KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Groen
Artikel 3 Verkeer - Verblijf
Artikel 4 Wonen - 1
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Project
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Verkeer En Parkeren
2.4 Planologische Inpasbaarheid
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Water
4.4 Bodem
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Ecologie
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen
4.11 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Watervergunning
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Stikstofonderzoek
Bijlage 6 Ecologische Quickscan
Bijlage 7 Ecologisch Onderzoek Rugstreeppad

Rottum - Nij Sân Rotten fase 1

Wijzigingsplan - gemeente De Fryske Marren

Vastgesteld op 29-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan Rottum - Nij Sân Rotten fase 1 met identificatienummer NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01 van de gemeente De Fryske Marren.

De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het Bestemmingsplan Rottum - Nij SânRotten, vastgesteld 27 april 2011, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Groen

De regels van de bestemming 'Groen', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het van het Bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten, vastgesteld 27 april 2011, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Verkeer - Verblijf

De regels van de bestemming 'Verkeer - Verblijf', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het van het Bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten, vastgesteld 27 april 2011, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Wonen - 1

De regels van de bestemming 'Wonen - 1', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het van het Bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten, vastgesteld 27 april 2011, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplanRottum - Nij Sân Rotten fase 1 van de gemeente De Fryske Marren.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Rottum ligt in de gemeente de Fryske Marren ten westen van Heerenveen en is gelegen aan de N924, de doorgaande weg tussen Heerenveen en Lemmer. Het dorp ligt in de nabijheid van bovenlokale infrastructuur zoals de A6/A7/A32. Ten westen van de kern van Rottum ligt de wijk Nij Sân Rotten. Nij Sân betreft het uitbreidingsgedeelte van Rottum en hiervoor is in 2012 het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten vastgesteld.

De beschikbare woonkavels binnen het met een directe bouwtitel geregeld deel van het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten zijn inmiddels bijna allemaal uitgegeven. Door de groeiende woningbehoefte binnen de gemeente de Fryske Marren is er de wens om in Nij Sân een aantal extra woonkavels toe te voegen. Hiervoor bestaan plannen om de huidige agrarische gronden te transformeren naar 8 woonkavels, bestaande uit:

  • 4 woonkavels ten behoeve van vrijstaande eengezinswoningen;
  • 4 woonkavels ten behoeve van twee-onder-een kappers;
  • bijhorende parkeer- en groenvoorzieningen.

Het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten beschikt voor de zuidelijk gelegen agrarische gronden over een wijzigingsbevoegdheid. Hiermee kan de huidige bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' gewijzigd worden naar één of meerdere woonbestemmingen met openbare ruimte. Dit wijzigingsplan geeft hieraan invulling en biedt een planologisch-juridisch toetsingskader voor de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Uitsnede bestemmingsplan 'Rottum - Nij Sân Rotten (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.2 Plangebied

In figuur 1.2 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied ligt aan de Koets en bestrijkt een gebied van circa 0,65 hectare (6.500 m² ).

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Ligging plangebied (bron: www.pdok.nl)

1.3 Planologische Regeling

Bestemmingsplan Rottum- Nij Sân Rotten
Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied betreft het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten, dat is vastgesteld op 26 juni 2012. In figuur 1.1 is een uitsnede van het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten weergegeven. Alhoewel het altijd al de bedoeling is geweest om hier woningbouw te realiseren heeft het plangebied in dit plan in verband met beschikbare woningcontingenten de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' gekregen. Deze gronden zijn bestemd voor agrarische cultuurgrond met de daaraan ondergeschikte sloten, paden en nutsvoorzieningen. Binnen de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' is het niet mogelijk om gebouwen of overkappingen te bouwen. Op het plangebied is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' van toepassing. Het beloop hiervan is echter groter dan het plangebied van dit wijzigingsplan. In figuur 1.1 is een uitsnede van het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten weergegeven.

Voor dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen n artikel 3.3 lid a van de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond'. Hiermee kunnen de gronden die zijn aangewezen als 'wijzigingsgebied' ingeval van ontwikkeling worden gewijzigd ten behoeve van woonbestemming(en) en bestemmingen voor de openbare ruimte. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.4 wordt op de voorwaarden ingegaan.

Paraplubestemmingsplan parkeernormen

Op 27 juni 2018 is het 'Paraplubestemmingsplan Parkeernormen' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een parkeerregeling conform de Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren en is tevens van toepassing op het plangebied. Deze regeling is ook in dit wijzigingsplan opgenomen.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk van dit wijzigingsplan wordt het plan beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de nieuwe situatie. Daarna wordt de nieuwe situatie getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen. In hoofdstuk 6 is een motivatie van de juridische regeling opgenomen. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Dit is opgesplitst in maatschappelijke uitvoerbaarheid en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Project

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied ligt in het westen van het dorp Rottum en is direct gelegen aan de nieuwbouwwijk van Rottum. Ten westen en ten oosten van het plangebied wordt het plangebied begrensd door woningen. Het gaat hier om twee-onder-een kappers en enkele vrijstaande eengezinswoningen. Deze woningen bestaan uit twee bouwlagen en een zadeldak. Dit betreft allemaal nieuwbouw die onderdeel is van het uitbreidingsgebied Nij Sân. De oostelijke en zuidelijke grenzen van het plangebied worden gevormd door sloten en agrarische grond.

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit grasland dat voornamelijk wordt beweid door paarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Bird's-eye view plangebied. Vanuit het westen(bron: www.wonenindefryskemarren.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Bird's eye view plangebied. Vanuit het zuiden. (bron: www.wonenindefryskemarren.nl)

2.2 Toekomstige Situatie

Het plan omvat de ontwikkeling van woningbouw ter plaatse van de agrarische gronden binnen het plangebied. Hiervoor zullen 8 kavels worden uitgegeven waarop 4 vrijstaande eengezinswoningen en 4 twee-onder-een kappers worden gerealiseerd. In figuur 2.4 is de kavelindeling weergegeven. De noordelijke drie vrijstaande woningen (zie figuur 2.4) liggen terug ten opzichte van de straat. De kavel behorend bij de zuidelijk gelegen vrijstaande woning is dwars geprojecteerd op hoofdstraat. Hierdoor wordt een dwarsstraatje in het verlengde van de Wjukslach gecreëerd. Dit dwarsstraatje zal dan de grens vormen van het plangebied. Ten behoeve van de woningen zal geen nieuwe ontsluitingsweg worden aangelegd. De woningen worden ontsloten door de reeds bestaande weg de Koets.

De vrijstaande eengezinswoningen en twee-onder-een kappers worden uitgevoerd in één bouwlaag met kap. De maximale goot- en bouwhoogte van de woningen bedraagt 3,5 en 10 meter. De rooilijn van de woningen is vergelijkbaar met de rooilijn van de overige woningen in Nij Sân. Hierdoor sluiten de woningen aan bij de bestaande stedenbouwkundige structuur en het straat- en bebouwingsbeeld van Nij Sân.

Achter de woningen zal een groenstrook worden gerealiseerd die in eigendom van de gemeente blijft. Deze groenstrook grenst aan de bestaande slotenstructuur. De groenstrook zal bestaan uit extensief beheerde stroken gras. De groenstrook wordt aangelegd om afstand te creëren tussen de woningen en de agrarische gronden. Maar ook om de natuurwaarden langs de sloten te behouden. Door de groenstrook worden het open karakter en de natuurwaarden van de omgeving behouden en ontstaat er een goede ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0005.png"

Figuur 2.4 Gewenste kavelindeling

2.3 Verkeer En Parkeren

De drie noordelijk gelegen vrijstaande woningen en de vier twee-onder-een kappers worden ontsloten via de ontsluitingsweg de Koets. De zuidelijk gelegen vrijstaande woning wordt ontsloten door het verlengde van de Wjukslach. De Koets en de Wjukslach liggen in de nabijheid van de Binnendyk (N924). De Binnendyk zorgt voor een goede verbinding met woon-en werkcentra van Joure, Heerenveen en Lemmer, maar ook de bovenlokale infrastructuur zoals de A6 en A32.

Het Paraplubestemmingsplan parkeernormen is van kracht voor dit plangebied. Hier dient dan ook aan te worden voldaan. In principe geldt voor parkeren als uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein opgelost wordt overeenkomstig de gemeentelijke parkeernorm. Voor de verschillende woontypen gelden in het plangebied de volgende normen:

  • 2,2 parkeerplaatsen voor een koop twee-onder-een-kap woning;
  • 2,3 parkeerplaatsen voor een vrijstaande koop woning.

Er zijn derhalve 18 parkeerplaatsen nodig (4*2,2) + (4*2,3). In het plan wordt langs de Koets een parkeerstrook gerealiseerd. Hier kunnen circa 9 auto's worden geparkeerd. Daarnaast beschikt iedere woning over een eigen oprit. Op iedere oprit kunnen circa 2 auto's worden geparkeerd. Door het realiseren van een parkeerstrook en 8 opritten ontstaat er een goede parkeerbalans en wordt er voldaan aan het 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen'.

2.4 Planologische Inpasbaarheid

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van artikel 3 lid 3.3 sub a van het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten. Hiermee wordt de bestemming gewijzigd ten behoeve van een woonbestemming. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

1. Er wordt een goede stedenbouwkundige inpassing gerealiseerd, waarbij wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur en de kwaliteiten van de omgeving;

Het plan voorziet in een goede stedenbouwkundige inpassing. De vrijstaande eengezinswoningen en de twee-onder-een kappers die in het plangebied worden gerealiseerd zijn ook in het overige gebied van Nij Sân te vinden. De vorm, twee bouwlagen met kap, van de woningen sluit aan op de reeds bestaande bebouwing aan de Koets. Het straat- en bebouwingsbeeld dat ontstaat door dit plan komt overeen met de bestaande de ruimtelijke structuur van Nij Sân.

2. De wijziging past binnen het geldende Woonplan;

Het plan sluit aan op de woonvisie 2019-2023 van de gemeente de Fryske Marren. Dit is verder onderbouwt in paragraaf 3.1

3. Er ten hoogste 23 woningen worden gebouwd;

Er worden 8 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt er dus voldaan aan het geldende wijzigingscriteria.

4. De woonhuizen ten hoogste twee-aaneen zullen worden gebouwd;

Er worden vrijstaande eengezinswoningen en twee-onder-een kappers mogelijk gemaakt. Rijwoningen bestaande uit meer dan twee geschakelde woningen komen niet voor in het plan. Hiermee wordt er voldaan aan dit wijzigingscriterium. Daarnaast sluiten deze woningtypen aan bij de bestaande ruimtelijke structuur van Nij Sân.

5. Met de bouw van de woningen niet eerder wordt begonnen dan vanaf 1 januari 2016;

Het wijzigingsplan is opgesteld in 2020. Hierdoor wordt logischerwijs aan deze criteria voldaan.

6. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;

In dit plan zal elke woning over een eigen oprit beschikken. Hierdoor kan het parkeren plaatsvinden op het eigen erf. Op iedere oprit kunnen circa 2 auto's worden geparkeerd.

7. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;

Om te onderzoeken of de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten (woningen) binnen dit plan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) wordt er een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Naar verwachting zal het plan voldoen aan de geldende voorkeursgrenswaarde.

8. de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt en d de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 10,00 m bedraagt.

De bouw- en goothoogte bedragen respectievelijk 3,5 en 10 meter.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Dit plan maakt een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk, waarbij agrarische grond gesaneerd wordt en vervangen wordt door woningen. In paragraaf 3.3 is omschreven hoe ook de ontwikkelingen van de woningen passen binnen de woningbehoefte die binnen de gemeente De Fryske Marren geldt. Hiermee is aangetoond dat er behoefte is aan deze woningen buiten bestaand stedelijk gebied. Er is daarmee sprake van duurzame verstedelijking.

De ontwikkeling vindt plaats buiten bestaand stedelijk gebied maar sluit hier wel bij aan. De locatie voorziet in een functiewijziging van een voormalige agrarische functie naar een woonfunctie. De woningen worden zorgvuldig ingepast. Daarnaast blijft het open karakter door de aanleg van de groenstrook behouden. Hierdoor is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Provinciaal Beleid

Verordening Romte Fryslân

In de Verordening Romte Fryslân is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.

In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. In het plan is er sprake van een uitbreidingslocatie aansluitend op stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals wonen, toegevoegd worden.

In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijk instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. In onderhavige situatie is sprake van 8 woningen. In de volgende paragraaf wordt beschreven dat het plan binnen het woonplan van de gemeente past.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de verordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie 2019-2023

In de woonvisie beschrijft de gemeente De Fryske Marren het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2019-2023. De woonvisie vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. De hoofddoelstelling van het woonbeleid is dat alle inwoners van De Fryske Marren binnen hun eigen mogelijkheden zoveel mogelijk hun eigen woonwensen moeten kunnen realiseren.

De gemeente wil vooral daar bouwen waar de meeste vraag naar woningen is. In de kernen Joure, Lemmer en Balk vertoont zich een grotere vraag dan in de andere kernen, dus zal een groter deel van het uitvoeringsprogramma in deze drie kernen voorzien zijn. In de andere (kleinere) kernen wil de gemeente bouwen bij aantoonbare vraag. In sommige (kleinere) kernen, zal op termijn door de demografische transitie zich ook een extra ontwikkelopgave voordoen. Hierbij valt te denken aan het herschikken van bepaalde voorzieningen, mogelijk in combinatie met een transformatieopgave in de woningbouw. Initiatieven vanuit de dorpen beoordelen we per locatie en als maatwerk. Daarnaast is de koers om in de kleinere kernen de woonkwaliteit en de leefbaarheid te behouden en leegstand te voorkomen. Bij de nieuwbouw van woningen in de kleinere kernen ligt de nadruk dan ook op de kwaliteit.

De gemeente verwacht dat de woningvoorraad nog met circa 1.000 woningen zal groeien tussen 2016 en 2026. Deze 'netto bouwruimte' voor de periode 1 januari 2016 tot 1 januari 2026 ligt vast en is gebaseerd op de bevolking- en huishoudensprognose van de provincie Fryslân. De bouwruimte is tot stand gekomen in samenspraak met de provincie Fryslân en de gemeente Súdwest-Fryslân als partner in de woningmarktregio Zuidwest Friesland. Het aantal van 1.000 nieuw te bouwen woningen ligt grotendeels al vast in de huidige projecten die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma woningbouw. Nieuwe initiatieven en kansen worden om die redenen zorgvuldig en in het lange termijn perspectief beoordeeld.

De bouw van 8 woningen op de ontwikkelingslocatie in Nij Sân past binnen de woonvisie van de gemeente De Fryske Marren. Deze woningen zorgen namelijk voor een kwaliteitsimpuls in Rottum. De woningen zijn van een hoogwaardige kwaliteit en daarnaast is er sprake van een aantoonbare vraag voor deze woningen.

Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016-2026 en Uitvoeringsprogramma Woningbouw 2016 tot 2026

Op 1 maart 2017 is door de gemeenteraad het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016-2026 vastgesteld, tezamen met het geactualiseerde Uitvoeringsprogramma Woningbouw 2016 tot 2026. Dit is de opvolger van het Uitvoeringsprogramma Woningbouw 2013 -2020 en vormt een aanvulling op de Woonvisie De Fryske Marren 2014 - 2018.

In het strategisch afwegingskader is beoordeeld welke woningbouwplekken nodig zijn, op welke plekken vraag is en onder welke voorwaarden kan worden gebouwd. Met de provincie Fryslân zijn hier afspraken over gemaakt. Dit project is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma 2016 tot 2026. De ontwikkeling is daarmee passend binnen het woningbouwprogramma.

Welstandnota De Friese Meren 2014

De gemeenteraad heeft op 22 april 2015 de Welstandsnota De Friese Meren 2014 vastgesteld. De welstand toetst of een bouwplan aan de minimale beeld- en kwaliteitseisen voldoet en past in de omgeving. De gebieds- en objectgerichte aanpak beoogt de belangrijkste karakteristieken van de bebouwing te beschermen en te zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. Zo ook voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied.

De toekomstige woningen liggen in het welstandsgebied 'Welstandsvrije gebieden'. Voor welstandsvrije gebieden worden plannen niet getoetst aan welstand en is men vrij om naar eigen inzicht het beeld te bepalen. Dit betekent niet dat alles is toegestaan. De gemeente heeft de mogelijkheid om beeldverstorende uitspattingen aan te pakken via de Excessenregeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0006.png"Figuur 3.1 Uitsnede welstandskaart

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Het plangebied bestaat acht woningen en bijhorende parkeer- groenvoorzieningen.

Binnen het plangebied worden nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt, maar echter geen milieubelastende functies. Het plangebied ligt in een omgeving met bijna geen verscheidenheid aan functies. De omgeving wordt om die reden bestempeld als rustig woongebied. Voor de basisschool en ten noordwesten van het plangebied, gelegen aan de Molenlaan, geldt een op basis van de richtafstandenlijst van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 30 meter. Het plangebied ligt op circa 200 meter van dit groenteverwerkings- en transportbedrijf. Daarmee wordt ruim voldaan aan de richtafstand.

Op circa 180 meter van het plangebied ligt een paardenmanege. Op basis van de richtafstandenlijst van de VNG geldt een richtafstand van 30 meter. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan.

Voor dit plan toetsing aan de richtafstanden conform de VNG-brochure achterwege blijven.

4.2 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. In dit geval is alleen het aspect wegverkeerslawaai relevant.

De wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn aangewezen als 30-km/uur zone. Voor ontwikkelingen binnen dergelijke zones is geen toetsing aan de Wet geluidhinder noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De wegen rondom het plangebied hebben een functie als verblijfsgebied. Op de wegen in dergelijke gebieden is sprake van een relatief lage verkeersintensiteit en er wordt over het algemeen langzaam gereden. Wel ligt het plangebied binnen de geluidszone van de Binnendyk (N924). Deze weg heeft een maximumsnelheid van 60 km/h.

Daarnaast moet ook een binnenwaarde van 33 dB worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen.

Doordat de toekomstige woningen voldoen binnen de invloedszone van de Binnendyk (N924) is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1. Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Vanuit de Wgh zijn er geen belemmeringen.

4.3 Water

Het aspect water is afgewogen door middel van een watertoets. De watertoets is het proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is het waarborgen en het expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing nemen van alle waterhuishoudkundige doelstellingen. Door middel van de watertoets kunnen de initiatiefnemer en waterbeheerder, al tijdens de planontwikkeling, overeenstemming bereiken over water in het ruimtelijk plan. In de watertoets worden de waterhuishoudkundige consequenties van het ruimtelijk plan beoordeeld en geconcretiseerd in termen van "vasthouden, bergen en afvoeren" en "voorkomen, scheiden en zuiveren".

De watertoets resulteert in een waterparagraaf waarin is aangegeven met welke randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van water rekening dient te worden gehouden bij de verdere uitwerking van het plan. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de afwegingen ten aanzien van water transparant.

Wetterskip Fryslân beschikt over de Leidraad Watertoets. Doel van de Leidraad Watertoets is dat in ruimtelijke plannen alle wateraspecten worden meegenomen, waarmee wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen van de thema's veilig, voldoende en schoon. Daarnaast zorgt de Leidraad Watertoets voor draagvlak van het wateradvies bij de gemeenten en voor een betere samenwerking tussen gemeenten en Wetterskip Fryslân tijdens het watertoetsproces. De leidraad geeft duidelijkheid over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van de onderwerpen die vanuit het oogpunt van water van belang zijn bij ruimtelijke plannen.

Watertoets

De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Het project is via www.dewatertoets.nl aangemeld bij Wetterskip Fryslân (20200603-2-23439). Hierop heeft het Wetterskip een uitgangspunten notitie opgesteld. Deze notitie is als bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd. De uitkomst van de watertoets is dat een normale procedure moet worden doorlopen. Bij de uitwerking van de plannen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van het waterschap.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hier op geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.

Bij de uitwerking van de uiteindelijke bouwplannen worden zoveel mogelijk maatregelen genomen ten behoeve van een klimaat bestendige inrichting.

Toename verhard oppervlak

Door het plan zal het verhard oppervlak in het landelijk gebied met circa 2.200 m² toenemen. Indien er sprake is van een toename van het verharde oppervlak met meer dan 1.500 m² dient er watercompensatie plaats te vinden. In het verleden zijn hier afspraken over gemaakt en is er overcompensatie gerealiseerd. In bijlage 3 is dit aangegeven.

Waterkwaliteit

Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat wordt voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

De ontwikkeling vindt plaats op gronden waar op basis van het geldende bestemmingsplan een agrarische functie is toegestaan. Op deze gronden worden nu woningen aangelegd, dit betreft een bodemgevoelige functie. Echter is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Dit omdat bij de aankoop van de gronden is gebleken dat ze als “schoon” kunnen worden gesteld, waarbij ze geschikt zijn voor de nieuwe functies in het plangebied

4.5 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). De provincie beveelt in het zuiden en noordoosten van het plangebied aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een quickscan te verrichten voor de steentijd-bronstijd. Daarnaast beveelt de provincie in het noordwesten van het plangebied aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend onderzoek te verrichten voor de steentijd-bronstijd. Voor de periode ijzertijd - middeleeuwen adviseert de provincie een archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 5.000 m².

Met dit wijzigingsplan zijn ingrepen mogelijk die de drempelwaarde van 500 m2 kunnen overschrijden. Derhalve is in het kader van het geldende bestemmingsplan een archeologisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 4 toegevoegd. Het onderzoek heeft geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats opgeleverd. Vervolg onderzoek is niet noodzakelijk. Het valt uit te sluiten dat binnen het plangebied nog archeologische resten aanwezig zijn die met booronderzoek niet zijn op te sporen. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (gemeente De Fryske Marren).

4.6 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. De te bouwen woningen zijn afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwikkeling past binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur. Zie hiervoor paragraaf 2.2. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.


Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening (voorheen Ecologische hoofdstructuur, EHS). Binnen deze gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het projectgebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Sneekermeergebied, bedraagt circa 1,6 kilometer. Het Sneekermeergebied bevat echter geen stikstofgevoelige habitats. Andere nabij gelegen Natura 2000-gebied betreffen de Deelen en de Rottige Meenthe & Brandemeer. Beide gebieden liggen op circa 9 kilometer afstand. De omliggende Natura 2000-gebieden zijn weergegeven in figuur 4.1. Directe effecten als gevolg van de ontwikkeling op deze gebieden zijn onwaarschijnlijk, maar niet uitgesloten. Het project heeft in de aanlegfase en in de gebruiksfase mogelijk enige stikstofemissie tot gevolg. Het gaat vooral om verkeersbewegingen en tijdelijke mobiele werktuigen. Omdat negatieve effecten in de vorm van verzuring en vermesting op omliggende Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten, is er een stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit stikstofonderzoek is toegevoegd als bijlage 5. Uit het stikstofonderzoek blijkt dat de stikstofdepositie 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Negatieve effecten in de vorm van verzuring en vermesting als gevolg van dit project kunnen dus worden uitgesloten. Vanuit de gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor het project.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0007.png"

Figuur 4.1 Omliggende Natura 2000-gebieden (Bron: AERIUS-calculator)

Soortenbescherming

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.


Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Het plangebied ligt in de nabijheid van de EHS overige natuur. Dit is weergegeven in figuur 4.2. Daarnaast ligt het plangebied naast diverse watergangen. Hierdoor kan de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten niet worden uitgesloten. Om deze redenen is er een ecologisch quickscan uitgevoerd (bijlage 6). Uit deze ecologische quickscan blijkt dat de werkzaamheden in de aanlegfase binnen de invloedsfeer van vogels liggen waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Daarnaast kan de aanwezigheid van het overwinteringshabitat van rugstreeppadden binnen het plangebied op voorhand niet worden uitgesloten. Om deze reden is er aanvullend onderzoek gedaan naar de rugstreeppad. Dit onderzoek is opgenomen en bijlage 7 en hieruit blijkt dat er ten aanzien van deze diersoort geen belemmeringen gelden.

Daarnaast geldt er zorgplicht voor licht beschermde en vrijgestelde soorten in het plangebied. Ook ligt het plangebied naast weidevogelkansgebied. Doordat er eventueel noodzaak is voor compensatie als gevolg van het verloren gaan van geschikte broedgelegenheid voor weidevogels binnen een weidevogelkansgebied is er contact geweest met de provincie. De provincie heeft vervolgens een berekening uitgevoerd om aan te tonen of er sprake is van (extra) verstoring van het weidevogelkansgebied. Uit de berekening (figuur 4.3) blijkt dat er geen sprake is van extra verstoring van het weidevogelkansgebied. Het plan is daarmee niet strijdig met artikel 7.2.2 Verordening Romte Fryslân.

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0008.png"

Figuur 4.2 Omliggende NNN-gebieden en overige beheergebieden (Bron: CHK)

afbeelding "i_NL.IMRO.1940.BWROT20NIJSANROTTE-VA01_0009.jpg"

Figuur 4.3 Berekening weidevogelcompensatie (Bron: Provincie Fryslân)

4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat nabij het projectgebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Het is daarom niet noodzakelijk om in het kader van dit project het groepsrisico te verantwoorden. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.

4.9 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er worden slechts 8 woningen mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.10 Kabels, Leidingen En Zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.11 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden, moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zie aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van het woonmilieu ligt de drempelwaarde op een oppervlakte van 100 hectare en voor woningen ligt de drempelwaarde bij een aaneengesloten gebied op 2.000 woningen. De realisatie van het woonmilieu met nieuwe woningen in het plangebied is vele malen kleiner dan deze drempelwaarden en zijn daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan – ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.

Op basis van de relatieve omvang en de ligging van de projectlocatie kunnen uitspraken worden gedaan over het project in relatie tot de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. Aan de hand van een korte omgevingstoets zijn de kenmerken van het potentiële effect beschreven. In de andere delen van dit wijzigingsplan heeft in het kader van een goede ruimtelijke ordening een volledige toetsing aan de individuele milieuaspecten plaatsgevonden en zijn zo nodig de onderzoeken hiervoor uitgevoerd.

Beoordeling

Kenmerken van het project

Het plan omvat de realisatie van 8 nieuwe woningen samenhangend met een nieuwe groen- en ontsluitingsstructuur. Het totale project beslaat een oppervlakte van circa 6.500 m2. In vergelijking tot de drempelwaarden van 2.000 woningen en 100 hectare is de omvang van het project relatief klein. Er is geen sprake van cumulatie met andere projecten. De ontwikkelingen in het plangebied staan op zichzelf en er worden geen bijzondere of schaarse hulpstoffen aangewend voor de ontwikkeling van de uitbreiding. Ook is er geen sprake van bijzonder schadelijk afval waaraan specifieke voorwaarden zijn verbonden, dan wel een risico op verontreiniging van het milieu of een grote mate van hinder. Ook staat duurzaamheid bij de ontwikkeling van de uitbreiding hoog in het vaandel. De kenmerken van het effect rechtvaardigen geen MER.

Plaats van het project

Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een verbindingszone binnen het Nederlands Natuurnetwerk. Ook hebben de ontwikkelingen in het plangebied geen effecten op de omliggende gevoelige gebieden. De locatie van het plangebied ligt in Rottum op circa 2 kilometer van Heerenveen nabij bovenlokale infrastructuur zoals de A6 en de A7. Tevens is geen sprake van een landschap van grootschalig of hoog historisch, cultureel of archeologisch belang. De plaats van het project rechtvaardigt geen MER.

Kenmerken van het potentiële effect

De uitbreiding heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. De ontwikkeling van de uitbreiding heeft met name lokale effecten. De te verwachten effecten hangen voornamelijk samen met de verkeersaantrekkende werking. Significante effecten op het milieu zijn uitgesloten. Wat betreft de waarschijnlijkheid, de duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect geldt voor de uitbreiding dat de ontwikkeling hiervan een eenmalige activiteit is die al jarenlang in het woningbouwprogramma van de gemeente is opgenomen. De ontwikkeling is in principe niet omkeerbaar als de uitbreiding eenmaal is gerealiseerd.

Gezien het huidige agrarische gebruik van de gronden en de ligging nabij Heerenveen en de A6/A7, het karakter van de ontwikkeling (realisatie van 8 woningen) zijn er geen effecten aan de orde die een MER rechtvaardigen. Bij de toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten in het bestemmingsplan is nader ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op het milieu en op de omgeving.

Conclusie

Gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten kan op voorhand worden geconcludeerd dat er hiermee geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde zijn die een milieueffectrapportage rechtvaardigen.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

Verbeelding

Dit wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten van de gemeente De Fryske Marren.

Regels

Het wijzigingsplan bevat een verwijzing naar de regels van het bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.

Groen en Verkeer - Verblijf

Het openbaar gebied is toegekend aan twee verschillende bestemmingen. De bestemming 'Groen' is toegekend aan het beoogde openbare groen en in het plangebied en de parkeerstrook aan de oostzijde. De bestemming vormt aan de westzijde een groene buffer naar het landelijk gebied en sluit aan de oostzijde aan bij de bestaande groenbestemming.

De bestemming 'Verkeer - Verblijf' is toegekend als ontsluitingsweg voor de vrijstaande woning aan de zuidzijde.

Tussen de twee verschillende bestemmingen voor het openbare gebied geldt een zekere mate van uitwisselbaarheid. Zo zijn bijvoorbeeld ook paden toegestaan binnen de groenbestemming. Wat de twee bestemmingen voor het openbare gebied gemeen hebben, is dat op de gronden geen gebouwen mogen worden gebouwd.

Wonen - 1

De grondgebonden woningen krijgen conform de regeling van het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen - 1'. Hierdoor gelden er dezelfde mogelijkheden als in het geldende bestemmingsplan waarbij woningen uit één bouwlaag met kap zijn toegestaan die in de op de verbeelding aangegeven gevellijn gebouwd moeten worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. Het concept wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de overlegpartners.

Zienswijze

Vervolgens wordt het wijzigingsplan voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode werd aan een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Beroep

Het wijzigingsplan is vervolgens op 29 september 2020 ongewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de uitvoering van dit plan worden gedragen door gemeente. De uit te geven gronden worden tegen marktconforme prijzen aangeboden. Hiermee is de financiële haalbaarheid van dit wijzigingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In het voorliggende plan worden dergelijke bouwplannen mogelijk gemaakt. Omdat alle gronden in het plangebied in eigendom zijn van de gemeente de Fryske Marren, is afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Watervergunning

Bijlage 3 Watervergunning

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 5 Stikstofonderzoek

Bijlage 5 Stikstofonderzoek

Bijlage 6 Ecologische Quickscan

Bijlage 6 Ecologische Quickscan

Bijlage 7 Ecologisch Onderzoek Rugstreeppad

Bijlage 7 Ecologisch onderzoek rugstreeppad