Terherne - Jelle-paad 7
Bestemmingsplan - gemeente De Fryske Marren
Ontwerp op 15-02-2018 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Terherne - Jelle-paad 7 met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPTHN19JELLEPAAD7-ON01 van de gemeente De Fryske Marren;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden werkactiviteit:
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder werkactiviteit als hier bedoeld worden in elk geval niet begrepen: garagebedrijven, detailhandel, horeca, showrooms en prostitutie;
1.6 aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk:
een bouwwerk dat in een directe fysieke verbinding staat met het (hoofd)gebouw waaraan zij wordt aan- of uitgebouwd. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk een vergroting van een bestaande ruimte is;
1.7 aanleggelegenheid:
gelegenheid voor het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.9 bêd en brochje:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.11 bebouwingspercentage:
een in het bouwvlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bedrijfswoning:
een gebouw geheel of gedeeltelijk ingericht ten behoeve van het wonen op een terrein behorende bij een op hetzelfde bouwperceel aanwezig bedrijf, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf;
1.13 bestaand:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
- 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening tot stand zijn gekomen;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw
verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd(e) gebouw of overkapping;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.24 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.25 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.28 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis of bedrijfswoning, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.29 evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten (niet bedoeld weekmarkten), braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.32 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.33 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.34 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.35 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.36 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 horecabedrijf:
een bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;
categorie 1:
vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt: lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie;
categorie 2:
vormen van horeca die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals: buurthuizen, sportkantines en kerkelijke centra;
categorie 3:
vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd: restaurants, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant, pension;
categorie 4:
vormen van horeca waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders: pizzeria, Chinese restaurants;
categorie 5:
vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt: cafetaria, snackbar, viskraam, shoarmazaak;
categorie 6:
vormen van horeca waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt: café, bar, eetcafé, pub, dancing met een dansvloeroppervlak van kleiner dan 10 m² en café-restaurant;
categorie 7:
vormen van horeca zoals een discotheek en een dancing met een dansvloer-oppervlak groter dan 10 m²;
1.39 huishouden:
één of meer personen in een woning of een woonruimte, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners;
1.40 inpandige bedrijfswoning:
een bedrijfswoning welke is geïntegreerd in de bedrijfsbebouwing;
1.41 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.42 kantoor:
een gebouw of een ruimte in een gebouw dat/die dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.43 kap:
een dak met een zekere helling;
1.44 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.45 ligplaats innemen:
het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;
1.46 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.47 netto verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel (exclusief magazijnruimten, laad-en losruimten, kantoren, personeelsruimten en dergelijke);
1.48 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.49 overkapping:
elk bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.50 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
- het NAP -0,52 m;
1.51 permanente bewoning:
bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;
1.52 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.53 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.54 prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.
Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.55 recreatieappartement:
een zelfstandige voorziening voor verblijfsrecreatie aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, die binnen een hoofdgebouw (voormalige agrarische bedrijfsgebouwen) wordt gerealiseerd;
1.56 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.57 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand, moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.58 schiphuis:
een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;
1.59 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.60 vrijstaand/op zichzelf staand bijbehorend bouwwerk:
bouwwerk dat vrijstaand van het (hoofd)gebouw waar het bij hoort wordt gebouwd;
1.61 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.62 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een andere bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bij lessenaarsdaken wordt de bouwhoogte niet als goothoogte aangemerkt;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- 1. bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 1 opgenomen, Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- 2. bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 1 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1 tot en met 3.2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;
met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en /of vuurwerkbedrijven;
- 1. energieopwekking door middel van zonnepanelen;
- 2. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje;
- b. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. water;
- h. oevers en kaden;
- i. jachthaven;
- j. andere bouwwerken, waaronder vlaggenmasten en steigers.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b in die zin dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt gebouwd, mits:
- 1. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bestaande maatvoeringen
Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.
5.2 Overschrijding bouwgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:
- de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
5.3 Plaatselijke verhogingen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
- b. de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- d. de regels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
- e. de regels in die zin dat gebouwen en/of andere bouwwerken ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
- 2. het gebouw dan wel ander bouwwerk uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
- 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologisch en ecologische waarden en de waterhuishouding, het plan wijzigen in die zin dat:
- bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorspuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
- b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Beleidsregels Parkeren 2017 (hierna: Beleidsregels parkeren) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Beleidsregels parkeren (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Beleidsregels parkeren opgenomen regels en voorwaarden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Terherne - Jelle-paad 7
Bijlagen
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op het bedrijventerrein Zandsloot ten noorden van Terherne is Jachthaven én jachtwerf Kaap Hoorn gevestigd. Het bedrijf is voornemens om met een zonnedak een energiecentrale met een oppervlak van ongeveer 3000 m² te realiseren. Het zonnedak kan het gehele dorp Terherne voorzien van duurzame energie. Hiermee wordt bijgedragen aan de ambitie van de gemeente om de gemeente in samenwerking met de kernen en bedrijven zelfvoorzienend op gebied van (duurzame) energie te laten zijn.
De zonne-energiecentrale wordt samen met energiecoöperaties 'de poask' opgericht. De centrale, door middel van zonnepanelen, wordt gerealiseerd op een nieuw te bouwen zonnedak op de gronden die in de huidige situatie braak liggen en sporadisch in gebruik zijn voor opslag van boten in de winter en stalling van auto's in de zomer. De ruimte onder het zonnedak wordt ingericht te behoeve van een overdekte opslag- en stallingsruimte. Deze overdekte opslag draagt bij aan de duurzame insteek van de planvorming. Om die reden is er voor gekozen om de zonne-energiecentrale in samenhang met een overdekte opslag- en stallingsruimte te bouwen. In de eerste plaats omdat de stalling in de huidige situatie op meerdere locaties in de omgeving plaats vindt. Concentratie van winterstalling zorgt voor een duurzame bedrijfsvoering, waarbij het aantal verkeersbewegingen sterk afneemt. In de tweede plaats is een overdekte winterstalling veel beter voor het behoud en onderhoud van vaartuigen, waardoor de levensduur en de mate van onderhoud van de vaartuigen wordt verbeterd. Tevens draagt dit bij aan een verbeterde milieusituatie.
De gronden zijn in het geldende bestemmingsplan Terherne - Kom bestemd voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 en de bestaande bedrijven. De bebouwing dient binnen een aangegeven bouwvlak gebouwd te worden. Omdat op de beoogde locatie geen bouwvlak is voorzien, is het bouwen van het zonnedak met daaronder opslag- en stallingsruimte op basis van het geldende bestemmingsplan niet direct mogelijk. Ook is de plaatsing van zonnepanelen niet toegestaan.
Tot slot heeft het bedrijf plannen om in de toekomst de bestaande loodsen te vervangen, inclusief zonnepanelen op het dak. Deze plannen zijn op basis van het geldende bestemmingsplan reeds toegestaan.
De gemeente De Fryske Marren wil in principe planologische medewerking verlenen aan de ontwikkeling. Dit kan door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Plangebied
In figuur 1 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Het plangebied maakt deel uit van het scheepsbouwterrein ten noorden van Terherne en ligt aan de Jelle-paad 7. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale nummers 3227, 3225, 3231, 3217, 2665, 2663, 2664 en 2599.
Figuur 1. Ligging plangebied (bron: GeoWeb)
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Terherne - kom, dat is vastgesteld op 7 september 2010. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Bedrijf' met grotendeels de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' en gedeeltelijk de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1'. Dit betreft de gronden aan de zuidoostkant van het plangebied.
De bestaande scheepsbouwfunctie betreft een activiteit uit milieucategorie 3.2. Op basis van het geldende bestemmingsplan is de bestaande bedrijfsvoering al toegestaan. Het onbebouwde terrein mag ten behoeve van de bedrijvigheid in gebruik zijn, bijvoorbeeld voor stalling en/of opslagdoeleinden.
Bebouwing dient gebouwd te worden binnen het aangegeven bouwvlak. Ter plaatse van het beoogde zonnedak is geen bouwvlak aanwezig. Ook is in de regels niks opgenomen ten behoeve van de realisatie van een zonnedak.Derhalve is de ontwikkeling in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een fragment van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 2.
Figuur 2. Fragment geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Project
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied betreft een deel van de gronden van het bedrijventerrein Zandsloot ten noordoosten van de kern Terherne. De gronden zijn in eigendom van het bedrijf Jachthaven Kaap Hoorn en zijn derhalve als zodanig ten behoeve van het bedrijf ingericht. In de bestaande situatie zijn in het plangebied een aantal ligplaatsen, een bestaande bedrijfswoning, een drietal bedrijfshallen aanwezig en ligt ten oosten van het plangebied een braakliggend terrein dat in het seizoen gedeeltelijk wordt gebruikt als parkeerplaats en sporadisch voor opslag wordt gebruikt.
Ten noorden van het plangebied is tevens een aantal scheepsbouwbedrijven gevestigd. Verder ten noorden gaat het stedelijk gebied over in het open agrarisch landschap. Ten oosten van het plangebied loopt de hoofdontsluitingsweg Terhernsterdyk met ten oosten hiervan jachthaven Het Oksewiel. Tot slot zijn de gronden ten zuiden van het plangebied ook in gebruik door een scheepsbouwbedrijf.
Figuur 3 geeft een overzicht van het plangebied en zijn directe omgeving weer.
Figuur 3. Luchtfoto plangebied (bron: Arcgis)
2.2 Toekomstige Situatie
Het bedrijf is voornemens een zonne-energiecentrale met een oppervlak van ongeveer 3000 m² te realiseren. De zonne-energiecentrale wordt samen met energiecoöperaties 'de poask' opgericht. De oppervlakte is nodig om het dorp Terherne volledig zelfvoorzienend van duurzame energie te voorzien. De centrale, door middel van zonnepanelen, wordt gerealiseerd op een zonnedak met daaronder ruimte voor opslag en stalling.
Nut en noodzaak zonne-energiecentrale
De noodzaak voor de oprichting van de zonne-energiecentrale komt voort uit de energietransitie die de komende 20 jaren gaat plaatsvinden en waarop de gemeente inspeelt met het realiseren van een duurzaamheidsopgave. Eén van de nieuwe vormen van opwekken van energie betreft het duurzaam opwekken van energie uit zon. Deze transitie is de laatste jaren al in volle gang gezet. De transitie gaat vervolgens nog verder waarbij bedrijven in de toekomst zelf verantwoordelijk zullen worden voor het opwekken van hun eigen duurzame energie.
De jachthaven wil hier op inspringen door nu al de mogelijkheid voor het opwekken van duurzame energie te creëren. Enerzijds om voor het dorp de energie duurzaam te kunnen opwekken met eveneens de mogelijkheid deze duurzaam opgewekte energie aan te wenden voor eigen gebruik en als brandstof van de klanten.
De Terhernster energiecoöperaties “De Poask” heeft het initiatief opgevat om het dorp Terherne te gaan voorzien van duurzame energie. De eigenaar van de jachthaven is bereid gevonden om het initiatief te gaan faciliteren door middel van het beschikbaar maken van de bedrijfsgronden voor het opwekken van duurzame energie. Er is vervolgens voor gekozen om een zonnedak te realiseren met daaronder een ruimte die alleen voor opslag- en stallingsdoeleinden gebruikt mag worden. Daarmee ontstaat er door het realiseren van de zonne-energiecentrale de mogelijkheid van een verdere verduurzaming en ontwikkeling van het bedrijf, die noodzakelijk is om in de toekomst te kunnen voortbestaan. Een uitgebreide motivatie van de nut en noodzaak is beschreven in bijlage 1.
Samenwerking Energie coöperatie 'de poask'
De centrale wordt in samenwerking met energiecoöperaties 'de poask' opgericht. Hiertoe is inmiddels een intentieverklaring ondertekend die beide partijen verplicht de samenwerking aan te gaan en de zonne-energiecentrale daadwerkelijk te realiseren. Deze coöperatie heeft als doel gesteld alle energie voor Terherne in de toekomst duurzaam op te wekken. Hierdoor is voor beide partijen sprake van een win-win situatie. Enerzijds krijgt de coöperatie nu de beschikking over een groot dakoppervlak dat ook nog de juiste helling en azimut (richting) heeft voor het opwekken van duurzame energie voor het dorp Terherne voor tenminste 15 jaar en anderzijds krijgt 'jachthaven Kaap hoorn' de beschikking over een uitbreiding van de bedrijfsruimte, een verduurzaming van de bedrijfsactiviteiten en de mogelijkheid om 15 jaar de duurzaam opgewekte energie te blijven leveren aan het dorp en het bedrijf dusdanig aan te passen dat de duurzaam opgewekte energie ook kan worden gebruikt als 'brandstof' voor al haar watersporters in de haven.
Nut en noodzaak overdekte opslag- en stallingsruimte
Naast de oprichting van de zonne-energiecentrale ervaart het bedrijf in de huidige situatie een capaciteitstekort voor wat betreft de opslagmogelijkheden. Door het realiseren van een stallingsruimte bij het bedrijf zelf, wordt een schaalvergroting gerealiseerd die de mogelijkheid biedt om tegen een concurrerende prijs stalling en werkzaamheden aan te bieden. Hierdoor worden de kansen op het voortbestaan van het bedrijf vergroot en kan men tevens voldoen aan de nieuwste milieu -en veiligheidseisen. Overigens vinden de overige werkzaamheden, waaronder onderhoud, van het bedrijf plaats in de bestaande loodsen.
Door de stallingsruimte groot op te zetten is het in de toekomst niet meer nodig om allerlei schepen elders onder te brengen, maar kan dit op eigen terrein. Wegens bedrijfs logistieke en duurzame redenen is het van belang dat de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk plaatsvinden op het eigen perceel en niet elders in de regio. Concentratie van de bedrijfsvoering is daarom van groot belang. Hierdoor is sprake van een efficiënte en verduurzaamde bedrijfsvoering. Het centraliseren van de ligplaats, stalling en onderhoud zorgt voor aanzienlijk minder verkeersbewegingen. Uitgaande van een overdekte ruimte van 3000 m² geeft dit voldoende plaats aan 120 boten wat zeker een besparing van 600 verkeersbewegingen in de omgeving van Terherne oplevert. Wellicht nog belangrijker is dat het mogelijk wordt om de schepen in de winterperiode binnen te stallen wat de hoeveelheid onderhoud (lees energieverbruik en het creëren van afval) op zijn minst halveert.
Duurzaam ondernemen en vooral milieuvriendelijk en niet-milieubelastend werken vindt de jachthaven belangrijk. Eén van de manieren om het milieu te ontlasten is om actief te besparen op energie, water en brandstof. Met de realisatie van het zonnedak en het mogelijk maken van één winterstalling wordt hier aan bijgedragen. Uit het bovenstaande blijkt dat het realiseren van een grote bedrijfshal, in fase 2, waarin meerdere functies worden samengevoegd, essentieel is als overlevingsstrategie in een snel veranderende (watersport)wereld. Door de schaalvergroting is het mogelijk een duurzaam bedrijf te creëren wat in de toekomst kan voldoen aan de steeds strenger wordende milieueisen, kan concurreren met de rest van Nederland, voor beduidend minder verkeersbewegingen zorgt en als zonne-energiecentrale duurzame energie opwekt voor de lokale omgeving.
De ontwikkeling
De ontwikkeling bestaat uit de bouw van een zonnedak met daaronder de mogelijkheid om een opslagruimte te creëren. Met het uitvoeren en bouwen van deze zonne-energiecentrale waarbij de ruimte onder de centrale wordt benut als werkruimte, wordt bijgedragen aan het duurzaam energieopwekken ten behoeve van het dorp en tevens ontstaat een duurzame watersportonderneming die gericht is op de toekomst.
Er is een onlosmakelijke relatie tussen het zonnedak en de mogelijkheid voor opslag- en stallingruimte. Uitgangspunt is de realisatie van een zonne-energiecentrale. Ten behoeve daarvan wordt het zonnedak mogelijk gemaakt. De opslag- en stallingsruimte mag niet eerder worden gebruikt dan nadat het zonnedak is gerealiseerd. Het dak moet ook in de toekomst permanent voor de winning van zonne-energie in gebruik blijven. Op het moment dat het gebruik als zonnedak wordt beëindigd, moet ook overdekte stallingsruimte worden verwijderd. Dit is in de regels vastgelegd.
De zonneenergiecentrale bestaat uit een groot dakoppervlak van 3.000 m2 onder de juiste helling en azimut (richting), waardoor er sprake is van een hoog rendement bij de omzetting van zonlicht naar energie en zal ongeveer voor 123 huishoudens in het dorp Terherne energie leveren. De centrale gaat ongeveer 450.000 Wp opwekken.
Onder het zonnedak ontstaat vervolgens een ruimte die de jachthaven kan gebruiken voor zijn eigen bedrijfsvoering; in dit geval ten behoeve van opslag en het efficiënt stallen van schepen in de wintermaanden, waardoor de klant significant minder aan onderhoud hoeft te besteden. Met het verlagen van de onderhoudslasten en het overal en nergens stallen van de schepen, zoals in de huidige situatie plaats vindt, wordt tevens bijgedragen aan het ontlasten van het milieu. Minder onderhoud en verkeersbewegingen betekenen minder energieverbruik en daarmee een lagere uitstoot op het milieu.
De energiecentrale wordt uitgevoerd met een dakhelling van 10 graden. De centrale krijgt aan de noordhoek en zuid-westhoek een hoogte van 12 meter en aan de achterzijde een hoogte van 8 meter. De centrale wordt aan alle kanten afgesloten. Hierdoor ontstaat er een volledige overdekte winterstalling en opslagsruimte. De ingang van de stalling vindt plaats aan de noordwestzijde.
De positie van het zonnedak is weergeven in figuur 4. Het betreft het driehoekige paarse vlak aan de oostkant van het plangebied. In het paarse rechthoekige vlak worden op korte termijn geen ingrepen voorgesteld. De bestaande bedrijfshal blijft hier vooralsnog behouden. In de toekomst zijn plannen om hier nieuwe bebouwing te realiseren, inclusief zonnepanelen op het dak. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn hier al mogelijkheden voor de bouw van een bedrijfshal. Een nadere impressie van de toekomstige situatie is opgenomen in bijlage 2.
Verkeer en parkeren
Voor het aspect verkeer is het van belang dat wordt voorzien in een goede ontsluiting van het plangebied. Het plangebied wordt op dit moment ontsloten via het Jelle-Paad. Richting het noordoosten geeft deze aansluiting op de gebiedsontsluitinsgweg Terhernsteryk. Deze ontsluiting kan ook in de toekomst prima voldoen. Aan de wijze van ontsluiting van het perceel wijzigt niets.
Doordat het bedrijf in de toekomst zijn winterstalling gaat concentreren in het plangebied, zal het aantal verkeersbewegingen afnemen. Gezien de afname van het aantal verkeersbewegingen en de grote capaciteit van de Terhernsteryk, worden ten aanzien van de verkeersafwikkeling geen problemen verwacht. Het zonnedak genereert, met uitzondering van de aanlegfase, geen toename aan verkeersbewegingen.
Voor parkeren is het van belang dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De ontwikkeling van het zonnedak vindt plaats op gronden die in de huidige situatie geschikt zijn voor parkeren. Echter in de bestaande situatie wordt hier vrijwel geen gebruik van gemaakt. In de toekomstige situatie telt het bedrijf circa 80 parkeerplaatsen. Daarnaast heeft het bedrijf afspraken met de overige bedrijven op het bedrijventerrein om ten tijde van piekmomenten gebruik te maken van elkaars parkeerplaatsen. Op het bedrijventerrein is voldoende parkeergelegenheid om aan die behoefte te kunnen voldoen. Het creëren van extra parkeerplaatsen ten gevolge van de ontwikkeling is dan ook niet nodig.
Figuur 4. Nieuwe situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van bovenstaande Rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor deze ruimtelijke onderbouwing.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat bij de onderbouwing van de stedelijke ontwikkeling een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Met dit bestemmingsplan is sprake van een (kleinschalige) stedelijke ontwikkeling. Deze vindt binnen het bestaand stedelijk gebied plaats. In paragraaf 2.2 en bijlage 1 is de nut en noodzaak reeds beschreven. Door de realisatie van zonnepanelen inclusief het gebruik als winterstalling en opslagruimte is sprake van meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De zonnepanelen hoeven niet op een andere plek op de grond gerealiseerd te worden.
3.2 Provinciaal Beleid
Romte foar Sinne
Het provinciaal zonnebeleid is vastgelegd in de notitie Romte foar Sinne. Zonne-energie is een belangrijk onderdeel van de provinciale duurzame energiemix. Eind 2015 lag er meer dan 70 MW aan zonnepanelen in Fryslân. Daarmee was de doelstelling van 50 MW gehaald. Voor 2020 is de doelstelling 500 MW (= 1,53 PJ) en voor 2025 1.300 MW (= 3,87 PJ). Dat betekent dat er jaarlijks ruim 100 MW bij moet komen. De provincie verwacht dat er een mix aan locaties nodig is om de ambitie in 2020 van 500 MW te kunnen halen. De provincie wil in eerste instantie zoveel mogelijk gebruik maken van daken van woningen en (agrarische) bedrijven of openbare ruimtes in het stedelijk gebied.
De provincie neemt voor ontwikkelingen in stedelijk gebied een beperkte rol op zich. Plaatsing van zonnepanelen binnen bestaand bebouwd gebied is een gemeentelijke aangelegenheid. Echter bij ontwikkelingen in gebieden die (historisch) waardevol zijn wil de provincie echter wel meedenken. Onderhavig plangebied vindt plaats op een bestaand bedrijventerrein in bestaand stedelijk gebied zonder enige cultuurhistorische waarde. De provincie hanteert dan ook geen aanvullende eisen / uitgangspunten voor de ontwikkeling van het zonnedak in onderhavig plangebied.
Verordening Romte Fryslân
In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald.
In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals bedrijven, toegevoegd worden.
In artikel 4.1.1 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor een nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein mogelijk is, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Tevens is, in artikel 4.2.4, bepaald dat ten behoeve van een incidenteel kantoor, bedrijf, of voorziening een uitbreiding is toegestaan, mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij aard en schaal van de overige kern, het regionaal centrum of het stedelijk centrum.
In onderhavige situatie is sprake van een uitbreiding van een bestaand bedrijf op een bestaand bedrijventerrein dat wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan. Er is geen sprake van een uitbreiding van het bedrijventerrein. Er wordt alleen een onbebouwd deel van het bedrijventerrein geschikt gemaakt voor een zonnedak inclusief ruimte daaronder voor stalling. Binnen de kern komen bedrijfsgebouwen met een oppervlakte van rond de 3.000 m2 meer voor. Het ruimte beslag is derhalve redelijk in verhouding tot de schaal van de kern Terherne.
Artikel 9 van de verordening gaat in op zonne-energie. De verordening geeft alleen bepalingen voor opstellingen in landelijk gebied die als grond/veldopstelling worden uitgevoerd. Panelen op daken vallen buiten de regeling van de verordening.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.
Vaarwegenverordening Fryslân
Watergang de Nieuwe Zandsloot is opgenomen in de Vaarwegenverordening van de provincie. Bij een herinrichting van de gronden grenzend aan de vaarweg is overleg met de provincie noodzakelijk.
Het zonnedak grenst niet aan de vaarweg. Het wordt op een afstand van ruim 45 meter vanaf de oever gerealiseerd. Nader overleg wordt niet noodzakelijk geacht.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Duurzaamheidsvisie De Friese Meren 2013-2030
De gemeente heeft zijn duurzaamheidsbeleid vastgelegd in bovenstaand beleidsstuk. Hierin wordt beschreven hoe de gemeente streeft naar een duurzame gemeente tot 2030. In het kader van het toekomstig bestendig maken kernen wordt in de visie aangegeven dat in elke kern in de gemeente in 2030 actief moet zijn op het gebied van duurzaamheid. De gemeente wil onafhankelijk worden van fossiele energiebronnen. In 2030 wil de gemeente een gemeente zijn met zeer lage energiekosten voor de gemeente zelf, bedrijven, scholen, inwoners, non-profit organisaties, én wekt de gemeente met alle inwoners zelf zijn energie op door zoveel mogelijk gebruik te maken van locale energiebronnen, zoals zon, aardwarmte en biomassa (hout, mest).
Ook wil de gemeente dat in 2030 elk dorp/kern actief is op het gebied van duurzaamheid. De visie is dat in 2030 de bedrijven in de gemeente zich stevig op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen profileren. In de groene economie doet iedereen mee en zijn er locale samenlevingen, die nieuwe ontwikkelingen aan kunnen en zich kunnen aanpassen aan zich wijzigende omstandigheden. Duurzaamheidsinitiatieven ontstaan in de dorpen en kernen en worden maximaal door de gemeente gefaciliteerd.
Met onderhavig duurzaamheidsinitiatief wordt bijgedragen aan de duurzaamheidsdoelstelling van de gemeente zoals beschreven in de 'Duurzaamheidsvisie De Friese Meren 2013-2030'.
Beleidskader Sinnefjilden 2018
Op 11 juli 2018 heeft de gemeenteraad het beleidskader Sinnefjilden vastgesteld. De gemeente is voorstander van duurzame ontwikkelingen, ook in de vorm van duurzame energie en wil graag sturing geven aan ontwikkelingen op dit gebied en deze faciliteren. Hiermee wil de gemeente voldoen aan de door haar opgestelde ambities. Het beleidskader omvat een praktisch handvat voor initiatiefnemers die een zonneveld willen realiseren.
De eerste voorkeur heeft de plaatsing van panelen op daken. Dit kost geen ‘nieuwe’ ruimte en valt daarmee onder zuinig ruimtegebruik. Daarna kiest de gemeente voor grondgebonden panelen op de eigen kavel. Vervolgens wordt gekeken naar grotere opstellingen op de grond binnen en aansluitend aan bestaand stedelijk gebied. Hiervoor wil de gemeente in principe meewerken. Buiten bestaand stedelijk gebied worden kansen gezien voor bijzondere initiatieven met bijvoorbeeld meervoudig ruimtegebruik. Kleinschalige initiatieven in het buitengebied, als uitbreiding van de agrarische functies wordt ook gezien als mogelijkheid.
Van belang is dat bij alle initiatieven rekening wordt gehouden met de omgeving en het bestaande landschap. Dat betekent dat landschappelijke inpassing van een zonnepark een voorwaarde is. Maar ook dat overleg met de omgeving altijd gewenst is voor het verkrijgen van draagvlak en gezamenlijk meedenken over de inpassing en inrichting. Daarbij geldt als voorwaarde dat de grootte van een zonneveld wordt afgestemd op de maat en de schaal van de omgeving. Bij kleinere kernen passen kleine zonnevelden, bij de grotere kernen zijn grotere initiatieven mogelijk.
Onderhavig kleinschalig initiatief, geïnitieerd door de energiecoöperaties 'de poask', omvat de realisatie van een zonnedak op een bedrijventerrein. Er is daarmee sprake van een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Hiervoor wordt een onbebouwd deel van het bedrijventerrein geschikt gemaakt voor een zonnedak inclusief ruimte daaronder voor stalling. Binnen de kern komen bedrijfsgebouwen met een oppervlakte van rond de 3.000 m2 meer voor. Het ruimte beslag is derhalve kleinschalig en in verhouding tot de schaal van de kern Terherne. Er is derhalve sprake van meervoudig ruimte gebruik.
Met betrekking tot het creëren van draagvlak heeft afstemming plaats gevonden met de plaatselijk belangen. Deze hebben aangegeven positief tegenover de plannen te staan. Daarnaast is een informatiebrief naar het bestuur van het plaatselijk belang gestuurd. Het initiatief wordt in de ALV besproken. De resultaten worden ter zijner tijd aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Met onderhavig duurzaamheidsinitiatief is derhalve sprake van een initiatief dat passend is binnen de beleidskaders van Sinnefjilden 2018.
Visie De Fryske Marren
In de 'Visie De Fryske Marren' beschrijft de gemeente hoe de gemeente eruit ziet en wat haar ambities zijn. In het beleidsdocument worden een aantal richtinggevende uitspraken gedaan.
Voor de gemeente is het belangrijk dat het plattelandskarakter behouden blijft. Ten aanzien van (nieuwe) ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de ontwikkelingen in balans moeten zijn met de huidige waarden van het gebied. De gemeente staat hierbij open voor nieuwe ontwikkelingen. Uitbreidingen van bedrijvigheid wil de gemeente laten aansluiten op bestaande werklocaties.
Met dit bestemmingsplan is sprake van de uitbreiding van een bedrijf op een bestaand bedrijventerrein. Er is hierbij sprake van een inbreidingslocaties. De ontwikkeling heeft daarmee geen directe relatie met het omliggende landschap en voegt zich in de huidige inpassing van het bedrijventerrein. Er is geen sprake van een grootschalige uitbreiding die het zicht op het landschap verslechtert. De waarde van het landschap blijft behouden.
Welstandsnota De Fryske Marren
De gemeenteraad van De Fryske Marren heeft op 22 april 2015 de Welstandsnota De Friese Meren 2014 vastgesteld. Het begrip welstand heeft betrekking op de mate waarin een bouwplan architectonisch past in de omgeving. Hiervoor zijn in de welstandsnota criteria opgenomen. De gemeente heeft hierbij gekozen om per gebied te bepalen welke welstandscriteria voor een bepaald gebied gelden. Hierin wordt een onderscheid gemaakt in 'welstandsvrije gebieden', 'standaard gebieden' en 'bijzondere gebieden'.
Het plangebied ligt in het gebiedstype 'Reguliere bedrijventerreinen' waarvoor een standaard welstandsbeleid van toepassing is. Op de bedrijventerreinen wordt veel vrijheid geboden ten aanzien van welstand. De initiatiefnemers streven met de ontwikkeling van het zonnedak naar een uitstraling die passend is op het bedrijventerrein en willen tevens met het ontwerp een duurzame uitstraling creëren. Bovendien komt het zonnedak aan de wegzijde van het bedrijventerrein te liggen, zodat de representativiteit en de verschijningsvorm belangrijk zijn. In dit kader wordt het ontwerp ter beoordeling aan de welstandscommissie gestuurd. Naar aanleiding van het welstandsadvies bestaat de mogelijkheid dat het ontwerp nog op onderdelen aangepast wordt. Middels het welstandsadvies wordt gewaarborgd dat het zonnedak qua verschijningsvorm een passend uiterlijk krijgt.
Tevens zorgt dit bestemmingsplan ervoor dat de hoogte, de oppervlakte en de locatie van het zonnedak stedenbouwkundig passend is op het bedrijventerrein.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 M.e.r.-beoordeling/aanmeldnotitie
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit Milieueffectenrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven.
De aanleg van een zonnepaneelveld en het gebruik van de ruimte daaronder voor opslag en winterstalling kan tenminste beoordeeld worden als een activiteit opgenomen onder:
- D 22.: De oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriële installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water.
- D 11.3: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer.
Gelet op het voorgaande is de bovenbeschreven regeling voor vormvrije m.e.r.-beoordeling hier van toepassing.
M.e.r.-beoordeling
PLAATS EN KENMERKEN VAN HET PROJECT
De gronden in het plangebied zijn al in gebruik ten behoeve van de jachthaven en het bedrijventerrein. Tevens is het planologisch al toegestaan om de gronden te gebruiken ten behoeve van opslag en het gebruik als parkeerplaats. Het plan maakt een zonnedak inclusief stalling- en opslagruimte van 3.000 m2 op de gronden van een bestaand bedrijventerrein mogelijk. De ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
In de omgeving komen dergelijke bedrijfslocaties veelvuldig voor. De uitbreiding wordt, net als de bestaande bedrijfsvoering, ontsloten op de bestaande Jelle-Paad. De omvang van het project is daarmee relatief klein en rechtvaardigt geen volledige mer.
KENMERKEN VAN DE POTENTIËLE EFFECTEN
Bij het opstellen van het bestemmingsplan voor dit project zijn de potentiële effecten van het plan in kaart gebracht. De belangrijkste effecten worden hierna beknopt vermeld. Voor een uitgebreidere toelichting op de betreffende effecten wordt verwezen naar de overige paragrafen van dit hoofdstuk.
Ecologie
Ten aanzien van het aspect ecologie kan worden gesteld dat het plan (zeer) beperkte effecten met zich mee brengt. De effecten zijn beschreven in paragraaf 4.8 onder het kopje Gebiedsbescherming en Soortenbescherming.
Overige milieuaspecten
Ten aanzien van andere omgevingsaspecten (archeologie en cultuurhistorie, bodem, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, milieuzonering, verkeer en parkeren, water) kan worden gesteld dat het plan (deels zeer) beperkte effecten voor het milieu met zich meebrengt.
CONCLUSIE
De conclusie is dat de effecten van de realisatie van het project in het betreffende gebied niet van dien aard zijn dat er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen. De aard van de voorgenomen activiteit is niet van die omvang dat er onevenredig nadelige effecten op de omgeving plaatsvinden. Uit de beoordeling blijkt dat geen negatieve effecten op de omgeving zijn te verwachten. Een afzonderlijke m.e.r.(beoordelings)procedure is daarom niet noodzakelijk.
4.2 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Een gemengd gebied is een gebied met een sterke tot matige functiemenging. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.
De omgeving van het plangebied kan worden aangemerkt als een 'gemengd gebied'. Dit is vanwege het feit dat in directe omgeving meerdere bedrijfs-, recreatie- en woonfuncties naast elkaar bestaan. Daarnaast ligt de hoofdinfrastructuurweg de Terhernsterdyk. In dergelijke gevallen mag 'een stapje terug' worden gedaan.
De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied betreft geen gevoelige functie. Wel betreft het een functie die van invloed kan zijn op gevoelige functies. In dit bestemmingsplan wordt de milieuzonering uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen. De werkzaamheden van het bedrijf vallen onder milieucategorie 3.2, waarvoor een richtafstand van 50 meter tot gevoelige functies, in gemengd gebied, geldt.
Aan het plangebied grenst de bestaande bedrijfswoning van de Jelle-paad 3. Voor bedrijfswoningen op een bedrijventerrein kan in algemene zin aangenomen worden dat er sprake is van enige acceptatie van (geluids)overlast. Bestemmingsplantechnisch kunnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden tot op de erfgrens van de bedrijfswoning. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zorgt niet voor een verslechtering van het woon- en leefklimaat van de bedrijfswoning. Dit bestemmingsplan zorgt er niet voor dat de bedrijfsactiviteiten dichter op de bedrijfswoning worden uitgevoerd. Stalling en parkeren in de buitenlucht ter plaats van de toekomstige stallingsruimte is in de huidige situatie al toegestaan. Daar de mogelijkheid nu wordt gecreëerd om de stalling overdekt te laten gebeuren, zal sprake zijn van een verbeterde geluidssituatie. Van eventuele nadelige schaduwvorming zal geen sprake zijn. Het toekomstige zonnedak bevindt zich namelijk ten noordwesten van de bedrijfswoning. Daar de zon in het oosten opkomt en in het westen ondergaat zal er in de toekomstige situatie geen schaduwvorming richting het woonperceel van de bedrijfswoning ontstaan.
Dit zelfde geldt voor eventuele lichthinder bij autoverkeer of panden in de omgeving. De werking van zonnepanelen is gebaseerd op het opvangen van (zon)licht. De zonnepanelen zelf vormen geen lichtbron. Lichthinder wordt dan ook niet verwacht. Reflectie van zonlicht is nadelig voor het rendement en wordt dus ook om die reden zoveel mogelijk voorkomen middels het toepassing van een speciale coating. De coating op de panelen maakt lichthinder verwaarloosbaar. Daarnaast zijn de panelen gericht op het zuiden. De panelen liggen vrij flauw. Mogelijke lichtschittering kan in de zomermaanden bij zonsopkomst en zonsondergang zich voordoen. Dit zijn korte momenten van de dag. Daarnaast vindt schittering plaats in het verlengde van de stand van de zon aan de hemel, de reflectie van de panelen is hierbij lager dan het directe licht van de zon. Er wordt niet verwacht dat de mate van schittering tot verkeersonveilige situaties zal leiden. Vanuit oostelijke, noordelijke en westelijke richting zal er geen schittering optreden, doordat de panelen op het zuiden gericht zijn. Geconcludeerd wordt dat roor de hoek van de zonnepanelen geen reflectie van zonnestralen en/of autoverlichting plaats zal vinden.
De afstand van de grens van de inrichting van het bedrijf tot de gevel van de woning aan Terhernsterdyk 2A, bedraagt ruim 80 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan. De ontwikkeling leidt echter niet tot een verslechtering van de bestaande bedrijfswoningen in de omgeving. Op basis van het geldende bestemmingsplan is de bedrijfsfunctie namelijk al toegestaan.
Tot slot vormt de energiecentrale geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering. Gezien de ligging van de zonepanelen zal ook geen sprake zijn van lichtschittering richting omwonenden. Ook een onderzoek in het kader van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) is niet nodig. Het zonnedak veroorzaakt geen relevante geluidbelasting. De inrichting valt wel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit, maar is niet meldings- of omgevingsvergunnigsplichtig voor het onderdeel milieu.
Het aspect milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van het plan dan ook niet in de weg.
4.3 Geluid
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt ook voor spoorwegen. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds.
Het bestemmingsplan stelt geen nieuwe geluidsgevoelige functies voor. De bestaande mogelijkheid voor een bedrijfswoning wordt uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen.
Er ontstaan dan ook geen strijdigheden met de Wgh. Wat betreft geluid zijn dan ook er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.4 Water
Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het projectgebied valt in het werkgebied van Wetterskip Fryslân.
Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20180118-2-16863). In bijlage 3 is de watertoets toegevoegd. Hieruit blijkt dat de normale procedure van toepassing is. Bij de watertoets is ook een uitgangspuntennotitie toegevoegd waar bij de uitwerking van de plannen rekening mee gehouden moet worden. Deze worden hierna nader beschreven.
Regionale en lokale kering
Het plangebied ligt binnen de zonering van een regionale waterkering. Op de gronden van deze kering vinden met de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geen ingrepen plaats. De kering wordt dan ook niet beschadigd. De kerende werking wordt dan ook niet aangetast.
Hoofdwateren
Het water rondom het plangebied betreft water dat in beheer is/en wordt onderhouden bij het waterschap. Ter bescherming van de watergang geldt een beschermingszone van 5 meter. De beschermingszone van de hoofdwatergang is een strook van 5 meter breed vanaf de insteek van de hoofdwatergang. Voor een gedeelte van de toekomstige ontwikkeling is sprake van een ingreep binnen de beschermingszone. Het plaatsen van een bouwwerk binnen de beschermingszone van de hoofdwatergang is alleen mogelijk met akkoord van Wetterskip Fryslân via een Watervergunning.
Hierover gaat de initiatiefnemer in overleg met het Wetterskip Fryslân en gaat uiteindelijke een Watervergunning aanvragen.
Vrij voor de boezem
Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Bij het bepalen van de aanleghoogte wordt hierbij rekening mee gehouden.
Rioolwaterpersleiding
Ten noorden van de toekomstige hal loopt een rioolwaterpersleiding. Hiervoor geldt een beschermingszone van 3 meter aan weerszijden van leiding. Over dit aspect heeft overleg plaats gevonden met het Wetterskip.
De rioolpersleiding loopt parallel naast de weg op een afstand van ongeveer 4,5 meter. Als de randfundering moet worden uitgezet zal eerst de rioolpersleiding door het Wetterskip worden uitgezet, waarna de randfundering op een afstand van 3 meter tot de rioolwaterpersleiding wordt gebouwd. In de zuid-west hoek zal de fundering van de hal dichterbij komen dan de vereiste 3 meter, omdat de leiding hier afbuigt. In overleg met het Wetterskip is afgesproken dat dit gedeelte in het werk wordt bekeken. Vervolgens kan besloten worden of hiervoor ontheffing wordt verleent of dat de leiding over dit stuk omgebogen wordt (zodat de vereiste 3 meter wel wordt gehaald).
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Voor de compensatie van toename verhard oppervlak is onderstaande tabel van toepassing.
Gebied | Stedelijk (>200 m²) | Landelijk (>1.500 m²) |
Boezem | 5% | 5% |
Polder | 10% | 10% |
Vrij afstromend | Maatwerk mogelijk | Maatwerk mogelijk |
Met het project is sprake van een beperkte toename van de verharding. De bouw van het zonnedak vindt namelijk plaats op een bestaand grotendeels verhard parkeerterrein. In de huidige situatie kan het hemelwater afkomstig van het parkeerterrein afstromen richting het oppervlakte water rondom het parkeerterrein. In de nieuwe situatie wordt de afvoer van het hemelwater rechtstreeks afgevoerd op de sloot die naast de Terhernsterdyk ligt. Tevens bestaat de mogelijkheid om de sloot aan de noordoostkant van het plangebied te verbreden. Op dit situatietekening in figuur 4 (zie paragraaf 2.2) betreft dit de sloot aan de oostkant van het toekomstig zonnedak.
Voor wat betreft de hoofdwatergang langs de westzijde van het plangebied is het vanuit beheer van het waterschap akkoord dat deze wordt verruimd en het onderhoud van de hoofdwatergang éénzijdig wordt uitgevoerd vanaf de oostzijde. Voorwaarde hierbij is dat de eigenaar van de grond aan de oostzijde van de hoofdwatergang hiermee akkoord is. Er dient een erfdienstbaarheid notarieel vastgelegd te worden op het perceel aan de oostzijde van de hoofdwatergang voor het éénzijdig onderhoud vanaf die zijde en de dubbele ontvangstplicht van de hekkelspecie.
Voor de uitvoering van het plan wordt een watervergunning aangevraagd.
Klimaatadaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.
Gebruik materialen
Tot slot wordt met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk voorkomen.
4.5 Bodem
Het uitgangspunt wat betreft de bodem is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de gewenste functie. De ontwikkeling vindt plaats op gronden waar op basis van het geldende bestemmingsplan reeds het bedrijf is toegestaan. In het verleden is voor het bedrijvenpark Zandsloot een bodemonderzoek (Rapport FR005500413 TERH) uitgevoerd. De resultaten van het uitgevoerde (historische) bodemonderzoek geven aan dat de (voormalige) activiteiten en/of de onderzoekslocatie voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. Er is dan ook geen sprake van een verdachte situatie.
In het kader van het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek ook niet noodzakelijk omdat onder het zonnedak niet langdurig op dezelfde plek mensen verblijven. Indien hier bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, dient op basis van milieuwetgeving de bodemkwaliteit bij deze activiteiten wel te worden vastgesteld. Doel van dit onderzoek is om in de toekomst bij een bedrijfsbeëindiging te kunnen vaststellen of de activiteiten ook daadwerkelijk de bodem hebben verontreinigd.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.6 Archeologie
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Voor de gemeente wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De kaart is opgemaakt voor twee perioden: de ijzertijd-middeleeuwen en de steentijd-bronstijd.
Op basis van de kaart voor de ijzertijd-middeleeuwen is het plangebied aangemerkt als 'karterend onderzoek 3'. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een historisch en karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren.
Op basis van de kaart steentijd-bronstijd is het plangebied ook aangemerkt als 'karterend onderzoek 3'. In deze gebieden kunnen zich op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal zes boringen per hectare worden gezet, met een minimum van zes boringen voor gebieden kleiner dan een hectare.
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is een ingreep die kleiner is dan 5.000 m2. Het zonnedak bedraagt circa 3.000 m2. De drempelwaarde voor de noodzaak tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek wordt niet overschreden. Het omgevingsaspect archeologie vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat.
4.7 Cultuurhistorie
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.
4.8 Ecologie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Net-werk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
De gronden rondom de kern Teherne maken deel uit van het Natura 2000-gebied 'Sneekermeergebied'. De afstand tot het gebied bedraagt circa 300 meter. Deze gronden maken ook deel uit van een door de provincie aangegeven NNN-gebied. Een overtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000-gebieden is niet aan de orde. De ingreep vindt niet plaats binnen de bestaande natuur in het NNN. Echter als de ontwikkeling nabij NNN gronden ligt, moet eveneens een afweging plaatsvinden. Afgewogen moet worden in hoeverre de ontwikkeling kan leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN.
De milieucategorisering en daarmee de (potentiële) overlast op de omliggende natuurgebieden blijft in de gewenste situatie onveranderd. Er zijn menselijke invloeden aanwezig (in de vorm van een autoweg en verschillende woon- en bedrijfsfuncties) in het gebied tussen het plangebied en het 'Sneekermeergebied'. Hierdoor zijn negatieve effecten door geluidsverstoring of visuele verstoring als gevolg van de ingreep op het gebied uit te sluiten. De ingreep draagt niet bij aan verreikende effecten, zoals stikstofdepositie of verdroging. De ingreep leidt ook niet tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in Natura 2000-gebieden en heeft ook geen significant verstorend effect op de soorten waarvoor Natura 2000-gebieden en NNN-gebieden zijn aangewezen. Van een aantasting is derhalve geen sprake.
Soortenbescherming
Het plangebied betreft een in gebruik zijnd parkeerterrein binnen stedelijk gebied. De locatie is daarom ongeschikt als groeiplaats voor bijzondere en beschermde plantensoorten. Het vormt ook geen waardevol habitat voor beschermde dieren. Daarnaast worden geen werkzaamheden uitgevoerd in het water of aan de walkant, waardoor ter plaatse van deze gronden niets te verwachten is. Er worden dus geen potentiële vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten geschaad.
Een (verkennend) veldonderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten is dan ook niet nodig. Effecten op beschermde planten- en diersoorten worden niet verwacht. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Hiermee zal tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden.
4.9 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik. de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Er is wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten. Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
Het zonnedak is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (er zijn geen personen aanwezig). Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde.
Ten aanzien van buisleidingen, inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het volgende:
- Buisleidingen. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op ruim 2,2 kilometer afstand. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze buisleiding.
- Inrichtingen. Er liggen geen risicocontouren van risicovolle inrichtingen binnen het plangebied. Het aspect externe veiligheid van inrichtingen is daarmee niet aan de orde.
- Vervoer gevaarlijke stoffen spoor, weg of water. Op het traject van het Prinses Margrietkanaal ter hoogte van Terherne wordt de norm van 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico1 niet overschreden. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt evenmin overschreden (bron: Risicoatlas Hoofdvaarwegen, AVIV, 20-03-2003).
De conclusie is dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.
4.10 Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Voor bepaalde typen projecten is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit plan stelt de oprichting van een zonne-energiecentrale met daaronder stallingsruimte ten behoeve van de jachthaven voor. Het plan heeft een dermate beperkte verkeersaantrekkende werking dat de bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ruimschoots onder grenswaarden van het besluit Nibm blijven. Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. De toename van het aantal verkeersbewegingen in verband met de extra ruimte voor botenstalling neemt per jaar circa toe met 300 verkeersbewegingen. Het plan veroorzaakt geen overschrijding van de normen voor de luchtkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen zoals gesteld in de Wet milieubeheer.
4.11 Kabels, Leidingen En Zoneringen
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het handboek van de gemeente, het 'Handboek Bestemmingsplannen De Fryske Marren'.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.
Bedrijf
Het plangebied behoud op basis van het geldende bestemmingsplan Terherne - kom de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven, waaronder het bestaande bedrijf, tot milieucategorie 3.2 toegestaan. Bebouwing dient binnen de aangegeven bouwvlakken gerealiseerd te worden. Derhalve is naast het bestaande bouwvlak voor de bedrijfsgebouwen een extra bouwvlak voor het zonnedak met stalling/parkeren opgenomen. De bestaande bedrijfswoning, Jelle-paad 9, is daarnaast aangeduid met de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Voor het mogelijk maken van de zonne-energiecentrale is in de regels opgenomen dat energie opgewekt mag worden door middel van zonnepanelen. Deze dienen uitsluitend op het dak gebouwd te worden.
De goothoogte van een gebouw of overkapping zal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - goothoogte' ten hoogste 5,00 tot 8,00 m bedragen, waarbij de goothoogte aan de zijde van het perceel Jellepaad 3 ten hoogste 5,00 m bedraagt en aan de zijde van de aansluiting van het Jellepaad op de Terhernsterdyk ten hoogste 8,00 m bedraagt, in welk geval er sprake is van een oplopende goothoogte van 5,00 tot 8,00 m.
Het gebruik van de gronden en bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verplichting', is alleen toegestaan voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van opslag en stalling zolang de zonne-energiecentrale niet is gerealiseerd en operatief is. Bedrijfsmatige activiteiten, anders dan opslag en stalling, is in de regels als strijdig gebruik aangemerkt.
Zodra de opwekking van zonne-energie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verplichting' wordt beëindigd, dient ook het zonnedak waarop de zonnepanelen aanwezig zijn te worden verwijderd, waarbij ambtshalve de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de verbeelding zal worden verwijderd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg en inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. Op het voorontwerp heeft de provincie Fryslan en Wetterskip Fryslan een reactie gegeven. Hieronder wordt op beide reacties ingegaan. Met betrekking tot het creëren van draagvlak heeft reeds afstemming plaats gevonden met de plaatselijk belangen. Deze hebben aangegeven positief tegenover de plannen te staan. Daarnaast is een informatiebrief naar het bestuur van het plaatselijk belang gestuurd.
Reactie provincie Fryslan
De provincie heeft aanleiding tot het maken van een opmerking met betrekking tot de Vaarwegenverordening Fryslán (cat. 3: overige provinciaal belang). Het plangebied grenst aan een vaarweg waarop de Vaarwegenverordening Fryslán van toepassing is. De provincie wil er op wijzen dat bij een herinrichting van de gronden grenzend aan de vaarweg overleg met de provincie noodzakelijk is. Voor het overige geeft het plan geen aanleiding tot opmerkingen.
Antwoord gemeente:
De gemeente neemt de reactie van het de provincie ter kennisneming aan. Bij een herinrichting van de gronden grenzend aan de vaarweg zal de initiatiefnemer overleggen met de provincie.
Reactie Wetterskip Fryslan
Het Wetterskip heeft aangegeven dat de waterparagraaf op de aspecten hoofdwateren, compensatie toename verhard oppervlak én rioolwaterpersleiding.
Antwoord gemeente:
De genoemde aspecten zijn nader in paragraaf 4.4 'Water' nader uitgewerkt.
Zienswijze
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, door de gemeenteraad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het initiatief is economisch uitvoerbaar. De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer, energiecoöperatie 'De poask' en gedeeltelijk door een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+).
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Voor dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. De gemeente sluit hiervoor met de aanvrager een anterieure overeenkomst, waarin onder andere ook het aspect planschade is geregeld. Het vaststellen van een grondexploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.
Bijlage 1 Beschrijving Initiatief
Bijlage 1 Beschrijving initiatief
Bijlage 2 Impressie Toekomstige Situatie
Bijlage 2 Impressie toekomstige situatie