KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beschrijving Initiatief
2.3 Ruimtelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden
4.1 Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Ecologie
4.6 Archeologie
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleiding
5.2 Algemeen
5.3 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Wateradvies
Bijlage 2 Overlegreactie
Bijlage 3 Raadstukken

Goingarijp - It Hof 17A

Bestemmingsplan - gemeente De Fryske Marren

Vastgesteld op 28-09-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.3 aan huis verbonden werkactiviteit:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder werkactiviteit als hier bedoeld worden in elk geval niet begrepen: garagebedrijven, detailhandel, horeca, showrooms en prostitutie;

1.4 aanleggelegenheid:

gelegenheid voor het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.7 bestaand:

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
    1. 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
    2. 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening tot stand zijn gekomen;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw

verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd(e) gebouw of overkapping;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 chalet:

een verblijf bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.22 huishouden:

één of meer personen in een woning of een woonruimte, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners;

1.23 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.24 kap:

een dak met een zekere helling;

1.25 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.26 overkapping:

elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.27 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
      • het NAP -0,52 m;

1.28 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;

1.29 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.30 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 recreatiewoning of zomerhuis

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.32 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een andere bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken wordt de bouwhoogte niet als goothoogte aangemerkt;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zomerhuizen ten behoeve van recreatieve bewoning;
  2. b. bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. terreinen;
  2. d. straten en paden;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. water;
  6. h. nutsvoorzieningen;
  7. i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein; en
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 3.2.1 sub a in die zin dat de zomerhuizen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van het zomerhuis voor permanente bewoning;
  2. b. het gebruik van het zomerhuis voor bedrijfsmatige exploitatie.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Bestaande maatvoeringen

Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.


In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

5.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

5.3 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
  2. b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  4. d. de regels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
  5. e. de regels in die zin dat gebouwen en/of andere bouwwerken ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
    2. 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Goingarijp - It Hof 17A

van de gemeente De Fryske Marren.

Behorend bij besluit van 28 september 2016.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het noorden van de gemeente De Fryske Marren ligt een klein dorp genaamd Goingarijp. Dit dorp heeft door de ligging aan het Sneekermeer/Goingarijpsterpoelen een sterk recreatief karakter. Aan It Hôf zijn vier woningen langs het water gelegen, waaronder It Hôf 17. Op dit perceel staat een woning. Ten noorden hiervan ligt een tuin met hierop een stacaravan. Het voornemen is om ter plaatse van de stacaravan een recreatiewoning/chalet te bouwen.

De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Om deze reden wordt voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De gemeente heeft door middel van een principebesluit aangegeven onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan de ontwikkeling. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft het noordelijk deel van het perceel It Hôf 17 te Goingarijp. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPGOI15ITHOF17A-VA01_0001.png"

Figuur 1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplan

Het perceel is geregeld in het bestemmingsplan Goingarijp (2006), waarin het is bestemd als 'Woondoeleinden 1' en 'Tuin'. Het gebruik voor verblijfsrecreatie is op basis van de bestemmingen niet mogelijk. Het bouwen van hoofdgebouwen is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Wel is het mogelijk om buiten deze bouwvlakken (ook binnen het plangebied) bijbehorende bouwwerken bij de woningen te bouwen. Binnen de bestemming 'Tuin' mag, met uitzondering van een erker bij een woonhuis, niet gebouwd worden.

Een fragment van het geldende bestemmingsplan is in de figuur 2 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPGOI15ITHOF17A-VA01_0002.png"

Figuur 2 Fragment vigerende bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en ruimtelijke inpassing daarvan en de vertaling naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 word het plan getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

It Hôf vormt het oude deel van het dorpje Goingarijp. Dit dorp heeft door de ligging aan het Sneekermeer/Goingarijpsterpoelen een sterk recreatief karakter. Het dorp wordt in tweeën gesplitst door een brede watergang. Ten zuidoosten hiervan liggen hoofdzakelijk woningen en aan de noordwestzijde liggen recreatieterreinen. Rondom It Hôf zijn verder nog enkele recreatieve functies aanwezig, waaronder een recreatieverblijf achter de woning It Hôf 17 en een jachthaven richting het noordoosten.

Aan It Hôf zijn vier woningen langs het water gelegen, waaronder It Hôf 17. De aanvrager heeft het noordelijk deel van de tuin bij deze woning in eigendom gekregen. Dit deel is al lange tijd afgezonderd van de rest van de tuin. Hierop staat sinds de jaren '80 van de vorige eeuw een stacaravan. Een vooraanzicht op het perceeltje is weergeven in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPGOI15ITHOF17A-VA01_0003.jpg"

Figuur 3 Vooraanzicht bestaande situatie

2.2 Beschrijving Initiatief

Uitgangspunten

De initiatiefnemer heeft het voornemen om op de plaats van de bestaande stacaravan een recreatiewoning/chalet te bouwen. De gemeente heeft in een principebesluit aangegeven dat zij mee willen werken aan de ontwikkeling. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  1. 1. de nieuwe recreatiewoning op dezelfde plek gesitueerd wordt als de bestaande caravan;
  2. 2. er mag geen permanente bewoning plaatsvinden;
  3. 3. de recreatiewoning mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
  4. 4. de bestaande karakter van de tuin moet behouden blijven;
  5. 5. de huidige parkeersituatie dient in stand te worden gelaten;
  6. 6. de oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen (aangepast naar 45 m2);
  7. 7. de goothoogte (of boeibordhoogte) bedraagt niet meer dan 3 meter (aangepast naar 2,5 meter);
  8. 8. het dak dient plat of slechts een beperkte kapvorm te hebben;
  9. 9. er mogen verder geen bijgebouwen op het perceel worden geplaatst.

Toetsing van voorgenoemde voorwaarden vindt hierna plaats. Punt 1 is via de plaatsing van het bouwvlak geregeld, de overige punten zijn voor zover mogelijk in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. Er is nog geen sprake van een definitief bouwplan. Op basis van de voorwaarden zal het bouwplan uitgewerkt worden.

De ontwikkeling

De voorgestelde recreatiewoning voldoet aan de uitgangspunten. De zomerwoning is bedoeld voor eigen gebruik. Er is dus geen sprake van bedrijfsmatige exploitatie. Het bestaande karakter van de tuin wordt behouden. De boom en de bestaande haag ten noordoosten van het perceel blijven behouden. Ten zuiden van het perceel komt op dezelfde plek als de bestaande heg een nieuwe (lagere) heg.

Op het perceel is ruimte voor een kleinschalig recreatieverblijf met een oppervlakte van maximaal 45 m2. De bestaande aansluiting van het perceeltje kan hiervoor worden gebruikt. Op de zuidelijke hoek staat in de bestaande situatie een parkeerplaats. Deze wordt in de nieuwe situatie ook weer gebruikt.

De naastgelegen woning is door de tuin in de bestaande situatie afgezonderd. Dit karakter zal in de nieuwe situatie behouden blijven. De globale gewenste inrichting van het perceeltje is weergegeven in de figuur 4. Hierin is uitgegaan van een recreatiewoning met een footprint van 9 bij 5 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPGOI15ITHOF17A-VA01_0004.png"

Figuur 4 Nieuwe situatie

2.3 Ruimtelijke Inpassing

Het initiatief omvat het verwijderen van de stacaravan (circa 25 m2) en het bieden van mogelijkheden voor een grotere accommodatie (circa 45 m2). Er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, die goed past in het karakter van It Hôf. De woning wordt in een tuin gebouwd. Het karakter van de tuin blijft behouden. Bij de woningen in It Hôf is bij de meeste woningen sprake van bijgebouwen. De te bouwen recreatiewoning krijgt qua positieve en omvang het karakter van een bijgebouw en past hierdoor in de omgeving van It Hôf. In de rest van het dorp zijn overigens meer grootschalige recreatieve voorzieningen, zoals jachthavens en recreatieterreinen aanwezig.

Het omliggende gebied kenmerkt zich als een woongebied met een sterk recreatief medegebruik. Het toevoegen van een solitaire recreatiewoning is functioneel goed inpasbaar. Doordat de recreatiewoning op het zuidelijk deel van het perceel is beoogd, wordt hinder voor het aangrenzende woonperceel beperkt. Immers: de buitenruimte ligt daardoor van woningen af en wordt afgeschermd door de recreatiewoning.

Het bouwen van de recreatiewoning aansluitend op de bestaande lintbebouwing sluit aan bij de stedenbouwkundige structuur van het gebied. Het verwijderen van de huidige stacaravan en de inrichting van het perceeltje met een permanente accommodatie biedt kansen om de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse te versterken. Het leidt namelijk tot een verhoging van het investeringsniveau. Deze kwaliteitsverbetering zal met name merkbaar zijn vanaf de zijde van het water, aangezien de bebouwing hier meer prominent in het beeld ligt. Het aanzicht aan de zijde van It Hôf zal slechts zeer beperkt wijzigen. Het behoud van een groene uitstraling aan deze zijde is het uitgangspunt.

Het perceel biedt goede kansen voor de vaarrecreatie. Er is de mogelijkheid voor het aanleggen van een boot. Hierdoor zal autogebruik beperkt zijn. Ook gelet op de aanwezigheid van de meer grootschalige jachthaven direct ten noordoosten van de locatie, zal het verkeer naar de recreatiewoning verwaarloosbaar zijn. Het heeft de voorkeur om op het perceel geen parkeerplaatsen aan te leggen. In de directe omgeving is veel parkeergelegenheid aanwezig. Zoals aangegeven in de vorige paragraaf op is hiervoor wel ruimte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 14 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De bouw van een recreatiewoning wordt niet gezien als verstedelijking in dit kader. De ladder is zodoende niet van toepassing. Voor de volledigheid wordt hieronder wel ingegaan op de stappen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

1. Is er een regionale behoefte?

In het voorgenomen plan is sprake van een concreet verzoek van de gebruik van de recreatiewoning. De behoefte is om de bestaande stacaravan te vervangen door een kwalitatief betere woning. Het is dus een kwalitatieve verbetering.

2. Is de behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied.

Het plangebied waarin de de recreatiewoning wordt gebouwd is aangewezen als bestaand stedelijk gebied.

3. Indien de ontwikkeling niet plaats kan vinden binnen bestaand stedelijk gebied, moet gezocht worden naar een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende behoefte.

Doordat voldaan wordt aan de tweede stap, is toetsing aan de derde stap niet van toepassing. Overigens grenst het plangebied aan een straat en is het door zijn ligging aan het water goed bereikbaar per boot.

Er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Fryslân 2007

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 'Om de kwaliteit van de Romte', vastgesteld op 13 december 2006.

Het imago van Fryslân wordt in sterke mate bepaald door de (cultuur)toeristische en recreatieve mogelijkheden die de provincie te bieden heeft. De te koesteren kernkwaliteiten van Fryslân staan daar borg voor. De toeristische sector is een belangrijke bron van werkgelegenheid en is daarmee een belangrijke sociaal-economische factor die tevens bijdraagt aan de instandhouding van het voorzieningenniveau in dorpen.

Naast versterking van de stedelijke gebieden, wordt met het Streekplan ingezet op een vitaal platteland. Binnen dit vitale platteland, waar ontwikkelingen binnen de aanwezige kwaliteiten en binnen de plaatselijke verhoudingen mogelijk zijn, worden stedelijke en regionale centra en recreatiekernen en overige kernen onderscheiden. Nieuwe grootschalige initiatieven worden primair geconcentreerd in deze gebieden. Uitbreiding van bestaande voorzieningen is ook daarbuiten mogelijk. Voor alle gevallen geldt een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing als voorwaarde. Het plangebied gebied valt niet onder een van de voorgenoemde kernen.

Het initiatief betreft een kleinschalige ontwikkeling die plaatsvindt in een dorp met een sterk recreatief karakter. Bij het ontwerp van het terrein wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Dit is verwoord in het vorig hoofdstuk. Op deze wijze sluit het plan aan op de provinciale beleidsuitgangspunten.

Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het Merengebied. Van provinciaal belang zijn hier de grootschalige open watervlaktes met open (meer) overs, grootschalige openheid in de veenweidegebieden met opstrekkende verkaveling, stelsel van waterverbindingen (meren, vaarten en kanalen) en dijken, de relatie van de bebouwing(slinten) met het water en het omliggende landschap.

De recreatie speelt een grote rol in het Merengebied en heeft in de laatste decennia geleid tot de aanleg en het heropenen van vaarverbindingen en de bouw van aan de recreatie gerelateerde bebouwing en voorzieningen, zoals recreatiewoningen, hotels en (jacht)havens.

De ontwikkeling vindt plaats in een dorp met een sterk recreatief karakter en is qua aard en omvang kleinschalig. Het bouwen van de recreatiewoning draagt bij aan het versterken van de relatie van de bebouwingslint met het water. Dit project doet dan ook geen afbreuk aan voorgenoemde kernkwaliteiten van het Merengebied. Algemeen wordt gesteld dat de ontwikkeling de bestaande structuren en kenmerken van de omgeving respecteert.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Relevante artikelen op dit project worden hierna behandeld.

Artikel 1 van de Provinciale Verordening Romte Fryslân geeft aan dat in een ruimtelijk plan aansluitend op het stedelijk gebied een uitbreidingslocatie is toegestaan voor stedelijke functies. Voor het plan geldt dat het gelegen ligt in het stedelijk gebied.

Artikel 2 van de verordening geeft aan hoe in de plantoelichting van een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied rekening gehouden moet worden met de inpassing van nieuwe functies in het landschap en hoe dit plan bijdraagt aan de kwaliteiten van het landschap, zoals beschreven in de Structuurvisie Grutsk op 'e Romte. Het plangebied ligt in het stedelijk gebied waarop dit artikel niet van toepassing is.

Artikel 5 geeft regels ten aanzien van recreatiewoningen. Het is in beginsel niet mogelijk om solitaire recreatiewoning in een dorpskern te bouwen. Wel is het op basis van lid 5.1.3 mogelijk om op een bestaand kampeerterrein recreatiewoningen toe te staan ter vervanging van standplaatsen. Op de locatie is als 30 jaar een stacaravan aanwezig, die ook voor recreatieve bewoning wordt gebruikt. Dit is derhalve aan te merken als een standplaats op een 'kampeerterrein'. Op basis hiervan kan de woning op deze plek worden toegestaan.

De ontwikkeling is passend in de regels uit de Verordening Romte Fryslân.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Toeristisch-recreatieve visie Skarsterlân

De voormalige gemeente Skarsterlân heeft haar beleid ten aanzien van de recreatie en het toerisme vastgelegd in de Toeristisch-recreatieve visie uit 2008. In deze visie wordt benadrukt dat toerisme en recreatie een van de belangrijke economische pijlers van de gemeente is. Een van de uitgangspunten in de visie is dan ook het versterken van onder andere het aanbod aan recreatievoorzieningen.

Het gebied waarin Goingarijp ligt, is in de recreatieve visie van de gemeente als een primair voor toeristen aantrekkelijk gebied aangewezen, vanwege het waterrijke karakter. Dit plan maakt het voortztten van het bestaande gebruik mogelijk, maar met een opwaardering van de kwaliteit. Deze recreatieve ontwikkeling vindt plaats in een recreatief aantrekkelijk gebied. Deze ontwikkeking is passend binnen het toeristisch-recreatieve beleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, dient ook rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Het omliggende gebied kenmerkt zich door een woongebied met een sterk recreatief medegebruik. Het toevoegen van een solitaire recreatiewoning is functioneel goed inpasbaar. Doordat de recreatiewoning op het zuidelijk deel van het perceel is beoogd, wordt hinder voor het aangrenzende woonperceel beperkt. De woning heeft daarnaast een milieubelasting die vergelijkbaar is met reguliere burgerwoningen.

Daarnaast geldt ook voor recreatiewoningen dat een goed leefklimaat gerealiseerd moet worden. In dit geval wordt een recreatiewoning toegevoegd, waarbij rondom de recreatiewoning de woon -en recreatieve functie reeds aanwezig is. Er is daarom sprake dat bij de recreatiewoning een goed leefklimaat wordt gecreëerd, zoals in de omgeving nu ook al het geval is.

Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.2 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Recreatiewoningen zijn niet-geluidsgevoelige objecten. Een formele toets aan de Wgh is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient er vanuit een 'goede ruimtelijke ordening' gemotiveerd te worden dat er bij de recreatiewoning vanuit wegverkeersgeluid een goed recreatieklimaat ontstaat. De recreatiewoning wordt gebouwd langs een weg die geen doorgaande functie heeft en met name bedoeld is voor bestemmingsverkeer naar de woningen langs It Hôf. De verkeersintensiteiten zullen dan ook zeer laag zijn, waardoor er een goed recreatieklimaat wordt geboden.

Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.3 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie.

Het plangebied is momenteel voor woondoeleinden in gebruik. Er is geen sprake van een verdachte locatie. Net als in de huidige situatie blijft het plangebied bestemd als verblijfsfunctie. Een bodemonderzoek kan in het kader van de bestemmingsplanprocedure achterwege blijven. In het kader van de vergunningverlening is het uitvoeren van een bodemonderzoek in principe wel verplicht. Gezien het huidige gebruik van de gronden worden er geen belemmeringen verwacht.

4.4 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Het projectgebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het project is via de digitalewatertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Reden hiervoor is de ligging in de zone van een lokale kering. In dit kader heeft het waterschap een wateradvies opgesteld. Dit advies is opgenomen in Bijlage 1.

In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Veilig
Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. De kades van de watergang vormen een lokale kering. De kerende werking van deze kades moet zijn gewaarborgd. Aan de kades worden geen wijzigingen voorgesteld. Bij de aanleghoogte van de tuin en de bebouwing moet rekening worden gehouden met de kade en voor de werkzaamheden binnen de zone van de waterkering is een watervergunning nodig.

Voldoende

Peilbeheer en drooglegging
Het plangebied ligt in een peilgebied met een vast peil van -1,45 meter NAP, maar direct langs een beheerste boezem met een peil van -0,52 meter NAP. Er moet dus rekening worden gehouden met hoge waterstanden.

Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het waterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Dit is voor verharding en bebouwing zonder kruipruimte 0,70 meter. Tevens moet rekening worden gehouden met de hoogte van de kade.

In principe wordt de woning op dezelfde hoogte gebouwd als de bestaande woningen langs de kade. Hierover vindt in het kader van de watervergunning nadere afstemming plaats met het waterschap.


Compensatie
Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.

In dit geval wordt de bebouwing op dezelfde plek gesitueerd als de bestaande stacaravan gerealiseerd, waardoor er sprake is van een geringe verhardingstoename. Er ontstaat zodoende geen wateroverlast.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem
Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval wordt afvalwater op het gemeentelijke vuilwaterriool afgevoerd. Schoon hemelwater vanaf de verhardingen wordt afgevoerd op de watergangen in de omgeving.

Waterkwaliteit
De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet
Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Proces
Bij de uitvoering van de plannen worden de adviezen uit het wateradvies opgevolgd. Het waterschap heeft in dat geval geen bezwaren en geeft een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.

4.5 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid en de wetgeving voor de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt is dat met beide geen strijdigheid ontstaat.

Gebiedsbescherming

Het projectgebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 200 meter afstand. Het betreft het Sneekermeergebied. Dit gebied maakt tevens onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.

De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op beschermde natuurwaarden in de omgeving. Het toevoegen van een solitaire recreatiewoning draagt niet in betekenende mate bij aan het aantasten van de wezenlijke kenmerken of waarden van de beschermde gebieden. Vanuit de Natuurbeschermingswet zijn geen aanvullende onderzoeken of vergunningen nodig.

Soortenbescherming

In het plangebied worden geen sloten gedempt of bomen gekapt. Voorheen stond op de plek waar de recreatiewoning wordt gebouwd een stacaravan. Het gebied wordt daarom niet geschikt geacht als verblijfsplaats voor beschermde diersoorten. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek in het kader van dit project is niet nodig.

Voor alle soorten is de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.6 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor de gemeente De Fryske Marren wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Uit deze kaart blijkt dat er in het plangebied een kans is op het aantreffen van archeologische resten uit de periode ijzertijd – middeleeuwen. De provincie beveelt aan om archeologisch onderzoek te doen bij ingrepen groter dan 5.000 m2.

De ingrepen dit nodig zijn voor de bouw van de woning zijn kleiner dan 5.000 m2. De woning krijgt een oppervlakte van 45 m2. Het is daarom niet nodig om archeologisch onderzoek uit te voeren. Als bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen dan moet dit gemeld worden bij het bevoegd gezag.

Ten aanzien van archeologie zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.7 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. De nieuwe inrichting van het plangebied voegt zich in de bestaande structuren en kenmerken van het dorp.

4.8 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 17 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 11 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus goed.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan stelt slechts de bouw van een recreatiewoning voor.

Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.9 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.

Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. In de directe omgeving van het plangebied komen geen risicovolle inrichtingen -en/of transportroutes -en/of leidingen voor gevaarlijke stoffen voor.

Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan dus geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels, leidingen of zones die voorzien moeten worden van een planologisch regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting Op De Bestemmingen

De bestemmingsplan in dit bestemmingsplan zijn afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen. In het principebesluit van de gemeente De Fryske Marren heeft de gemeente aangegeven medewerking te willen verlenen aan de ontwikkeling onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn, waar mogelijk, vertaald naar de regels van dit bestemmingsplan.

De plek van de recreatiewoning is vastgelegd door middel van een bouwvlak, waarbinnen het gebouw gebouwd moet worden. Dit bouwvlak is ongeveer 60 m2 om enige flexibiliteit te bieden. De maximale oppervlakte van 45 m2 is in de bouwregels opgenomen. Verdere (bij)gebouwen op het perceel zijn uitgesloten.

Verder is de maximale goothoogte van 2,5 meter vastgelegd. Door het opnemen van een nokhoogte van 4 meter is geregeld dat er sprake is van een beperkte kapvorm (maximaal 1 meter).

In de regels is verder opgenomen dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning of bedrijfsmatig exploitatie.

Wat niet in de regels is geregeld zijn de voorwaarden ten aanzien van het karakter van de tuin en de huidige parkeersituatie.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure:

Inspraak en overleg
Met dit plan zijn geen grote maatschappelijke belangen gemoeid. Daarom wordt niet de mogelijkheid tot inspraak verleend. Een ieder kan tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze indienen.

Het concept van dit bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de provincie Fryslân. De provincie heeft in een schriftelijke reactie aangegeven geen opmerkingen op het plan te hebben. Het Wetterskip Fryslân heeft in het kader van de watertoets (zie paragraaf 4.4) een positief wateradvies afgegeven. De reactie van de provincie is opgenomen in Bijlage 2.

Zienswijze
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 8 december 2015 tot en met 18 januari 2016 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn zijn geen zienswijzen ingekomen. Wel zijn buiten de termijn 3 zienswijzen ingediend. De termijnoverschrijding van 2 van de 3 zienswijzen is niet verschoonbaar, waardoor deze niet ontvankelijk zijn verklaard. Eén zienswijze is wel verschoonbaar en ontvankelijk. Deze zienswijze is behandeld door de gemeente.

Vaststelling
De zienswijzen zijn door de gemeente beantwoord en meegenomen in de vaststelling van het bestemmingsplan. In overleg met de initiatiefnemer is de omvang van de recreatiewoningen beperkt. In artikel 3, lid 3.2 onder c is de oppervlakte beperkt van 50 naar 45 m2 en onder d is de goothoogte verkleind van 3,00 naar 2,50 meter. Op de verbeelding is het bouwvlak aan de westzijde één meter ingekort en één meter verder vanaf de zuidelijke erfgrens geschoven.

Het bestemmingsplan is op 28 september 2016 met inachtneming van voorgenoemde aanpassingen gewijzigd vastgesteld. De indieners van de zienswijzen zijn hiervan op de hoogte gesteld. De bij de vaststelling behorende stukken, waaronder de reactienota zienswijzen, zijn opgenomen in Bijlage 3. Tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor het realiseren van de recreatiewoning wordt gedragen door de initiatiefnemer. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om de recreatiewoning te kunnen realiseren.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van een overeenkomst. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk. In beginsel bestaat daarom de verplichting om een exploitatieplan op te stellen. In dit geval is het kostenverhaal geregeld via een anterieure overeenkomst die de gemeente met de ontwikkelende partij heeft gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 2 Overlegreactie

Bijlage 2 Overlegreactie

Bijlage 3 Raadstukken

Bijlage 3 Raadstukken