KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Verkeer - Parkeerterrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging Van Plangebied
1.2 Aanleiding
1.3 Doelstelling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Planvoornemen
3.3 Markttechnische Onderbouwing
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Erfgoed
4.2 Bodem
4.3 Ecologie
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijvenhinder
4.7 Geluidhinder
4.8 Water
4.9 Overig
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Plansystematiek
5.2 Toelichting Op De Regels
5.3 Overige Aspecten
5.4 Bestemmingsplanprocedure
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Schetsplan
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Ecologische Inventarisatie
Bijlage 4 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 5 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Watertoets
Bijlage 8 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Bijlage 9 Reactienota Overleg En Ambtshalve Aanpassingen
Bijlage 10 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen

Bestemmingsplan Balk - Nieuwbouw supermarkt Poiesz

Bestemmingsplan - gemeente De Fryske Marren

Vastgesteld op 25-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Balk - Nieuwbouw supermarkt Poiesz met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPBLK17SUPERMARKTP-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.7 bestaand:

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
    1. 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
    2. 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening tot stand zijn gekomen;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd(e) gebouw of overkapping;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 bruto vloeroppervlak (bvo):

de totale ruimte van een winkel, bestaande uit winkelvloeroppervlak (netto verkoopvloeroppervlakte) en niet voor consumenten toegankelijke ruimte (magazijnruimten, laad-en losruimten, kantoren, personeelsruimten en dergelijke );

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 eerste bouwlaag:

de eerste volledige bouwlaag op of boven maaiveld;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.23 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.24 kap:

een dak met een zekere helling;

1.25 netto verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (exclusief magazijnruimten, laad-en losruimten, kantoren, personeelsruimten en dergelijke);

1.26 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.27 overkapping:

elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.28 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
      • het NAP -0,52 m;

1.29 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.30 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 standplaats voor detailhandel:

een openbare en in de open lucht gelegen plaats om goederen en/of diensten te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren, gebruik makend van mobiele middelen, zoals een wagen of een kraam;

1.32 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een andere bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken wordt de bouwhoogte niet als goothoogte aangemerkt;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel, met inbegrip van supermarkten ter plaatse van de aanduiding "supermarkt", in de eerste bouwlaag;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. paden;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. e. parkeervoorzieningen;
  2. f. terreinen;
  3. g. andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Verkeer - Parkeerterrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeerterrein;

met de daarbijbehorende:

  1. b. wegen en straten;
  2. c. paden;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen;
  5. f. andere bouwwerken, waaronder vlaggenmasten;
  6. g. een standplaats, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - standplaats";

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. voorzieningen ten behoeve van de supermarkt.

4.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bestaande maatvoeringen

Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.

In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

6.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

6.3 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
  2. b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  4. d. de regels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
  5. e. de regels in die zin dat gebouwen en/of andere bouwwerken ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
    2. 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologisch en ecologische waarden en de waterhuishouding, het plan wijzigen in die zin dat:

  • bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorpsuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Balk - Nieuwbouw supermarkt Poiesz.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging Van Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gevormd door de gronden behorende bij het winkelgebouw aan het F.D. Hoekstraplein 5 in Balk met aangrenzende gronden ten behoeve van het huidige parkeerterrein. Het betreft de kadastrale perceelnummers 2636 respectievelijk 2724 (deels).

De exacte ligging van het plangebied blijkt uit de begrenzing van de verbeelding van dit bestemmingsplan.

1.2 Aanleiding

Het planvoornemen dat met dit bestemmingsplan voorligt, betreft de vervanging van het bestaande gebouw waarin de Poiesz-supermarkt zich bevindt door een nieuw gebouw met dezelfde functie. De nieuwbouw schuift op in zuidwestelijke richting en is deels geprojecteerd ter plaatse van de huidige bebouwing en deels ter plaatse van het het bestaande parkeerterrein. De gronden die aan de noordoostzijde vrijkomen, worden ingericht als parkeerterrein. Per saldo blijft de verhouding bebouwd-onbebouwd vrijwel gelijk; slechts de locatie van het gebouw wordt anders omdat het bouwblok in zuidwestelijke richting opschuift. Omdat dit voornemen niet passend is in het geldende bestemmingsplan Balk-Noord wordt met voorliggend bestemmingsplan een eigenstandige ruimtelijke procedure doorlopen om het planvoornemen juridisch-planologisch mogelijk te maken.

1.3 Doelstelling

Doelstelling van dit bestemmingsplan is om het ter plaatse geldende bestemmingsplan zodanig te herzien dat een passende juridisch-planologische regeling in het plangebied van toepassing wordt die recht doet aan de gewenste gebruiks- en bebouwingsituatie van de Poiesz-supermarkt.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het geldende en relevante ruimtelijke overheidsbeleid in het plangebied. In hoofdstuk 3 betreffende de planbeschrijving wordt vervolgens nader op het planvoornemen ingegaan. Een beschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden volgt daarop in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan en de hiervoor te volgen procedure. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan telt verder verschillende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen binnen wetten, regels en beleid van het Rijk, de provincie, eventueel regionaal gevoerd beleid op intergemeentelijk niveau en de gemeente.

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13-03-2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13 met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet voldoen. Per 1 juli 2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing. Voor dit bestemmingsplan is het volgende relevant:

  • De definities zijn niet gewijzigd, waardoor de uitgezette lijn in de jurisprudentie in stand blijft.
  • De begrippen 'actuele' en 'regionale' (behoefte) zijn geschrapt.
  • De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. Treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.

Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied geldt een uitgebreide motiveringsplicht. De tekst uit het Bro luidt nu als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hiervoor kan worden gekeken naar jurisprudentie. Hieruit blijkt dat niet iedere ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling valt te kwalificeren. Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

  • Planologische mogelijkheden

In het geldende bestemmingsplan 'Balk - Noord' heeft de bestaande bebouwing met winkels de bestemming 'Detailhandel'. Binnen deze bestemming is ook een supermarkt toegestaan. Het bouwvlak is gelijk aan de bestemming en heeft een oppervlakte van 1.527 m2. De maximale bouwhoogte is 6 m. Binnen de detailhandelsbestemming is geen beperking opgenomen voor het aantal vierkante meters dat als supermarkt mag worden gebruikt. Er is in het geldende bestemmingsplan daarnaast niet bepaald dat alleen de eerste bouwlaag mag worden gebruikt voor de supermarkt. Voor het hele bouwvlak is een tweede bouwlaag met detailhandel, waaronder supermarkten, mogelijk. De totale oppervlakte die planologisch voor een supermarkt mag worden gebruikt bedraagt daarmee ruim 3.000 m2.

In dit bestemmingsplan voor de nieuwbouw zijn twee bestemmingen opgenomen: de bestemming 'Detailhandel' en de bestemming 'Verkeer'. Het gehele bestemmingsvlak 'Detailhandel' heeft de aanduiding 'supermarkt'. Detailhandel, met inbegrip van supermarkten, is uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag. Het bouwvlak is gelijk aan het bestemmingsvlak en heeft een oppervlakte van 1.657 m2. Deze oppervlakte wordt echter niet ten volle gebruikt als bebouwde oppervlakte voor de nieuwe supermarkt. Een deel betreft dakoverstekken, die niet worden meegenomen bij het bepalen van de oppervlakte. De supermarkt krijgt een oppervlakte van 1.450 m2. Om te borgen dat de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak niet groter wordt dan nu met het bouwplan wordt beoogd, is een bebouwingspercentage opgenomen van 90 %. De maximale bouwhoogte is, met uitzondering van het accent ter plaatse van de ingang, 5,5 m. Binnen deze bouwhoogte is het niet mogelijk om twee bouwlagen te realiseren.

Gelet op het planvoornemen voor herbouw van een bestaande supermarkt in relatie tot het plangebied en de bestemde situatie in het geldende bestemmingsplan (juridisch-planologisch ruimtebeslag) kan er van worden uitgegaan dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er is in planologische zin geen sprake van een uitbreiding van vierkante meters detailhandel. Ook ten aanzien van het feitelijk gebruik is er geen sprake van een uitbreiding (zie daarvoor paragraaf 3.1 en 3.2). De Ladder is dan ook niet van toepassing.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 (vastgesteld op 13-12-2006) geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan vormt de basis van het provinciale beleid voor de periode tot 2016. Centraal in het streekplan staat het begrip ruimtelijke kwaliteit. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving.

Regionaal centrum

In het streekplan zijn stedelijke gebieden, regionale centra en overige kernen onderscheiden. Balk is aangemerkt als regionaal centrum. Hiervoor geldt dat de provincie inzet op bundeling en concentratie van wonen en werken en een robuust draagvlak voor voorzieningen door onder meer behoud en verdere ontwikkeling van aantrekkelijke woonmilieus voor opvang van de woningbehoefte in de regio.

Detailhandelsbeleid

De Provinsje Fryslân heeft in het streekplan detailhandelsbeleid geformuleerd. Het provinciale detailhandelsbeleid is in hoofdzaak gericht op het reguleren van nieuwvestiging. In dit kader wordt er naar gestreefd om het type detailhandel en de schaal daarvan aan te laten sluiten bij de kernenstructuur die in Fryslân wordt onderscheiden. Specifieke vestigingscondities zijn van toepassing om nadelige effecten te voorkomen en positieve effecten te genereren. Ten aanzien van bestaande detailhandelsvestigingen is door de provincie geen concreet beleid opgesteld. De provincie gaat bij onder meer bestaande bedrijven uit van een maatwerkbenadering door de gemeenten.

2.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014

Op 25-06-2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 door het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân vastgesteld. Deze verordening betreft een integrale herziening van de eerdere provinciale verordening uit 2011 en is op 01-08-2014 in werking getreden. Met de verordening zijn concrete beleidsregels vastgelegd die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als daaraan onvoldoende tegemoet is gekomen.

In de verordening is onderscheid gemaakt tussen het begrip bestaand stedelijk gebied en het begrip landelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied geldt een grotere mate van beleidsvrijheid voor het realiseren van stedelijke functies. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt hier volledig binnen. In de verordening zijn verder geen regels opgenomen over bestaande detailhandelsvestigingen. Het planvoornemen is dan ook in lijn met de door de Provinsje Fryslân gestelde kaders aangaande bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik binnen bestaand stedelijk gebied. Uit de provinciale verordening blijken geen regels die een belemmering vormen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Bestemmingsplan Balk-Noord (2016)

In het geldende bestemmingsplan Balk-Noord is ter plaatse van de supermarkt de bestemming ‘Detailhandel’ van kracht, bedoeld voor detailhandel, waaronder een supermarkt. De bebouwing moet binnen het op de verbeelding (kaart) getekende bebouwingsvlak plaatsvinden. Dit bebouwingsvlak komt qua afmetingen en vorm overeen met de huidige bebouwing. Op de parkeerterreinen en de wegen ten weerszijde van het gebouw is een verkeersbestemming van kracht. Hierbinnen is de bouw van een gebouw niet mogelijk. Om nu de gewenste nieuwbouw mogelijk te maken worden de bestemmingen van de grond zoals opgenomen in het bestemmingsplan Balk-Noord aangepast door middel van voorliggend bestemmingsplan. Hiermee wordt op de plaats waar de nieuwbouw is beoogd de verkeersbestemming gewijzigd naar een detailhandelsbestemming. Daar waar het bestaande gebouw wordt afgebroken, wordt de bestemming gewijzigd van de bestemming 'Detailhandel' naar 'Verkeer - Parkeerterrein'. De standplaatsen op het huidige parkeerterrein aan de westkant van de bestaande bebouwing met de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - standplaats" worden uitgeplaatst naar het bestaande parkeerterrein aan de oostkant van de nieuwe bebouwing.

2.3.2 Welstandsnota De Friese Meren (2015)

De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota De Friese Meren (vastgesteld: 22-04-2015). Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.

Het plangebied is in de welstandsnota als '7.7 - Buurten met een individuele opzet' aangemerkt. Dit betreft een standaard welstandsgebied waarbij ambtelijke toetsing van het bouwplan aan algemeen geformuleerde welstandscriteria plaatsvindt.

In het geldende welstandskader voor het plangebied zijn de mogelijkheden voor reclame-uitingen zeer beperkt. Voor het planvoornemen worden daarom aanvullende randvoorwaarden geformuleerd. Deze welstandscriteria worden ter aanvulling op de welstandsnota door de raad vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bestaande Situatie

De bebouwing van het huidige supermarktbedrijf aan het F.D. Hoekstraplein 5 in Balk dateert van 1981 en heeft een oppervlakte (begane grond) van ongeveer 1.455 m2. Tot enige tijd geleden waren de Sake Store (300 m2) en de wereldwinkel (95 m2) in het gebouw ondergebracht. Deze winkels zijn echter niet meer in het pand gevestigd. Toen dat nog wel het geval was had de supermarkt een oppervlakte van 1.255 m2. Het ging om 1.120 m2 op de begane grond en 135 m2 in de tweede bouwlaag. De bebouwing in de tweede bouwlaag is in gebruik als sociale ruimte voor de supermarkt (personeelskantine, kantoor, archief en toiletgroep).

Inmiddels wordt de ruimte, die voorheen werd gebruikt door Sake Store, ook gebruikt voor de supermarkt. De ruimte doet dienst als opslagruimte voor de Poiesz. Ook wordt deze af en toe gebruikt als ruimte waar ook het winkelend publiek kan komen. Dit laatste gebeurt als er zogenaamde restantenverkoop plaatsvindt. De supermarkt kent daarmee dus feitelijk een oppervlakte van 1.555 m2. Voorin de winkel aan de westkant bevindt zich de bij de supermarkt horende slijterij. Aan de andere zijde van de entree wordt kantoor gehouden. Voorin de winkel is ook de servicebalie aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPBLK17SUPERMARKTP-VA01_0001.png"

Figuur 1. Bestaande situatie

Terreininrichting

Het gehele plangebied van dit bestemmingsplan is grotendeels verhard. Deze verharding wordt voor de ene helft gevormd door de huidige winkelbebouwing en voor de andere helft door de omringende weginfrastructuur, zoals wegen en voet- en fietspaden en het aangrenzende westelijke parkeerterrein. Dit parkeerterrein is omzoomd met enige randbeplanting van laag struikgewas en relatief jonge bomen. Aan de noordwestkant van het plangebied is langs De Warren een bredere groenvoorziening met bloeiende planten aangebracht. Langs De Finne bevinden zich textielcontainers (bovengronds) en containers voor glaswerk (ondergronds). In de bestaande situatie bevindt de voorzijde van de supermarkt zich aan de westkant van de huidige bebouwing. Ter plaatse van deze entree is de overdekte winkelwagentjesvoorziening (karrepit) aanwezig.

Openingstijden

De gebruikelijke openingstijden van de supermarkt zijn maandag t/m woensdag en zaterdag van 08.00 tot 20.00 uur. Op donderdag en vrijdag is de winkel van 08.00 tot 21.00 uur geopend. De zondagopenstelling is van 10:00 tot 17:00 uur.

Buiten voornoemde openingstijden kunnen nog wel de nodige bedrijfsmatige activiteiten binnen (schoonmaken, vakkenvullen e.d.) of in de onmiddellijke nabijheid (laden/lossen) van de supermarkt plaatsvinden. De openingstijden blijven met het planvoornemen verder ongewijzigd.

Laden en lossen

In de huidige situatie vindt het laden en lossen aan de oostkant van het gebouw (de achterzijde) plaats, alwaar ook het magazijngedeelte met koel- en vriescellen aanwezig is. Dagelijks vindt op verschillende momenten bevoorrading van de supermarkt plaats. De vrachtwagens worden over het algemeen direct na aankomst gelost. De effectieve laad- en losduur bedraagt ongeveer 30 minuten per vracht- of bestelwagen.

3.2 Planvoornemen

Het in Bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen schetsplan van het betrokken architectenbureau Wijbenga Architecten en Adviseurs uit Sneek toont een impressie van de toekomstige situatie in het plangebied, weergegeven vanuit diverse invalshoeken.

Het planvoornemen ziet op de sloop van de huidige bebouwing en het verder westwaarts geheel oprichten van een supermarktgebouw. De nieuwe bebouwing bestaat uit één bouwlaag voor detailhandel met een schuine toeloop naar een platte afdekking van het gebouw. De maximum nokhoogte van de nieuwbouw is 5,5 m, maar bij de nieuwe ingangspartij aan de zuidoostkant is sprake van een verhoogd deel met kap van maximaal 8 m. De supermarkt krijgt een oppervlakte van 1.450 m2.

De nieuwbouw vindt aan de westzijde van het plangebied plaats. De voor- en achterzijde van de supermarkt worden ten opzichte van de huidige situatie omgedraaid. Dit leidt er toe dat in de nieuwe situatie een groter parkeerplein aan de voorkant en dus de oostkant van de supermarkt ontstaat. Aan de westkant zal nog enige parkeergelegenheid worden geboden. In totaal gaat het aantal parkeerplaatsen in het gebied van 120 plekken naar 114 plekken (zie paragraaf 6.2.4 voor aanleiding). De plekken voor minder validen zijn nog nader te bepalen, maar komen naar alle waarschijnlijkheid nabij de nieuwe entree, evenals de winkelwagentjesvoorziening.

Het laden en lossen zal in de toekomstige situatie aan de noordkant van het gebouw plaatsvinden.

Het planvoornemen wordt stapsgewijs tot ontwikkeling gebracht. De fasegewijze planning van uitvoering is in principe als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPBLK17SUPERMARKTP-VA01_0002.png"

Figuur 2. Principeplanning van realisatie

Het planvoornemen leidt er toe dat het plangebied een eigentijdse inrichting krijgt, passend bij de huidige manier van boodschappen doen. Dit zal terug te zien zijn in de uitstraling van het geheel. In de hiernavolgende paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de achtergronden van het plan en wat verder nog meer met de vernieuwde winkelformule van de supermarkt kan worden verwacht.

3.3 Markttechnische Onderbouwing

Het planvoornemen voor de sloop en herbouw van de supermarkt in Balk is mede ingegeven door een de vernieuwde bedrijfsfilosofie van het bedrijf in reactie op veranderende behoeften van de consument. De volgende onderwerpen kunnen vanuit deze context puntsgewijs nader worden belicht:

  1. 1. Om mee te kunnen blijven spelen in de sterk concurrerende markt van de levensmiddelen, wil Poiesz een fullservice supermarktvoorziening bieden die op alle fronten blijft voldoen aan de wensen en eisen van de hedendaagse en toekomstige consument. Met de realisatie van de nieuwe supermarkt in Balk kan hieraan worden voldaan.
  2. 2. Een nieuwe winkel biedt de mogelijkheid voor een herziene indeling waarbij het belangrijk is om voldoende “verkeersruimte” in de winkel te kunnen bieden op basis waarvan de consument zich vrijelijk en zonder belemmeringen kan bewegen. De gangpaden moeten niet te smal zijn, de ruimte voor en achter de kassa's moet de diverse verkeersstromen gemakkelijk aankunnen en daar waar een consument doorgaans even stil staat om een keuze te maken, moet het mogelijk zijn om te passeren en de consument ongestoord haar winkelroute te kunnen laten volbrengen. In de nieuwe supermarkt is hiervoor in alle gevallen ruimte ingeruimd.
  3. 3. Daar waar een consument behoefte heeft aan een efficiënte en effectief ingerichte supermarkt qua verkeersruimte, heeft een medewerker behoefte aan effectief en efficiënt ingerichte voorbewerkingsruimten. Binnen de formule van Poiesz wordt er nog relatief veel op de plaats van verkoop geproduceerd c.q. bewerkt en in dat kader is een substantieel deel van het bvo nodig voor de voorbewerkingsruimten. Met de uitbreiding kan aan de vereisten vanuit de medewerkers worden voldaan.
  4. 4. De levensmiddelenmarkt is onophoudelijk in beweging en het fenomeen 'blurring' (branchevervaging) is allang niet meer weg te denken uit de hedendaagse markt. Zo bestaat de vernieuwde 'Puur Poiesz'-formule allang niet meer uit enkel het traditionele supermarktassortiment maar wordt er ook veel gedaan aan het creëren van nieuwe markten en het verkopen van een ander assortiment producten.
  5. 5. Door de ontwikkelingen op het gebied van online winkelen en 'omni-channel' (het bedienen van de consument via meerdere kanalen) is ook Poiesz genoodzaakt om de winkels geschikt te maken voor deze tak van sport. In de nieuwe formule is een 'pick-up point'/afhaalpunt voorzien in de supermarkt waarbij er middels 'storepicking' (het verzamelen van een online bestelling in de winkel) sprake is van extra activiteiten. Hiervoor is ook extra opslagcapaciteit nodig, zowel gekoeld als ongekoeld. In de nieuwe supermarkt in Balk worden deze elementen en componenten allemaal ingepast.
  6. 6. Een consument wil, mede door de voornoemde ontwikkelingen op het gebied van online en omnichannel, op brede schaal worden gefaciliteerd maar daarnaast nadrukkelijk worden geïnspireerd. In de vernieuwde formule van Poiesz wordt actief aan 'showcooking' gedaan (ter plaatse voor het publiek gerechten bereiden) waarbij er daarnaast ook ruimte is gereserveerd voor zogenoemde inspiratiemeters. Het doel is hiervan de consument verrassen en inspireren om nieuwe recepten uit te proberen en nieuwe combinaties te maken.
  7. 7. Ook op het gebied van communicatie en techniek is de behoefte van de hedendaagse consument sterk in ontwikkeling. Op communicatief vlak wordt de consument in de vernieuwde winkelformule middels traditionele communicatie alsmede de digitale varianten optimaal geïnformeerd en geprikkeld. Daar waar het gaat om de techniek wordt de consument van de mogelijkheid voorzien om gebruik te maken van zelfscanning. Hiervoor zijn aparte 'check-outs' (betaalkassa's) ontwikkeld en uiteraard is er ruimte ingeruimd voor de stalling van de zelfscanners en de stalling van de speciale winkelwagens die voor dit doel zijn ontwikkeld.
  8. 8. Het sociale aspect is ook een belangrijk onderdeel binnen het formule-beleid van Poiesz-supermarkten. Dit was altijd al zo maar in de vernieuwde winkels is er ook in praktische zin meer ruimte voorzien voor het ontmoeten van elkaar en het creëren van een omgeving waar de interactie (zowel onderling als vanuit de bedrijfsleider of de medewerkers met de consument) plaats kan vinden. Concreet is de koffiehoek met stamtafel een belangrijk ijkpunt in de vernieuwde formule en uiteraard heeft dit weer ruimtebeslag tot gevolg.
  9. 9. Binnen het bedrijf is service één van de 'unique selling points'. Poiesz onderscheidt zich op het gebied van klantgerichtheid en klantvriendelijkheid. Op meerdere fronten krijgen service en dienstverlening bovengemiddeld veel aandacht. Het servicepunt heeft een prominente plaats in de winkel en wordt continu bemand om de consument ten dienste te zijn. De service vertaalt zich verder in activiteiten zoals een stomerij-service en een PostNL-pakketservice waarmee de consument op haar wenken wordt bediend. De winkeltrip wordt daarmee voller en interessanter waarmee ook de toevoeging van meer branchevreemde activiteiten belangrijk zijn voor de continuïteit van het bedrijf.
  10. 10. Tot slot wil Poiesz ook op het gebied van duurzaamheid voldoen aan de marktnorm waarbij dit onder meer wordt doorvertaald in een beperkte retourette waarin niet alleen sprake is van de inname van lege flessen maar tevens ook het inzamelen van batterijen, lampen en vetten. Omdat de consument zo snel mogelijk de winkelwagen volledig beschikbaar wil hebben voor de producten, wordt de emballageafdeling aan het begin van de winkel gesitueerd waardoor er derhalve meer ruimtebeslag optreedt.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor een planvoornemen blijken. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie bestaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden voortkomend uit de omgevingsaspecten voor het plangebied beschreven en beoordeeld op eventuele beperkingen voor het planvoornemen.

4.1 Erfgoed

Normstelling en beleid

De Monumentenwet 1988 is per 01-07-2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2020 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Voor het onderzoek naar erfgoed wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân, waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.1.1 Archeologie

Toetsing

Op de FAMKE zijn voor het gemeentelijk grondgebied de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden, te weten Steentijd-Bronstijd en IJzertijd-Middeleeuwen. Voor beide onderzoeksperioden geldt het advies 'karterend onderzoek 3'. Archeologisch onderzoek wordt voorgeschreven bij ingrepen die groter zijn dan 5.000 m2 en dieper reiken dan 0,30 m, omdat eventuele archeologische resten zich nog onder de oppervlakte kunnen bevinden. Aangezien het planvoornemen en het betrokken plangebied van een kleinere omvang is (totaal: 4.158 m2), bestaat er geen noodzaak om archeologisch onderzoek te verrichten.

Conclusie

Dit bestemmingsplan mag wat betreft archeologie uitvoerbaar worden geacht.

Nota Bene

De archeologische meldingsplicht blijft van kracht. Dit betekent dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente De Fryske Marren.

4.1.2 Cultuurhistorie

Toetsing

De CHK2 is geraadpleegd op de aanwezigheid van belangwekkende cultuurhistorische elementen en objecten. Het plangebied blijkt deels op de plek van een vroegere 'boerderijplaats' te liggen. Boerderijplaatsen worden van belang geacht omdat deze de kern vormden van de vroegere agrarische samenleving en daarom kennis kunnen verschaffen over de bewoningsgeschiedenis en over de ontwikkeling van het cultuurlandschap. Omdat de ruimtelijke structuur van de boerderijplaats reeds is aangetast door de huidige bebouwing en infrastructuur in de buurt mag worden verondersteld dat in het plangebied geen cultuurhistorische waarden meer aanwezig zijn. Er is daarom van uit gegaan dat het cultuurhistorische aspect in het plangebied niet nader onderzocht hoeft te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPBLK17SUPERMARKTP-VA01_0003.jpg"

Figuur 3. Boerderijplaats (in roze) deels in plangebied en beschermd dorpsgezicht (in rood) aangrenzend aan plangebied

Verder grenst het plangebied aan het beschermde dorpsgezicht van Balk. De aanwijzing als beschermd dorpsgezicht op 27-09-1991 is ingegeven door het typerende lineaire karakter van bebouwing en onbebouwde ruimte in de oorspronkelijke dorpskern waar de rechtlijnige Luts als centraal element het uitgangspunt vormt. Deze kenmerkende ruimtelijke structuur is, in samenhang met de historisch waardevolle bebouwing, van zodanige cultuurhistorische waarde dat dit gebied als beschermd dorpsgezicht is aangewezen. Uit het aanwijzingsbesluit blijken geen beperkingen voor het gebied aangrenzend aan het beschermd dorpsgezicht, zoals ter plaatse van het planvoornemen.

Conclusie

Het planvoornemen van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door het aspect cultuurhistorie.

4.2 Bodem

Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet in ieder geval een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval. Voor te ontgraven en eventueel buiten een plangebied af te voeren gronden kan op basis van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) een milieuhygiënische verklaring van de gronden noodzakelijk zijn (en deze is met bodemonderzoek te verkrijgen). Dit is echter sterk afhankelijk van de toepassingslocatie.

Toetsing

Het zogeheten Bodemloket van Rijkswaterstaat biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die zijn uitgevoerd en over bedrijven of terreinen waar 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.

Voor dit bestemmingsplan is het Bodemloket geraadpleegd. Hieruit blijkt dat ter plaatse van de nieuwbouw geen sprake is van een verdenking op bodemverontreiniging. De nieuwe supermarkt leidt ook niet tot het realiseren van een voor bodemverontreiniging gevoelige functie. Planologisch bestaan er daarom geen bezwaren voor het planvoornemen en kan het bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht.

In het kader van de uiteindelijke aanvraag om omgevingsvergunning is wel inzage in de milieuhygiënische bodemkwaliteit nodig. Hiervoor is door Bodemvisie Milieu & Veiligheid BV uit Grou een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het verrichte onderzoek is als Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan opgenomen. De conclusies en het advies uit dit onderzoek zijn in navolgende overgenomen.

Verkennend bodemonderzoek

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op zintuiglijke wijze geen afwijkingen waargenomen die op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen zouden kunnen duiden. Eveneens is in de opgeboorde grond geen asbestverdacht materiaal waargenomen.

Zowel in de boven- als ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

In het grondwater is, na uitvoering van een herbemonstering, maximaal een matig verhoogde concentratie aan koper gemeten. Aangezien geen sterk verhoogde waarden meer zijn gemeten en de verwachting bestaat dat het chemisch evenwicht zich verder zal herstellen, worden geen belemmeringen verwacht met betrekking tot de beoogde nieuwbouw.

Volledigheidshalve is opgemerkt dat bij eventuele toekomstige grondwerkzaamheden mogelijk aanvullende analyses noodzakelijk zijn en de grond wellicht niet zonder restricties buiten de locatie kan worden toegepast. Het Bbk zal dan van kracht kunnen worden.

Conclusie

Er bestaan uit oogpunt van bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan geen beperkingen voor de nieuwe supermarktbebouwing op de locatie.

4.3 Ecologie

Normstelling en beleid

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van zowel de soorten- als wel de gebiedsbescherming. Per 01-01-2017 is hiertoe de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht.

Ecologische inventarisatie

Om nader inzicht te verkrijgen in het voorkomen van beschermde natuurwaarden in het plangebied is in het voorjaar van 2017 een ecologische inventarisatie uitgevoerd die als Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is opgenomen. De consequenties van de voorgenomen sloop-, kap-, graaf- en bouwwerkzaamheden in het plangebied zijn getoetst aan de Wnb en het provinciaal gevoerde natuurbeleid.

Uit de resultaten van de ecologische inventarisatie blijkt aanleiding te bestaan tot het verrichten van vervolgacties vanwege de soortenbescherming. Aanvullend onderzoek is nodig naar vleermuis en huismus.

Aanvullende ecologische onderzoeken

De aanvullende onderzoeken zijn als Bijlage 4 bij dit onderzoek opgenomen. Het vervolgonderzoek naar ecologie is gebonden aan het volgen van werkprotocollen die toezien op het verrichten van onderzoek in de juiste periode. Het onderzoek naar vleermuis is opgestart in het najaar van 2017 (met twee inventarisaties tussen half augustus en begin oktober) met een afronding in 2018 (twee inventarisaties in de periode van half mei tot half juli). Het onderzoek naar huismus heeft in 2018 plaatsgevonden (twee inventarisaties begin april tot half mei).

Om mogelijke belemmeringen voor de planning van de planuitvoering voor te zijn, is er zekerheidshalve voor gekozen om op voorhand maatregelen te nemen door het plaatsen van vleermuizenkasten. De vleermuizenkasten zijn eind oktober 2017 rondom het plangebied geplaatst.

In het plangebied zijn bij de aanvullende onderzoeken geen nesten van huismus of verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. De inventarisatie toont aan dat gewone en ruige dwergvleermuis en laatvlieger wel zeer sporadisch foerageren in of direct om het plangebied. Het plangebied vormt echter geen belangrijk onderdeel van het foerageergebied van huismussen en vleermuizen. Dit heeft er vrijwel zeker mee te maken dat het plangebied vrijwel volledig is verhard en bebouwd. Ook vormt het plangebied geen onderdeel van een belangrijke vliegroute van vleermuizen.

Conclusie

Bij uitvoering van het plan gaan geen jaarrond beschermde nest- en verblijfplaatsen van huismus of vleermuizen verloren. Ook wordt geen essentieel foerageergebied van huismus en vleermuizen aangetast en leidt het plan niet tot onderbreking van een essentiële vliegroute van vleermuizen.

Verbodsovertredingen van de Wet natuurbescherming kunnen worden uitgesloten wanneer bij uitvoering van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels. De Wet natuurbescherming kent geen standaardperiode voor het broedseizoen; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.4 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim: Activiteitenbesluit).

Toetsing

In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierin is informatie opgenomen die met risico's te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het planvoornemen van dit bestemmingsplan is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. Hieruit is gebleken dat in en in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. De meest nabijgelegen bron is een LPG-inrichting op minimaal 500 m afstand. Het plangebied ligt niet in de invloedssfeer hiervan.

Op het thema van de externe veiligheid is door de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) advies uitgebracht. Dit advies is als Bijlage 5 bij dit bestemmingsplan opgenomen. Uit de advisering van de FUMO blijkt ook dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Omdat de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de basisbrandweerzorg (ten aanzien van onder meer bereikbaarheid, beschikbaarheid van bluswater en opkomsttijden) ziet Brandweer Fryslân af van de mogelijkheid tot het geven van een repressief advies

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

Normstelling

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor (PM2,5). Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn onder andere projecten vrijgesteld die leiden tot minder dan 3% verslechtering van luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeenkomt met 1.504 auto's dan wel 109 vrachtwagens per weekdagetmaal (Grenswaarde in 2017, per 29-05-2017).

PM10 en PM2,5 zijn sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.

Toetsing

Het is in geen geval aannemelijk dat als gevolg van het planvoornemen een dusdanige toename van het verkeer plaatsvindt dat de luchtkwaliteit in het geding komt. In paragraaf 4.9.2 is nader ingegaan op de verkeerseffecten van het planvoornemen. Geconstateerd is dat geen wijzigingen in de grootte van de dagelijkse verkeersstroom van en naar het plangebied hoeft te worden verwacht. Het planvoornemen kan dan ook worden aangemerkt als een project van 'nibm'. Luchtkwaliteitsvereisten vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het planvoornemen van dit bestemmingsplan wordt niet door de wettelijk gestelde eisen wat betreft het aspect luchtkwaliteit belemmerd.

4.6 Bedrijvenhinder

Normstelling en beleid

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, als uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen hinderveroorzakende functies, zoals bedrijven en voorzieningen, en hindergevoelige functies, zoals woningen, noodzakelijk. Bij de ruimtelijk-functionele afstemming hiervan kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten in gebieden met functiescheiding (omgevingstype 1: rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied). De grootst aangegeven afstand is bepalend.

In de genoemde VNG-publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden. Bij het omgevingstype ‘rustige woonwijk of rustig buitengebied’ wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies inhoudt. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Hiertoe bestaat de methode dat de bij functiescheiding op grond van de VNG-publicatie aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (milieucategorie 1 wordt 0, 2 wordt 1, 3.1 wordt 2, etc.). Een andere methode is om te werken met een categorie-indeling waarbij voorwaarden voor de inpassing worden gegeven, te weten:

  • Categorie A: Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • Categorie C: Activiteiten zoals genoemd bij categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

In woongebieden is vooral sprake van omgevingstype 1, oftewel de rustige gebieden waar functiescheiding wordt nagestreefd. In centrumgebieden en de directe overgangszones is eerder sprake van omgevingstype 2 betreffende de levendige gebieden met functiemenging. Ter plaatse komen naast elkaar diverse functies als wonen, bedrijvigheid, detailhandel en voorzieningen voor, dan wel dat hier de juridisch-planologische mogelijkheden toe bestaan.

Toetsing

Op basis van de VNG-publicatie geldt voor supermarkten (SBI-code 471) in geval van functiescheiding een minimale richtafstand van 10 m (milieucategorie 1) tot aan hindergevoelige objecten. De aspecten geluid en gevaar gelden hiervoor als maatgevende afstand. In geval van functiemenging is categorie B van toepassing.

Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied vormt het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die in de verschillende op de verbeelding aangegeven bestemmingen zijn toegelaten. Op basis hiervan is in planologisch-juridische zin nagegaan welke milieuhinderlijke bedrijvigheid is toegelaten en waar hindergevoelige functies aanwezig zijn. Rondom het plangebied blijkt aan diverse zijden sprake van woonbestemmingen en reguliere functietoedelingen wat betreft verkeer en groen. Daarnaast grenst het plangebied aan de noordkant aan de centrumbestemmingen in de historische dorpskern van Balk langs de Luts. Gelet hierop kan in en rondom het plangebied worden gesproken van een gebied met functiemenging, ofwel gemengd gebied.

Het planvoornemen dat met dit bestemmingsplan voorligt, leidt tot de nieuwbouw van een supermarkt naast de bestaande supermarkt. Hierdoor is sprake van wijzigingen in de hinder van bedrijvigheid rondom het plangebied. Hoewel het gebied voor functiemenging kan worden aangemerkt, wordt met het planvoornemen voldaan aan de aan te houden minimale richtafstand van 10 m van de supermarkt tot aan de gevels van nabijgelegen woningen.

Het planvoornemen is uit oogpunt van een zogeheten 'goede ruimtelijke ordening' uitvoerbaar op basis van de genoemde VNG-publicatie. Wel dient ook uit milieutechnisch oogpunt aangetoond te worden dat de geluidsuitstraling in de nieuwe situatie niet onevenredig wijzigt. Dit heeft met een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. De onderzoeksresultaten hiervan zijn in paragraaf 4.7.2 betreffende 'Geluidhinder vanwege de voorgenomen functie' besproken.

Conclusie

De uitvoerbaarheid van het planvoornemen van dit bestemmingsplan ondervindt met het oog op een goede ruimtelijke ordening geen belemmeringen vanwege het aspect bedrijvenhinder.

4.7 Geluidhinder

4.7.1 Vanwege wegverkeer

Wet- en regelgeving

De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Van de mogelijkheid tot spoorweglawaai en industrielawaai is in het plangebied geen sprake. Daarom is in navolgende alleen op wegverkeerslawaai ingegaan. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid.

Toetsing

Met het planvoornemen voor de nieuwe supermarkt wordt niet voorzien in het oprichten van een nieuw geluidgevoelig object of functie. Ook vinden er geen ingrijpende wijzigingen in de toeleidende verkeersinfrastructuur rondom het plangebied plaats waardoor verkeersstromen in belangrijke mate zouden kunnen veranderen ten nadele van geluidgevoelige objecten in de omgeving. Daarnaast ligt het plangebied in een zone met een verkeersregime van 30 km/uur. Dit betekent dat er geen sprake is van een wettelijke geluidzone waarbinnen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai moet worden verricht. Het uitvoeren van geluidsberekeningen ten aanzien van wegverkeerslawaai is dan ook niet nodig geweest. Op indirecte hinder betreffende wegverkeerslawaai vanwege de inrichting (het supermarktbedrijf) is in navolgende (paragraaf 4.7.2) ingegaan.

Conclusie

De uitvoerbaarheid van het planvoornemen van dit bestemmingsplan wordt niet door geluidhinder vanwege wegverkeer belemmerd.

4.7.2 Vanwege de voorgenomen functie

Wet- en regelgeving

De te realiseren supermarkt valt onder de werkingssfeer van het ‘Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ (Activiteitenbesluit milieubeheer) en betreft een inrichting type B. De op grond van het planvoornemen te verwachten geluidsniveaus dienen uit oogpunt van milieuwetgeving getoetst te worden aan de in dit besluit opgenomen geluidsvoorschriften.

Voor het planvoornemen is inzage nodig in de toekomstige geluidssituatie vanwege de nieuwe supermarkt. Ten behoeve van het planvoornemen is door Noorman Bouw- en milieuadvies uit Groningen dan ook een prognostisch akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting van de nieuwe inrichting op de omgeving. Dit akoestisch onderzoek geldt als Bijlage 6 bij dit bestemmingsplan. Uit de conclusies van het akoestisch onderzoek blijkt het volgende.

Akoestisch onderzoek

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus

Uit het onderzoek volgt dat ten aanzien van de langtijdgemiddelde boordelingsniveaus de inrichting in de nieuwe situatie kan voldoen aan de algemene geluidvoorschriften als verbonden aan het ‘Activiteitenbesluit milieubeheer’. Tevens wordt voldaan aan de richtwaarden geldend voor een gemengde woonomgeving als opgenomen in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’.

Maximale geluidniveaus

Uit het onderzoek volgt dat in de nieuwe situatie de maximale geluidniveaus vanwege de inrichting, invallend op de omliggende woningen van derden, ten hoogste 72 dB(A) in de dagperiode bedragen, 52 dB(A) in de avondperiode en 49 dB(A) in de nachtperiode. In de dagperiode worden de maximale geluidniveaus veroorzaakt door het laden en lossen van vrachtwagens. Laad- en losactiviteiten zijn op grond van het ‘Activiteitenbesluit milieubeheer’ uitgesloten van toetsing. Aan de algemene voorschriften als verbonden aan het ‘Activiteitenbesluit milieubeheer’ kan daarmee worden voldaan.

De in de VNG-publicatie aangegeven richtwaarde van 70 dB(A) in de dagperiode wordt met ten hoogste 2 dB overschreden ter plaatse van de woningen aan De Finne. Van de richt- en grenswaarden kan door de gemeente als zijnde het bevoegd gezag gemotiveerd worden afgeweken. De geldende milieuregelgeving, waaronder het Activiteitenbesluit milieubeheer, kan daarbij een rol spelen. In de afweging kan worden betrokken dat de berekende maximale geluidniveaus afnemen ten opzichte van de bestaande situatie, hinder niet is te verwachten en er nagenoeg geen mogelijkheden zijn om deze verder te beperken.

Indirecte hinder

De voorkeurswaarde voor indirecte hinder bedraagt LAeq = 50 dB(A) in de dagperiode. Uit het onderzoek volgt dat ter plaatse van de omliggende woningen aan deze waarde kan worden voldaan. In de avondperiode bedraagt de voorkeurswaarde LAeq = 45 dB(A). Uit het onderzoek volgt dat op een drukke winkelavond deze waarde mogelijk met 2 tot 3 dB wordt overschreden ter plaatse van de woningen De Dammen 31, De Warren 25 t/m 31 en De Oper 12. Voor deze omliggende woningen geldt dat gelet op de staat van onderhoud en de gevelopbouw, kan worden uitgegaan van een minimale gevelgeluidwering GA = 20 dB. Het te verwachten binnenniveau bedraagt ten hoogste 48 – 20 = 28 dB(A). Aan de toelaatbare binnenwaarde van 30 dB(A) wordt voldaan. Indirecte hinder vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

Conclusie

Gelet op het uitgevoerde akoestisch onderzoek kan het planvoornemen van dit bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht wanneer door het bevoegd gezag wordt afgeweken van de richt- en grenswaarden (op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer) ten aanzien van de overschrijding van het maximale geluidniveau in de dagperiode voor de woningen aan De Finne. Er dient gemotiveerd te worden aangegeven waarom in de concrete situatie de (hogere) geluidbelasting acceptabel wordt geacht. Hiervoor gelden de hierna opgenomen afwegingen.

Afwegingen

Voor het afwijken van de richt- en grenswaarden kunnen de volgende aspecten worden betrokken:

  • De (berekende) overschrijding is beperkt tot 2 dB. In de praktijk is een geluidtoename tot 2 dB als nauwelijks waarneembaar te beoordelen en valt binnen de reken- en meetnauwkeurigheid.
  • De maximale geluidbijdrage wordt veroorzaakt door laad- en losactiviteiten. Het aantal vrachtwagens dat in de dagperiode wordt geladen of gelost bedraagt ten hoogste vier. Hinder vanwege laad- en losactiviteiten is doorgaans niet te verwachten en om deze reden uitgezonderd van toetsing in het kader van het 'Activiteitenbesluit milieubeheer'. Gelet op de beperkte mate van overschrijding en de beperkte losduur is hinder in voorliggende situatie eveneens niet te verwachten. Dit temeer omdat de woningen liggen in een winkelgebied, waar dergelijke (maximale) niveaus ook zijn te verwachten.
  • In de bestaande situatie bedraagt het maximale geluidniveau LAmax = 74 dB(A) ter plaatse van de woning De Dammen 31. De nu ter plaatse van de woningen aan de Finne berekende maximale geluidsbijdrage is 2 dB lager.
  • Er zijn nagenoeg geen maatregelen mogelijk om de maximale geluidniveaus vanwege het laden en lossen verder te beperken. Bepalend zijn de maximale geluidniveaus ter hoogte van de laadklep. De realisatie van een effectieve afscherming is niet mogelijk, omdat daarmee de rijbaan wordt geblokkeerd. Voor het inpandig laden en lossen of het laden en lossen middels een dockshelter ontbreekt de fysieke ruimte. Tevens bestaat bij het realiseren van een dockshelter, de noodzaak voor de vrachtwagens om achteruit te rijden. Hierbij wordt de achteruitrijdsignalering gebruikt. De maximale bronsterkte is vergelijkbaar aan deze van de laad- en losactiviteiten, maar kan vanwege het tonale aspect als hinderlijker worden ervaren. Ook vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid stuit het achteruitrijden met een vrachtwagen in een winkelgebied op bezwaren.

4.8 Water

Normstelling en beleid

In de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets' van belang voor het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit en kwantiteit van water. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Watertoets

Voor dit bestemmingsplan is op 05-07-2017 een digitale watertoets aangevraagd bij Wetterskip Fryslân. De reactie van het waterschap op het planvoornemen is in Bijlage 7 opgenomen. Op basis van de aangeleverde gegevens is met de digitale watertoets geconstateerd dat met betrekking tot het planvoornemen een 'korte procedure' moet worden gevolgd. Dit betekent dat voorliggend plan een beperkte invloed heeft op wijzigingen in de waterhuishouding en afvalwaterketen. Mogelijke gevolgen kunnen worden opgevangen door het treffen van gestandaardiseerde maatregelen.

In de Leidraad watertoets van Wetterskip Fryslân staan aandachtspunten voor alle wateraspecten omschreven waarmee rekening gehouden moet worden en is ook informatie raadpleegbaar over te nemen standaard maatregelen.

Conclusie

Wat betreft voorliggend plan bestaan er geen waterhuishoudkundige bezwaren. De watertoets is afgerond met het afgeven van de indicatie dat een 'korte procedure' op het plan van toepassing is.

4.9 Overig

4.9.1 Kabels en leidingen

Voor het plangebied en directe omgeving is een KLIC-melding gedaan. Hieruit blijkt dat in het plangebied sprake is van nutsinfrastructuur zijnde de gebruikelijke huisaansluitingen betreffende gas, water, elektriciteit, kabel en/of telecom. Deze worden ten behoeve van het planvoornemen zo nodig verlegd. In en direct rondom het plangebied zijn verder geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die een belemmering voor het planvoornemen zouden kunnen opleveren.

4.9.2 Verkeerseffecten

Voor iedere ruimtelijke ontwikkeling geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid).

In navolgende zijn de verkeerseffecten vanwege het planvoornemen in het plangebied in beeld gebracht. Hiertoe is gebruik gemaakt van de "Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren" (vastgesteld 31 januari 2018 en in werking getreden op 1 maart 2018). De nota vormt een eenduidig toetsingskader voor het bepalen van de parkeerbehoefte en voor het voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De brutovloeroppervlakte (bvo) van het nieuwe gebouw is nagenoeg gelijk aan het oude gebouw. Dit betekent dat de bestaande parkeeroplossing reeds voldoende is. Uit tellingen van de gemeente blijken er 120 parkeerplaatsen aanwezig. In de nieuwe situatie wordt het aantal parkeerplaatsen 114. Bij bestudering van de beleidsregels blijkt ook dat de parkeerbehoefte van de supermarkt ruimschoots onder het huidige parkeeraanbod ligt. Omdat de supermarkt niet groter wordt dan in de bestaande situatie is er verder geen sprake van een te verwachten verkeerstoename. Er mag worden uitgegaan van gelijkblijvende verkeersstromen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPBLK17SUPERMARKTP-VA01_0004.jpg"

Figuur 4. Bestaande bouw en parkeerplaatsen in plangebied en oostelijke parkeerterrein (bron: Wijbenga Architecten en Adviseurs)

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPBLK17SUPERMARKTP-VA01_0005.png"

Figuur 5. Nieuwbouw en parkeerplaatsen in plangebied en oostelijke parkeerterrein (bron: Wijbenga Architecten en Adviseurs)

Bij gebruikmaking van de beleidsnota is uitgegaan van een full service supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) in de bebouwde kom. De supermarkt in Balk kan als zodanig worden aangemerkt. Een fullservice supermarkt wordt gekenmerkt door een relatief hoog prijsniveau. Ook het serviceniveau is van een hoog niveau en het assortiment is (soms zeer) uitgebreid. Dit soort supermarkten heeft speciale afdelingen voor vlees, kaas en brood. De verkoopvloeroppervlakte is vaak groter dan 1.000 m2.

De parkeerkencijfers zijn per 100 m2 bvo 5,6 parkeerplaatsen. Het voor de supermarkt benodigde aantal parkeerplaatsen is dan 82 parkeerplaatsen. Met een totaal aantal parkeerplaatsen van 114 rondom de supermarkt bestaat voldoende gelegenheid om te parkeren.

4.9.3 M.e.r.-verantwoording

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken. De activiteiten die in het plangebied worden beoogd, overschrijden geen drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het bestemmingsplan is daarom de vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing.

Bij wetswijziging van het Besluit m.e.r. per 7 juli 2017 moet (met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017) een particulier of ondernemer een vormvrije m.e.r.-beoordeling middels een aanmeldnotitie bij het bevoegd gezag aanvragen. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of een voorgenomen activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben. Door het bevoegd gezag, in deze de gemeente, zal op grond van de aanmeldnotitie binnen 6 weken na indiening worden beslist of een milieueffectrapportage voor een planvoornemen moet worden opgesteld.

In het kader van het planvoornemen van voorliggend bestemmingsplan is namens initiatiefnemer een aanmeldnotitie bij de gemeente ingediend. Door de raad is hierop d.d. 25 april 2018 het m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen om af te zien van het opstellen van een milieueffectrapport. Dit raadsbesluit geldt als Bijlage 8 bij deze toelichting.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Plansystematiek

Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 01-01-2010 van kracht zijn.

SVBP2012

De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.

Analoog vs. digitaal bestemmingsplan

De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.

5.2 Toelichting Op De Regels

De hoofdstukindeling van de regels is op een standaardwijze opgesteld, namelijk:

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels betreffen de inleidende regels.

Artikel 1: Begrippen

In artikel 1 van de regels zijn waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Een deel van deze begrippen is voorgeschreven in de SVBP2012.

Artikel 2: Wijze van meten

De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels zijn de bestemmingsregels die betrekking hebben op de in het bestemmingsplan gehanteerde bestemmingen en artikelsgewijs in de regels zijn opgenomen. De regels kunnen onder meer bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Bestemmingsomschrijving: In de bestemmingsomschrijving wordt uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen de bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan.
  • Bouwregels: De bouwregels bieden het kader in hoeverre er ergens gebouwd mag worden voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen dan wel het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels kunnen eisen wat betreft maatvoering, oppervlakte- en inhoudsbepalingen en aantallen te plaatsen bouwwerken omvatten.
  • Afwijken van de bouwregels: Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels.

Met voorliggend bestemmingsplan is sprake van de bestemmingen 'Detailhandel' en 'Verkeer - Parkeerterrein'.

Artikel 3: Detailhandel

Voor deze bestemming geldt dat er in de eerste bouwlaag - naast andere vormen van detailhandel - een supermarkt ter plaatse van de aanduiding "supermarkt" is toegestaan. Bebouwing hiervoor is mogelijk binnen het aangeduide bouwvlak dat gelijk is aan de bestemmingsgrens. Van het bouwvlak mag maximaal 90 % bebouwd worden. Dit bebouwingspercentage is met de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven op de verbeelding. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,5 m, met ter plaatse van de ingang een architectonisch accent met een maximale bouwhoogte van 8 m. Deze bouwhoogten zijn middels de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" als zodanig aangegeven op de verbeelding.

Artikel 4: Verkeer - Parkeerterrein

De direct aangrenzende gronden bedoeld voor het parkeren zijn gelijk aan de plansystematiek van het omliggende bestemmingsplan Balk-Noord bestemd als 'Verkeer - Parkeerterrein'. Voor het parkeerterrein geldt dat hier geen gebouwen zijn toegestaan, met uitzondering van gebouwen voor de stalling van winkelwagens. Wel kunnen er andere bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de naastgelegen detailhandelsbestemming, zoals (ondergrondse) containers voor de inzameling van bijvoorbeeld glas en kleding, reclamezuilen (muppys), laadpalen en vlaggenmasten. De beide, overeenkomstig de mogelijkheden op grond van het geldende bestemmingsplan, toegelaten standplaatsen voor detailhandel worden naar de oostkant van de nieuwe supermarkt verplaatst en zijn op die plek van een eigen aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - standplaats" voorzien.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 5: Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Artikel 6: Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande maatvoeringen, de overschrijding van bouwgrenzen en plaatselijke verhogingen.

Artikel 7: Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is geregeld welk gebruik in ieder geval tot strijdig gebruik met de in het plan opgenomen bestemmingen wordt gerekend.

Artikel 8: Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

Artikel 9: Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels bieden de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om de in het plangebied opgenomen bestemming onder voorwaarden te wijzigen ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur.

Artikel 10: Overige regels

Overige regels zien er op toe dat er een juiste afstemming aanwezig is tussen het bestemmingsplan en wettelijke regelingen zoals die bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan van kracht zijn. In geval van voorliggend bestemmingsplan is in dit artikel de borging van voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het plangebied vastgelegd.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn de afsluitende regels van het bestemmingsplan neergelegd. Het gaat hierbij om:

Artikelen 11 en 12: Overgangsrecht en slotregel

Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen van de regels opgenomen.

5.3 Overige Aspecten

5.3.1 Additionele voorzieningen

In de regels van dit bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke.

5.3.2 Handhaving

Het bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor burgers waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.

5.4 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase

De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak als een concept- dan wel voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook kan de gemeente aan belangstellenden de mogelijkheid bieden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. In dit geval is er voor gekozen voor het plan geen inspraakprocedure te volgen. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overlegreacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.

Terinzageleggingsfase

Het ontwerpbestemmingsplan wordt na aankondiging in de Staatscourant, het Gemeenteblad en de website www.officielebekendmakingen.nl voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten (GS) of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling.
  • Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van GS en/of de ILT wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Binnen 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Indien geen beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan is ingediend, is het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn onherroepelijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

6.1.1 Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Bro aangegeven. Dit bestemmingsplan ziet toe op de sloop van de bestaande supermarkt en herbouw van een nieuwe supermarkt en betreft daarmee een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Bro onder b: "de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen".

Doel van een grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

6.1.2 Onderzoeks- en plankosten

De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit bestemmingsplan worden door de ontwikkelende partij gedragen. Door de gemeente worden kosten voor de ambtelijke planbegeleiding gemaakt die worden verhaald in de tussen partijen af te sluiten anterieure overeenkomst waarin de kostenafspraken zijn vastgelegd.

6.1.3 Realisatiekosten en financiële uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer van het planvoornemen van dit bestemmingsplan is een private partij; te weten Poiesz Vastgoed B.V. uit Scharnegoutum. Poiesz is een regionale en met meer dan 60 vestigingen een gevestigde partij in de supermarktbranche. De kosten voor realisatie van het planvoornemen komen voor rekening van het supermarktbedrijf. Poiesz heeft hiertoe budget gereserveerd. Het gaat om een financieel gezond bedrijf met kennis van zaken. Op grond daarvan mag in redelijkheid worden aangenomen dat de beoogde ontwikkeling binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar wordt uitgevoerd.

6.1.4 Planschade

Door het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in planschade wordt ingediend. Diegenen die schade lijden door de bestemmingsplanherziening, omdat hun onroerend goed in waarde vermindert, kunnen de schade verhalen (voor zover deze redelijkerwijs niet voor de aanvrager behoort te blijven) wanneer dit boven de 2% van de waarde van het onroerend goed uitkomt. Afspraken over de mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden in de tussen initiatiefnemer en gemeente overeengekomen anterieure overeenkomst opgenomen.

6.1.5 Conclusie

Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, is geregeld in een tussen de gemeente en initiatiefnemer gesloten afzonderlijke anterieure overeenkomst. Op basis van deze overweging moet het planvoornemen van dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Voorgaande betekent dat dit bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Informatiebijeenkomst

Voor het dorp is vooruitlopend op de officiële bestemmingsplanprocedure op 14 maart 2018 in De Treemter te Balk een inloopavond over het plan van Poiesz en het daarop gebaseerde bestemmingsplan georganiseerd. Deze informatiebijeenkomst stond open voor belangstellenden om de plannen in te kunnen zien en daar een toelichting op te krijgen.

6.2.2 Inspraak

Voor het plan zal geen inspraakprocedure worden gevolgd. Wel kunnen in een latere fase op het ontwerpplan door een ieder zienswijzen worden ingediend (zie paragraaf 6.2.4).

6.2.3 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro kan een voorontwerp-bestemmingsplan aan verschillende maatschappelijke instanties worden voorgelegd voor een reactie. In het geval overduidelijk is dat er geen belangen van toepassing zijn, kan hiervan worden afgezien. Zo is overleg met het Rijk niet noodzakelijk als rijksbelangen geen rol spelen. Daarnaast is geen vooroverleg met Provinsje Fryslân nodig als dit aangegeven staat in bijlage B van de Notitie Inwerkingtreding Verordening Romte Fryslân 2014 van 25-11-2014.

Dit bestemmingsplan is voor een reactie voorgelegd aan diverse maatschappelijke instanties. Alleen Provinsje Fryslân heeft hierop per brief van 8 maart 2018 gereageerd met een opmerking op het onderwerp Wet natuurbescherming. Deze brief geldt als bijlage van de reactienota van overleg, die als bijlage 8 bij dit bestemmingsplan is opgenomen. Daarnaast heeft de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) advies uitgebracht op het aspect externe veiligheid. Ook deze reactie is in de nota van overleg opgenomen.

6.2.4 Tervisielegging ontwerp

Op grond van artikel 3.8 Wro is het ontwerp van dit bestemmingsplan van 11 mei 2018 tot en met 21 juni 2018 ter visie gelegd. In de periode van tervisielegging kon door iedereen een zienswijze worden ingediend.

Er zijn drie zienswijzen ingediend. In de "Nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen" (Bijlage 10) zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op 25 september 2018 gewijzigd vastgesteld. Tijdens de raadsvergadering is een motie aangenomen om het voetpad aan de Oper te handhaven. Hierdoor wordt het toekomstig aantal parkeerplaatsen in het plangebied niet 120, maar 114.

Bijlage 1 Schetsplan

Bijlage 1 Schetsplan

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Ecologische Inventarisatie

Bijlage 3 Ecologische inventarisatie

Bijlage 4 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 4 Nader ecologisch onderzoek

Bijlage 5 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 5 Advies externe veiligheid

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek

Bijlage 7 Watertoets

Bijlage 7 Watertoets

Bijlage 8 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 8 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 9 Reactienota Overleg En Ambtshalve Aanpassingen

Bijlage 9 Reactienota overleg en ambtshalve aanpassingen

Bijlage 10 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen

Bijlage 10 Nota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen