Centrum Voorstraat e.o.
Beheersverordening - Nissewaard
Vastgesteld op 04-05-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
De beheersverordening "Centrum-Voorstraat e.o." van de gemeente Nissewaard;
1.2 archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.3 bebouwingspercentage:
een op de plankaart, kaart ruimtelijke karakteristiek of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.4 correctie 1.4
Correctie foutieve nummering raadsbesluit.
1.5 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte, die wordt gebruikt voor een detailhandels-, horecabedrijf of (dienstverlenend) bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.6 besluitsubvlak
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordeningen regels kunnen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden;
1.7 bestaand:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken, zoals aanwezig op het moment van vaststelling van de verordening of zoals is toegelaten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen de overgangsbepalingen van dat plan tenzij dit gebruik reeds in strijd was met dit bestemmingsplan, of een gebruik dat is toegelaten krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening aanwezig zijn dan wel die krachtens het voorheen geldende bestemmingsplan of een omgevingsvergunning gebouwd mogen worden;
1.8 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.9 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.10 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.11 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.12 categorieindeling:
de indeling van bedrijven c.q. activiteiten naar de mate van veronderstelde milieubelasting, welke deze bedrijven c.a. activiteiten veroorzaken, in categorieën. Deze categorieindeling is gebaseerd op de volgende reikwijdten van de milieubelasting van bedrijven c.q. activiteiten:
categorie 1 grootste afstand 0 of 10 meter
categorie 2 grootste afstand 30 meter
categorie 3 grootste afstand 50 of 100 meter
categorie 4 grootste afstand 200 of 300 meter
categorie 5 grootste afstand 500, 700 of 1.000 meter
categorie 6 grootste afstand 1.500 meter;
1.13 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.14 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.15 erfzone:
de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw op het achtererfgebied;
1.16 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.17 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.18 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;
1.19 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.20 huishouding:
van een huishouding is sprake wanneer een persoon, dan wel personen, in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en tussen de verschillende personen de intentie bestaat om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan;
1.21 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden, die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.22 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.23 molenbiotoop:
een beschermingszone, die de vrije windvang van een molen waarborgt, overeenkomstig vigerend provinciaal beleid;
1.24 correctie 1.24
Correctie foutieve nummering raadsbesluit.
1.25 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.26 openbare ruimte:
wegen, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat - al dan niet - voor publiek algemeen toegankelijk is;
1.27 peil:
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van deze verordening;
1.28 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.29 raamprostitutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitue(é), die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
1.30 ruimtelijke karakteristiek:
de aanduiding op de bij de verordening behorende kaart, waarop karakteristieke elementen ten behoeve van de bouwvoorschriften zijn aangegeven;
1.31 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub , al dan niet in combinatie met elkaar;
1.32 staat van bedrijfsactiviteiten:
de van het plan onderdeel uitmakende lijst, waarin de categorie-indeling van bedrijven c.q. activiteiten is opgenomen;
1.33 verordening:
de beheersverordening “Centrum-Voorstraat ” overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.1930.BVCTRVOORSTRAAT-3001 en de hierbij behorende bijlagen;
1.34 verordeningsgebied:
het gebied waarop deze verordening van toepassing is zoals aangegeven in het besluitvlak;
1.35 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.36 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouding.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Wijze van meten
Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
- afstanden loodrecht;
- hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Hoogten
Bij het meten van de hoogten als bedoeld in lid 2.1 onder b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
De hoogte van gebouwen mag slechts worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen, schoorstenen, antennemasten, installaties voor benutting van zonne-energie en andere ondergeschikte bouwdelen.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Gebruiks- En Bouwregels
3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
- a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik, zoals gedefinieerd artikel 1.7;
- b. bestaande bouwwerken mogen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
3.2 Aanvulling op lid 3.1 ten aanzien van het GEBRUIK
Artikel 4 Archeologisch Waardevol Gebied
4.1 Specifieke gebruiksregels
De gronden ter plaatse van het “besluitsubvlak Waarde- Archeologie” zijn, behalve voor het daar toegestane gebruik, mede bestemd voor het behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarde.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Specifieke Regels In Verband Met De Molenbiotoop
Ter plaatse van het " besluitsubvlak Vrijwaringszone - Molenbiotoop" gelden de volgende regels:
- a. binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- c. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a, indien:
- 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
- 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
- d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
- a. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik word in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
- 1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
- 2. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- 3. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
- 4. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
- 5. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- 6. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- 7. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
- b. Nieuwe bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse bestaande gebruik van de gronden of van bestaande gebouwen waarbij deze worden gebouwd.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
- a. de in de gebiedregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages:
- b. de gebiedsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijde , ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
- c. de gebiedsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de Beheersverordening Centrum-Voorstraat e.o.
Bijlagen
Bijlage 1 Vigerende Bestemmingsregelingen Voor Centrumdoeleinden En Water Van Het Bestemmingsplan Centrum Voorstraat E.o. D.d. 2006
Bijlage 2 Vigerende Bestemmingsplankaart Centrum Voorstraat E.o. D.d. 2006
Bijlage 3 Kaart Ruimtelijke Karakteristiek Van Het Bestemmingsplan Centrum Voorstraat E.o. D.d. 2006
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bestemmingsplan Centrum Voorstraat E.o. D.d. 2006
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Herzieningsplicht Bestemmingsplannen
Ingevolge artikel 3.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt voor een gebied eens in de 10 jaar een bestemmingsplan vastgesteld. Op grond van artikel 3.1, lid 4 kunnen, indien een bestemmingsplan ouder is dan 10 jaar, in relatie tot dit bestemmingsplan geen vorderingen meer worden gedaan voor door de gemeente verrichte diensten (bouwleges). De Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening d.d. 1 juli 2008 regelde een overgangstermijn van 5 jaar waarbinnen de gemeenten alle bestemmingsplannen geactualiseerd moesten hebben door vaststelling van bestemmingsplannen of beheersverordeningen. De actualisatie van diverse bestemmingsplannen diende daarom te zijn afgerond voor 1 juli 2013.
De gemeente Nissewaard beschikt, dankzij de versnelde actualisatie van diverse bestemmingsplannen, over een actueel bestand van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Inmiddels doet zich de situatie voor, dat bij de invoering van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 nog actuele bestemmingsplannen toe zijn aan een herziening omdat de tien jaren termijn wordt overschreden. Deze situatie doet zich voor bij het bestemmingsplan Centrum Voorstraat, vastgesteld op 7 juni 2006.
1.2 Actualisatie Bestemmingsplannen Voor Het Centrum Van Spijkenisse
In het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan Centrum Voorstraat werd gekozen voor een aanpak van het gehele centrumgebied ten einde de systematiek van alle voor het centrum vigerende bestemmingsplannen optimaal op elkaar af te stemmen. Op hoofdlijnen houdt een actualisatie in dat nieuw beleid en nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan niet worden meegenomen. Het karakter van een actualisatie is dus beperkt.
1.3 Nieuw Beleid
Vanuit diverse overwegingen is voor het centrum van Spijkenisse nieuw beleid ontwikkeld. In dit verband kan gewezen worden op onder meer de Detailhandelsvisie Nissewaard. Daarnaast is voor het centrum een Bedrijfsinvesteringszone (Biz) ingesteld. Duidelijk is dat een herziening van de “centrum-“ bestemmingsplannen door de eerder voorgenomen actualisatie in het kader van dit beleid en deze ontwikkelingen een te beperkt karakter heeft. Met name nu het beleid een definitieve vorm krijgt en er ambities zijn om in het centrum te schakelen naar “uitnodigingsplanologie” sluit een beperkte actualisatie van de geldende bestemmingsplannen niet op deze ambities aan. Een vernieuwende aanpak door een brede herziening van het bestemmingsplan ligt meer voor de hand en verhoudt zich ook tot het BIZ en de hiermee gepaard gaande inspanningen. Het bestemmingsplan Centrum 2016 kan in dit kader niet meer gezien worden als een actualisatieplan. Het plan wordt opgepakt als een bestemmingsplan waarin alle ontwikkelingen worden meegenomen.
1.4 Beheersverordening Bestemmingsplan Centrum-voorstraat
Voor een klein gedeelte van het stadscentrum geldt het bestemmingsplan Centrum Voorstraat . Ingevolge artikel 3.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt voor een gebied eens in de 10 jaar een bestemmingsplan of een beheersverordening vastgesteld. Door vaststelling van deze beheersverordening wordt aan de herzieningsplicht voldaan.
1.5 Verordeningsgebied Centrum-voorstraat
Het verordeningsgebied is op onderstaande figuur (figuur 1) nader aangeduid. Het betreft een gedeelte van het oorspronkelijk bestemmingsplan Centrum-Voorstraat.
Fig. 1 Verordeningsgebied Centrum Voorstraat
Hoofdstuk 2 Wettelijke Regeling Beheersverordening
2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening is in de artikelen 3.38 en 3.39 de figuur beheersverordening opgenomen om gemeenten naast het bestemmingsplan een instrument te bieden om gebieden met een lage dynamiek van een passende planologische bescherming te voorzien. De regeling beschermt de bestaande situatie en regelt het bestaande gebruik.
2.2 Inhoudelijk
Een beheersverordening legt de bestaande situatie vast. Hierbij kan gekozen worden voor de situatie zoals deze feitelijk is of voor de situatie zoals die volgens het vigerende bestemmingsplan (i.c. Centrum Voorstraat) is toegelaten. De wet bepaalt niet uit welke componenten een beheersverordening bestaat maar, in aansluiting op de andere ruimtelijke ordeningsinstrumenten en het feit dat de verordening geldt voor een bepaald gebied, zal de verordening, praktisch gezien, bestaan uit een gebiedsaanduiding door middel van een kaart, regels en eventueel een toelichting.
2.3 Procedureel
Voor de beheersverordening geldt, nu in feite slechts bestaande rechten worden vastgelegd, geen bijzondere procedure. De verordening treedt na vaststelling in werking. Tegen de vaststelling kan geen beroep worden ingesteld. De verordening dient als toetsingsgrond voor aanvragen om omgevingsvergunning en het gebruik van gronden en gebouwen.
2.4 Aanvullend Ruimtelijk Instrumentarium
De beheersverordening is één van de instrumenten voor het ruimtelijk beheer van het gebied. Het beheer worden mede bepaald door:
- het welstandstoezicht;
- de wettelijke regeling voor het vergunningvrij bouwen;
- de bevoegdheid om (ruimtelijke onderbouwd) af te wijken van de beheersverordening.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten Gebied Centrum Voorstraat
3.1 Waarom Een Beheersvereordening?
Voor het gehele centrum van Spijkenisse wordt gewerkt aan één bestemmingsregeling. Gelet op onder meer het nieuw ontwikkelde beleid en de hierin opgenomen gewenste ontwikkeling voor het bestemmingsplan Centrum, alsmede de vorming van een Bedrijven Investeringszone (BIZ) kan niet worden volstaan met een eenvoudige snelle actualisatie, maar dient een nieuwe bestemmingsregeling te worden ontwikkeld. Vooruitlopend op deze algehele herziening van de voor het centrumgebied geldende bestemmingsplannen wordt voor het gebied Centrum Voorstraat een beheersverordening vastgesteld ten einde te voorkomen dat niet aan de herzieningsplicht in artikel 3.1, lid 2 Wet ruimtelijke ordening wordt voldaan.
De herzieningsverplichting speelt uitsluitend voor het gedeelte Voorstraat van het centrum van Spijkenisse. De overige bestemmingsplannen, die gelden voor het centrum zijn:
- 1. Centrum Stadsplein (vastgesteld bij raadsbesluit van 8 september 2010)
- 2. Centrum 2012 (vastgesteld bij raadsbesluit van 8 september 2013)
- 3. Centrum Uitplein (vastgesteld bij raadsbesluit van 8 september 2010)
- 4. Centrum Noord West (vastgesteld bij raadsbesluit van 1 april 2009)
- 5. Centrum Kopspijker (vastgesteld bij raadsbesluit 8 september 2010)
Voor deze plannen speelt een actualisatieplicht dus pas van af 2019.
3.2 Uitgangspunten
De beheersverordening Centrum-Voorstraat is gebaseerd op de volgende uitgangspunten.
- 1. het nu vigerende bestemmingsplan Centrum-Voorstraat;
- 2. het beheer van de bestaande situatie.
Daarnaast geldt, als niet inhoudelijk uitgangspunt, dat de verordening digitaal raadpleegbaar moet zijn.
3.2.1 Bestemmingsplan Centrum-Voorstraat
Het bestemmingsplan Centrum-Voorstraat is, behoudens voor het toen nog te realiseren Uitplein, een conserverend bestemmingsplan. In aansluiting op het bestemmingsplan Centrum-Voorstraat 1995 werd in de Voorstraat het gebruik, met name voor wat betreft horeca, beperkt tot de toen als zodanig in gebruik zijnde oppervlakten.
Van de nu vigerende regeling zijn van belang de bestemmingen Centrumdoeleinden I en II en de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied. Op het kaartbeeld zijn met name de molenbiotoop van belang en de aanduiding "ruimtelijke karakteristiek", zoals die zijn opgenomen in het huidige kaartbeeld.
In het bestemmingsplan is het gebied onderscheiden in 4 deelgebieden en is uitgegaan van twee bestemmingen Centrumdoeleinden I en II waarbinnen de functies detailhandel, dienstverlening, bedrijvigheid, maatschappelijk voorzieningen, wonen, kantoren, horeca en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. Daarnaast hebben de gronden de dubbelbestemming "Archeologisch waardevol gebied" vanwege de aanduiding "hoge waarde".
Gezien de relatieve ruime bestemmingsregeling wordt in de beheersverordening gekozen voor het toelaten van het huidige gebruik of laatst bekende gebruik van gronden en panden. Overigens kan onder de huidige regelgeving in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op vrij eenvoudige wijze worden meegewerkt aan het toelaten van een ander gebruik van gronden en gebouwen.
Voor het gehele gebied van de beheersverordening wordt, gelet op de dubbelbestemming "Archeologisch waardevol gebied", vastgelegd dat een omgevingsvergunning is vereist voor de uitvoering van werkzaamheden in de grond. Vergunning wordt verleend nadat archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en dit aan de grondwerkzaamheden niet of niet meer in de weg staat.
Op de kaart behorende bij het verordeningsgebied is de molenbiotoop nader aangeduid. In de regels behorende bij de verordening is aparte regeling vastgelegd met betrekking tot de molenbiotoop.
Bij het bestemmingsplan Centrum-Voorstraat behoort eveneens een kaart met hierop aangegeven de ruimtelijke karakteristiek van panden. De kaart is als bijlage aan de beheersverordening toegevoegd.
3.2.2 Beheer bestaande situatie
Zoals vermeld is, na de realisatie van de horeca rond het Uitplein, het bestemmingsplan Centrum-Voorstraat in feite een conserverend bestemmingsplan. Door in de beheersverordening uit te gaan van bestaand gebruik en bestaande bebouwing wordt het gebied beschermd overeenkomstig de huidige planologische regeling. Aan de toelichting is als bijlage toegevoegd een luchtfoto van het plangebied.
3.2.3 Wijze van toepassing aanvullende instrumenten
Bij het opstellen van de beheersverordening is rekening gehouden met de toepassing van aanvullende instrumenten zoals de wettelijke regeling voor het vergunningvrij bouwen, de planologische kruimelgevallen regeling, de bevoegdheid om (ruimtelijke onderbouwd) af te wijken van de beheersverordening.
3.2.4 Digitaal raadpleegbaar
Voor diverse gebieden zijn in Spijkenisse beheersverordening vastgesteld. De verordening zijn alle digitaal raadpleegbaar maar de inrichting en opbouw van de verordeningen verschilt min of meer al naar gelang het gebied waarvoor de regeling geldt. Deze werkwijze stuit niet op problemen. Alle verordeningen zijn duidelijk en goed raadpleegbaar.
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt kort stilgestaan bij het ruimtelijk beleid van andere overheden voor zover dit voor de onderhavige beheersverordening van belang is. Nu de verordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt behoeft op de relatie tussen verordening en beleid slechts beperkt te worden ingegaan. Volstaan wordt met het noemen van enkele algemene visies die een relatie kunnen hebben met het gebied en het zonodig toelichten van deze relatie.
4.2 Nationaal Beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Een van de belangrijkste beleidsdoelen van deze visie is een gezonde en veililge leefomgeving als basis voorwaarde vioor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit, bescherming tegen geluidoverlast en externe veiligheid risico's. Bij belangrijke ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen moeten de milieueffecten worden afgewogen.
De beheersverordening voorziet niet in ontwikkelingen als bedoeld in dit nationale beleid. Het beleid staat niet aan vaststelling van de beheersverordening in de weg.
Omgevingswet
Momenteel is de Omgevingswet in voorbereiding. Het wetsontwerp is inmiddels al vastgesteld in de Tweede en Eerste Kamer. De inwerkintreding van de wet is voorzien in 2018. De bedoeling van de wet is dat alle sectorale wetgeving wordt samengevoegd in één wettelijke regeling. Een snelle en eenvoudige toetsing van initiatieven moet leiden tot één aanvraag en één vergunning. De wet gaat uit van een integrale benadering van gebiedsontwikkeling door vaststelling van een omgevingsvisie. De omgevingsvisie komt tot stand door ruimte participatie, overleg met gebruikers en andere stakeholders, diverse (keten-) partners en andere overheden. Initiatiefnemers worden uitgenodigd tot gebiedsontwikkeling. Gebiedsontwikkeling is geen aantasting meer van bestaande rechten maar is vanzelfsprekende doorontwikkeling hiervan.
Volgens de Invoeringswet omgevingswet, die nu eveneens wordt voorbereid, worden bestemmingsplannen en beheersverordeningen na invoering van de Omgevingswet, gedurende een overgangsperiode gezien als omgevingsplan. Ook na invoering van de Omgevingswet is het gebied Centrum-Voorstraat dus voorzien adequate bestemmingsregeling.
4.3 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening Ruimte (juli 2014)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting en de ruimtelijke kwaliteit van de beschikbare ruimte in Zuid-Holland. Beoogd wordt een aantrekkelijke leefomgeving en een goede concurrentiepositie. Hiertoe zijn de Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening Ruimte vastgesteld.
De beheersverordening Centrum-Voorstraat beïnvloedt het beleid neergelegd in genoemde documenten niet. Een verdere toelichting is in casu dan ook niet noodzakelijk
Gebiedsprofiel Voorne-Putten
Het gebiedsprofiel Voorne-Putten omschrijft de ruimtelijke kwaliteiten en ambities voor (landelijke gebieden. Het gebiedsprofiel vormt een handreiking voor gemeenten voor de op te stellen beeldkwaliteitsparagraaf bij bestemmingsplannen voor stads- en dorpsranden. Ook dit beleid is niet van invloed op de beheersverordening Centrum-Voorstraat.
Molenbiotoop
Het gebied Centrum Voorstraat vormt onderdeel van de molenbiotoop behorende bij de molen "Nooit Gedacht" in het Noordeinde. De beheersverordening laat in het gebied geen nieuwe ontwikkelingen toe en sluit in die zin aan op de molenbiotoop. Het betreffende gedeelte van de molenbiotoop is op de kaart in de bijlage opgenomen. In de regels behorende bij de verordening is aparte regeling vastgelegd met betrekking tot de molenbiotoop. De regeling is overeenkomstig provinciaal beleid.
4.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie 2010-2020
Voor de kern Spijkenisse is, vanuit het beleid van Nissewaard, van belang de Structuurvisie 2010-2020. Voor het centrum van Spijkenisse gaat deze visie uit van in hoofdzaak winkels in dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen en horeca. De beheersverordening sluit hier op aan door de huidige bestemmingsregeling voor het gebied Centrum-Voorstraat te consolideren.
Detailhandelsvisie Nissewaard
De Detailhandelsvisie Nissewaard is vastgesteld op 6 april 2016. De visie is tot stand gekomen in overleg met verschillende zakelijke belanghebbenden en andere gebruikers van het centrum van Spijkenisse.
De detailhandelsvisie is belangrijk voor het beleid neergelegd in de bestemmingsplannen voor het centrum. De visie noemt voor deze plannen in hoofdzaak de volgende (ruimtelijk relevante) punten:
- a. Voor het centrum wordt uitgegaan van uitnodigingsplanologie;
- b. Functiewijziging naar andere publieksgerichte functies wordt ondersteund mits aangetoond door marktonderzoek. De balans in de aanbodstructuur mag niet worden aangetast;
- c. Niet alles dichtregelen maar ruimte bieden voor allerlei nieuwe concepten;
- d. Winkelgebieden regelluw maken en procedures versnellen;
- e. Gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het winkelgebied met ondernemers;
- f. Nieuw standplaatsenbeleid (Aanwijzing plaatsen en branches);
- g. Markten meer op bewinkeling oriënteren.
In het vaststellingsproces is hieraan toegevoegd:
- Kleine initiatieven een kans geven door instelling regelvrijzezones.
- Stadscentrum eventueel aanmerken als evenemententerrein.
- Realiseren terrassen
Met de eerder voorgenomen beperkte herziening (actualisatie) van de voor het centrumgebied geldende bestemmingsplannen kon in het licht van detailhandelsvisie niet worden volstaan. Er is daarom gekozen voor een vernieuwende aanpak door een brede herziening van alle bestemmingsplannen voor het centrumgebied.
Voor een klein gedeelte van het stadscentrum geldt het bestemmingsplan Centrum Voorstraat, vastgesteld op 7 juni 2006. Ingevolge artikel 3.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt voor een gebied eens in de 10 jaar een bestemmingsplan of een beheersverordening vastgesteld. Voor het gebied Centrum-Voorstraat wordt in het kader van deze verplichting deze beheersverordening vastgesteld. Voor het gehele centrumgebied zal op basis van het nieuwe beleid een nieuwe bestemmingsregeling worden ontwikkeld.
Archeologie
In 2011 is in Spijkenisse gemeentebreed archeologisch beleid ontwikkeld waarmee een goede inbreng in de ruimtelijke planvorming is gewaarborgd. Op de Archeologische Waarden- en beleidskaart (AWK), die hiervan onderdeel uitmaakt, wordt het gebied 'Centrum - Voorstraat aangeduid als een gebied met een hoge archeologische verwachting. Dit heeft te maken met de ligging van het gebied in het historisch centrum van Spijkenisse in de omvang van 1850. De archeologische waarden worden verwacht op een diepte van 0,5 meter onder het maaiveld.
Volgens het bestemmingsplan 'Centrum - Voorstraat ' uit 2006 heeft het gebied waarvoor de beheersverordening in de plaats komt de dubbelbestemming "archeologisch waardevol gebied". Ingevolge deze bestemming geldt al het vereiste van een omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde (voorheen de aanlegvergunning) en voor de uitvoering van grondwerk dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld.
Het bestemmingsplan 'Centrum - Voorstraat ' is ouder dan de AWK. In verband hiermee wordt de beheersverordening met betrekking tot de archeologie - hiertoe geadviseerd door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) - conform de recentere beleidsinstrumenten AWK en het bestemmingsplan 'Centrum 2012' geactualiseerd door de toevoeging van een marge van de toegestane verstoringsoppervlakte.
Waarde - Archeologie
Voor het gehele plangebied geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 100 vierkante meter beslaan.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden enkele omgevingsaspecten benoemd. Aangezien er sprake is van een beheersverordening en in het gebied geen ontwikkelingen zijn voorzien wordt volstaan met het benoemen van alleen die aspecten die een relatie kunnen hebben met het gebied Centrum-Voorstraat.
5.2 Geluidhinder
De Wet geluidhinder onderscheidt de geluidsbronnen spoorweglawaai, wegverkeerslawaai en industrielawaai. In het gebied waarvoor de beheersverordening geldt zijn twee geluidsbronnen relevant te weten wegverkeerslawaai en industrielawaai. De bouw van nieuwe geluidgevoelige functies is ingevolge de beheersverordening niet toegelaten. Geluidsonderzoek in verband met de vaststelling van de verordening is dan ook niet noodzakelijk.
5.3 Luchtkwaliteit
Er is sprake van een bestaande situatie. De beheersverordening voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die van invloed zijn op de luchtkwaliteit.
5.4 Externe Veiligheid
Voor het gebied waarop de beheersverordening betrekking heeft is slecht één risicobron relevant. De relevante risicobron betreft het bedrijf Shell Nederland Raffinaderij, Vondelingenplaat, Pernis. Het bedrijf heeft een invloedsgebied van 3400 meter. De afstand tot het beheersverordeningsgebied bedraagt 2800 meter.
De beheersverordening handhaaft de bestaande situatie. Ontwikkelingen die van invloed zijn op het plaatsgebonden risico of het individueel risico zijn niet voorzien in de verordening. Nu sprake is van een bestaande situatie waarin geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is verder specifiek onderzoek en advisering door de Veiligheidsregio Rotterdam niet noodzakelijk.
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
Het plangebied is een centrumgebied dat gebruikt wordt ten dienste van detailhandel, dienstverlening, bedrijvigheid, kantoren, horeca, wonen en maatschappelijke doeleinden. In de nu vigerende bestemmingsregeling is vastgelegd waar de verschillenden functies zijn. Door middel van de bijlage kaart bestaand gebruik wordt in de beheersverordening vastgelegd, overeenkomstig de nu vigerende bestemmingregeling waarbinnen horeca en bedrijvigheid, zijn toegestaan. Eveneens via de bijlage kaart bestaand gebruik is aan het bestaand gebruik de staat van bedrijfsactiviteiten gekoppeld. In die zin wijzigt de bestemmingsregeling niet en is verder onderzoek niet noodzakelijk.
5.6 Waterhuishouding
De vaststelling van de beheersverordening leidt niet tot wijziging in de waterhuishouding. Er zijn geen ontwikkelingen toegelaten die van invloed zijn op de waterhuishouding.
5.7 Flora En Fauna
Het gebied Centrum Voorstraat is stedelijk (centrum)gebied. In het gebied bevinden zich geen elementen of diersoorten op grond waarvan in de Flora en Faunaregelgeving niet tot handhaving van bestaand gebruik en dergelijke als bedoeld in de beheersverordening kan worden besloten. Voor van de verordening afwijkende ontwikkelingen zal telkens moeten worden bezien of hierbij te beschermen flora en fauna in het geding is.
5.8 Archelogie En Cultuurhistorie
De Voorstraat vormt vanaf de 12e eeuw in de vorm van een dijkstraat een bewoningskern. De huidige bebouwing kenmerkt zich door een aangesloten bebouwing van individuele panden. Deze panden kenmerken zich door een betrekkelijk smalle voorgevel. Het bestemmingsplan Centrum- Voorstraat koppelt aan deze panden via de bouwvoorschriften de kaart “ruimtelijke karakteristiek”, hierdoor blijft de bestaande maatvoering behouden. De beheersverordening neemt door de vaststelling van bestaande situatie deze “ruimtelijke karakteristiek” over.
5.9 Leidingen
In het plangebied zijn geen leidingen aanwezig genoemd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Ook leidingen die niet vallen onder genoemd besluit hebben niet een zodanig bijzonder risico dat deze expliciet moet worden genoemd. Bovendien voorziet de beheersverordening niet in nieuwe ontwikkelingen.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels
De regels van de beheersverordening sluiten zoals blijkt uit het vorenstaande bij de bestaande situatie en het nu vigerende bestemmingsplan Centrum-Voorstraat.
De regels van deze beheersverordening kennen een indeling die vergelijkbaar is met die van een bestemmingsplan. De indeling is als volgt:
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels en begripsbepalingen
- Hoofdstuk 2: Gebiedsregels
- Hoofdstuk 3: Algemene regels
In de gebiedsregels is beschreven wat ingevolge de beheersverordening is toegestaan. De verordening is opgebouwd uit 9 artikelen die van toepassing zijn op het verordeningsgebied. Het verordeningsgbied is is vastgelegd op de bij de verordening behorende kaart door middel van het besluitvlak.
In artikel 1 van de verordening zijn alle begrippen opgenomen uit het bestemmingsplan Centrum-Voorstraat e.o. en zijn enkele begrippen toegevoegd die in latere bestemmingsplannen standaard worden gehanteerd. Een belangrijk toegevoegd begrip is het begrip “bestaand”. Hier wordt een koppeling gelegd tussen het feitelijke gebruik, de feitelijke bebouwing en het gebruik en bebouwing, die in gevolge het vigerende bestemmingsplan Centrum- Voorstraat e.o.
Door deze werkwijze sluiten de regels van de beheersverordening volledig aan op de nu geldende bestemmingsregeling van het bestemmingsplan Centrum-Voorstraat e.o. Bestaande rechten van belanghebbenden in het plangebied worden niet gewijzigd. Vaststelling van de onderhavige beheersverordening heeft dan ook geen financiële consequenties in de zin van bijvoorbeeld planschade.
In de gebiedsregels is vastgelegd dat gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig feitelijk gebruik en als zodanig in stand mogen worden gehouden. Hierbij is bepaald ten aanzien van gebruik en bebouwing, dat gebruik en bebouwing overeenkomstig de nu vigerende bestemming is toegestaan met inachtneming van onder andere de bepaling voor archeologie. De nu geldende bestemmingen zijn, voor zover relevant, als bijlage aan de regels van de verordening toegevoegd. Dit geldt ook voor de kaart “ruimtelijke karakteristiek” en de staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij het bestemmingsplan Centrum- Voorstraat .
Bij de verordening hoort de volgende bijlagen:
- Vigerende bestemmingsregelingen voor Centrumdoeleinden en Water van het bestemmingsplan Centrum Voorstraat e.o. d.d. 2006;
- Vigerende bestemmingsplankaart Centrum Voorstraat e.o. d.d. 2006;
- Kaart ruimtelijke karakteristiek van het bestemmingsplan Centrum Voorstraat e.o. d.d. 2006;
- Staat van Bedrijfsactiviteiten bestemmingsplan Centrum Voorstraat e.o. d.d. 2006
Bijlage bij de Toelichting op de verordening
- Luchtfoto d.d. 2015