Balk - Herontwikkeling Jachthaven Lutsmond
Bestemmingsplan - Gemeente De Fryske Marren
Vastgesteld op 24-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Balk - Herontwikkeling Jachthaven Lutsmond met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPBLK19JHVLUTSMOND-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk:
een bouwwerk dat in een directe fysieke verbinding staat met het (hoofd)gebouw waaraan zij wordt aan- of uitgebouwd. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk een vergroting van een bestaande ruimte is;
1.6 aan huis verbonden werkactiviteit:
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder werkactiviteit als hier bedoeld worden in elk geval niet begrepen: garagebedrijven, detailhandel, horeca, showrooms en prostitutie;
1.7 aanleggelegenheid:
gelegenheid voor het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.9 bêd en brochje:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanige exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
1.13 bedrijfswoning:
een gebouw geheel of gedeeltelijk ingericht ten behoeve van het wonen op een terrein behorende bij een op hetzelfde bouwperceel aanwezig bedrijf, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf;
1.14 bestaand:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
- 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening tot stand zijn gekomen;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk:
een functioneel met een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd(e) gebouw of overkapping, dat / die daaraan qua hoogte, alsmede omvang en/of situering ondergeschikt is;
1.18 boothuis:
een bijbehorend bouwwerk, bedoeld voor een overdekte lig- of opslagplaats voor een of meer vaartuigen;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.24 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 dagrecreatief medegebruik
extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 educatief medegebruik:
een gebruik van gronden en bouwwerken gericht op het overbrengen van kennis dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;
1.28 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis of bedrijfswoning, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.29 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten (niet bedoeld weekmarkten), braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;
1.30 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.33 horecabedrijf
een bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;
categorie 1:
vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt: lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie;
categorie 2:
vormen van horeca die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals: buurthuizen, sportkantines en kerkelijke centra;
categorie 3:
vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd: restaurants, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant, pension;
categorie 4:
vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders: pizzeria, Chinese restaurants;
categorie 5:
vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt: cafetaria, snackbar, viskraam, shoarmazaak;
categorie 6:
vormen van horeca waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt: café, bar, eetcafé, pub, dancing met een dansvloeroppervlak van kleiner dan 10 m² en café-restaurant;
categorie 7:
vormen van horeca zoals een discotheek en een dancing met een dansvloer-oppervlak groter dan 10 m²;
1.34 huishouden:
één of meer personen in een woning of een woonruimte, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners;
1.35 jachthaven:
een haven met de daarbij behorende gronden waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen of ligplaats innemen van recreatie- of pleziervaartuigen;
1.36 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.37 kap:
een dak met een zekere helling;
1.38 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.39 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.40 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.41 overkapping:
elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.42 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
- het NAP -0,52 m;
1.43 permanente bewoning:
bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;
1.44 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.45 prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.
Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.46 recreatiebungalow (of recreatiewoning of zomerhuis):
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
1.47 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.48 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.49 vrijstaand/op zichzelf staand bijbehorend bouwwerk:
bouwwerk dat vrijstaand van het (hoofd)gebouw waar het bij hoort wordt gebouwd;
1.50 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur - Open Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Open landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden;
- b. sloten, poelen en daarmee gelijk te stellen wateren;
met daaraan ondergeschikt:
- c. agrarisch medegebruik;
- d. dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.
Artikel 4 Recreatie - Jachthaven
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. jachthavens;
- b. standplaatsen ten behoeve van het kleinschalig kamperen;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, een plek voor vuilwaterinname en het innemen van drinkwater, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'
met daaraan ondergeschikt:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterkering;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- 1. het beheer en onderhoud van de jachthaven;
- 2. sanitaire voorzieningen;
- 3. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje;
- 4. een havencafé, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6';
- 5. kleinschalige, ondergeschikte horeca tot en met categorie 1;
niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- h. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;
- i. een terras ten behoeve van het havencafé, ter plaatse van de aanduiding 'terras';
- j. kaden, aanlegplaatsen en ligplaatsen voor recreatie- en/of pleziervaartuigen;
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 4.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- 1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en de stedenbouwkundige inrichting van de gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in 4.1;
- b. het gebruik van gebouwen anders dan bedrijfswoningen voor permanente bewoning;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
- d. het gebruik van op zichzelf staande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
- e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, behoudens voor zover het betreft kleinschalig kamperen ondergeschikt aan en ten dienste van de jachthaven, met dien verstande dat ten hoogste 15 kampeereenheden in de vorm van tenten zijn toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
- 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, tot een maximum van 75 m²;
- 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij het totale aantal werkenden niet meer mag bedragen dan twee;
- 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
- 4. de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
- 5. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
- 6. er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
- 7. opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
- 8. het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
- 9. er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
- 10. dit leidt tot onevenredig extra autoverkeer in een mate waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
- g. het gebruik van een bedrijfswoning voor bêd en brochje zodanig dat:
- 1. de woonfunctie niet behouden blijft;
- 2. het aantal kamers ten behoeve van bêd en brochje meer bedraagt dan 3;
- 3. de oppervlakte per bêd en brochjekamer meer bedraagt dan 25 m²;
- 4. de bêd en brochje functie geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalige, ondergeschikte horeca tot en met categorie 2, indien de bruto vloeroppervlakte meer bedraagt dan 55 m². Deze oppervlakte geldt in samenhang met de oppervlakte die in artikel 5, lid 5.4.1 onder i is opgenomen, zodat er binnen het gehele plangebied geen grotere oppervlakte voor kleinschalige, ondergeschikte horeca aanwezig is dan 55 m².
Artikel 5 Recreatie - Recreatiewoningen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken, waarvan ten hoogste één gebruikt mag worden als bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje;
- b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- 1. een receptie;
- 2. kleinschalige, ondergeschikte horeca tot en met categorie 1;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van stalling en onderhoud;
- d. dagrecreatieve voorzieningen;
- e. terreinen, straten en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterkering;
- j. bijbehorende bouwwerken,
- k. andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ter bescherming van de landschappelijke waarden en de stedenbouwkundige inrichting van de gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. paden;
- c. sloten, bermen en beplanting;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- f. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor wegen bestaande uit meer dan 2 rijstroken.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bestaande maatvoeringen
Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.
8.2 Overschrijding bouwgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:
- de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
8.3 Plaatselijke verhogingen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
- b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- d. de regels in die zin dat gebouwen en/of andere bouwwerken ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
- 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
- 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
- b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Beleidsregels Parkeren 2017 (hierna: Beleidsregels parkeren) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Beleidsregels parkeren (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Beleidsregels parkeren opgenomen regels en voorwaarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplanBalk - Herontwikkeling Jachthaven Lutsmond
van de gemeente De Fryske Marren.
Behorend bij het besluit van 24 juni 2020.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ten noordoosten van Balk ligt een recreatiegebied aan watergang de Lutsmond aansluitend op het Slotermeer. Jachthaven en camping Lutsmond is voornemens het bestaande terrein op te waarderen door nieuwe recreatiewoningen te realiseren langs een nieuw te graven waterpartij. Hierbij vinden de plannen om ten westen van het recreatiegebied camperplaatsen te realiseren geen doorgang. De planologische mogelijkheden hiervoor dienen geschrapt te worden. De aanleiding voor deze opwaardering zijn de veranderingen in de wensen vanuit de markt/de consument.
Deze ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van het geldende planologische regelingen. Het recreatiebedrijf is geregeld in een beheersverordening en de strook voor camperplaatsen in een postzegelbestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te kunnen maken, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Om deze reden wordt voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is.
1.2 Plangebied
Het recreatiebedrijf ligt in het recreatieve gebied ten noordoosten van Balk. Het plangebied wordt ontsloten door de Eastwâl. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de plangrenzen van de huidige jachthaven en camping inclusief een groenstrook ten westen van de camping en de (deels) openbare weg tussen deze groenstrook en de bestaande camping. Het betreft de kadastrale percelen nummers 133, 3891, 3886, 3950, 3949, 3884 en 4348. De westelijke strook grenzend aan de bestaande camping maakt ook deel uit van het plangebied. In figuur 1 is de globale ligging van het plangebied aangegeven.
Het bungalowpark ten (zuid) oosten van het plangebied maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan. Er is enkel sprake van een inbreiding binnen de eigen contour van het huidige bedrijf. Er is geen sprake van een uitbreiding.
Figuur 1: Globale Ligging plangebied. (Bron: Kadaster)
1.3 Planologische Regeling
Beheersverordening 'Buitengebied Zuid West 2017'
Het plangebied is grotendeels geregeld in de beheersverordening 'Buitengebied Zuid West 2017', vastgesteld op 26 september 2017. Ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2004.
Op basis van dit plan zijn de gronden van de huidige jachthaven en camping voorzien van de bestemming 'Jachthaven 1' inclusief de aanduidingen 'kamperen toegestaan', 'bedrijfswoning toegestaan', 'gebouwen toegestaan' en 'vrijstelling tweede bedrijfswoning van toepassing". Een uitsnede van de geldende beheersverordening is weergeven in figuur 2.
Op basis van de geldende planologische regeling zijn in het plangebied de volgende functies en de daarbijhorende bebouwing toegestaan:
- terreinen en water ten behoeve van aanleggelegenheid;
- standplaatsen voor kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kamperen toegestaan';
- een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan';
- gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer, ter plaatse van de aanduiding 'gebouwen toegestaan';
- een tweede bedrijfswoning, ter plaats van de aanduiding 'vrijstelling tweede bedrijfswoning van toepassing'.
Onder andere de volgende ontwikkelingen zijn in strijd met de geldende planologische regeling:
- het realiseren van een brandstof vulpunt;
- de mogelijkheid bieden voor (kleinschalige) horecafuncties (denk aan een dagcafé of een koffiecorner) inclusief het gebruik van het daarbijbehorende terras voor horeca op ntb locaties op het terrein t.b.v. serviceverlening aan de gasten van het park;
- de bouw van recreatiewoningen.
Bestemmingsplan 'Camperstandplaatsen - Balk'
De onbebouwde gronden ten westen van de camping maken deel uit van het bestemmingsplan 'Camperstandplaatsen - Balk', vastgesteld op 30 oktober 2013. De gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Recreatie-camperstandplaats' bestemd ten behoeve van camperstandplaatsen. Een uitsnede van dit bestemmingsplan is weergeven in figuur 3.
Figuur 2: Uitsnede geldende beheersverordening (Bron: Website gemeente De Fryske Marren)
Figuur 3: Uitsnede geldende bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
De toelichting bij het bestemmingsplan is opgebouwd in zes hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen en geeft zo nodig aan welke consequenties dit heeft voor het plangebied. Hoofdstuk 4 staat stil bij de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gehanteerde bestemmingen met de uitgangspunten hiervoor. Hoofdstuk 6 bevat tenslotte een korte beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Project
2.1 Huidige Situatie
Ten noordoosten van Balk ligt een recreatiegebied aan de Lutsmond en aansluitend op het Slotermeer. Aan de zuidzijde van de Luts liggen diverse recreatiebedrijven, waaronder jachthaven -en camping Lutsmond, waarop 30 kampeerstandplaatsen, 31 camperstandplaatsen, een dagcafé en een jachthaven aanwezig zijn. De ligging van het plangebied en zijn omgeving is weergeven in figuur 4. Figuur 5 en 6 geven een plattegrond van de bestaande situatie weer.
Tevens bevindt zich aan de westkant van de camping een strook grond, waar op basis van het geldende bestemmingsplan camperstandplaatsen zijn toegestaan. Het plan was om hier een uitbreiding van de camping te realiseren ten behoeve van 24 camperstandplaatsen. Deze ontwikkeling is nog niet tot stand gekomen.
Daarnaast wordt op het moment van schrijven de tweede bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'vrijstelling tweede bedrijfswoning van toepassing' gerealiseerd. In figuur 9 is de woning aangeduid met letter '4a'.
Het terrein wordt omzoomd door heggen en enkele bomen. Vanaf de openbare ruimte is dan ook sprake van een groen ingepakt aanzicht op het recreatieterrein. Enkele vooraanzichten zijn weergeven in figuur 7 en 8.
Figuur 4: Ligging plangebied
Figuur 5 Plattegrond bestaande situatie jachthaven
Figuur 6: Plattegrond bestaande situatie jachthaven
Figuur 7: Aanzicht vanaf de Tsjamkedykje (westkant plangebied)
Figuur 8: Aanzicht op de huidige entree van het terrein
2.2 Geschiedenis En Aanleiding Herontwikkeling
Aan de monding van de Luts bij het Slotermeer ligt jachthaven en landschapscamping Lutsmond. Dit recreatiebedrijf vormt het eerste aanzicht vanaf het water wanneer Balk binnen gevaren wordt via de Luts.
Eind 2016 is dit recreatiebedrijf overgenomen, waarbij er direct na aankoop de nodige vernieuwingsimpulsen zijn gegeven zoals upgraden van het terrein en toegangspoort, het toevoegen van een kleine horecafunctie en het aangaan van een samenwerkingsverband met Badmeester Keimpe en een voet/veerpont tussen Jachthaven Lutsmond en Badmeester Keimpe te gebruiken voor voetgangers, fietsen en passanten. Naast bovenstaande is een groot deel van de kade vernieuwd aan de Lutszijde en zijn er nieuwe windkeringen/hagen aangebracht op het terrein zelf.
De onderneming heeft zich tot doel gesteld de huidige exploitatie verder gereed te maken voor de toekomst. Een belangrijke markttendens is dat de huidige markt van vaste ligplaatsen vergrijst. Daarentegen is er een groeiende vraag naar kortstondige vakantiemomenten en verhuurmogelijkheden voor sloepen. Het doel van de gewenste nieuwe ontwikkeling is dan ook om tijdig te anticiperen op deze veranderende vraag uit de markt.
Een belangrijke speerpunt van de nieuwe exploitant is seizoensverbreding. Door de nieuwe plannen wordt er gestreefd naar extra omzetgroei buiten het seizoen. Er is behoefte aan een breed gevarieerd aanbod aan voorzieningen. Toekomstvisie is dat het verbreden van het recreatieaanbod ook versterking biedt aan de huidige exploitatie.
Door het verbreden van het aanbod ontstaat er meer draagkracht voor servicevoorzieningen zoals horeca, servicepunt boten, voet/veerpontje tussen Jachthaven Lutsmond en Badmeester Keimpe, wat ook weer bijdraagt tot upgrading van wandel-, fiets- en vaarmogelijkheden wat ook de toeristische sector vervolgens weer ten goede komt.
2.3 Toekomstige Situatie
Het initiatief betreft een aanpassing van de camping en jachthaven. Het gaat hierbij om een inbreiding, een transformatie en opwaardering van het recreatiebedrijf binnen de bestaande oppervlakten. Het aantal ligplaatsen blijft in de gewenste situatie ongewijzigd en is er geen sprake van een uitbreiding.
De plannen gaan uit van versterking van de recreatieve verblijfsfunctie en het voorzieningenniveau van de jachthaven. In het plangebied worden de volgende ontwikkelingen voorgesteld. Een overzicht van de toekomstige situatie is weergeven in figuur 9.
- De bouw van 20 waterwoningen (tot 6 personen). De oppervlakte bedraagt circa 80 m2 en de goot- en dakhoogte bedraagt circa 4,5 en 7,25 meter.
- De bouw van twee vakantiewoningen aan de Luts. De twee woningen worden ondergebracht in één bouwvolume met een oppervlakte van 140 m2. De goot- en dakhoogte bedraagt 4,5 en 7,25 meter. Dit nieuwe volume zal ruimtelijk een ensemble gaan vormen met de bestaande bedrijfswoning. De gedachte is dat dit nieuwe volume als het ware een "bijgebouw" vormt bij het "hoofdgebouw", zijnde de bestaande bedrijfswoning.
- Eén beheerderswoning ter hoogte van de (zuidelijke) entree en het behouden van de bestaande beheerderswoning. Op het moment van schrijven wordt de tweede bedrijfswoning gebouwd. Deze is namelijk op basis van het geldende bestemmingsplan reeds toegestaan. De oppervlakte bedraagt respectievelijk 90 m2 en 119 m2 en de goot- en dakhoogte bedraagt circa 4,5 en 7,25 meter. De goothoogte van de bestaande beheerderswoning bedraagt 5,5 meter.
- De bouw van één receptiegebouw. De oppervlakte bedraagt 80 m2 en de goot- en dakhoogte bedraagt circa 4,5 en 7,25 meter.
- De realisatie van een waterpartij ter hoogte van de nieuwe recreatiewoningen met een oppervlakte van 3.700 m2 en een diepte van circa 1,5 meter.
- Het aanleggen van een terras ter hoogte van het dagcafé en/of koffiecorner. Dit terras behoort bij het dagcafé en/of koffiecorner van het recreatieterrein.
- De realisatie van twee parkeerplaatsen met circa 90 en 58 parkeerplaatsen. De meest zuidelijke parkeerplaats zal in de winter gebruikt worden voor stalling. In het plangebied worden in totaal circa 166 parkeerplaatsen voorgesteld.
- De realisatie van een servicestation op een nader te bepalen positie langs de Luts. Dit station behoort bij de inrichting van de jachthaven.
- Het mogelijk maken van (mobiele) botenkranen;.
- Het behouden van de huidige kleinschalig horecacafé. Deze bevindt zich in de huidige bedrijfswoning bij de jachthaven. De oppervlakte bedraagt 50 m2.
- Het behouden van de reeds toegestane planologische mogelijkheden voor ondergeschikte horeca in de vorm van een dagcafé en/of koffiecorner.
- Het behouden van een groenstrook ten behoeve van kampeerplaatsen ter hoogte van de jachthaven;.
- Het aantal ligplaatsen blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd.
- Het behoud van de bestaande werkplaats / sanitair gebouw.
- Tot slot is het voornemen om het gebied ten zuiden en westen van het plangebied te ontwikkelen ten behoeve van natuur. De planologisch toegestaan recreatieve strook voor camperplaatsen dient daarom gewijzigd te worden in een natuurbestemming.
Samengevat leidt dit tot het volgende programma:
Soort ontwikkeling | Aantal | Oppervlakte | Goothoogte | Bouwhoogte | |||||
Waterwoningen | 20 | 80 m2 | 4,5 | 7,5 | |||||
Vakantiewoningen | 2 | 160m2 | 4,5 | 7,5 | |||||
Beheerderswoning (bestaand) | 1 | bestaand | 6 | 7,5 | |||||
Beheerderswoning (in aanbouw) | 1 | 90 m2 | 4,5 | 7,5 | |||||
Receptiegebouw | 1 | 80 m2 | 4,5 | 7,5 | |||||
Dagcafé en/of koffiecorner (nieuw) | 1 | 55 m2 | 4,5 | 7,5 | |||||
Botenkraan (bestaand en/of nieuw) | 1 | 15 | |||||||
Aanleg terras | n.v.t. | n.v.t | n.v.t | ||||||
Jachthaven (ongewijzigd) | n.v.t | n.v.t | |||||||
Werkplaats / sanitair gebouw (bestaand) | 1 | bestaand | bestaand | ||||||
Aanleg waterpartij | 1 | 4.350 m2 | n.v.t | n.v.t. | |||||
Aanleg parkeerplaatsen / winterstalling | 176 | ||||||||
Servicestation/verkooppunt | 1 | n.v.t. | |||||||
Natuurontwikkeling | 1 | ||||||||
Gebouw voor stalling/onderhoud op de parkeerplaats | 1 | 840 | 4,5 | 7,5 |
Figuur 9: Mogelijke invulling
2.4 Landschappelijke Inpassing
Dit bestemmingsplan maakt een inbreidingsontwikkeling in het landelijk gebied mogelijk. Het is van belang dat deze ontwikkeling op een verantwoorde manier wordt ingepast in het landschap. De Structuurvisie Grutsk op 'e Romte van de provincie Fryslân vormt hierbij een handvat. Daarnaast is in het Masterplan Waterfront Balk veel aandacht besteed aan groen en water. Beide vormen belangrijke dragers in het landschap van Gaasterland. Voor de recreatieontwikkeling bij Lutsmond is als eis gesteld dat er een nieuwe groene bufferzone word aangelegd en in stand wordt gehouden aan de dorpszijde. In het masterplan heeft het (visueel) verruimen van de entree van de Luts en daarmee het zicht op Balk een grote prioriteit.
Volgens de kaart bij Grutsk op é Romte ligt het plangebied in het Merengebied. Dit gebied wordt gekenmerkt door de vele grote en kleinere meren en vaarten, die de meren met elkaar verbinden en, om de meren heen, door een uitgestrekt laagveengebied, dat vanaf de 10de eeuw is ontgonnen. Van oorsprong liggen in het Merengebied weinig wegen: het gebied was vanuit de hogere delen (terpengebied) aan de randen ontsloten en in het gebied zelf vormde het water, met vaarten, mied- en opvaarten en kanalen tot aan de 19de eeuw de belangrijkste verbinding.
De recreatie speelt een grote rol in het Merengebied en heeft in de laatste decennia geleid tot de aanleg en het heropenen van vaarverbindingen en de bouw van aan de recreatie gerelateerde bebouwing en voorzieningen, zoals recreatiewoningen.
Voor het gebied is een aantal kernkwaliteiten c.q. provinciale belangen bepaald. Deze kwaliteiten moeten herkenbaar blijven. Vooral de grootschalige openheid en het stelsel van waterverbindingen en dijken zijn aangewezen kernkwaliteiten van het merengebied. De openheid van het landschap moet zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Het waterstelsel is zeer karakteristiek voor Fryslân als waterprovincie en dient om die reden behouden te worden. Beleefbaarheid en bevaarbaarheid zijn daarbij aandachtspunten.
Het plan moet rekening houden met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande grenzen en landschappelijke structuur van het recreatiepark én jachthaven. De bestaande verkaveling blijft dan ook gehandhaafd. Van aantasting van eventuele oorspronkelijke verkavelingsrichtingen is geen sprake.
Ook in de nieuwe situatie behoudt de zuid- en westkant van het terrein zijn landschappelijke kenmerken in de vormen van een haag en enkele hoogopgaande bomen. Hierdoor blijft het terrein zich als puntverdichting dienen in het verdere grootschalig open landschap. De ontwikkeling vindt daardoor plaats binnen de kaders van het Masterplan. Vanaf de openbare ruimte wordt door de beplanting het zicht op het recreatieterrein belemmerd, maar vanuit het recreatiegebied blijven nog wel doorzichten naar buiten bestaan.
De gronden ter hoogte van de jachthaven, het oostelijke deel van het plangebied, blijft zijn open karakter behouden. Hier vinden geen wijzigingen plaats.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling op een verantwoorde wijze wordt ingepast in het Merengebied.
De realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing is gewaarborgd via een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het voor het plan relevante beleid beschreven. Daartoe komen het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod.
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zet het Rijk in op het beschermen van 14 nationale belangen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) worden regels opgenomen om het beleid uit de Structuurvisie te verwezenlijken. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Sinds 1 juli 2017 is een wijziging van de ladder in werking getreden. Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd en moet worden aangetoond of er behoefte is in de relevante regio.
Afweging rijksbeleid
In het plangebied spelen geen Nationale Belangen die zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte of in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
De behoefte aan recreatiewoningen kan niet in het bestaand stedelijk gebied worden opgevangen. Voor recreatiefuncties is ligging buiten bestaand stedelijk gebied namelijk een voor de hand liggende keuze, vanwege de landschappelijke kwaliteiten en de uitloopmogelijkheden in de omgeving. De vraag richt zich niet op stedelijke locaties, maar juist op landelijke locaties. Dit wordt onderkend door het feit dat recreatiewoningen in de Verordening Romte niet zijn opgenomen in het Bestaand Stedelijk Gebied.
De ontwikkeling betreft een herontwikkeling van een bestaand recreatieterrein. Er vindt hierbij geen nieuw ruimtebeslag plaats. De ontwikkeling betreft een transformatie van een kampeerterrein naar een terrein met recreatiewoningen binnen de contouren van de bestaande landschappelijke inpassing. Er is dus geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Overigens is sprake van een actuele behoefte aan een kwaliteitsverbetering van recreatieparken. Recreatie en toerisme is een belangrijke economische pijler in de provincie Fryslân. Voor dit plan is de indeling gehanteerd die wordt gebruikt in het onderzoeksrapport 'Nederlandse markt voor recreatiewoningen' (2018) van de NVM. In dit jaarlijkse onderzoek is de vraag naar en het aanbod van recreatiewoningen in toeristische regio's in Nederland in kaart gebracht tot voor de recreant herkenbare toeristische gebieden. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt hierin. Deze regio's zijn bepaald op basis van bestaande, COROP-regio's, die zijn samengevoegd in de toeristische regio 'Friese en Overijsselse Meren'.
Verschillende bronnen onderschrijven een landelijke trend in een stijging van het aantal 55-plussers en empty-nesters die meer vrije tijd en geld beschikbaar hebben en meer behoefte aan luxe en comfort hebben tijdens de besteding van hun vrije tijd (NVM 2009, 2014, RABO 2016). Meerdere bronnen onderschrijven ook de landelijke trend van 'meerhuizigheid' (NVM 2014, VROM 2009). Ook is er een algehele landelijke trend zichtbaar naar meer behoefte aan luxe en meer comfort voor recreatiewoningen (NVM 2009, 2014, RABO 2016, Decisio 2013). Waterrijke gebieden zijn populair.
De toekomstige vraag voor recreatiewoningen in de periode 2016-2026 is in eerste instantie bepaald op basis van het onderzoek 'Nederlandse markt voor recreatiewoningen' van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs (NVM) uit 2016. Dit betreft een landelijk onderzoek onder huishoudens die een recreatiewoning (overwegen) te kopen. Aan deze huishoudens is gevraagd welke voorkeuren zij hebben voor de recreatiewoning, in welk gebied zij iets zoeken, etc. De gevraagde voorkeuren zijn uitgedrukt in procenten van de totale landelijke vraag naar recreatiewoningen. Uit het onderzoek blijkt een totale landelijke vraag van 20.000 recreatiewoningen per jaar, waarvan 35% nieuwbouw en 6% in de regio Friese en Overijsselse Meren. Dit komt neer op een jaarlijkse regionale vraag van 420 recreatiewoningen, wat zich vertaald naar een vraag van 4.200 recreatiewoningen in de regio in de planperiode (10 jaar).
Verder blijkt uit het onderzoek dat circa 59% van de huishoudens die een recreatiewoning wil kopen op zoek is naar een vrijstaande woning. Dat aandeel is ten opzichte van een onderzoek uit 2014 toegenomen. Ook blijkt een toegenomen vraag naar zeer grote recreatiewoningen. Dit laat zich verklaren doordat steeds meer mensen in groepen op vakantie gaan en sluit aan bij de algemene trend in de recreatiesector die een groter wordende vraag naar een luxer recreatie-aanbod laat zien. Dit is zichtbaar in de grotere bereidheid om meer te betalen voor een recreatiewoning. De grootste vraag betreft dit naar recreatiewoningen in het prijssegment van € 200.000 (36%). Naar recreatiewoningen duurder dan € 200.000 is dit aandeel 21%. Naar recreatiewoningen uit het prijssegment duurder dan € 400.000 is de vraag circa 4%.
Met dit bestemmingsplan wordt een toekomstbestendig recreatiepark mogelijk gemaakt die voldoet aan de huidige eisen en wensen vanuit de recreatiemarkt. De ontwikkeling vindt plaats in een aantrekkelijk recreatiegebied gelegen in een waterrijk gebied. De woningen worden aangeboden in het prijssegment van € 200.000 tot € 400.000. Gezien zijn ideale ligging aan de Friese meren én gezien het feit dat alle recreatiewoningen per boot bereikbaar zijn, wordt voorzien in een aanbod dat zich onderscheidt van de rest van het recreatieve aanbod. Er zal dus sprake zijn van een attractief recreatieterrein waar het aanbod aan accommodaties en andere voorzieningen goed aansluit op de vraag van recreanten. De verbreding van het recreatieaanbod en de verlenging van het recreatieseizoen zullen worden gerealiseerd door de geplande bouw van 22 recreatiewoningen in diverse types uitgevoerd vanuit de nieuwste woonideeën. Deze recreatiewoningen vormen een combinatie van recreëren en vaarbeleving, omdat er mede ruimte wordt geschapen voor een ligplaats voor eigen of huurboot bij de woning. Deze recreatiewoningen zullen worden aangeboden als beleggingsobject, als tweede woning of een combinatie hiervan. De verhuur van de woningen zal o.a plaatsvinden via een gerenommeerde verhuurorganisatie met internationaal werkveld.
De mede eigenaar van Sunweb Group is tevens ook mede eigenaar van Havenontwikkeling Balk BV waardoor de mogelijkheid ontstaat de marketingtools en kennis optimaal te benutten. Een goede verhuuropbrengst geeft de belegger van de vakantiewoning een zekerheid voor de investering. Een bijkomend voordeel is dat door het brede marketingnetwerk van een verhuurorganisatie de plaats Balk en de provincie Friesland sterk onder de aandacht wordt gebracht.
Conclusie
Het voornemen is passend binnen het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Grutsk op 'e Romte
In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld in maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het Merengebied. Onder andere de grootschalige watervlaktes met open oevers en de openheid in de veenweidegebieden met opstrekkende verkaveling en het stelsel van waterverbindingen en dijken zijn aangewezen kernkwaliteiten van dit gebied.
Het project stelt de opwaardering van een recreatieterrein voor binnen grotendeels het bestaande oppervlak. Deze doet geen afbreuk aan de kernkwaliteiten van het Merengebied. Het bestemmingsplan voldoet aan het beleid van Grutsk op 'e Romte. In paragraaf 2.4 wordt ingegaan hoe het plan wordt ingepast bij de genoemde kernkwaliteiten.
Verordening Romte Fryslân 2014 (Geconsolideerde versie 2018)
Op 18 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
De Provinciale Verordening Romte Fryslân geeft aan dat op een bestaand kampeerterrein recreatiewoningen zijn toegestaan ter vervanging van standplaatsen. Tevens wordt de bestaande jachthaven voortgezet. Er worden dan ook niet meer ligplaatsen voorgesteld. Het bestemmingsplan geeft hier uitvoering aan.
Verder is in de verordening de NNN (voormalig EHS) aangeduid. Het plangebied van dit bestemmingsplan grenst hier gedeeltelijk aan. Een plan dat betrekking heeft op deze gronden mogen geen activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maken die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gronden, of tot significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Paragraaf 4.8 gaat hier specifiek op in. Hieruit blijkt dat de ontwikkelingen geen negatieve effecten hebben op de NNN. De ontwikkeling is dan ook passend binnen de regels uit de Verordening Romte Fryslân.
Vaarwegenverordening Fryslân
In de Vaarwegenverordening Fryslân is onder andere het beheer geregeld van de provinciale vaarwegen en staan de regels voor de veiligheid op het water. Met het bouwplan van de recreatiewoningen wordt rekening gehouden met een afstand van 10 meter tot de Luts. Het bouwvlak van de verbeelding is hierop afgestemd. Voor de ontwikkelingen in het plangebied is daarom geen ontheffing nodig.
Ontgrondingenverordening Friesland
De gemeente heeft in een mail aangegeven dat er onduidelijkheid is hoeveel er ontgrond moet worden. Hierna volgt een nadere specificatie. Ten behoeve van de herontwikkeling van het plangebied moet er worden ontgrond. In dit geval wordt een waterpartij met een oppervlakte van 3.600 m2 en een diepte van 0,5 meter tot 1,5 meter gerealiseerd.
De ontgronding van deze waterpartij is in beginsel vergunningplichtig op basis van de Ontgrondingenverordening Fryslan. Echter is het mogelijk om, op basis van artikel 2 lid g van de Ontgrondingenverordening, hiervoor een vrijstelling te verkrijgen. Dit artikel houdt in dat voor ontgrondingen, waarvoor op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan is verleend dan wel zal worden verleend, mits:
- 1. daaraan voorafgaand een verklaring van geen bezwaar is vereist en verleend;
- 2. bij de aanvraag om verklaring van geen bezwaar uitdrukkelijk is aangegeven dat het werk, waarvoor vrijstelling is gevraagd, een ontgronding inhoudt of insluit;
- 3. de diepte van de ontgronding niet meer bedraagt dan 2,00 m beneden het maaiveld of, wanneer de ontgronding plaatsvindt ten behoeve van de aanleg van een haven 2,00 m beneden het oppervlaktewaterpeil;
- 4. bij de ontgronding niet meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal naar elders wordt afgevoerd of in depot wordt gezet.
Met de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is sprake van een ontgronding niet dieper dan 2,0 meter beneden het oppervlaktewaterpeil. Met de ontgronding komt maximaal 5.400 m3 grond vrij en is daarmee minder dan 10.000 m3. De provincie is op de hoogte van de voorgestelde ontgronding en heeft in dit kader een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden zoals is opgenomen in artikel 2 lig g van de Ontgrondingenverordening. De voorgestelde ontgronding is daarmee vrijgesteld van vergunningplicht.
Conclusie
Het voornemen is passend binnen het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Collegeprogramma 2019 – 2022
In het collegeprogramma 2018 – 2022 staat dat de gemeente De Fryske Marren zich profileert als
een actieve en recreatieve gemeente. In de nieuwe Recreatievisie zal De Fryske Marren in ieder geval
aandacht besteden aan:
- Samenwerking met ondernemers in de toeristisch- recreatieve sector.
- Kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatie.
- De mogelijkheden van seizoensverbreding;.
- Regionale samenwerking.
- Het stimuleren en faciliteren van initiatieven 'van onderop'.
- De wijze waarop nieuwe initiatieven ruimtelijk worden beoordeeld.
- Doelgroepverbreding.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt het recreatieve aanbod van de gemeente De Fryske Maren versterkt en uitgebreid. Deze wordt in nauw overleg met de bestaande eigenaar van het recreatieterrein mogelijk gemaakt.
Concept Recreatievisie De Fryske Marren 2018 - 2025
De gemeente is bezig met het opstellen van een recreatievisie. In oktober 2017 was hier een concept van gereed. Het gedrag van de recreant is de afgelopen jaren sterk veranderd. De recreant stelt hoge(re) eisen aan de voorzieningen en bepaalt op het laatste moment haar bestemming. Innovatie en investeringen in de recreatiesector zijn van groot belang zodat toeristen naar deze regio blijven komen. In de recreatievisie wordt de ambitie vastgesteld die de gemeente De Fryske Marren heeft op het gebied van recreatie en toerisme. Ook is het programma om deze ambitie te bereiken uitgewerkt in deze visie.
Gemeente De Fryske Marren beslaat een groot gebied en kent verschillende landschapstypen die elk hun eigen aantrekkingskracht op toeristische doelgroepen hebben. Voor de watersport zijn Balk en Sloten belangrijke schakels.
Om jaarrond toeristen aan te trekken zijn bungalowparken een succes gebleken. Zoals op veel plekken in Nederland kunnen ook in de gemeente De Fryske Marren sommige campings een upgrade gebruiken zodat ze beter bij de wensen van de toekomstige toerist aansluiten. Voor een verandering die toekomstbestendig is, zal er rekening gehouden moeten worden met nieuwe doelgroepen.
De gemeente wil dan ook beschikken over een recreatieve sector die vernieuwend en innoverend is en samenwerkt. Zij pakken trends en ontwikkelingen op zodat hun product aansluit bij continu veranderende vraag van de recreant. De gemeente wil via uitnodigingsplanologie vakantieparken ontwikkelen die aansluiten bij de markt en schaal van het gebied.
Met dit bestemmingsplan, waarbij sprake is van uitnodigingsplanologie, wordt bijgedragen aan een toekomst bestendig modern recreatieterrein. Zowel op het kwalitatief hoogwaardig aanbod vanuit de verblijfsrecreatie, als vanuit een toekomst bestendige jachthaven met de daarbij behorende voorzieningen.
De recreatiewoningen zullen worden aangeboden als beleggingsobject, als tweede woning of een combinatie hiervan. Voor de kopers welke wensen te verhuren zal een verhuur concept opgesteld worden zodat de koper een zorgeloos bezit heeft. Via de receptie van de Jachthaven Lutsmond zal dit gecoördineerd worden en zal in combinatie met een gerenommeerde verhuurorganisatie samengewerkt worden zodat een optimaal resultaat behaalt wordt. Schoonmaak sleutelwisseling et cetera zijn diensten welke aangeboden worden via de receptie. Tevens zal de Lutsmond investeren in een eigen boekingsplatform zodat ook directe boekingen mogelijk zijn.
Conclusie
Het voornemen is passend binnen het concept Recreatievisie De Fryske Marren 2018 - 2025.
Welstandsnota De Friese Meren
De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota (april 2015). Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.
De bestaande camping is in de welstandsnota aangewezen als 'Sport- en recreatieterrein met een relatie met de omgeving' (7.10). Het gaat hier om bijvoorbeeld campings, jachthavens, sportterreinen en recreatiegebieden maar ook begraafplaatsen. De bebouwing is beperkt tot enkele functionele, ondersteunende gebouwen voor recreatie, het beheer, horeca en sportvoorzieningen.
In dit geval gaat het om terreinen die goed zichtbaar zijn vanuit de omgeving of die in/aan het landschap liggen. De inrichting van deze terreinen en de bebouwing moet daarom in samenhang met de omgeving gemaakt worden. Daarnaast moet het terrein als één geheel worden vormgegeven. Er is dus samenhang tussen de gebouwen en de inrichting van het terrein. De criteria voor bebouwing is onderstaand weergeven. Bij de uiteindelijke bouwaanvraag zal het bouwplan moeten voldoen aan deze welstandscriteria.
- Aan de gebouwen en de inrichting van het terrein is te zien wat de functie is.
- De gebouwen en de inrichting van het terrein vormen een samenhangend geheel.
- Nieuwe gebouwen hebben dezelfde uitstraling als de bestaande bebouwing.
Structuurschets Balk (2004)
Op 28 juni 2005 heeft de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Gaasterlân-Sleat een structuurschets voor Balk vastgesteld. Hierin is op basis van de ontwikkelingen van Balk een visie geschreven die min of meer een eindplaatje vormt. Hieruit is een structuurschets gekristalliseerd die een beeld geeft van de beoogde ontwikkeling in en rondom Balk.
De ontwikkelingsvisie voor recreatieve voorzieningen is weergeven in figuur 4. Er wordt een versterking en uitbreiding van het recreatief aanbod voorgesteld. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan dragen hier aan bij.
Figuur 10: Ontwikkeling recreatieve voorzieningen Structuurschets Balk
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het plangebied voorkomende relevante milieu- en omgevingsaspecten. Voor de ontwikkeling heeft FUMO tevens aan milieuadvies afgegeven (zie bijlage 1). Waar relevant is dit advies in het bestemmingsplan verwerkt.
4.1 Milieueffectrapportage
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 hectare of meer. (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D10). De beoogde ontwikkeling betreft een transformatie van het kampeerterrein met een oppervlakte van circa 2,8 hectare. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Derhalve is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
4.2 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
Een recreatieterrein is aangewezen als inrichting uit milieucategorie 3.1. Hierbij geldt bij een gemengd gebied een richtafstand van 30 meter tot aan gevoelige bestemmingen, zoals woningen. De bepalende factor voor deze afstand betreft geluidhinder. Dit is planologisch gezien een bestaande situatie zoals het in het geldende bestemmingsplan is geregeld. In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als kampeerterrein en jachthaven en zijn de gronden geregeld onder een recreatieve bestemming. De recreatieve bestemmingen blijven in de nieuwe situatie gehandhaafd.
Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuzonering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.
4.3 Verkeer
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid, verkeersgeneratie, afwikkeling en de parkeerbehoefte. Om de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie te bepalen voor de uitbreiding is gebruik gemaakt van de 'Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren' d.d. 23 februari 2018 en 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW (publicatie 317).
Bereikbaarheid
Het plangebied wordt ontsloten via de Eastwâl. Dit is een smalle (circa 7 meter brede) erftoegangsweg buiten de bebouwde kom ter plaatse van het plangebied. Hier geldt een maximum snelheid van 60 km/uur buiten de bebouwde kom en een maximum snelheid van 30 km/uur binnen de bebouwde kom. In het zuidwestelijke richting rijdt men door de bebouwde kom via de Wikelerdijk en Dubbelstraat naar de Van Swinderenstraat. De Van Swinderenstraat sluit via de Gaaikemastraat in het zuiden aan op de N928, deze route is enkel toegankelijk voor het aanrijdende verkeer omdat op de Van Swingerdenstraat eenrichtingsverkeer geldt.
In het oosten sluit de Wikelerdijk, aan op de Bargebekwei. Deze weg sluit in zuidelijke richting aan op de N359.
De N359 is een provinciale gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 100 km/uur. De weg sluit in het oosten, bij Lemmer, aan op de A6. De A6 gaat in het noorden richting Joure en in het zuiden richting Emmeloord. De A6 is in circa 20 minuten vanaf het plangebied te bereiken.
De N359 sluit in het noorden bij Bolsward aan op de A7. Vanaf het plangebied is de A7 in circa 35 minuten te bereiken. Vanaf daar kan men in westelijke richting naar de Afsluitdijk en in oostelijke richting naar Sneek.
Parkeren
De herontwikkeling van het plangebied zorgt voor een beperkte toename van de parkeervraag. De parkeervraag wordt berekend conform de nota beleidsregels parkeren van de gemeente De Fryske Marren.
Het recreatieterrein is gelegen in het buitengebied. De herontwikkeling van een kampeerterrein naar een terrein voor recreatiewoningen gaat niet gepaard met een extra parkeerbehoefte. In de huidige situatie is sprake van een parkeerbehoefte, rekening houden met een parkeernorm van 1,2 per standplaats, van 74 parkeerplaatsen voor de huidige 61 standplaatsen. In de toekomstige situatie worden 20 recreatiewoningen voorgesteld. Voor de recreatiewoningen is uitgegaan van het kencijfer voor 'bungalowpark (huisjescomplex)'. Per recreatiewoning moeten 2,1 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De herontwikkeling zorgt voor een parkeervraag van 2,1 * 22 = 47 parkeerplaatsen. Er is derhalve geen sprake van extra parkeerbehoefte. Binnen het plangebied wordt aan de noord - en zuidkant een parkeerterrein aangelegd. Tevens worden langs de randen enkele parkeervakken aangebracht om in de parkeervraag te voorzien. Het plan voldoet daarmee aan de beleidsregels parkeren van de gemeente De Fryske Marren.
Verkeersgeneratie
Een herontwikkeling naar een recreatieterrein zorgt ook niet voor een grote toename van het verkeer. De verkeersgeneratie is bepaald op basis van CROW kencijfers (publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie", 2012). Er is aangesloten bij de kencijfers opgenomen in de Nota parkeernormen van de gemeente De Fryske Marren. Conform het CBS wordt de gemeente De Fryske Marren aangemerkt als 'weinig stedelijk gebied'. De camping is gelegen in het buitengebied van Balk. Het parkeerkencijfer van De Fryske Marren komt overeen met het gemiddelde CROW-parkeerkencijfer. Voor de verkeersgeneratie is daarom uitgegaan van het gemiddelde kencijfer voor de verkeersgeneratie: 2,7 mvt/etmaal per recreatiewoning. Uitgaande van 22 recreatiewoningen komt de verkeersgeneratie uit op 22 * 2,7 = 59,4 = 60 motorvoertuigen (mvt)/etmaal. Dit betekent een toename van 35 mvt/etmaal ten opzichte van de huidige situatie. Deze bedraagt namelijk 61 * 0,4 = 24,4 = 25 mvt/etmaal. Voor standplaatsen geldt een kencijfer van 0,4 mvt/etmaal.
Afwikkeling
Het verkeer op de Eastwâl is hoofdzakelijk bestemmingsverkeer. Alleen op de aankomst en vertrek dagen zal het verkeersaanbod het hoogst zijn, waarbij naar verwachting het meeste verkeer in de ochtend vertrekt en in de middag aan komt. De ontsluitende wegen richting de N928 en de N359 beschikken over voldoende capaciteit om de toename van het verkeer te kunnen opvangen. De toename aan verkeer zal dan ook opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. De afwikkeling van het verkeer zal daardoor niet voor problemen zorgen.
Conclusie
Als gevolg van de herontwikkeling van het recreatieterrein is geen sprake van extra parkeerbehoefte ten opzichte van de huidige situatie. Wel worden nieuwe parkeerplaatsen op het eigen terrein gerealiseerd. Daarnaast zorgt de uitbreiding voor een toename van circa 35 mvt/etmaal. Deze toename van de verkeersgeneratie kan voldoende worden afgewikkeld op de omliggende wegen. Het aantal is dermate gering dat het opgaat in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.4 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. In de Wgh wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde.
Recreatiewoningen en ligplaatsen ten behoeve van een jachthaven zijn niet-geluidsgevoelige objecten. Een formele toets aan de Wgh is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient er vanuit een 'goede ruimtelijke ordening' gemotiveerd te worden dat er bij de recreatiewoningen vanuit wegverkeersgeluid een goed recreatieklimaat ontstaat.
Langs het plangebied ligt de Jachthavendyk. Het betreft een doodlopende route die voornamelijk in het zomerseizoen wordt gebruikt voor de ontsluiting van de recreatievoorzieningen bij de Lutsmond. Omdat het geen doorlopende route is, is de verkeersintensiteit op deze weg betrekkelijk laag. Vanwege de fietsers en voetgangers die gebruik maken van dezelfde rijbaan ligt de gemiddelde rijsnelheid laag. Geconcludeerd wordt dat er vanuit wegverkeerslawaai een verantwoord verblijfsklimaat te garanderen is.
Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
4.5 Water
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europees:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan
- Provinciale Structuurvisie
- Verordening Ruimte
Waterschapsbeleid
Het beleid van Wetterskip Fryslân is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen ten aanzien van waterveiligheid, voldoende water, schoon water en water in de samenleving voor de komende jaren.
Onderzoek
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit een jachthaven met een recreatieterrein en de benodigde infrastructuur en voorzieningen. De bodem ten westen van de jachthaven bestaat uit verjaarde bovengrond op diep veen en ten oosten van de kering bestaat de bodem uit klei op grof zand. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap III dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand > 0,40 m-mv en de laagste grondwatertrap tussen de 0,80 -1,20 m-mv is gelegen. De maaiveldhoogte ten westen van de kering betreft -0,108 m NAP. Het plangebied is gelegen binnen het peilgebied Gaasterland e.o. Het peil behorend bij de boezem is -0,52 m NAP.
Waterkwantiteit
Het plangebied is gelegen ten westen van het Slotermeer. In zuidelijke richting watert dit meer af richting het IJsselmeer. Ten noordwesten van het plangebied is de hoofdwatergang De Luts gelegen. Ten zuiden van het plangebied is een schouwsloot gelegen. Binnen het plangebied is overig water aanwezig dat al dan niet in directe verbinding staat met het Slotermeer.
Figuur 11: Uitsnede Legger Wetterskip Fryslân
Waterkwaliteit
De hoofdwatergang De Luts maakt deel uit van het KRW waterlichaam Friese boezem – regionale kanalen met scheepvaart, M3. De chemische kwaliteit is niet goed te noemen. De ecologische kwaliteit is ontoereikend. Voor 2027 zal nog 13 en 14 km natuurvriendelijke oever worden gerealiseerd.
Het Slotermeer maakt ook onderdeel uit van een KRW waterlichaam, Friese boezem - overige meren, M14. De chemische toestand van het meer is goed. De ecologische toestand is slecht en voldoet niet. Om de waterkwaliteit te verbeteren worden er nog natuurvriendelijke oevers aangelegd, kunstwerken worden vispasseerbaar gemaakt en er geldt een delta programma agrarisch waterbeheer. Dit programma moet voorkomen dat nutriënten van agrarische percelen afspoelen naar het oppervlaktewater.
Zwemwater
Ten noorden van het plangebied is een gebied aangewezen als zwemlocatie. Volgens de meetgegeven op zwemwater.nl wordt de kwaliteit van het zwemwater beoordeeld als in orde. Er kan gezwommen worden. De website zwemwater.nl is op 22 november 2019 geraadpleegd.
Veiligheid en waterkeringen
Langs de Luts is een regionale kering gelegen. Het oostelijk deel van het plangebied is buiten de bescherming van de kering gelegen. (figuur 12).
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Waterkwantiteit
Het verhard oppervlak binnen het plangebied neemt af door het bouwen van recreatiewoningen en het aanleggen van verhardingen. Een specificatie hiervan is hieronder opgenomen.
- Te dempen watergang / waterpartijen = 420+300+80+100 m² / 621 m² .
- Nieuwe watergang / waterpartijen = 0 m² / 3.700 m².
- Wateroppervlak = 3.700 - 1.521 = 2.179 m².
- Te verwijderen verharding = 5.820 + 1.890 m².
- Nieuwe verharding = 5.280 m².
- Verhard oppervlak = 5.280 - 7.710 = - 2.430 m².
De te graven waterpartij wordt aangesloten op het bestaande oppervlaktewater. De nieuwe waterpartij binnen het plangebied wordt aangelegd met flauwe natuurlijke oevers voorzien van een plasberm en rietbeplanting. Door het verbinden van het plangebied met de Sleattemer Mar, wordt het waterpeil in het plangebied verhoogd.
Het normaal boezempeil bedraagt -0,52 m NAP. Bij het bepalen van de aanleghoogte wordt er rekening gehouden met de droogleggingsnorm. Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit betekent dat het plangebied niet door een boezemkade is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Daarom is rekening gehouden met hoogwater in het kader van regionale wateroverlast. Het bijbehorende maatgevend boezempeil (hierna afgekort tot MBP) is gesteld op -0,24 m NAP. Dit is de maximale waterstand die het waterschap verwacht en is aangegeven in de technische eisen. Dit MBP is exclusief opwaaiing.
Bij het bepalen van de aanleghoogte wordt er rekening gehouden met de droogleggingsnorm van 70 cm (zonder kruipruimte) en 110 cm (met kruipruimte) ten aanzien van het maatgevend boezempeil. Het peil behorend bij de boezem is -0,52 m NAP. Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit betekent dat het plangebied niet door een boezemkade is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Daarom is rekening gehouden met hoogwater in het kader van regionale wateroverlast. Het bijbehorende maatgevend boezempeil is hier -0,24 m NAP. Dit peil, behorend bij een situatie met een kans van voorkomen van 1/100 per jaar, mag tot 1 meter voor de gevel voorkomen. In dit geval is de droogleggingsnorm de strengste norm. Ook wordt er rekening gehouden met de opwaaiing, van 24 centimeter, vanuit het Slotermeer. Bij de uitwerking van de plannen zal hier rekening mee worden gehouden, waarbij in ieder geval een aanleghoogte gehanteerd wordt die hoger is dan +0,18 m NAP.
Omdat er in de nieuwe situatie sprake is van boezempeil in plaats van polderpeil dient er een nieuw peilbesluit genomen te worden in overleg met Wetterskip Fryslân. Deze vergunning wordt aangevraagd. Dit zelfde geldt voor het aanvragen van een vergunning voor de kade. Een uitsnede van de nieuwe kade is hieronder weergeven.
Figuur 12: Toekomstige situatie waterkering
Alle in en nabij het plangebied gelegen hoofdwatergangen blijven goed bereikbaar vanaf de verharde weg voor onderhoudswerkzaamheden. Volgens de Keur van het waterschap zal hiervoor een zone van 5 meter aangehouden worden. Deze beschermingszone van 5 meter is gewaarborgd in de Keur. De gemeente is niet het bevoegd gezag om de Keur te waarborgen. Echter wordt in omschrijving van de bestemmingen 'Recreatie-Jachthaven' en 'Recreatie-Recreatiewoningen' de volgende omschrijving toegevoegd: 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen en waterkering'. De twee geschakelde recreatiewoningen worden 10 meter uit de beschoeiing van de Luts gebouwd. Om dit te borgen wordt een bouwvlak rondom deze woningen gelegd. Met deze regelingen wordt de 5 meter beschermingszone voldoende geborgd.
Afvalwaterketen, riolering en doorstroming
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
Het hemelwater afkomstig van de recreatiewoningen, beheerderswoningen en horecagelegenheid wordt via natuurlijke afloop naar open water in de boezem afgevoerd. Langs de ontsluiting en het parkeerterrein worden molgoten met straatkolken aangelegd.
Het te lozen hemelwater van de nieuwe recreatiewoningen op de nieuwe waterpartij is ten behoeve van de doorstroming. Bij elke recreatiewoning wordt hiervoor een aparte hemelwaterafvoer aangelegd die vervolgens op de nieuwe waterpartij loost.
Het afvalwater afkomstig van de recreatiewoningen wordt afgevoerd naar het riool middels een nieuw aan te leggen vrijverval riool naar een bestaande pompput. Dit vrijverval vuilwaterriool wordt buiten de kernzone van de nieuwe hoge grondenkering aangelegd. Over de exacte locatie en uitwerking van het vuilwaterriool vindt nog een nadere afstemming met het Wetterskip Fryslâns plaats. Het hemelwater afkomstig van het parkeerterrein c.q. winterstalling wordt niet verontreinigd. Het water van de afspuitplaats en de loods waar de werkzaamheden worden verricht zijn aangesloten op het vuilwaterriool.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Met de aanleg van natuurvriendelijke oevers wordt aangesloten bij de KRW maatregelen.
Veiligheid en waterkeringen
Met het realiseren van een open verbinding naar de Sleattemer Mar wordt de regionale kering van het Wetterskip Fryslân aangepast. Er is met het Wetterskip Fryslân afgesproken om een hoge grondenkering aan de zuidoost en zuidwest rand van het plangebied aan te leggen aansluitend op de bestaande regionale kering.
De nieuwe kering wordt opgebouwd met materiaal volgens de kwaliteitseisen van het Wetterskip Fryslân.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige werkzaamheden aan de kering en (hoofd)watergangen is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
Voor het realiseren van het recreatiepark is een watervergunning nodig, ondermeer voor het graven van nieuw oppervlaktewater en het verleggen van de boezemkade. Benodigde vergunningen worden bij Wetterskip Fryslân aangevraagd. Omdat er een wijziging plaatsvindt van polderpeil naar boezempeil, dient een nieuw peilbesluit te worden genomen in overleg met Wetterskip Fryslân. Deze vergunning wordt aangevraagd.
Met inachtneming van bovenstaande uitgangspunten geeft het aspect water geen beperking voor de uitvoerbaarheid van de plannen. De ontwikkeling is in goed overleg met het Wetterskip Fryslân tot stand gekomen.
4.6 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.
Gezien het huidige recreatieve functiegebruik in het plangebied is het niet aannemelijk dat er verontreinigingen in de bodem zijn ontstaan. Voor de zorgvuldigheid is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de kwaliteit van de bodem in kaart te brengen. Het onderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting toegevoegd. Uit de resultaten blijkt dat de bodem van het plangebied (deels) verontreinigd is. De gemeten verontreiniging is niet zodanig dat ernstige bodemverontreiniging en daarmee samenhangende onacceptabele risico's zijn te verwachten. Wel blijkt uit de resultaten dat (een deel van) de grond niet voldoet aan de kwaliteit van de bodemfunctieklasse wonen en dat het grondwater niet overal voldoet aan de streefwaarden. De normen voor de bodemfunctieklasse wonen zijn lager dan de normen die worden gebruikt om te bepalen of sprake is van ernstige bodemverontreiniging. (Dit komt omdat de normen voor de bodemfunctieklasse wonen gebaseerd zijn op een verwaarloosbaar risico en de normen voor ernstige bodemverontreiniging gebaseerd zijn op onacceptabele risico's.) Dus hoewel de kwaliteit van de bodem op basis van het rapport niet (geheel) past bij de planologische functie, is er ook geen aanleiding om onacceptabele risico's te verwachten bij het beoogde gebruik. Dit brengt met zich mee dat beoordeeld moet worden of ten behoeve van het nieuwe planologische gebruik de bodemverontreiniging toch aangepakt moet worden. In dit geval behoeft de bodemkwaliteit niet aangepakt (verbetert) te worden, met in achting van onderstaande overwegingen:
- 5. In het bodemonderzoeksrapport zijn geen gegevens opgenomen op basis waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van een nieuw geval van bodemverontreiniging welke valt onder de zorgplicht van de Wet bodembescherming.
- 6. De verontreinigingen die met het verkennend onderzoek zijn gemeten vormen geen verplichting tot saneren als historisch geval op grond van de Wet bodembescherming.
- 7. Er is door de gemeente geen beleid vastgesteld waarin is bepaald dat bij planologische procedures de bodemkwaliteit altijd in overeenstemming gebracht moet worden met de bodemfunctieklasse die hoort bij het planologisch gebruik.
- 8. Het huidige planologische gebruik van de locatie en directe omgeving valt onder de bodemfunctieklasse wonen. Er vindt geen verandering in bodemfunctieklasse plaats.
Wel is het zo dat af te voeren vrijkomende grond niet zonder meer overal hergebruikt mag worden. Voor het afvoeren en elders hergebruiken van vrijkomende grond van de locatie is een partijkeuring nodig (inclusief pfas) en dient getoetst te worden aan de bodemfunctieklasse en bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem.
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7.1 Archeologie
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
In verband met de graafwerkzaamheden is het mogelijk dat archeologisch resten aangetroffen dan wel verstoord worden. Op basis van het provinciaal archeologiebeleid is er sprake van een archeologische verwachting. Voor het tijdperk ijzertijd - middeleeuwen geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 5.000 m2. Voor het tijdperk steentijd - bronstijd geldt voor een gedeelte een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 500 m2. Voor het overige gedeelte geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 2.500 m2.
Met de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maken wordt de drempelwaarde overschreden. Derhalve is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 7 bij de toelichting toegevoegd. De belangrijkste resultaten en conclusies worden hierna besproken. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied plaatselijk tot in de pleistocene ondergrond is verstoord. Op de meeste overige delen is een door veen (en soms klei) afgedekt dekzandlandschap waargenomen waarvan de top van het dekzand nooit droog genoeg is geweest voor het ontstaan van podzolbodems. Het grootste deel van het plangebied zal in het (verre) verleden dan ook niet aantrekkelijk zijn geweest voor bewoning. Alleen op het zuidoostelijke deel van het plangebied zijn in vier boringen goed ontwikkelde podzolbodems aangetroffen. De top van het dekzand ligt hier op ongeveer 1,2 meter beneden NAP. Nergens in het plangebied zijn archeologische indicatoren gevonden.
Omdat de bodem in het grootste deel van het plangebied in het verleden niet geschikt was voor bewoning en er geen archeologische indicatoren zijn gevonden, bestaat er geen aanleiding vervolgonderzoek.
4.7.2 Cultuurhistorie
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. De nieuwe inrichting van het plangebied voegt zich in de bestaande structuren en kenmerken van het terrein.
4.8 Ecologie
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura-2000 gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
• overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Fryslân
In de provincie Fryslân wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingericht of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, of bestendig beheer en onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage I bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, steenmarter, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Het plangebied grenst hier overigens wel aan. Het betreft het water van het Slotermeer en de agrarische strook ten zuiden van het plangebied. De afstand het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving én het IJsselmeer bedraagt 4,5 kilometer.
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Ten noorden van het plangebied ligt de Sleattemer Mar met het Wikeler Hop dat deel uit maakt van de NNN.
Naast de herontwikkeling van het bestaande recreatieterrein wordt met dit bestemmingsplan de recreatieve bestemming van de strook ten westen van het plangebied omgezet naar een natuurbestemming. Hier waren 24 camperstandplaatsen voorzien. Per saldo is sprake van een zeer geringe toename van het aantal recreanten. Naar verwachting zullen er geen (negatieve) effecten op deze gebieden optreden.
Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor dit plan. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Fryslân staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Voor de ontwikkeling is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 5 toegevoegd. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden niet boven de 0,00 mol N/ha/jaar uit komt. Hiermee is aangetoond dat het project, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.
Figuur 13: Uitsnede Begrenzing Ecologische hoofdstructuur (EHS) (huidig NNN)
Figuur 14: Ligging beschermde Natura-2000 gebieden
Weidevogelkansgebied
Het plan valt buiten de begrenzing van een weidevogelkansgebied (zie figuur 15). Het initiatief betreft een aanpassing van de camping en jachthaven. Het gaat hierbij om een inbreiding, een transformatie en opwaardering van het recreatiebedrijf binnen de bestaande oppervlakten. Het aantal ligplaatsen blijft in de gewenste situatie ongewijzigd en is er geen sprake van een uitbreiding. Van extra verstoring op het weidevogelkansgebied zal dan ook geen sprake zijn.
Figuur 15: Ligging Weidevogelgebieden
Soortenbescherming
Er is het voornemen voor de omvorming van recreatieactiviteiten op Jachthaven en landschapscamping Lutsmond. Deze activiteit zou kunnen samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten. Deze is als bijlage 6 toegevoegd. Hierna worden de belangrijkste conclusies besproken.
In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen om er te verblijven. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen.
Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er kunnen daarnaast algemene nationaal beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Friesland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Tot slot worden er een aantal bomen in het plangebied gerooid. Ten tijde van de kap van deze bomen zal beoordeeld worden of sprake is van het kappen van houtopstanden die vallen onder de Wet natuurbescherming (houtopstanden). Indien nodig zal hiervoor een melding gedaan worden bij de provincie Fryslan, danwel een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'kappen' bij de gemeente worden ingediend.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de omvorming van recreatieactiviteiten op Jachthaven en landschapscamping Lutsmond zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
Conclusie
De ontwikkeling wordt niet beperkt door het aspect ecologie.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Uit de professionele risicokaart blijkt in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of bijzondere vervoersroutes van gevaarlijke stoffen liggen. Ook ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen. Er is geen sprake van externe veiligheidsrisico's. Dit wordt bevestigd door een reactie op het plan (zie bijlage 8) van de brandweer Fryslan. In de reactie wordt ook een repressief advies gegeven. Bij de uitwerking van de plannen zal hier rekening mee worden gehouden. Brandkranen worden conform het advies aangelegd. Daarnaast zal de ontwikkelaar in overleg gaan met de brandweer ten behoeve van de bereikbaarheid van de woningen. De brandweer wordt derhalve verder betrokken bij de concrete invulling van het plangebied.
Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.10 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek
Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal een gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. De realisatie van circa 22 recreatiewoningen en enkele kleinschalige recreatieve voorzieningen hebben een relatief beperkte verkeersaantrekkende werking. Deze aantrekkende werking is in ieder geval substantieel lager dan de bijdrage van 1.500 nieuwe woningen. Op basis van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is het plan daarom vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het plan geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen tot gevolg heeft.
4.11 Kabels, Leidingen En Zoneringen
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond en het water. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied. Voor het bestemmingsplan gelden ten aanzien van kabels, leidingen en zoneringen geen belemmeringen. Er behoeven geen leidingen een planologische bescherming te krijgen.
4.12 Duurzaamheid
Op 31 oktober 2012 heeft de gemeente de Duurzaamheidsvisie De Friese Meren vastgesteld. In de visie worden de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende thema's, zoals energievoorziening, watersysteem, grondstoffen en groen en natuur. In 2030 wil de gemeente onafhankelijk zijn van fossiele energiebronnen. Voor de kortere termijn (2020) is met betrekking tot wonen als doel gesteld dat 20% van alle gebouwen energieneutraal is. Daarnaast wordt ingezet op het groen inrichten van de omgeving van de gebouwen die uitnodigt tot natuurlijk spelen. Er wordt ingezet op samenwerking voor bewustwording van inheemse flora en fauna. Wat betreft water, wordt ingezet op 100% afkoppeling van hemelwater en maximaal hergebruik van regenwater. Het gebruik van leidingwater wordt teruggedrongen waarbij ook ingezet wordt op gedrag.
Voor aanvragen vanaf 1 juli 2018 geldt bovendien dat er gasloos gebouwd moet worden. Dit betekent voor dit plan dat de recreatiewoningen niet aangesloten worden op gas en dus via duurzame energieopwekking verwarmd moeten worden. De exacte uitwerking is voor het bestemmingsplan niet relevant, mits deze oplossingen binnen de regels gerealiseerd kunnen worden.
Hoofdstuk 5 Bestemmingen En Planuitgangspunten
In dit hoofdstuk wordt een motivatie gegeven van de gehanteerde bestemmingen en de daarbij behorende uitgangspunten van het bestemmingsplan.
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij combinatie van de regels uit het handboek Handboek Bestemmingsplannen De Fryske Marren en de bestaande regeling zoals opgenomen in de beheersverordening waar het bestemmingsplan Buitengebied 2004 in is opgenomen.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.
Natuur - Open landschap
De groenstrook ten westen van het plangebied krijgt de bestemming Natuur - Open landschap conform de regeling van het geldende bestemmingsplan 'Camperstandplaatsen - Balk'. Het handhaven van de landschappelijke openheid en het behouden en herstellen van de oorspronkelijke natuurwaarden staan hierin centraal.
Recreatie - Jachthaven
De bestaande jachthaven inclusief de gronden ter hoogte van de Lutsmond blijven conform de geldende planologische regeling de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' behouden. Binnen de bestemming zijn onder andere toegestaan:
- een jachthaven inclusief bijbehorende bebouwing;
- kleinschalig toeristisch kamperen;
- een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, ter hoogte van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- een havencafé, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6' en een terras ten behoeve van het havencafé, ter plaatse van de aanduiding 'terras';
- en één bedrijfswoning. De 2e bedrijfswoning is toegelaten binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoningen'.
De bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd te worden. Door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' wordt de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.
Tot slot zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een waterkering toegestaan.
Recreatie - Recreatiewoningen
De gronden van het toekomstige recreatiewoningen terrein krijgen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoningen. Binnen deze bestemming zijn onder andere toegestaan:
- recreatiewoningen;
- sanitaire voorzieningen;
- bedrijfsgebouwen;
- één bedrijfswoning. De 2e bedrijfswoning is toegelaten binnen de bestemming 'Recreatie - Jachthaven', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- parkeerplaatsen;
- en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een waterkering
De bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd te worden. Door middel van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' is het maximum aantal recreatiewoningen bepaald. Dit betreft 2 recreatiewoningen in het noordoostelijke deel van het plangebied en 20 recreatiewoningen in het middendeel van het plangebied. Voor de twee woningen recreatiewoningen aan de Luts is bepaald dat deze twee aaneen gebouwd moet worden. Dit is geregeld met de aanduiding 'twee-aaneen'.
Als strijdig gebruik is het verwijderen van afschermende beplanting opgenomen. Hiermee is de landschappelijke inpassing gewaarborgd.
Verkeer
Tot slot is de openbare weg in het plangebied bestemd als 'Verkeer'. Hierbinnen zijn wegen en straten,
paden, sloten, bermen en beplanting, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan. Deze weg is ook deels eigendom van het naastgelegen bungalowpark.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Overleg
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Het voorontwerpbestemmingsplan is door de gemeente op grond van de inspraakverordening met ingang van 20 september 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tegelijkertijd is ook het overleg ex artikel 3.1.1. Bro gevoerd met overige instanties die een belang kunnen hebben. De gemeente heeft een reactie ontvangen van:
- Provincie Fryslân;
- Brandweer Fryslân;
- Wetterskip Fryslân.
De ingekomen overlegreacties zijn waar nodig verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. De reacties hebben zowel tot een wijziging geleid in de regels, verbeelding en toelichting. Tevens is in overleg met de provincie het inrichtingsplan gewijzigd.
De ontwikkelaar heeft daarnaast met alle omliggende buren gesprekken gevoerd de afgelopen periode en uitgebreid gesproken over de plannen. Alle partijen hebben aangegeven geen bezwaar of problemen met de nieuwe plannen te hebben en zien alles positief tegemoet. Naast bovenstaande is een presentatie gegeven voor het bestuur van Balk Vooruit. Het plan is positief ontvangen. In het kader van de ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn tevens schriftelijke inspraakreacties van derden ontvangen. De inspraakreactie heeft geen aanleiding gegeven om de procedure stop te zetten.
Overlegreacties
- 1. Provincie Fryslân.
De provincie geeft in haar reactie aan dat ze kan instemmen met de herontwikkeling van dit recreatieterrein, maar ziet wel aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen.
De provincie vraagt zich af of de ruimtelijke inrichting aansluit op het Masterplan Balk (2011) waaraan provincie en gemeente zich hebben verbonden. De nu beoogde opzet plaatst recreatiewoningen in de zone waarvan de wens was om die open te houden; kritisch zijn de 6-8 meest noordelijk gelegen recreatiewoningen. De provincie vraag zich verder af of de vier recreatiewoningen aan de oever van de Luts wenselijk zijn binnen het streven om de oevers van de Luts open te houden en op te schonen; verder vraagt de provincie zich af of een 'ingepakt aanzicht' door de heggen en bomen aan de noordwestkant wenselijk is. Gevraagd wordt om de inrichting opnieuw te bezien in samenspraak met het Team Ruimtelijke Kwaliteit.
Wat betreft archeologie is de provincie van mening dat archeologisch onderzoek nodig is volgens de aanbevelingen van Famke.
Het voorontwerpplan geeft een bouwvlak aan tot aan de oever; verzocht wordt om daarover in overleg te gaan met de betreffende provinciale afdeling.
Er is op basis van het nieuwe rekenmodel Aerius alsnog een stikstofberekening nodig voor de aanleg – en gebruiksfase.
Verder wordt gevraagd naar aanleiding van het ecologisch onderzoek om te verduidelijken waar en in welke mate bomen worden gekapt.
Gevraagd wordt om in de toelichting kort aandacht te schenken aan om het item weidevogelkansgebied dat aan de overkant van de Luts is gelegen. Verder wordt gevraagd om nader af te stemmen met Fumo of en vergunning op grond van de Ontgrondingenwet/ Ontgrondingsverordening nodig is voor de aanleg van de waterpartij.
In artikel 4.4. (specifieke gebruiksregels) dient volgens de provincie het woord 'uitsluitend' te worden vervangen door het woord 'behoudens'.
Reactie gemeente:
Kwaliteit/Landschap
Op 12 december 2019 heeft overleg plaatsgevonden tussen initiatiefnemer / gemeente en het Team Ruimtelijke Kwaliteit van de provincie. Tijdens dit gesprek is ingegaan op de opmerkingen die gemaakt zijn in de reactie op het voorontwerpbestemmingsplan.
Masterplan Waterfront Balk
De gedachte verwoord en verbeeld in het masterplan heeft een aangepaste vertaling gekregen in het inrichtingsplan. Het verruimen en meer open maken van de entree van de Luts had als doel om de monding van de Luts, als toegangsvaart naar Balk, beter herkenbaar te maken. Hiertoe zou ook als verwijzing naar het gebouw 'de Volharding' (in het te realiseren hotel) een hoger element opgenomen worden dat als landmark het dorp kon markeren.
Het hogere gebouw komt er echter niet meer. Daarmee is de wens om de entree naar Balk en de herkenbaarheid daarvan te verbeteren niet verdwenen maar wel in een ander daglicht komen te staan.
In de nieuwe inrichting krijgt dat een vertaling door het meer open te maken (verwijderen van de schuur/berging/afdak) ten zuidwesten van de bedrijfswoning. De 4 vrijstaande recreatiewoningen georiënteerd op de Luts worden vervangen door twee geschakelde recreatiewoningen die meer terug van de Luts (10 meter uit de beschoeiing) worden gehouden en die zich oriënteren op zowel de Luts en de jachthaven.
Het verder terugplaatsen van de cluster recreatiewoningen rond de waterplas wordt niet overgenomen. Dat zou betekenen dat het parkeren weer op een plek in het zicht van de Luts geclusterd gaat worden. Het decentraliseren van de parkeervoorzieningen was juist een opgave uit het Masterplan.
Met de voorgestelde inrichting wordt daar aan voldaan.
Wel wordt aan de Luts zijde in een deel van de nu aanwezige en reeds opgeschoonde groensingel in de kop de onder beplanting verwijderd. In het volledig 'groen ingepakte aanzicht' van het terrein ontstaan zo meer doorzichten langs en vanaf het water.
Beheerzonevaarweg/vaarwegverordening.
In het plan wordt nu rekening gehouden met een afstand van 10 meter tot de Luts; het bouwvlak op de verbeelding is hierop aangepast. Voor de ontwikkeling in het plangebied is geen ontheffing nodig.
Archeologie.
Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd; omdat de bodem in het grootste deel van het plangebied in het verleden niet geschikt was voor bewoning en er geen archeologische indicatoren zijn gevonden, bestaat er geen aanleiding voor vervolgonderzoek.
Stikstof.
De stikstofberekening wordt aan het plan toegevoegd.
Ecologie / houtopstanden.
Over het kappen van bomen vindt nog nader onderzoek plaats; indien nodig zal hiervoor een melding worden gedaan dan wel een aanvraag omgevingsvergunning worden ingediend. De plantoelichting wordt op dit punt verduidelijkt.
Weidevogels.
In de plantoelichting wordt alsnog ingegaan op het verderop gelegen weidevogel kans gebied; van een extra verstoring zal geen sprake zijn.
Ontgrondingen / Bodem.
In de plantoelichting wordt verwoord dat er geen ontgrondingsvergunning nodig is. Het verkennend bodemonderzoek is als bijlage aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd. Gelet op de beoogde functie is het plangebied in elk geval geschikt als de grondkwaliteit voldoet aan de maximale waarden van de bodemfunctieklasse wonen en de grondwaterkwaliteit voldoet aan de streefwaarden. Alsdan worden de risico's als gevolg van verontreinigende stoffen in de bodem verwaarloosbaar geacht bij normaal gebruik van de beoogde functie van het plangebied.
Uit de resultaten blijkt dat de bodem van het plangebied deels verontreinigd is. De gemeten verontreiniging is niet zodanig dat ernstige bodemverontreiniging en daarmee samenhangende onacceptabele risico's zijn te verwachten.
Wel blijkt uit de resultaten dat een deel van de grond niet voldoet aan de kwaliteit van de bodemfunctieklasse wonen en dat het grondwater niet overal voldoet aan de streefwaarden.
De normen voor de bodemfunctieklasse wonen zijn lager dan de normen die worden gebruikt om te bepalen of sprake is van ernstige bodemverontreiniging.
Dus hoewel de kwaliteit van de bodem op basis van het rapport niet geheel past bij de planologische functie, is er ook geen aanleiding om onacceptabele risico's te verwachten bij het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit behoeft in dit geval niet aangepakt / verbeterd te worden.
Daarbij is het volgende overwogen.
In het bodemonderzoeksrapport zijn geen gegevens opgenomen op basis waarvan kan worden aangenomen dat sprake van een nieuw geval van bodemverontreiniging welke valt onder de zorgplicht van de Wet bodembescherming.
De verontreinigingen die met het verkennend onderzoek zijn gemeten vormen geen verplichting tot saneren als historisch geval op grond van de Wet bodembescherming.
Er is door de gemeente geen beleid vastgesteld waarin is bepaald dat bij planologische procedures de bodemkwaliteit altijd in overeenstemming gebracht moet worden met de bodemfunctieklasse die hoort bij het planologisch gebruik.
Het huidige planologische gebruik van de locatie en de directe omgeving valt onder de bodemfunctieklasse wonen. Er vindt geen verandering plaats in de bodemfunctieklasse.
Wel is het zo dat af te voeren vrijkomende grond niet zonder meer overal hergebruikt mag worden. Voor het afvoeren en elders hergebruiken van vrijkomende grond van de locatie is een partijkeuring nodig (inclusief Pfas) en dient getoetst te worden aan de bodemfunctieklasse en bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem.
Regeling standplaatsen kampeermiddelen.
In de regels wordt het woord 'uitsluitend' vervangen door 'behoudens'.
- 2. Brandweer Fryslân.
De brandweer vraagt aandacht voor de bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid.
Reactie gemeente:
Initiatiefnemer / aanvrager treedt in nader overleg met de brandweer. Er is in elk geval voldoende bluswater op korte afstand aanwezig. De bestemmingen bieden de gewenste ruimte om de veiligheidsaspecten van de brandweer mogelijk te maken. Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal een gedetailleerde inrichtingstekening worden gemaakt en meegedeeld aan de brandweer.
- 3. Wetterskip Fryslân.
Het Wetterskip Fryslân verzoekt bij mails van 28 oktober en 30 oktober 2019 verschillende wateraspecten nader uit te werken in de Waterparagraaf.
Reactie gemeente:
De genoemde aspecten krijgen een plek in de waterparagraaf in het bestemmingsplan. Bij de aanvraag om watervergunning voor onder meer het graven van nieuw oppervlaktewater en het verleggen van de boezemkade komen deze aspecten nader aan de orde. Verder wordt er een verzoek om een nieuw peilbesluit bij het Wetterskip Fryslân door initiatiefnemer ingediend.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Wel heeft provincie Fryslân via de mail een vraag gesteld over de voorgenomen ontgronding. Paragraaf 4.6 gaat hier nader op in.
Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is vervolgens door de gemeenteraad op 24 juni 2020 vastgesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Grondexploitatie En Economische Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor het realiseren van de ontwikkelingen op het recreatiepark worden gedragen door de initiatiefnemer.
Grondexploitatie
Het doel van de grondexploitatie regeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1. Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Initiatiefnemer draagt zorg voor de financiering van alle kosten die gemoeid zijn met de aanleg van dit recreatiepark. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Bouwplankosten worden via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing
Bijlage 1 Advies Fumo
Bijlage 2 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Archeologisch onderzoek
Bijlage 5 Stikstofonderzoek
Bijlage 6 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Ecologisch onderzoek
Bijlage 7 Overlegreactie Provincie
Bijlage 7 Overlegreactie provincie