KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Bedrijf- Uit Te Werken- Verkooppunt Voor Motorbrandstoffen Zonder Lpg
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Voorgeschiedenis En Onderbouwing Locatiekeuze
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 (Sub)regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.6 Conclusie
Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek
4.1 Milieuzonering Bedrijvigheid En Milieubelasting Kruiswijk Recycling Bv
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Planologisch Relevante Leidingen
4.4 Verkeer
4.5 Wegverkeerslawaai
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Waterhuishouding
4.8 Bodem
4.9 Landschap En Cultuurhistorie
4.10 Archeologie
4.11 Ecologie
4.12 Duurzaamheid En Energie
4.13 Onderzoeksplicht Vanwege Mer-wetgeving
4.14 Algemene Milieuconclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangsrecht En Slotregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Wettelijke Verplichting Voor Het Opstellen Van Een Exploitatieplan
Hoofdstuk 7 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.2 Inspraak
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Kruiswijk
Bijlage 3 Geuronderzoek
Bijlage 4 Advisering Brandweer
Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit Wegverkeer
Bijlage 6 Onderzoek Luchtkwaliteits Bedrijfsactiviteiten Kruiswijk
Bijlage 7 Onderzoek Archeologie
Bijlage 8 Quick Scan Ecologie De Nieuwe Wetering
Bijlage 9 Flora- En Faunaonderzoek De Nieuwe Wetering
Bijlage 10 Ecologisch Onderzoek De Nieuwe Wetering Ii
Bijlage 11 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 12 Bodemonderzoek
Bijlage 13 Waterbodemonderzoek
Bijlage 14 Overlegreactie

De Nieuwe Wetering II

Bestemmingsplan - Gemeente Krimpenerwaard

Vastgesteld op 31-05-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering II met identificatienummer NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02 van de gemeente Krimpenerwaard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.7 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.22 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.23 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.24 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.25 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.26 Wgh-inrichtingen

Bedrijven die vallen onder het begrip inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een inrichting voor het opslaan, bewerken, verwerken en inzamelen van afvalstoffen conform de omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met nummer 2012207124 zoals verleend door het bevoegd gezag op 7 oktober 2014 en ambtshalve gewijzigd op 8 oktober 2015, met dien verstande dat:

- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' één mobiele puinbreker in werking mag zijn met een maximale capaciteit van 130.000 ton/jaar.

b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  5. e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte toegestaan tot ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met een maximum van 3.000 m²;
  6. f. buitenopslag is toegestaan waarbij de in onderstaande tabel aangegeven opslaghoogte wordt aangehouden:
Afstand opslag tot de noordelijke perceelsgrens (m) Maximale opslaghoogte (m)
< 10 4
> 10 < 15 6,5
> 15 < 20 7
> 20 < 25 8
> 25 < 30 8,5
> 30 < 35 9,5
> 35 10
  1. g. het gebruik van de gronden voor buitenopslag als bedoeld in dit lid onder f is alleen toegestaan voor zover ter plaatse van de noordelijke, oostelijke en zuidelijke zijde van het bedrijfsperceel een terreinafscheiding met een bouwhoogte van 4 m is gerealiseerd en in stand gehouden wordt. Deze terreinafscheiding mag uitsluitend worden onderbroken ten behoeve van het gebruik van in- en uitritten;
  2. h. parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein;
  3. i. op de gronden buiten het bouwvlak zijn enkel parkeren en groenvoorzieningen toegestaan.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, water, nuts- en zuiveringstechnische voorzieningen, straatmeubilair, in- en uitritten en voet- en fietspaden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Bedrijf- Uit Te Werken- Verkooppunt Voor Motorbrandstoffen Zonder Lpg

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijf - Uit te werken- verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn na uitwerking bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG, LNG en/of CNG.
  2. b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.

5.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 5.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  1. a. er is sprake van de verplaatsing van een bestaand tankstation uit de gemeente Bergambacht;
  2. b. de bedrijfsactiviteiten D 25.3 en D 25.4 uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn alleen toegestaan, voor zover de activiteiten de capaciteiten of hoeveelheden zoals genoemd in kolom 2 niet overschrijden;
  3. c. er wordt voldaan aan een beeldkwaliteitsplan, dat de instemming heeft van de gemeenteraad;
  4. d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 70% van het bouwvlak;
  5. e. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
  6. f. de afstand van gebouwen tot openbaar gebied bedraagt ten minste 3 m;
  7. g. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  8. h. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  9. i. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 4 m;
  10. j. de bouwhoogte van lichtmasten binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste 15 m;
  11. k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

5.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande afwijkingen

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximummaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven minimummaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het Overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

9.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. de ruimte tussen bouwwerken;
  2. b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering II'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijf Kruiswijk uit Vlist heeft het voornemen te verhuizen naar een perceel gedeeltelijk op en gedeeltelijk aansluitend aan het nieuwe bedrijventerrein De Nieuwe Wetering in Bergambacht. Deze gronden, met een oppervlakte van 3,4 ha, zijn inmiddels verworven door het bedrijf en de gemeente Bergambacht is bereid medewerking te verlenen aan deze ontwikkeling. In samenhang hiermee worden de bedrijfsactiviteiten aan de Oost Vlisterdijk te Vlist gestaakt.

Ter voorbereiding van de bedrijfsverplaatsing is op verzoek van de gemeenten Bergambacht en Vlist de bebouwingscontour uit de provinciale Verordening Ruimte aangepast. In het verlengde daarvan is een nieuw bestemmingsplan nodig, aangezien de huidige bestemmingslegging onvoldoende mogelijkheden biedt voor de vestiging van het bedrijf op de betreffende gronden.

Dit bestemmingsplan vormt zodoende de onderbouwing van de ontwikkeling en legt daarnaast de juridisch-planologische kaders vast waarbinnen de ontwikkeling kan plaatsvinden.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de N210, ten oosten van het bestaande bedrijventerrein De Wetering. De gronden sluiten aan op de uitbreiding van dit bedrijventerrein in de vorm van het plan De Nieuwe Wetering. Een deel van het plangebied vormt al onderdeel van De Nieuwe Wetering. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Het plangebied voor onderhavig bestemmingsplan, kent twee vigerende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan De Nieuwe Wetering, vastgesteld 27-09-2011;
  • bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld 13-12-2011.

Uit figuur 1.2 blijkt duidelijk dat aan de westzijde een strook van het plangebied binnen het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering valt. Dat bestemmingsplan biedt weliswaar bedrijfsmogelijkheden als uitbreiding op bedrijventerrein De Wetering, maar de verhuizing van het bedrijf Kruiswijk past hier niet helemaal binnen. Daarom en voor de overzichtelijkheid en toetsbaarheid is ervoor gekozen het gehele bedrijf in één plan te brengen. Het resterende deel van het plangebied ligt binnen het vigerende plan Buitengebied 2011, dat vooral is gericht op agrarische mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0002.png"

Figuur 1.2 Relatie plangebied met De Nieuwe Wetering (bron: Urban Jazz)

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'De Nieuwe Wetering II' bestaat uit een toelichting, de verbeelding en de regels. De toelichting vormt het niet-juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan en beoogt op heldere wijze uiteen te zetten welke afwegingen ten grondslag liggen aan de regeling en welke aspecten in de overweging zijn betrokken. Ten behoeve hiervan is de toelichting als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de beoogde ontwikkeling;
  • Hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen;
  • Hoofdstuk 4 toont de uitgevoerde onderzoeken op gebied van milieu, verkeer, bodem, externe veiligheid, water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie;
  • Hoofdstuk 5 geeft een uitleg bij de regels die bij dit plan behoren;
  • Hoofdstuk 6 maakt de economische uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk;
  • In Hoofdstuk 7 wordt tenslotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid aangetoond.

Achterin deze toelichting is een aantal bijlagen opgenomen, ter verduidelijking en onderbouwing van enkele specifieke onderdelen van de toelichting. In de analoge versie van het bestemmingsplan staan de voetnoten op de laatste pagina na de regels.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied bestaat uit open, onbebouwd gebied in de vorm van grasland en watergangen. Langs de oostzijde ligt een strook met bomen op gronden van derden.

Voor een deel van het plangebied is het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering vastgesteld, waarmee uitbreiding van het bedrijventerrein De Wetering mogelijk wordt gemaakt.

2.2 Toekomstige Situatie

Vooruitlopend op het bestemmingsplan is voor de beoogde ontwikkeling een beeldkwaliteitplan opgesteld. Hierin wordt inzicht geboden op de mogelijke inrichting van het terrein en de vormgeving van de bebouwing. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen. Het beeldkwaliteitplan is enerzijds bedoeld als inspiratiekader voor de initiatiefnemer en anderzijds als toetsingskader voor de welstandscommissie.

Een algemeen beeld van de ligging ten opzichte van het bedrijventerrein De Nieuwe Wetering en de wijze waarop het plangebied daarop aansluit, blijkt uit figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0003.png"

Figuur 2.1 Relatie met De Nieuwe Wetering (bron: Urban Jazz)

In deze figuur is het plangebied uit onderhavig bestemmingsplan in de zuidoosthoek weergegeven in het donkergeel. Het terrein grenst aan de west- en voor een klein deel aan de noordzijde aan het terrein De Nieuwe Wetering. De aan te leggen infrastructuur in het kader van De Nieuwe Wetering loopt langs de west- en noordzijde van het perceel. Aan de oost- en zuidzijde grenst het terrein aan het kenmerkende open slagenlandschap.

Het beeldkwaliteitplan houdt in haar verdere uitgangspunten voor het terrein rekening met de verschillende landschapstypen en functies waar het perceel aan grenst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0004.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0005.png"

Figuur 2.2 Visie beeldkwaliteitplan (bron: Urban Jazz)

Dit resulteert in een groene afscherming aan de noord-, oost- en zuidzijde. Aan de noordzijde bestaat dit groen uit een 5 m brede strook groen in de vorm van een talud dat tegen de massieve terreinafscheiding of de bebouwing oploopt. Aan de oostzijde zullen bestaande bomen het terrein afschermen en aan de zuidzijde wordt opgaand groen gebruikt om het terrein in te passen. Door in dit groen met accenten te werken, ontstaat een visuele aansluiting op het slagenlandschap.

Het terrein zelf zal daarnaast voorzien worden van een massieve, 4 m hoge terreinafscheiding om de buitenopslag aan het zicht te onttrekken. Aan de buitenzijde kan begroeiing worden aangebracht. Aan de twee straatzijden zal de terreinafscheiding een meer open karakter krijgen, mits er geen zicht is op de buitenopslag. Hier zijn ook de toegangen tot het terrein. Aan deze twee zijden is bovendien ruimte voor reclame-uitingen, die qua uitstraling en afmetingen moeten passen in de omgeving.

Langs de westkant van het perceel wordt een strook grond ingericht voor parkeerplaatsen, waarmee in de parkeerbehoefte van het bedrijf wordt voorzien.

De inrichting op het terrein zelf wordt niet specifiek behandeld. Wel gaat de visie in op oriëntatie van gebouwen en het materiaalgebruik. Logischerwijs zal het bedrijf zelf een inrichting beogen die voor de bedrijfsvoering het meest efficiënt is.

De zuidzijde van het perceel zal niet worden benut voor bedrijfsactiviteiten, dit betreft de lichtgele delen uit figuur 2.2. Deze gronden zijn wel eigendom van het bedrijf en zullen worden ingericht met bloemrijk gras en boombeplanting. Bij de afscherming en de inpassing van het perceel is van de buitenste grenzen uitgegaan.

Tot slot is in de noordoosthoek van het perceel een locatie aangegeven waar mogelijk in de toekomst een tankstation kan worden gevestigd. Deze reservering is bedoeld om de verplaatsing van het in de dorpskern gevestigde tankstation mogelijk te maken. Het gaat daarbij om het perceel, dat in figuur 2.2 donkerbruin is weergegeven. Omdat een daadwerkelijke verplaatsing ook afhankelijk is van de wensen en de bereidheid van de ondernemer van het bestaande tankstation, is dit met een uitwerkingsplicht mogelijk gemaakt.

Het bedrijf zamelt afvalstoffen in, slaat afvalstoffen op, be- en verwerkt deze met het oog op hergebruik en nuttige toepassing van deze stoffen. Hierbij is geen sprake van verwerking van gevaarlijke afvalstoffen, maar hoofdzakelijk van grond-, bouw- en sloopafval. Daarnaast wordt koud asfalt en verpakt asbest opgeslagen.

2.3 Voorgeschiedenis En Onderbouwing Locatiekeuze

Voorgeschiedenis

De Kruiswijkgroep in Vlist is vanaf de oprichting direct na de 2e wereldoorlog, actief geweest in de sloop en de weg - en waterbouw en heeft zich daarna ook vooral gespecialiseerd in recycling van grond, groen en bouwafval. De snelle groei en de daardoor ontstane problematiek van tekort aan ruimte en de problematische ontsluiting in Vlist bracht de eigenaar (John Kruiswijk) ertoe op 17 april 2002 een startbijeenkomst te organiseren met verschillende deskundigen. In dit overleg werd duidelijk dat gezien de optredende problematiek verplaatsing naar een andere locatie binnen de Krimpenerwaard noodzakelijk was. Dit aangezien op de bestaande locatie een verbetering van de verkeersontsluiting niet mogelijk was, zonder het karakter van het gebied onherstelbaar te beschadigen.

Zoektocht naar een nieuwe locatie

Criteria voor een nieuwe locatie

Voor een goede en toekomstbestendige alternatieve locatie voor het bedrijf Kruiswijk Recycling BV golden verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten:

  • Locatie binnen de regio (het liefst Krimpenerwaard zelf). Dit omdat het bedrijf qua personeel sterk regiogebonden is en ook de vraag- en aanbod regiogebonden is. Er bestaat een sterke band tussen bedrijf (bedrijfsleiding) en personeel, verplaatsing buiten Krimpenerwaard zou te nadelig zou zijn voor het goed en verantwoord functioneren van het bedrijf;
  • Ligging nabij hoofdontsluitingswegen. Er dient sprake te zijn van een robuuste verkeersontsluiting om de knelpunten op het gebied van verkeersontsluiting en verkeersafwikkeling (zoals op de bestaande locatie) te voorkomen;
  • Ligging op voldoende afstand van bestaande woonkernen (dus bij voorkeur op een bedrijventerrein geschikt voor zware bedrijvigheid). Dit om op voorhand milieuoverlast voor de omgeving zo veel mogelijk te beperken;
  • Grootte van de locatie. De locatie moet voldoende groot zijn (minstens 3 ha);
  • Medewerking van provinciale en gemeentelijke overheid. De bij de verplaatsing betrokken partijen, te weten: de te verlaten gemeente Vlist, de te vestigen nieuwe gemeente en de provincie ZH dienen nauw te worden betrokken bij de planvorming over de verplaatsing van Krijswijk Recycling BV. Daarbij is een welwillende houding van de nieuwe gemeente en de provincie van cruciaal belang voor de planvorming voor de nieuwe locatie. Medewerking van de gemeente Vlist is van groot belang voor het vinden van een andere bestemming van de huidige locatie, die immers na de sanering een aanzienlijk deel van de verplaatsingskosten moet dekken;
  • Realisatie van het bedrijf ter plaatse dient financieel haalbaar te zijn.

Onderzochte locaties

Over een range van verschillende jaren zijn, verspreid over de gemeenten in de regio, verschillende locaties in beeld geweest als nieuwe locatie voor Kruiswijk Recycling BV. Alle gemeenten in de regio zijn benaderd in de zoektocht naar een nieuwe locatie. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen van de verschillende locaties die in beeld zijn geweest als nieuwe locatie voor Kruiswijk Recycling BV.

Locatie Reactie overheid cq Kruiswijk Resultaat
Vingerling prov. weg nr. 44 Vlist voorstel door gemeente Vlist aan provincie ZH voorgelegd. Voorstel is door provincie Zuid-Holland afgewezen, omdat deze reeds
andere plannen met dit terrein had. Ook werd de geschiktheid van de locatie voor Kruiswijk Recycling BV sterk betwijfeld.
Geen nieuwe locatie
Veerstalblok Ouderkerk aan de IJssel voorstel door gemeente Ouderkerk afgewezen. Ook door de provincie Zuid-Holland is de locatie afgewezen wegens strijd met het streekplan. Geen nieuwe locatie
Locatie Nieuwerkerk aan de IJssel te klein en buiten afzetgebied, dus niet geschikt voor Kruiswijk Recycling BV Geen nieuwe locatie
Locatie Krimpen aan den IJssel / aan den Lek te klein en reeds in gebruik als groenvoorzieningsbedrijf Kruiswijk. Dit gebruik blijft gehandhaafd Geen nieuwe locatie
Locatie Gouda financieel onhaalbaar; grondprijs bedroeg € 325 per m2. Door Kruiswijk Recycling BV afgewezen Geen nieuwe locatie
Oudewater (overname concurrent Haverkamp) Ketste op het laatste moment af om financiële redenen. Het bedrijf Haverkamp is ter plaatse nog steeds gevestigd. Geen nieuwe locatie
Vlist, Haastrecht, Stolwijk Gemeente heeft geen geschikt terrein beschikbaar Geen nieuwe locatie
Locatie Schoonhoven Ongunstige ligging: te dicht bij woonbebouwing. Terrein is dus niet geschikt. Geen nieuwe locatie
Nederlek, Ouderkerk, Gouderak Onvoldoende terrein beschikbaar Geen nieuwe locatie
Bergambacht (Nieuwe wetering II ) Goed terrein, gunstige ligging, korte ontsluiting op N210, voldoende groot, voldoende grote afstand tot woonkern, medewerking van de nieuwe gemeente en provincie Zuid-Holland. Nieuwe locatie

Conclusie locatiekeuze

Opde huidige locatie in Vlist is voortzetting van het bedrijf Kruiswijk Recycling niet mogelijk, aangezien een verbetering van de verkeersontsluiting niet mogelijk is. Daarom is voor Kruiswijk Recycling BV gezocht naar een goede en toekomstbestendige alternatieve locatie in de regio. Hiervoor diende de locatie aan verschillende criteria te voldoen. De locatie in Bergambacht voldoet aan de betreffende criteria en is daarmee toekomstbestendig en geschikt voor de vestiging van Kruiswijk Recycling BV. Andere locaties die in de loop der jaren in beeld zijn geweest zijn afgevallen, omdat ze niet voldeden aan de betreffende criteria.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk schetst in hoofdlijnen het ruimtelijke beleid van de verschillende overheden, voor zover dit van belang is voor het plangebied. Na het rijks- en provinciale beleid, komt het beleid van de gezamenlijke K5-gemeenten aan bod, alsmede het specifieke gemeentelijke ruimtelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest bepalende beleidsdocumenten. Het Rijk richt zich op zaken die voor Nederland als geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen);
  • de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit;
  • de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).

In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Deze regels zijn vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Noch voor het plangebied, noch voor het type ontwikkeling geeft het rijksbeleid specifieke regels.

Wet op de archeologische monumentenzorg (2007)

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

3.3 Provinciaal Beleid

Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2010) en daarop volgende actualiseringen

De provinciale structuurvisie richt zich op vijf hoofdopgaven voor de provincie Zuid-Holland, waarmee de samenhang, de herkenbaarheid en de diversiteit in de provincie versterkt moet worden.

Deze vijf opgaven zijn:

  1. 1. een aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  2. 2. een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  3. 3. een divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  4. 4. een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  5. 5. en stad en land verbonden.

Bebouwingscontouren

De provincie kiest ervoor om stedelijke functies zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Het stedelijk netwerk en alle kernen hebben bebouwingscontouren, die de grens van de bouwmogelijkheden voor wonen en werken aangeven. Verstedelijking buiten deze contouren is in principe niet toegestaan. Voor alle stedelijke ontwikkelingen geldt in principe: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructurering de beschikbare ruimte in bestaand bebouwd gebied beter kan worden benut en pas daarna uitbreiden.

Bedrijventerreinen

Behoud van bedrijvigheid staat voorop. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Streefwaarde bij herstructurering is een ruimtewinst van 10%.

Verordening Ruimte (2010) en daarop volgende actualiseringen

De provinciale structuurvisie geeft aan welke zaken de provincie van provinciaal belang vindt. De borging van een aantal hiervan vindt plaats door middel van de provinciale Verordening Ruimte, die tegelijk met de structuurvisie is vastgesteld. Zaken die onder meer in de verordening zijn vastgelegd zijn de bebouwingscontouren, de uitzonderingen die gelden voor het bouwen buiten de contouren en de ontheffingsmogelijkheden. De bebouwingscontouren die op 1 januari 2012 gelden zijn aangegeven op kaart 1 bij de verordening en in de onderstaande figuur.

Ter plaatse van het bedrijventerrein is de contour aan de zuidzijde langs de Nieuwe Wetering getrokken. Aan de oostzijde is rekening gehouden met de uitbreiding die is opgenomen in het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering. Op 29 februari 2012 is een actualisering van de Verordening Ruimte vastgesteld. Deze herziening voorziet in enige verruiming van de contour aan de oostzijde van De Nieuwe Wetering. Deze aanpassing van de contour is specifiek bedoeld voor de verplaatsing van het bedrijf Kruiswijk uit Vlist naar Bergambacht, zoals beschreven in hoofdstuk 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0006.png"

Figuur 3.1 Bebouwingscontour na Actualisering 2012

Op bedrijventerreinen zijn nieuwe bedrijfswoningen niet toegestaan. Dit hangt ook samen met het uitgangspunt dat vestiging van bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie die past bij de omgeving mogelijk moeten worden gemaakt.

Voor de vestiging van kantoren op bedrijventerreinen geldt een terughoudend beleid. Kantoren zijn toegestaan wanneer het gaat om:

  • kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging;
  • kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen;
  • bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m².

3.4 (Sub)regionaal Beleid

Op regionale schaal maakt de gemeente Bergambacht samen met 10 andere gemeenten deel uit van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Midden-Holland. Hierbinnen vormt het samenwerkingsverband tussen de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist een subregio (K5). Op economisch vlak is tevens het REO van belang, wat staat voor het Regionaal Economisch Overleg tussen alle gemeenten in Midden-Holland. Onderstaand worden de verschillende, relevante stukken op (sub)regionaal schaalniveau beschreven.

Structuurvisie K5 (2009)

De Structuurvisie K5 is in 2009 vastgesteld en biedt inzicht in de beoogde ontwikkeling voor de diverse gemeenten en de relaties daartussen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0008.png"

Figuur 3.2 Uitsnede kaart regionale structuurvisie

De centrale opgave voor de K5 is het voeren van een evenwichtige koers in het spanningsveld tussen behoud van de grote omgevingskwaliteiten van de Krimpenerwaard en het waarborgen van een vitale en leefbare regio. De structuurvisie voorziet daarbij in een kernenprofilering, die een kader biedt voor de afstemming en sturing van investeringen tussen kernen. De kernen Bergambacht, Lekkerkerk en Schoonhoven worden hierbij voorzien van een subregionale functie. De aanwezige voorzieningen zijn uit te breiden met (sub)regionale voorzieningen zoals voortgezet onderwijs, bedrijvigheid, detailhandel, cultuur. Het beleid is gericht op handhaving en waar mogelijk versterking van deze subregionale functie. Voor het bedrijventerrein is uit figuur 3.2. af te lezen dat er al werd uitgegaan van uitbreiding van het bedrijventerrein.

Economische visie K5 gemeenten (actualisatie 2012)

Het uitgangspunt voor de economische visie K5 is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op de economie in de K5 voor de komende 20 jaar. In de economische visie K5 is het bedrijventerrein De Wetering in Bergambacht aangegeven als te herstructureren gebied. Begin 2012 is de actualisatie van de economische visie vastgesteld in de K5-raad. De actualisatie bouwt voort op 'Een kans voor balans'. Zowel in 2004 als in 2011 is het uitgangspunt dat de Krimpenerwaard een homogeen gebied is en in economisch opzicht ook functioneel als een eenheid te beschouwen is, dat aan kracht wint door gezamenlijk op te trekken. Een ander 'blijvertje' is het inzicht dat de productiestructuur van het gebied versterking nodig heeft, om ook op lange termijn een goed economisch vestigingsklimaat te kunnen blijven bieden. De rode draad in het stuk is de balans te zoeken tussen regionaal en lokaal denken en handelen en ondertussen de lokale eigenheid te behouden. Inmiddels is er gestart met het opstellen van een uitvoeringsprogramma van de actualisatie.

Bedrijventerreinenstrategie Midden-Holland (2009)

Bij de regionale bedrijventerreinenstrategie voor Midden-Holland staat de kwantitatieve en kwalitatieve afstemming tussen gemeenten centraal. Door regionaal vraag en aanbod op elkaar af te stemmen en de herstructureringsprojecten en nieuwe ontwikkelingen regionaal te faseren en prioriteiten te stellen, kan ook gekeken worden naar mogelijkheden om de beschikbare financiële middelen beter op elkaar af te stemmen. In relatie naar de provincie fungeert deze bedrijventerreinenstrategie als input voor het separaat vast te stellen provinciale uitvoeringsprogramma bedrijventerreinen. Over het bedrijventerrein De Wetering worden, als bestaand bedrijventerrein, geen specifieke uitspraken gedaan.

Uitvoeringsprogramma Groene Hart 2007-2013 (2007)

De Stuurgroep Groene Hart van de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht heeft één uitvoeringsprogramma opgesteld voor het gehele Groene Hart. Het algemene beleidsuitgangspunt is dat kwaliteit voor kwantiteit gaat. Het bedrijfsleven moet zich evenwichtig kunnen ontwikkelen, bijdragen aan de vitaliteit van de kernen en aan de kwaliteit van het Groene Hart. Daarvoor is het nodig om de opgaven voor herstructurering van verouderde terreinen, de aanleg van nieuwe terreinen en de problematiek van de verspreide vestigingslocaties in samenhang te bezien. Dit kan alleen op regionale schaal.

3.5 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie - Beleef Bergambacht (2008)

De structuurvisie vormt een integrale visie op de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van de gemeente, zowel in de kernen als in het buitengebied. De nadruk ligt dan ook vooral in het aanbrengen van structuur in de ruimtelijke mogelijkheden en het stellen van randvoorwaarden.

Een uitsnede van de structuurvisiekaart is weergegeven in figuur 3.3. De meest voorname punten uit de visie die hieruit naar voren komen, zijn hieronder benoemd, waarbij het nummer verwijst naar het nummer op de kaart.

7 - verbeteren oriëntatie door groen (oost-west)- en waterstructuur (noord-zuid) te herstellen;

14 - herstructureren bedrijventerreinen, parkmanagement, gestapeld parkeren;

15 - (sub)regionaal bedrijventerrein (11 ha) ontwikkelen, omgeven met groen-blauwe zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0010.png"

Figuur 3.3 Uitsnede structuurvisiekaart Bergambacht

Over het te ontwikkelen (sub)regionale bedrijventerrein (15) wordt in de structuurvisie gesteld dat dit ten behoeve van (uit te plaatsen) bedrijven uit de Krimpenerwaard is. In aansluiting op de provinciale Verordening Ruimte wordt ook in de gemeentelijke structuurvisie voorgeschreven dat op dit terrein geen bedrijfswoningen worden toegestaan.

3.6 Conclusie

Specifiek om deze verplaatsing mogelijk te maken, is de bebouwingscontouur uit de provinciale Verordening Ruimte aangepast. De uitbreiding van het bedrijventerrein is reeds verankerd in de diverse beleidsdocumenten. Regionale afstemming over de bedrijventerreinenstrategie is daarbij van groot belang. In dit geval krijgt de afstemming vorm doordat tegenover het bieden van een nieuwe locatie in Bergambacht, het sluiten van een bedrijfslocatie in Vlist staat.

Specifieke aandachtspunten bij de verdere inrichting van de gronden is dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan, kantoren onder voorwaarden zijn toegestaan en dat rekening gehouden wordt met de kwaliteiten van het Groene Hart. De voorwaarden uit het beeldkwaliteitplan dragen onder meer aan dit laatste bij.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

Voor een bedrijventerrein geldt dat milieuaspecten in een bestemmingsplan in het algemeen een grote rol spelen. Dit heeft onder andere te maken met de noodzaak om afstand te houden tussen de bedrijven als milieubelastende bron en milieugevoelige functies (wonen) in de omgeving (milieuzonering). Ook andere aspecten hebben invloed op de milieusituatie in het plangebied en de omgeving.

In dit hoofdstuk komen de voor het bestemmingsplan relevante milieuonderwerpen aan bod.

  • milieuzonering bedrijvigheid en milieubelasting
  • externe veiligheid;
  • planologisch relevante leidingen;
  • verkeer;
  • wegverkeerslawaai
  • luchtkwaliteit;
  • waterhuishouding
  • bodemkwaliteit;
  • landschap en cultuurhistorie;
  • archeologie;
  • ecologie;
  • duurzaamheid en energie.

4.1 Milieuzonering Bedrijvigheid En Milieubelasting Kruiswijk Recycling Bv

4.1.1 Toetsingskader

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt in bestemmingsplannen in het algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Hierin is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De VNG-uitgave gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden1. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Hiervan kan onderbouwd worden afgeweken indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Afwegen milieubelasting Kruiswijk Recycling BV

Om te toetsen of de beoogde activiteiten van met name Kruiswijk Recycling BV een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij (bedrijfs)woningen in de omgeving niet in de weg staan, wordt in eerste instantie gebruikgemaakt van de eerdergenoemde richtafstanden uit de VNG-uitgave, die horen bij de bedrijfsactiviteiten van Kruiswijk Recycling BV. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Voor Kruiswijk Recycling BV wordt inzicht geboden in de concrete milieusituatie aan de hand van de milieuonderzoeken die behoren bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor milieu. Hierbij is voor de normering aangesloten bij de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (1998). De normering kan hierbij afwijken van de VNG-uitgave, aangezien de VNG-uitgave gericht is op het ruimtelijk spoor (globaler van aard) en de Handreiking op het milieuspoor (specifieker).

  1. 1. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd.

4.1.2 Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied is momenteel agrarisch in gebruik. In de directe omgeving wordt het bedrijventerrein De Nieuwe Wetering gerealiseerd. Grenzend aan en deels in het plangebied is ter plaatse zware bedrijvigheid toegestaan (afhankelijk van de locatie, bedrijven uit maximaal categorie 4.1 of 4.2. Deze hebben een richtafstand van 200 m, respectievelijk 300 m, ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk').

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijfswoningen aanwezig. De dichtstbijzijnde bedrijfswoning ligt op een afstand van circa 160 m. De dichtstbijzijnde burgerwoning (Provincialeweg 9b) ligt op een afstand van circa 270 m. Deze burgerwoning ligt langs de Provincialeweg, omringd door bedrijvigheid en gemengde functies. De woonkern Bergambacht ligt op een afstand van circa 370 m.

Omgevingstypen in de omgeving van het plangebied

In het plangebied en de omgeving komen de volgende omgevingstypen voor waarmee in de milieuzonering rekening is gehouden.

  • Rustige woonwijk/rustig buitengebied: het bestaande woongebied van Bergambacht ten noorden van de Provincialeweg wordt beschouwd als 'rustige woonwijk' (ook al is hier als gevolg van de ligging langs de Provincialeweg langs de rand sprake van een verhoogd hinderniveau). Ook de woonwijk ten westen van de Dijklaan wordt als rustige woonwijk beschouwd. De woningen langs de Lekdijk-Oost worden als 'rustig buitengebied' aangemerkt.
  • Gemengd gebied: De twee solitaire burgerwoningen langs de Provincialeweg (9a en 9b) worden, gelet op de aard van de omgeving, als gemengd gebied beschouwd. De woningen liggen langs een drukke weg. De burgerwoning aan de Provincialeweg 9a ligt op het bestaande bedrijventerrein. In het recent vastgestelde bestemmingsplan Bedrijventerrein De Nieuwe Wetering wordt ook de burgerwoning aan de Provincialeweg 9b omringd door bedrijventerrein. Ook de woningen aan de Dijklaan (tussen het bedrijventerrein en de Dijklaan in) worden als gemengd gebied beschouwd. Deze woningen liggen direct aan de rand van het bedrijventerrein en grenzen direct aan de bedrijven. De woningen kunnen gezien worden als overgangsgebied naar de woonwijk ten westen van de Dijklaan.
  • Bedrijfswoningen: op het bestaande bedrijventerrein De Wetering liggen verspreid enkele bedrijfswoningen. Het gaat hierbij om een specifiek type woningen waar andere eisen aan het woon- en leefklimaat mogen worden gesteld dan bij reguliere woningen. Bedrijfswoningen zijn immers per definitie aan bedrijvigheid gelieerd en liggen daarmee in het algemeen op een bedrijventerreinen. Bedrijfswoningen worden worst case ook beschouwd als omgevingstype 'gemengd gebied' . In het plangebied worden geen bedrijfswoningen toegestaan.

Milieueffecten en aanvaardbaarheid vestiging Kruiswijk Recycling BV en tankstation

Algemeen: een 1e indicatie op basis van de VNG-uitgave

Kruiswijk Recycling is niet in één categorie van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) te vatten. Op basis van de VNG-uitgave zijn meerdere richtafstanden relevant ten opzichte van omgevingstype 'rustige woonwijk' en ten opzichte van omgevingstype 'gemengd gebied'. In de volgende tabel zijn deze richtafstanden aangegeven (voor omgevingstype 'gemengd gebied' zijn deze tussen haakjes weergegeven).

Overigens vormen de richtafstanden een eerste indicatie voor de milieubelasting. In het milieuspoor (milieuonderzoeken bij de omgevingsvergunning voor milieu) kan deze milieubelasting veel specifieker bepaald worden. Een 1-op-1-vertaling van richtafstanden naar omgevingsvergunning voor milieu (of andersom) is dan ook niet mogelijk.

Tabel 4.1 Richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk (tussen haakjes ten opzichte van een gemengd gebied)

SBI 1993 activiteit cat. SvB/ VNG richtafstanden (in m) wordt voldaan aan de richtafstanden? (voor woningen in de omgeving die worden beschouwd als rustige woonwijk of gemengd gebied)*
geur stof geluid gevaar
90021 vuiloverslagsta-
tion
4.2 200
(100)
200
(100)
300
(200)
30
(10)
rustige woonwijk: ja
gemengd gebied: ja (m.u.v. geluid bij bedrijfswoning, afwijking van 50 m)
372 puinbreker, VC >= 100.000 ton/jaar 5.2 30
(10)
200
(100)
700
(500)
10
(0)
rustige woonwijk: ja (m.u.v. geluid)
gemengd gebied: ja (m.u.v. geluid)
372 afvalscheidings-
installaties
4.2 200
(100)
200
(100)
300
(200)
50
(30)
rustige woonwijk: ja
gemengd gebied: ja (m.u.v. geluid bij bedrijfswoning, afwijking van 50 m)
51572/3 groothandel in afval en schroot (b.o. > 1.000 m²) 3.2 10
(0)
30
(10)
100
(50)
10
(0)
rustige woonwijk: ja
gemengd gebied: ja
45 bouwbedrijven/a annemers algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2 10
(0)
30
(10)
100
(50)
10
(0)
rustige woonwijk: ja
gemengd gebied: ja
505 tankstation (via uitwerkingsplicht) 2 30 0 30 10 ja

* Hierbij is gemeten van de bedrijfsbestemming van Kruiswijk tot de woonbestemming. Voor de puinbreker is rekening gehouden met de specifieke aanduiding op de plankaart:

  • rustige woonwijk (woonkern Bergambacht en woningen langs Dijklaan): op circa 370 m afstand vanaf het bedrijf
  • gemengd gebied: bedrijfswoning op circa 160 m afstand, burgerwoning Provincialeweg 9b op circa 270 m.

Uit de tabel blijkt dat voor het bedrijf Kruiswijkrecycling BV voor de meeste milieuaspecten voldaan wordt aan de richtafstanden uit de VNG-uitgave, met uitzondering van het aspect geluid. Dit geldt onder andere voor de puinbreker (dit is de maatgevende geluidsbron voor de inrichting). In het kader van de omgevingsvergunning voor milieu is voor verschillende milieuaspecten onderzoek uitgevoerd en/of zijn voorwaarden opgenomen waaruit blijkt dat de milieubelasting ter plaatse van functies in de omgeving aanvaardbaar is. Onderstaand wordt kort op deze milieuaspecten ingegaan.

Voor het tankstation dat via een uit te werken bestemming mogelijk wordt gemaakt wordt ruimschoots voldaan aan de betreffende richtafstanden.

Geluid in het kader van vergunningverlening

Ten behoeve van de vergunningverlening is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de activiteiten van Kruiswijk Reclycling BV, waarbij rekening is gehouden met de aanwezigheid van de puinbreker op het terrein. Verwezen wordt naar bijlage 2. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt het volgende:

  • langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT):
    1. 1. Ter plaatse van de bedrijfswoningen op het industrieterrein kan worden voldaan aan de streefwaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde.
    2. 2. Ter plaatse van de burgerwoningen aan de Provincialeweg (9b en 9c) kan worden voldaan aan de streefwaarde van 50 dB(A) die overeen komt met omgevingstype 'gemengd gebied', waartoe deze woningen behoren. Gelet op de geluidsbelasting ter plaatse van deze woningen en de grote afstand van de woonbebouwing in de kern Bergambacht tot het bedrijventerrein (circa 370 m, 100 m meer dan de Provincialeweg 9b) zal in de kern worden voldaan aan de waarde van 45 dB(A) etmaalwaarde die in de VNG-uitgave wordt genoemd voor omgevingstype 'rustige woonwijk'.
    3. 3. Ter plaatse van de burgerwoningen aan de Lekdijk-Oost kan worden voldaan aan de streefwaarde van 40 dB(A) etmaalwaarde die in het akoestisch onderzoek is aangegeven. Hiermee wordt eveneens voldaan aan de waarde van 45 dB(A) etmaalwaarde die in de VNG-uitgave wordt genoemd voor omgevingstype 'rustige buitengebied', waartoe deze woningen behoren.
  • maximale geluidniveaus (LAmax): ter plaatse van de woningen van derden in de directe omgeving van het bedrijf kan in de avond- en nachtperiode niet overal worden voldaan aan de streefwaarden zoals genoemd in het akoestisch onderzoek. Er wordt echter wel voldaan aan de grenswaarde van 70 dB(A), behalve bij de (bedrijfs)woning aan Nijverheidstraat 6 in de nachtperiode (conform Handreiking industrielawaai). Voor de andere beschouwde woningen wordt overigens wel voldaan aan de etmaalwaarde van respectievelijk 70 en 65 dB(A) voor piekbelasting die, afhankelijk van het omgevingstype, in de VNG uitgave wordt genoemd. In het kader van de best beschikbare technieken zijn er geen aanvullende maatregelen denkbaar om de maximale niveaus terug te brengen tot de streefwaarde. Er is geen pakket van akoestische maatregelen nodig om piekniveaus binnen in de woningen in de nachtperiode beneden de 45 dB(A) te houden. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat qua piekbelasting sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
  • Met betrekking tot indirecte hinder van het verkeer van en naar de inrichting kan worden gesteld dat alle verkeersbewegingen plaatsvinden over het industrieterrein en vervolgens worden opgenomen in het reguliere verkeersbeeld op de N210. Daarbij voeren de voertuigbewegingen niet direct langs woningen van derden. Ter plaatse van de onderzochte woningen blijft de geluidbelasting ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Uit het uitgevoerde onderzoek – waarbij rekening is gehouden met de puinbrekeractiviteiten – blijkt dat ruimschoots aan de grenswaarden kan worden voldaan ter plaatse van in de omgeving aanwezige (bedrijfs)woningen. Op basis van het onderzoek kan dan ook geconcludeerd worden dat de realisatie van Kruiswijk Recycling BV een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van (bedrijfs)woningen in de omgeving niet in de weg staat. Er is daarmee sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Op de verbeelding is de puinbreker alleen toegestaan op de aangeduide locatie. Op deze wijze wordt - naast de bepalingen in en uitgangspunten voor de omgevingsvergunning voor milieu - ook in het ruimtelijk spoor de locatie van de puinbreker beperkt.

Geur in het kader van vergunningverlening

In de inrichting zal deels sprake zijn van mechanische verkleining van compost. Binnen de inrichting zal voorts sprake zijn van een beperkte opslag van vaste mest en compost (geen compostering). De betreffende opslag bevindt zich in specifieke opslagvlakken op het terrein of in een container. De opslagvoorzieningen kunnen worden afgesloten om geurverspreiding te voorkomen. Uit uitgevoerd geuronderzoek behorende bij de omgevingsvergunning voor milieu (zie bijlage 3) blijkt dat wordt voldaan aan het aanvaardbaar hinderniveau zoals dat gesteld is in het geurbeleid van de provincie Zuid-Holland. Voor het aspect geurhinder wordt tevens voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) zoals aangegeven ten opzichte van de verschillende omgevingstypen.

Stof in het kader van vergunningverlening

De stuifgevoelige producten zoals zand en grond worden in daartoe bestemde opslagvakken of containers opgeslagen. De stuifgevoelige producten binnen de inrichting zijn bevochtigbaar. Bij (dreigende) stofoverlast worden betreffende producten bevochtigd. Hiermee wordt milieuoverlast voorkomen. Voor het aspect stofhinder wordt tevens voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) zoals aangegeven ten opzichte van de verschillende omgevingstypen.

Gevaar in het kader van vergunningverlening

De inrichting Kruiswijk Recycling BV valt niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of onder het Registratiebesluit externe veiligheid. Binnen de inrichting zijn specifieke procedurele maatregelen gerealiseerd om de gevolgen voor de omgeving te beperken ingeval van ongewone voorvallen. De opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen in verpakking worden gerealiseerd volgens de PGS15-richtlijn. Er wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-uitgave voor het aspect gevaar.

Asbest in het kader van vergunningverlening

Voor Kruiswijk Reclycling BV is sprake van de opslag van asbest. De inrichting zal voldoen aan de actuele eisen waarbij het asbest dubbel is verpakt in toereikende kunststof zakken. Het asbest dat vrijkomt bij reguliere asbestsaneringen en dat binnen de inrichting zal worden opgeslagen, is verwijderd en verpakt conform de wettelijke eisen (Arbeidsomstandighedenbesluit, het Asbestverwijderingsbesluit en de Wet milieubeheer). Binnen (en buiten) de inrichting wordt voldaan aan de wettelijk verplichte eisen voor wat betreft de handelingen met asbest, zodat wordt voldaan aan de thans geldende best beschikbare technieken. De inrichting beschikt over het benodigde certificaat op grond van de zogenoemde SC 530. Binnen de inrichting vindt slechts inzameling van asbest plaats, geen verwerking.

4.1.3 Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de opgenomen bestemmingsplanregeling en de gecoöordineerde besluitvorming met de omgevingsvergunning voor milieu zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de bedrijfswoningen en andere woningen in de nabijheid van het plangebied. Uit onderzoek blijkt dat ook na realisatie van de concrete bedrijfsactiviteiten die worden voorzien sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de aanwezige en bestemde (bedrijfs)woningen.

4.2 Externe Veiligheid

4.2.1 Toetsingskader

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (minstens 10, 100 etc.) overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar2. Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour worden gerealiseerd. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Wegen

Vigerende circulaire

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2009) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt hierbij een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht3. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid

In 2014 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd binnen plasbrandaandachtsgebieden.

Leidingen

Dit aspect is niet aan de orde, omdat er geen risicorelevante leidingen in het plangebied of omgeving aanwezig zijn.

  1. 2. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in het algemeen woningen, ziekenhuizen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn (zoals kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object). Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en win-kels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
  2. 3. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met tenminste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met tenminste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met tenminste 1.000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde). Voor bedrijvigheid ligt deze waarde een factor 10 lager.

4.2.2 Onderzoek

Huidige situatie

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied en de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Aangrenzend aan het plangebied zijn in het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering geen Bevi-inrichtingen mogelijk.

Verkeerswegen

Over de N210 vindt (overigens in beperkte mate) vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Toekomstige situatie

Risicovolle inrichtingen

Zoals in paragraaf 4.3 reeds is aangegeven is de betreffende bedrijvigheid van Kruiswijk Recycling BV in het plangebied niet risicorelevant. Risicorelevante bedrijvigheid (Bevi-inrichtingen) worden niet toegestaan in dit bestemmingsplan. Bij het tankstation, dat via een uit te werken bestemming mogelijk wordt gemaakt, vindt geen verkoop van LPG of LNG plaats: dergelijke verkoop is in de planregels uitgesloten.

Bij de verdere planuitwerking wordt aandacht besteed aan de aspecten uit het brandveiligheidadvies van de regionale brandweer (zie bijlage 4).

Verkeerswegen

Het plangebied is op meer dan 200 m vanaf de N210 aanwezig. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering blijkt dat voor de N210 geen aan te houden PR-contour geldt. Het invloedsgebied van het GR van deze weg is 200 m. Het plangebied ligt op ruim grotere afstand dan 200 m. Bovendien heeft de Omgevingsdienst Midden-Holland door middel van tellingen bepaald dat er geen sprake is van een GR (hiervoor rijden onvoldoende voertuigen met gevaarlijke stoffen over de N210). De N210 heeft dan ook geen gevolgen voor de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Tevens heeft de beoogde ontwikkeling in het plangebied geen gevolgen voor de externe veiligheidssituatie langs de N210.

Overige bronnen

Overige risicorelevante bronnen in het plangebied en de omgeving zijn niet aanwezig.

Verantwoording GR

Er is geen verantwoording van het GR noodzakelijk.

4.2.3 Conclusie

Externe veiligheid speelt geen rol van betekenis in het plangebied en de directe omgeving. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.3 Planologisch Relevante Leidingen

Ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig waarmee in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

4.4 Verkeer

4.4.1 Toetsingskader

Met betrekking tot het aspect verkeer gelden er geen wettelijke normen. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een aanvaardbare verkeerssituatie en een aanvaardbare verkeersafwikkeling.

4.4.2 Onderzoek

Huidige situatie

Gemotoriseerd verkeer

In de referentiesituatie is het plangebied in agrarisch gebruik. Ten westen en deels ten noorden van het plangebied wordt het bedrijventerrein De Nieuwe Wetering gerealiseerd met daarbij aan de oostzijde een nieuwe ontsluiting op de Provincialeweg N210. Deze zal de hoofdontsluiting van het plangebied vormen. De geprojecteerde wegen binnen De Nieuwe Wetering zijn ook als ontsluiting van het plangebied van Kruiswijk te gebruiken. Het gaat dan om de wegen die aansluiten op de Nijverheidsstraat en Timmerfabriekstraat. Deze straten sluiten aan op de Ambachtstraat die in noordwestelijke richting via een rotonde aansluit op de N210.

De nieuwe oostelijke ontsluiting op de Provincialeweg N210 wordt gerealiseerd, omdat uit onderzoek blijkt dat de huidige rotonde de intensiteiten tot het jaar 2020 niet kan verwerken (rekening houdend met autonome groei en de verkeersgeneratie ten behoeve van de Nieuwe Wetering, onderzoeksrapport DHV). DHV geeft in het onderzoeksrapport naar de ontsluiting van Bergambacht op de provinciale wegen N210 en N478 (20084) er de voorkeur aan om een tweede ontsluiting in de vorm van een (enkelstrooks)rotonde te realiseren voor de kwaliteit van de verkeersafwikkeling van de huidige rotonde (Dijklaan-N210). Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat door een tweede aansluiting het netwerk op het bedrijventerrein robuuster wordt en zijn er directere routes zodat omrijden wordt voorkomen.

De N210 ontsluit het gebied in oost-westrichting en sluit aan op de A2 en de A16. De A2 en A16 zijn onderdeel van het Nederlandse nationale en internationale wegennet zodat het hoofdwegennet gemakkelijk te bereiken is. Daarnaast zorgen de N207 en N478 even ten westen van de rotonde Dijklaan/N210 voor de noord-zuidontsluiting.

Hiermee is de bereikbaarheid van het bedrijventerrein voor gemotoriseerd verkeer goed.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer ten behoeve van het bedrijventerrein wordt op verschillende manieren afgewikkeld. Op de erftoegangswegen op het bedrijventerrein worden het fiets- en autoverkeer, volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig voor 30 km/h-wegen, gemengd afgewikkeld. Verder weg, op de Dijklaan ter hoogte van bedrijventerrein De Wetering en langs de N210, heeft het fietsverkeer de beschikking over een vrijliggend fietspad.

Toekomstige situatie

Verkeersgeneratie

Kruiswijk Recycling BV

Binnen het plangebied zal het bedrijf Kruiswijk Recycling BV zich gaan vestigen. Dit bedrijf is in de huidige situatie gevestigd aan de Oost Vlisterdijk 32 in de gemeente Vlist. Bij dit bedrijf zijn begin 2012 gedurende drie werkdagen tellingen uitgevoerd, zodat inzicht is verkregen in de verkeersaantrekkende werking van dit bedrijf. Uit deze tellingen blijkt dat gemiddeld 308 motorvoertuigbewegingen tussen 5.30 uur en 18.00 uur plaatsvinden.

Voor de verkeersgeneratie van Kruiswijk Recycling BV is aangesloten bij de verkeersgegevens in het kader van de omgevingsvergunning voor milieu. Hierbij is voor de nieuwe locatie uitgegaan van een verkeerstoename van 624 mvt/etmaal.

Voor het deel van het plangebied, dat onderdeel uitmaakte van het vigerende bestemmingsplan 'De Nieuwe Wetering', is eveneens rekening gehouden met een verkeersgeneratie. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt deels samen met het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan, het omkaderde gebied in het volgende figuur. Hierdoor vindt dubbeltelling plaats in de verkeersgeneratie. Om dit te corrigeren dient de verkeersgeneratie van het samenvallende deel van De Nieuwe Wetering van de hiervoor berekende verkeersgeneratie van Kruiswijk te worden afgetrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0011.png"

Figuur 4.1 Samenvallen plangebied bestemmingsplannen

De Nieuwe Wetering heeft in totaal een oppervlakte van circa 12 ha, waarvan 10 ha netto uitgeefbaar terrein is. DHV heeft in het onderzoeksrapport naar de ontsluiting van Bergambacht op de provinciale wegen N210 en N4785' berekend dat de verkeersgeneratie van De Nieuwe Wetering 2.140 mvt/etmaal is. Het overlappende gebied heeft een oppervlakte van 1,3 ha, dat in zijn geheel uitgeefbaar is en zorgt voor een verkeersgeneratie van circa 280 mvt/etmaal ((2.140/10)*1,3). Wanneer dit afgetrokken wordt van de verkeersgeneratie ten behoeve van het bedrijf Kruiswijk Recycling BV komt de totale extra verkeersgeneratie als gevolg van het voorliggende plan afgerond uit op 624 - 280 = 344 mvt/etmaal.

Tankstation (via uit te werken bestemming)

Binnen het plangebied wordt via een uit te werken bestemming de mogelijkheid geboden voor de realisatie van een tankstation (verplaatsing tankstation die in de dorpskern is gevestigd). De verkeersgeneratie van een tankstation kan berekend worden op basis van verkoopprognoses. Aangenomen is dat het tankstation circa 2,1 miljoen liter brandstof per jaar verkoopt. Dit is gebaseerd op de verkoopprognoses van een tankstation in de buurt van een autosnelweg en is te zien als worstcase scenario. Tevens wordt aangenomen dat per auto jaarlijks 1.285 liter wordt getankt. Uitgaande van een gemiddelde hoeveelheid van 30 liter per tankbeurt, levert dit 42,8 tankbeurten per auto per jaar op. Grofweg komt dit neer op 70.000 auto's per jaar die bij het tankstation zullen tanken en 191 auto's per etmaal (383 autobewegingen per etmaal).

Een gedeelte van dit verkeer zal reeds op het plangebied aanwezig zijn en een deel zal specifiek het tankstation bezoeken. Aangenomen is dat 75% van het verkeer specifiek voor het tankstation komt. Dit komt uit op circa 290 mvt/etmaal. Een eventuele winkel bij het tankstation zal geen extra verkeer aantrekken.

Hiermee komt de totale verkeersgeneratie in het plangebied na verplaatsing van het tankstation en rekeninghoudend met genoemde overlap met de verkeersgeneratie van het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering uit op 634 mvt/etmaal (344 + 290).

Verkeersafwikkeling

Zoals gesteld blijkt uit het onderzoek van DHV dat een tweede aansluiting in de vorm van een enkelstrooksrotonde de voorkeur heeft om het verkeer ten gevolge van de autonome groei en de ontwikkelingen van De Nieuwe Wetering op te vangen tot het jaar 2020. Daarbij gaat DHV ervan uit dat circa 70% van het verkeer ten gevolge van de ontwikkelingen van De Nieuwe Wetering afwikkelt via de nieuwe tweede rotonde die aansluit op de N210. Nagegaan is of deze tweede aansluiting voldoende is om ook de verkeersgeneratie ten gevolge van ontwikkelingen binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan af te wikkelen.

Voor de capaciteit van een enkelstrooksrotonde wordt als grenswaarde circa 20.000 tot 25.000 mvt/etmaal aangehouden (som van de intensiteit op de toeleidende wegen, CROW-126). Uit de meest recente verkeersdata blijkt dat de verkeersintensiteit van de N210 in 2010 circa 14.300 mvt/etmaal te zijn (bron: provincie Zuid-Holland). De verwachting is dat tot 2020 de autonome groei van het verkeer circa 1% per jaar bedraagt (DHV-rapport). Met deze autonome groei komt in 2020 de intensiteit van de weg uit op circa 15.800 mvt/etmaal.

Om na te gaan of het extra verkeer door de ontwikkelingen binnen het plangebied kan worden afgewikkeld, is uitgegaan van de worstcasescenario dat al het verkeer ten gevolge van de nieuwe ontwikkelingen (inclusief De Nieuwe Wetering en de uitwerkingsplicht voor het tankstation) zich via de nieuwe rotonde afwikkelt. Door niet van 70% uit te gaan wordt er rekening mee gehouden dat ook een gedeelte van het verkeer dat nu via de huidige enkelstrooksrotonde (Dijklaan-N210) gebruik gaat maken van de tweede aansluiting op de N210.

Het gaat dan in totaal om 2.774 mvt/etmaal, samengesteld uit de verkeersgeneratie van het plangebied (634 mvt/etmaal) en de verkeersgeneratie van De Nieuwe Wetering (2.140 mvt/etmaal). De som van intensiteit op de toeleidende wegen tot de rotonde bedraagt dan circa 18.574 mvt/etmaal (15.800+2.774) en ligt daarmee onder de maximale capaciteit van 20.000-25.000 mvt/etmaal. Geconcludeerd wordt dat de rotonde het extra verkeer kan afwikkelen, ook als het tankstation verplaatst wordt.

verkeersveiligheid

Zowel het tankstation als de het perceel van de Kruiswijk Groep wordt met uitritconstructies op de bestaande wegenstructuur van de Nieuwe Wetering ontsloten. Deze uitritten worden herkenbaar vormgegeven, zodanig dat de voorrangssituatie duidelijk is. Hierdoor wordt de verkeersveiligheid gewaarborgd.

De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling is beperkt (+ 634 mvt/etmaal), in zoverre dat de bestaande wegenstructuur van de Nieuwe Wetering voldoende is toegerust op een verkeersveilige verwerking van dit extra verkeer. De toename leidt bijvoorbeeld niet tot een dusdanig hoge verkeersintensiteit dat een verkeersveilige afwikkeling van het verkeer in gevaar komt (denk aan passeersituaties, conflicten met langzaam verkeer e.d.). Dit is eveneens het geval voor de provinciale weg N210. Deze weg is duurzaam veilig ingericht en doet dienst als hoofdontsluitingsroute. Langs de N210 heeft het fietsverkeer de beschikking over een vrijliggend fietspad.

Parkeersituatie

De ontwikkelingen binnen het plangebied zulllen leiden tot parkeerbehoefte. Deze parkeerbehoefte dient opgevangen te worden op eigen terrein. Daarbij dient te worden voldaan aan de parkeerkencijfers van CROW-publicatie 182.

  1. 4. Per abuis is hierbij in de titel N201 in plaats van N210 opgenomen.
  2. 5. Per abuis is hierbij in de titel N201 in plaats van N210 opgenomen.

4.4.3 Conclusie

De ontsluiting en de afwikkeling van de verschillende vervoerswijzen wordt in de toekomstige situatie gewaarborgd mede door de aanleg van een extra aansluiting op de Provincialeweg N210 aan de oostzijde van het bedrijventerrein De Nieuwe Wetering. Voor het voorliggende plangebied vormt deze weg de hoofdontsluiting. Het aspect verkeer staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.5 Wegverkeerslawaai

4.5.1 Toetsingskader

Langs alle wegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones. Indien een nieuwe weg wordt aangelegd, dient de geluidshinder vanwege het verkeer op deze wegen getoetst te worden aan de normen van de Wgh.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij een relatief grote ontwikkeling en een verkeerstoename bij bestaande wegen onderzocht of sprake is van een relevante toename van het geluid. Daarbij wordt aangesloten bij de systematiek van de Wgh.

4.5.2 Onderzoek

Toekomstige situatie

Door voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk en ook in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen geluidsgevoelige functies. In dit kader is zodoende akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Wel is als gevolg van ontwikkelingen in het plangebied sprake van toename van verkeer, zodat de geluidsgevoelige functies langs de Provincialeweg N210 te maken kunnen krijgen met een hogere geluidsbelasting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de akoestische gevolgen in beeld gebracht. Hierbij is gefocust op het effect op de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Provincialeweg N210 op de langs deze weg liggende geluidsgevoelige functies.

Als vuistregel hiervoor kan worden gehanteerd dat een toename van 20% van het verkeer leidt tot een toename van de geluidsbelasting van > 1,0 dB. Uit het onderzoek blijkt dat het verkeer met circa 634 mvt/etmaal zal toenemen als gevolg van ontwikkelingen binnen het plangebied (inclusief tankstation). Dit verkeer zal via de N210 worden afgewikkeld. De N210 is een provincialeweg met een gebiedsontsluitende functie. Uit cijfers van de provincie Zuid-Holland blijkt de verkeersintensiteit van de N210 in 2010 circa 14.300 mvt/etmaal te zijn (bron: provincie Zuid-Holland). De verwachting is dat tot 2020 de autonome groei van het verkeer circa 1% per jaar bedraagt. Met deze autonome groei komt in 2020 de intensiteit van de weg uit op circa 15.800 mvt/etmaal. Na realisatie van het naastgelegen Nieuwe Wetering (+2.140 mvt/etmaal) en de beoogde ontwikkeling (634 mvt/etmaal) zal de verkeersintensiteit in 2020 naar verwachting 18.574 mvt/etmaal bedragen. De verkeerstoename zal minder dan 20% bedragen. Dit is zeker het geval omdat het verkeer van het bedrijventerrein zich in twee richtingen over de provincialeweg zal verdelen. Bij een dergelijk percentage blijft de toename van de geluidshinder beneden 1 dB. Een dergelijke toename is voor het menselijk oor niet waarneembaar. Gesteld wordt dat er ten aanzien van de verkeerstoename sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Voor het aspect geluid als gevolg van de bedrijfsactiviteiten zelf wordt verwezen naar paragraaf 4.1.

4.5.3 Conclusie

Het akoestisch klimaat zal naar verwachting ongewijzigd blijven.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Toetsingskader

Wetgeving

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader.

Maatgevende stoffen langs wegen
Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten.

De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in de volgende tabel weergegeven6. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³), of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).

Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

  1. 6. Dit betreffen de grenswaarden inclusief de door de Europese Commissie verleende derogatie (7 april 2009) aan Nederland voor uitstel om te voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

4.6.2 Onderzoek

Huidige situatie

Uit het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek (zie bijlage 5) en het luchtkwaliteitsonderzoek ten behoeve van de omgevingsvergunning (zie bijlage 6) blijkt dat in de situatie zonder ontwikkeling van De Nieuwe Wetering II, ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden uit de luchtkwaliteitswetgeving. Hierbij is rekening gehouden met de gehele ontwikkeling van De Nieuwe Wetering, waarvoor een bestemmingsplan vigeert.

Toekomstige situatie

Gevolgen extra verkeer

In het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek zijn de verkeersgevolgen van de ontwikkeling Nieuwe Wetering II op het gebied van luchtkwaliteit in beeld gebracht (inclusief verplaatsing van het tankstation). Hierbij is als worst case situatie nog uitgegaan van een verviervoudiging van de verkeersgeneratie, zoals eerder in het ontwerpbestemmingsplan was opgenomen. Inmiddels is gebleken dat de verkeersgeneratie geringer van aard is (verwezen wordt naar paragraaf 4.4.2). Uit de worst case berekeningen blijkt dat:

  • langs de N210 als maatgevende weg ook na de beoogde ontwikkeling ruimschoots aan de grenswaarden uit de luchtkwaliteitswetgeving wordt voldaan;
  • de ontwikkeling op verkeersvlak niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen.

Gevolgen van de vestiging van Kruiswijk Recycling BV en tankstation

In het kader van de vergunningverlening is onderzoek uitgevoerd naar de emissie van luchtverontreinigende stoffen als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van Kruiswijk Recycling BV. Hierin is de missie als gevolg van het verkeer eveneens opgenomen. Uit het onderzoek blijkt het volgende :

  • De NO2 en PM10 concentraties blijven ruimschoots binnen de 40 µg/m³ jaarnorm;
  • Bij de toetspunten overschrijdt de immissieconcentratie fijn stof PM10 de 50 µg/m³ dagnorm met maximaal 8 dagen. Dit is ruimschoots minder dan de 35 dagen die de normstelling toestaat.

Er wordt dus ruimschoots voldaan aan de normstelling.

Ook het tankstation zelf, dat via een uit te werken bestemming mogelijk wordt gemaakt, zal geen relevante luchtverontreinigende stoffen emitteren die leiden tot relevant hogere concentraties luchtverontreinigende stoffen.

Op de inrichtingen zelf is het toepasbaarheidsbeginsel van toepassing en zijn bezoekers een dermate kort deel van de dag aanwezig dat op basis van het blootstellingscriterium niet getoetst hoeft te worden aan de normstelling ten aanzien van jaargemiddelde of 24-uurgemiddelde concentraties. Er wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling tevens sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

4.6.3 Conclusie

Ook na de beoogde ontwikkelingen wordt ruimschoots voldaan aan de normen uit de luchtkwaliteitswetgeving. Het aspect luchtkwaliteit en de betreffende wetgeving staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.7 Waterhuishouding

4.7.1 Toetsingskader

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. Het Hoogheemraadschap heeft op 25 september 2012 een reactie gegeven. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan K5 is een gebiedsgericht en integraal plan voor de 12 kernen in de Krimpenerwaard en omgeving. Het plan is opgesteld in samenwerking met gemeenten en waterschappen. Het waterplan bestaat uit een strategische visie die binnen de gemeenten water op de agenda zet en doorwerkt in andere beleidskaders, zoals ruimtelijke plannen, inrichtingsplannen, gemeentelijk rioleringsplan (GRP), groenbeheer, recreatiebeleid etc. Het waterplan omvat ook een uitvoeringsprogramma als concrete uitwerking van de beleidsdoelen. Hoewel het stedelijk waterplan geen wettelijke status heeft, moet het plan gezien worden als paraplu waaronder de verschillende waterthema's bij elkaar komen:

  • veiligheid handhaven;
  • ruimte voor water bij ruimtelijke ingrepen;
  • waterproblemen niet afwentelen;
  • vervuiling aan de bron aanpakken;
  • schoner water vasthouden;
  • robuust watersysteem;
  • ruime watergangen;
  • een groen waternetwerk.

4.7.2 Onderzoek

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit de uitbreidingslocatie voor Kruiswijk Recycling BV van het bedrijventerrein De Wetering te Bergambacht. Het plangebied ligt ten oosten van het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein De Nieuwe Wetering. Een deel van de gronden heeft al een bedrijfsbestemming.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit jonge rivierkleigrond. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature op minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte is circa NAP -1,3 m.

Het plangebied ligt in peilgebied GPG-499 Bergambacht met een vast peil van NAP -1,89 m tot -1,84 m.

Waterkwantiteit

In het plangebied zijn verschillende watergangen gelegen voor de afwatering van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied is de watergang de Nieuwe Wetering gelegen.

Watersysteemkwaliteit en waterveiligheid

In het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen gelegen. Ook ligt het plangebied niet in de kern-/beschermingszones van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie niet aangesloten op een rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan maakt de verplaatsing vanuit Vlist van Kruiswijk Recycling BV mogelijk naar de locatie ten oosten van het bestaande bedrijventerrein De Nieuwe Wetering te Bergambacht, evenals de realisatie van een tankstation via een uit te werken bestemming.

Verontreiniging water

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem worden duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Bij deze ontwikkeling wordt een deel van het afvalwater geloosd op het omliggende oppervlaktewater en een deel wordt geloosd op de riolering. Voor het lozen op het oppervlaktewater wordt een watervergunning verleend.

Waterkwantiteit

Over de watercompensatie heeft overleg plaatsgevonden tussen het Hoogheemraadschap voor Schieland en de Krimpenerwaard, de gemeente Bergambacht en het bedrijf Kruiswijk, mede in relatie tot de watercompensatie voor De Nieuwe Wetering. Voor een deel is er immers sprake van een overlap tussen het laatstgenoemde plan en het voorliggende bestemmingsplan.

Ter compensatie van het verminderen van het bergingsvolume als gevolg van de demping van watergangen en de toename van het verharde oppervlak moet voor De Nieuwe Wetering 17.221 m2 water worden gecompenseerd, inclusief de compensatie voor de nieuwe ontsluitingsweg naar de N210. Voor De Nieuwe Wetering II moet 2.155 m2 water worden gecompenseerd voor het dempen van de aanwezige sloten en de toename in verharding. In totaal komt de benodigde watercompensatie hiermee op 19.376 m2 (17.221 + 2.155).

De watercompensatie wordt gerealiseerd door het graven en verbreden van watergangen en het aanbrengen van rietlanden op een locatie langs de N210. Hiervoor zijn door de ontwikkelende partijen inmiddels gronden verworven. Het Hoogheemraadschap heeft reeds een vergunning verleend voor het dempen van de watergangen, waarin de benodigde watercompensatie voor het dempen van de watergangen en de toename in verharding is vastgelegd. In deze watervergunning is tevens de exacte locatie van de watercompensatie weergegeven. Door middel van de vergunning is de watercompensatie geborgd. De watercompensatie vormt dan ook geen belemmering voor de realisering van het bestemmingsplan.

Milieubeschermingsgebied voor grondwater

Ten noorden van het plangebied ligt een waterwingebied. Het plangebied ligt daarom in de boringsvrije zone van een grondwaterbeschermingsgebied. Hierdoor gelden er beperkingen voor het oprichten van inrichtingen en het uitvoeren van activiteiten. Dit is bepaald in de provinciale Milieuverordening. Bij de ontwikkelingen is hiermee rekening gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0013.png"

Figuur 4.2 Grondwaterbeschermingsgebieden (Provinciale Milieuverordening)

Beheer en onderhoud

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht moet worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

4.7.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Het bestemmingsplan voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

4.8 Bodem

4.8.1 Toetsingskader

Bij de beoordeling van bestemmingsplannen wordt de richtlijn gehanteerd dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek wordt verricht op nieuwe bestemmingen. Verder dient de bodem voldoende draagkracht te hebben bij nieuwe functies.

4.8.2 Onderzoek

Huidige situatie

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (verkennend bodemonderzoek en onderzoek om de nulsituatie in beeld te brengen) blijkt er een lichte verontreinigd te zijn van de grond (met molybdeen, lood, kobalt, nikkel en PAK) en het grondwater (barium). De aangetoonde lichte verontreinigingen geven geen beperkingen inzake de voorgenomen herontwikkeling. Ook is de nulsituatie in afdoende mate vastgelegd. Er gelden geen belemmeringen en/of beperkingen t.a.v. het huidig en toekomstig bodemgebruik. Verwezen wordt naar bijlage 12.

Tevens is onderzoek uitgevoerd naar de waterbodem vanwege de voorgenomen demping van watergangen. Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte baggerspecie verspreidbaar is op het aangrenzende perceel. In het kader van toepasbaarheid kan de vrijkomende slib worden toegepast op bodem onder oppervlaktewater als zijnde “vrij toepasbaar”. Op basis van de toetsing aan het generieke beleid wordt de grond ingedeeld als zijnde 'klasse industrie'. Bij toetsing als ontvangende bodem wordt de grond ingedeeld in bodemklasse 'wonen'. Verwezen wordt naar bijlage 13.

Toekomstige situatie

Voor nieuwe activiteiten, passend binnen het bestemmingsplan, geldt als randvoorwaarde dat ze geen bodemverontreinigingen mogen veroorzaken (zorgplichtbeginsel uit de Wet bodembescherming).

In het kader van de omgevingsvergunning voor milieu is een bodemrisicorapport opgesteld. Op de inrichting Kruiswijk Recycling BV is de Nederlandse Richtlijn Bodembeschermende bedrijfsactiviteiten (NRB) van toepassing, gezien de opslag en het gebruik van vloeibare en vaste gebruiksvloeistoffen met een potentieel bodembedreigend karakter. Derhalve zal voor de beperking van de kans op bodemverontreiniging sprake dienen te zijn van afdoende maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de onderliggende bodem. Deze maatregelen zijn in de omgevingsvergunning voor milieu verder opgenomen7.

Conform de BodemRisicoChecklist van de NRB dienen de voorzieningen er in de meeste gevallen voor te zorgen dat sprake is van een zogenaamd 'verwaarloosbaar bodemrisico', in sommige gevallen kan worden volstaan met een 'aanvaardbaar bodemrisico'. Middels de NRB is bepaald wat het benodigde en aanwezige voorzieningenniveau is in relatie tot bodembescherming.

In 2014 zijn sonderingen gedaan en zijn principeconstructies van de gebouwen aangeleverd. De definitieve constructie wordt pas in een later stadium ingediend. Momenteel wordt aanvullend grondonderzoek uitgevoerd voor de wijze van terreinverharding. Het staat buiten kijf dat de bodem voldoende draagkracht moet hebben voor de beoogde activiteiten van Kruiswijk Recycling BV. Waar nodig worden maatregelen genomen (zoals voorbelasten met bijvoorbeeld zand of een aangepaste constructie) om ervoor zorg te dragen dat de bodem de betreffende belasting aankan. Hiermee staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

  1. 7. Zo worden op werklocaties (buiten de inrichting) olietanks gesaneerd en gereinigd. De betreffende schoongemaakte tanks en het ingenomen slib (sludge) worden tijdelijk binnen de inrichting opgeslagen met het oog op verwerking door een erkende verwerker buiten de inrichting. Het slib wordt hierbij dusdanig opgeslagen dat geen uitloging naar de bodem of verspreiding van geuren buiten de inrichting mogelijk is (gesloten vloeistofdichte containers). De schoongemaakte ondergrondse tanks worden eveneens aangeboden aan erkende verwerkers.

4.8.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van dit project niet in de weg. Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van bodemkwaliteit op als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.

4.9 Landschap En Cultuurhistorie

4.9.1 Toetsingskader

Monumentenwet

De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland en Regioprofielen Cultuurhistorie

De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld en regioprofielen cultuurhistorie opgesteld. De provincie betrekt hierdoor de cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen en richt zich hierbij vooral op het beschermen en versterken van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd op de kaart van de CHS en beschreven is in de regioprofielen. De CHS en regioprofielen vormen de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten op erfgoedaspecten.

Het cultureel erfgoed wordt hier opgevat als het geheel van overblijfselen uit het verleden in:

  • de bodem (archeologie);
  • de ongebouwde omgeving (landschap);
  • de gebouwde omgeving (nederzettingen).

Wanneer deze overblijfselen nog voldoende herkenbaar zijn als een kenmerk van de regionale bewonings- en ontginningsgeschiedenis zijn ze op kaart gezet. Ieder onderdeel, archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap, bestaat uit twee kaarten die inzichtelijk maken wat in Zuid-Holland cultuurhistorisch van belang is en waarom:

  • de kenmerkenkaart, waarop de kenmerkende nederzettingspatronen, landschapspatronen en de archeologische opbouw van het landschap zijn weergegeven;
  • de waardenkaart, waarop de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart zijn gewaardeerd.

4.9.2 Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied ligt in het provinciale cultuurhistorische Topgebied Krimpenerwaard. De Krimpenerwaard is een uitgestrekt veenweidegebied, gelegen tussen de Hollandsche IJssel, de Lek en het veenriviertje de Vlist. Ten oosten van de Vlist behoort ook een klein deel van de Lopikerwaard tot het topgebied. Aan de randen van de waard langs de Hollandsche IJssel en de Lek domineren de zware rivierdijken, waaraan de meeste bebouwing ligt: een vrijwel ononderbroken bewoningslint, op een aantal plaatsen verdicht tot dorpen en enkele kleine steden. Buitendijks is industriële bebouwing aanwezig. Het open vlakke veenweidegebied achter de rivierdijken kenmerkt zich door een gaaf verkavelingspatroon van middeleeuwse ontginningen, met karakteristieke langgerekte percelen en poldersloten, polderkades, weteringen, veenstromen (Loet en Vlist) en langgerekte bebouwingslinten (Achterbroek, Berkenwoude). De historische landschapsstructuren van de Krimpenerwaard zijn niet uniek in Nederland, maar de omvang van het gebied en vooral de gaafheid ervan zijn dat wél. De Krimpenerwaard vormt samen met de Lopikerwaard een van de grootste aaneengesloten veenweidegebieden van Nederland. De herkenbaarheid is groot: behalve de verstedelijking rond Krimpen aan den IJssel (in het uiterste westen van de waard) in de periode na 1960 en de aanleg van het Loetbos in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, zijn er sinds 1600 nauwelijks grootschalige ruimtelijke ingrepen geweest. In vergelijking met de naastgelegen veenweide-topgebieden Alblasserwaard en Reeuwijkse Plassen, is de gaafheid van de middeleeuwse landschapsstructuren een belangrijke onderscheidende factor. Naast Topgebied Cultuurhistorie is de Krimpenerwaard tevens Belvedèregebied en onderdeel van het Nationaal Landschap Groene Hart. Door de ontwikkeling van bedrijventerrein De Nieuwe Wetering (met bijbehorende ontsluiting) is geen sprake meer van een gaaf veenweidelandschap. Het omringende veenweidelandschap heeft volgens de cultuurhistorische waardenkaart een redelijk hoge waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0014.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0015.png"

Figuur 4.3 Landschappelijke waardenkaart

Toekomstige situatie

Het plangebied grenst aan het bestaande en in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein De Wetering/de Nieuwe Wetering. De beoogde ruimtelijke ontwikkeling in het bestemmingsplan voor Kruiswijk Reclycling BV (en eventueel het tankstation) leidt tot een verdergaande verstedelijking ten oosten van de Nieuwe Wetering. De huidige, resterende, landschappelijke structuur zal door de ontwikkeling verdwijnen. Door de aansluiting op het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein de Nieuwe Wetering zal het landschapsbeeld vanwege de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling vanuit oostelijke en westelijke richting niet wijzigen. Er is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarbij aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing. Uitgangspunt hierbij is dat de zijden grenzend aan het landschap moeten worden ingepakt in het groen. De zijde van het bedrijventerrein moet aansluiting zoeken in massa en inrichting van het bedrijventerrein de Nieuwe Wetering en de zijde vanaf de Provincialeweg mag een herkenbaar beeld afgeven van Kruiswijk Recycling BV in de vorm van uitstraling en bedrijfsnaam. Aan de zuidzijde van het plangebied is een groenstrook voorzien. Langs alle kanten van het bedrijfsperceel wordt overigens een groene buffer van 5 m voorzien (zie figuur 4.3). Hierdoor wordt de visuele verstedelijking vanaf die zijde eveneens beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0016.png"

Figuur 4.4 Beeldkwaliteitsplan

4.9.3 Conclusie

Het aspect landschap en cultuurhistorie staat de uitvoering van dit project niet in de weg. Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van landschap en cultuurhistorie op als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.

4.10 Archeologie

4.10.1 Toetsingskader

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologische verwachtings- en beleidskaart en een historisch-geografische waardenkaart

Het gemeentelijk archeologiebeleid is op 6 september 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De archeologische verwachtingskaart biedt inzicht in de bestaande en verwachte archeologische situatie binnen de gemeente Bergambacht, zowel in het horizontale als in het verticale vlak: een driedimensionale archeologische verwachtingskaart. Ook wordt inzicht gegeven in het reeds verrichte archeologisch (veld)onderzoek. Dit inzicht is noodzakelijk om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie en het cultuurhistorisch erfgoed te bereiken. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidsadvieskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is, waar wel, en zo ja, wat voor onderzoek. Deze beleidsadvieskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van bouw- en aanlegvergunningen.

4.10.2 Onderzoek

Huidige situatie

De archeologische (verwachtings)waarden zijn in beeld gebracht aan de hand van de beleidsadvieskaart. Op deze kaart is te zien dat het plangebied ligt in de zone Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 3 (AWV 3). Voor een klein deel geldt geen archeologische verwachtingswaarde. Voor het gebied met de aanduiding AWV 3 geldt dat alleen archeologisch onderzoek moet plaats vinden bij plangebieden die groter zijn dan 1.000 m2, waar bodemingrepen plaats vinden dieper gaan dan 30 cm beneden het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0017.png"

Figuur 4.4 Archeologische verwachtings- en beleidskaart

Ten behoeve van het bedrijventerrein De Nieuwe Wetering is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Voor een deel ligt onderhavig plangebied in het onderzoeksgebied. Uit dit archeologisch onderzoek bleek dat de aanleg van het bedrijventerrein geen archeologische waarden aantast.

Toekomstige situatie

De ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van de mogelijk aanwezige archeologische waarden. Uit onderzoek dat is uitgevoerd voor het aansluitende bedrijventerrein De Nieuwe Wetering, waar sprake is van dezelfde archeologische verwachtingswaarde, is gebleken dat geen waarden worden aangetast. Ook voor het overige deel van het plangebied is onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). Het deel dat is opgenomen in De Nieuwe Wetering is daarbij buiten beschouwing gelaten, omdat dit al in het eerdere onderzoek was betrokken. Uit het onderzoek blijkt dat het gebied is opgebouwd uit een veenpakket uit de periode dat het gebied in de kom van de Lek lag. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied is opgebouwd uit een veenpakket met enkele kleilagen, waarvoor een lage verwachting geldt voor alle perioden. Een dubbelbestemming Waarde - archeologie is dan ook niet langer noodzakelijk. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek blijkt dat alleen nader onderzoek nodig is bij graafwerkzaamheden dieper dan 4,0 m onder maaiveld. Deze vinden niet plaats.

4.10.3 Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van dit project niet in de weg.

4.11 Ecologie

4.11.1 Toetsingskader

EHS-beleid

De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten en zijn ingedeeld in drie beschermingscategorieën. Indien het leefgebied van soorten wordt verstoord bestaat de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische zaken (EZ).

De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EZ aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EZ aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

4.11.2 Onderzoek

Het gebied is momenteel als agrarisch gebied in gebruik. Voor een deel van het perceel geldt wel al een bedrijfsbestemming (bestemmingsplan De Nieuwe Wetering). In het kader van het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering heeft onderzoek plaatsgevonden naar de effecten van de ontwikkelingen op de natuur. Hierbij is geconcludeerd dat het voorkomen van de kleine modderkruiper en de beperkte betekenis van het plangebied voor vleermuizen, al dan niet door het treffen van maatregelen, niet leidt tot een belemmering voor de uitvoering. Ook is geconcludeerd dat deze uitbreiding geen negatieve effecten heeft op beschermde natuur- of groengebieden.

Huidige situatie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van en is niet in of nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status zoals een Natura 2000-gebied gelegen. Het plangebied is eveneens niet in de EHS gelegen. Circa 4,6 km ten zuidwesten van het plangebied ligt wel het Natura 2000-gebied Donkse Laagten en 7,5 km ten noordoosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek en ten oosten daarvan Zouweboezem.

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1931.BP1231NW201-va02_0019.png"

Figuur 4.5 Beschermde natuurgebieden in de omgeving van het plangebied (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

De Donkse Laagten is een Vogelrichtlijngebied in de Alblasserwaard, dat bestaat uit vochtige en natte graslanden. Het gebied is van betekenis als foerageergebied en slaapplaats voor de kolgans, die zowel in het gebied zelf als in de omgeving naar voedsel zoekt. Als weidevogelgebied heeft het gebied vooral een regionale betekenis. In onderstaande tabel zijn de Natura 2000-instandhoudingsdoelen voor de Donkse Laagten opgenomen.

instandhoudingsdoelstellingen Donkse Laagten
SVI Landelijk doelst. opp.vl. doelst. kwal. doelst. pop. draagkracht aantal vogels
niet-broedvogels
A037 kleine zwaan - = =
A041 kolgans + = = 830
A045 brandgans + = =

De Natura 2000-gebieden Uiterwaarden Lek en Zouweboezem bestaan uit een aantal terreinen in het stroomdal van de Lek tussen Vianen en Schoonhoven. Het gaat om de Willige Langerakse Waard en het nabijgelegen schiereiland De Bol op de noordoever van de rivier (provincie Utrecht) en de Koekoeksche Waard en de Kersbergsche- en Achthovensche Uiterwaarden, met daarin het terreintje Luistenbuul, op de zuidoever (provincie Zuid-Holland). De terreinen bevatten de best ontwikkelde stroomdalgraslanden langs de Lek, een prioritair habitattype waarvoor ons land grote internationale verantwoordelijkheid draagt. In onderstaande tabel zijn de instandhoudingsdoelen voor de Uiterwaarden Lek opgenomen.

instandhoudingsdoelstellingen Uiterwaarden Lek
SVI Landelijk doelst. opp.vl. doelst. kwal. doelst. pop.
habitattypen
H3270 slikkige rivieroevers - = =
H6120 *stroomdalgraslanden -- > >
H6430B ruigten en zomen (harig wilgenroosje) - > =
H6510A glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver) - > >
habitatsoorten
H1166 kamsalamander - = > =

Soortenbescherming

Op basis van bestaande gegevens, onder andere het ecologisch onderzoek voor De Nieuwe Wetering (zie bijlagen 8 en 9), is een inschatting gemaakt van de voorkomende soorten. Op grond van deze onderzoeken is nader onderzoek naar vissen en vleermuizen uitgevoerd (zie bijlage 10).

Vaatplanten

Tijdens het veldonderzoek (quickscan) voor De Nieuwe Wetering zijn vanwege het voedselrijke karakter geen beschermde soorten aangetroffen. Aangezien dit het naastliggende agrarische gebied betreft, worden hier ook geen matig en zwaar beschermde planten verwacht.

Vogels

De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Mogelijk zijn ook weidevogels als kievit en grutto aanwezig. In het plangebied is geen opgaande beplanting aanwezig, vaste verblijfplaatsen van broedvogels zijn dan ook niet aanwezig.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. Het plangebied is ongeschikt voor de zwaar beschermde waterspitsmuis, deze soort houdt namelijk van schoon, niet te voedselrijk, water en er moeten daarnaast een behoorlijk ontwikkelde watervegetatie en ruig begroeide oevers aanwezig zijn. In het plangebied ontbreekt het aan bomen en bebouwing, zodat vaste verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen worden uitgesloten. Het plangebied is marginaal foerageergebied voor gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis.

Amfibieën

Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruikmaken van het plangebied als schuilplaats in struiken en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Tijdens het onderzoek in het plangebied van De Nieuwe Wetering is de rugstreeppad niet waargenomen. Het is niet waarschijnlijk dat de rugstreeppad zich in de afgelopen jaren gevestigd heeft in dit intensief beheerde weidegebied.

Vissen

De waterpartijen bieden leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen.

Reptielen

Van alle in Nederland voorkomende reptielen wordt alleen de ringslang in deze omgeving verwacht. De ringslang is een waterminnende soort, die voorkomt in waterrijke gebieden. De slang heeft een voorkeur voor begroeide, niet te steile oevers met ruigtestructuur, met in de directe omgeving broeihopen. De ringslang wordt, gezien de zeer beperkte oeverbegroeiing, niet permanent verwacht in het plangebied. Verspreidingsgegevens van Ravon (2007) maken ook geen melding van de ringslang in dit gebied. Een enkel rondzwervend exemplaar kan niet worden uitgesloten.

Overige soorten

Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde insecten en/of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In de volgende tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.3 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

nader onderzoek nodig
vrijstellings-
regeling Ffw
tabel 1 mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de bastaardkikker
nee
ontheffingsregeling Ffw tabel 2 kleine modderkruiper nee
tabel 3 bijlage 1 AMvB geen nee
bijlage IV HR marginaal foerageergebied gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger nee
vogels cat. 1 t/m 4 geen nee

Toekomstige situatie

Gebiedsbescherming

Het verkeer wordt grotendeels afgewikkeld over de N210 richting Rotterdam. Hierlangs liggen geen Natura 2000-gebieden. Gelet op het feit dat sprake is van een bedrijfsverplaatsing waarbij het verkeer zich ten opzichte van stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden over dezelfde routes verdeeld, is in eerste instantie geen onderzoek uitgevoerd naar eventuele toename van stikstofdepositie. Uit een aanvullend uitgevoerde berekening blijkt dat op rekenpunten in Natura 2000 gebieden Uiterwaarden Lek en Zouweboezem ten hoogste sprake is van toename van stikstofdepositie van 0,024 mol/ha/jaar. Verwezen wordt naar bijlage 11. Een dergelijke kleine toename is ten opzichte van de meest kritische depositie (1071 mol/ha/jaar) verwaarloosbaar klein. Uit jurisprudentie blijkt dat een toename van ongeveer vier duizendste deel van een procent van de kritische depositiewaarde er zeker niet toe zal leiden dat de natuurlijke kenmerken van het betreffende habitattype worden aangetast (ABRvS 201301225/1/R2, 9 april 2014). Dat is hier het geval (toename is kleiner dan 0,04288 mol/ha/jaar). Van enig negatief effect is dan ook geen sprake. Het dichterbij gelegen gebied Donkse Laagten is niet stikstofgevoelig. De kwalificerende soorten kolgans, brandgans en kleine zwaan profiteren juist van het zeer voedselrijke grasland.

Gezien de afstand van het plangebied en de ontsluitingswegen tot de Natura 2000-gebieden, de aanwezige infrastructuur en de bestaande verstoringsbronnen kunnen negatieve effecten als gevolg van verstoring, verontreiniging, verandering waterhuishouding, areaalverlies en versnippering worden uitgesloten.

Een Nb-wet vergunning is derhalve niet noodzakelijk.

Soortenbescherming

De ontwikkeling tast het leefgebied van de kleine modderkruiper aan. Door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen wordt aantasting van individuele exemplaren voorkomen. In de direct omgeving is voldoende geschikt leefgebied aanwezig, zodat de instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Er zal geen sprake zijn van een negatief effect op de soort.

De ontwikkeling in het plangebied leidt tot aantasting van marginaal foerageergebied van vleermuizen. Aan de zuid- en oostkant van het plangebied wordt echter een groenstrook voorzien. Deze groenstroken vormen nieuw marginaal foerageergebied. Negatieve effecten op vleermuizen worden uitgesloten.

4.11.3 Conclusie

Het aspect ecologie staat de uitvoering van dit project niet in de weg. Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van ecologie op als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.

4.12 Duurzaamheid En Energie

Kruiswijk zal waarschijnlijk gebruik maken van zonnecollectoren voor een duurzame energieopwekking. In de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor milieu is aangegeven dat het verwachte jaarlijkse elektra- en gasverbruik onder de doorgaans gehanteerde richthoeveelheden voor het energieverbruik ligt (op grond waarvan geen aanvullende besparingsverplichtingen aan de vergunning worden verbonden). Uiteraard kan bij aanschaf en vernieuwing van apparatuur in de toekomst naar verdere energiebesparing worden gekeken. Doorgaans wordt vanuit de milieuwetgeving bij zonne-energie uitgegaan van een redelijke terugverdientijd bij de toepassing van energiebesparende maatregelen van 5 jaar. Voor zover een en ander een reële besparing met zich meebrengt en dit daadwerkelijk financieel realiseerbaar (terugverdientijd) wordt geacht, zullen dergelijke technieken worden toegepast. Bodemenergiesystemen zijn in het plangebied niet toegestaan.

4.13 Onderzoeksplicht Vanwege Mer-wetgeving

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die wel genoemd worden in de C en D bijlage maar niet de drempelwaarden overschrijden, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Algemeen

Zowel de uitbreiding van een bedrijventerrein als ruimtelijke activiteit als de vestiging van individuele bedrijven op zichzelf kunnen leiden tot een vorm van mer-verplichting in het bestemmingsplan.

  • De uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein als ruimtelijke activiteit is dermate kleinschalig van aard, dat deze ruimtelijke activiteit in zijn geheel onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. valt. In dit kader is alleen sprake van een vormvrije mer-beoordeling, in die gevallen wanneer het een 'industrieterrein' betreft.
  • de vestiging van Kruiswijk Recycling BV is in het milieuspoor (vergunningverlening) m.e.r.-beoordelingsplichtig. Dit leidt in het algemeen voor bestemmingsplannen als kaderstellend plan tot een planmer-plicht. In dit specifieke geval is het bestemmingsplan echter niet kaderstellend, waardoor er geen planmer-plicht geldt (blijkt uit uit jurisprudentie8):
    1. 1. bij vaststelling van het bestemmingsplan - (waarbij gecoördineerde besluitvorming plaatsvindt) is reeds een mer-beoordelingsbesluit in het milieuspoor genomen;
    2. 2. het bestemmingsplan maakt niet meer mogelijk dan is vergund;
    3. 3. er is sprake van een relatief klein gebied op lokaal niveau.
  • de mogelijke vestiging van een benzinetankstation (zonder verkoop van lpg/lng en dergelijke) valt ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. Derhalve geldt hiervoor een vormvrije mer-beoordeling.

Mer-beoordeling voor Kruiswijk (bij omgevingsvergunning voor milieu) en vormvrije mer-beoordeling

Uit de uitgevoerde milieuonderzoeken in de paragrafen 4.1 tot en met 4.12 blijkt dat er ook na realisatie van de beoogde ontwikkeling (uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein/vestiging van Kruiswijk Recycling BV en mogelijke vestiging van toekomstig tankstation) sprake is van een aanvaardbare milieusituatie en aanvaardbare milieueffecten. Voor Kruiswijk Recycling B.V. als grootste activiteit in het plangebied blijkt dit eveneens uit de aanmeldingsnotitie die is opgesteld voor de mer-beoordelingsprocededure in het milieuspoor (vergunningverlening) en het daarop gebaseerde mer-beoordelingsbesluit). Hierbij is eveneens gekeken naar de cumulatieve effecten bij een eventuele vestiging van het benzinetankstation.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter van de uitbreiding van het bedrijventerrein in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project (op aanzienlijke afstand van relevante woonbebouwing) en de kenmerken van de potentiële effecten kunnen dan ook geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de milieuparagrafen in dit hoofdstuk zijn opgenomen (en de reeds genoemde aanmeldingsnotitie). In het bestemmingsplan wordt niet meer mogelijk gemaakt dan in de omgevingsvergunnning is vergund. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen verdere mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk.

  1. 8. Zie onder meer ABRvS 29 december 2010, nr. 200904433/1/R3 en ABRvS 30 mei 2012, nr. 201106356/1/R1.

4.14 Algemene Milieuconclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan mogelijk is binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving. Op basis van bovenstaande informatie kan eveneens geconcludeerd worden dat de beoogde ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot belangrijke negatieve milieugevolgen die voor het bestemmingsplan zelf het doorlopen van een projectmer-procedure wenselijk maken. Voor zover nodig zijn nadere regels in het bestemmingsplan opgenomen om te waarborgen dat de omgevingsvereisten ook daadwerkelijk worden nageleefd.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de belangrijke uitgangspunten voor het plangebied. Om deze kwaliteiten en uitgangspunten te kunnen borgen dienen deze (voor zover ruimtelijk relevant en mogelijk) doorvertaald te worden in een juridische regeling.

Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld conform de landelijke standaard Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en de bij de gemeente gebruikelijke wijze van bestemmen.

Hieronder zijn de planregels toegelicht. Deze dienen te worden gelezen in samenhang met de verbeelding waarop de verschillende in het plangebied voorkomende (dubbel)bestemmingen zijn opgenomen. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3 Bestemmingsregels

Op de verbeelding zijn alle gronden zodanig bestemd dat het mogelijk is om direct te zien welke functie waar wordt toegestaan. In de regels zijn per bestemming de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels vastgelegd.

Begrenzing van de bouwmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van een bouwvlak met bijbehorende maatvoeringsaanduidingen die bijvoorbeeld voor het bebouwingspercentage of de bouwhoogte een maximummaat vastleggen.

Hieronder volgt een toelichting per bestemmingsartikel.

Artikel 3 Bedrijventerrein

Het overgrote deel van het plangebied kent de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming is het bedrijf van Kruiswijk Recycling toegestaan conform de omgevingsvergunning zoals verleend door het bevoegd gezag op 7 oktober 2014 en ambtshalve gewijzigd op 8 oktober 2015. Verder is ten hoogste één mobiele puinbreker toegestaan op de aangeduide locatie. Er is niet gekozen voor een algemene milieuzonering, om tegemoet te komen aan de vrees van insprekers dat de bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgebreid en aan te sluiten bij de merbeoordelingsnotitie en omgevingsvergunning. De puinbreker is alleen toegestaan op de aangeduide locatie.

In de raadsbehandeling is besproken of de omvang van de puinbreekactiviteit op jaarbasis, als meest maatgevende activiteit voor de (geluid)effecten op de omgeving, hierdoor voldoende zijn vastgelegd. Hoewel de omvang van de puinbreekactiviteit is geregeld in de omgevingsvergunning voor milieu, heeft de raad (via een amendement) besloten dit aspect ook in het bestemmingsplan vast te leggen. In aansluiting op de aangevraagde hoeveelheid te breken puin op jaarbasis in het kader van de omgevingsvergunning voor milieu, is in de bestemmingsomschrijving vastgelegd dat de puinbreker op jaarbasis ten hoogste 130.000 ton puin mag breken. Deze regeling heeft overigens geen betrekking op de potentiële maximale capaciteit van de puinbreekinstallatie zelf (capaciteit volgens de leverancier/ fabricagegevens), de regeling betreft uitsluitend de feitelijk te breken hoeveelheid puin.

Vrijwel het gehele bestemmingsvlak is voorzien van een bouwvlak, dat voor ten hoogste 70% met gebouwen en overkappingen bebouwd mag worden. Bedrijfswoningen zijn daarbij in algemene zin uitgesloten. Bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde zijn overal toegestaan. De strook buiten het bouwvlak, aan de westzijde van het perceel, mogen enkel gebruikt worden voor parkeren en groen.

In de gebruiksregels is aangegeven dat inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) niet zijn toegestaan. Ook 'grote lawaaimakers' zijn niet toegestaan, omdat anders in het kader van de Wet geluidhinder sprake zou zijn van een gezoneerd industrieterrein. Dit is niet wenselijk.

Tot slot kent het artikel ook een uit te werken bestemming om voor een aangewezen deel van het terrein, in de noordoosthoek, de bestemmingslegging aan te passen voor een brandstofverkooppunt. Uiteraard is het mogelijk om op eigen terrein voorzieningen te maken voor de brandstofvoorziening van de eigen mechanisatie en materieel.

Artikel 4 Groen

De bestemming Groen is gegeven aan beeldbepalend groen, voor water en de lozingsvoorzieningen. De ligt rondom de buitenrand van het bedrijfsperceel, met uitzondering van de strook langs de westzijde.

Artikel 5 Bedrijf- uit te werken- verkoopppunt motorbrandstoffen zonder lpg

Burgemeester en wethouders kunnen een uitwerkingsplan vaststellen ten behoeve van de verplaatsing van het bestaande benzinestation naar de locatie op het bedrijventerrein.

5.4 Algemene Regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene afwijkingsregels, wijzigingsregels en overige regels.

5.5 Overgangsrecht En Slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de ontwikkeling van het project heeft de gemeente met de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Deze overeenkomst wordt aangemerkt als anterieure overeenkomst (artikel 6.24 Wro).

In de overeenkomst zijn onder meer de volgende aspecten geregeld:

  • Het bouwplan wordt gerealiseerd en bekostigd door de initiatiefnemer;
  • De initiatiefnemer draagt de kosten voor de procedurele aspecten (zoals plankosten, onderzoeken en procedures);
  • Een planschadeovereenkomst maakt ook onderdeel uit van deze overeenkomst;
  • Voor de gemeente zijn aan de uitvoering van het plan geen financiële risico's verbonden omdat de initiatiefnemer alle kosten voor zijn rekening neemt.

Uit het bovenstaande blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering II gewaarborgd is.

6.2 Wettelijke Verplichting Voor Het Opstellen Van Een Exploitatieplan

Hoewel de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is, zijn de percelen binnen het plangebied niet door de gemeente in eigendom verworven.

Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is.

Binnen het plangebied zijn percelen in eigendom bij één particuliere eigenaar.

Het bestemmingsplan voorziet op genoemde percelen in de realisering van bedrijfsgebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist.

Met de eigenaar van genoemde percelen is een anterieure overeenkomst gesloten. Het bepalen van een tijdvak is niet noodzakelijk; het stellen van eisen en regels of een uitwerking van regels, is evenmin noodzakelijk.

Het verhaal van kosten voor de ontwikkeling van De Nieuwe Wetering II is daardoor anderszins verzekerd voor het gehele plangebied. De gemeente Bergambacht neemt op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro daarom het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de volgende overlegpartners:

  • provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit;
  • Hoogheemraadschap voor Schieland en de Krimpenerwaard;
  • gemeente Vlist.

Van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Vlist is geen schriftelijke reactie ontvangen.

Het Hoogheemraadschap voor Schieland en de Krimpenerwaard geeft aan dat de bedrijfslocatie in het voorliggende bestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de grotere uitbreiding van het bedrijventerrein. Er zal dan ook moeten worden aangegeven op welke wijze de demping van watergangen en de toename van verhard oppervlak zal worden gecompenseerd. De eis is dat 5% van de toename in verharding gecompenseerd dient te worden door de aanleg van functioneel open water.

De brief van het Hoogheemraadschap is als bijlage 14 bij de toelichting gevoegd. Over de watercompensatie in het gebied De Nieuwe Wetering en het voorliggende bestemmingsplan heeft overleg plaats gehad met het Hoogheemraadschap.

Voor De Nieuwe Wetering moet 17.221 m2 water worden gecompenseerd, inclusief de compensatie voor de nieuwe ontsluitingsweg naar de N210. Als gevolg van De Nieuwe Wetering II komt er 22.820 m2 bedrijfsterrein bij. Voorts moeten de sloten die worden gedempt voor 100% worden gecompenseerd. In totaal zal er voor De Nieuwe Wetering II moeten worden voorzien in 3.950 m2 oppervlaktewater. De extra benodigde hoeveelheid oppervlaktewater zal worden gerealiseerd op een locatie langs de N210. Hiervoor zijn door de ontwikkelende partijen inmiddels gronden verworven. De oppervlakte water die hier wordt gerealiseerd bedraagt 22.103 m2. Nodig is (17.221 + 3.950) 21.171 m2. Hierdoor ontstaat een 'overschot' aan water van 932 m2. De waterparagraaf is aangepast naar aanleiding van dit overleg.

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 13 december 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen, waarbij inwoners van de gemeente Bergambacht en andere belanghebbenden zijn of haar inspraakreacties kenbaar konden maken. Op 19 december was het ook mogelijk om op een inloopbijeenkomst mondeling een toelichting te krijgen op het voorontwerpbestemmingsplan.

Van de mogelijkheid om een inspraakreactie in te dienen is door 10 personen gebruik gemaakt. Van de 10 reacties zijn er 9 identiek. De reacties zijn hierna zoveel mogelijk samengevat weergegeven en van een commentaar voorzien. De identieke reacties zijn als één reactie samengevat en beoordeeld. Na elk onderdeel van de reactie is het commentaar daarop cursief weergegeven.

Anonimisering

Het ontwerpbestemmingsplan wordt elektronisch beschikbaar gesteld. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om persoonsgegevens (zogenaamde NAW-gegevens: naam, adres en woonplaats) van natuurlijke personen te verwerken zonder bijvoorbeeld een wettelijke grondslag, dringende noodzaak of toestemming van de betreffende personen. In deze nota wordt hieraan voldaan door de namen van natuurlijke personen die reacties hebben ingediend niet bij name te noemen. Ook worden de reacties zelf niet aan de nota gehecht en niet in papieren vorm ter inzage gelegd.

Insprekers 1 t/m 9

  1. 1. Het uitzicht van insprekers verslechtert aanzienlijk en dat is blijvend, reden om planschade aan te vragen.

Een blijvend vrij uitzicht is geen recht. Insprekers wonen op enige afstand van het plangebied, tussen de woningen van insprekers en het bedrijfsperceel ligt nog een open, onbebouwde zone. Door het opstellen van een beeldkwaliteitsplan wordt de inpassing van het bedrijf in de omgeving zo zorgvuldig mogelijk vorm gegeven. Indien insprekers van mening zijn dat zij door het bestemmingsplan schade lijden die redelijkerwijs niet voor hun rekening dient te komen, dan kunnen zij na het van kracht worden van het bestemmingsplan bij burgemeester en wethouders een verzoek om een tegemoetkoming in deze schade indienen.

  1. 2. Is planschade door de gemeente Bergambacht 'afgewenteld' op derden en zo ja, op wie?

In de overeenkomst met de initiatiefnemer is een bepaling opgenomen die de initiatiefnemer verplicht tot vergoeding van eventuele planschade aan de gemeente.

  1. 3. Het plan op papier en de toelichting erop is mooi, maar insprekers betwijfelen of de praktische uitvoering wel dezelfde is zoals in het plan is aangegeven.

Het bestemmingsplan geeft de grenzen aan waarbinnen de ruimtelijke ontwikkeling kan plaats vinden, maar is geen concreet uitvoeringsplan. Het beeldkwaliteitplan bevat de eisen vanuit de ruimtelijke beeldkwaliteit. Dat plan is in vergelijking met het bestemmingsplan 'beeldend' van karakter en geeft zo goed als mogelijk is het gewenste eindbeeld aan voor de bebouwing en inrichting. De aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen wordt getoetst aan dit beeldkwaliteitplan. De omgevingsvergunning voor milieu bevat vanuit milieuoogpunt de regels voor het gebruik van het terrein. Door middel van het handhavingsbeleid ziet de gemeente er ook op toe dat de regels niet worden overtreden. Bestemmingsplan en omgevingsvergunning bieden samen voldoende sturingsmogelijkheden.

  1. 4. Insprekers vragen zich af waarom niet over het hele terrein een wand met aan de buitenzijde een aarden wal wordt gerealiseerd. Op deze wal kunnen blijvend groene struiken en bomen het zicht op de locatie wegnemen.

In de manier waarop het bedrijf zich manifesteert in zijn omgeving wordt in het beeldkwaliteitplan een differentiatie aangebracht. De zijden die grenzen aan het landschap (de oost- en zuidzijde) moeten worden ingepakt in het groen. Waar het bedrijf grenst aan het bedrijventerrein De Nieuwe Wetering is aansluiting in massa en inrichting op dit bedrijventerrein wenselijk. De noordzijde mag een helder beeld afgeven van de Kruiswijk Groep in de vorm van uitstraling en bedrijfsnaam. Door de ligging bepalend te laten zijn voor de uitstraling is een wand met aarden wal langs het hele terrein niet wenselijk. Aan de wens van insprekers om door middel van blijvend groene struiken en bomen het zicht op de locatie weg te nemen wordt echter voor een groot deel voldaan door de zuid- en oostzijde zoveel mogelijk in te pakken met groen. Aan de zuidzijde worden bomen geplant en onderbeplanting aangebracht. Hiervoor zal zoveel mogelijk streekeigen beplanting, zoals wilgen, elzen en populieren, worden gebruikt. Op de keerwanden zal een beplanting met hedera worden aangebracht, zodat er ook in de winter sprake is van een groen beeld.

  1. 5. Zijn de wand en aarden wal zodanig hoog dat er geen 'zicht' is op materialen die zijn opgeslagen of aanwezige bouwwerken op het (binnen)terrein etc.?

De maximale hoogte van terreinafscheidingen zoals aangegeven in het voorontwerpbestemmingsplan en het beeldkwaliteitplan bedraagt 4 m, de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 11 m bedragen, terwijl andere bouwwerken dan gebouwen of vlaggenmasten niet hoger mogen zijn dan 5 m. Er zullen er altijd bouwwerken boven de terreinafscheiding uitsteken. De regeling voor de hoogte van de terreinafscheidingen en buitenopslag is in het ontwerpbestemmingsplan aangepast. Voorwaarde om materiaal buiten te kunnen opslaan is het realiseren van een terreinafscheiding van 4 m hoog aan de noord-, oost- en zuidzijde. Aan de westzijde is eveneens een terreinafscheiding van 4 m toegestaan. Omdat deze zijde grenst aan de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein is een terreinafscheiding van 4 m hier niet nadrukkelijk als voorwaarde voor buitenopslag opgenomen.

Voor de hoogte van de buitenopslag is een zonering opgenomen vanaf de noordzijde van het bedrijfsperceel. Deze zonering is gebaseerd op de zichtlijnen vanaf de nieuwe ontsluitingsweg. Naarmate de afstand tot de weg groter wordt is hogere opslag toegestaan, met een maximumhoogte van 10 m. De afstand van de bedrijfslocatie tot aan de Lekdijk Oost bedraagt meer dan 400 m en is zodanig groot, dat vanaf de Lekdijk Oost geen specifieke eisen meer worden gesteld aan de hoogte van buitenopslag, behalve dat deze nooit hoger mag zijn dan 10 m. De zuidzijde zal ook worden voorzien van boombeplanting, waardoor het zicht op de locatie mede door deze boombeplanting wordt bepaald.

  1. 6. De bomen die in de winter 'kaal' worden hebben geen nuttige functie in de afscherming.

De afschermende functie van de bomen is in de winter geringer dan in de periode wanneer wel blad aan de bomen zit. Niettemin hebben de bomen dan nog wel een functie in het totale landschapsbeeld. De terreinafscheidingen zullen aan de zuid- en oostzijde worden beplant met hedera. Hierdoor blijft het beeld in de winterperiode toch groen, ondanks het bladverlies van de bomen.

  1. 7. Kan er 'vervuiling' in de omliggende sloten, bodem en grondwater terecht komen, wat is hiertegen ondernomen?

Zoals in de toelichting is aangeven geldt als randvoorwaarde dat nieuwe bedrijfsactiviteiten geen bodemverontreinigingen mogen veroorzaken (zorgplichtbeginsel uit de Wet bodembescherming). In het kader van de omgevingsvergunning voor milieu is een bodemrisicorapport opgesteld. Op de inrichting Kruiswijk Recycling BV is de Nederlandse Richtlijn Bodembeschermende bedrijfsactiviteiten (NRB) van toepassing. Voor de beperking van de kans op bodemverontreiniging zal sprake dienen te zijn van afdoende maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de onderliggende bodem. Deze maatregelen worden in de omgevingsvergunning voor milieu verder opgenomen. Conform de BodemRisicoChecklist van de NRB dienen de voorzieningen er in de meeste gevallen voor te zorgen dat sprake is van een zogenaamd 'verwaarloosbaar bodemrisico', in sommige gevallen kan worden volstaan met een 'aanvaardbaar bodemrisico'. Door middel van de NRB is bepaald wat het benodigde en aanwezige voorzieningenniveau is in relatie tot bodembescherming. De voorzieningen voldoen aan de eisen in het kader van de NRB.

  1. 8. Welke verontreinigingen komen er van buiten op deze locatie terecht en welke beschermingsmaatregelen zijn daartegen genomen?

In het bestemmingsplan is per relevant milieuaspect aangegeven op welke wijze wordt zorg gedragen voor een aanvaardbare milieubelasting vanuit het bedrijf op de omgeving. Er zijn geen aanwijzingen dat verontreinigingen uit de omgeving definitief op deze locatie terecht zouden komen. Het voorzieningenniveau is afgestemd op de aard van de gebruiksstoffen en afvalstoffen en wordt getoetst in het kader van de omgevingsvergunning.

  1. 9. Vindt er op de locatie compostering plaats en zo ja, wat is er tegen de overlast ervan gedaan?

Er vindt binnen de inrichting geen compostering plaats. Wel wordt GFT-compost binnen de inrichting gebracht met het oog op vervolgtoepassing buiten de inrichting.

  1. 10. Waarom niet uitsluitend de kleur groen gebruikt op de aanwezige bouwwerken etc.?

Het bestemmingsplan houdt zich niet bezig met het kleurgebruik, dat is een welstandsaspect. In het beeldkwaliteitplan zijn voor de bouwwerken als uitgangspunt grijs- en antracietkleurige tinten voorgesteld, voor een deel gecombineerd met roodbruine baksteen. Deze kleuren zijn gekozen om een contrast met de groene omgeving te bewerkstelligen. In details komen de kleuren uit het bedrijfslogo, oranje en blauw, terug.

  1. 11. Is dit het totale uiteindelijke plan of zijn er uitbreidingsopties voorzien en op welke termijn en met welke omvang?

Het bestemmingsplan voorziet in de toekomstplannen van Kruiswijk voor de komende jaren. Er zijn geen concrete uitbreidingsplannen aanwezig. Dat wil echter niet zeggen dat het bedrijf tot in lengte van jaren onder alle omstandigheden het met de nu mogelijk gemaakte ruimte 'moet doen'. Eventuele toekomstige uitbreidingsplannen zullen te zijner tijd opnieuw door het bevoegd gezag worden beoordeeld, net zoals dat voor elk ander bedrijf in Nederland geldt, met de daarbij behorende procedures.

  1. 12. Welke verkeersbewegingen zijn voorzien, met welk type vrachtauto's en welke ladingen, in welke aantallen en op welke tijden en dagen van de week?

De verkeerscijfers zijn gebaseerd op de tellingen die het bedrijf op de huidige locatie in Vlist heeft uitgevoerd. Het bedrijfsverkeer vindt plaats van maandag tot en met zaterdag. De nadruk ligt op de dagperiode (van 7.00 uur tot 19.00 uur) Hierbinnen vallen circa 70 % van de verkeersbewegingen. In de avondperiode (19.00 – 23.00 uur) en nachtperiode (23.00 – 7.00 uur) vinden respectievelijk circa 20% en ca. 10% van de verkeersbewegingen plaats. Op zondag is er slechts incidenteel sprake van verkeersbewegingen ten behoeve van werk elders, buiten de inrichting.

  1. 13. Kan de mobiele 'puinbreker' op de locatie ook in gebruik zijn buiten de geplande hal?

Op de plankaart is door middel van een specifieke aanduiding aangegeven waar een puinbreker is toegestaan. Dit is deels binnen en deels buiten de hal. Buiten dit vlak is het gebruik van een puinbreker in strijd met het bestemmingsplan. Het akoestisch onderzoek is afgestemd op het gebruik van de puinbreker in het bestemmingsvlak met deze specifieke aanduiding. Tevens is er vanuit gegaan dat de puinbreker/zeef voor 50 % binnen de hal en voor 50% buiten de hal in gebruik zal zijn.

  1. 14. Wat houdt het 'brandstofverkooppunt' in, wie maken hiervan gebruik, wat zijn de gevolgen hiervan voor de omgeving en welke risico's brengt dit specifiek mee voor de naaste woon- en bedrijfsomgeving? Welke veiligheidsmaatregelen zijn hiertegen genomen?

Het bestemmingsplan bevat geen direct bouwrecht voor een tankstation. Door middel van een wijziging van het bestemmingsplan is het wel mogelijk om een tankstation te realiseren wanneer het tankstation dat nu in de dorpskern van Bergambacht is gevestigd tot verplaatsing zou willen overgaan. Het gaat dan om een tankstation zonder verkoop van lpg, zoals dat op veel plaatsen in Nederland aanwezig is. In het ruimtelijk spoor wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van gevoelige functies, die voor dergelijke bedrijfsactiviteiten gelden. Omdat geen directe mogelijkheid voor een tankstation is opgenomen, zal altijd een afzonderlijke procedure nodig zijn om een brandstofverkooppunt mogelijk te maken.

De bestemmingsregels maken wel tankvoorzieningen voor eigen gebruik op het terrein van Kruiswijk mogelijk. Door middel van de voorschriften van de milieuvergunning worden risico's met betrekking tot gevaar en verontreiniging voorkomen.

  1. 15. Is er een milieueffectrapportage (MER) gemaakt voor deze locatie en wat zijn de aannames geweest hiervoor. Wat zijn de uitkomsten hiervan en welke planwijzigingen vloeien hieruit voort? Als er geen MER is, wat is hiervan dan de motivatie?

Voor bedrijventerrein De Nieuwe Wetering II is aanvankelijk, analoog aan bestemmingsplan Bedrijventerrein De Wetering, een conceptplanMER opgesteld. Dit conceptplanMER was opgenomen als milieuhoofdstuk in de bestemmingsplan-toelichting bij het voorontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Wetering liep voorop in de planning. Uit overleg met de Commissie m.e.r. over Bedrijventerrein De Wetering bleek dat, gelet op de lage dynamiek die op het bestaande bedrijventerrein aanwezig is en voor de toekomst wordt verwacht, een planMER nauwelijks toegevoegde waarde had voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Wetering. De gemeente heeft er dan ook voor gekozen om het planMER voor Bedrijventerrein De Wetering niet in het vast te stellen bestemmingsplan op te nemen en nieuwe bedrijven die kunnen leiden tot een planmer-plicht uit te sluiten.

Naar aanleiding van deze gewijzigde planmer-strategie voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Wetering heeft de gemeente ook de planmer-plicht van bedrijventerrein De Nieuwe Wetering II tegen het licht gehouden. Ter plaatse van het plangebied is bekend welke bedrijvigheid zich concreet gaat vestigen (Kruiswijk recycling BV). Voor dit bedrijf zelf is, in het milieuspoor en het ruimtelijke ordeningsspoor, alleen sprake van een vormvrije mer-beoordeling. Hierbij wordt wettelijk gezien uitgegaan van het principe 'nee, tenzij'. Dat wil zeggen, een zwaardere mer-procedure is alleen noodzakelijk als er sprake is van 'belangrijke nadelige gevolgen' die het betreffende project voor het milieu kan hebben. Uit onderzoek in het kader van de omgevingsvergunning voor milieu blijkt inmiddels dat belangrijke negatieve milieugevolgen niet kunnen optreden. Er kan dus volstaan worden met een vormvrije mer-beoordeling. Andere bedrijfsontwikkelingen die kunnen leiden tot een planmer-plicht worden voor de toekomst niet voorzien. De realisatie van het eventuele tankstation leidt niet tot een planmer-plicht.

De gemeente heeft er dan ook voor gekozen om het bestemmingsplan verder in procedure te brengen zonder planMER, maar met vormvrije mer-beoordeling. In de planregels is de vestiging van bedrijven die kunnen leiden tot een planmer-plicht uitgesloten. Tevens zijn ook de bedrijven die kunnen leiden tot een vormvrije mer-beoordeling uitgesloten, met uitzondering van het bedrijf Kruiswijk Recycling BV. De vestiging van deze bedrijven ter plaatse wordt niet verwacht.

  1. 16. Wie en hoe frequent wordt de naleving van de vergunningen en geldende wet- en regelgeving gecontroleerd?

De controle op de naleving van milieuvergunningen wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden-Holland. De Omgevingsdienst voert periodiek preventieve controles uit. Daarbij wordt ondermeer getoetst of het bedrijf over de vereiste voorzieningen beschikt om overlast voor de omgeving in de vorm van geur, stof en geluid of het ontstaan van bodemverontreinigingen te voorkomen of te beperken. De frequentie van de controles is afhankelijk van de aard van het bedrijf. Bedrijven met een groter risico op overlast of verontreiniging worden vaker gecontroleerd dan bedrijven waar het risico klein is.

  1. 17. Waar kunnen belanghebbenden direct terecht met hun klachten over het (dis)functioneren na de opening van de locatie? Is er een bezwaar- en beroepsprocedure om handhaving van afspraken en regelgeving af te dwingen?

Wanneer men klachten ondervindt of van mening is dat regels worden overtreden dan kan direct bij de Omgevingsdienst een klacht worden ingediend. De Omgevingsdienst beoordeelt dan of de klacht terecht is. Indien sprake is van overtreding van de milieuregels, dan kan de Omgevingsdienst overgaan tot het voorschrijven van maatregelen om aan de regels te voldoen. Worden de maatregelen niet uitgevoerd, dan kan de Omgevingsdienst namens de Provincie een dwangsom opleggen. De indiener van de klacht wordt op de hoogte gesteld van de afhandeling van de klacht. Hiertegen kan geen bezwaar worden gemaakt.

Wanneer belanghebbenden aan het bevoegd gezag verzoeken om tot handhaving over te gaan en door middel van een formeel besluit dit verzoek zou worden afgewezen, dan staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

  1. 18. Welke beperkingen zijn opgelegd door de omgevingsvergunning, veiligheidsmaatregelen en milieubeschermende bepalingen etc. voor de exploitatie van en de verkeersbewegingen op en naar het Kruiswijkterrein exclusief het brandstofverkooppunt?

Zoals insprekers in hun vraag eigenlijk al aangeven horen specifieke veiligheids- en milieumaatregelen thuis in de omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan vormt het afwegingskader om te beoordelen of een ontwikkeling ruimtelijk acceptabel is. Uiteraard worden daarbij ook andere aspecten betrokken, waaronder de milieuaspecten. Er is gebruik gemaakt van de onderzoeken die zijn uitgevoerd voor de omgevingsvergunning voor milieu. De besluiten over het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning worden gecoördineerd genomen. Voor de door inspreker bedoelde maatregelen wordt verwezen naar de ontwerpvergunning, de omgevingsvergunningaanvraag en de daarbij behorende onderzoeken

  1. 19. Ervaring met Kruiswijk elders leert dat zij 'de regels aan hun laars lappen'. Zij hebben hun krediet hierdoor verspeeld en mogen in dezen niet het voordeel van de twijfel krijgen.

Los van de vraag of daadwerkelijk sprake is geweest van 'de regels aan de laars lappen' hangt het feit of een bedrijf daadwerkelijk de gelegenheid krijgt om het niet te nauw te nemen met de regels vooral af van het handhavingsbeleid. Wat gesteld kan worden, is dat Kruiswijk in Vlist “uit haar jas is gegroeid” waadoor alle betrokken partijen zich hebben toegelegd op een oplossing door middel van de vestiging in Bergambacht. Over de controle van het bedrijf en de handhaving van de regels maakt de Provincie afspraken met de Omgevingsdienst Midden-Holland.

  1. 20. De straling afkomstig van aangevoerde, opgeslagen en verwerkte 'bouwmaterialen' is ook een groot risico voor mens, dier en naaste omgeving (milieu). Hieraan is geen aandacht besteed.

Straling is hier geen aspect van betekenis, omdat er geen stoffen worden aangevoerd die in dit kader bovenmatig stralingsgevaar opleveren. Los daarvan is ook sprake van een relatief grote afstand tot gevoelige objecten in de omgeving.

  1. 21. Zijn er beperkingen opgelegd ten aanzien van de (werk)dagen en de (werk)tijden waarop de exploitatie van de Kruiswijklocatie plaatsvindt? Zo nee, waarom niet?

De tijden waarop het is toegestaan dat een inrichting in werking is worden in de omgevingsvergunning geregeld.

  1. 22. Er zijn geslaagde voorbeelden van 'gesloten opstellingen van een puinbreker' bekend. Waarom is deze nieuwe methodiek niet hier toegepast?

In het milieuonderzoek is onderzocht wat de ruimtelijk relevante milieueffecten van de puinbreker zijn. In de voorliggende situatie is wel degelijk sprake van een gesloten opstelling, doch deze wordt om praktische overwegingen niet altijd toegepast. Zie hetgeen hierover onder “13” is verwoord. Er is geen verkenning gedaan van opstellingen van puinbrekers elders.

  1. 23. Is er onderzoek gedaan naar de mogelijke 'verstoring van het broedseizoen' van de broedvogels in de naaste omgeving? Zo nee, waarom niet?

Nesten zijn altijd in het broedseizoen beschermd. Bij voorkeur worden werkzaamheden niet gestart tijdens het broedseizoen. Indien dit toch noodzakelijk zou zijn, dan dient vóór het uitvoeren van de werkzaamheden te worden gecontroleerd of broedende vogels aanwezig zijn die kunnen worden verstoord. Als dat laatste het geval is, kan niet worden gestart met de werkzaamheden. Dit is geregeld in de Flora- en faunawet.

  1. 24. De exploitatie van een nieuw te vestigen 'puinbreker' op deze locatie en in deze omgeving komt onrealistisch over. Er zijn genoeg plaatsen waar een dergelijke milieucategorie 5.2 exploitatie kan plaatsvinden waar in de directe omgeving geen bewoning en/of bedrijven zijn gevestigd, de infrastructuur ideaal is ingericht voor veel en zware transportbewegingen gedurende 7 dagen per week en 24 uur per dag, geen natuur of milieu worden bedreigd of verstoord en de locatie niet ligt naast een grondwaterbeschermingsgebied.

De huidige vestigingsplaats van het bedrijf is te klein en niet doelmatig meer. Het bedrijf heeft echter zijn wortels in de regio en wil hier ook graag gevestigd blijven. Het bedrijventerrein in Bergambacht heeft een regionale functie en is mede bedoeld voor de opvang van bedrijven uit de regio. Bij de keuze van de locatie op het bedrijventerrein in Bergambacht heeft de bereikbaarheid een belangrijke rol gespeeld. Doordat het bedrijf direct aan de nieuwe ontsluitingsweg wordt gesitueerd en deze ontsluitingsweg een directe aansluiting op de N210 krijgt, is de bereikbaarheid uitstekend en zijn er geen problemen ten aanzien van de infrastructuur. Voor de overige aspecten wordt verwezen naar de milieuonderzoeken, het milieuhoofdstuk in het bestemmingsplan en de ontwerpomgevingsvergunning voor milieu. In hoofdstuk 4 van het akoestisch rapport, dat als bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan wordt gevoegd is thans uitgegaan van 24 uur voor de verkeersbewegingen (representatieve dag, maandag tot en met zaterdag). In de avond- en nachtperiode vinden respectievelijk circa 20% en circa 10% van de verkeersbewegingen plaats. Breken en zeven van materiaal gebeurt alleen in dagperiode.

  1. 25. De bestemming luidt zodanig dat er bedrijven tot en met een milieucategorie 4.2 zijn te vestigen. Waarom is de puinbreker met milieucategorie 5.2 niet als zodanig benoemd en wel toegestaan in uw plan?

De bestemmingsregeling zal worden aangepast, zodat binnen categorie 5.2 als aanvulling op de algemeen toelaatbare activiteiten uit categorie 4.2, uitsluitend als bedrijfsactiviteit een puinbreker is toegestaan. De bijbehorende milieucategorie is nader verankerd door de daarbij opgenomen SBI-code.

  1. 26. De toegestane bouwhoogte is 11 m. Dat past niet in deze omgeving (beeldkwaliteit).

Voor de bouwregels is waar mogelijk aangesloten bij de regels die gelden voor het bedrijfsterrein De Nieuwe Wetering. Hier is voor kantoren een maximale bouwhoogte van 12 m toegestaan en voor overige bedrijfsgebouwen een hoogte van 11 m. Aan deze maatvoering ligt een beeldkwaliteitplan ten grondslag. Ook voor het voorliggende bestemmingsplan is een beeldkwaliteitplan opgesteld. De opgenomen hoogtematen voor de bedrijfsgebouwen zijn alleszins aanvaardbaar.

  1. 27. De aan deze bouwhoogte gekoppelde terreinafscheiding mag 4 m bedragen. Dit is in verhouding tot elkaar onrealistisch en heeft een dramatische impact op de beeldkwaliteit vanuit de omgeving geredeneerd/gezien. De bescherming van de naaste omgeving tegen het ontstaan van overlast door geluid, stof en geur en het verwaaien door de wind is tot nihil gereduceerd.

De hoogte van de terreinafscheidingen is afgeleid uit het beeldkwaliteitplan. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de milieubelasting op de omgeving aanvaardbaar is, rekening houdend met de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen uitgangspunten. Hiervoor wordt ook verwezen naar de beantwoording onder punt 4.

  1. 28. De indeling en inrichting van het terrein is niet aangegeven en de hierop afgestemde WABO-vergunning ontbreekt. Dit maakt het (vaststellen van een correct) bestemmingsplan en het geven van een daarop gebaseerde correcte zienswijze onmogelijk.

Het vastleggen van de terreinindeling is niet noodzakelijk. Een uitzondering hierop vormt het gebied waarin de puinbreker is toegestaan, omdat de puinbreker niet binnen de algemeen toelaatbare bedrijfscategorieën valt. De besluiten over het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning worden gecoördineerd genomen. Gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan zal dan ook een ontwerpomgevingsvergunning terinzage worden gelegd. Hierop kan de inspreker zijn zienswijze indienen.

  1. 29. Wat gebeurt er met de 'invulling' van de exploitatie van het zuidelijke deel van het perceel? Dit is niet aangegeven in het plan. Dit maakt het (vaststellen van een correct) bestemmingsplan en het geven van een daarop gebaseerde correcte zienswijze onmogelijk.

Indien met het zuidelijke deel het perceelsdeel met de bestemming Groen wordt bedoeld, dan mogen deze gronden met deze bestemming alleen worden gebruikt voor groen, water, nutsvoorzieningen, in- en uitritten en dergelijke voorzieningen. In het beeldkwaliteitplan is aangegeven dat hier een visuele afscherming wordt gemaakt met inheemse en snelgroeiende bomen zoals wilgen, elzen en populieren.

  1. 30. Welke externe veiligheidsmaatregelen zijn genomen inzake het brandstofverkooppunt voor de opslag van brandstoffen, LPG en waterstof etc.? Wat gebeurt en met deze locatie op de Kruiswijklocatie als het brandstofverkooppunt er niet komt? Dat is niet ingevuld. Dit maakt het (vaststellen van een correct) bestemmingsplan en het geven van een daarop gebaseerde correcte zienswijze onmogelijk.

Het bestemmingsplan voorziet niet in een directe bouw- en gebruiksmogelijkheid voor een brandstofverkooppunt. Een dergelijk brandstofverkooppunt kan alleen worden gerealiseerd door middel van planwijziging. Daarbij zal aan een aantal voorwaarden moeten worden voldaan. De verkoop van lpg is ook na planwijziging niet toegestaan. Mocht dit verkooppunt te zijner tijd toch worden gerealiseerd, dan zal aan de gebruikelijke veiligheidseisen voor de opslag van brandstoffen bij tankstations moeten worden voldaan. Aanvullende veiligheidsmaatregelen bij reguliere tankstations zijn in het ruimtelijk spoor niet noodzakelijk. Er kan ruimschoots worden voldaan aan de richtafstanden die voor dergelijke inrichtingen gelden. Als het tankstation er (nog) niet is kan het terrein voor bedrijfsactiviteiten gebruikt worden conform de regels van het bestemmingsplan.

  1. 31. Voorzorgsmaatregelen tegen geluidsoverlast zijn opgenomen in de vergunning maar de vergunningaanvraag is niet bekend/beschikbaar. Hierop is dus nog geen beoordeling mogelijk in dit stadium. Dit maakt het (vaststellen van een correct) bestemmingsplan en het geven van een daarop gebaseerde correcte zienswijze onmogelijk.

De besluiten over het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning worden gecoördineerd genomen. Gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan zal dan ook een ontwerpomgevingsvergunning terinzage worden gelegd. Overigens blijkt uit het akoestisch onderzoek dat zonder verdere maatregelen voldaan wordt aan de grenswaarden voor geluid.

  1. 32. Welke materialen c.q. (grond)stoffen mogen er worden opgeslagen en verwerkt en in welke hoeveelheden? En waarom? Welke organische materialen en (grond)stoffen mogen worden opgeslagen en verwerkt en in welke hoeveelheden? En waarom? Welke maatregelen zijn genomen tegen stof- en stankoverlast en 'verstuiving door de wind'?

Dit zijn aspecten die in het kader van de omgevingsvergunning aan de orde komen. Benadrukt wordt dat er geen sprake is van een bedrijfstype met een dusdanige impact op het milieu, dat sprake is van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo).

  1. 33. Kunnen alle af te voeren materialen en grondstoffen worden verpakt om de gevaren en risico's voor de omgeving en op de openbare weg te minimaliseren?

Voor het vervoeren van materialen en stoffen, zoals los gestort materiaal en asbest, heeft de overheid voorschriften opgesteld. Dit is geen zaak van het bestemmingsplan.

  1. 34. Er zijn geen details bekend over de inrichting en exploitatie van het brandstofverkooppunt en de te nemen veiligheidsmaatregelen. Dit maakt het (vaststellen van een correct) bestemmingsplan en het geven van een daarop gebaseerde correcte zienswijze onmogelijk.

Hiervoor wordt verwezen naar de beantwoording onder 30.

  1. 35. Over de luchtkwaliteit na de ingebruikname van de Kruiswijklocatie inclusief brandstofverkooppunt is niets bekend noch onderzocht. De uitbreidingsopties zijn wel voorzien. Dit maakt het (vaststellen van een correct) bestemmingsplan en het geven van een daarop gebaseerde correcte zienswijze onmogelijk.

In de toelichting is ingegaan op het effect van de vestiging van Kruiswijk op de luchtkwaliteit. Daarbij is rekening gehouden met de gevolgen van de toename van het verkeer op de luchtkwaliteit en er is ingegaan op het effect van het mogelijk maken van de bedrijfsactiviteiten zelf.

  1. 36. Is de vestiging van een afvalverwerkend bedrijf met puinbreker als onderhavige wel te verantwoorden op een locatie grenzend aan een grondwaterbeschermingsgebied? Is dit risico onderzocht en zijn de gevaren afdoende bestreden met doeltreffende veiligheidsmaatregelen?

Er is geen bijzondere invloed te verwachten van het breken van puin op het grondwaterbeschermingsgebied en de grondwaterkwaliteit. Verwezen wordt naar het geen hiervoor is verwoord over de NRB onder 7.

  1. 37. De grond ter plaatse is veenachtig en heeft weinig draagkracht. Zijn er voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen om de bodem te beschermen tegen de zware machines en massale opslag van zware materialen en (grond)stoffen?

Dit aspect komt in ieder geval bij de feitelijke realisering aan de orde. De ondernemer zelf heeft er ook een groot belang bij dat het terrein in een goede staat blijft en bijvoorbeeld verzakkingen in de bodem zoveel mogelijk worden voorkomen. In verband daarmee zal dus nog grondmechanisch onderzoek plaats vinden.

  1. 38. De 'uitplaatsing van de Kruiswijk-Groep' uit Vlist heeft zijn serieuze redenen. De samenwerking tussen de provincie Zuid-Holland, de gemeenten Vlist en Bergambacht met de Kruiswijk-Groep is opvallend. Welk belangen heeft de gemeente Bergambacht bij realisatie van dit plan? We stellen namelijk vast dat er op deze wijze geen 'transparante functiescheiding' is tussen de gemeente Bergambacht als 'partner' van Kruiswijk in dit plan en de gemeente Bergambacht als partner van haar burgers en bedrijven gevestigd in de naaste omgeving van dit plan. Graag een uitgebreide toelichting hierop.

Het bedrijventerrein is een subregionaal bedrijventerrein. De gemeente werkt met de Kruiswijk Groep samen zoals zij ook met andere ondernemers samenwerkt. De gemeente heeft tot taak de belangen van alle inwoners en bedrijven te behartigen en bij conflicterende belangen een zorgvuldige belangenafweging in acht te nemen.

  1. 39. In geen enkel onderdeel van het plan komen de woningen en terreinen ten zuiden van de locatie Kruiswijk in beeld en aan bod. Waarom niet en wat zijn de gevolgen van deze werkwijze?

Bij de milieuzonering die een belangrijke basis vormt voor de bestemmingsregeling is rekening gehouden met de woningen aan de Lekdijk-Oost. Dit is echter niet expliciet genoemd. De toelichting zal op dit punt worden aangevuld.

  1. 40. In het bestemmingsplan 'De Wetering' zijn geen milieucategorie 5.2-activiteiten toegestaan. Waarom nu wel in dit bestemmingsplan? Zie ook punt 25.

De gemeente is bereid om medewerking te verlenen aan de bedrijfsverplaatsing van Kruiswijk onder de voorwaarde dat deze verplaatsing milieutechnisch verantwoord kan plaatsvinden en er voor de woningen in de omgeving sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Nu onderzoek heeft aangetoond dat dit zo is, werkt de gemeente mee aan de verplaatsing van het bedrijf. Voor de bedrijfsvoering van het bedrijf is een puinbreker nodig. De hiermee samenhangende bedrijfsactiviteiten vallen in categorie 5.2, de overige bedrijfsactiviteiten vallen maximaal in categorie 4.2.

  1. 41. Is het toegestaan dat er, nu of later, meer dan één (mobiele) puinbreker op deze locatie in actieve exploitatie/gebruik is en wat zijn de gevolgen daarvan voor de naaste omgeving? Welke maatregelen zijn dan aanvullend van toepassing?

De bestemmingsregeling wordt zo aangepast, dat niet meer dan één mobiele puinbreker is toegestaan.

  1. 42. Is het toegestaan dat een (mobiele) puinbreker buiten de daarvoor bestemde (open) hal actief in exploitatie/gebruik is, en zo ja, wat zijn de gevolgen en extra / aanvullende maatregelen in dat geval?

In het voorontwerpbestemmingsplan is een vlak aangegeven waarbinnen het gebruik van de mobiele puinbreker is toegestaan. Dit is het vlak met de aanduiding 'specifieke vorm van gebruik -1. Buiten dit vlak is een puinbreker in strijd met het bestemmingsplan. Verwezen wordt ook naar de beantwoording onder 13 en 24.

  1. 43. Als deze locatie mag uitbreiden ten opzichte van de bestaande planning, wat zijn dan de gevolgen ervan voor de naaste omgeving en de te nemen extra/aanvullende maatregelen?

Eventuele toekomstige uitbreidingsplannen zullen te zijner tijd opnieuw door het bevoegd gezag worden beoordeeld, net zoals dat voor elk ander bedrijf in Nederland geldt, met de daarbij behorende procedures.

  1. 44. Blijven de drie bestaande woningen ten westen van de Kruiswijklocatie in tact?

Deze woningen zijn bedrijfswoningen, die in het bestemmingsplan De Wetering als zodanig zijn bestemd. Met de aanwezigheid van deze woningen is bij de beoordeling rekening gehouden.

  1. 45. Is de financiële haalbaarheid van dit bedrijventerrein en de aangrenzende bedrijventerreinen afhankelijk van de vestiging van de Kruiswijklocatie?

De vestiging van het bedrijf Kruiswijk heeft geen enkele relatie met de financiële haalbaarheid van het aangrenzende bedrijventerrein. De ontwikkeling van de bedrijfslocatie in het voorliggende bestemmingsplan wordt door Kruiswijk gerealiseerd en komt ten laste van de exploitatie van dit bedrijf.

  1. 46. De omwonenden en omliggende bedrijven weten sinds kort dat de Kruiswijklocatie een serieus plan is. Zij wisten niet, en/of konden niet weten, dat de gemeente Bergambacht dit betwiste plan zou aankondigen. Hadden zij dit wel (eerder) geweten dan was hun plan niet of anders uitgevoerd. Zij hebben daardoor schade geleden of zullen die alsnog lijden en zullen die op de gemeente Bergambacht c.s. verhalen.

Indien belanghebbenden menen dat zij door dit bestemmingsplan schade lijden die niet kon worden voorzien en redelijkerwijs ook niet voor hun rekening dient te komen dan kunnen zij na het van kracht worden van het bestemmingsplan een verzoek tot tegemoetkoming in deze schade indienen bij burgemeester en wethouders.

  1. 47. Kan de gemeente Bergambacht motiveren waarom zij aan dit plan van de Kruiswijklocatie meewerkt (algemeen belang) ten koste van de belangen van de aangrenzende bewoners en bedrijven (individueel belang)? Idem dit vanuit de provincie Zuid-Holland beredeneerd?

De gemeente Bergambacht heeft een regionale functie voor het bieden van vestigingsmogelijkheden voor bedrijven. Dit houdt in dat op het bedrijventerrein niet alleen lokale bedrijven kunnen worden gevestigd, maar ook bedrijven uit de regio die een verplaatsingsbehoefte hebben. Zoals hiervoor ook is aangegeven is de gemeente bereid om medewerking te verlenen aan de betreffende bedrijfsverplaatsing onder de voorwaarde dat deze verplaatsing milieutechnisch verantwoord kan plaatsvinden en er voor de woningen in de omgeving sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Nu onderzoek heeft aangetoond dat dit zo is, werkt de gemeente mee aan de verplaatsing van het bedrijf.

  1. 48. Om 'achteraf' de realisatie van dit plan te kunnen vergelijken met de aard en inhoud van dit voorgenomen plan verzoeken wij u de beschikbaarstelling van het desbetreffende ondernemingsplan van de Kruiswijk-Groep, inhoudende ten minste het investerings- en financieringsplan en de begrote exploitatie voor de eerste drie exploitatiejaren na opening.

De betreffende gegevens zijn vertrouwelijk en worden niet beschikbaar gesteld.

  1. 49. Mogen wij een kopie ontvangen van alle vergunningsaanvragen die in het kader van dit plan zijn of worden gedaan na het ter inzage leggen van dit ontwerp bestemmingsplan?

De relevante aanvragen worden ter inzage gelegd.

Conclusie

Het plan wordt als volgt aangepast:

  • De regeling voor de buitenopslag wordt aangepast. Voorwaarde voor buitenopslag is het aanbrengen van terreinafscheidingen met een hoogte van 4 m aan de noord-, oost- en zuidzijde van het bedrijfsterrein.
  • Het akoestisch onderzoek wordt als bijlage bij de toelichting gevoegd.
  • De regels die betrekking hebben op de puinbreker worden aangepast. Binnen categorie 5.2 wordt uitsluitend een puinbreker toegestaan. Het aantal puinbrekers wordt beperkt tot 1.
  • De regeling voor bedrijvigheid wordt aangepast: de vestiging van bedrijven die kunnen leiden tot een planmer-plicht of vormvrije mer-beoordeling (waarbij voor de laatste categorie voor Kruiswijk Recycling BV een uitzondering wordt gemaakt) wordt in de planregels uitgesloten.
  • In de toelichting wordt aandacht besteed aan de woningen die zijn gelegen aan de Lekdijk Oost.

Adromi groep, namens inspreker 10

  1. 1. Volgens de MER-beoordeling zal sprake zijn van een sloopbedrijf en aannemingsbedrijf voor de weg- en waterbouw. Op het terrein vinden verschillende activiteiten plaats. Er zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ook is een puinbreker toegestaan met een capaciteit van 100.000 ton per jaar of meer. Hiervoor laat het voorontwerpbestemmingsplan ook een bedrijf uit categorie 5.2 toe. Er bevinden zich woningen binnen een straal van 700 m tot de puinbreker, waaronder de woning van inspreker. In de toelichting is aangegeven dat akoestisch onderzoek is uitgevoerd, maar dit is niet bij het voorontwerpbestemmingsplan gevoegd.

Het akoestisch onderzoek zal bij het ontwerpbestemmingsplan worden gevoegd. In het voorontwerpbestemmingsplan was overigens sprake van een planMER. De gemeente heeft echter besloten de regeling voor het bedrijventerrein iets in te perken, waarbij volstaan kan worden met een vormvrije mer-beoordeling. Dit omdat de vestiging van planmer-plichtige bedrijven ter plaatse niet verwacht wordt. Verwezen wordt naar de beantwoording van insprekers 1 tm/ 9 onder 15.

  1. 2. Het is niet duidelijk wat de breekcapaciteit zal zijn. Ook de verdere capaciteit van de inrichting wordt niet duidelijk en evenmin is duidelijk in welke hoeveelheden sprake zal zijn van de opslag van giftige en/of gevaarlijke afvalstoffen.

In de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor milieu is een capaciteit van 130.000 ton per jaar voor het breken opgenomen. Voorop staat dat de inrichting moet passen binnen het kader van het bestemmingsplan.

  1. 3. Slechts een deel van het terrein is voorzien van een aanduiding waar de puinbreker is toegestaan. Bij de vestiging van 1 bedrijf is de zwaarste activiteit bepalend voor de indeling van het hele bedrijf. Het hele bedrijf moet dan een aanduiding krijgen dat categorie 5.2 is toegestaan.

In het voorontwerpbestemmingsplan is in het zuidoostelijk deel van het bedrijfsterrein een zone aangegeven waar een puinbreker is toegestaan. Deze activiteiten zijn hierdoor ruimtelijk te onderscheiden van de overige bedrijfsactiviteiten. Hierdoor is het mogelijk alleen voor deze zone activiteiten in een zwaardere categorie toe te staan. De regels in het voorontwerpbestemmingsplan geven aan dat ter plaatse 'een bedrijf' in een hogere categorie is toegestaan. Het gaat echter om 'bedrijfsactiviteiten'. In verband daarmee is een kleine aanpassing in de planregels nodig.

  1. 4. Over de akoestische aspecten wordt het volgende opgemerkt c.q. worden de volgende vragen gesteld.
  1. a. Is rekening gehouden met een shredder, grondzeef e.d.?
  2. b. Bij de milieuzonering en waarschijnlijk ook niet bij het akoestisch onderzoek worden de woningen ten westen en zuiden van het plangebied niet genoemd.
  3. c. Het Activiteitenbesluit is niet aan de orde omdat het bedrijf omgevingsvergunningplichtig is.
  4. d. Zeker in zuidelijke richting is sprake van een landelijke omgeving. Het is onduidelijk of aan de richtwaarde van 40 dB(A) etmaalwaarde kan worden voldaan.
  5. e. In het akoestisch onderzoek zijn kennelijk geen rekenpunten op de woningen net ten noorden, ten westen en ten zuiden van het plangebied opgenomen.
  6. f. Betwijfeld wordt of bij de bedrijfswoning aan de westzijde kan worden voldaan aan de etmaalwaarde van 70 dB(A).
  7. g. Onduidelijk is of Kruiswijk aan het maximale geluidsniveau voor een rustige woonwijk en landelijke omgeving kan voldoen.
  8. h. De geluidsbelasting vanwege de verkeersaantrekkende werking is niet berekend.
      1. a. In het akoestisch onderzoek is onder andere rekening gehouden met het gebruik van een trommelzeef en puinbreker.
      2. b. In de milieuzonering was reeds rekening gehouden met de betreffende woningen, alleen was dit niet expliciet in de betreffende paragraaf vermeld. De bestemmingsplantoelichting is hierop aangepast. In het akoestisch onderzoek zijn verschillende rekenpunten opgenomen in westelijke en zuidelijke richting, onder andere de verschillende bedrijfswoningen op het bestaande bedrijventerrein en de woning Lekdijk-Oost 50A. Met deze bedrijfswoningen is in het akoestisch onderzoek rekening gehouden.
      3. c. Het is juist dat het Activiteitenbesluit niet van toepassing is. Dit zal worden aangepast.
      4. d. In het akoestisch onderzoek bij de vergunningaanvraag, dat tevens als bijlage in het bestemmingsplan is opgenomen, is uitgegaan van de door de Omgevingsdienst aangeleverde geluidgrenswaarden per woning/gebied voor zowel het langtijdgemiddelde geluidniveau (LAr;LT) als het maximale geluidniveau (LAmax). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat langs de Lekdijk-Oost ruimschoots voldaan wordt aan de streefwaarde van 40 dB(A).
      5. e. In het akoestisch onderzoek zijn verschillende rekenpunten opgenomen in noordelijke, westelijke en zuidelijke richting. Bij alle woningen in de omgeving wordt voldaan aan de gestelde geluideisen voor het langtijdgemiddelde geluidniveau (LAr;LT).
      6. f. De voorkeurswaarde voor het maximale geluidniveau (langtijdgemiddelde + 10) wordt in de avond- en nachtperiode niet overal gehaald; de grenswaarde 70 dB(A) wordt echter nergens overschreden.
      7. g. In de directe omgeving van het bedrijf Kruiswijk kan ter plaatse van de woningen van derden in de avond- en nachtperiode niet overal worden voldaan aan de streefwaarden voor de maximale geluidsniveaus. Aan de grenswaarden van 70 dB(A) wordt echter wel voldaan. Ook wordt voldaan aan de etmaalwaarde van 70 en 65 dB(A) voor de piekbelasting in respectievelijk gemengd gebied en een rustige woonwijk. Aangezien ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarde van 70 dB(A) en de genoemde waarden uit de VNG-uitgave en er geen aanvullende maatregelen denkbaar zijn, is qua piekbelasting sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
      8. h. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting als gevolg van aan- en afvoerend verkeer (indirecte hinder) berekend. Deze voldoet ruim aan voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
      9. i. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling een goed woon- en leefklimaat in de omgeving voor wat betreft het aspect geluid niet in de weg staat.
  1. 5. Het had voor de hand gelegen om bodemmechanisch onderzoek uit te voeren. Zettingen kunnen invloed uitoefenen op de waterhuishouding. De aanzienlijke bodembelastingen die vanwege de grondslag worden verwacht kunnen ook invloed hebben op het peil van aanliggende percelen zoals het perceel van inspreker. Het ligt voor de hand op het deel waar geen bodemverbetering heeft plaatsgevonden, in het bestemmingsplan vast te leggen. De bodembelasting is ook van belang voor de archeologische waarden in het plangebied. Er moet worden veiliggesteld dat geen archeologische waarden aanwezig zijn of de toelaatbare bodembelasting moet worden gemaximeerd.

Bodemmechanisch onderzoek is ook voor het bouwen nodig en wordt nog uitgevoerd. Voor een deel van het plangebied is archeologisch onderzoek uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering. In dat kader zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Voor het deel buiten het plangebied van De Nieuwe Wetering is een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Voor het uitvoeren van werken is een omgevingsvergunning nodig, tenzij deze werken betrekking hebben op een oppervlakte van 1.000 m2 of minder of – bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m2, de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd.

Gelet op de omvang van het plangebied wordt verwacht dat voor bodemverbetering een omgevingsvergunning nodig zal zijn. Hiervoor zal moeten worden aangetoond dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden geschaad.

  1. 6. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor keerwanden tot een hoogte van 5.5 m. Deze fungeren voor een deel ook als terreinafscheiding. Inspreker verzoekt om mogelijkheden voor hogere keerwanden, zodat er een betere afscherming van de opslag kan worden gerealiseerd. Een talud van 1 m tegen een keerwand c.q. terreinafscheiding voegt niets toe aan de stedenbouwkundige kwaliteit. Zeker aan de zuidzijde zijn mogelijkheden om het talud op te trekken tot aan de bovenzijde van de keerwand. De groenafscherming dient ook te worden verankerd in de gebruiksregels van het bestemmingsplan.

In het beeldkwaliteitplan is geen rekening gehouden met verlichting. Gelet ook hierop zal de impact op het landschap aanzienlijk zijn.

Het voorontwerpplan bevat geen maximale opslaghoogte. Beplanting op de keerwanden kan – bij het gebruik van U-vormige wanden, uitzicht verbeteren en hinder verminderen. De opslaghoogte moet afhankelijk worden gemaakt van de hoogte van de keerwanden en (groenblijvende) afscherming.

Het toepassen van schanskorven ligt niet voor de hand omdat deze na verloop van tijd dichtslibben.

Zoals bij de vorige insprekers onder 4 is aangegeven is in het beeldkwaliteitplan bij de terreinafscheidingen een differentiatie aangebracht, afhankelijk van de ligging van de terreinafscheidingen. De terreinafscheidingen aan de oost- en zuidzijde moeten vooral goed landschappelijk worden ingepast. Voorwaarde is dat voldoende afschermende beplanting wordt aangebracht. Voor de hoogte van buitenopslag was in het voorontwerpbestemmingsplan geen maximale maat opgenomen, alleen de eis dat dit buiten het zicht van de openbare weg moet plaatsvinden en nooit hoger mag zijn dan de hoogte van het hoofdgebouw. Voor het hoofdgebouw is een maximale bouwhoogte van 11 m toegestaan.

Naar aanleiding van de reacties is de regeling aangepast. Het realiseren van een terreinafscheiding van 4 m hoog aan de noord-, oost- en zuidzijde is nu als voorwaarde opgenomen om materiaal buiten te kunnen opslaan. Aan de westzijde is eveneens een terreinafscheiding van 4 m mogelijk. Omdat deze zijde grenst aan de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein is een terreinafscheiding van 4 m hier niet nadrukkelijk als voorwaarde voor buitenopslag opgenomen.

Voor de hoogte van de buitenopslag is een zonering opgenomen vanaf de noordzijde van het bedrijfsperceel. Deze zonering is gebaseerd op de zichtlijnen vanaf de nieuwe ontsluitingsweg. Naarmate de afstand tot de weg groter wordt is hogere opslag toegestaan, met een maximumhoogte van 10 m. De afstand van de bedrijfslocatie tot aan de Lekdijk Oost bedraagt meer dan 400 m en is zodanig groot, dat vanaf de Lekdijk Oost geen specifieke eisen meer worden gesteld aan de hoogte van buitenopslag, behalve dat deze nooit hoger mag zijn dan 10 m. De zuidzijde zal ook worden voorzien van boombeplanting, waardoor het zicht op de locatie mede door deze boombeplanting wordt bepaald.

Lichtmasten mogen maximaal 15 m hoog worden. Een goede verlichting is nodig om de bedrijfsactiviteiten veilig te kunnen uitvoeren. Bij de keuze van de verlichting vormt het zoveel mogelijk beperken van de uitstraling naar de omgeving een belangrijk aandachtspunt.

Er wordt niet verwacht dat de schanskorven op langere termijn zullen dichtslibben. Uitstoot van stof door het bedrijf dient op grond van de milieuwetgeving zoveel mogelijk te worden voorkomen. De kans op het dichtslibben van de schanskorven wordt als heel gering geschat.

  1. 7. In plaats van hoge keerwanden zou het nog beter zijn om alle bedrijfsactiviteiten inpandig te laten plaats vinden. Er zal toch al een fundatie onder het opslagterrein moeten worden gemaakt. In vergelijking hiermee zullen de kosten voor het oprichten van een loods gering zijn. Het bevochtigen van materiaal tijdens breken biedt maar beperkt soelaas. Door het inpandig uitvoeren van de activiteiten worden stof- en geluidsoverlast tot een minimum beperkt. Dit vormt ook de best beschikbare techniek.

Hoewel inspreker meent dat de kosten van het bouwen van een loods relatief beperkt zijn, vergt het geheel inpandig uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten aanzienlijke meerkosten, zowel in de vorm van de noodzakelijke investering als in de exploitatie. Om die reden wordt dit niet nader in overweging genomen.

  1. 8. Uitgaande van een breekcapaciteit van meer dan 100.000 ton per jaar, dient bij 200 werkdagen per jaar alleen al voor de puinbreker rekening te worden gehouden met 67 verkeersbewegingen per etmaal. Hier komt de verkeersaantrekkende werking van de andere bedrijfsonderdelen nog bij. Er wordt nu uitgegaan van 100 tot 150 verkeersbewegingen, die enkel betrekking zullen hebben op (zwaar) vrachtverkeer. Er zal ook gebruik worden gemaakt van zwaar langzaam verkeer. De impact van dit verkeer op de bestaande infrastructuur is niet in beeld gebracht.

Er is in het akoestisch onderzoek uitgegaan van zwaar vrachtverkeer met lage snelheid. De geluidsbelasting van tractoren (zwaar langzaam verkeer) en vrachtwagens zijn bij deze snelheden vergelijkbaar.

  1. 9. Het moet niet worden uitgesloten dat het hele terrein wordt verhard. Conform de eis van het Hoogheemraadschap moet worden voorzien in 10% compenserend oppervlaktewater in hetzelfde plangebied. Het is nog niet duidelijk waar zal worden voorzien in de watercompensatie. Ook is niet duidelijk hoe deze ook planologisch wordt verankerd en of de compensatie wordt uitgevoerd voordat de bebouwing en verharding worden gerealiseerd. Er zullen ook afvalstoffen worden opgeslagen met het risico van broei. In het voorontwerpplan wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat bij brand aanzienlijke hoeveelheden bluswater in het poldersysteem terecht komen. Als het niet de bedoeling is om deze afvalstoffen te accepteren, dan moeten deze worden verwijderd uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Over de watercompensatie heeft overleg plaatsgevonden tussen Hoogheemraadschap, gemeente en het bedrijf, mede in relatie tot de watercompensatie voor De Nieuwe Wetering. Voor een deel is er immers sprake van een overlap tussen het laatstgenoemde plan en het voorliggende bestemmingsplan. Voor De Nieuwe Wetering moet 17.221 m2 water worden gecompenseerd, inclusief de compensatie voor de nieuwe ontsluitingsweg naar de N210. Als gevolg van De Nieuwe Wetering II komt er 22.820 m2 bedrijfsterrein bij. Volgens het beleid van het Hoogheemraadschap moet 5% worden gecompenseerd. Voorts moeten de sloten die worden gedempt voor 100% worden gecompenseerd. In totaal zal er voor De Nieuwe Wetering II moeten worden voorzien in 3.950 m2 oppervlaktewater. De extra benodigde hoeveelheid oppervlaktewater zal worden gerealiseerd op een locatie langs de N210. Hiervoor zijn door de ontwikkelende partijen inmiddels gronden verworven. De oppervlakte water die hier wordt gerealiseerd bedraagt 22.103 m2. Hierdoor ontstaat een 'overschot' aan water van 932 m2. De waterparagraaf is aangepast naar aanleiding van dit overleg.

Over de aspecten die samenhangen met de brandblusvoorzieningen wordt nog advies gevraagd aan de Veiligheidsregio.

  1. 10. Het voorontwerp maakt een tankstation mogelijk. Verkoop van LPG is uitgesloten, maar dit sluit de levering van andere stoffen met een extern veiligheidsrisico, zoals CNG of LNG, niet uit. Deze externe veiligheidsrisico's zijn niet in beeld gebracht. In de wijzigingsbevoegdheid wordt geen relatie gelegd met de ligging in een boringsvrije zone.

Het is nog geenszins zeker of van de wijzigingsbevoegdheid voor het tankstation gebruik zal worden gemaakt. Mocht dit uiteindelijk wel het geval zijn, dan is het nog zeer de vraag of brandstoffen als LNG of CNG worden geleverd. Gelet op deze onzekerheden is het niet opportuun om nu al onderzoek te doen naar de samenhangende externe veiligheidsaspecten. Ook de levering van LNG of CNG wordt daarom uitgesloten. In het bestemmingsplan is in de toelichting aandacht besteed aan de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn hiervoor geen specifieke regels opgenomen in het bestemmingsplan. In de provinciale milieuverordening wordt voldoende geregeld welke activiteiten wel of niet zijn toegestaan in grondwaterbeschermingsgebieden en de eventuele voorwaarden die daarbij in acht moeten worden genomen.

  1. 11. Bij het onderzoek naar luchtkwaliteit is alleen de invloed van de verkeersaantrekkende werking in beeld gebracht. Op het terrein zelf zijn verschillende luchtkwaliteitsbronnen, zoals het rijden met heftrucks, shovels e.d. Deze bronnen zijn in de regel bepalend voorde NOx-, benzeen en fijnstofemissies. Een vergelijking met andere bedrijfsterreinen gaat hier mank, de activiteiten zijn bekend en vrij specifiek. Dit geldt ook voor de ligging ten opzichte van gevoelige gebieden en objecten. Pas aan de hand van rekenresultaten had een toetsing kunnen plaatsvinden aan de wettelijke grenswaarden.

Gelet op de zeer geringe achtergrondconcentraties in het gebied en de aard van de bedrijvigheid zal de bedrijfsontwikkeling niet leiden tot een benadering of overschrijding van de normen uit de luchtkwaliteitswet- en regelgeving.

  1. 12. Voorafgaand aan de uitvoering zal onderzoek naar vleermuizen en vissen moeten worden uitgevoerd. In de regels is niet verzekerd dat dit onderzoek zal plaatsvinden. De uitkomst van het onderzoek lijkt er niet toe te doen. Het bestemmingsplan geeft niet aan hoe deze uitkomsten gevolg kunnen hebben voor de realisatie van het bestemmingsplan.

Het is niet gebruikelijk dat de verplichting om nader ecologisch onderzoek uit te voeren wordt opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd voorafgaand aan de realisering van het plan. De soorten die in het kader van het voorliggende bestemmingsplan van belang zijn, zijn de kleine modderkruiper en vleermuizen. Voor de kleine modderkruiper blijft in de omgeving van het plangebied voldoende leefgebied aanwezig. Voor vleermuizen zijn vooral landschapselementen van belang waardoor zij zich kunnen oriënteren, bijvoorbeeld in de vorm van houtwallen. Overdag verblijven vleermuizen in kleine ruimten, zoals spouwmuren of holen in bomen. Het bestemmingsplan maakt geen inbreuk op de houtsingel die op het aangrenzende perceel aanwezig is. In aansluiting hierop zal aan de oostzijde van het bedrijfsperceel een bomenrij worden gerealiseerd. Binnen het plangebied ontbreken bebouwing en opgaande beplanting, zodat geen sprake is van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Op basis van de beschikbare informatie is het dan ook onwaarschijnlijk dat op grond van nader onderzoek zou blijken dat de uitkomsten van het onderzoek een belemmering zouden vormen voor de realisering van het bestemmingsplan. In het verlengde hiervan is dan ook geconcludeerd dat het aspect ecologie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Enig ander gevolg voor het bestemmingsplan is op basis van de kennis over het plangebied niet aan te geven.

  1. 13. Verzocht wordt bedrijfswoningen expliciet uit te sluiten. Ook wordt verzocht om een overzicht op te nemen met de adressen van de bestaande bedrijfswoningen op het bedrijventerrein, zodat de afstanden tot het plangebied kunnen worden geverifieerd.

Aan het verzoek om bedrijfswoningen expliciet uit te sluiten wordt tegemoetgekomen. Het gemeentebestuur gaat er voorts vanuit dat de Omgevingsdienst, als toetsende instantie voor de milieuaspecten, voldoende inzicht heeft in de aanwezigheid van bedrijfswoningen op het bestaande bedrijventerrein.

  1. 14. Het ligt volgens inspreker voor de hand om, in verband met de ligging van het plangebied in een grondwaterbeschermingsgebied, hiervoor in het bestemmingsplan toereikende regels op te nemen.

De provinciale milieuverordening regelt afdoende welke activiteiten wel of niet zijn toegestaan in grondwaterbeschermingsgebieden en de eventuele voorwaarden die bij het uitvoeren van werkzaamheden in acht moeten worden genomen. Een regeling met hetzelfde doel in het bestemmingsplan is 'dubbel'. Hierbij bestaat ook het risico dat door een tussentijdse wijziging van de provinciale milieuverordening bestemmingsplan en verordening niet meer op elkaar zijn afgestemd.

Conclusie

De inspraakreactie geeft aanleiding tot de volgende aanpassingen:

  • Het akoestisch onderzoek wordt als bijlage bij de toelichting gevoegd.
  • De toelichting over de milieuzonering wordt aangevuld met woningen ten zuiden en ten westen van het plangebied.
  • In artikel 3.1 onder b wordt de zinsnede “een bedrijf” gewijzigd in “bedrijfsactiviteiten”.
  • De waterparagraaf wordt aangepast naar aanleiding van het overleg met het Hoogheemraadschap.
  • De wijzigingsbevoegdheid voor het tankstation wordt aangevuld met de bepaling dat ook verkoop van LNG of CNG wordt uitgesloten.
  • De mogelijkheid van een bedrijfswoning wordt expliciet uitgesloten in de planregels.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Kruiswijk

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Kruiswijk

Bijlage 3 Geuronderzoek

Bijlage 3 Geuronderzoek

Bijlage 4 Advisering Brandweer

Bijlage 4 Advisering brandweer

Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit Wegverkeer

Bijlage 5 Onderzoek luchtkwaliteit wegverkeer

Bijlage 6 Onderzoek Luchtkwaliteits Bedrijfsactiviteiten Kruiswijk

Bijlage 6 Onderzoek luchtkwaliteits bedrijfsactiviteiten Kruiswijk

Bijlage 7 Onderzoek Archeologie

Bijlage 7 Onderzoek archeologie

Bijlage 8 Quick Scan Ecologie De Nieuwe Wetering

Bijlage 8 Quick Scan Ecologie De Nieuwe Wetering

Bijlage 9 Flora- En Faunaonderzoek De Nieuwe Wetering

Bijlage 9 Flora- en faunaonderzoek De Nieuwe Wetering

Bijlage 10 Ecologisch Onderzoek De Nieuwe Wetering Ii

Bijlage 10 Ecologisch onderzoek De Nieuwe Wetering II

Bijlage 11 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 11 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 12 Bodemonderzoek

Bijlage 12 Bodemonderzoek

Bijlage 13 Waterbodemonderzoek

Bijlage 13 Waterbodemonderzoek

Bijlage 14 Overlegreactie

Bijlage 14 Overlegreactie