Bestemmingsplan Terherne - Ligoever Kupersleantsje
Bestemmingsplan - gemeente De Fryske Marren
Vastgesteld op 25-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze planregels wordt verstaan onder:
-
plan:
het Bestemmingsplan Terherne – Ligoever Kupersleantsje met identifcatienummer NL.IMRO.1940.BPTHN17LIGOEVKUPER-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een gebouw dat ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
kampeermiddel:
een tent, tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
-
ligplaats:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd:
-
het Nieuw Amsterdams Peil;
-
permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
-
pleziervaartuig:
een boot, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie;
-
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
woonschip:
elk drijvend of anderszins geheel of in hoofdzaak in het water geplaatst voorwerp, niet zijnde een bouwwerk, dat uitsluitend of in hoofdzaak als woning in gebruik of tot woning bestemd is, ook indien het nog in aanbouw is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Water
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en oeverstroken;
-
aanleggelegenheden pleziervaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
-
scheepvaartverkeer;
-
waterrecreatie;
-
kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van de bediening hiervan.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
-
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregel
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het innemen of laten innemen van een ligplaats met een woonschip.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
-
het gebruik en/of de inrichting ten behoeve van exploratie en exploitatie van diepe delfstoffen;
-
het gebruik van gronden voor het opwekken van duurzame energie, waaronder in elk geval wordt verstaan het plaatsen van (grond)opstellingen voor zonne-energie.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
-
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van alarmerings- en antennemasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van kleinschalige openbare voorzieningen, zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken, tot ten hoogste 50 m²;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van gebouwen en/of andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie, mits:
-
de bruto vloeroppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
-
het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;
-
ouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van gemalen en pompgebouwtjes, openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en andere bouwwerken, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 15 m bedraagt.
-
De onder A bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
-
het ruimtelijke beeld;
-
een goede windtoetreding naar molens;
-
de natuur
lijke waarden; -
de milieuhygiënische situatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de parkeersituatie.
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Het college van burgemeester en wethouders kan het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
-
een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen en bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m;
-
de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd. De wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de voorschriften opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt. Een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen;
-
de bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits:
-
deze wijziging niet samenhangt met nieuwe planmatige stads- of dorpsuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap;
-
is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgang- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder bouwvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Terherne – Ligoever Kupersleantsje”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
De gemeente De Fryske Marren heeft besloten om de oever langs het Kupersleantsje in Terherne als ligoever te definiëren. De oever langs het Kupersleantsje is recentelijk opgeknapt waarbij er aanlegvoorzieningen zijn gerealiseerd. De oever in het bestemmingsplan is echter niet als ligoever bestemd. In de loop der jaren is een situatie ontstaan waarbij de bewoners van het Kupersleantsje hun boot structureel aan de genoemde oever hebben liggen. De gemeente wil - mede op grond van de bepalingen in de eigen Ligplaatsenverordening - de situatie formaliseren en de gebruikers van deze oever een huur-/gebruiksovereenkomst aanbieden.
Het voornemen is om de bestemming aan te laten sluiten bij het huidige gebruik. Het voorliggende plan betreft dan ook slechts een bestemmingsherziening; het feitelijke gebruik verandert niet.
1.2 Plangebied
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op water langs het Kupersleantsje in Terherne (kadastraal perceelnummer 2799, sectie A met gemeentecode THN00), gemeente De Fryske Marren. De exacte ligging van het plangebied blijkt uit de planbegrenzing van de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Figuur 1. Weergave plangebied (bron: PDOK viewer)
1.3 Geldend Juridisch-planologisch Kader
In het plangebied geldt het bestemmingsplan Terherne-Kom, vastgesteld op 7 september 2010. In dit bestemmingsplan zijn de gronden aangewezen voor de bestemming ‘Water’. Navolgende figuur geeft een uitsnede van de plankaart van het bestemmingsplan weer.
Figuur 2. Uitsnede bestemmingsplan Terherne-Kom
Binnen deze bestemming zijn de gronden aangewezen voor:
-
water en oeverstroken met bijbehorende kunstwerken zoals bruggen en sluizen;
-
waterstaatkundige voorzieningen;
-
dagrecreatie;
-
een ligplaats voor een woonschip ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – woonschip’;
-
een straalpad ten behoeve van een straalverbinding voor telecommunicatie ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – straalpad’.
In het bestemmingsplan is geen wijziging- of afwijkingsmogelijkheid opgenomen om het gebruik van de gronden ten behoeve van de functie ligoever alsnog mogelijk te maken. Door middel van het voorliggende nieuwe bestemmingsplan kan alsnog het juiste planologisch-juridische kader worden geboden voor het huidige gebruik.
1.4 Leeswijzer
Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie van het plangebied en het planvoornemen. In hoofdstuk 3 is het van toepassing zijnde beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet. Een omschrijving van de planologische en milieukundige randvoorwaarden, ook wel omgevingsaspecten genoemd, is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de juridische toelichting van het bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Oude Situatie
Het plangebied ligt aan de oostkant van Terherne langs het Kupersleantsje. Het water van het plangebied staat in verbinding met het water van de Terhernster Puollen.
De oever van het Kupersleantsje in Terherne wordt al sinds vele jaren door aanwonenden gebruikt om hun boot af te meren.
Figuur 3. Oude situatie (bron: Google Earth)
2.2 Nieuwe Situatie
De gemeente is van plan om de al sinds jaren in gebruik zijnde oever definitief in gebruik te nemen als ligoever en ook daarvoor te bestemmen zodat er geen sprake meer is van strijdig gebruik. In de loop der tijd is een situatie ontstaan waarbij de bewoners van het Kupersleantsje hun boot structureel aan deze oever hebben afgemeerd.
De oever bij het Kupersleantsje is recentelijk opgeknapt. De gemeente heeft aanlegvoorzieningen gerealiseerd. De lengte van de ligoever bedraagt circa 53 meter.
Figuur 4. Plangebied na realisatie aanlegvoorzieningen en steiger
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen binnen wetten, regels en beleid van het Rijk, de provincie, eventueel regionaal gevoerd beleid op intergemeentelijk niveau en de gemeente.
3.1 Rijksbeleid En Provinciaal Beleid
3.1.1 Rijksbeleid
Wat betreft het rijksbeleid op het gebied van de ruimtelijke ordening, gaat het om het algemene kader ten aanzien van de inrichting van de ruimte voor wonen, werken, verkeer, recreatie, natuur en water. Dit ruimtelijk beleid van het Rijk is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2011).
De Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte (AMvB Ruimte) bevat alle ruimtelijke beleidskaders van het Rijk en vormt het sluitstuk van rijkswege van het nieuwe stelsel van de ruimtelijke ordening, zoals dat in 2008 met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking is getreden.
Het bestemmingsplan raakt geen nationale belangen zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de AMvB Ruimte.
3.1.2 Provinciaal beleid
Provinciale Staten van Fryslân hebben op 25 juni 2014 een provinciale verordening ruimte vastgesteld. Enerzijds om de provinciale belangen te borgen, anderzijds om vooraf duidelijkheid richting gemeenten te geven over de provinciale belangen en de wijze waarop deze doorwerken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen
Op 26 maart 2014 hebben Provinciale Staten het document ‘Grutsk op ‘e Romte’ als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. Grutsk op ‘e Romte is bedoeld als richtinggevend document bij ruimtelijke ontwikkelingen, te gebruiken door plannenmakers.
Gemeenten dienen ontwikkelingen die belemmerend zijn voor het functioneren en de verdere ontwikkeling van het vaarwegennet, te voorkomen. Bij de totstandkoming van bestemmingsplannen moet dan ook met de door de provincie gestelde eisen in de “Vaarwegenverordening Fryslân 2014” rekening worden gehouden. Voor alle vaarwegen voor de beroeps- en recreatievaart zijn beheer- en bebouwingsvrije zones vastgelegd waarbinnen in beginsel een verbod voor bouwwerken, houtopstanden en werkzaamheden geldt die het functioneren van de vaarweg zouden kunnen beïnvloeden.
Op provinciaal niveau is getoetst aan de Verordening Romte, de thematische structuurvisie Grutsk op ‘e Romte en de Vaarwegenverordening Fryslân 2014. Het planvoornemen respecteert de provinciale belangen zoals deze zijn opgenomen in de genoemde verordeningen en structuurvisie.
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.2.1 Visie De Friese Meren
De gemeente heeft haar visie vastgelegd in de Visie De Friese Meren. Dit document is tot stand gekomen tijdens de fusie van de voormalige gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân tot de nieuwe gemeente De Fryske Marren.
Het gebied van De Fryske Marren kenmerkt zich door een ruimtelijk en open beeld dat kleur geeft aan de geografische kenmerken van de nieuwe gemeente. Herkenbaar en beeldbepalend in het landschap zijn de (open) ruimte, het vele water, de bossen, het natuurlijke en in cultuur gebrachte groen, de karakteristieke woonkernen en de dorpen die van waardevolle Friese historie getuigen.
In de visie heeft de gemeente onder andere de volgende doelen gekozen: “De openheid en diversiteit die als kernkwaliteiten het landschap van De Fryske Marren kenmerken houden wij in stand” en “Water en bossen zijn beeldbepalende elementen in het landschap van De Friese Meren. Wij koesteren en benutten actief de kracht van deze elementen voor zowel landschappelijke doeleinden als recreatie & toerisme en werkgelegenheid”.
Het planvoornemen past binnen deze in de visie genoemde doelen.
3.2.2 Ligplaatsenverordening
Op 28 oktober 2015 heeft de raad van de gemeente De Fryske Marren de Ligplaatsenverordening De Fryske Marren vastgesteld. De regeling van ligplaatsen is sinds 1 januari 1999 een gemeentelijke taak. In de ligplaatsenverordening is vastgelegd dat het innemen van een ligplaats in beginsel slechts kan worden toegestaan in (jacht)havens en aan daartoe aangewezen oevers.
In artikel 2 lid 1 van de Ligplaatsenverordening is een verbod op het innemen van een ligplaats opgenomen. Het in artikel 2 lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op het innemen van ligplaats met een vaartuig aan een krachtens artikel 13 of bij een geldend bestemmingsplan als zodanig aangewezen ligoever, dan wel in een bij geldend bestemmingsplan aangewezen haven of andere bij bestemmingsplan aangewezen gelegenheid die bestemd is om een vaartuig onder te brengen. In artikel 13 is vastgelegd dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn om ligoevers om aan te wijzen. Daarnaast zijn burgemeester en wethouders bevoegd om van het in artikel 2 lid 1 gestelde verbod ontheffing te verlenen.
Voorliggend plan sluit aan op de Ligplaatsenverordening door het aanwijzen van een ligoever bij bestemmingsplan te regelen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
In het kader van de uitvoerbaarheid van een plan is het van belang om aandacht te besteden aan de omgevingsaspecten. Aangezien het hier een formalisatie van een reeds sinds jaren bestaande situatie betreft, en de feitelijke situatie nagenoeg niet wijzigt, worden deze aspecten slechts kort besproken.
4.1 Ecologie
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming, zoals vastgelegd in de Wet natuurbescherming (2017), Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de provinciale ruimtelijke verordening.
Met het planvoornemen wordt de bestemming van een perceel dat tot op heden bestemd was voor de functie 'water' omgezet in de bestemming 'water - ligoever'. Deze bestemmingsherziening leidt echter niet tot ander gebruik van de oever aangezien deze al sinds jaren als ligoever wordt gebruikt. Het plangebied ligt daarnaast niet in Natura2000-gebied of binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bestemmingsherziening van dit plan zal dan ook geen invloed hebben op eventueel op het perceel aanwezige beschermde plant- of diersoorten.
4.2 Erfgoed
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking reedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
4.2.1 Archeologie
Steentijd-bronstijd:
Uit de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) kan worden afgelezen dat voor de periode steentijd-bronstijd ter plaatse van het plangebied geen sprake is van een archeologisch waardevol gebied.
Figuur 5. Uitsnede FAMKE steentijd-bronstijd, plangebied met zwart weergegeven (bron: provincie Fryslân)
IJzertijd-middeleeuwen:
Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen kan op basis van de FAMKE eveneens worden gesteld dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van een archeologisch waardevol gebied.
Figuur 6. Uitsnede FAMKE ijzertijd-middeleeuwen, plangebied met zwart weergegeven (bron: provincie Fryslân)
Vanuit het oogpunt van archeologie kan het plan uitvoerbaar worden geacht.
4.2.2 Cultuurhistorie
Aan de hand van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) is gekeken of in het plangebied ook cultuurhistorische waarden aanwezig zijn waar rekening mee gehouden moet worden. Deze kaart laat zien dat binnen het plangebied geen cultuurhistorische waaden zijn gelegen.
Figuur 7. Uitsnede Cultuurhistorische Kaart Fryslân, plangebied met zwart weergegeven (bron: provincie Fryslân)
Het planvoornemen wordt niet door cultuurhistorische waarden beperkt
4.3 Waterparagraaf
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de ‘watertoets’. De watertoets kan vooral worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
De Watertoets zal in het kader van het overleg worden uitgevoerd. Tijdens dit overleg zal het waterbelang worden voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân.
4.4 Bedrijfshinder
Op plaatsen waar industrie of andere bedrijvigheid is kan hinder voor de omgeving ontstaan. Bij nieuwe ontwikkelingen dient daarom voldoende afstand in acht te worden genomen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) om hinder en onveilige situaties te voorkomen. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, gevaar, stof en geur. Bij deze aspecten neemt de belasting af naarmate de afstand tot de bron groter wordt.
Het planvoornemen betreft de formalisering van een reeds sinds jaren in gebruik zijnde oever als ligoever. Met het planvoornemen worden geen bedrijfsmatige activiteiten mogelijk gemaakt, er is dan ook geen sprake van bedrijfshinder.
Het aspect bedrijfshinder heeft geen invloed op de haarbaarheid van het plan.
4.5 Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet zijn aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. De bodeminformatiekaart van Rijkswaterstaat (Bodemloket) biedt informatie over bodemonderzoeken en –saneringen die in het verleden zijn uitgevoerd.
Uit gegevens van het Bodemloket blijkt dat in 2015 door de provincie Fryslan opdracht is gegeven voor het uitvoeren van een verkennend onderzoek voor de waterbodem. Uit het betreffende onderzoeksrapport blijkt dat er geen sprake is van een ernstige verontreiniging. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat het slib uit het onderzoeksvak waar het plangebied deel van uitmaakt, op basis van het Besluit bodemkwaliteit:
-
verspreidbaar is in oppervlaktewater;
-
verspreidbaar is op het aangrenzende perceel;
-
voldoet aan klasse 'wonen'.
De ondergrond is tevens vrij toepasbaar, verspreidbaar in oppervlaktewater en op het aangrenzende perceel en voldoet aan de klasse AW (achtergrondwaarde, voorheen ook 'schone grond' genoemd). De aanbeveling in het rapport luidt dat op basis van de onderzoeksresultaten geen aanvullend onderzoek uitgevoerd hoeft te worden.
Op grond van bovenstaande onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat de geschiktheid van de bodem voor de beoogde functie voldoende is aangetoond. Daarnaast zullen gebruikers van de ligoever niet in contact komen met de bodem of deze aantasten. Nader onderzoek in het kader van het planvoornemen is dan ook niet noodzakelijk
Vanuit het oogpunt van de milieuhygienische kwaliteit van de bodem kan het planvoornemen uitvoerbaar worden geacht.
4.6 Geluidhinder
De Wet geluidhinder biedt geluidgevoelige functies, zoals bijvoorbeeld woningen, bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. De ligoever aan het Kupersleantsje is geen gevoelig object in de zin van de Wgh, toetsing aan de Wgh is hierdoor niet nodig.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Figuur 9. Uitsnede risicokaart, plangebied met zwart weergegeven (bron: Risicokaart)
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken, produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. Op de risicokaart worden tevens kwetsbare objecten getoond die extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Dit zijn gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).
Voor dit bestemmingsplan is op de risicokaart nagegaan of er ook risicobronnen op het vlak van externe veiligheid aanwezig zijn. Figuur 9 laat zien dat er in en in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat de externe veiligheid de uitvoerbaarheid van het planvoornemen niet in de weg staat.
4.8 Luchtkwaliteit En Verkeer
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De eerste verlenging liep tot en met 31 december 2016. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft het NSL voor een tweede maail verlengd, tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het Besluit tweede verlenging NSL is per 1 januari 2017 in werking getreden.
Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 μg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd. PM10 en PM2,5 hangen sterk samen. De fractie PM2,5 is onderdeel van het PM10. Wanneer de luchtkwaliteit aan de PM10 normen voldoet wordt ook aan de PM2,5 normen voldaan.
Doordat er enkel sprake is van een bestemmingsherziening treedt er geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, de feitelijke situatie verandert niet. Het betreft een sinds jaren bestaande situatie waardoor het aannemelijk is dat er geen extra verkeer gegenereerd zal worden.
De luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Het juridisch systeem en de voorkomende bestemmingen worden in dit hoofdstuk beschreven en toegelicht.
5.2 Juridisch Kader
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Het SVBP voorziet in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Bestemmingsplanregels zijn hierdoor altijd als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 1 inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen: de begrippen en de wijze van meten. Dit houdt in dat belangrijke begrippen worden omschreven en nader wordt toegelicht hoe precies wordt gemeten. Hierdoor wordt verzekerd dat uiteenlopende interpretaties de naleving van de regels niet in de weg staan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels terug te vinden die gelden voor de verschillende bestemmingen. De verbeelding en regels van een bestemmingsplan in samenhang bezien vertellen welke regels waar precies gelden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In aanvulling op de bestemmingsregels geven de algemene regels bepalingen die voor het totale plangebied gelden.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
De regels van het bestemmingsplan sluiten altijd af met regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel. Het overgangsrecht wordt wettelijk voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening en bevat daardoor altijd exact dezelfde formulering. De slotregel vertelt hoe een bestemmingsplan mag worden geciteerd. Nu duidelijkheid bestaat over de opbouw en opzet van het bestemmingsplan kan worden gekeken naar de regels die specifiek voor dit plangebied gelden.
5.3 Toelichting Op De Planregels
Het bestemmingsplan kent slechts één enkelbestemming, te weten de bestemming 'Water - Ligplaats'. De bestemming is inhoudelijk afgestemd op het gebruik van de gronden als ligplaats voor vaartuigen. Met vaartuigen worden schepen bedoeld die daadwerkelijk gebruikt kunnen worden voor de (plezier)vaart. Woonschepen zijn daarom niet toegestaan. Dit is verder verduidelijkt door een verbodsbepaling op te nemen die het verbiedt de ligplaatsen met een woonschip in te nemen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De oever en het water in het plangebied zijn eigendom van de gemeente. De aanlegvoorzieningen voor de ligoever zijn recentelijk al gerealiseerd door de gemeente. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet, als onderdeel van de Wro, is derhalve niet noodzakelijk. Dit betekent dat dit bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De gemeente heeft veelvuldig contact gehad met individuele bewoners alvorens tot het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is overgegaan. Sinds de gemeente de oever heeft opgeknapt, komen er bij de gemeente veel vragen binnen van eigenaren van de vaartuigen die daar nu liggen. Zij hebben aangegeven dat zij de situatie graag goed willen regelen middels een overeenkomst. Tevens komen er vragen binnen van inwoners van Terherne die ook graag van de ligoever met aanlegvoorzieningen gebruik willen gaan maken. Uit het voorgaande blijkt dat veel inwoners interesse tonen in de door de gemeente gerealiseerde voorziening. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan is daarmee voldoende gebleken.
Overleg en Inspraak
Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Terherne- Ligoever Kupersleantsje' heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening van de gemeente De Fryske Marren met ingang van 22 februari 2018 gedurende vier weken voor iedereen ter inzage gelegen. Daarnaast is ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) het voorontwerpplan aan verschillende maatschappelijke instanties aangeboden met het verzoek om binnen vier weken te reageren.
Naar aanleiding van de hierboven genoemde procedures, zijn bij de gemeente De Fryske Marren twee schriftelijke overlegreacties binnengekomen. Provincie Fryslân en Brandweer Fryslân hebben gereageerd. Beide instanties zien geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.
Bovenstaande informatie is volledig weergegeven in de Reactienota Overleg en Inspraak van de gemeente De Fryske Marren (april 2018) en als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
Overleg ingevolge artikel 3.8 Wro
Het bestemmingsplan is als ontwerp, vergezeld van de daarop betrekking hebbende relevante stukken, gedurende zes weken op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Het plan is in die periode tevens digitaal beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.
Gedurende deze zes weken van terinzageligging is eenieder in de gelegenheid gesteld (schriftelijk of mondeling) zienswijzen over het ontwerp naar voren te brengen. Op het bestemmingsplan zijn 2 zienswijzen ingekomen. In bijlage 2 zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de zienswijzen gewijzigd vastgesteld.