van deze strook onaannemelijk en wordt overeenkomstig het huidige gebruik de gronden bestemd als 'Agrarisch - Weide'.
Noordeindseweg 68/68a
In het verleden zijn voor dit perceel meerdere vergunningen afgegeven. Uit deze vergunningen is niet gebleken dat twee wooneenheden zijn gevestigd in de oorspronkelijke stal. Echter uit de inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat nr. 68 sinds 2002 wordt verhuurd. Dit betekent dat deze situatie al bestond op het moment dat het huidige bestemmingsplan werd vastgesteld (28-06-2007, door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 04-03-2008) en dit gebruik onder het overgangsrecht is komen te vallen. Het is juridisch niet mogelijk om strijdig gebruik twee keer onder het overgangsrecht te laten vallen. Dit betekent dat is bekeken of dit gebruik al dan niet gelegaliseerd kan worden in voorliggend bestemmingsplan. De bewoning op nr. 68 en 68a bevindt zich in dezelfde bouwmassa. Met het toestaan van nieuwe bebouwing in het groene buitengebied is de gemeente zeer terughoudend maar dit is hier niet aan de orde. Aangezien het perceel ruim genoeg is om te voorzien in eigen parkeergelegenheid bestaat er voor het overige geen bezwaren om hier 2 huishouden in te vestigen. Op het perceel Noordeindseweg 68/68a wordt de bewoning van de woning door twee huishoudens mogelijk gemaakt waarmee het huidige gebruik wordt gelegaliseerd.
Gronden achter de Noordeindseweg 68/68a
Ten tijde van het vigerende bestemmingsplan was sprake van een inrichting van het gebied door DLG en Staatsbosbeheer. Echter zijn onderstaande gronden met de rode arcering op 22 augustus 2014 eigendom geworden van een particulier waardoor het niet aannemelijk is dat deze gronden middels deze wijzigingsbevoegdheid gewijzigd gaan worden ten behoeve van een andere inrichting van het gebied. Hiermee kan de wijzigingsbevoegdheid in het huidige bestemmingsplan komen te vervallen.
Noordeindseweg 70
In 2013 is toegezegd om het gebruik van een aantal gebouwen op het terrein als vergaderlocatie in de bestemmingsplanherziening te regelen. Hiertoe wordt op het perceel Noordeindseweg 70 de aanduiding 'vergaderaccommodatie' toegevoegd waarbij maximaal 210 m2 als vergaderlocatie mag worden gebruikt.
Gebruik
Het perceel is in de loop der tijd veranderd van een campingterrein naar een terrein waarop eveneens vergaderingen, workshops etc. wordt gegeven. Bij de vraag of de 'yurt' gelegaliseerd kon worden is aangegeven dat een aantal gebouwen ten behoeve van vergaderingen etc. worden gebruikt. Dit betreft de bebouwing van de 'yurt', het 'atelier' en het educatiecentrum. Dit is ook als zodanig gecommuniceerd in de brief van 8 augustus 2013. Tevens is in deze brief aangegeven dat dit gelegaliseerd dient te worden in de eerst volgende bestemmingsplanherziening. Dit is echter tot op heden niet gebeurd. Het vasthouden aan de bestemming 'Recreatie' met een aanduiding 'kampeerterrein' doet geen recht aan het huidige gebruik en de eerder verzonden brief. Dit betekent dat hiervoor een aanduiding 'vergaderaccommodatie', zoals opgenomen voor het naast gelegen perceel, voor de hand ligt. Echter dienen hier een aantal voorwaarden aan te worden verbonden. Eén van deze voorwaarden betreft het aantal m2 dat ingezet mag worden als vergaderaccommodatie. Op onderhavig perceel betreft dit circa 210m2. Een verder uitbreiding is niet toegestaan. Voor het overige blijft de aanduiding 'kampeerterrein' gehandhaafd.
De volgende voorwaarden worden ten behoeve van de vergaderaccommodatie in het bestemmingsplan opgenomen:
- a. Het maximum aantal bezoekers is 44;
- b. Maximaal 210m2 mag worden gebruikt ten behoeve van deze vergaderaccommodatie;
- c. De openingstijden zijn van 08.00 uur tot 18.00 uur, uitsluitend van maandag t/m vrijdag;
- d. Het is niet toegestaan om een terras te plaatsen;
- e. Het is niet toegestaan voedsel of drinken aan passanten aan te bieden;
- f. De vergaderaccommodatie mag niet worden gebruikt voor evenementen, feesten en partijen;
- g. Het schenken van sterke drank is niet toegestaan;
- h. Het parkeren van bezoekers dient op eigen terrein plaats te vinden.
Deze voorwaarden zijn overeenkomstig een recent afgegeven omgevingsvergunning voor een vergaderaccommodatie elders. Voor dit perceel is alleen het aantal bezoekers bepaald na het raadplegen van de website van de betreffende vergaderaccommodatie.
Bebouwing
In het ontwerpbestemmingsplan zijn drie bouwvlakken opgenomen, te weten:
- 1. Bedrijfswoning: goot- en bouwhoogte van 4 respectievelijk 9 meter, bebouwingspercentage is 100%, opp. circa 328m2
- 2. Gebouw voorzijde: goot- en bouwhoogte van 3 respectievelijk 4,5 meter, bebouwingspercentage is 100%, opp. circa 152m2
- 3. Overige gronden binnen bouwvlak: goot- en bouwhoogte mogen maximaal 3 meter bedragen, bebouwingspercentage is 4% opp. circa 6.460m2 waarvan maximaal 259m2 mag worden bebouwd.
- 4. Overige gronden buiten het bouwvlak: 1.175m2.
In het verleden zijn diverse bouwwerken opgericht al dan niet met vergunning. Hierdoor is in het verleden discussie ontstaan over het aantal m2 aan toegestane bebouwing. Hierop is door toezicht en handhaving onderstaande inventarisatie gemaakt:
Hieruit blijkt dat de maximaal toegestane bebouwing aanzienlijk wordt overschreden. In het huidige bestemmingsplan is echter nog een zogenaamde 10%-regeling opgenomen waarbij van de huidige maatvoering kan worden afgeweken. Uitgaand van een bebouwingspercentage van 4% inclusief deze 10%-regeling mag maximaal 285m2 worden bebouwd. Uit de hierboven opgenomen inventarisatie blijkt dat bijna een verdubbeling aan hoeveelheid bebouwing op het perceel aanwezig is. Aangezien het een groot perceel is waarop diverse ondergeschikte bouwwerken zijn opgenomen wordt de huidige hoeveelheid bebouwing planologisch mogelijk gemaakt. Dit betekent dat het bebouwingspercentage wordt verhoogd naar maximaal 8%. Aangezien dit percentage naar boven is afgerond is een uitbreiding van maximaal 11,15m2 nog toegestaan. De in het 'groen' opgenomen bebouwing hebben een eigen bouwvlak en tellen niet mee in de berekening. De in het 'oranje' opgenomen bebouwing betreft het gebruik als vergaderaccommodatie.
Noordeindseweg 72-74
Op het perceel Noordeindseweg 72-74 is een bijgebouw aanwezig dat al vele jaren als vergaderaccommodatie in gebruik is. Sinds het in gebruik nemen van het bijgebouw als vergaderruimte, is er geen sprake geweest van enige hinder of overlast. De vergaderaccommodatie brengt een beperkt aantal verkeersbewegingen met zich mee. Dit heeft geen effect op de verkeersafwikkeling op de Noordeindseweg. Op het eigen terrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig om in de parkeerbehoefte te voorzien. Tevens is de aard en omvang van het gebruik en de visuele aspecten van het bijgebouw zodanig, dat dit de omgeving en het milieu niet onevenredig aantasten. De vergaderlocatie voorziet daarnaast in een aantoonbare behoefte voor recreatieve doeleinden met zakelijke bijeenkomsten in een groene omgeving. Op basis van een motie van de raad is besloten om de huidige vergaderruimte planologisch te regelen. Ter plaatse van het bijgebouw is hiertoe de aanduiding 'vergaderaccommodatie' opgenomen. In de regels is daarbij vastgelegd dat de vergaderaccommodatie conform het bestaande gebruik is toegestaan. Uitbreiding van dit gebruik en uitbreiding van het bijgebouw ten behoeve van de vergaderaccommodatie is niet toegestaan.
In het hoofdgebouw zijn sinds lange tijd zeven recreatie-eenheden aanwezig. Deze worden positief bestemd.
Hazepad 1
Ter plaatse van het perceel Hazepad 1 is de eigendomssituatie gewijzigd. Aan de hand van de kadastrale begrenzing wordt het deel van de bestemming 'Agrarisch - Weide' gewijzigd in 'Wonen' voorzover deze in particulier eigendom is. De bestemming van de overige percelen wordt gewijzigd in 'Recreatie - Natuur'.
Gebiedsvisie BuytenHoutTafel
Over de aard en ontwikkeling van het natuur- en recreatiegebied Buytenhout wordt al enige jaren gedacht en gepraat door een actieve groep bewoners en gebruikers van het gebied. Zij hebben de BuytenHoutTafel gevormd. De initiatiefnemers van deze gesprekstafel waren de Vrienden van Biesland, een aantal ondernemers uit het gebied en de Vereniging voor Natuur- en Milieubescherming Pijnacker. Zij wilden voor zichzelf een laagdrempelige omgeving creëren om daar alles over Buytenhout te kunnen bespreken en uit te wisselen, zonder gehinderd te worden door gemeentegrenzen en bestuursentiteiten.
De BuytenHoutTafel is er om de identiteit van en de waardering voor het gebied te versterken, en om het onmogelijk te maken dat het eens zal worden volgebouwd. Deze groep mensen beschouwt het gebied Buytenhout als van levensbelang voor veel inwoners van Delft, den Haag (Ypenburg), Delfgauw, Pijnacker en Zoetermeer. Het landschap, de natuur, het water en de recreatie geven aan omwonenden, bewoners en gebruikers kwaliteit van leven. Dat kan de vorm aannemen van: het hoofd leegmaken, genieten van stilte en vogels, sporten, je ontspannen.
De BuytenHoutTafel heeft inmiddels de gebiedsvisie voor Buytenhout-West afgerond. Het is bedoeld als een visie in de zin van de Omgevingswet. De Omgevingswet zal in de komende jaren de Wet ruimtelijke ordening vervangen. Onderdeel hiervan is dat er meer ruimte is voor participatie en burgerinitiatieven. Hiervoor is - in opdracht van de BuytenHoutTafel - een plan van aanpak opgesteld door de Universiteit van Wageningen. De initiatiefnemers zijn leidend geweest. De gemeente speelt geen centrale rol. De participatie werd georganiseerd door de initiatiefnemers.
In de visie zijn voorstellen gedaan om het gebied te conserveren en te verbeteren. De kernthema's hierbij zijn:
- Natuur en biodiversiteit
inrichting en beheer moeten gericht zijn op het ontwikkelen van steeds meer gevarieerde habitats (de leefmilieus voor planten en dieren), ten behoeve van een grote soortenrijkdom, schoon water, schone lucht en een gezonde bodem zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. - De natuurgerichte landbouw van de toekomst
Er wordt nog meer ingezet op het samengaan van natuur en landbouw via een intensieve samenwerking tussen natuurbeheerders en de agrarische sector. Soms is de boer natuurbeheerder, of de natuurbeheerder boer. - Recreatie - Een gebied om te 'zijn'
Het gebied is een groene long in een verstedelijkte omgeving. Het behoud en versterken van de natuurwaarden, de biodiversiteit en de waterkwaliteit, en ook een schone mobiliteit, zijn belangrijke voorwaarden om als recreatiegebied kwaliteit te kunnen blijven bieden aan verschillende gebruikers uit de omliggende gebieden. - Water als bloedsomloop in Buytenhout-west
Water is een belangrijk thema binnen het gebied. Het speelt een grote rol voor natuur, biodiversiteit en de landbouw. Hierbij is het verbeteren van de belevingswaarde en de waterkwaliteit van groot belang. - Passende mobiliteit
Een goed doordachte mobiliteitsstrategie creëert kansen om de sociale, ecologische, economische, ruimtelijke kwaliteiten, belevingswaarde en draagkracht van het gebied te vergroten en de kernwaarden te versterken. - Gebiedseconomie
We streven naar een gezond economisch, natuurlijk en recreatief gebied waar het kringloopdenken centraal staat. Hergebruik van bestaande (ruimtelijke-, of infra-) structuren, gebouwen, materialen, kennis hierover en het verlengen van de levensduur zijn hierbij belangrijke uitgangspunten
In de visie is vanwege het hoge, richtinggevende abstractieniveau geen ruimte voor concrete plannen. De uitwerking van de visie vraagt om het opstellen van beheersplannen en nieuw beleid. Dit is dan ook niet binnen het bestemmingsplan 'Balij-Bieslandse Bos 2022' te vatten. Uiteraard is het bestemmingsplan zo opgesteld dat het de toekomstige ontwikkelingen ook niet in de weg staat. Na invoering van de Omgevingswet is van rechtswege sprake van 1 omgevingsplan voor de hele gemeente. Hierdoor is er minder noodzaak om dit plan snel te actualiseren. Voor nu is het echter ook van belang om het gebied te voorzien van actuele regelingen die omissies uit het verleden corrigeren.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Hierbij is de denken aan:
- de bouw van ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen;
- meer duurzame energie gebruiken;
- aanpassen aan klimaatverandering;
- de ontwikkeling van een circulaire economie;
- omschakeling naar kringlooplandbouw.
Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoude van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Eén van de beleidskeuzes is dat steden zich duurzaam ontwikkelen door een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid, veiligheid en leefomgevingskwaliteit. Het Rijk hanteert daartoe een integrale verstedelijkingsstrategie en is actief partij bij het formuleren van een regionale verstedelijkingsstrategie. Het is essentieel dat onze steden gezond, aantrekkelijk, veilig en schoon zijn om in te wonen en te werken, dat er goede en betaalbare woningen beschikbaar zijn en dat woon- en werklocaties bereikbaar zijn.
Een andere beleidskeuze is het versterken van het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad en verbeteren de aansluiting op het groene gebied buiten de stad in een samenhangende aanpak van de stedelijke groenstructuur. Een natuurinclusieve ontwikkeling van de stedelijke regio’s en natuurinclusief bouwen zijn het uitgangspunt. De aanwezigheid van groen en water in en rond de stad vormt een belangrijke factor voor de kwaliteit van het stedelijk leven en de aantrekkelijkheid van de stad. Het draagt bij aan een prettig en gezond woonmilieu en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het vormt een omgeving voor ontspanning en biedt de ruimte voor recreëren, ontmoeten en gezond bewegen.
Het recreatiegebied Balij-Bieslandse Bos in een stedelijke omgeving draagt bij aan een gezonde fysieke leefomgeving. In de NOVI zijn echter geen rechtstreekse regels voor het gebied opgenomen waaraan het bestemmingsplan moet voldoen.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De omgevingsvisie, een beleidsstuk op nationaal niveau, heeft slechts een bindende werking voor het Rijk, de overheid op nationaal niveau, zelf. Alleen díe nationale belangen uit de omgevingsvisie waarvan de doorwerking naar andere bestuurslagen juridisch moet worden zeker gesteld, zijn in een Algemene maatregel van bestuur Ruimte vastgelegd. Deze Amvb Ruimte is, onder de naam Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), in werking getreden op 30 december 2011 en richt zich op doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke beleid- en regelkaders.
Bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten de in het Barro opgenomen regels voor de projecten die met name genoemd worden en die op hun grondgebied liggen, in acht nemen. Per project worden de regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het recreatiegebied Balij-Bieslandse bos komt niet voor in het Barro. Het Barro bevat geen regels die doorwerking dienen te krijgen in het bestemmingsplan 'Balij-Bieslandse Bos 2022'.
3.1.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Balij-Bieslandse Bos 2022' sluit aan op het landelijke ruimtelijke beleid dat is vastgelegd in de Omgevingsvisie. De lokale en regionale recreatieve voorziening Balij-Bieslandse Bos levert een bijdrage aan de verwezenlijking van de het nationale beleid op het gebied van recreatie, de regionale kwaliteit van leven, de ruimtelijk-economische structuur van de regio en langs die weg de nationale concurrentiekracht. Het is echter geen project dat is opgenomen in het Besluit algemeneregels ruimtelijke ordening. Op landelijk niveau zijn er dus geen regels gesteld die moeten doorwerken in dit bestemmingsplan.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De omgevingsvisie, vastgesteld door Provinciale Staten op 20 februari 2019, (geconsolideerd in werking per 20 april 2019) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de omgevingsvisie is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
- Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
- Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
- Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
- Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.
Het plangebied is belangrijk voor de groene ruimte van de provincie. Hierbij is het van belang om de groene kwaliteiten te versterkten en de samenhang tussen stedelijke parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.
3.2.2 Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening door Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland vastgesteld (geconsolideerd in werking per 20 april 2019). Het plangebied ligt op grond van deze verordening buiten het bestaand stads- en dorpsgebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Bro) is verankerd in de Verordening. Gezien het feit dat onderhavig plan geen extra woningen mogelijk maakt, behoeft echter niet aan deze Ladder getoetst te worden.
Ruimtelijke kwaliteit
Basisuitgangspunt is dat ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan, mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn te kenmerken als inpassen, aanpassen of transformeren.
- 1. inpassen: ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
- 2. aanpassen: ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit.
- 3. transformeren: ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp.
Molenbiotoop
Aan de Oudeweg 70 is een molen gelegen. In de omgevingsverordening is voor deze molen een molenbiotoop opgenomen. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens, garandeert in voldoende mate de vrije windvang en het zicht op de molen, en voldoet aan een aantal voorwaarden. De molenbiotoop is middels een aanduiding voor een vrijwaringszone opgenomen op de verbeelding van het plan. De voorgenomen ontwikkeling aan de Oudeweg 51 valt binnen de molenbiotoop. De afstand tussen de ontwikkeling en de molen is 170 meter. Daarmee is een hoogte van 1,7 meter toegestaan boven de onderste punt van de wiek. De hoogte tot de onderzijde van de wiek bedraagt 4 meter. Daarmee is er een bouwhoogte van 5,7 meter toegestaan. De maximale bouwhoogte van het bouwplan is 7 meter en voldoet daarmee niet aan de molenbiotoop. Echter, in de huidige situatie zijn reeds woningen met een bouwhoogte van 8 meter aanwezig tussen de molen en de nieuwe te bouwen woningen. De nieuw te bouwen woningen vormen daarmee geen extra belemmering voor de windvang van de molen. De provincie Zuid-Holland heeft bevestigd dat afgeweken kan worden van de molenbiotoop omdat er sprake is van tussenliggende hogere obstakels. Door toedoen van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling worden de windvang van en het zicht op de molen niet verder beperkt
Belangrijk weidevogelgebied
Een deel van het plangebied is in de provinciale verordening aangewezen als Belangrijke weidevogelgebied. Belangrijk weidevogelgebied is aangewezen als een gebied binnen de beschermingscategorie 2. Ontwikkelingen zijn hier mogelijk indien deze zijn aan te merken als inpassen of aanpassen. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied geen significante aantasting tot gevolg hebben van de wezenlijke kenmerken en waarden van het weidevogelgebied. Hierbij dient aandacht te zijn voor de weidevogeldichtheden of potentie daarvoor en factoren die hoge weidevogeldichtheden mogelijk maken, zoals het graslandgebruik, de waterhuishouding met relatief hoge grondwaterstanden, de landschapsstructuur en de rust van het gebied.
Het grootste deel van het Belangrijk weidevogelgebied is bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden'. Binnen de bestemmingsomschrijving is onder andere aangegeven, dat de gronden binnen deze bestemming bestemd zijn voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor landschappelijke open gebied en weidevogels. Tevens is in de bestemming een aanlegvergunningenstelsel opgenomen, waardoor het niet zondermeer mogelijk is om werkzaamheden uit te voeren, zoals het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen of het beplanten met houtopstanden. Hiermee worden de kenmerken en waarden van het weidevogelgebied beschermd. Een klein deel van het gebied is bestemd als 'Recreatie – Natuur'. Dit betreft het stiltebos. Dit stiltebos is reeds aanwezig en in het verleden met medewerking van de gemeente en provincie mogelijk gemaakt.
In het gebied zijn drie bedrijven aanwezig. Dit betreffen twee agrarische bedrijven: Bieslandseweg 1 en Bieslandseweg 2. Bieslandseweg 1 betreft een regulier grondgebonden agrarisch bedrijf. In de verordening is aangegeven, dat de bescherming van de belangrijke weidevogelgebieden geen beperkingen met zich mee brengt voor ontwikkelingen binnen het huidige agrarische grondgebruik.
Het bedrijf ter plaatse van Bieslandseweg 2 was een manege die omgezet wordt naar een paardenfokkerij. De functie voor manege, inclusief bijbehorende horeca, komt te vervallen (zie ook de beschrijving in paragraaf 2.2) en het aantal te houden paarden neemt af van 39 naar 20 paarden. Hierdoor wordt de locatie minder intensief gebruikt, vanwege het lagere aantal paarden, minder bezoekers en een lagere verkeersaantrekkende werking. De ontwikkeling zal daarmee geen negatief effect hebben op de kenmerken en waarden van het weidevogelgebied.
Het derde bedrijf betreft het stiltecentrum rondom Bieslandseweg 2. Het stiltebos is al enige jaren aanwezig. Onderdeel van het plan is het verhogen van de biodiversiteit dat door natuurlijk beheer wordt onderhouden. Aanvullend op en in het stiltebos zal er een gebouw worden gerealiseerd dat als retraitecentrum zal dienen. Overnachtingen zijn niet toegestaan.Het initiatief komt voort uit een gewonnen aanbesteding van de Provincie Zuid-Holland voor de realisatie en het beheer en onderhoud van dit deel van het Bieslandse Bos. Destijds is door de Provincie Zuid-Hollend geoordeeld dat het stiltebos passend is binnen de opgave van het natuur- en recreatiegebied. Aanvullend op en in het stiltebos zal er een gebouw worden gerealiseerd dat als retraitecentrum zal dienen. Overnachtingen zijn niet toegestaan. In het retraitecentrum kunnen groepen worden ontvangen tot circa 15 personen. Daarmee heeft het een kleinschalig en extensief recreatief karakter passend binnen de filosofie van het stiltebos. Omdat het gebouw in het gebied wordt gerealiseerd, dat reeds als stiltebos in gebruik is, is er geen sprake van uitbreiding van het stiltebos. Het is een aanvulling op de huidige activiteiten. Daarom zal dit geen negatief effect hebben op de kenmerken en waarden van het weidevogelgebied. Om te borgen dat het geheel landschappelijk wordt ingepast, is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Door de realisatie van het gebouw zal de verharding toenemen, maar dit betreft halfverharding en het dak van het gebouw zal voorzien worden van een turfdak.
3.2.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. De recreatieve functie van Balij en Bieslandse Bos blijft behouden en sluit daarmee aan bij de diverse beleidskaders van de provincie Zuid-Holland.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Toekomstvisie 2040 (2012)
In de Toekomstvisie 'Visie op de toekomst van Pijnacker-Nootdorp', vastgesteld door de gemeenteraad op 26 juni 2012, wordt een eenduidige en consistente koers voor Pijnacker-Nootdorp uitgezet met oog voor de omgeving en de rol van de gemeente. De toekomstvisie laat zien wat voor gemeente Pijnacker-Nootdorp wil zijn, waar zij met haar ontwikkeling heen wil en welke rol zij daarbij pakt.
Pijnacker-Nootdorp wil een herkenbare gemeente zijn in een landelijke omgeving waar de stad nooit ver weg is (visie). Zij wil in de regio een uniek woonmilieu bieden, met het groene buitengebied meerwaarde geven en met duurzame en innovatieve bedrijven – waaronder de glastuinbouw – de economie versterken (missie).
3.3.2 Omgevingsvisie Pijnacker-Nootdorp 2050 - Verbonden met elkaar
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft een omgevingsvisie opgesteld waarin wordt beschreven hoe Pijnacker-Nootdorp er in 2050 uit zou kunnen zien. Met de nieuwe Omgevingsvisie bereiden ze zich voor op de Omgevingswet die naar verwachting 1 juli 2022 in werking treedt. De omgevingsvisie is binnen deze wet een nieuw instrument waarin de gemeenteraad zijn integrale visie op fysieke leefomgeving voor de lange termijn geeft. De omgevingsvisie gaat over de hele fysieke leefomgeving en is breder dan zijn voorganger: de ruimtelijke structuurvisie. Het gaat niet alleen om thema's als wonen, ruimtelijke ordening, mobiliteit, economie en groen, maar ook om onderwerpen als gezondheid, omgevingsfactoren (milieu), duurzaamheid en veiligheid. Het ontwerp van de omgevingsvisie heeft tot en met 14 juli 2021 ter inzage gelegen. De verwachting is dat de visie eind 2021 wordt vastgesteld.
De gemeente onderscheidt vier ontwikkelingslijnen die gezamenlijk richting geven aan de toekomst van de fysieke leefomgeving van Pijnacker-Nootdorp:
- 1. Ontwikkelingslijn 1: Onderscheidend groen
- 2. Ontwikkelingslijn 2: Karakteristieke woon- en leefomgeving
- 3. Ontwikkelingslijn 3: Aantrekkelijk economische vestigingsklimaat voor inwoners en ondernemers
- 4. Ontwikkelingslijn 4: Een veerkrachtige leefomgeving voor mensen, planten en dieren
De ontwikkelingslijnen zijn geen keuzemogelijkheden, ze zijn allen even belangrijk en versterken elkaar. Samen geven ze een integraal beeld en richting voor de toekomst voor het gehele grondgebied van de gemeente.
Het gebied Balij-Bieslandse Bos is hoofdzakelijk aangewezen als 'Natuur- en recreatielandschap'. Richtpunten binnen dit gebied zijn:
- Herkenbare woonomgeving
- Goede omgevingskwaliteit
- Afwisselend landschap
- Gezonde leefomgeving om in te bewegen
- Mogelijkheden voor ontmoeting
- Beweegvriendelijke ruimte
- Duurzame mobiliteit.
3.3.3 Natuur op de kaart
Natuur op de kaart is een toekomstvisie voor de verdere realisatie van het natuurnetwerk binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Deze nota stelt het natuurbeleid voor de komende jaren vast met een visie voor de lange termijn (2040) en een uitvoeringsprogramma voor de korte termijn. Natuur op de kaart borduurt voort op de Ecologische kaart. Natuur op de kaart streeft naar de realisatie van een natuurnetwerk met grote biodiversiteit binnen onze gemeente. Hierbij speelt het stedelijk gebied van de drie kernen Nootdorp, Pijnacker en Delfgauw een grote rol.
Ambities voor natuur- en groengebieden
Om de kern Pijnacker is een robuuste hoefijzervormige groenstructuur aanwezig. Beginnend bij de Delftse Hout loopt deze via de Bieslandse Polder, Balij en Groenzoom naar de Zuidpolder van Delfgauw en de Ackerdijkse plassen. Hierdoor wordt natuur in Pijnacker-Nootdorp verbonden met natuur in Midden-Delfland enerzijds en het Groene Hart anderzijds. De gemeente ambieert een robuuste verbinding aan te brengen tussen de Noord- en Zuidpolder van Delfgauw.
Ambities voor nieuwe natuur
Het voor de regio kenmerkende water en moerasgebied wordt ingepast bij de ontwikkeling van nieuwe en reconstructie van bestaande gebieden. Dat doet de gemeente zo veel mogelijk in ruime natuurvriendelijke oevers langs watergangen. Hiervan profiteren vooral amfibieën, libellen en moeras- en watervogels. Om gewenste verbindingen te realiseren, worden zo nodig faunapassages, uittreeplaatsen en andere faunavoorzieningen aangebracht.
De kernen van Nootdorp, Pijnacker en Delfgauw grenzen op veel plaatsen aan het hoefijzer van natuur- en groengebieden in het buitengebied. Dit biedt goede aansluitmogelijkheden van de kernen op de natuur in de buitengebieden. De mogelijkheden voor nieuwe natuur wordt vergroot door ecologische functies te koppelen aan klimaatadaptieve maatregelen in het Waterklimaatplan Helder over water en klimaat.
3.3.4 Lintenvisie
Pijnacker-Nootdorp wil de kwaliteit van de cultuurhistorische bebouwingslinten in de gemeente verbeteren. De Lintenvisie is opgesteld om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de linten beter te begeleiden.
De linten, zoals bijvoorbeeld de Noordeindseweg, de Nieuwkoopseweg, de Rijskade en de Oude Leedeweg, zijn belangrijk voor de gemeentelijke identiteit. Ze dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van onze gemeente. De linten zijn dynamisch door de veranderende omgeving van nieuwe woonwijken, glastuinbouw, nieuwe infrastructuur en natuur- en recreatiegebieden. Inwoners en bedrijven uit deze linten ondernemen veel ruimtelijke initiatieven.
De Lintenvisie Pijnacker-Nootdorp is opgesteld om vooraf duidelijke richtlijnen te geven en beperkt kaders te stellen. Daarnaast is het vooral bedoeld voor inspiratie bij de planuitwerking van inwoners en ondernemers. De gemeente wil de Lintenvisie op drie manieren gebruiken:
- als uitnodiging en handreiking voor initiatiefnemers bij hun planvorming;
- als hulpmiddel voor de gemeente bij de toetsing van vergunningsaanvragen;
- als input voor visieverkenningen en omgevingsplannen.
3.3.5 Ruiterpadenplan
De gemeente streeft in het buitengebied naar een samenhangend groengebied, waarbinnen de recreatiemogelijkheden verder worden uitgebreid. Gedacht wordt aan een breed en gevarieerd aanbod van vooral extensieve voorzieningen. Ruiterpaden maken daar deel van uit. Het ruiterpadenplan is bedoeld ter ondersteuning van de grote groenbeheerders en de ruitersector; het biedt een kader aan derden voor verdere ontwikkeling van de mogelijkheden voor ruiters.
De inspanningen tot op heden hebben geresulteerd in de huidige ruiterpadenstructuur. In alle groengebieden in de gemeente zijn er mogelijkheden voor ruiters. De meest uitgebreide structuur is te vinden in Buytenhout met een uitgebreid netwerk aan pasen rondom de Dobbeplas en een groot aantal routes in de Balij. Voor het plangebied zijn de volgende maatregelen aangegeven:
- 1. knelpunten op bestaande paden en routes oplossen;
- 2. mogelijkheden ruiterverbinding de Balij verkennen;
- 3. onderhoud ruiterroutes
- 4. mogleijkheden verbinding de Balij - Groenzoom verkennen.
3.3.6 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard en regelt een natuur-recreatief gebied. Dit sluit aan bij de structuurvisie van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en het overige gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
In paragraaf 2.2 van deze toelichting zijn de doorgevoerde wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan beschreven. Een aantal van deze wijzigingen betreffen ontwikkelingen die relevant zijn voor een aantal milieuaspecten en in dat kader een nadere onderbouwing behoeven danwel onderzocht dienen te worden. Dit betreffen de volgende ontwikkelingen en milieuaspecten:
- 1. Bieslandseweg 2: paardenfokkerij en bedrijfswoning
- 2. Rondom Bieslandseweg 2: Retraitecentrum Stiltegoed
- 3. Oudeweg 51: herschikking 3 woningen
- 4. Noordeindseweg 70: vergaderaccommodatie
- 5. Noordeindseweg 72-74: vergaderaccommodatie
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.2.1 Regelgeving en beleid
Inleiding
Milieuzonering is het ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen bij nieuwe ontwikkelingen. Met de term “milieubelastende activiteiten” worden binnen de VNG-methodiek alle milieubelastende activiteiten bedoeld: niet alleen bedrijven maar ook bijvoorbeeld recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Met de term “milieugevoelige functies” worden onder meer woningen, ziekenhuizen, scholen en verblijfrecreatie bedoeld.
Milieuzonering, het ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen, dient twee doelen:
- Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De VNG doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Deze VNG-publicatie legt niet vast wat wel en niet is toegestaan. Een gemeente beslist zelf of ze op een bepaalde locatie bedrijven of woningen mogelijk wil maken (gemeentelijke beleidsvrijheid). De gemeente dient dit wel op een zorgvuldige wijze af te wegen en te verantwoorden. De publicatie is een hulpmiddel om de afstanden tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen concreet voor een locatie in te vullen (maatwerk).
Het bestemmingsplan is het juridisch-planologisch instrument waarin de gekozen strategie moet worden verklaard. Volgens jurisprudentie dient de plantoelichting ten minste aannemelijk te maken dat ten aanzien van het milieu geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn.
Bouwstenen van milieuzonering
Lijst van bedrijfsactiviteiten (richtafstandenlijst)
De lijst van bedrijfsactiviteiten is een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De lijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. De lijst is algemeen aanvaard als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen, zoals onder meer blijkt uit jurisprudentie van de Raad van State. Er moet gemotiveerd worden welke Staat van bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt en de toegelaten milieubelastende activiteiten dienen in de juridische regeling van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) te worden vastgelegd.
Omgevingstype
De VNG-publicatie kent twee omgevingstypen, 1) een rustige woonwijk/rustig buitengebied en 2) een gemengd gebied . Een rustige woonwijk is een woonwijk, ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied. Naast deze omgevingstypen kent de VNG-publicatie ook het omgevingstype gemengd gebied. Dit is een gebied met matige tot sterke functiemenging. Hieronder vallen ook de lintbebouwing in het buitengebied (met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid) en gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen.
De aan de milieucategorie gerelateerde richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied. Bij het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Zie tabel 4.1.
Categorie | Richtafstand t.o.v. rustige woonwijk/rustig buitengebied | Richtafstand t.o.v. gemengd gebied | |
1 | 10m | 0m | |
2 | 30m | 10m | |
3.1 | 50m | 30m | |
3.2 | 100m | 50m | |
4.1 | 200m | 100m | |
4.2 | 300m | 200m | |
5.1 | 500m | 300m | |
5.2 | 700m | 500m | |
5.3 | 1.000m | 700m | |
6 | 1.500m | 1.000m | |
Tabel 4.1 - Milieucategorieën en bijbehorende richtafstanden ten opzichte van de verschillende omgevingstypen
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is (dus inclusief vergunningvrij aanbouwen).
4.2.2 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
De bestaande situatie wordt vastgelegd en van een ruimtelijke-juridische regeling voorzien en daarmee integraal beheerd. De bedrijvigheid binnen het plangebied is reeds mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Wel is het een historisch gegroeide situatie waarbij er niet altijd aan de huidige richtlijnen kan worden voldaan.
Bieslandseweg 2: paardenfokkerij en bedrijfswoning
Voor een paardenfokkerij, zoals deze op het perceel Bieslandseweg 2 wordt mogelijk gemaakt, geldt een een richtafstand van 50 meter (milieucategorie 3.1) tot gevoelige functies. De dichtstbij gelegen woning (gevoelige functie) betreft de bedrijfswoning op het perceel Bieslandseweg 1. Deze ligt op een ruime afstand van circa 250 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand. In het kader van bedrijven en milieuzonering zijn geen belemmeringen voor het mogelijk maken van de paardenfokkerij.
Rondom Bieslandseweg 2: Retraitecentrum Stiltegoed
Het stiltecentrum vormt geen gevoelige functie. Er vinden geen overnachtingen plaats waardoor personen hier niet langdurig verblijven. Het stiltecentrum vormt daarmee geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de paardenfokkerij op het perceel Bieslandseweg 2.
Oudeweg 51: herschikking 3 woningen
Ter plaatse van de Oudeweg 51 waren reeds drie woningen mogelijk. Onderhavig plan maakt uitsluitend een andere situering mogelijk. In de omgeving zijn geen bedrijven aanwezig die hierdoor belemmerd worden in de bedrijfsuitvoering.
Noordeindseweg 70 en 72-74: vergaderaccommodatie
Op de percelen Noordeindseweg 70 en 72-74 wordt een vergaderaccommodatie mogelijk gemaakt. Conform de VNG-publicatie geldt voor conferentie-oorden en congrescentra een richtafstand van 10 meter. De vergaderaccommodatie op het perceel Noordeindseweg 72-74 voldoet aan de richtafstand. Op het perceel Noordeindseweg 70 is de vergaderaccommodatie ondergeschikt aan de reeds aanwezige functies in de vorm van horeca en kampeerterrein. Daarmee vormt deze functie geen belemmering voor de omgeving.
Conclusie
Er zijn als gevolg van dit bestemmingsplan geen belemmeringen in het kader van bedrijven en milieuzonering te verwachten.
4.3 Externe Veiligheid
4.3.1 Inleiding
In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze de externe veiligheid in beschouwing is genomen bij dit bestemmingsplan. De externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico's die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten.
4.3.2 Normstelling en beleid
Twee sleutelbegrippen: plaatsgebonden risico en groepsrisico
De risico's bij de externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Waarom worden er twee begrippen gebruikt? Het rijksoverheidsbeleid maakt onderscheid tussen het risico waaraan het individu is blootgesteld en het risico waaraan een groep mensen is blootgesteld. Het gaat om het risico op overlijden. Voor de beoordeling van het risico waaraan het individu is blootgesteld gebruikt men het plaatsgebonden risico. Dit is de maatstaf voor de persoonlijke veiligheid. De maatstaf voor de kans dat een groep van mensen in een keer overlijdt, is het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de overlijdenskans per jaar die op een bepaalde afstand aanwezig is door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt voor de berekening uitgegaan van een fictieve burger. Deze burger is 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op de plaats aanwezig waarvoor het plaatsgebonden risico wordt berekend. Verder zal de burger geen aanstalten maken zich in veiligheid te brengen (vlucht- of schuilgedrag) gedurende de maximaal 30 minuten blootstelling aan het optredende effect. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour).
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans op het overlijden in één keer van een groep mensen (juridisch is de minimum omvang gesteld op 10 doden om van een groepsrisico te kunnen spreken) als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1.000 slachtoffers tegelijk vallen. Bij transportrisico's geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeenkomt met de kans op 10 slachtoffers gelijk aan één op de tienduizend (10-4). De kans op 100 slachtoffers gelijk aan één op de miljoen (10-6) enzovoorts. Bij stationaire risicobronnen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico een factor 10 kleiner ligt. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is geen wettelijke norm, het is bedoeld als een ijkpunt. Er kunnen redenen zijn dat een gemeente meer of juist minder risico's accepteert. De gemeente is verplicht om voor iedere situatie een belangenafweging te maken (verantwoording groepsrisico). Daarbij spelen onder andere de zelfredzaamheid van bewoners, vluchtwegen, economische en maatschappelijke belangen een rol.
Beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten
Beperkt Kwetsbare objecten
Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder andere verstaan woningen, hotels, restaurants, kantoren, winkels en sport- en kampeerterreinen, voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren. In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van een beperkt kwetsbaar object.
Kwetsbare objecten
Kwetsbare objecten zijn onder ander woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienst- of bedrijfswoningen), kantoren met meer dan 1.500 m² bruto vloeroppervlak en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of (een deel van de dag) kwetsbare groepen mensen. De kwetsbare objecten staan gedefinieerd in Bevi artikel 1 sub l. Na inwerkingtreding van het Bevi is de definitie van kwetsbare objecten nog verduidelijkt.
Zeer kwetsbare objecten
Zeer kwetsbare objecten zijn tevens kwetsbare objecten, ze vormen een subcategorie van de categorie kwetsbare objecten uit het Bevi. Zeer kwetsbare objecten zijn objecten waarin mensen verblijven die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke of lichamelijke beperking. Voorbeelden hiervan zijn: verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en kinderdagverblijven.
Waarom onderscheid?
Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is van belang om te bepalen of de PR 10-6 een grenswaarde is of een richtwaarde. De zeer kwetsbare objecten vormen een nieuwe categorie ten opzichte van het Bevi en spelen een rol in de modernisering van het Omgevingsveiligheidsbeleid (Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid).
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het Bevi is van toepassing op vergunningplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen, al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht het bevoegde gezag bij ruimtelijke plannen vanuit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) afstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Voor de toepassing van het Bevi wordt een nieuw ruimtelijk besluit (waaronder ook een conserverend bestemmingsplan) gezien als een nieuwe situatie. De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geeft uitvoering aan het Bevi.
Plaatsgebonden risico
Het BEVI gaat bij het plaatsgebonden risico uit van:
- Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten.
Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde. - Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten.
Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.
Groepsrisico
Bij inrichtingen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar;
Wanneer verantwoording groepsrisico
Alleen bij een toename van het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is van toepassing op:
- De vaststelling van een bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro);
- Inpassingsplan van een project met een provinciaal belang (artikel 3.26, lid 1Wro);
- Inpassingsplan van een project met een landelijk belang (artikel 3.28, lid 1 Wro);
- Ontheffing van een voorschrift uit de bouwverordening (artikel 11 Woningwet);
- Omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid, onder c, Wabo, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 of 3, of tweede lid, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheerverordening wordt afgeweken. De omgevingsvergunning vervangt het projectbesluit uit artikel 3.10 van de Wro.
Basisnet
Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten). Aangezien er in Pijnacker-Nootdorp geen sprake is van transport van gevaarlijke stoffen via hoofdwaterwegen en hoofdspoorwegen zal in het planspecifieke deel alleen aandacht worden besteed aan transport van gevaarlijke stoffen via de hoofdwegen.
Het Basisnet heeft als doel een evenwicht voor de lange termijn te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die wonen of verblijven dicht in de buurt van de infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt.
Het Basisnet stelt regels aan het vaststellen en beheersen van de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (vervoerskant) en om mensen die dicht bij deze hoofdwegen wonen of verblijven minimaal een bepaald beschermingsniveau te bieden.
Het Basisnet is een heel stelsel van wetten en regels dat op verschillende gebieden haar oorsprong heeft liggen. Vanuit de vervoerskant is er de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Wvgs). De Wvgs is in de afgelopen tijd al aangepast aan het Basisnet. De gewijzigde Wvgs (Stb. 2013, nr. 307) is per 1 april 2015 in werking getreden. Voor de ruimtelijke ordeningskant is er het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes. Dit besluit vindt haar grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet milieubeheer. Dit besluit vervangt de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en vindt haar grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet milieubeheer. Het Bevt is per 1 april 2015 in werking getreden. In de Regeling Basisnet (Stcrt. 2014, nr. 8242, sinds 1 april 2015 in werking) wordt aangegeven waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling. Het Bevt is ook van toepassing op transportassen die niet onder het basisnet vallen. Het plaatsgebonden risico kan worden berekend of worden bepaald met toepassing van de vuistregels uit de Handleiding risicoanalyse transport (Hart).
In het Basisnet zijn grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico, richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen die deel uitmaken van het Basisnet, kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Hiervoor gelden namelijk de basisafstanden in bijlage I, II en III van de Regeling basisnet. De basisnetafstanden vormen een veiligheidszone hierbinnen mag het plaatsgebonden risico door het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar.
Het gewijzigde Bouwbesluit (Stcrt. 2014, nr. 4057, sinds 1 april 2015 in werking) bevat regels rondom bouwen binnen Plasbrandaandachtsgebieden (PAG). Een PAG is een gebied tot 30 meter vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook (excl. vluchtstrook) waarin, bij realisatie van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
Aan het bouwen van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in een veiligheidszone of een PAG zijn eisen gesteld op grond van artikel 2.3 eerste respectievelijk tweede lid van de Regeling Bouwbesluit 2012. Paragraaf 2.3 van deze regeling is eveneens op 1 april 2015 in werking getreden (Stb. 2015, 92). In beide gevallen moet zijn voldaan aan de artikelen 2.5 t/m 2.9 van voornoemde regeling. Aanvullend moet het mechanisch ventilatiesysteem van een, als beperkt kwetsbare object aan te merken, bouwwerk binnen een veiligheidszone zijn uitgerust met een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld (artikel 2.10 van de regeling). Deze bepalingen gelden niet voor bouwwerken met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (bijvoorbeeld telefoon- of elektriciteitscentrale).
Plaatsgebonden risico
Het Bevt gaat bij het plaatsgebonden risico uit van:
- Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten.
Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde. - Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten.
Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.
Groepsrisico
Bij transportroutes geldt vanuit het Bevt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar en met de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-8 per jaar.
Wanneer verantwoording groepsrisico?
Verantwoording is van toepassing op de volgende besluiten:
- De vaststelling van een bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro);
- Inpassingsplan van een project met een provinciaal belang (artikel 3.26, lid 1Wro);
- Inpassingsplan van een project met een landelijk belang (artikel 3.28, lid 1 Wro);
- Omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, lid, onder c, Wabo, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 of 3, of tweede lid, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheerverordening wordt afgeweken.
Het Bevt schrijft voor dat voor alle bovenstaande ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied van een transportroute in ieder geval aandacht moet worden geschonken aan:
- 1. Mogelijkheden tot voorbereiding van het bestrijden en het beperken van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
- 2. Zelfredzaamheid ten aanzien van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten.
Hierbij dient niet alleen het invloedsgebied van de maatgevende vervoersklasse (GF3: brandbaar gas) te worden beschouwd, maar ook van overige stoffen die over het wegvak worden vervoerd.
Een ruimtelijke ontwikkeling op een afstand groter dan 200 meter levert echter een geringe bijdrage aan de hoogte van het groepsrisico. Daarom is het niet effectief om in het gebied op een grotere afstand dan 200 meter van een transportroute uitgebreid de mogelijkheden voor ruimtelijke maatregelen te onderzoeken om het groepsrisico te verkleinen.
Alleen wanneer een ruimtelijk plan binnen 200 meter van een transportroute gelegen is, dient een volledige verantwoording afgelegd te worden waarin ook de volgende aspecten worden behandeld:
- 3. Dichtheid van personen en de verwachte veranderingen;
- 4. Hoogte van het groepsrisico;
- 5. Maatregelen ter beperking van het groepsrisico (zowel bronmaatregelen als ruimtelijke maatregelen);
- 6. Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen (alternatieve locaties) met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.
Een volledige verantwoording mag ook achterwege blijven indien kan worden aangetoond dat:
- a. het groepsrisico, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico, of;
- b. het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, met niet meer dan 10% toeneemt en;
- c. de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, niet wordt overschreden.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Sinds 1984 wordt er getoetst aan circulaire Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen (1984) en vanaf 1991 ook aan de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie. Sinds 1 januari 2011 zijn beide circulaires vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende regeling. Vanaf 1 juli 2014 vallen ook de chemicaliënleidingen onder dit besluit. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het Bevb is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en transport. Ook bij buisleidingen geldt dat de hoogte van het groepsrisico en de mate van toename van het groepsrisico bepalen of een volledige verantwoording moet worden opgesteld of dat een beperkte verantwoording volstaat.
Plaatsgebonden risico
Het Bevb gaat bij het plaatsgebonden risico uit van:
- Het in acht nemen van een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten.
Dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarde. - Rekening houden met een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten.
Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarde.
Groepsrisico
Bij buisleidingen geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar en met de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-8 per jaar;
Wanneer verantwoording groepsrisico?
De verantwoordingsplicht van het groepsrisico is van toepassing bij de vaststelling van een bestemmingsplan (mede inbegrepen een inpassingsplan), op grond waarvan de aanleg van een buisleiding of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten. Echter, ook als de verantwoordingsplicht niet van toepassing is kan in het kader van goede ruimtelijke ordening (artikel 10 Wro) een verantwoording noodzakelijk zijn.
Een volledige verantwoording mag buiten toepassing blijven indien kan worden aangetoond dat:
- a. het groepsrisico, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico, of;
- b. het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, met niet meer dan 10% toeneemt en;
- c. de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, niet wordt overschreden.
De beperkte verantwoording dient in ieder geval in te gaan op de volgende onderdelen:
- I. de aanwezige en de te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding;
- II. de omvang van het groepsrisico;
- III. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
- IV. de mogelijkheden van personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de risicobron om zichzelf in veiligheid te brengen.
Overige voor Pijnacker-Nootdorp relevante besluiten op het gebied van externe veiligheid
Activiteitenbesluit
Dit besluit en de bijbehorende regeling zijn de opvolger van een groot aantal AMvB's. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, waaronder veiligheidsafstanden (voor bijvoorbeeld propaantanks, ammoniak koelinstallaties en gasontvangststations) waaraan voldaan moet worden.
Vuurwerkbesluit
Dit besluit reguleert de gehele keten rondom vuurwerk. In bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit zijn veiligheidsafstanden tot kwetsbare en geprojecteerde kwetsbare objecten opgenomen. De aan te houden afstand is afhankelijk van het type vuurwerk en de hoeveelheid vuurwerk dat wordt opgeslagen.
De regels voor het vervoer van vuurwerk zijn een uitwerking van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs).
4.3.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
Risicovolle bedrijven binnen/nabij het plangebied
Binnen/nabij het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven met een plaatsgebonden risicocontour die buiten de inrichting valt. Wel ligt het plangebied grotendeels binnen het invloedsgebied van MPM Oil te Delft.
MPM Oil is een groothandel in smeermiddelen, koelvloeistoffen, ruiten-sproeierantivries en vergelijkbare producten voor transportmiddelen. In een viertal opslagvoorzieningen volgens PGS 15 worden gevaarlijke stoffen opgeslagen. In geval van brand kunnen toxische verbrandingsproducten vrijkomen. Volgens de QRA van 11/07/16, kenmerk 0242778.02, bedraagt het groepsrisico 0,38 maal de oriëntatiewaarde. Het plangebied ligt echter buiten de 10-8 per jaar plaatsgebonden risicocontour zodat de bijdrage van de ontwikkelingen op de bovenstaande deelgebieden aan het groepsrisico verwaarloosbaar klein is. Een berekening of verantwoording van het groepsrisico is niet aan de orde.
Binnen het plangebied zijn op zes locaties (Bieslandseweg 1, Bieslandseweg 2, Hazepad 1, Laakweg 22, Noordeindseweg 76 en Oudeweg 78) een propaantank op het eigen terrein aanwezig. Hiervoor gelden afstanden (vanaf de tank, het vulpunt van de tank en de opstelplaats van de tankwagen) uit het activiteitenbesluit, tot woningen van derden.
* Als bij het (beperkt)kwetsbare object zelf ook een propaantank aanwezig is, is de afstand minimaal de helft van de afstand in de tabel.
** Gebouw voor minderjarigen, ouderen, zieken of grote aantallen
Voor woningen op het eigen terrein gelden andere voorschriften. Hiervoor is de minimale afstand 7,5 meter. Is een brandwerende muur aanwezig dan is dat 3 meter.
Transport gevaarlijke stoffen binnen/nabij het plangebied
Gemeentelijke route voor transport gevaarlijke stoffen
De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen op bedrijventerrein Ruijven en ligt op ruimte afstand van alle relevante deelgebieden.
Transport gevaarlijke stoffen over rijkswegen
Uit de risicokaart blijkt dat de A4 een PR 10-6 contour heeft van 23 meter. De A4 heeft een plasbrandaandachtsgebied. Uit de risicokaart blijkt dat de A12 een PR 10-6 contour heeft van 0 meter. De A12 heeft geen plasbrandaandachtsgebied. Uit de risicokaart blijkt dat de A13 een PR 10-6 contour heeft van 17 meter. De A13 heeft ook een plasbrandaandachtsgebied. Geen van de deelgebieden ligt binnen deze contouren.
Tabel invloedsgebieden rijkswegen
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de A12 maar wel binnen het invloedsgebied van de A4 en de A13 (wel op ruim meer dan 200 meter). Een berekening en een (volledige) verantwoording van het groepsrisico zijn dan ook niet aan de orde. Wel moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Als op grond van het bestemmingsplan de bouw, vestiging of aanleg van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten wordt toegestaan moet ook worden ingegaan op zelfredzaamheid. Dit is hier niet het geval.
Transport gevaarlijke stoffen over provinciale wegen
Een klein deel van de N470 is aangewezen als gemeentelijke route voor het transport van gevaarlijke stoffen. Over dit gedeelte wordt voornamelijk LNG vervoerd, naar een locatie op het bedrijvenpark Ruyven. Op basis van de vergunde jaarlijkse doorzet zijn er 260 transportbewegingen te verwachten. Het overige deel van de N470 is niet aangewezen als route transport gevaarlijke stoffen. Er kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van (kleine) propaantanks in het buitengebied betreffen. De tankstations binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp verkopen geen LPG, ook ESSO aan de Rijksweg A13 niet.
In de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) is vastgelegd hoe de risico's van transport van gevaarlijke stoffen conform het vigerende beleid geanalyseerd moeten worden. In HART zijn vuistregels opgenomen ten aanzien van de noodzaak om te rekenen aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het gebruik van deze handleiding is verplicht.
De vuistregels uit de HART geven aan dat voor een weg buiten de bebouwde kom (zoals de N470) geldt dat er geen PR-10-6 contour aanwezig is als het aantal tankauto's van de stofcategorie GF3 (propaan, LPG, LNG) lager is dan 500. Voor de N470 binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn geen tellingen beschikbaar, wel voor het deel in Delft (GF3: 75) en in Zoetermeer (GF3: 73). Gezien het feit dat in Pijnacker-Nootdorp geen LPG geleverd wordt maar alleen propaan zal het aantal transporten GF3 op het niet aangewezen deel van de N470 vergelijkbaar of lager zijn. Op het aangewezen deel van de N470 komen daar de transporten LNG bij (260). Opgeteld zal het totaal aantal transporten GF3 beduidend lager zijn dan 500. Daarmee wordt voldaan aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico.
Er is ook gekeken of er voor de N470 sprake is van overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Om dit te bepalen is getoetst of het aantal GF3 transporten onder de drempelwaarden in tabel 1-6 (overschrijding 10% van de oriëntatiewaarde voor wegen buiten de bebouwde kom, eenzijdige bebouwing) en tabel 1-7 (overschrijding 10% van de oriëntatiewaarde voor wegen buiten de bebouwde kom, tweezijdige bebouwing) zit en of met dit plan ook onder deze drempelwaarde wordt gebleven.
Van belang is de afstand tussen de bebouwing en de N470, het aantal personen per hectare en het aantal transporten GF3 over de N470. Ter hoogte van dichte en tweezijdige bebouwing (Emerald en Ruyven) is de afstand tussen de as van de weg en de bebouwing minimaal 30 meter. Hier is ook het aantal transporten het hoogst, vanwege het bevoorraden van het LNG-tankstation op Ruyven: 260. Tabel 1-7 laat zien dat de drempelwaarde voor de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt pas overschreden bij een bevolkingsdichtheid van 90 personen per hectare. Dat is daar niet aan de orde. Elders langs de N470 ligt de bebouwing wel dichterbij (mimimaal 15 meter) maar daar is sprake van eenzijdige bebouwing. Hiervoor wordt gekeken naar tabel 1-6. Over dit deel van de N470 wordt alleen sporadisch propaan vervoerd. In combinatie met de lagere bevolkingsdichtheid zal ook hier de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet worden overschreden.
De N470 ligt op ongeveer 1700 meter van het plangebied. Tabellen 1-6 en 1-7 gaan tot een afstand van 200 meter. Overeenkomstig het Bevt (artikel 8, lid 1) en de HART (paragraaf 2.1) hoeven namelijk geen beperkingen aan het ruimtegebruik van een plan te worden gesteld in een gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Een berekening van (de toename van) de hoogte van het groepsrisico is dan niet aan de orde.
Een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico is aan de orde indien een plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsafstand van de stofcategorieën die getransporteerd worden. Voor GF3 geldt een invloedsgebied van 355 meter. Het plangebied ligt op ongeveer 1700 meter. Een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico is in dit geval ook niet aan de orde.
Transport gevaarlijke stoffen over spoor en water
Het spoor (NS Den Haag - Gouda; Randstadrail Den Haag - Rotterdam) wordt niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Rondom deze spoorbanen bevindt zich daarom geen risicocontour in het kader van externe veiligheid. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen over water plaats.
Buisleidingen binnen/nabij het plangebied
Aardgas
Binnen het plangebied ligt een hoge druk aardgastransportleiding (W-539-05). Binnen zowel de 100% letaliteit als de 1% letaliteit van deze aardgastransportleiding worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
De bijdrage aan het groepsrisico zal dus niet meer dan 10% zijn en en het huidige groepsrisico is onder de oriëntatiewaarde en daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Deze leidingen vormen verder geen belemmering in het kader van externe veiligheid.
Brandbare vloeistoffen
Er loopt een brandstofleiding (K2) van Defensie Pijpleidingorganisatie (DPO) door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De PR 10-6 contour ligt op de leiding. Omdat er maximaal 'minder dan 1 slachtoffers' kunnen vallen is er dus, conform art. 1 van het Bevb, formeel geen sprake van een groepsrisico voor de K2-leiding. De leiding ligt bovendien op ruime afstand van het plangebied en vormt daarom geen belemmering.
CO2
Er loopt een CO2-leiding door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Naar aanleiding van ontwikkelingen nabij dezelfde CO2-leiding in Zoetermeer is in 2007 door RIVM en TNO uitgebreid onderzoek gedaan naar de risico's en effecten van vrijkomend CO2 bij leidingbreuk. Hierbij is door het RIVM geconcludeerd dat de risico's en letale effecten zich niet voordoen buiten een afstand van 4 meter van de buisleiding. VROM onderschrijft dit onderzoek en deze conclusie (brief VROM, datum 24-08-2007, kenmerk DGM/EV2007082989). Ook recent onderzoek aan de leiding De CO2 leiding (Tebodin, documentnummer 3413682, 7 april 2014) bevestigt dit. De rapportage van Arcadis "QRA Vervoersknoop Bleizo (01-02-2016, kenmerk D04011.000122) stelt "De ondergrondse leidingdelen leiden niet tot externe veiligheidsrisico." De buisleiding ligt ook op ruime afstand van het plangebied en is dan ook geen belemmering in het kader van externe veiligheid.
Tabel invloedsgebieden buisleidingen
BEPERKTE VERANTWOORDING GROEPSRISICO VANWEGE HET TRANSPORT VAN GEVAARLIJKE STOFFEN OVER DE A4 EN DE A13 EN VANWEGE DE HOGE DRUK AARDGASTRANSPORTLEIDING: BEREIKBAARHEID, BESTRIJDBAARHEID EN ZELFREDZAAMHEID
In het kader van de wettelijke adviesrol heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) getoetst (kenmerk 2018072523708, datum 05-09-2018) aan de notitie van de Veiligheidsregio Haaglanden: "ADVISERING EV - VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN invulling van de adviesrol bij ruimtelijke plannen". In deze notitie geeft de VRH aan in welke gevallen (dit wordt bepaald door het type en de omvang van de ontwikkelingen die met het plan gerealiseerd mogen worden) de VRH een specifiek advies opstelt en wanneer, zoals het geval is bij dit bestemmingsplan, kan worden volstaan met de maatregelen, zoals deze in de bijlage van de notitie van de VRH per risicobron staan opgenomen. Voor de volledigheid worden eerst ook de mogelijke scenario's beschreven.
Scenario's transport over de A4 en de A13
Het meest waarschijnlijke scenario is een lekkage van een tankwagen met gevaarlijke stoffen. Hierbij komt een kleine hoeveelheid van de vervoerde stof vrij. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is afhankelijk van de stof (mate van giftigheid) en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Bij de meeste stoffen zal de omgeving uit voorzorg worden ontruimd, maar zullen er, buiten irritatie aan luchtwegen en ogen en/of stankoverlast, weinig problemen zijn. Het ergst denkbare scenario is een lekkage of het ineens vrijkomen van de totale hoeveelheid gevaarlijke stoffen van een (tank)wagen met een giftige vloeistof of giftig gas. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is onder andere afhankelijk van de soort stof en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Daarbij hebben ook de weersomstandigheden een grote invloed op de verspreiding. In het ergste geval kan dit leiden tot een invloedsgebied van meer dan 4000 meter. De kans op dit scenario is zeer klein.
Maatregelen transport over de A4 en de A13
Aangezien met het voorliggende ruimtelijke plan geen maatregelen aan de risicobron kunnen worden getroffen, zijn onderstaande maatregelen gericht op de beheersing en vermindering van de effecten van een incident. In de notitie van de VRH bij transport over de A4 en de A13 (giftige stoffen) staan de volgende maatregelen genoemd: Voorbereiding interne organisatie, afschakelbare ventilatie en risicocommunicatie.
Voorbereiding interne organisatie is alleen van toepassing wanneer er sprake is van functies of bestemmingen waar bedrijfshulpverlening aanwezig is. Dit is hier niet het geval.
Indien in objecten een ventilatievoorziening aanwezig is of wordt gerealiseerd moet deze ventilatie met een eenvoudige (handmatige) handeling uit te schakelen zijn. Hiermee kunnen de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen in het object worden beperkt. Dit geldt bij verbouw en (vervangende) nieuwbouw van alle objecten, bestemd voor het verblijf van personen. Het is daarbij van belang dat ook eventuele ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.
Scenario's hogedruk aardgastransportleiding
Het meest waarschijnlijke en ook het meest voorkomende ongeval is beschadiging van de buisleiding door grondwerkzaamheden. Hierbij kan aardgas uitstromen, maar aangenomen wordt dat, door snel en accuraat optreden van alle betrokkenen, de ontstane gaswolk niet tot ontbranding zal komen. Het ergst denkbare scenario is een grote breuk in de aardgastransportleiding die explosief tot ontbranding komt waardoor een fakkelbrand ontstaat. Bij dit scenario is tot in de wijde omgeving de explosie en hitte merkbaar. De kans op dit scenario is erg klein. Aangezien met het voorliggende ruimtelijke plan geen maatregelen aan de risicobron kunnen worden getroffen, zijn onderstaande maatregelen gericht op de beheersing en vermindering van de effecten van een incident.
Maatregelen hogedruk aardgastransportleiding
Bij een hogedruk aardgastransportleiding staan de volgende maatregelen genoemd: Voorbereiding interne organisatie, vluchtweg en risicocommunicatie.
Voorbereiding interne organisatie is alleen van toepassing wanneer er sprake is van functies of bestemmingen waar bedrijfshulpverlening aanwezig is. Dit is hier niet het geval.
In het kader van (het verhogen van) de zelfredzaamheid vindt de VRH dat mensen moet zijn voorbereid op eventuele calamiteiten met gevaarlijke stoffen. In het geval van een hogedruk aardgasleiding betekent dit schuilen of, als het object waarin men verblijft zodanig aangestraald is dat het object bij de brand betrokken raakt, vluchten. Hiervoor is een vluchtweg vanuit de aardgastransportleiding richting de omgeving, in een afgekeerde zijde van deze risicobron van belang. Bij (vervangende) nieuwbouw, bestemd voor het verblijf van personen, wordt onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg vanuit de objecten geadviseerd, via de tuin/gevel(s) aan de afgekeerde zijde(n) van de hoge druk aardgastransportleiding. Dit geldt voor objecten binnen 70 meter van de hoge druk aardgastransportleiding. Gezien de ligging van het traject van de buisleiding is vluchten in een richting van de buisleiding af overal mogelijk binnen het plangebied.
Risicocommunicatie
Het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden geeft aan, dat het van belang is dat mensen vooraf worden geïnformeerd, om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten handelen. De gemeente deelt het advies dat informatie verstrekken aan personen van belang is. Het betreft de handelingsperspectieven om de veiligheid te verhogen. Op de website van de gemeente www.pijnacker-nootdorp.nl kunnen burgers hierover veel informatie vinden bij het thema "veiligheid". Ook op de landelijke website www.nederlandveilig.nl en op de regionale site http://www.watdoeje.nl/haaglanden/ kan men veel informatie vinden.
Daarnaast vindt, indien zich een ongeval voordoet dat effect op de omgeving heeft of nog kan hebben, afhankelijk van de aard en omvang van deze effecten, crisiscommunicatie plaats naar de in het effectgebied liggende bedrijven en bewoners. Bij een eenvoudig incident met geringe effecten zal de communicatie voor zover nodig op reguliere wijze en dus routinematig plaatsvinden door de ter plaatse aanwezige functionarissen van de hulpverleningsdiensten. Indien een incident zich ontwikkelt tot een groot incident of ramp zal binnen de regio Haaglanden, en dus ook binnen de gemeente, zogeheten opschaling plaatsvinden. Van een routinematige aanpak zal overgegaan worden naar een meer gecoördineerde aanpak. Deze gecoördineerde aanpak is beschreven in het crisisbeheersingsplan (rampenplan) van de gemeente. Er is ook een regionaal crisisplan. Het rampenplan en het regionaal crisisplan voorzien onder meer in:
- het waarschuwen van bewoners en de naastgelegen bedrijven (het attenderen van de bevolking op een gevaar of dreigend gevaar en het daarbij geven van een eerste gedragsadvies);
- voorlichting: het verzamelen, het verwerken en verstrekken van informatie, met als doel het beperken of voorkomen van de directe gezondheidsgevolgen voor de betrokkenen door een ongeval.
Alle aspecten van externe veiligheid zijn beschreven en beoordeeld. Er is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio. Zij hebben de risico's beschouwd en maatregelen benoemd ter verdere bevordering van de veiligheid. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.
4.4 Geluid
4.4.1 Regelgeving en beleid
Geluid kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog geluidniveau kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen.
De Wet geluidhinder is van toepassing bij nieuwe situaties. Daarnaast dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening dit aspect bij elk bestemmingsplan te worden meegenomen.
De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht:
- onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.
- een industrieterrein te zoneren, indien het bestemmingsplan de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers (conform art. 2.4, Inrichtingen en Vergunningenbesluit) toestaat (art. 40 Wgh). Dat betekent dat de maximale geluiduitstraling van het industrieterrein wordt vastgelegd middels het opnemen van een 50 dB(A)-contour (voorkeursgrenswaarde) in het bestemmingsplan. Het gebied binnen deze contour is de zone van het industrieterrein. Middels zonering worden enerzijds bedrijven beschermd tegen oprukkende geluidgevoelige bestemmingen en anderzijds worden geluidgevoelige bestemmingen beschermd tegen eventuele uitbreidingen van de activiteiten op het industrieterrein.
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft haar geluidbeleid vastgelegd in de nota 'Gebiedsgericht Geluidsbeleid' uit 2010. Deze Nota Geluidsbeleid, waarin de hoofdlijnen van het beleid uiteen worden gezet, bestaat verder uit een tweetal deelnota`s, te weten de Nota Hogere Grenswaarden en de Nota Bedrijven en Geluid.
Wijzigingsbevoegdheid Noordweg 99 Pijnacker
Ingevolge het vigerende bestemmingsplan Balij-Bieslandse Bos is er voor het perceel Noordweg te Pijnacker de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' opgenomen. In de regels is opgenomen dat burgemeester en wethouders de bestemming kunnen wijzigen naar 'Agrarisch - Weide' en 'Wonen', mits de bedrijfsvoering van het glastuinbouwbedrijf in zijn geheel is beëindigd. De vraag is of deze wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de Noordweg 99 uitvoerbaar is in het kader van de Wet geluidhinder.
De Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij het vaststellen van een wijzigingsplan onderzocht moet worden of aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, is het mogelijk een hogere grenswaarde vast te stellen. Bij het vaststellen van het wijzigingsplan moet dus een akoestisch onderzoek uitgevoerd worden.
De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Van deze voorkeursgrenswaarde mag afgeweken worden middels het vaststellen van een hogere grenswaarde. Deze hogere grenswaarde mag niet hoger zijn dan de maximale ontheffingswaarde.
Omdat de planlocatie gelegen is buiten de bebouwde kom, is de maximale ontheffingswaarde voor buitenstedelijke gebied van toepassing. De maximale ontheffingswaarde bedraagt daarom 53 dB. In de volgende situatie zou een maximale ontheffingswaarde van 58 dB mogelijk zijn voor een buitenstedelijke gebied: de nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd en die dienen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, kan voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 58 dB worden vastgesteld, met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:
- a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;
- b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.
Een geclausuleerde wijzigingsbevoegdheid
In principe is het wijzigingsplan aan de Noordweg 99 vanuit het oogpunt van de wet geluidhinder mogelijk, maar geclausuleerd. Er moet worden voldaan aan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid. Gezien de ligging van het plangebied langs de drukke Noordweg zullen bron- en overdrachtsmaatregelen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de maximale ontheffingswaarde. Op basis van de EU-geluidskaart toont een eerste inschatting aan dat de geluidsbelasting hoger is dan de maximale ontheffingswaarde.
Om woningbouw mogelijk te maken zullen dus maatregelen nodig zijn. Hierbij is ook een financiële afweging nodig. Bij maatregelen kan gedacht worden aan: afstand tot aan weg vergroten, stil asfalt op de Noordweg, geluidscherm.
Om te toetsen of het plan uitvoerbaar is moet een akoestisch onderzoek uitgevoerd worden waarbij onderzocht moet worden wat de kosten voor maatregelen zijn om aan de maximale ontheffingswaarde te kunnen voldoen. Dit is opgenomen in de regels van de wijzigingsbevoegdheid.
Bieslandseweg 2, Delfgauw: Paardenfokkerij
De paardenfokkerij op het perceel Bieslandseweg 2 vormt geen geluidgevoelig object. Het bestemmingsplan maakt de herbouw van de bedrijfswoning mogelijk. Deze woning is echter gelegen aan het eind van een weg die voor gemotoriseerd verkeer doodloopt en enkel wordt gebruikt voor bestemmingsverkeer. De Bieslandseweg wordt veel gebruikt als fietspad. Het fietspad loopt door ichting Ypenburg. Gezien het beperkte autoverkeer dat op deze weg plaatsvindt, is er geen aanleiding om een akoestisch onderzoek uit te voeren. Uiteraard dient de woning wel te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit.
Rondom de Bieslandseweg 2: Retraitecentrum Stiltegoed
Het retraitecentrum heeft een recreatieve bestemming en is daarmee geen geluidgevoelige bestemming. De akoestische kwaliteit ter plaatse wordt beïnvloed door de omgeving (wegverkeer en eventueel nabij gelegen bedrijven). De wijziging betreft de realisatie van een nieuw gebouw binnen de inrichtingsgrenzen van het centrum. De omgeving van het centrum verandert niet door de vaststelling van het voorliggende plan. De geluidskwaliteit binnen de grenzen van het retraitecentrum zal daarom ook niet in negatieve zin beïnvloed worden. Het aspect geluid met betrekking tot dit plan vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Oudeweg 51: herschikking 3 woningen
In dit plan worden 3 woningen verplaatst. De verplaatsing van de woningen heeft voor geluid de volgende consequenties. De woningen liggen in de geluidzone van de Oudeweg en de Molenaar Blonkweg. Echter bestaan deze woningrechten ook in de huidige situatie zodat voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek nodig is. Bij de daadwerkelijke invulling van het plan / bij de omgevingsvergunning moet een akoestisch onderzoek aantonen of ter plaatse van de nieuwe woningen voldaan kan worden aan de voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai van 48 dB. Als ter plaatse van de woningen niet kan worden voldaan aan de voorkeurswaarde kan onder voorwaarden van een maatregelenafweging eventueel een hogere waarde worden vastgesteld. Van één van de woningen wordt de gevellijn 3 meter naar achteren verschoven, waardoor deze verder van de weg komt te liggen en de geluidsbelasting lager zal zijn.
Noordeindseweg 70 en 72-74: vergaderaccommodatie
Een vergaderaccommodatie is geen geluidsgevoelig object. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op deze objecten is daarom niet aan de orde.
4.4.2 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
Wegverkeerslawaai
Binnen het plangebied vinden, met uitzondering van Oudeweg 51, geen ontwikkelingen plaats die geluidsgevoelige objecten mogelijk maakt, zodat akoestisch onderzoek als gevolg van wegverkeerslawaai achterwege kan blijven.
Voor de wijzigingsbevoegdheid, zoals deze is opgenomen voor de Noordweg 99, is bepaald dat het project pas doorgang kan hebben als bij vaststellen van het wijzigingsplan kan worden aangetoond dat er voldaan is aan de eisen van de wet Geluidhinder.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de Randstadrail. Maar dit bestemmingsplan maakt geen geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van een industrieterrein. Tevens maakt onderhavig bestemmingsplan geen geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk, derhalve is onderzoek naar industrielawaai niet noodzakelijk.
4.5 Luchtkwaliteit
4.5.1 Regelgeving en beleid
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Voor NO2 geldt dat moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 en uurgemiddelde grenswaarde van 200 µg/m3. Tot deze grenswaarden gelden zijn minder strenge grenswaarden van kracht.
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijke plan of project doorgang kan vinden indien:
- een project niet tot het overschrijden van een grenswaarde leidt;
- de luchtkwaliteit tengevolge van het project (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
- een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht (De NIBM bijdrage is gedefinieerd als een toename van de concentraties van zowel fijn stof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) met minder dan 3% van de grenswaarde of wel 1,2 µg/m3 PM10 of NO2 jaargemiddeld;
- een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Het programma bevat een pakket maatregelen dat erop gericht is om grote ruimtelijke projecten of projecten “In betekenende mate'' (IBM-projecten) tijdig aan de grenswaarden te laten voldoen.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in betekende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen voor de Noordweg 99 kan worden gezien als een project dat in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten zorgt voor een afname van de verkeersgeneratie. Het plan draagt in niet betekenende mate bij.
De voorgenomen ontwikkelingen, zoals beschreven in paragraaf 2.2 van deze toelichting betreffen kleinschalige ontwikkelingen, die betrekking hebben op de realisatie van een beperkt aantal woningen (Oudeweg 51) of kleinschalige functies (zoals een vergaderaccommodatie). Hiermee wordt ruimschoots onder de aantallen gebleven zoals genoemd in de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen'. De paardenfokkerij op het perceel Bieslandseweg 2 komt in de plaats van een manege, waardoor de verkeersaantrekkende werking en het aantal paarden afneemt. Dit komt ten gunste van de luchtkwaliteit.
Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties ter plaatse van het plangebied voor de jaren 2018, 2020 en 2030 afgelezen. In de verkeersmodellen die gebruikt worden bij de NSL-monitoringstool is de verkeersgeneratie in de omgeving reeds opgenomen in het model voor de jaren 2020 en 2030. Er zijn derhalve geen aanpassingen doorgevoerd aan de data afkomstig uit de NSL-rekentool.
NO2
Uit de resultaten blijkt dat de concentraties voor NO2 in alle gevallen afnemen ten opzichte van 2018. In geen van de gevallen wordt de jaargemiddelde grenswaarde overschreden.
PM10
Uit de resultaten blijkt dat de concentraties voor PM10 in 2020 nagenoeg gelijk blijft ten opzichte van 2018. In 2030 neemt de concentratie echter af.
Ter plaatse van het plangebied is de concentratie PM10 in 2030 kleiner dan de concentratie in 2018. Er wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 (40 µg/m3).
De wereldgezondsheidsorganisatie (WHO) beoogt een advieswaarde van een jaargemiddelde waarde van 20 µg/m3. Deze wordt nergens overschreden.
PM2,5
Uit de resultaten blijkt dat dat de concentraties PM2,5 licht afnemen. De jaargemiddelde grenswaarde (25 µg/m3) wordt in geen geval overschreden. Ook de jaargemiddelde richtwaarde voor 2020 (20 µg/m3) wordt in geen geval overschreden.
4.5.2 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard en voorziet in enkele ontwikkelingen. Ten gevolge van het bestemmingsplan zal geen sprake zijn van een relevante verkeerstoename. Daarom draagt het bestemmingsplan dan ook niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
De luchtkwaliteit in het gebied zal de komende jaren verbeteren.
4.6 Geur
4.6.1 Regelgeving en beleid
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn normen en afstanden opgenomen waaraan de ligging en geurbelasting van dierenverblijven in het kader van een milieuvergunning worden getoetst. In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de Wgv verder uitgewerkt waarbij normen gelden ter plaatse van, en afstanden gelden tot aan geurgevoelige objecten.
Er moet worden vastgesteld dat daar waar een gevoelige functie mogelijk wordt gemaakt, er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Andersom geldt, dat bestaande veehouderijen niet onevenredig in hun belangen en bedrijfsvoering mogen worden geschaad door de te ontwikkelen gevoelige functie.
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft geen geurverordening vastgesteld.
4.6.2 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
In het plangebied zijn twee locaties aanwezig die relevant zijn in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Dit betreft de melkveehouderij op het perceel Bieslandseweg 1 en de paardenfokkerij op het perceel Bieslandseweg 2. Ten aanzien van de melkveehouderij wordt ervan uitgegaan dat er melkvee of zoogkoeien aanwezig zijn waarvoor geen geuremissiefactor geldt. Voor deze dieren geldt een afstand van 100 meter tussen het emissiepunt ven een dierenverblijf en de gevel van een geurgevoelig object. Voor een paardenfokkerij geldt een afstand van 50 meter. Het stiltecentrum omvat geen woning en er is geen sprake van een langdurige blootstelling van mensen aan geur en betreft dus geen geurgevoelig object. Tevens ligt het stiltecntrum buiten de genoemde afstanden. Voor beide locaties geldt dat binnen de afstanden geen geurgevoelige objecten aanwezig zijn. Het aspect geur vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7.1 Regelgeving en beleid
Wet op de archeologische monumentenzorg
Het archeologisch bodemarchief is de belangrijkste bron voor onze oudste geschiedenis. Sinds 1juli 2016 regelt de Erfgoedwet, als vervanger van onder meer de Monumentenwet 1988, de bescherming en het behoud van archeologische waarden in de bodem. De archeologische zorgplicht ligt bij de gemeente. Het belangrijkste doel van de wet is de bescherming van archeologische waarden op de oorspronkelijke plek, dus in de bodem zelf (in situ). De bodem biedt doorgaans de beste garantie voor een goede conservering.
De gemeente is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Wie de bodem in wil om te bouwen of aan te leggen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht worden en of deze behoudenswaardig zijn. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen, zodat de waarden op hun plek behouden blijven, of het definitief opgraven en documenteren van de archeologische waarden zodat de gegevens in een archeologisch depot behouden blijven. Er wordt in de wet uitgegaan van het basisprincipe dat de verstoorder of veroorzaker van archeologieverstorende bodemingrepen betaalt voor het onderzoek van de archeologische waarden.
Besluit ruimtelijke ordening
Vanaf 1 januari 2012 dient in bestemmingsplannen rekening te worden gehouden met cultuurhistorie. Dit is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg.
Cultuurhistorische Atlas Zuid-Holland
De Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland geeft een overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland. De atlas bestaat uit kaarten voor de drie onderdelen van de cultuurhistorie: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Ieder onderdeel bestaat uit twee kaarten die inzichtelijk maken wat in Zuid-Holland cultuurhistorisch van belang is en waarom:
- de kenmerkenkaart, waarop de kenmerkende nederzettingspatronen, landschapspatronen en de archeologische opbouw van het landschap zijn weergegeven;
- de waardenkaart, waarop de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart zijn gewaardeerd.
Deze cultuurhistorische kenmerken en waarden vormen de input bij processen van culturele planologie. In de CHA heeft het plangebied een redelijk tot grote kans op archeologische sporen. Aan deze kans is een onderzoeksplicht verbonden.
Archeologiebeleid Pijnacker-Nootdorp
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft haar archeologiebeleid verwoord in een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart uit 2009.
Afbeelding 4.6 - Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart
Op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied verschillende archeologische verwachtingen.
De lijn van de Noordeindseweg, de Bieslandseweg en de Tweemolentjesvaart en de lijn van de Noordweg en Oudeweg kennen een hoge archeologische verwachting. Voor deze zone geldt dat bij een bodemverstoring van dieper dan 0,3 meter beneden maaiveld en groter dan 100 m2 vroegtijdig archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Door het plangebied heen ligt een middelhoge archeologische verwachting waarbij geldt dat bij een bodemverstoring van dieper dan 0,3 of 1,0 meter beneden maaiveld en groter dan 200 m2 vroegtijdig archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
De nummer 4 op de beleidsadvieskaart geeft een bekende archeologische vindplaats weer. Dit is een terrein waar mogelijk de resten van kasteel Kraayenburg liggen. Dit kasteel is voor 1574 verdwenen en is niet afgebeeld op de kaart van Kruikius uit 1712. Bij een veldcontrole bleek dat het terrein relatief hoog gelegen is. Er zijn geen archeologische vondsten aangetroffen.
Bieslandseweg 2: paardenfokkerij en bedrijfswoning
Voor de ontwikkeling op de locatie Bieslandseweg 2 is vooralsnog het uitvoeren van archeologisch onderzoek niet nodig. Ter plaatse van de voorziene uitbreiding van de bestaande schuur is geen archeologische dubbelbestemming aanwezig. Archeologische waarden worden hier niet verwacht.
Rondom Bieslandseweg 2: Retraitecentrum Stiltegoed
Voor de realisatie van het stiltecentrum is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Het rapport van dit onderzoek is te vinden in Bijlage 2. Het vooronderzoek omvat een bureauondezoek en inventariserend veldonderzoek. Het karterend booronderzoek heeft geen vondstmateriaal of archeologische indicatoren opgeleverd in de aangetroffen vegetatiehorizont of de top van de zandige kreekafzettingen, wat betekent dat er waarschijnlijk geen sprake is van een archeologische vindplaats. Op basis van deze bevindingen wordt vervolgonderzoek niet zinvol of noodzakelijk geacht, en bijgevolg wordt vrijgave geadviseerd. Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor de realisatie van het stiltecentrum.
Oudeweg 51: herschikking 3 woningen
Voor de ontwikkeling op de locatie Oudeweg 51, is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport van dit onderzoek is te vinden in Bijlage 3. Het vooronderzoek omvat een bureauondezoek en inventariserend veldonderzoek. In de veraarde top van het afdekkende veenpakket zijn archeologische indicatoren uit de Nieuwe tijd gevonden. Archeologische resten kunnen in deze zones goed bewaard zijn gebleven. Als graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, kunnen archeologische resten worden verstoord. Het advies luidt om dit deel van het plangebied nader te laten onderzoeken door middel van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). De werkwijze van het proefsleuvenonderzoek dient vastgelegd te worden in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). In het zuidoosten van het plangebied zijn geen archeologische indicatoren gevonden. In deze zone worden daarom geen archeologische waarden verwacht en in deze zone is nader onderzoek niet nodig.
4.7.2 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
De betreffende archeologische waarden zijn in het bestemmingsplan vertaald naar dubbelbestemmingen. Elk van de dubbelbestemmingen heeft zijn eigen regeling. Deze regeling is nader uitgelegd in de juridische planbeschrijving (paragraaf 5.2).
4.8 Bodem
Om de bodem voor langere tijd te willen gebruiken, moeten we de bodem op de juiste manier benutten en beschermen. Naast het beschermen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit hecht de gemeente waarde aan de overige functionele bodemkwaliteiten. Onder functionele bodemkwaliteiten wordt verstaan de draagkwaliteit, informatiekwaliteit, regulatiekwaliteit en productiekwaliteit. Deze kwaliteiten hebben onder andere betrekking op cultuurhistorische betekenis, levende bodem, ondergronds bouwen en bodemenergie inclusief geothermie.
4.8.1 Regelgeving en beleid
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en aantasting van de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Het tijdelijke opslaan en toepassen van grond en/of baggerspecie en het toepassen van steenachtige bouwstoffen is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. Opgemerkt wordt dat tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan de wet- en regelgeving in ontwikkeling zijn en waarschijnlijk binnen de toekomstige omgevingswet zullen worden vormgegeven. De gemeente is onder de Omgevingswet het bevoegd gezag bodem. Het nieuwe wettelijke instrumentarium voor bodem berust op drie pijlers: preventie, toedeling van functies en beheer van historische bodemverontreinigingen.
- Preventie: gaat niet alleen om de verontreinigingen door chemische stoffen maar ook om aantasting door het aanbrengen van veranderingen in de geologische opbouw (structuur) van de bodem of in de fysisch-mechanische eigenschappen van de bodem.
- Toedeling van functies: de materiële integratie van alle aspecten van de fysieke leefomgeving, waaronder de chemische, fysische en ecologische bodemkwaliteit, krijgt vorm in de omgevingsvisie en het omgevingsplan.
- Beheer van historische bodemverontreinigingen: de bescherming van de gezondheid van mensen, planten en dieren vraagt om het verstandig omgaan met resterende historische verontreinigingen.
Pijnacker-Nootdorp heeft in 2008 haar eigen Bodemnota vastgesteld. Deze Bodemnota was de eerste stap naar een verdiepte ruimtelijke ordening, waarbij de gemeente de kansen van de ondergrond in beeld brengt. De ambities van Pijnacker-Nootdorp sluiten goed aan bij landelijke ontwikkelingen op het gebied van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) (lagenbenadering) en het bodembeleid (Convenantbodemontwikkelingsbeleid).
Om het gebruik van de ruimte beneden maaiveld duurzaam en optimaal te benutten zal bij ontwikkelingen of activiteiten in de onder- en/of bovengrond rekening moeten worden gehouden met de ruimtelijke ordening van de ondergrond in relatie tot de bovengrond, en vice versa.
Pijnacker-Nootdorp heeft in 2014 haar eigen Nota bodembeheer vastgesteld. De nota gaat over het hergebruiksbeleid voor grond en baggerspecie en geeft vorm aan het duurzaam en verantwoord beheer van de bodem in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Uit de Nota bodembeheer blijkt dat bij omgevingsvergunningaanvragen (bouw en bestemmingswijzigingen) onder bepaalde voorwaarden kan worden volstaan met het uitvoeren van een historisch onderzoek conform de NEN 5725.
De provincie Zuid-Holland heeft haar beleid ten aanzien van bodemaspecten verwoord in de 'Beleidsvisie Bodem en Ondergrond' uit 2013. De provincie brengt in deze visie middels zes beleidsprioriteiten focus aan in het zoeken naar de balans tussen het optimaal benutten én beschermen van de bodem en de ondergrondse ruimte.
4.8.2 Plangebied
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Pijnacker-Nootdorp blijkt dat het plangebied deels is gelegen binnen de bodemkwaliteitszone B1/O1 ‘Historische bebouwing en kassen’ en grotendeels in bodemkwaliteitszone B4/O4 'Buitengebied inclusief recreatie en kassen na 1970'.
Bieslandseweg 2: paardenfokkerij en bedrijfswoning
Op het perceel Bieslandseweg 2 was reeds een bedrijfswoning aanwezig. Deze woning is gesloopt. In de toekomstige situatie wordt de woonfunctie ondergebracht in het hoofdgebouw. Het hoofdgebouw wordt hiertoe uitgebreid. Het voorste deel van het perceel was reeds in gebruik voor wonen en als tuin. In de toekomstige situatie blijft dit onveranderd. In het kader van het bestemmingsplan is het uitvoeren van bodemonderzoek niet nodig.
Rondom Bieslandseweg 2: Retraitecentrum Stiltegoed
Ten behoeve van de nieuwbouw aan de Bieslandseweg te Delfgauw is een grondonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit grondonderzoek zijn te vinden in Bijlage 5.
Oudeweg 51
VanderHelm Milieubeheer B.V. heeft een nader milieukundig (asbest)bodemonderzoek uitgevoerd conform de NEN 5707 en NTA 5755 (Bijlage 6).
Aanleiding tot dit onderzoek zijn de, in het verkennend (asbest)bodemonderzoek Bijlage 7), aangetroffen matig tot sterke verontreinigingen met koper en lood in de grond en tevens de totaal gewogen asbestconcentratie dat het criterium voor nader asbestonderzoek op meerdere plekken in de grond overschrijdt
Geconcludeerd wordt dat, op basis van eerder uitgevoerd en onderhavig bodemonderzoek sprake is van een "geval van ernstige bodemverontreiniging" zoals beschreven in de Wet Bodembescherming. Er is geen sprake van een spoedeisende sanering. De sanering kan op een 'natuurlijk moment' worden uitgevoerd, bijvoorbeeld bij herinrichting of bestemmingswijziging.
Ter onderbouwing van bovenstaand wordt tevens geconcludeerd dat: ter plaatse van de onderzoekslocatie twee spots sterk met loodverontreinigde grond aanwezig zijn. Rondom boring 01 is in het traject vanaf maaiveld tot een diepte van 1,0 m-mv een sterke verontreiniging met lood (en matig met koper) aangetoond. Het volume van de sterke verontreiniging bedraagt 159 m3 . Het volume van de matige verontreinigingen bedraagt 566 m3.
Tijdens de uitvoering van het nader asbestonderzoek zowel op het maaiveld als in het opgegraven bodemmateriaal geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen;
In geen van de geanalyseerde asbestmonsters een gewogen concentratie asbest is aangetoond boven de interventiewaarde (100 mg/kg d.s.). Derhalve is het nemen van sanerende maatregelen op grond van asbest niet noodzakelijk.
Bij toetsing aan het Handelingskader PFAS, is de grond ter plaatse van boring 206 (indicatief) toepasbaar in klasse Wonen en Industrie. Dit grondmonster wordt als voldoende representatief geacht voor de afvoer van grond van de onderzoekslocatie.
Conclusie
Om de locatie geschikt te maken voor het beoogde gebruik (wonen met tuin) dienen de sterke loodverontreinigingen in de grond gesaneerd te worden. Om te voldoen aan de nader vast te stellen terugsaneerwaarde dient mogelijk ook de matig verontreinigde grond gesaneerd te worden. De keuze van de saneringsvariant dient afgestemd te worden op de wensen van de opdrachtgever en de herinrichtingsplannen. De verwachting is dat deze sanering onder de Regeling Uniforme Sanering (door middel van een BUS-melding) verricht kan worden (categorie immobiel). Uiteraard kan ook gekozen worden voor een saneringsplan, waarvan de doorlooptijd langer is dan een BUS melding. De sanering dient door een BRL 7000 erkende en gecertificeerde aannemer te worden uitgevoerd onder begeleiding van milieukundige begeleider welke BRL 6000 erkend en gecertificeerd is.
4.8.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard en staat geen nieuwe ontwikkelingen toe, met uitzondering van de wijzigingsbevoegdheid op Noordweg 99 en de ontwikkelingen Stiltegoed (rondom Bieslandseweg 2), Bieslandseweg 2 en Oudeweg 51. Ter plaatse van Stiltegoed (rondom Bieslandseweg 2) en Oudeweg 51 is een bodemonderzoek uitgevoerd.
4.8.4 Onderzoek en sanerende maatregelen bij toekomstige (her)inrichting of bestemmingswijziging
Bij de (her)inrichting of bestemmingswijziging van een locatie en/of bij grondverzet inclusief het verwijderen van grondgebonden objecten, dient een historisch (bodem)onderzoek conform de vastgestelde norm te worden uitgevoerd om mogelijk bodembedreigende activiteiten te achterhalen (huidige norm: NEN-5725). In het kader van het historisch onderzoek zal minimaal een terreininspectie moeten worden uitgevoerd, een gesprek met de (voormalige) eigenaar/beheerder van de locatie moet plaatsvinden, het raadplegen van historische kaarten, luchtfoto’s en landelijk bodemloket, en een bezoek aan het gemeentearchief moet worden gebracht (tenzij geen relevante informatie van de onderzoekslocatie bij de gemeente aanwezig is).
Op basis van beschikbare historische en/of milieuhygiënische (bodemkwaliteits-)gegevens wordt bepaald of asbest-, water- en/of bodemonderzoek dient te worden uitgevoerd conform de geldende vastgestelde onderzoeknormen.
Een locatie wordt als asbestverdacht beschouwd indien nu of in het verleden op de locatie verhardingen, (zintuiglijk) verdachte terreindelen aanwezig zijn of zijn geweest (bijvoorbeeld (puin)dammen, ((puin)funderings- of ophooglagen, bodemvreemde materialen, slootdempingen, etc.), en overige asbestgerelateerde of bodembedreigende activiteiten plaatsvinden of hebben plaatsgevonden (bijvoorbeeld opstallen met golfplaten, beschoeiingen, etc.). Indien een locatie als asbestverdacht kan worden beschouwd, zal een asbestinventarisatie van de bodem conform de vastgestelde norm moeten worden uitgevoerd (huidige norm: NEN-5707). Indien asbestverdacht bouw- en/of sloopafval of (puin)granulaat wordt aangetroffen zal een asbestinventarisatie conform de vastgestelde norm moeten worden uitgevoerd (huidige norm: NEN-5897).
Voorafgaand aan de sloop dient voor aanwezige opstallen een asbestinventarisatie te worden uitgevoerd conform de vastgestelde norm (huidige norm: SC540), om zorg te dragen dat bij de sloop van opstallen het aanwezige asbesthoudende materiaal, onder daarvoor geldende wet- en regelgeving voorafgaand aan de overige sloopwerkzaamheden, wordt verwijderd (conform de norm: SC530) en naar een erkend eindverwerker wordt afgevoerd, zodat geen asbesthoudende materialen op en/of in de bodem achterblijven.
Binnen het gebied zijn (mogelijk) locaties aanwezig, waarvoor in het kader van de Wet bodembescherming op dit moment bekend is en/of in de toekomst wordt vastgesteld, dat het een (mogelijk) ‘ernstig geval van bodemverontreiniging’ betreft en/of in het verleden is gesaneerd middels een isolatievariant of waar een restverontreiniging is achtergebleven. Voor de aanpak bij (her)inrichting of wijziging in het gebruik van deze locaties dient in het kader van de Wet bodembescherming goedkeuring te zijn verleend door het bevoegd gezag, te weten Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. De gemeente toetst de saneringsvariant van een 'ernstig geval van bodemverontreiniging' in het kader van de Woningwet, de saneringsvariant van een 'niet-ernstige geval van bodemverontreiniging' binnen de kaders van de Wet bodembescherming, en de saneringsvariant in het kader van de bodembeheeropgave onder toekomstige Omgevingswet. Voor de aanpak van gevallen van asbestverontreiniging die vallen onder het Besluit asbestwegen Wms dient goedkeuring te zijn verleend door het bevoegd gezag, te weten Inspectie Leefomgeving en Transport.
Voorafgaand aan het vrijkomen van baggerspecie en/of het dempen van een watergang dient voor het bepalen van de (milieuhygiënische) kwaliteit van baggerspecie een waterbodemonderzoek te worden uitgevoerd conform de vastgestelde norm (huidige norm: NEN-5720), voor zover het Besluit bodemkwaliteit geen vrijstelling kent. Tevens wordt geadviseerd om gelijktijdig monsters te nemen van de ondergrond onder de (aanwezige) baggerspecie, het volume van de aanwezige baggerspecie vast te (laten) stellen en een verwerkingsadvies voor de baggerspecie op te (laten) stellen.
4.8.5 Actualiteit milieuhygiënische (bodem)kwaliteitsgegevens
Sinds 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) in werking getreden, waaraan alle bij de overheid ter toetsing aangeleverde bodemkwaliteitsgegevens dienen te voldoen.
Met de introductie van het Bbk is een nieuw standaard stoffenpakket geïntroduceerd en dienen onderzoeken en waar nodig bodemsanerende maatregelen te worden uitgevoerd door erkende bodemintermediairs (Kwalibo: Kwaliteitsborging in het bodembeheer).
Bodemkwaliteitsgegevens die niet voldoen aan het Bbk, kunnen niet als actueel worden beschouwd. Ook locatie specifieke omstandigheden kunnen van invloed zijn op de bodemkwaliteit. Een (bodem)onderzoek betreft een momentopname. De resultaten van het onderzoek kunnen minder representatief worden naarmate de tijd verstrijkt. Indien na het onderzoek op of nabij de locatie (bodembedreigende) activiteiten of calamiteiten plaatsvinden en/of in de omgeving (mobiele) verontreinigingen aanwezig zijn, kan de bodemkwaliteit hierdoor zijn of worden beïnvloed.
4.8.6 Herbruikbare grond, baggerspecie en/of bouwstof
Indien tijdens graafwerkzaamheden herbruikbare grond, baggerspecie en/of bouwstof vrijkomt en hergebruikt of afgevoerd gaat worden, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit kan het noodzakelijk zijn om aanvullend op het bodemonderzoek een partijkeuring (AP04) uit te laten voeren om van de vrijkomende partij de verwerkings- en/of gebruiksmogelijkheden te kunnen classificeren.
4.9 Ecologie
4.9.1 Regelgeving en beleid
De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige bescherming plaatsen door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op gemeentelijk niveau is het ecologisch beleid vastgelegd in het natuurbeleidsplan 'Natuur op de kaart', een actualisatie van de 'Ecologische kaart', zoals vastgesteld in 2012.
Gebiedsbescherming
De Wnb bevat instrumenten om op basis van effectstudies activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden af te wijzen, dan wel toe te staan op basis van een melding of een vergunning. De wet schrijft onder voorwaarden voor dat een voortoets en/of een passende beoordeling voor het voornemen noodzakelijk is. De vergunningen omvatten allerlei voorwaarden om schade aan natuurwaarden te voorkomen en te compenseren.
Soortenbescherming
De Wnb regelt de soortenbescherming in Nederland. De wet is opgezet als een wet die alle schade aan soorten verbiedt, behalve als er dwingende redenen van belang zijn om hiervan af te kunnen wijken. Dan wordt een ontheffing van de verbodsartikelen verleend. Er gelden drie beschermingsregimes. De wet geeft op basis van drie verschillende beschermingsregimes aan welke soorten met een ontheffingsplicht dan wel andere wettelijke instrumenten als ecologische werkprotocollen en goedgekeurde gedragscodes worden beschermd. De wet voorziet in de bevoegd gezag rol van provincies die in haar eigen verordeningen nog soorten zwaarder kan beschermen. Daarnaast bevat de Wnb "de zorgplicht", die stelt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.
4.9.2 Plangebied
Gebiedsbescherming
Onderhavig plangebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied. De natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Natuur Netwerk Nederland en belangrijk vogelweidegebied
In het plangebied is een gebied aanwezig dat deel uitmaakt van het NatuurNetwerk Nederland. Dit gebied is op onderstaande afbeelding in groen aangegeven. Het betreft het rechthoekige gebied tussen het Virulypad en de Vrederustlaan. Dit gebied is in onderhavig bestemmingsplan bestemd als 'Natuur'.In deze gebieden worden nieuwe fietspaden niet toegestaan zonder aanlegvergunning.
De zachtgroene kleur geeft het gebied aan (rondom Hoeve Biesland, Bieslandseweg 1) dat in de Provinciale Verordening als Belangrijk weidevogelgebied is aangewezen. Belangrijke vogelweidegebieden zijn in de provinciale omgevingsverordening aangeduid met beschermingscategorie 2 'Gebieden met bijzondere kwaliteit'. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van het instandhouden van de specifieke waarden.
Afbeelding 4.7: Natuurnetwerk Nederland (bron: Atlassen Zuid-Holland)
Soortenbescherming
Binnen en buiten de bebouwde kom is er traditioneel een aantal soorten aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Zo komen vogels overal voor en deze zijn tijdens hun broedtijd allemaal strikt beschermd. Een aantal soorten is zo afhankelijk van een vaste plek dat er in de wetgeving is vastgelegd dat deze soorten een nest of in sommige gevallen een heel biotoop hebben dat jaarrond is beschermd. Daarnaast zijn ook verblijfplaatsen van alle vleermuizen jaarrond beschermd. Vleermuizen, met name enkele specifieke soorten, komen regelmatig voor binnen de bebouwde kom.
Bieslandseweg 2: paardenfokkerij en bedrijfswoning De ontwikkeling op het perceel Bieslandseweg betreft voornamelijk een functieverandering van manege naar paardenfokkerij. Hiertoe zal het bestaande gebouw worden uitgebreid. Voor het overige vinden er geen ingrepen plaats op het perceel. Het uitvoeren van een flora en fauna onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Rondom Bieslandseweg 2: Retraitecentrum Stiltegoed
Ten behoeve van de ontwikkeling van het stiltecentrum is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 8). De quickscan bestaat uit een literatuuronderzoek en een veldbezoek waarbij het voorkomen van streng beschermde soorten is onderzocht. Aan de hand van de bevindingen van het literatuuronderzoek en het veldbezoek kan worden geconcludeerd dat er binnen de locatie geen sprake is van vaste verblijfplaatsen, jaarrond beschermde nesten of essentieel leefgebied van beschermde soorten. Wel dient voorafgaand aan en tijdens de sloop- en bouwwerkzaamheden rekening te worden gehouden met:
- vleermuizen (foerageren); werkzaamheden in de actieve periode van vleermuizen (van april/mei tot oktober/november) dienen, i.v.m. verstoring door kunstlicht, bij daglicht uitgevoerd te worden. Eventueel kunnen werkzaamheden ook bij schemer en in het donker worden uitgevoerd mits de bouwlampen goed worden gericht zodat geen verlichting van de omliggende structuren optreedt,
- broedvogels in het algemeen; met de start van de werkzaamheden dient buiten het reguliere broedseizoen (van circa 15 maart tot 15 juli) te worden aangevangen. Indien werkzaamheden toch aanvangen tijdens het broedseizoen dient de planlocatie voorafgaand door een ecoloog gecontroleerd te worden op broedgevallen.
Ten allen tijde dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving.
Oudeweg 51: herschikking 3 woningen
De percelen waarop de 3 woningen worden gebouwd zijn reeds bestemd als 'Wonen' en als zodanig in gebruik voor wonen en tuin. Ter plaatse zijn geen beschermde plant- en diersoorten te verwachten. Voor de sloop van de bestaande woningen, zal in het kader van de aanvraag voor de sloopvergunning beoordeeld worden of voldaan wordt aan de Wet natuurbescherming. Indien nodig zal onderzoek worden uitgevoerd.
Stikstofdepositie
Het plangebied ligt ongeveer 10 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied met een stikstofgevoelige habitattype. Door de grote afstand en de beperkte ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt kan worden gesteld dat significante effecten uit te sluiten zijn. Een voortoets is dan ook niet aan de orde. Ten aanzien van de ontwikkeling op het perceel Bieslandseweg 2 (paardenfokkerij en bedrijfswoning) is een beoordeling van de stikstofdepostie uitgevoerd (zie Bijlage 9). Gelet op het feit dat het aantal paarden zal afnemen van 34 naar 20, zal ook de stikstofdepositie van het plan significant afnemen. Daarnaast zorgt de functiewijziging van manege naar fokkerij ook voor een afname van het aantal verkeersbewegingen en daardoor tevens een afname van de stikstofdepositie.Gelet op de verantwoorde afname van de stikstofdepositie is er geen Aerius-berekening uitgevoerd.
4.9.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan
Voor de ontwikkeling van het stiltecentrum op het perceel Bieslandseweg 2 is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Voor het overige staat het aspect ecologie de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.10 Water
4.10.1 Regelgeving en beleid
Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. Ook de ecologische ambities worden op dit niveau geregeld.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 is Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) vastgesteld en vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 en de partiële herziening. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het NWP is bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het NWP legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.
De ambities die in dit Waterplan centraal staan zijn:
- Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
- Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoet water;
- Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
- Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
- Nederlanders leven waterbewust.
Voor de gebieden waar het Rijk verantwoordelijkheden heeft op het gebied van waterveiligheid en zoetwater, zijn er gebiedsgericht uitwerkingen opgenomen in het NWP.
Voor de periode 2022-2027 is een nieuw Nationaal Waterplan in voorbereiding. De verwachting is dat deze in maart 2022 wordt vastgesteld.
Provinciaal beleid
De provincie Zuid-Holland heeft een herzieningsbesluit genomen voor haar waterbeleid. Het Waterbeleid 2016-2021 bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2016-2021 en voor een klein aantal onderdelen blijft het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 ongewijzigd van kracht.
Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
- Waarborgen waterveiligheid.
- Zorgen voor mooi en schoon water.
- Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening.
- Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.
In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven.
Waterbeheerprogramma Hoogheemraadschap Delfland
Het plangebied ligt in het gebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Op 19 november 2015 heeft Delfland het Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP) vastgesteld. In het WBP wordt de strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het WBP is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021 en is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen.
De werkzaamheden en projecten voor de komende planperiode zijn terug gebracht tot vier speerpunten:
- In stand houden: De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd.
- Investeren: Natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeter en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken.
- Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, de samenwerking in waterbeheer is pluriform van karakter.
- Flexibel en duidelijk: Een flexibel waterschap die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Er worden duidelijke kaders neergezet maar dogma's zijn er niet.
Handreiking watertoets
Het Hoogheemraadschap heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten vastgesteld. Deze is specifiek geschreven voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap van Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de landelijke wet- en regelgeving.
Met de watertoets wordt gestreefd naar een goede inpassing van water in ruimtelijke planvorming. Voorkomen moet worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op het watersysteem. Waar mogelijk moeten kansen worden benut om het watersysteem te verbeteren.
Waterklimaatplan 2017-2020
Het Waterklimaatplan 'Helder over Water' voor de periode 2017-2020 is op 30 maart 2017 vastgesteld. Het Waterklimaatplan is gemaakt samen met het Hoogheemraadschap van Delfland. Doel van het plan is om de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken: wateroverlast door hevige regenbuien en watertekort door langdurige droogte. Het plan is onderverdeeld in thema's:
- Droge voeten
Voor droge voeten zijn de belangrijkste maatregelen: keringen en watergangen op orde houden; water vasthouden waar het valt; het overige water zoveel mogelijk op een plek verzamelen waar het geen overlast veroorzaakt; en als het niet meer regent het water afvoeren.
- Voldoende water
Voor voldoende water zijn de belangrijkste aandachtspunten: verdroging en het inlaten van zoet en schoon water.
- Gezond watersysteem
Voor een gezond watersysteem is de ecologische en chemische waterkwaliteit belangrijk. Delfland en gemeente Pijnacker- Nootdorp werken vanuit de bestuursovereenkomst Kaderrichtlijn Water (KRW) intensief samen om te voldoen aan de doelstelling voor de waterlichamen.
- Bodemdaling voorkomen
Een eenvoudige oplossing voor bodemdaling is er niet. Uitgangspunt is bodemdaling te vertragen en de gevolgen zoveel mogelijk te beperken.
- Hittestress
Hoewel er geen aanwijsbare problemen zijn met het oog op hittestress, dient bij de ontwikkeling van nieuwe woonwijken of bedrijventerreinen wel rekening gehouden te worden met de gevolgen van het klimaat.
4.10.2 Plangebied
Het plangebied ligt in een viertal polders, namelijk de Polder van Nootdorp, de Polder van Biesland, de Noordpolder van Delfgauw en de Nieuwe of Drooggemaakte Polder.
Bodem en grondwater
De bodem ter plaatse van het plangebied bestaat uit zware klei met een bodemopbouw van veen op ongerijpte klei en uit lichte klei met een homogeen profiel (bron: maps.bodemdata.nl). Er is sprake van een grondwatertrap I met een gemiddeld hoogste grondwaterstand van 0,4 meter beneden maaiveld en een gemiddeld laagste grondwaterstand van 0,5 meter beneden maaiveld, grondwatertrap II met een gemiddeld hoogste grondwaterstand van 0,4 meter beneden maaiveld en een gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 - 0,8 meter beneden maaiveld en grondwatertrap V met een gemiddeld hoogste grondwaterstand van 0,4 meter beneden maaiveld en een gemiddeld laagste grondwaterstand van meer dan 1,2 meter beneden maaiveld. Vanuit de gemeente zijn er in dit gebied geen peilbuizen aanwezig. Zodoende beschikt de gemeente ook niet over gegevens over de grondwaterstand. Over de grondwaterstand zijn tot op heden geen klachten ontvangen. Uit ervaring van de gemeente kan gesteld worden dat er in de praktijk geen problemen optreden met het overlopen van de delen in het bos ten noorden van de Vrederustlaan.
Vanuit het waterklimaatplan komt de aanbeveling om bij nieuwbouwwoningen te zorgen voor voldoende drooglegging door de woning op voldoende hoogte aan te leggen. Vanuit het waterschap wordt geadviseerd om woningen bij voorkeur minimaal 1 meter tot 1 meter 20 boven het waterpeil te bouwen om (grond)wateroverlast te voorkomen.
Veiligheid en waterkeringen
Op afbeelding 4.7 zijn de watergangen, waterkeringen en polderkades weergegeven die in het plangebied lopen.
Langs de Noordkade, de Geerweg, en de Tweemolentjeskade liggen regionale waterkeringen. De Noordeindseweg, het Virulypad, het Balijpad, de Noordweg zijn polderkades. Zowel de beschermingszone als het waterstaatwerk van deze waterkeringen en polderkades zijn binnen het plangebied gelegen. De wijzigingsbevoegdheid Noordweg 99 valt in de polderkade van de Noordweg. De ontwikkeling Oudeweg 51 valt eveneens deels binnen een polderkade. De overige ontwikkeling zijn niet gelegen binnen de beschermingszones en binnen het waterstaatswerk/kernzone.
De binnen het plangebied gelegen waterkeringen en polderkades hebben de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ in onderhavig bestemmingsplan.
Voor de werkzaamheden die worden uitgevoerd en werken die worden aangelegd binnen de zonering van de waterkering, is over het algemeen een watervergunning nodig. De definitieve uitwerking moet daarbij voldoen aan de criteria, die het Hoogheemraadschap van Delfland stelt, en wordt nader met het Hoogheemraadschap van Delfland afgestemd.
Afbeelding 4.7 - Uitsnede leggerkaart Hoogheemraadschap van Delfland
Waterkwantiteit
Onderhavig bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard, er worden geen functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk gemaakt. Echter als er in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd.
Wateroverlast
Het hoogheemraadschap geeft aan dat er in het gebied enkele knelpunten voor overlast aanwezig zijn. Bij geringe peilstijgingen zouden deze delen in het bos onder water kunnen lopen. De bedoelde gronden zijn privaat eigendom. Bij de gemeente zijn geen problemen ten aanzien van mogelijke wateroverlast bekend.
Watersysteemkwaliteit
De waterkwaliteit mag niet verslechteren. Pijnacker-Nootdorp en Delfland hebben een bestuurlijke overeenkomst gesloten om de waterkwaliteit van deze wateren te verbeteren, bijvoorbeeld door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of vispaaiplaatsen. Dit kan tevens worden bewerkstelligd door geen gebruik te maken van uitlogende bouwmaterialen zoals zink, koper of andere uitlogende materialen
Afvalwater en riolering
De gemeente Pijnacker-Nootdorp geeft in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2021 aan dat bij nieuwbouw zoveel mogelijk onderlinge afstemming plaatsvind tussen de gemeente en het waterschap. In lijn met de voorkeursvolgorde voor verwerking van hemelwater streeft de gemeente bij nieuwbouw naar een volledig gescheiden inzamelijk en verwerking van afval- en hemelwater, zolang de lokale situatie dit toelaat.
- 1. Zoveel mogelijk verwerken hemelwater op eigen terrein.
- 2. Hemelwater waar mogelijk terugbrengen in het watersysteem, in de bodem, óf in de riolering
- 3. Overtollig hemelwater gescheiden aanleveren van het vuilwater.
In onderhavige situatie dienen de mogelijkheden van afkoppelen zoveel mogelijk benut te worden. Schoon dak- en terreinwater (mits geen uitlogende materialen worden toegepast) kan direct naar het oppervlaktewater afgevoerd worden. Voor het afvoeren van water zijn creatieve en efficiënte maatregelen mogelijk, zoals bijvoorbeeld het toepassen van halfopen verharding ter plekke van parkeerplaatsen van de nieuw te bouwen woningen.
Onderhoud en bagger
De primaire watergangen binnen het plangebied zijn in beheer en onderhoud bij Delfland. De secundaire watergangen zijn in beheer en onderhoud bij de aanliggende eigenaren.
Tussen het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn afspraken gemaakt over het beheer en onderhoud van de watergangen. Bij de inrichting van het gebied wordt rekening gehouden met de toegankelijkheid voor het onderhoud, door middel van obstakelvrije onderhoudsstroken en/of een doorvaarbaar doorstromingsprofiel. De definitieve uitwerking wordt met Delfland afgestemd en in procedure watervergunning behandeld.
Klimaatadaptieve maatregelen
In de afgelopen jaren is steeds meer aandacht gekomen voor klimaatverandering. Naast de overheid kunnen ook particuliere initiatieven bijdragen aan het klimaatbestendiger inrichten van het terrein. Binnen onderhavige ontwikkeling liggen er kansen voor creatieve, simpele en efficiënte oplossingen om water of vasthoudmaatregelen aan te leggen of toe te passen. Zo zijn de volgende ontwerp principes denkbaar voor onderhavige ontwikkeling:
- Regenwater zo veel mogelijk afkoppelen en leiden naar vasthoudmaatregelen en vertraagd afvoeren naar nabijgelegen oppervlaktewater.
Bieslandseweg 2: paardenfokkerij en bedrijfswoning
Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling dient te worden verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding. Veel van wat er gerealiseerd gaat worden, wordt in het vigerende plan al toegestaan. Er moet bij realisatie voldaan worden aan het stand still principe. Dit betekent dat ontwikkelingen niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie mogen leiden.
Compenserende waterberging
Het verschil in verhard oppervlakte tussen de huidige en toekomstige situatie op het perceel Bieslandseweg 2 komt neer op maximaal 2.030 m2 nieuwe verharding. Uitgaande van de 2.030 m2 verharding is 378 m2 compenserend oppervlaktewater nodig. Deze hoeveelheid water dient nieuw aan het gebied te worden toegevoegd. Het is van belang dat dit oppervlakte water in open verbinding met het aanwezige oppervlaktewater wordt aangelegd. Bij de nieuwbouw zal voldaan worden aan de gestelde eisen ten aanzien van de kwaliteit van het af te voeren water.
Rondom Bieslandseweg 2: Retraitecentrum Stiltegoed
Ten aanzien van de realisatie van het stiltecentrum is een inventarisatie gemaakt van de verharding en halfverharding (zie Bijlage 10). Rondom het gebouw wordt halfverharding aangelegd. Het gebouw krijgt een turfdak ten behoeve van de biodiversiteit, waterbuffering en verkoeling van de directe omgeving. Daarmee heeft de ontwikkeling geen negatieve invloed op de waterhuishouding ter plaatse.
Oudeweg 51: herschikking 3 woningen
Door de bouw van de drie woningen zal de oppervlakte aan verharding toenemen. Hiertoe zal watercompensatie plaatsvinden door het graven van vervangend water (circa 200 m2). Door middel van het invullen van de watersleutel zal de exacte oppervlakte aan watercompensatie worden bepaald.
4.10.3 Conclusie ten aanzien van het plan
Er kan geconcludeerd worden dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie. De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is in onderhavig bestemmingsplan opgenomen, waardoor de veiligheid van de waterkering gewaarborgd blijft.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Verantwoording Planvorm
Onderhavig bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het plangebied. Het bestemmingsplan is een beheersbestemmingsplan met een overwegend conserverend karakter, hierbij worden vigerende rechten gerespecteerd. Bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaarden voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012).
5.2 Systematiek Bestemmingen
De opbouw van het bestemmingsplan is conform de SVBP2012 (Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen). De planregels bij het bestemmingsplan zijn als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen (artikel 1) en de Wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 Bestemmingen zijn de planregels, behorende bij de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen. Hoofdstuk 3, Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn. Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4.
5.3 Planregels
Inleidende regels
Begrippen
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan en hoe gemeten dient te worden.
Bestemmingsregels
Agrarisch - Glastuinbouw
In het plangebied is één glastuinbouwbedrijf gevestigd: aan de Noordweg 99. De bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' bevat een regeling die het voortbestaan van dit bedrijf in zijn huidige omvang mogelijk maakt. De verwachting is echter dat het bedrijf gedurende de planperiode van het bestemmingsplan stopt met zijn bedrijfsactiviteiten. Er zou op dat moment gebruik kunnen worden gemaakt van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar 'Agrarisch - Weide' en 'Wonen', mits de bedrijfsvoering van het glastuinbouwbedrijf in zijn geheel is beëindigd (inclusief sloop van alle bestaande kassen en overige bedrijfsbebouwing), en mits aan alle gestelde milieuvoorwaarden wordt voldaan.
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid kan één extra woning worden gerealiseerd. De bestaande (voormalige) bedrijfswoning krijgt dan ook de bestemming 'Wonen'.
Kanttekening bij het bovenstaande is dat het vigerende bestemmingsplan ook al in deze wijzigingsbevoegdheid heeft voorzien, maar dat daarvan geen gebruik is gemaakt.
Agrarisch - Weide
Voormalige agrarische bedrijven, nu bestemd als wonen, hebben veelal nog een groot grondoppervlak achter de woning in gebruik. Veelal zijn deze gronden in gebruik voor hobbymatig agrarisch gebruik. Voor dit gebruik is de bestemming 'Agrarisch - Weide' opgenomen.
Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden
Deze bestemming is toegekend aan die gronden die aanwijsbare landschappelijke en natuurwaarden hebben. Binnen deze bestemming zijn twee agrarische bedrijven gesitueerd. Voor deze agrarische bedrijven zijn op de verbeelding bouwvlakken aangewezen, waarbinnen de agrarische gebouwen en bedrijfswoningen zijn toegestaan. Per bedrijf is één bedrijfswoning met bijbehorende erfbebouwing toegestaan. De bedrijfswoning met de erfbebouwing mag gezamenlijk een inhoud hebben van maximaal 750 m3. De oppervlakte van de bij de bedrijfswoning horende erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 50 m2. Op het perceel Bieslandseweg 2 is een paardenfokkerij mogelijk gemaakt. De bedrijfswoning mag op dat perceel bewoond worden door twee huishoudens.
Bedrijf
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor een dierenpension, een agrarisch loonbedrijf, een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg (alle aan de Noordweg) en nutsvoorzieningen ter plaatse van de betreffende aanduidingen. De bebouwingsregels zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen.
Horeca
Binnen het plangebied komt één horecavestiging voor, in het recreatiegebied. Voor deze horecavestiging, is de bestemming 'Horeca' opgenomen. Om sturing te geven aan het type horeca wordt gebruik gemaakt van de horecacategorieën die zijn opgenomen in de begripsbepaling 1.47, 'horeca', van de planregels.
Op de verbeelding staat vermeld welke categorie horecabedrijf is toegestaan. Gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Hierbij dienen de aanduidingen op de verbeelding, bebouwingspercentage, goot- en bouwhoogte in acht te worden genomen.
Maatschappelijk
De begraafplaats heeft de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Hierbij dienen de aanduidingen op de verbeelding, goot- en bouwhoogte in acht te worden genomen. Het bouwvlak mag volledig worden volgebouwd.
Natuur
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor een gebied met landschaps- en/of natuurwaarden (zoals Natuur Netwerk Nederland), voet- en ruiterpaden, watergangen, waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige voorzieningen en voor de bescherming van watergangen, sloten, kades en andere waterpartijen. De bebouwingsregels zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen, evenals een aanlegvergunningenstelsel (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde) zodat bepaalde werken uitsluitend met een vergunning toegestaan zijn om natuurwaarden te beschermen.
Recreatie en Recreatie-Natuur
Deze twee bestemmingen kunnen niet los van elkaar gezien worden. Beide bestemmingen zien op recreatieve doeleinden waar bij de bestemming 'Recreatie - Natuur' de nadruk ligt op het extensieve karakter van het gebied en het daarbij gewenste gebruik. Binnen deze bestemming zijn gebouwen toegestaan die noodzakelijk zijn voor het beheer van dit gebied. De bestemming 'Recreatie' is opgenomen voor de aanwezige recreatieve voorzieningen in het recreatiegebied. Gedacht moet worden aan de aanwezige camping, scoutingterreinen, etc. maar ook de Dobbeplas. Binnen deze bestemming ligt het karakter meer op de intensieve recreatie. De voorzieningen zijn via een nadere aanduiding specifiek op de verbeelding opgenomen en/of in de voorschriften nader gereguleerd. Gebouwen zijn alleen binnen een bouwvlak toegestaan. Ook het stiltecentrum is in deze bestemming gelegen. Hiervoor is een specifieke (bouw)regeling opgenomen.
Voor het kampeerterrein aan de Noordeindseweg 70 is de juridische regeling conform de vigerende regeling, die weer was afgestemd op de 1e uitwerkingsvoorschriften van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' (goedgekeurd door GS op 30 juli 1992). Destijds zijn afspraken gemaakt met de omwonenden over de aan te houden afstand tot de Noordeindseweg en dat is vertaald in de situering van de bebouwing. Binnen het bebouwingsvlak mogen gebouwen worden opgericht zoals een kampwinkel, kantine, sanitaire voorzieningen, een informatiecentrum voor natuur- en milieueducatie en trekkershutten. Buiten het bouwvlak zijn alleen kampeermiddelen toegestaan. Tevens mag een deel van de gebouwen gebruikt worden als vergaderaccommodatie.
Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming is opgenomen, met de daarbij behorende bebouwingsmogelijkheden, voor het Randstadrail tracé Den Haag – Rotterdam. De regeling sluit aan bij de gebruikelijke gemeentelijke regeling.
Verkeer - Wegverkeer
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes, parkeerstroken en -voorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen en andere groenvoorzieningen, en bijbehorende andere voorzieningen, zoals watergangen, bruggen en duikers, weer met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen en bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.
Wonen
De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de bestaande burgerwoningen in het plangebied. Woningen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De voorgevel van een woning mag enkel in de voorgevelrooilijn, zoals deze op de verbeelding is opgenomen, worden gebouwd. Binnen de bestemming Wonen is naast een woning tevens erfbebouwing toegestaan. De inhoud van woningen inclusief erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 750 m3.
De 'erfbebouwing' omvat dus in principe de categorie 'andere bouwwerken'; dat is echter niet in alle opzichten het geval: in de bouwregels voor verschillende bestemmingen wordt, als het gaat om de bepaling van maximale bouwhoogten, een verschil gemaakt tussen de maximale goot- en bouwhoogte voor 'erfbebouwing' en de maximale bouwhoogte voor - in specifieke categorieën onderverdeelde - 'andere bouwwerken'.
De bestemming 'Wonen' biedt de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroep en/of bedrijf aan huis, onder de voorwaarden dat dit gebruik ondergeschikt blijft aan het gebruik van het hoofdgebouw als woning, dat de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten naar hun aard, omvang en visuele aspecten het woonkarakter van de woning en de woonomgeving niet onevenredig aantasten en dat er aan de gemeentelijke parkeernormen wordt voldaan.
Leiding - Gas
Voor de bestaande aardgasleiding is een specifieke dubbelbestemming opgenomen met een daarbij aan te houden belemmeringenstrook van 4 meter aan weerzijde van de leiding. Op of in grond met de bestemming 'Leiding - Gas' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.
Leiding - Water
Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de in het plangebied voorkomende waterleidingen. Op of in grond met de bestemming 'Leiding - Water' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.
Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie 2, 3 en 4' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. In paragraaf 4.7 is een uitgebreide beschrijving gegeven van de wijze waarop archeologie in het bestemmingsplan is opgenomen. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen. Andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, zijn hier toegestaan, mits ten dienste van bovengenoemde bestemming. Voor elk bouwwerk op gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' moet de gemeente ten behoeve van de vergunningverlening advies aan de waterbeheerder vragen, zodat de publieke waterbelangen niet worden geschaad.
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meegeteld mogen worden bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels is een bepaling opgenomen om bestaande, legaal gerealiseerde bebouwing die bijvoorbeeld qua afmetingen buiten de bepalingen van dit bestemmingsplan valt, planologisch-juridisch te borgen.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod gegeven voor gebruik in strijd met de bestemming.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is de beschermingszone van de molenbiotoop opgenomen. Een molenbiotoop kan gedefinieerd worden als het gebied rondom de molen dat van essentieel belang is voor de vrije windvang en het zicht op de molen. Bomen of struiken, gebouwen of andere obstakels beperken niet alleen het optimaal functioneren, het rendement, maar ook de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van een molen. Om dit gebied te begrenzen is een molenbeschermingszone (‘molenbiotoop’) in het bestemmingsplan opgenomen. Hieraan zijn bepalingen verbonden omtrent de maximaal toelaatbare bouwhoogte. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen welke bepalingen bevat omtrent opgaande beplanting en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Uitgangspunt voor de bestemmingsregeling zijn de provinciale regels: binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, geldt voor het buitengebied dat de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger mag zijn dan 1/100 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 100 regel).
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepalingen wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven de in het plan opgenomen bestemmingen in geringe mate te wijzigen, indien dit van belang is voor een betere realisering of in verband met een afwijkende toestand van het terrein.
Overgangs- en slotregels
Overgangsregels
In deze bepalingen wordt inhoud gegeven aan het overgangsrecht betreffende bouwwerken en het gebruik, met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Slotregel
Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het plan.
5.4 Toelichting Op De Verbeelding
Op de verbeelding, zijn de binnen het plangebied gelegen percelen voorzien van een passende bestemming, conform de in de regels gehanteerde indeling. Daarnaast zijn middels dubbelbestemmingen de archeologische en ecologische zones en de zones langs waterkeringen en leidingen weergegeven, waarbinnen een bijzondere beschermingsregeling geldt. De aanduidingen geven, daar waar noodzakelijk, een specifieke bepaling per (bouw)perceel weer. In de regels worden, zoals bovenstaand toegelicht, bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen van een juridische bepaling voorzien.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
Onderhavig bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard en maakt beperkt nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Het plan betreft een herziening van een vigerend bestemmingsplan, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. Aan deze herziening zijn voor de gemeente geen financiële consequenties verbonden.
6.2 Inspraak En Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft de inspraakprocedure doorlopen. Hiertoe heeft het bestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging is gelegenheid geboden om inspraakreacties naar voren te brengen. De resultaten van deze inspraakprocedure zijn gebundeld in een Nota van beantwoording inspraak en vooroverleg (zie Bijlage 1).
Parallel aan de inspraakprocedure wordt ook het vooroverleg op grond van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. De resultaten daarvan worden eveneens gebundeld in de Nota van beantwoording inspraak en vooroverleg.
6.3 Ter Inzage Legging Ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt het ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 28 januari 2021 ter inzage gelegen. De ingediende zienswijzen zijn beoordeeld. Door de verwerkte wijzigingen alsmede het tijdsverloop, is besloten om het ontwerpbestemmingsplan opnieuw ter inzage te leggen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 10 maart 2022 ter inzage gelegen. Gedurende de periode van zes weken kon door een ieder een zienswijze worden ingediend. Er zijn 12 zienswijzen ontvangen, waarvan één buiten de termijn. Aan de indieners van de zienswijzen, ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn, is de mogelijkheid geboden om de zienswijzen nader toe te lichten aan de gemeenteraad op 12 mei 2022. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen en staat van wijzigingen (zie Bijlage 11).
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Op basis van de Wro afdeling 6.4 is de gemeente verplicht bij nieuwe ontwikkelingen het kostenverhaal te regelen. Hiertoe kan privaatrechtelijk een (anterieure) overeenkomst worden gesloten of dient via publiekrechtelijke weg een exploitatieplan opgesteld te worden. Uitzondering op deze verplichting betreft gevallen waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden geregeld. Voor de drie nieuwe ruimtelijke initiatieven (Stiltecentrum Bieslandseweg 1, paardenfokkerij Bieslandseweg 2 en woningen Oudeweg 51) zullen met de initiatiefnemers anterieure overeenkomsten en planschadeovereenkomsten worden gesloten.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Stiltegoed
Bijlage 3 Inrichtingen Wet Geluidhinder
Bijlage 3 Inrichtingen wet geluidhinder
Bijlage 4 Nota Parkeernormen
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording
Bijlage 1 Nota van beantwoording
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek Stiltecentrum
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek Stiltecentrum
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek Oudeweg 51
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek Oudeweg 51
Bijlage 4 Asbestinventarisatierapport Oudeweg 51
Bijlage 4 Asbestinventarisatierapport Oudeweg 51
Bijlage 5 Veldrapport Betreffende Grondonderzoek Stiltecentrum
Bijlage 5 Veldrapport betreffende grondonderzoek Stiltecentrum
Bijlage 6 Nader (Asbest)bodemonderzoek Oudeweg 51
Bijlage 6 Nader (asbest)bodemonderzoek Oudeweg 51
Bijlage 7 Verkennend (Asbest)bodemonderzoek Oudeweg 51
Bijlage 7 Verkennend (asbest)bodemonderzoek Oudeweg 51
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna Stiltecentrum
Bijlage 8 Quickscan flora en fauna stiltecentrum
Bijlage 9 Beoordeling Stikstofdepositie Bieslandseweg 2
Bijlage 9 Beoordeling stikstofdepositie Bieslandseweg 2
Bijlage 10 Inventarisatie Verharding Stiltecentrum
Bijlage 10 Inventarisatie verharding Stiltecentrum