KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Wonen - Voormalige Boerderij
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige En Gewenste Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Landschappelijke Inpassing
2.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Water
4.4 Bodem
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Ecologie
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Wonen
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Overlegreactie Brandweer
Bijlage 3 Overlegreactie Provincie
Bijlage 4 Overlegreactie Tennet
Bijlage 5 Zienswijze Provincie
Bijlage 6 Zienswijzennota

Rottum - Vogelzangweg 2

Bestemmingsplan - Gemeente De Fryske Marren

Vastgesteld op 14-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Rottum - Vogelzangweg 2 met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPROT21VOGEZANGWG2-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.7 achtererf:

erf aan de achterkant van het hoofdgebouw tot aan de achterste bouwperceelgrens;

1.8 agrarische hobbyactiviteiten:

het houden van dieren op een kleinschalige niet-bedrijfsmatige wijze, waarop het Activiteitenbesluit niet van toepassing is;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.11 bed & brochje:

het bieden van de mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.12 bestaand(e):

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

een grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij direct met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 cultuurhistorische waarden:

het samenspel van historische landschappen, historisch geografische elementen en structuren, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken en archeologische vindplaatsen, waaruit de historie van een gebied te herleiden is;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 e-commerce:

het verhandelen van goederen aan particulieren, waarbij het contact met die particulieren uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en uitgestald ten verkoop en waarbij het (bedrijfs)pand de ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de binnen de bestemming toegelaten bedrijvigheid, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze die inrichting niet verbiedt;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geluidsgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.28 hogere waarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.29 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.31 kampeermiddel:

een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter, zoals een tent, vouwwagen, caravan of camper;

1.32 kap:

een dak met een zekere helling;

1.33 kleine windturbine:

een installatie c.q. bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind:

  • met een horizontale as en waarvan de rotor een oppervlakte beschrijft van maximaal 40 m2 (een maximale wiek van ongeveer 3,5 m);
  • met een horizontale as in andere vormen dan twee of drie wieken, waaronder de zogenaamde niet-wiekturbines;
  • met een verticale as.

1.34 landschappelijke waarden:

aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.35 lessenaarsdak:

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.36 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.37 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, (bodem)verontreiniging, licht en/of trilling;

1.38 natuurlijke waarden:

biotische en abiotische waarden van een gebied;

1.39 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut;

1.40 overkapping:

elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.41 paardrijbak:

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.42 peil:

  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd het NAP -0,52 m;

1.43 permanente bewoning:

gebruik van een recreatiewoning als feitelijk hoofdverblijf;

1.44 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.45 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.47 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.48 zijerf:

het naast het hoofdgebouw gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen naast de zijgevel tot de zijdelingse bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

2.7 lessenaarsdak:

in afwijking van het bepaalde in lid 2.1 en 2.2 wordt bij een woning met een lessenaarsdak het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte;

2.8 masthoogte van een windturbine:

de hoogte gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische cultuurgrond, met dien verstande dat houtteelt niet in de bestemming is begrepen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. extentief gebruik ten behoeve van een hondenschool;

met de daarbij behorende:

  1. c. erven en terreinen, parkeervoorzieningen, ontsluiting van woningen en gronden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere bouwwerken;
  2. d. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen, visplaatsen, aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het bebouwings- en landschapsbeeld nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats van bouwwerken, in die zin dat wordt aangesloten bij bestaande bebouwing;
  2. b. de (transparante) vormgeving van andere bouwwerken, met name afrasteringen en omheiningen;
  3. c. de plaats van lichtmasten, met het oog op het voorkomen van lichthinder.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Wonen - Voormalige Boerderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 1 Lijst met toelaatbare beroepen en bedrijvigheid;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. ondergeschikte agrarische hobbyactiviteiten;
    4. 4. stalling van boten en caravans;
    5. 5. een hondenschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hondenschool';

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. het bebouwings- en straatbeeld;
  3. c. de woonsituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en bouwhoogte en de dakvorm van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2.1, sub b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw tot:
    1. 1. ten hoogste 150 m2, mits de gezamelijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    2. 2. ten hoogste 200 m2 , mits de gezamelijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    3. 3. ten hoogste 250 m2, mits de gezamelijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  2. b. de in lid 4.4 sub a genoemde vergroting is alleen toegestaan indien de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 1 Lijst met toelaatbare beroepen en bedrijvigheid, dan wel hobbymatige activiteiten of een hondenschool.
  3. c. lid 4.2.1, sub b voor vervangende herbouw van de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, dan wel een hobbymatige activiteit of een hondenschool, mits:
    1. 1. de totale oppervlakte na herbouw niet meer bedraagt dan 75% van de bestaande oppervlakte;
    2. 2. aan de te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
    3. 3. de bebouwing zo goed mogelijk aansluit bij de bestaande bebouwing;
  4. d. lid 4.2.2, sub a voor de herbouw van het hoofdgebouw op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak tot maximaal de bestaande oppervlakte, mits uit een akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB hiervoor door het college van burgemeester en wethouders hogere grenswaarden zijn verleend;
  5. e. lid 4.2.3, sub b voor het verkleinen van de afstand van een bijhorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens;
  6. f. lid 4.2.4, sub c voor een afwijking van de bouwhoogte van lichtmasten tot 8 m, met dien verstande dat de lichtmasten geen lichthinder mogen veroorzaken.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van de groenelementen zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, teneinde te komen tot een gedegen landschappelijke inpassing;

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. b. Indien uit het in sublid a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

Indien het voornemen bestaat om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sublid b, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande maatvoeringen

  1. a. Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
  2. b. In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

7.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

7.3 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
  2. b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen, met uitzondering van de bestaande risicovolle inrichtingen;
  5. e. het gebruik en/of de inrichting ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen;
  6. f. het gebruik van gronden voor het opwekken van duurzame energie, waaronder in elk geval wordt verstaan het plaatsen van (grond)opstellingen voor zonne-energie.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Omgevingsvergunning

Het college van burgemeester en wethouders kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling of het beloop van vaarwegen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. het bepaalde in het plan voor het overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van alarmerings- en antennemasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen;
  5. e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van kleinschalige openbare voorzieningen, zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken, tot ten hoogste 50 m2;
  6. f. het bepaalde in het plan voor het bouwen van gebouwen en/of andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie, mits:
    1. 1. de bruto vloeroppervlakte ten hoogste 50 m2 bedraagt;
    2. 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
  7. g. het bepaalde in het plan voor het bouwen van gemalen en pompgebouwtjes, openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en andere bouwwerken, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m3 bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 15 m bedraagt;
  8. h. voor de bouw van kleine windturbines op daken van gebouwen, mits sprake is van een innovatieve pilot en dit middels en rapportage aannemelijk wordt gemaakt, met dien verstande dat:
    1. 1. de diameter van de molen niet meer dan 2 m mag bedragen;
    2. 2. de hoogte van een verticale as niet meer dan 2 m mag bedragen;
    3. 3. de plaatsing van een windturbine op de betreffende locatie vanuit stedenbouwkundig opzicht aanvaardbaar moet zijn;
    4. 4. de plaatsing van een windturbine op de betreffende locatie vanuit milieuhygiënisch (geluidhinder, reflectie, veiligheid, bezonning) opzicht aanvaardbaar moet zijn;
    5. 5. de windturbine landschappelijk wordt ingepast;
  9. i. de plaatsing van een kleine windturbine alleen mogelijk is op gebouwen hoger dan 6 m;
  10. j. bij het plaatsen van kleine windturbines onder hoogspanningslijnen de leidingbeheerder om advies wordt gevraagd.

9.2 Voorwaarden

De in lid 9.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  2. b. het ruimtelijke beeld;
  3. c. een goede windtoetreding naar molens;
  4. d. de natuurlijke waarden;
  5. e. de milieuhygiënische situatie;
  6. f. de verkeersveiligheid;
  7. g. de parkeersituatie.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. De gronden zoals aangewezen in de bestemming Wonen - Voormalige boerderij mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  3. c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota beleidsregels parkeren opgenomen regels en voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanRottum - Vogelzangweg 2.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij het woonperceel Vogelzang 2 te Rottum is een hondenschool gevestigd. De hondenschool is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. De activiteiten zijn op dit moment middels een omgevingsvergunning toegestaan. De wens is om de hondenschool permanent op het perceel toe te staan. Hiervoor is een nieuw bestemmingsplan nodig. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de kadastrale percelen sectie E, nummers 3728 en 3836 van de kadastrale gemeente Sint Johannesga.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPROT21VOGEZANGWG2-VA01_0001.png"

Figuur 1 Ligging plangebied (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

In figuur 2 is een overzichttekening van de huidige situatie weergeven. In de tekening staan de cijfers 1 tot en met 3. Dit betreffen de gronden rondom de gebouwen en betekenen:

  1. 1. Buitenterrein hondenschool (met verlichting)
  2. 2. Entree gebouw B,C en D, met aansluitend parkeervoorziening, terras bij theehuis/kantine en toegang tot achterterrein (grijs)
  3. 3. Entree woning met parkeervoorziening en achterpad

Daarnaast zijn de gebouwen met letters aangegeven. Hierin vinden verschillende activiteiten plaats.

  • A. Woning
  • B. Hondenschool (ingang noord) en kantine/theehuis (ingang zuid met terras)
  • C. Kantoor en atelier (toegang vanaf achterterrein)
  • D. Werkplaats,
    1. 1. met dagbestedingsruimte zorg,
    2. 2. werkplaats (geen productie bedrijf)
    3. 3. opslag van tuin gereedschap etc.
  • E. Hobby planten kas

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPROT21VOGEZANGWG2-VA01_0002.png"

Figuur 2 Huidige situatie

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied Noord - 2017, dat is vastgesteld op 28 juni 2017. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderij' en 'Agrarisch'.

De in paragraaf 1.2 beschreven functies zijn, met uitzondering van de hondenschool, op basis van het geldende bestemmingsplan toegestaan. Figuur 3 geeft een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weer.

Functie Bestemming Toegestaan? Oppervlakte
Woning Wonen – voormalige boerderij Ja, binnen de bestaande woning de bestaande oppervlakte
Hondenschool (gebouw) Wonen – voormalige boerderij Nee, een hondenschool (buiten) past niet binnen de lijst met toelaatbare beroepen. Is op basis van een huidige vergunning toegestaan.
Hondenschool (buitenterrein inclusief parkeervoorzieningen) Agrarisch Nee, een hondenschool (buiten) past niet binnen de lijst met toelaatbare beroepen. Is op basis van een huidige vergunning toegestaan.
Theehuis Wonen – voormalige boerderij Ja, op basis van artikel 26.5.1 (Toegestaan gebruik) de bestaande oppervlakte
Kantoor en atelier Wonen – voormalige boerderij Ja, op basis van artikel 26.5.1 (Toegestaan gebruik) de bestaande oppervlakte
Functies in de werkplaats Wonen – voormalige boerderij Ja, op basis van artikel 26.5.1 (Toegestaan gebruik) de bestaande oppervlakte

Paraplubestemmingsplan parkeernormen

Op 27 juni 2018 is het 'Paraplubestemmingsplan Parkeernormen' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een parkeerregeling conform de Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren en is tevens van toepassing op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPROT21VOGEZANGWG2-VA01_0003.png"

Figuur 3 Fragment geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige En Gewenste Situatie

Het perceel ligt in het buitengebied van de Fryske Marren even ten noorden van de kern Rottum en ten westen de kern Heerenveen. Het betreft het perceel Vogelzangweg 2. De Vogelzangweg sluit in zuidelijke richting aan op de N924 en in westelijke richting op de Badweg. Het perceel Vogelzangweg 2 is het enige perceel gelegen aan deze weg.

Op het erf was voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd. De bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd. Het erf is nu in gebruik als woonperceel in combinatie met bedrijffuncties (hondenschool, kantoor, dagbesteding, atelier, werkplaats). Zie hiervoor ook paragraaf 1.3.

Het terrein is in de huidige situatie onder andere ingericht ten behoeve van een hondenschool. Voor de activiteiten van de hondenschool is in 2019 een tijdelijke omgevingsvergunning verleend.

Voor op het erf staat de woning en daarachter staan enkele gebouwen. Hierin vinden enkele aan-huis-verbonden beroepen / kleinschalige bedrijfsmatige activiteit plaats inclusief de activiteiten van de hondenschool. Aan de oost -en zuidkant van het perceel enige opgaande beplanting in de vorm van bomen en hagen. Daarnaast zijn onlangs enkele landschappelijke elementen aangebracht om het perceel op een verantwoorde manier in het landschap in te passen. Zie hiervoor ook de terreininrichting in figuur 2.

De hondenschool heeft een overdekt deel (gebouw B) en een buiten oefenterrein direct ten westen van dit gebouw. Daarnaast is een parkeervoorziening aan de zuidwestkant gesitueerd.

Een luchtfoto van de huidige situatie is weergegeven in figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPROT21VOGEZANGWG2-VA01_0004.png"

Figuur 4 Situatie plangebied (bron: ruimtelijke plannen)

2.2 Toekomstige Situatie

Het voornemen is om de bestaande activiteiten van de hondenschool permanent mogelijk te maken en daarmee het bestaande woonerf, planologisch gezien, uit te breiden. Er vinden geen nieuwe ingrepen in het plangebied plaats. De inpandige actviteiten vinden in de bestaande bebouwing plaats en het buiten terrein blijft ook ongewijzigd. De rest van de (bedrijfs)functies blijven in de gewenste situatie ook bestaan.

2.3 Landschappelijke Inpassing

Van belang is dat nieuwe functies en bebouwing op een goede manier worden ingepast bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. De inrichting van het perceel blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd en zijn onlangs ingericht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing . De huidige ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee versterkt.

2.4 Verkeer En Parkeren

De Vogelzangweg sluit in zuidelijke richting aan op de N924 en in westelijke richting op de Badweg. Het aantal verkeersbewegingen van en naar de hondenschool bedraagt circa 40 per dag. Deze weg heeft ruim voldoende capaciteit voor de gewenste functies op het perceel. Er wordt gebruik gemaakt van een nieuwe, reeds vergunde aansluiting op deze weg. Aan deze weg worden geen aanpassingen voorgesteld. Het plan vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid.

Op het erf bevinden zich voldoende parkeermogelijkheden om aan de parkeervraag te kunnen voldoen. Hierdoor wordt voorkomen dat er langs de openbare weg wordt geparkeerd. Het aantal parkeerplekken is voldoende om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte van de (bedrijfs) functies in het plangebied. Bij de eigen woning is tevens voldoende parkeergelegenheid om te voorzien in de parkeerbehoefte ten behoeve van de woonfunctie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda.
    Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Friesland onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  2. 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat bij de toelichting bij ruimtelijke plannen dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het in gebruik nemen van bestaande bebouwing ten behoeve van reguliere bewoning in combinatie met bedrijfsfuncties wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (Raad van State, 27 augustus 2014, 201311233/1/R4, r.o. 3.3). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid

De belangrijkste uitgangspunten van het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.

Verordening Romte Fryslân

In de verordening Romte Fryslân is het provinciaal beleid, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1.2 van de verordening worden regels gegeven gericht op het hergebruiken van vrijkomende (agrarische) bebouwing. Wonen en zorg is toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en in aanwezige karakteristieke gebouwen. Tevens dienen bestaande karakteristieke en monumentale gebouwen behouden te blijven en mogen geen beperkingen ontstaan voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving.

Met de onderhavige functiewijziging is sprake van hergebruik van vrijkomende niet-agrarische bebouwing. De functies vinden in de bestaande bebouwing plaats. Tevens ontstaan er geen beperkingen voor de ontwikkelingen van agrarische bedrijven in de omgeving. Hier wordt in paragraaf 4.1 specifiek op ingegaan. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie 2014-2018 en Uitvoeringsprogramma 2016-2026

In de woonvisie beschrijft de gemeente De Fryske Marren het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2014-2018. De woonvisie vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. De hoofddoelstelling van het woonbeleid is dat alle inwoners van De Fryske Marren binnen hun eigen mogelijkheden zoveel mogelijk hun eigen woonwensen moeten kunnen realiseren.

In het Uitvoeringsprogramma 2016-2026 van de gemeente is ruimte opgenomen voor particuliere initiatieven op diverse locaties. In dit geval is al sprake van een woning. Dit bestemmingsplan laat niet meer woningen toe, anders dan op basis van eht geldende bestemmingsplan al is toegestaan. Het project is passend binnen het woningbouwprogramma.

Duurzaamheidsvisie 2013-2030

Op 31 oktober 2012 heeft de gemeente de Duurzaamheidsvisie De Friese Meren vastgesteld. In de visie worden de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende thema's, zoals energievoorziening, watersysteem, grondstoffen en groen en natuur. In 2030 wil de gemeente onafhankelijk zijn van fossiele energiebronnen. Voor de kortere termijn (2020) is met betrekking tot wonen als doel gesteld dat 20% van alle gebouwen energieneutraal is. Daarnaast wordt ingezet op het groen inrichten van de omgeving van de gebouwen die uitnodigt tot natuurlijk spelen. Er wordt ingezet op samenwerking voor bewustwording van inheemse flora en fauna. Wat betreft water, wordt ingezet op 100% afkoppeling van hemelwater en maximaal hergebruik van regenwater. Het gebruik van leidingwater wordt teruggedrongen waarbij ook ingezet wordt op gedrag.

Voor aanvragen vanaf 1 juli 2018 geldt bovendien dat er gasloos gebouwd moet worden. Dit betekent voor dit bestemmingsplan dat bij eventuele herbouw van de woning niet aangesloten kan worden op gas en dus via duurzame energieopwekking verwarmd moeten worden. De exacte uitwerking is voor het bestemmingsplan niet relevant, mits deze oplossingen binnen de regels gerealiseerd kunnen worden. Overigens worden alle verwarmde bedrijfsgebouwen gasloos verwarmd, is een eigen rioolwaterzuivering (hoogste kwaliteit) gerealiseerd en wordt volledig van groene stroom gebruik gemaakt.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De richtafstanden uit de VNG-brochure zijn indicatief voor een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat van die richtafstanden, mits zorgvuldig onderbouwd, kan worden afgeweken


Het plangebied is solitair gelegen. In de omgeving van deze locatie is voornamelijk sprake agrarische gronden. Bedrijven bevinden zich op een afstand van 750 meter of meer. De bedrijven worden met de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maken dan ook niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

Wel dient de bedrijfsmatige functie van de hondenschool niet voor belemmeringen te zorgen richting de woonfunctie in de woning in het plangebied. De activiteiten van de hondenschool vinden hoofdzakelijk inpandig plaats. De activiteiten met betrekking tot de hondentrainingen bestaan uit workshops en trainingsdagen en -avonden. Een hondenschool schaart zich niet onder één van de activiteitein die zijn genoemd in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Voor de activiteiten die buiten plaatsvinden past nog het beste bij de milieucategorie 'Hondendressuurterreinen'. Op basis van de VNG-brochure betreft dit een bedrijf uit milieucategorie 3.1. Dit vanwege het blaffen van honden in de buitenlucht en impact qua geluid op de omgeving. Hierbij hoort een richtafstand van 50 meter, waarbij geluid het maatgevend aspect is. Aan de richtafstand van 50 meter wordt voldaan. De dichtsbijzijnde woningen bevinden zich op meer dan 300 meter. Omdat het bedrijf op voldoende afstand ligt, zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de woningen in de omgeving.

De woning is in dit geval gekoppeld aan de bedrijfsvoering van de hondenschool en kunnen niet los van elkaar worden gezien. Feitelijk gezien maakt de woning daarmee deel uit van inrichting van de hondenschool. Een toetsing van de eigen woning is derhalve niet aan de orde.

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt ook voor spoorwegen. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidgevoelige functies anderzijds.

Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Het bestemmingsplan stelt geen nieuwe geluidgevoelige functies voor. Op basis van de feitelijk en vergunde situatie is de woonfunctie namelijk al toegestaan.

Er ontstaan dan ook geen strijdigheden met de Wgh. Wat betreft geluid zijn dan ook er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.3 Water

Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het projectgebied valt in het werkgebied van Wetterskip Fryslân.

Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20210430-2-26318. In bijlage 1 is de watertoets toegevoegd. De functiewijziging die dit bestemmingsplan mogelijk maakt heeft geen invloed op het watersysteem en de waterketen. Hierdoor kan de procedure geen waterschapsbelang worden gevolgd voor de watertoets.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is. Met het project is geen sprake van een toename aan verharding. Watercompensatie is dan ook niet nodig.

Indien er in de toekomst sprake is van een toename aan verharding dient in het kader van de keur van Wetterskip Fryslân gecompenseerd te worden. In de keur van Wetterskip Fryslân is opgenomen dat het verboden is zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Indien hier in de toekomst sprake van is zal met bovengenoemde rekening gehouden worden in de vorm van compenserende maatregelen. Indien extra oppervlaktewater niet mogelijk is dan, dan dient gekeken te worden naar alternatieve maatregelen. Dit zal in nauw overleg met het Wetterskip tot stand komen.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.

Procedure

Via www.dewatertoets.nl heeft het waterschap de watertoets als een melding ontvangen. Zij archiveren deze melding. De watertoets is hiermee voor Wetterskip Fryslân afgerond. Dit betekent dat er verder geen contact opgenomen hoeft te worden met Wetterskip Fryslân.

4.4 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de gewenste functie. De ontwikkeling vindt plaats op gronden waar op basis van het geldende bestemmingsplan de woonfunctie in combinatie met bedrijfsfuncties reeds zijn toegestaan.

De ontwikkeling vindt plaats op een bestaand erf. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door het huidige gebruik verontreinigd zijn. Ook zijn er geen verdachte activiteiten uit het verleden bekend. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. Het uitvoeren van bodemonderzoek is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.5 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Voor de gemeente wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De kaart is opgemaakt voor twee perioden: de ijzertijd-middeleeuwen en de steentijd-bronstijd.

Op basis van de kaart voor de ijzertijd-middeleeuwen is het plangebied aangemerkt als 'geen onderzoek noodzakelijk'. In deze gebieden is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Op basis van de kaart steentijd-bronstijd is het plangebied aangemerkt als 'karterend onderzoek 1'. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren.

Met dit bestemmingsplan worden geen bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt die de drempelwaarde overschrijden. Het omgevingsaspect archeologie vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat.

4.6 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Voor dit aspect is de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) van de provincie gebruikt. Hieruit blijkt dat in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Dit bestemmingsplan voorziet slecht in het hergebruiken van de bestaande bebouwing. Grootschalige ruimtelijke ingrepen zijn niet aan de orde. Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor het plan.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.


Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 5,6 kilometer afstand, namelijk het Sneekermeergebied. Op circa 800 meter ten oosten van het plangebied ligt het NNN-gebied Nannewiid. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor het Natura-2000 gebied en het NNN-gebied.

Stikstof

Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik van de woningen (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van bewoners en bezoekers van de woningen.

Bij kleine stedelijke ontwikkelingsprojecten, zoals woningbouwplannen, gemengde stedelijke functies of solitaire bedrijven met een beperkte milieubelasting geldt dat er in de gebruiksfase alleen vanuit verkeer enige stikstofemissie te verwachten is, aangezien er vanaf nu gasloos gebouwd moet worden. Effecten van stikstof vanwege wegverkeer hebben een beperkt bereik. Dergelijke bronnen zijn namelijk dicht bij de grond geplaatst, waardoor de stikstof snel neerslaat. De potentiële effecten van kleine woningbouwlocaties zijn uitsluitend het gevolg van verkeer en tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. Vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) en op basis van honderden uitgevoerde AERIUSberekeningen wordt ingeschat dat een toename van de stikstofdepositie niet zal optreden op een afstand meer dan 5 kilometer. Het gaat dan om stedelijke (gasloze) ontwikkelingen met een beperkte omvang, tot maximaal 100 woningen. Er hoeft in die gevallen geen vergunning op grond van de Wnb aangevraagd te worden. De emissie van stikstof vanuit het materieel dat wordt gebruikt in de realisatiefase is vergelijkbaar met dat van wegverkeer, dat tot op afstand van maximaal 5 kilometer relevant kan zijn. Ook deze emissie vindt vlak aan de grond plaats en wordt niet mechanisch hoog de lucht in geblazen.

Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. Stedelijke ontwikkelingen met een beperkte omvang, tot maximaal 100 woningen, zorgen niet voor een toename van de stikstofdepositie op een afstand meer dan 5 kilometer van het Natura-2000 gebied. Het verkeer gaat vrijwel direct op in het heersende verkeersbeeld. Gelet op de beperkte omvang en de aard van het project alsmede de afstand tot de relevante gebieden kan geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden en dat het daarom op voorhand duidelijk is dat deze in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Ofwel: het is op voorhand voldoende duidelijk dat de toename van stikstofdepositie op gebieden waarvan de kritische depositiewaarde wordt overschreden ten hoogste 0,00 mol/hectare/jaar is.

De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Soortenbescherming

De gewenste situatie die de initiatiefnemers voor ogen hebben voorziet niet in het kappen van bomen, het dempen van sloten, en/of het slopen van gebouwen. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect ecologie de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten. Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de professionele risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BPROT21VOGEZANGWG2-VA01_0005.png"

Figuur 5 Uitsnede professionele risicokaart met het plangebied paars gemarkeerd

Buisleidingen

Op enige afstand ten noorden van het perceel ligt een aardgastransportleiding, met een diameter van 8 inch en werkdruk van 40 bar. De plaatsgebonden risicocontour van deze leiding ligt niet buiten de leiding. Ook hoeft geen rekening gehouden te worden met het groepsrisico. Het plangebied ligt namelijk buiten het invloedsgebied, van 95 meter, van de transportleiding.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling. Op de A7: Knp. Joure - Knp. Heerenveen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt op ongeveer 2 kilometer afstand vanaf deze weg. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van 880 meter van deze weg.

Inrichtingen

Het plangebied ligt in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen Bosma Transport en Opslag B.V. en BASF Nederland B.V. De risicovolle inrichting Bosma Transport en Opslag B.V. bevindt zich aan de Energielaan 8 met een invloedsgebied van 3.975 meter. Het maatgevende scenario is toxisch. In de professionele risicokaart is een QRA weergegeven van de inrichting. Hieruit blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen. De risicovolle inrichting BASF Nederland B.V. is gelegen aan de Innovatielaan 1 waar overige organische basischemicaliën worden vervaardigd.

Er liggen geen risicocontouren van risicovolle inrichtingen binnen het plangebied. Het aspect externe veiligheid van inrichtingen is daarmee niet aan de orde. Het invloedsgebied is 3.037 meter en het maatgevende scenario betreft tankverlading Styreen. Ook voor deze inrichting is een QRA uitgevoerd. Het groepsrisico is ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen. Het plangebied ligt op circa 2,3 kilometer afstand van de dichtstbijzijnde risicovolle inrichting. Bij een incident kan er een toxische wolk richting het plangebied trekken. Met de beoogde ontwikkeling worden de bestaande activiteiten van de hondenschool permanent mogelijk gemaakt. Hiermee wordt er niet een groot aantal personen toegevoegd. Tevens is een groot deel van Heerenveen en Oudehaske in het invloedsgebied van beide inrichtingen gelegen, waardoor de beoogde ontwikkeling geen significante invloed heeft op het groepsrisico welke momenteel voor beide inrichtingen ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Hierdoor kan er worden volstaan met een beknopte verantwoording.

In het kader van het vooroverleg is de brandweer om een advies gevraagd. Dit advies is als bijlage 2 opgenomen. Het advies is gebruikt bij het opstellen van de beknopte verantwoording van het groepsrisico.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Vogelzangweg. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Rottum. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie circa 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. Het is de verwachting dat het plangebied zich binnen de normtijd bevindt op grond van artikel 3.2.1. Besluit veiligheidregio's dat voorschrijft dat een basisbrandweereenheid een opkomsttijd heeft van 8 minuten voor gebouwen met een woonfunctie anders bedoeld dan onder a en b en 10 minuten voor gebouwen met een overige gebruiksfunctie.

Naast de brandweer is ook de omgevingsdienst Fryslân (FUMO) een relevante actor aangezien zij toezicht houden bij bedrijven en handhaven waar nodig. Zij zien er derhalve onder andere op toe dat de risicovolle inrichting niet meer gevaarlijke stoffen opslaan dan vergund is.

Zelfredzaamheid

In het plangebied bevinden zich een woning, hondenschool, theehuis, kantoor, atelier en functies in de werkplaats. Tevens is er ook een dagbesteding zorg gevestigd en staat het bestemmingsplan mantelzorg toe. Slechts de hondenschool is momenteel niet toegestaan in het vigerende bestemmingsplan. Hierdoor kunnen verminderd zelfredzame mensen in het plangebied bevinden. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden bij een incident. Als gevolg van een incident met toxische stoffen bij risicovolle inrichtingen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Van belang is dat personen in de gelegenheid zijn om zich tijdig in veiligheid te brengen indien zich een incident voordoet. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. Ook het personeel dient geïnformeerd te worden over de verschillende risico's bij een incident. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Advies risico's en brandweerzorg

Brandweer Fryslân heeft de mogelijkheid een advies risico's en brandweerzorg te geven in het kader van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. In een dergelijk advies komen aspecten aan bod die van belang zijn voor de basisbrandweerzorg. Hierbij valt te denken aan onder meer de opkomsttijd, de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van bluswater. Aangezien de ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft op de basisbrandweerzorg en er in de huidige situatie geen knelpunten zijn op basis van de bovengenoemde aspecten, ziet Brandweer Fryslân af van de mogelijkheid tot het geven van een repressief advies.

Conclusie

Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen Bosma Transport en Opslag B.V. en BASF Nederland B.V. Door de grote afstand, het grote invloedsgebied van de risicovolle inrichtingen en doordat met het bestemmingsplan alleen de hondenschool gelegaliseerd wordt, is de verwachting niet dat er sprake is van een grote toename aan personen. Hierdoor is er geen significante invloed op het groepsrisico. In de beknopte verantwoording is op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied ingegaan. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechten en wordt als aanvaardbaar gezien. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

In dit geval is sprake van een kleine functie toevoeging bovenop de bestaande situatie. Deze draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de aspecten kabels, leidingen en zoneringen de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de woonbestemming en in de regels (per bestemming) zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden vastgelegd.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. Daarbij wordt aangesloten op de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied Noord - 2017. De bestemming is toegespitst op de situatie aan de Vogelzangweg 2 en de regels zijn opgesteld met inachtname van huidige wet- en regelgeving. Tevens is de regeling uit het Paraplubestemmingsplan parkeernormen overgenomen.

Agrarisch

De gronden met bestemming Agrarisch zijn bedoeld voor de uitoefening van agrarische activiteiten. Daarnaast is het extensief gebruik van een hondenschool toegestaan.

Wonen - Voormalig boerderij

Het huidige bestemmingsvlak 'Wonen - Voormalig boerderij' wordt in dit bestemmingsplan weer overgenomen. Boven op de bestaande regeling is de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hondenschool' toegevoegd. Binnen deze aanduiding is de hondenschool, zoals beschreven in paragraaf 2.2, toegestaan.

Naast het wonen in de bestaande woning zijn aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in Bijlage 1 Lijst met toelaatbare beroepen en bedrijvigheid toegestaan, alsmede ondergeschikte agrarische activiteiten en stalling van boten en caravans. Alle alle bedrijfsactiviteiten mogen plaatsvinden binnen de huidige oppervlakte aan gebouwen op het perceel. Dit met uitzondering van de hondenschool. Deze activiteiten mogen alleen plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hondenschool'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. De provincie, brandweer en Tennet hebben in dit kader gereageerd. De overlegreacties zijn als bijlage 2, 3 en 4 bij de toelichting toegevoegd.

Tennet heeft aangegeven dat binnen de grenzen van het plangebied er geen bovengrondse-, noch ondergrondse hoogspanningsverbindingen in beheer zijn van Tennet. Tennet heeft dan ook geen opmerkingen op het bestemmingsplan.

De brandweer heeft een advies gegeven. Dit advies is verwerkt in paragraaf 4.8.

De provincie adviseert om voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op te nemen. Dit advies is overgenomen. In dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.

Verder geeft de provincie aan dat het plangebied binnen 100 meter van een Weidevogelkansgebied is gelegen. Van belang is dat sprake is van voldoende rust en openheid voor het Weidevogelkansgebied. Er dient inzichtelijk te worden gemaakt of er extra verstoring optreedt. In dit geval blijft de openheid onveranderd. Met dit bestemmingsplan worden niet meer bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt, anders dan al op basis van het geldende bestemmingsplan is toegestaan. Er is slechts sprake van een functietoevoeging, waarbij de omvang van het perceel niet veranderd. Ook is geen sprake van een intensivering van activiteiten, anders dan op basis van het geldende bestemmingsplan is toegestaan of dan wel reeds vergunt. De activiteiten van de hondenschool zijn op dit moment namelijk al middels een omgevingsvergunning toegestaan. Overigens bedraagt de afstand van de activiteiten van de hondenschool tot aan de grens van het weidevogelgebied ruim 90 meter. De verstoringsbron van de hondenschool rijkt niet zo ver. Alle honden op het terrein komen met de auto. Vanaf de parkeerplaats (op eigen terrein) gaan ze aangelijnd naar de oefenzaal (overdekt) of buitenoefenterrein (apart omheind). De kans dat een loslopende hond in de buurt van het vogelweide kans gebied komt is daarmee nihiel. Qua geluid (geblaf) kan worden opgemerkt dat het merendeel van de activiteiten plaatsvindt in kleine groepen, (meestal ca 4-6 honden gelijktijdig) in aanwezigheid van de baas, gedurende een korte periode (ca 1 uur). Het is dus nadrukkelijk geen hondenpension waar honden 24 uur om hun baasje roepen (blaffen) Het opnemen van een regeling die voorziet in voldoende openheid en rust acht de gemeente dan ook niet noodzakelijk.

Het voorontwerp is niet voor inspraak ter inzage gelegd.

Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid is door de provincie gebruikt gemaakt. De zienswijze is in een aparte zienswijzennota samengevat en beantwoord, deze is als Bijlage6 Zienswijzennota opgenomen.

De zienswijze zelf is als Bijlage 5 Zienswijze provincie toegevoegd. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van de verbeelding en de regels.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

Grondexploitatie

In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden wordt door de gemeente van het opstellen van een grondexploitatieplan afgezien.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Wonen

  1. a. Uitoefening van (para)medische beroepen, waaronder:
    1. 1. individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, verloskundige, homeopaat, therapeut, orthodontist acupuncturist enzovoort;
    2. 2. individuele praktijk dierenarts.
  1. b. Kledingmakerij:
    1. 1. (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;
    2. 2. woningstoffeerderij.
  2. c. Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:
    1. 1. schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van een groothandelsbedrijf
  3. d. Reparatiebedrijfjes, waaronder:
    1. 1. schoen-/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud- en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, reparatie van muziekinstrumenten.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven en las- en montagebedrijven uitgezonderd.

  1. e. Kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes, waaronder:
    1. 1. timmerman, metselaars, stukadoor, klussenbedrijf, loodgieter, elektricien, schilder, naaister, hoedenmakerij, pottenbakkerij, instrumentenmakerij, kaarsenmaker, lijstenmakerij,zadelmakerij.
  2. f. Advies- en ontwerpbureaus, zoals:
    1. 1. reclameontwerp, grafisch ontwerp en architect.
  3. g. (Zakelijke) dienstverlening, waaronder:
    1. 1. notaris, `advocaat, accountant, juridisch adviseur, assurantie-/verzekeringsbemiddeling, exploitatie en handel in onroerende zaken, tolk, catering service, bezorgservice en koeriersdiensten, ICT-bedrijven, e-commerce, web designer, computerservice.
  4. h. Overige dienstverlening, zoals:
    1. 1. kappersbedrijf, schoonheidssalon, tattooshop, kinderdagopvang, fotostudio, nagelstudio, hondentrimsalon, zorg- en dagbesteding, persoonlijke verzorging.

In ieder geval zijn geen sex- en prostitutiebedrijven toegestaan.

  1. i. Onderwijs:
    1. 1. autorijschool;
    2. 2. onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium.
  2. j. Voorzieningen ten behoeve van kunst en kunstnijverheid, zoals:
    1. 1. galerie/expositieruimte, ruimte voor toegepaste kunst, beeldende kunst, atelier, beeldentuinen.
  3. k. Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie, zoals:
    1. 1. theetuin/theeschenkerij.

Voor de toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid is mede het volgende toegestaan:

ruimte voor workshops en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten met het daarbij behorende ondergeschikte verstrekking van niet-alcoholische dranken en kleine versnaperingen, mits

er geen aparte ruimte wordt ingericht om deze consumpties te verkopen/nuttigen. De vormen van

bedrijvigheid zijn slechts toegestaan zonder toonbankfunctie.

Deze lijst is niet limitatief. Voor alle categorieën, dan wel een naar de aard daarmee gelijk te

stellen beroeps/bedrijfsmatige activiteit, geldt dat, de activiteit met behoud van de woonfunctie

kan worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of een bijbehorend bijgebouw, bestemd voor

wonen.

Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Overlegreactie Brandweer

Bijlage 2 Overlegreactie brandweer

Bijlage 3 Overlegreactie Provincie

Bijlage 3 Overlegreactie provincie

Bijlage 4 Overlegreactie Tennet

Bijlage 4 Overlegreactie Tennet

Bijlage 5 Zienswijze Provincie

Bijlage 5 Zienswijze provincie

Bijlage 6 Zienswijzennota

Bijlage 6 Zienswijzennota