Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3 fase 2
Wijzigingsplan - Gemeente De Fryske Marren
Vastgesteld op 16-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3 fase 2, met identificatienummer NL.IMRO.1940.BWJRE22DEEKERS3F2-VA01 van de gemeente De Fryske Marren;
1.2 wijzigingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, opgenomen in artikel 1 van het bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3 met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPJRE18DEEKERS3-VA01, vastgesteld op 15 april 2020, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3 met identificatienummer NL.IMRO.1940.BPJRE18DEEKERS3-VA01, vastgesteld op 15 april 2020, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- 2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
- 3. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
- d. voet- en fietspaden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. water;
- g. waterkering;
- h. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- i. terreinen;
- j. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een goede milieusituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen, geluidszoneringsplichtige inrichtingen, en/of vuurwerkbedrijven;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het (bedrijfs)wonen;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 3.2 ;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 4.1 ;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 t/m 4.2;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
- 1. productiegebonden detailhandel met een bedrijfsvloeroppervlak minder dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf of een kleiner oppervlak heeft dan 200 m²;
- g. het gebruik van de gronden en gebouwen voor kantoren, indien het kantoorgedeelte meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf beslaat en groter is dan 1.200 m² per bedrijf;
- h. het gebruik van gronden buiten de gebouwen voor opslag anders dan achter de gebouwen;
- i. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone' voor het parkeren van voertuigen voor de gebouwen direct langs de A7.
3.6 Afwijken van gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 mits:
- 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 of om bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben;
- 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, gevaar en geluid;
- b. het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 mits:
- 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder categorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, of om bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 4.1, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben;
- 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, gevaar en geluid;
- c. het bepaalde in lid 3.5 sub e in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, 4.1 en 4.2, mits:
- 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder categorie 1, 2, 3.1 en 3.2, 4.1 en 4.2, of om bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 4.2, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben;
- 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, gevaar en geluid;
- d. het bepaalde in lid 3.5 sub h in die zin dat de gronden voor en naast de gebouwen voor opslag gebruikt worden mits er sprake is van een bedrijfstechnisch aantoonbare noodzaak en is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water;
- h. waterkering;
met de daarbijbehorende:
- i. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplanJoure - Bedrijventerrein De Ekers 3 fase 2 van de gemeente De Fryske Marren.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente De Fryske Marren is onlangs gestart met de ontwikkeling van het bedrijventerrein De Ekers 3 langs de A7. Hiervoor is op 15 april 2020 het bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3 door de gemeenteraad vastgesteld. De Ekers 3 is een voortzetting van De Ekers 1 en 2 en de beoogde uitbreiding komt voort uit de toenemende belangstelling vanuit de markt en afspraken die met provincie Fryslân en regiogemeente Súdwest-Fryslân zijn gemaakt. Met het bestemmingsplan werd een westelijk deel van 4,1 hectare (netto uitgeefbaar) bedrijventerrein aansluitend op het bestaande deel van De Ekers rechtstreeks mogelijk gemaakt en er is met een wijzigingsbevoegdheid aan de oostzijde voorgesorteerd op de ontwikkeling van nog eens 5,9 hectare.
De kavelverkoop op De Ekers 3 fase 1 voorloopt voorspoedig. Inmiddels heeft het eerste bedrijf zich hier gevestigd en zijn de beschikbare kavels grotendeels uitgegeven. Om deze reden wil de gemeente fase 2 van De Ekers 3 gaan uitwerken. Met het opstellen van dit wijzigingsplan wordt toepassing gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid.
1.2 Plangebied
Het wijzigingsplan heeft betrekking op oostelijke deel van het gebied van De Ekers 3, dat ten oosten van Joure en langs de A7 gelegen. De gronden waarop dit wijzigingsplan betrekking hebben, zijn in het moeder-bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3 onder de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' gebracht. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waar deze bestemming naar onder andere de bestemming 'Bedrijventerrein' (zie paragraaf 1.3) gewijzigd kan worden. De situering en begrenzing van het plangebied is hierna in figuur 1.1 weergegeven. In figuur 1.2 is een afbeelding opgenomen van het wijzigingsgebied binnen het geldende bestemmingsplan.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Planologisch Regeling
Bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3 vastgesteld op 15 april 2020. In dit bestemmingsplan hebben de gronden van het plangebied de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' zoals te zien is in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (wijzigingsgebied in rood)
In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Groen', Verkeer' en/of 'Water'. Als voorwaarden bij deze wijzigingsbevoegdheid geldt dat:
- 1. de behoefte om de bestemming te wijzigen moet voortkomen uit een concrete vraag waarbij de invulling in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
- 2. er zijn bedrijven toelaatbaar die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, 3.2., 4.1 en 4.2, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van risicovolle inrichtingen, geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- 3. er dient een milieucategorisering gehanteerd te worden gehanteerd die is afgestemd op de omliggende woonbestemmingen;
- 4. er dient na te gaan of ten aanzien van weidevogels sprake is van verlies aan areaal van openheid en rust en of als gevolg daarvan compensatie van dat verlies noodzakelijk is;
- 5. de uitbreiding van het bedrijventerrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, waarbij de Vegelinstroken in stand moeten blijven gelet op het inrichtingsplan volgens hoofdstuk 2 van de toelichting.
Aan de criteria die hierboven zijn genoemd, kan worden voldaan. In paragraaf 2.3 zijn de plannen aan deze wijzigingscriteria getoetst.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie, de voorgenomen situatie en vindt een toetsing aan de wijzigingscriteria plaats. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische regeling van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt binnen de plancontour van het bedrijventerrein De Ekers 3. Fase 1 hiervan (het westelijke deel) is inmiddels in uitvoering en verkaveld. De eerste bedrijven zijn hier al gevestigd. De infrastructuur en de openbare ruimte hiervoor zijn aangelegd. De gronden ter plaatse van het wijzigingsplan hebben thans de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' en zijn ook als zodanig in gebruik. In figuur 2.1 is de huidige situatie weergegeven op een luchtfoto.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie met in rood het wijzigingsgebied (bron: PDOK-viewer)
2.2 Nieuwe Situatie
Uitgangspunten bedrijventerrein
Het doel van het plan is om het bedrijventerrein van De Ekers 3 uit te breiden met de daarvoor beoogde ruimtereservering (fase 2). Met dit plan wordt de uitgifte van netto 5,9 hectare bedrijventerrein mogelijk gemaakt. In figuur 2.2 is een inrichtingstekening weergegeven fase 2.
Figuur 2.2 Inrichtingstekening De Ekers 3 fase 2
De invulling van het plangebied gaat uit van de volgende basisprincipes:
- bedrijven uit maximaal categorie 4 bij recht (niet zijnde geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen);
- de bouwhoogte is tussen de 6 en de 8 meter bij recht, 15 meter onder voorwaarden bij afwijking;
- een maximaal bebouwingspercentage van 75%;
- aan de zijde van de A7 is sprake van een representatieve zone.
De Ekers 3 wordt als duurzaam bedrijventerrein ontwikkeld. Dit houdt in dat het gasloos wordt ontwikkeld en dat er ruimte is voor zonnepanelen, kleine windturbines en windturbines op daken.
Openbare ruimte en landschappelijke inpassing
De invulling van de openbare ruimte in het plangebied wordt gevormd door de infrastructuur, de groenstructuur en het water. De wegenstructuur sluit aan op het bestaande bedrijventerrein en fase 1 van De Ekers 3 en gaat uit van een primaire binnenringstructuur die wordt begeleid door groen. Afhankelijk van de verkaveling, is ook de realisatie van secundaire wegen mogelijk die aansluiten op de binnenring.
De aankleding van het plangebied zelf en de inpassing van het plangebied in de omgeving wordt voor een belangrijk deel gevormd door de (aanwezige) groen- en de waterstructuur. Aan de oost- en zuidzijde van het plangebied worden grote waterpartijen aangelegd, die van belang zijn voor de inpassing en aankleding van het plangebied en de waterhuishouding en aansluiten op het bestaande water. Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met de bestaande structuren die kenmerkend zijn voor het gebied, zoals omschreven in paragraaf 3.2 De landschappelijke inrichting aan de oostzijde krijgt bij afronding van de fase 1 nog bijzondere aandacht bijvoorbeeld met een waterpartij, waar in het moeder-bestemmingsplan een bestemming 'Water' voor is opgenomen. Aan de zuid-/oostkant is volgens het moederbestemmingsplan een groeninpassing voorzien.
Hierbij is er ook bijzondere aandacht voor de (buiten het plangebied gelegen) inpassing van het bedrijventerrein naar de bestaande bebouwing aan de Flueskamp, zoals in figuur 2.3 is aangegeven.
Figuur 2.3 Inpassing bedrijventerrein naar bij de Flueskamp
Net als in de eerdere fase van De Ekers, is aan de zijde van de A7 sprake van de representatieve zone die extra eisen stelt aan de invulling van de kavels ten opzichte van de daar achtergelegen kavels. Hiervoor zijn welstandsontwikkelingscriteria opgesteld, die zijn opgenomen in bijlage 1. Deze welstandsontwikkelingscriteria vormen een samenhangend geheel met het moeder-bestemmingsplan en het wijzigingsplan. In het moeder-bestemmingsplan en dit wijzigingsplan zijn het grondgebruik en de bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. De in het welstandsontwikkelingscriteria opgenomen richtlijnen vormen zowel het kader voor de ontwikkeling van het gebied, als het kader voor de welstandsbeoordeling van de bouwplannen. De welstandsontwikkelingscriteria zijn gelijktijdig met het moeder-bestemmingsplan vastgesteld en vervolgens onderdeel geworden van de welstandsnota.
Verkeer en parkeren
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan waarin een nieuwe ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht worden besteed aan de verkeersafwikkeling en de parkeerbehoefte.
Sinds de reconstructie van het knooppunt Joure is de aansluiting van De Ekers met het hoofdwegennet verbeterd en hoeft geen gebruik meer worden gemaakt van de Sewei. Er is via de weg De Ekers en de Haskerveldweg / Jousterweg nu sprake van een directe aansluiting op de A7 via het nieuwe knooppunt. De ontsluiting van De Ekers 3 maakt hier gebruik van. De beoogde ontwikkeling leidt tot een wijziging van het aantal verkeersbewegingen. In de toekomstige situatie bedraagt de verkeersgeneratie voor fase 1 en fase 2 van de Ekers 3 gezamenlijk 2.267 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) op basis van een gemiddelde werkdag. Voor de 5,9 hectare die met fase 2 in dit wijzigingsplan wordt geregeld is dit 1.611 mvt/etmaal. De ontsluitingswegen beschikken over voldoende capaciteit om het verkeer op een veilige manier af te wikkelen, waarbij op de ontsluitingswegen sprake is van vrijliggende fietspaden. Op deze route zijn geen (bedrijfs)woningen aanwezig die hinder kunnen ondervinden van het verkeer.
Voor het parkeren wordt uitgegaan dat dit op de bedrijfskavels zelf plaatsvindt en dat hier voldoende ruimte voor wordt gereserveerd. In de juridische regeling van het moeder-bestemmingsplan is hiervoor een regeling opgenomen die dit waarborgt. Net als in de bestemmingsplan voor de eerdere fasen van De Ekers is in dit wijzigingsplan een regeling opgenomen dat er vóór de gebouwen aan de A7 niet mag worden geparkeerd.
Ten aanzien van verkeer en parkeren gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingplan.
2.3 Toetsing Aan De Wijzigingscriteria
In deze paragraaf wordt het initiatief getoetst aan de wijzigingscriteria die in de regeling van het geldende bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein De Ekers 3 zijn opgenomen in de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond', lid 3.3. Hiermee kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Groen', Verkeer' en/of 'Water'. Met dit wijzigingsplan worden de gronden alleen gewijzigd in de bestemmingsplan 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer'. In deze paragraaf worden de voorwaarden waaraan voldaan moet worden getoetst.
- 1. de behoefte om de bestemming te wijzigen moet voortkomen uit een concrete vraag waarbij de invulling in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft;
In paragraaf 3.3 is aangegeven dat hieraan wordt voldaan.
- 2. er zijn bedrijven toelaatbaar die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, 3.2., 4.1 en 4.2, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van risicovolle inrichtingen, geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
De regeling in het wijzigingsplan is hierop afgestemd zoals in paragraaf 5.3 is aangegeven.
- 3. er dient een milieucategorisering gehanteerd te worden gehanteerd die is afgestemd op de omliggende woonbestemmingen;
In paragraaf 4.2 is aangegeven dat hieraan wordt voldaan.
- 4. er dient na te gaan of ten aanzien van weidevogels sprake is van verlies aan areaal van openheid en rust en of als gevolg daarvan compensatie van dat verlies noodzakelijk is;
In paragraaf 3.2 is aangegeven dat hierover afspraken zijn gemaakt met provincie Fryslân.
- 5. de uitbreiding van het bedrijventerrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, waarbij de Vegelinstroken in stand moeten blijven gelet op het inrichtingsplan volgens hoofdstuk 2 van de toelichting.
In paragraaf 2.2 is aangegeven dat hieraan wordt voldaan. De Vegelinstroken blijven daarbij in stand.
Conclusie
Aan alle wijzigingscriteria wordt voldaan. Er kan dus toepassing gegeven worden aan de wijzigingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het Rijks-, provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Fryslân is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
- 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
- 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
- 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
- 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Realiseren opgaven
In de NOVI zijn twee instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
- 1. De Omgevingsagenda.
Voor Noord is een omgevingsagenda opgesteld, waar Fryslân deel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio. - 2. De NOVI-gebieden.
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Het project draagt wel bij aan de opgave om de regio's sterker en leefbaarder te maken.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Beleid
'De ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een wijzigingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toetsing
In dit ruimtelijk plan is sprake van een stedelijke ontwikkeling, omdat er een nieuw bedrijventerrein wordt aangelegd, ter uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein De Ekers. De stedelijke ontwikkeling vindt plaats buiten het 'bestaande stedelijk gebied'. Voor de ontwikkeling van de 5,9 hectare (netto) bedrijventerrein die mogelijk wordt gemaakt met dit wijzigingsplan, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking hieronder stapsgewijs doorlopen.
- 1. Omschrijving van de behoefte aan deze ontwikkeling
Binnen de regio Zuidwest Fryslân (zoals paragraaf 3.3 is aangegeven) is onderzoek gedaan naar de hoeveelheid te ontwikkelen bedrijventerrein. In de regio zijn hier tussen de gemeenten Súdwest-Fryslân en De Fryske Marren afspraken over gemaakt, waar provincie Fryslân mee in heeft gestemd. Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met de prognose van de ruimtevraag in relatie tot de regionale afspraken. Ook hebben zich bedrijven bij de gemeente gemeld die zich graag in het plangebied willen vestigen. Zowel vanuit de inschattingen als vanuit de markt is er behoefte aan deze ontwikkeling.
- 2. Is de locatie gelegen binnen bestaand stedelijk gebied?
De beoogde locatie voor het bedrijventerrein is gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied maar sluit hier wel bij aan. In bestaand stedelijk gebied is geen ruimte om de beoogde behoefte op te vangen. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 3.2.
- 3. Motivatie waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in deze behoefte kan worden voorzien.
Het bedrijventerrein is specifiek bedoeld voor bedrijven waar binnen het bestaand stedelijk gebied in de regio geen ruimte voor is. De aanleg van het bedrijventerrein was daarom in het moeder-bestemmingsplan opgesplitst in twee fasen, zodat er niet méér gronden worden ontwikkeld dan waar daadwerkelijk vraag naar is. De beoogde locatie is goed ontsloten via de A7 en ligt op gepaste afstand van woningen of andere gevoelige functies. In het plan wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
Conclusie Ladder duurzame verstedelijking
Uit het voorgaande blijkt dat voldaan wordt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Fryslân 2020: De romte diele
Beleid
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is neergelegd in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. Deze is op 23 september 2020 vastgesteld. In de omgevingsvisie gaat de provincie voor een vitale economie door te investeren in omgevingskwaliteiten. Dit zorgt onder andere voor leefbaarheid en dat leegstand en verpaupering van bebouwing wordt teruggedrongen. Daarnaast gaat de provincie voor een veerkrachtig beleid en een gezonde leefomgeving waarin ingrijpende ontwikkelingen opgevangen kunnen worden en het behoud van de karakteristiek van de provincie wordt nagestreefd door het beschermen van de eigen identiteit.
Toetsing
Joure is in de omgevingsvisie aangegeven als regionaal centrum. Regionale centra hebben een compleet aanbod aan lokale en bovenlokale voorzieningen voor het omliggende gebied. Dit geldt voor Joure ook voor de mogelijkheden voor bedrijventerreinen. Ze hebben een belangrijke functie de regio.
Verordening Romte Fryslân
Beleid
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden en in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. De Verordening Romte Fryslân wordt naar verwachting in 2022 vervangen door de Omgevingsverordening Fryslân.
Toetsing
Voor het plangebied zijn de volgende thema's relevant:
Bundeling
In de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Is dit niet mogelijk, dan kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. In de verordening is onder andere de begrenzing van het bestaand bebouwd gebied aangegeven, zie hiervoor het volgende figuur. De rode arcering geeft het bestaand bebouwd gebied weer. Het plangebied ligt ten oosten van bestaande deel van De Ekers en valt dus buiten het bestaand bebouwd gebied, maar sluit hier wel bij aan.
Figuur 3.1 Begrenzing bestaand bebouwd gebied (Verordening Romte Fryslân)
Ruimtelijke kwaliteit
Wat betreft de ruimtelijke kwaliteit is bepaald dat een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie of voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf omvat, waaraan voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze:
- het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies, op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen;
- het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op ’e Romte.
Op de genoemde aspecten is in deze toelichting ingegaan.
Programmering bedrijventerreinen
Op grond van de verordening kan een ruimtelijk plan een nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein mogelijk maken, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In paragraaf 3.3 is aangegeven dat hieraan wordt voldaan.
Werkfuncties per type kern
In de verordening is Joure aangeduid als een 'regionaal centrum'. Hiervoor gelden de volgende mogelijkheden:
- een bedrijf tot en met milieucategorie 4;
- een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m2;
- een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m2;
- een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.
De (bij recht) geboden mogelijkheden zijn hiermee in overeenstemming waarbij er geen mogelijkheden gelden voor zelfstandige kantoren. De verordening biedt daarnaast een mogelijkheid om ten behoeve van een incidenteel bedrijf van de voorgaande opsomming af te wijken afgeweken, mits is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van de het regionaal centrum. Dit is als criterium bij de afwijkingsmogelijkheid voor een bedrijf naar een hogere categorie opgenomen en een grotere kavelomvang opgenomen, waarmee op dit punt wordt voldaan aan de provinciale verordening.
Archeologie
In de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra ('Famke'). Paragraaf 4.6 gaat hier nader op in.
Weidevogelkansgebieden
Het plangebied ligt nabij een weidevogelkansgebied zoals in het volgende figuur is aangegeven.
Figuur 3.2 Weidevogelkansgebieden (Verordening Romte Fryslân)
In het plangebied moet rekening worden gehouden met ontwikkelingen die verstorend werken op de weidevogelkansgebieden. Voor het plangebied geldt een verstoringsafstand van 300 meter. Omdat een deel van het plangebied binnen deze verstoringsafstand wordt gerealiseerd, moet worden afgeweken van de provinciale verordening. Hiervoor zijn voor het plangebied de volgende voorwaarden relevant:
- a. aangetoond moet worden dat sprake is van een noodzakelijke ruimtelijke ingreep van openbaar belang;
- b. de natuurwaarden moeten worden afgewogen ten opzichte van de ruimtelijke ingreep;
- c. de schade door mitigerende maatregelen zoveel mogelijk beperkt moeten worden;
- d. financiële compensatie aan de orde is als de verstoring groter is dan 0,5 hectare.
In overleg met de provincie is bepaald dat er sprake is van een verstoring die kleiner is dan 0,5 hectare. Er is daarom geen sprake van een financiële compensatie. Punt 'd' is daarmee beantwoord, de onderbouwing van punten a tot en met c is hieronder opgenomen.
In de toelichting op deze artikelen staat beschreven dat het criterium ‘openbaar belang’ ruimer is dan het criterium ‘groot openbaar belang’ dat op ingrepen in de EHS van toepassing is. Onder ‘openbaar belang’ kunnen ook ontwikkelingen vallen op het gebied van bedrijvigheid. De behoefte hiervoor is in dit bestemmingsplan reeds aannemelijk gemaakt zoals in paragraaf 3.3 is aangegeven. Een ingreep kan als ‘noodzakelijk’ worden aangemerkt, indien buiten het natuurgebied of het weidevogelgebied redelijkerwijs geen geschikte alternatieve locatie gevonden kan worden. Dat is bijvoorbeeld het geval indien sprake is van een locatiegebonden ontwikkeling. Daarvan is in dit geval sprake, aangezien de bedrijvigheid is gebonden aan (de regio van) Joure langs bestaande infrastructuur. Door aan te sluiten op bestaande voorzieningen is de nieuwe verstoring zo beperkt mogelijk, waardoor de voorgestelde locatie meest geschikt is vanuit het oogpunt van weidevogelbescherming. Het stedenbouwkundig plan is een voortzetting en afronding van een eerdere fasen van het bedrijventerrein in Joure richting het omliggende landschap. Binnen het bestaand stedelijk gebied van Joure (of een andere kern in de regio) zijn er geen reële opties om het beoogde programma een plek te geven. De open ruimten binnen de kernen bestaan uit sportvelden, waardevolle te behouden open ruimtes die niet verloren mogen gaan of voormalige open plekken die reeds van een invulling/ontwikkeling worden voorzien (zoals woningbouw). Ook de vanuit het bedrijventerrein aan te houden milieuafstanden beperken het ruimtegebruik in de kernen waardoor dit geen reële optie is. Ook is het plangebied goed bereikbaar via de reeds aangelegde ontsluitingen. De uitbreiding van het bedrijventerrein in het plangebied was namelijk in het verleden al voorzien. De ontwikkeling is al jarenlang gepland in de visies die in de gemeente zijn opgesteld (zoals de 'Integrale Visie Heerenveen - Skarsterlân 2005' en de 'Structuurvisie Joure 1995'). Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Voor de totstandkoming van dit bestemmingsplan zijn verschillende ecologische beoordelingen verricht (zie hiervoor paragraaf 4.8). Hieruit blijkt dat het gebruik en het belang van het plangebied voor broedvogels relatief laag is en dat het grasland niet optimaal geschikt is voor weidevogelsoorten. Ook geldt dat het grasland waarop het plangebied betrekking heeft geruime tijd wordt gebruikt voor grasproductie en wordt bemaaid. Hieruit kan worden opgemaakt dat het grasland in enige intensieve mate is/wordt gebruikt. Verder is geen sprake van ter plaatse geldende beheerpakketten ten behoeve van het agrarisch cultuurlandschap.
Gelet op de hiervoor genoemde analyse kan worden geconcludeerd dat hier aan de rand van Joure geen sprake is van een bovenmatig waardevol weidevogelkansgebied. Daar komt bij dat in dit geval een grote behoefte is aan nieuw bedrijventerrein in (de regio van) Joure. Zoals eerder in deze paragraaf reeds is aangegeven, zijn er verder in redelijkheid geen geschikte locaties in de regio aanwezig, terwijl de vraag naar bedrijventerrein juist groot is. Voorts geldt dat dit gebied zich goed leent voor de gewenste uitbreiding, zowel ruimtelijk/stedenbouwkundig als infrastructureel (de wegaansluitingen liggen er reeds, in het recente verleden was dit gebied al beoogd voor bedrijventerrein). Daarnaast geldt dat het plan zo is opgezet dat naar verwachting weinig tot geen verstoring op zal treden van natuurwaarden vlak buiten het plangebied in het daar gelegen open grasland. Het plangebied zal worden begrensd door water- en groenpartijen met een duidelijke overgang van stad naar land. Tevens geldt de bomenpartij bij de Flueskamp ook als 'harde overgang' van het bedrijventerrein naar het achterliggende land. Dit betekent ook dat vanuit het plangebied niet zomaar fysiek het open grasland is te betreden/te verstoren, waar mogelijk weidevogels aanwezig kunnen zijn. Ook is het plan zo opgezet dat verstorende activiteiten zoals verkeersbewegingen niet aan de buitenkant van het plangebied plaatsvinden, maar meer aan de binnenkant richting het bestaande bedrijventerrein. Dit betekent dat met de invulling van dit plan in zekere mate rekening wordt gehouden met aanwezige natuurwaarden in het open grasland, direct grenzend aan het plangebied.
De gemeente hecht veel waarde aan de ruimtelijke ingreep, afgewogen tegen de natuurwaarden. De hiervoor opgenomen analyse, in combinatie met de lage importantie van het plangebied voor weidevogels en ook de ruimtelijke opzet van dit plan, zorgt ervoor dat sprake is van goede afweging tussen natuurwaarden enerzijds en deze wenselijke ruimtelijke ontwikkeling anderzijds. Daarom kan in dit geval worden gekozen voor de uitbreiding van het bedrijventerrein op de beoogde locatie boven weidevogelkansgebied.
Conclusie
Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân.
Grutsk op 'e Romte
Beleid
In de thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, zijn de kernkwaliteiten van het landschap beschreven waar in ruimtelijke plannen rekening mee moet worden gehouden.
Toetsing
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in een veenpolder in het deelgebied 'Laagveengebied'. Voor het gebied is een aantal kernkwaliteiten c.q. provinciale belangen bepaald. Voor het plangebied geldt onder andere dat de lineaire bebouwing in samenhang met een sterke gerichtheid van de verkaveling (regelmatig opstrekkend) kenmerkt is waarbij er sprake is van een in het laagveengebied totaal watersysteem van beeklopen, meren, vaarten, ringsloten en ringvaarten. Bij nieuwe ontwikkelingen is de begrenzing van de veenpolders en de richting van de verkaveling (opstrekkend en soms in waaiervormig patroon aangelegd) leidend en deze dient zichtbaar te blijven. De opstrekkende verkaveling is het vertrekpunt bij ruimtelijke inrichting. Verdere verdichting of verbossing in de veenweidegebieden en de veenpolders is niet gewenst, de langgerekte ontginningsrichting dient zichtbaar te blijven.
Bij de indeling en toekomstige inrichting van het plangebied worden deze kernkwaliteiten gerespecteerd, zoals in paragraaf 2.2 is omschreven en is gevisualiseerd. Hiermee voldoet het wijzigingsplan aan de beleidsuitgangspunten van Grutsk op 'e Romte.
3.3 (Inter)gemeentelijk Beleid
Regionale afspraak bedrijventerreinen Zuidwest Fryslân
Voor de regio Zuidwest Fryslân geldt dat er tussen de gemeenten Súdwest-Fryslân en De Fryske Marren in de regio Zuidwest Fryslân nieuwe afspraken worden vastgelegd over de (kwantitatieve en kwalitatieve) programmering van bedrijventerreinen. De nieuwe afspraken worden vastgelegd voor de periode 2021-2025/2035. De nieuwe regionale afspraken zijn formeel nog niet bekrachtigd. Er is een principe overeenstemming bereikt en op dit moment wordt de formele besluitvorming wordt afgewacht.
In het document is opgenomen dat de eerste fase van De Ekers 3 inmiddels in ontwikkeling is en het er naar uitziet dat de nog beschikbare grond in 2022 zal zijn verkocht. Omdat er in Joure geen aanbod meer is voor kavels tot 0,5 hectare in het segment modern-gemengd, wordt de tweede fase van De Ekers 3 in ontwikkeling genomen.
De in dit plangebied geboden ruimte aan bedrijventerrein past binnen de gemaakte afspraken ervan uitgaande dat de formele besluitvorming voor de vaststelling van het wijzigingsplan wordt bekrachtigd.
Welstandsnota De Friese Meren
De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota (april 2015).
Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.
In de welstandsnota zijn geen welstandscriteria voor het gebied als bedrijventerrein opgenomen, aangezien het in gebruik is als agrarisch gebied. Om deze reden zijn voor het plangebied specifieke welstandsontwikkelingscriteria vastgesteld tegelijkertijd met de vaststelling van het bestemmingsplan (zie bijlage 1) waaraan bouwaanvragen moeten hieraan voldoen. Deze zijn ook voor het wijzigingsplan van toepassing.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Mer-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten. In 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Voor de ontwerpwijzigingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het wijzigingsplan opgenomen. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Toetsing
In het moeder-bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r-beoordeling uitgevoerd waaruit blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden (zie hiervoor bijlage 2). Er was dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r-procedure in het kader van het bestemmingsplan voor De Ekers fase 2. Voor het wijzigingsplan is een oplegnotitie voor de vormvrije m.e.r-beoordeling opgesteld die aan het college van burgemeester en wethouders wordt voorgelegd ter besluitvorming, zie bijlage 3. Uit de resultaten blijkt, evenals in het moeder-bestemmingsplan het geval was, dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden en er geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r-procedure zal zijn. Dit is ook door de gemeente besloten, zie hiervoor bijlage 4.
4.2 Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonwijk of een rustig buitengebied en gemengde gebieden. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Onderzoek
Voor de milieuzoneringafstand is de woning aan de Flueskamp 5 te Haskerhorne bepalend. Deze woning is gezien de ligging aan de A7 en nabij een agrarisch bedrijf gelegen in een 'gemengd gebied'. De woning is op circa 50 meter van het plangebied gelegen. Om deze reden is er vanuit de woning gekozen voor een oplopende milieucategorisering:
- op een afstand van 50 tot 100 meter maximaal milieucategorie 3.2;
- op een afstand van 100 tot 200 meter maximaal milieucategorie 4.1;
- vanaf 200 meter milieucategorie 4.2.
Hiermee wordt voldaan het daarvoor opgenomen criterium in de wijzigingsbevoegdheid (zie paragraaf 2.3) en gelden er vanuit milieuzonering geen belemmeringen voor het plangebied.
4.3 Geluid
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Het doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. in de Wgh wordt onderscheid gemaakt in geluidzones bij wegen, spoorwegen en voor industrielawaai. De Wgh onderscheidt geluidgevoelige objecten (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidgevoelige objecten anderzijds. Indien een geluidgevoelig object in een geluidzone wordt gerealiseerd, dan dient hier (akoestisch) onderzoek naar gedaan worden.
Toetsing
Dit plan maakt geen geluidgevoelige objecten (zoals bedrijfswoningen) mogelijk waardoor er naar dit aspect geen onderzoek nodig is. Ook maakt het wijzigingsplan geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen mogelijk waardoor het vaststellen van een geluidzones voor industrie niet nodig is (ook niet vanuit het bestaande deel van De Ekers).
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat geluid geen belemmering is voor het plangebied.
4.4 Water
Toetsingskader
Het aspect water is afgewogen door middel van een watertoets. De watertoets is het proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is het waarborgen en het expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing nemen van alle waterhuishoudkundige doelstellingen. Door middel van de watertoets kunnen de initiatiefnemer en waterbeheerder, al tijdens de planontwikkeling, overeenstemming bereiken over water in het ruimtelijk plan. In de watertoets worden de waterhuishoudkundige consequenties van het ruimtelijk plan beoordeeld en geconcretiseerd in termen van "vasthouden, bergen en afvoeren" en "voorkomen, scheiden en zuiveren".
De watertoets resulteert in een waterparagraaf waarin is aangegeven met welke randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van water rekening dient te worden gehouden bij de verdere uitwerking van het plan. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de afwegingen ten aanzien van water transparant.
Wetterskip Fryslân beschikt over de Leidraad Watertoets. Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen, waarmee wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen van de thema's veilig, voldoende en schoon. Daarnaast zorgt de Leidraad Watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip Fryslân tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van de onderwerpen die vanuit het oogpunt van water van belang zijn bij ruimtelijke plannen.
Toetsing
In het kader van het moeder-bestemmingsplan zijn met Wetterskip Fryslân afspraken gemaakt over zowel fase 1 als fase 2 van De Ekers 3. Hierbij wordt voor fase 2 uitgegaan van het volgende:
Waterkwantiteit
Het plan betreft een uitbreiding van een bedrijventerrein op voormalig agrarisch percelen. Het bedrijventerrein is gelegen in de polder waar een compensatieplicht geldt van 10%. In fase 2 wordt er 50.312 m2 aan percelen en 4.030 m2 aan wegen aangelegd. Dit resulteert in een compensatie van 5.434 m2 ten aanzien van het verhard oppervlak. Met de inrichting van het gebied wordt 3.640 m2 van de bestaande kavelsloten gedempt. De totale wateropgave voor fase 2 betreft het realiseren van 9.074 m2 open water. Er wordt 9.975 m2 watercompensatie gerealiseerd. Dit voldoet aan de wateropgave voor de compensatienormen, zoals op de inrichtingstekening van fase 2 In paragraaf 2.2 is aangegeven.
De watercompensatie wordt aan de noord- en oostrand en langs de zuidelijke ontsluitingsweg in het plangebied gerealiseerd.
Waterpeil
In het plangebied is in de huidige situatie sprake van een zomerpeil van 1,20 m NAP en een winterpeil van - 1,40 NAP. Deze peilen blijven ook in de nieuwe situatie gehandhaafd. Dit is afgestemd met Wetterskip Fryslân.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
Binnen het plangebied wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd waarbij het hemelwater afstroomt op het oppervlaktewater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige uitbreiding is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Voor alle watergangen geldt dat deze vanaf gemeentelijk grondgebied bereikbaar zijn. De schouw van de hoofdwatergangen kan vanaf gemeentegrond, in elk geval enkelzijdig, worden uitgevoerd. Daarnaast wordt aan de zuidzijde van het plan een obstakelvrije zone ingericht, waardoor deze bereikbaar is voor onderhoudsmaterieel.
Water in het bestemmingsplan
In het moeder-bestemmingsplan is al het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Watertoets en vervolg
Conform de watertoets is het ook verplicht om voor dit wijzigingsplan een nieuw wateradvies aan te vragen bij Wetterskip Fryslân. Het project is via www.dewatertoets.nl daarom aangemeld bij Wetterskip Fryslân De uitkomst van de watertoets is dat een normale procedure moet worden doorlopen. Zie hiervoor bijlage Bij de uitwerking van de plannen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van het waterschap zoals eerder is overeengekomen en in dit plan is samengevat. Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet. Voor een definitief wateradvies is het wijzigingsplan ook in het kader van het vooroverleg toegezonden naar Wetterskip Fryslân. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het wijzigingsplan. In de vaststellingsfase van het wijzigingsplan heeft naar aanleiding van een reactie van Wetterskip Fryslân nog een correctie plaatsgevonden voor de genoemde en gehanteerde peilen.
4.5 Bodem
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Gezien het huidige gebruik van het plangebied als agrarische grond zijn er ten aanzien van de bodem geen belemmeringen te verwachten voor de geplande ontwikkelingen. Dit blijkt ook uit bodemonderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd, die zijn opgenomen in bijlage 7. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het plangebied.
4.6 Archeologie
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
Onderzoek
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). Volgens de kaart voor de Steentijd - Bronstijd geldt dat vanaf 500 m2 aan bodemingrepen een archeologisch onderzoek nodig is, volgens de kaart voor de ijzertijd - middeleeuwen geldt dit vanaf 5.000 m2 aan bodemingrepen. Om deze reden is voor het plangebied een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10 en hieruit blijkt dat er vanuit archeologie geen belemmeringen gelden voor het wijzigingsplan.
4.7 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Zover hier sprake van is, moet ook aangegeven worden hoe met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij moet de historische (steden)bouwkunde en historische geografie worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven moet worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze zijn geborgd in het plan.
Toetsing
Voor het aspect cultuurhistorie is de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. In deze kaart is het plangebied niet opgenomen met een aanduiding. Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Het is daarom niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van de bestaande cultuurhistorische waarden te stellen.
Ten oosten van het plangebied ligt de weg De Flueskamp, die cultuurhistorisch waardevol is en in het bestemmingsplan Buitengebied Noord - 2017 een beschermende regeling heeft gekregen. Met dit wijzigingsplan worden aan deze weg geen veranderingen aangebracht. Wel is de weg mede bepalend voor de landschappelijke inpassing van het bedrijventerreinen, zoals in paragraaf 2.2 en 3.2 is aangegeven.
Vanuit cultuurhistorie gelden er geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.
4.8 Ecologie
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. De wetgeving maakt onderscheid tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Toetsing gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Sneekermeergebied bedraagt 4,7 kilometer en tot het dichtstbijzijnde NNN -gebied bedraagt 111 meter.
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. De dichtstbijzijnde stikstofgevoelige gebieden liggen op meer dan 9 kilometer afstand. Dit betreffen de gebieden Rottige Meenthe & Brandemeer en Van Oordt's Mersken. Om de effecten van het plangebied op deze gebieden inzichtelijk te maken, is voor de ontwikkeling een stikstofonderzoek uitgevoerd dat is opgenomen in bijlage 9. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Het daarom (in tegenstelling tot de regeling uit het moeder-bestemmingsplan) niet meer noodzakelijk om een aanvullende regeling voor stikstofdepositie in de regels van het wijzigingsplan op te nemen.
Het plangebied ligt tenslotte nabij een weidevogelkansgebied. De effecten van het plangebied daarop zijn in paragraaf 3.2 beschreven.
Toetsing soortenbescherming
In 2018 is door Altenburg & Wymenga een ecologische beoordeling uitgevoerd (bijlage 8). Uit dit onderzoek blijkt dat door uitvoering van de geplande werkzaamheden mogelijk een conflict zou ontstaan met de Wnb ten aanzien van de Groene glazenmaker, de Gestreepte waterroofkever en de Grote modderkruiper. Om te bepalen of dit het geval is, dient aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd om te bepalen of deze beschermde soorten binnen het plangebied aanwezig zijn. Dit onderzoek is uitgevoerd en tevens in bijlage 8 opgenomen. Uit het vervolgonderzoek blijkt dat ten aanzien van de Gestreepte waterroofkever geen conflict met de Wnb ontstaat, omdat de soort binnen het plangebied niet voorkomt. Voor de Groene glazenmaker en de Grote modderkruiper ontstaat wel een conflict met de Wnb. Om deze reden is een ontheffing aangevraagd bij de provincie Fryslân en deze ontheffing verkregen ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein De Ekers te Joure voor beide fasen waaronder fase 2 die dit wijzigingsplan mogelijk maakt. Er wordt een aanvraag voorbereid om deze ontheffing te verlengen.
Door uitvoering van de geplande werkzaamheden zal geen conflict met de Wnb ten aanzien van overige beschermde soorten ontstaan, mits het verstoren van broedende vogels en hun nesten en het verstoren van eventueel aanwezige vliegroutes van vleermuizen wordt voorkomen. Tevens dient ten aanzien van vissen en amfibieën te worden voldaan aan de zorgplicht.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.
Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
Toetsing
Ten behoeve van het moeder-bestemmingsplan hebben Brandweer Fryslân en de FUMO hebben adviezen uitgebracht die ook van toepassing zijn voor dit wijzigingsplan. Deze zijn opgenomen in bijlage 11.
Het plangebied zelf bevat geen mogelijkheden voor risicovolle inrichtingen. Uit de professionele risicokaart (zie hierna) blijkt dat ten zuiden van het plangebied een gasleiding is gelegen en ten oosten van het plangebied risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan een transportroute voor gevaarlijke stoffen.
Figuur 4.1 Uitsnede professionele risicokaart
De gasleiding betreft aardgasleiding N-501-40 gelegen met een diameter van 8,62 inch en een druk van 40 bar. Deze aardgasleiding heeft een invloedsgebied van 95 meter. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van de voorgenoemde leiding en is dan ook buiten de PR 10-6 contour en het invloedsgebied gelegen. Hiervoor hoeft het groepsrisico niet verantwoord te worden.
In de omgeving van het plangebied liggen risicovolle inrichtingen aan de Rijksweg 2 te Haskerhorne, de Energielaan 8 te Heerenveen en de Innovatielaan 1 te Heerenveen. Gezien de afstanden tot aan het plangebied zijn deze niet relevant voor het wijzigingsplan.
Over de A7 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Wat betreft het plaatsgebonden risico gelden er geen knelpunten voor het plangebied. In bijlage 11 is een groepsrisicoberekening opgenomen. Hieruit blijkt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Wel moet er, omdat het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie met meer dan 10% toeneemt, het groepsrisico uitgebreid worden verantwoord. Deze verantwoording is tevens in bijlage 11 opgenomen.
Met inachtneming van de in de bijlage genoemde adviezen wordt het restrisico verantwoord geacht en zijn er vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor het wijzigingsplan.
4.10 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn de volgende tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
- Een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt.
- Een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland voor 2021, 2025 en 2030 geldt in Joure een gemiddelde PM10-concentratie van minder dan 14 µg/m3. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt minder dan 10 µg/m3 in 2025 en 2030. De waarden liggen ver onder de grenswaarden. In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.
Zoals beschreven in paragraaf 2.2 bedraagt de verkeersgeneratie van fase 2 van De Ekers 1.611 motorvoertuigen per etmaal. Hierbij wordt op basis van de CROW-kencijfers uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 20%. Om de bijdrage hiervan aan de luchtkwaliteit te berekenen, is een berekening gemaakt met de zogenaamde NIBM-tool. Deze is in het volgende figuur weergegeven.
Figuur 4.2 Uitsnede NIBM-tool
Uit de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte NO2 in de lucht van 4,21 µg/m³ en van PM10 van 0,45 µg/m³. De toenames overschrijden de grens van 1,2 µg/m³. Omdat uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland blijkt dat de achtergrondconcentraties van beide stoffen in de nabijheid van het plangebied laag zijn, blijft ondanks deze toename, de concentratie NO2 en PM10 ruim onder de grenswaarden. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
4.11 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Algemeen
Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen en wijzigingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen en wijzigingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan en wijzigingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit wijzigingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Voor dit wijzigingsplan is ervoor gekozen om de regels van beide bestemmingen in de regeling van het wijzigingsplan op te nemen. Voor het overige zijn de regels in het moeder-bestemmingsplan van toepassing, zoals ook de parkeernormen. De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid is altijd gerelateerd aan het bestemmingsvlak en dient per geval geïnterpreteerd te worden vanuit de aard, omvang en tijd(sduur) van de ondergeschikte functie ten opzichte van de hoofdfunctie.
Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden. De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze vergunning wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen. Hierbij zijn de algemene regels uit het moeder-bestemmingsplan ook van toepassing op dit wijzigingsplan.
5.2 Verbeelding
Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het moeder-bestemmingsplan Joure - Bedrijventerrein - De Ekers 3. Op de verbeelding zijn twee bestemmingen opgenomen: 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer'. Deze bestemmingen zijn in de volgende pararaaf beschreven. Het beoogde water centraal in fase 2 en aan de randen zijn al geregeld in het moeder-bestemmingsplan met een bestemming 'Water' en zijn om deze reden niet opgenomen in het wijzigingsplan.
5.3 Toelichting Op Bestemmingen
Bedrijventerrein
Uitgangspunt
Het deel van het plangebied dat mogelijkheden biedt voor de realisatie van bedrijven is onder de bestemming 'Bedrijventerrein' gebracht. Het bieden van deze mogelijkheid die inhoudelijk is afgestemd op de eerdere fasen van de De Ekers is het belangrijkste uitgangspunt. Dit houdt in dat er bedrijven tot en met milieucategorie 4 mogelijk zijn en dat de realisatie van bedrijfswoningen is uitgesloten. In de bestemming is daarnaast de realisatie van groen, water en/of wegen mogelijk. In verband met de nabijgelegen woning aan de Flueskamp is in de bestemming een milieucategorisering opgenomen.
Bestemmingsbeschrijving
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd. De bouwvlakken volgen het principe van de eerdere fasen van De Ekers en volgen de landschapskenmerken. Hierbinnen mogen overeenkomstig de eerdere fasen van De Ekers gebouwen en overkappingen tussen de 6 en de 8 meter hoog worden gebouwd tot een bebouwingspercentage van 75%. Onder voorwaarden kan door middel van een afwijkingsmogelijkheid hoger of lager en/of tot een hoger bebouwingspercentage worden gebouwd. Ten minste 50% van de naar de weg gekeerde gevel van gebouwen dient in de bouwgrens te worden gebouwd en aan de zijde van de A7 is door middel van een aanduiding geregeld dat de voorzijde van de gebouwen naar de A7 dient te worden gesitueerd. Indien dit vanuit bedrijfstechnische of logistieke redenen niet mogelijk is, dan kan hiervan worden afgeweken. Aan de zuidoostzijde van het plangebied is een milieucategorisering opgenomen die oploopt van milieucategorie 3.2 helemaal aan de oostzijde tot aan milieucategorie 4.2 in het noordelijke en westelijke deel van het plangebied zoals is beschreven in paragraaf 4.2. Vóór de gebouwen langs de A7 is een regeling opgenomen die regelt dat tussen het gebouw A7 niet mag worden geparkeerd.
In de bedrijvenlijst in bijlage 1 van de regels is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven milieucategorieën. Deze lijst in onderworpen aan een screening waarmee potentieel vervuilende bedrijven uit de lijst zijn gehaald. Voor bedrijven die niet zijn opgenomen in deze lijst, of bedrijven uit een hogere categorie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ze (onder voorwaarden) toe te staan. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak te bouwen. Uitgezonderd productiegebonden detailhandel en kantoorgelegenheid bij de bedrijven zijn er geen mogelijkheden voor (zelfstandige) detailhandel en kantoren. De voorwaarden van de afwijkingsmogelijkheden zijn afgestemd op de eerdere fase van De Ekers dan wel de provinciale verordening.
Verkeer
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De beoogde hoofdontsluitingswegen in het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeerplaatsen en dergelijke zijn in deze bestemming meegenomen. Het vastleggen van deze hoofdontsluitingsstructuur die aansluit bij op de wegenstructuur van de eerdere fase van De Ekers is hierbij het belangrijkste uitgangspunt. Daarnaast zijn in de bestemming ook andere functies opgenomen ter ondersteuning van de openbare ruimte. Er zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan.
Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' bestaat tevens de mogelijkheid voor de realisatie van (secundaire) wegen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
6.1 Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan. Voorafgaand heeft vooroverleg plaatsgevonden.
Vooroverleg
Het vooroverleg heeft geleid tot een reactie van provincie Fryslân, die in bijlage 12 is opgenomen. Deze reactie is hieronder samengevat en beantwoord.
Landschap/cultuurhistorie
De provincie geeft aan dat in de zin ‘Aan de noord- en zuidzijde van het plangebied worden grote waterpartijen aangelegd, die van belang zijn voor de inpassing en aankleding van het plangebied en de waterhuishouding en aansluiten op het bestaande water' in paragraaf 2.2 van de toelichting de 'noord- en zuidzijde' veranderd moet worden in 'oost- en zuidzijde'.
Daarnaast verdient de zin ‘Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met de bestaande structuren die kenmerkend zijn voor het gebied’ nuancering. Op de zuidoostelijke hoek wordt op basis van de inrichtingstekening een gedeelte van de bestaande sloot gedempt, terwijl dat deel zowel van belang is in de herkenbaarheid van de oorspronkelijke kavelsloot als ook voor de beleving van het vroegere gemaal. Dit gemaal is op de CHK aangemerkt als gebouw van Jongere bouwkunst 1850-1940. Dit deel valt buiten de begrenzing van het plangebied, maar krijgt als gevolg van de inrichting (het dempen van een waterpartij/sloot) nu een ongewenste verandering. Daarnaast toont de inrichtingstekening weinig ruimte voor groen is in de zone naar de verbrede sloot. De provincie adviseert om dit deel zorgvuldiger in te passen en ook straatprofielen op te nemen waaruit blijkt dat er zorgvuldige randen ontstaan.
Reactie gemeente:
De genoemde zinsnede is in de toelichting aangepast. Daarnaast is een aanvullende inrichtingstekening gemaakt waarbij aandacht is geschonken aan de opmerkingen van de provincie. In figuur 2.3 is dit gevisualiseerd.
Water
De provincie adviseert om bij de verdere uitwerking de gronden in het plangebied op te hogen naar -0,50 m NAP.
Reactie gemeente:
Dit advies wordt bij de verdere uitwerking van het project opgevolgd door zoals in paragraaf 4.4 is aangegeven uit te gaan van een te hanteren bouwpeil van +0,20 m NAP.
Ecologie
De provincie constateert dat de uitgevoerde ecologische onderzoeken verouderd zijn en adviseert de onderzoeken te actualiseren. In verband daarmee wordt ook geadviseerd om de houdbaarheid van de ontheffing Wnb na te gaan.
Reactie gemeente:
Omdat er aan de uitgangssituatie in het plangebied niets gewijzigd is, is het aannemelijk dat de conclusies uit de uitgevoerde ecologisch onderzoeken nog steeds van toepassing zijn voor het plangebied. De verleende ontheffing geldt tot 15 maart 2024 en in overleg met een ecologisch adviesbureau zijn door de gemeente voorbereidingen getroffen om een verlengingsverzoek in te dienen.
Daarnaast heeft de gemeente overleg gehad met omwonenden wat ertoe geeft geleid dat met de naburige bewoners aan de Flueskamp overeenstemming is bereikt over het uitkeren van planschade.
Zienswijzeperiode en vaststelling
Vervolgens heeft de ontwerpversie van het wijzigingsplan 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het wijzigingsplan is daarna op 16 april 2024 vastgesteld door Burgemeester en Wethouders. Hierbij is het stikstofonderzoek in bijlage 9 geactualiseerd naar de nieuwste AERIUS-calculator en is de waterparagraaf 4.4 naar aanleiding van een reactie van Wetterskip Fryslân aangepast.
Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan wordt vervolgens nog een keer voor zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van het plan (de planexploitatie) en de grondexploitatie en het daarmee samenhangende kostenverhaal. Voor de ontwikkeling in het plangebied wordt een exploitatieopzet gemaakt. De kavels worden door de gemeente uitgegeven. De gemeente vraagt voor de kavels een reële grondprijs (per m2). Door de gronduitgifte worden opbrengsten gegenereerd, waarmee de kosten worden gedekt. Daarnaast heft de gemeente leges voor de omgevingsvergunningen voor bouwen die voor de bedrijfsgebouwen afgegeven worden. Gezien de onderzoeken uit het verleden en de huidige vraag naar bedrijventerrein mag er verwacht worden dat er voldoende vraag is naar bedrijfsgrond. Op basis hiervan kan gesteld worden dat het plan financieel haalbaar is. Bij de financiële uitvoerbaarheid en in de exploitatieopzet is ook rekening gehouden met het feit dat met de naburige bewoners aan de Flueskamp overeenstemming is bereikt over het uitkeren van planschade.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Omdat de gronden in eigendom zijn van de gemeente, is het niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Welstandsontwikkelingscriteria
Bijlage 1 Welstandsontwikkelingscriteria
Bijlage 2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Oplegnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Oplegnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Vormvrije M.e.r.-beoordelingsbeslissing
Bijlage 4 Vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing
Bijlage 5 Resultaat Digitale Watertoets
Bijlage 5 Resultaat digitale watertoets
Bijlage 6 Watervergunning
Bijlage 7 Bodemonderzoeken
Bijlage 8 Ecologische Onderzoeken
Bijlage 8 Ecologische onderzoeken
Bijlage 9 Stikstofonderzoek
Bijlage 10 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Archeologisch onderzoek
Bijlage 11 Onderzoeken Externe Veiligheid
Bijlage 11 Onderzoeken externe veiligheid