KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Recreatie
Artikel 7 Sport - Golfterrein
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Langzaam Verkeer
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Leiding-hoogspanning
Artikel 13 Leiding - Gas
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
Artikel 15 Waarde - Archeologie 2
Artikel 16 Waarde - Archeologie 5
Artikel 17 Waarde - Archeologie 6
Artikel 18 Waarde - Ecologie
Artikel 19 Waarde - Landschap
Artikel 20 Waarde - Natuur
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Antidubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Wat Vooraf Ging
1.3 De Plangrens
1.4 Eigendom En Erfpacht
1.5 Voorheen Geldende Bestemmingsplannen
1.6 Wat Het Nieuwe Bestemmingsplan Inhoudt
1.7 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Beschrijving Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees En Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Toelichting Op De Planinhoud En -Regeling
4.1 Voorbereiding Van Het Bestemmingsplan
4.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden
4.3 Planregeling
4.4 Parkeren
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Beleid
5.2 Planspecifiek
Hoofdstuk 6 Overige Omgevingsaspecten
6.1 Geluidhinder
6.2 Externe Veiligheid
6.3 Overige Leidingen
6.4 Luchtkwaliteit
6.5 Milieukundige Bodemkwaliteit
6.6 Archeologie En Cultuurhistorie
6.7 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 7 Juridische Opzet
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Handhaving
8.2 Economische Uitvoerbaarheid En Noodzaak Exploitatieplan
8.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.4 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Hoofdstuk 9 Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
9.1 Zienswijzen
9.2 Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 1 Startnotitie (3 Maart 2020)
Bijlage 2 Nota Van Uitgangspunten Bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos
Bijlage 3 Ecologische Quickscan (Brabant Eco, 18 December 2023)
Bijlage 4 Quickscan Natuurtoets Paviljoen Gooimeer (Ecogroen, 28 April 2021)
Bijlage 5 Onderzoek Stikstofdepositie (28 November 2023)
Bijlage 6 Verkeerstellingen Ijsselmeerweg
Bijlage 7 Zwemwaterprofiel Naarderbos (Rijkswaterstaat, 13 Maart 2019)

Recreatiepark Naarderbos 2023

Bestemmingsplan - gemeente Gooise Meren

Ontwerp op 04-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos 2023 met identificatienummer NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01 van de gemeente Gooise Meren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitstraling of uitwerking met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.8 archeologisch rapport

een verslag vervat in rapportvorm van een archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde op basis van de aldaar voorkomende archeologische relicten;

1.10 automatenhal

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

het percentage van een bestemmingsvlak of een bouwvlak dat bebouwd mag worden;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestaand

  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 bruto vloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de inpandige ruimte die wordt gebruikt voor een bepaalde functie, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.25 consumentverzorgende dienstverlening

persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.26 cultuur en ontspanning

culturele voorzieningen en vrijetijdsvoorzieningen zoals een dansschool, atelier, museum, sportschool, sauna, theater, wellness center en vergelijkbare voorzieningen;

1.27 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, die van algemeen belang is door ouderdom en het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.28 dagrecreatie

verblijf buitenshuis voor recreatieve doeleinden dat hoofdzakelijk plaatsvindt tussen zonsopgang en zonsondergang, zonder overnachting;

1.29 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak, zonder te openen delen en met een in de Wet geluidhinder bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), of
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.32 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de betrekkingen tussen levende organismen onderling en hun omgeving;

1.33 educatief medegebruik

medegebruik gericht op de overdracht van informatie en kennis;

1.34 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.35 extensief op natuurbeheer gericht agrarisch medegebruik

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van graanproducten met uitzondering van maïs, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuurwaarden en landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

1.36 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak, doch - voor zover het beoordeling in het kader van de Wet geluidhinder of het Activiteitenbesluit betreft - niet zijnde een dove gevel of een vliesgevel;

1.39 hoofdgebouw

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.40 horeca

een bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse te laten nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie waarbij de volgende specifieke vormen onder horeca worden begrepen:

  1. 1. categorie 1 daghoreca: een bedrijf dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak en dranken, met uitzondering van alcoholische dranken;
  2. 2. categorie 2 restaurant/cafetaria: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  3. 3. categorie 3 café/bar: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakende van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  4. 4. categorie 4 bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij gelegenheid wordt geboden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de grenzen van de lokaliteit voltrekt;
  5. 5. categorie 5 zaalaccommodatie: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het bieden van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  6. 6. categorie 6 hotel: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

1.41 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

de standaardnorm die door de beroepsgroep van archeologen wordt gehanteerd voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.42 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet levende en levende natuur;

1.43 maaiveld

de bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het 'aangrenzende maaiveld' wordt verstaan: het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw;

1.44 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarbinnen eenzelfde maximum bouwhoogte en goothoogte en/of bebouwingspercentage geldt;

1.45 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.46 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.47 nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding zoals een rioolgemaal of bergbezinkbassin, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden;

1.48 ondergeschikte detailhandel

detailhandel ten dienste van een andere functie, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, de detailhandelsfunctie hoofdzakelijk te bereiken is via de entree van die andere functie en de openingstijden van de detailhandelsfunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;

1.49 ondergeschikte horeca

horeca in de categorieën 1, 2 en/of 3 ten dienste van de primaire functie, waarbij de horecafunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de primaire functie, de horecafunctie hoofdzakelijk te bereiken is via de entree van de primaire functie en de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van de primaire functie;

1.50 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.51 peil

  1. a. peil ten aanzien van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;
  2. b. peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel;

1.52 programma van eisen

een document dat is opgesteld op basis van de Kwaliteitsnorm waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een programma van eisen behoeft altijd goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders;

1.53 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie enig bestanddeel van de activiteiten vormt;

1.54 seksinrichting

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel;

1.55 speeltoestel

een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.56 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.57 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.58 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie waarbij buitenshuis wordt overnacht;

1.59 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt;

1.60 voorkeursgrenswaarde

de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.61 woning

een gebouw of een gedeelte daarvan bevattende een complex van ruimten, dat blijkens zijn aard en indeling geschikt is om door één huishouden permanent te worden bewoond.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

  1. a. vanaf het peiltot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. b. indien zich op enige zijde van één gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte wordt het boeiboord van de dakkapel als boeiboordhoogte aangemerkt.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peiltot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op enige zijde van één gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte wordt de goot van de dakkapel als goothoogte aangemerkt;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

  1. a. de oppervlakte van gebouwen wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  2. b. de oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt gemeten door projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de afstand

De afstand van een bouwwerk tot een woning of aanduidingsgrens wordt gemeten van het dichtst bij de gevel van de woning resp. bij de aanduidingsgrens gelegen punt van het bouwwerk op 1 m boven peil.

2.6 de oppervlakte van bodemverstorende werken

het gebied 1 meter buiten de buitenwerkse grens van het werk.

2.7 diepte

vanaf het maaiveld of de waterbodem tot aan het diepste punt van bodemverstorende werken of werkzaamheden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, bebossing en groenvoorzieningen;
  2. b. water;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 1,5 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen, niet zijnde een golfclubhuis;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. kantoor;
  4. d. consumentverzorgende dienstverlening;
  5. e. medische en paramedische voorzieningen;
  6. f. horeca van categorie 1, 2 en 3;
  7. g. horeca van categorie 5;
  8. h. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met daarbij behorend:

  1. i. terras ten behoeve van horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  2. j. ondergeschikte detailhandel;
  3. k. nutsvoorzieningen;
  4. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. m. wegen en paden;
  6. n. groenvoorzieningen;
  7. o. tuinen, terreinen en erven.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

met de daarbijbehorende

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 1,5 meter.

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportieve en recreatieve voorzieningen;
  2. b. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak;
  3. c. horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak;
  4. d. een onderkomen voor de reddingsbrigade/waterpolitie, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak;

met daarbij behorend:

  1. e. terras ten behoeve van horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  2. f. ondersteunende voorzieningen zoals sanitair, berging, tuinmeubilair en dergelijke;
  3. g. nutsvoorzieningen;
  4. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. i. wegen en paden;
  6. j. fietsenstallingen;
  7. k. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Sport - Golfterrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een 18-holes golfbaan en een golfoefengebied;
  2. b. een golfclubhuis met ondergeschikte horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfclubhuis';
  3. c. een afslaggebouw voor de driving range, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - afslaggebouw';
  4. d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  5. e. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  1. a. hengelsport en bijbehorende voorzieningen;

met daarbij behorend:

  1. b. terras ten behoeve van het golfclubhuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  2. c. ondersteunende voorzieningen zoals opslag, sanitair, berging, ballenvangers, tuinmeubilair en dergelijke;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. wegen en paden;
  6. g. fietsenstallingen;
  7. h. groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder b voor het vervangen en/of verplaatsen van bestaande lichtmasten onder voorwaarde dat dit in de periode van maart tot en met november niet leidt tot een toename van licht- of geluidverstoring in het Natuurnetwerk Nederland en ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ecologie'.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1 onder a voor het gebruik van gronden voor terras ten behoeve van het golfclubgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfclubhuis';
  2. b. uitsluitend op maaiveld dan wel maximaal 1,5 meter boven maaiveld;
  3. c. het maximum oppervlak van terras bedraagt 640 m2;
  4. d. er dient een inrichtingsplan en een lichtplan te zijn opgesteld en uitgevoerd, waarmee wordt bereikt dat
    1. 1. uitstralende effecten door licht worden voorkomen door de verlichting op het terras of het terrein van het clubhuis te richten;
    2. 2. opgaande beplanting aan de rand van de locatie van het clubhuis is aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden om verstoring van de ecologische verbindingszone door licht, geluid en beweging te voorkomen;
  5. e. het terras mag uitsluitend overdag van 09:00 uur tot 22:00 uur in gebruik zijn;
  6. f. verwarmde of overdekte terrassen zijn niet toegestaan;
  7. g. het ten gehore brengen van muziek of het gebruik maken van installaties voor versterkt geluid is niet toegestaan, tenzij daarvoor op grond van de APV ten behoeve van een golfsportevenement vergunning voor is verleend.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. bruggen, duikers en onderdoorgangen;
  3. c. parkeerplaatsen;

met daarbij behorende:

  1. d. geluidwerende voorzieningen;
  2. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. f. straatmeubilair;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. kunstwerken;
  6. i. bermen en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Verkeer - Langzaam Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Langzaam verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. fiets- en voetpaden en ruiterpaden;
  2. b. bruggen, duikers en onderdoorgangen;

met daarbij behorende:

  1. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. d. straatmeubilair;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. kunstwerken;
  5. g. bermen en groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 3 meter.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden;
  2. b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, waaronder zwemwater;
  4. d. hengelsport en bijbehorende voorzieningen;
  5. e. het gebruik ten behoeve van het golfterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
  6. f. het gebruik ten behoeve van een passantenhaven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven';

met de daarbijbehorende

  1. g. oevers;
  2. h. dijken;
  3. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

  1. a. Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan, met een maximum bouwhoogte van 2 meter;
  2. b. Verlichting is alleen toegestaan bij oeververbindingen.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroep;

met daarbij behorende:

  1. c. tuinen, terreinen en erven;
  2. d. toegangswegen en paden;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. straatmeubilair;
  5. g. nutsvoorzieningen;
  6. h. kunstwerken;
  7. i. bermen en groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.3.1 onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen;
  2. b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  3. c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
  4. d. horeca, anders dan bed & breakfast is niet toegestaan;
  5. e. een bed & breakfast mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden;
  6. f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, indien parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
  7. g. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  8. h. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende kavel;
  9. i. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 12 Leiding-hoogspanning

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Hoogspanning' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV.

12.2 Bouwregels bouwwerken

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 12.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. de voor Leiding - gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen aardgastransportleiding waarbij een belemmerde strook geldt van 4 meter, ter weerszijde uit het hart van de leiding;
  2. b. de bestemming Leiding - gas is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  3. c. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

13.2 Bouwregels

Op en onder de in de in lid 13.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de dubbelbestemming 'Leiding - gas'.

13.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 zodanig dat zij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming kunnen toestaan, mits de belangen van de gasleiding daardoor niet worden geschaad.
  2. b. de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
  3. c. er kan niet worden besloten tot afwijking voordat schriftelijk advies is ingewonnen bij
    de betrokken leidingexploitant.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  2. b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het een bouwplan betreft met een verstoringsdiepte van maximaal 30 cm onder het maaiveld.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  1. c. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. d. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  2. b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m² en een verstoringsdiepte van maximaal 30 cm onder het maaiveld;
  3. c. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder b kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. bij het bouwen bedraagt de verstoringsdiepte niet meer dan 30 cm onder het maaiveld.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  1. c. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. d. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 5

16.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  2. b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 500 m² en een verstoringsdiepte van maximaal 30 cm onder het maaiveld;
  3. c. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder b kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. bij het bouwen bedraagt de verstoringsdiepte niet meer dan 30 cm onder het maaiveld.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  1. c. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. d. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 6

17.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
  2. b. Daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 1.000 m² en een verstoringsdiepte van maximaal 30 cm onder de waterbodem;
  2. b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. bij het bouwen bedraagt de verstoringsdiepte niet meer dan 30 cm onder de waterbodem.

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 18 Waarde - Ecologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. de als 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van een Ecologische verbindingszone;
  2. b. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

18.2 Bouwregels

Op en onder de in de in lid 18.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 zodanig dat zij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming kan toestaan, mits de bouwwerken en de daarmee samenhangende gebruiksactiviteiten de te realiseren die natuurwaarde niet onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische verbindingszone niet significant aantasten.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de ecologische functie onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische verbindingszone significant worden aangetast.

Artikel 19 Waarde - Landschap

19.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. de voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de kernkwaliteiten, de wezenlijke waarden en kenmerken van het Bijzonder Provinciaal Landschap;
  2. b. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

19.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap', of de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming.

19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het Bijzonder Provinciaal Landschap zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de Provincie Noord-Holland.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 20 Waarde - Natuur

20.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. de als 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied;
  2. b. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

20.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 20.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur'.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 zodanig dat zij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming kan toestaan, mits de bouwwerken en de daarmee samenhangende gebruiksactiviteiten de te realiseren die natuurwaarde niet onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied niet significant aantasten.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de natuurwaarde onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied significant worden aangetast.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor waterstaatkundige werken, waaronder inbegrepen waterkeringen;
  2. b. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 21;
    2. 2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 13;
    3. 3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 20;
    4. 4. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 18;
    5. 5. in de vijfde plaats de bepalingen van artikel 14;
    6. 6. in de zesde plaats de bepalingen van artikel 19.

21.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 21.2 genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', of de aan de gronden toegekende bestemming en andere dubbelbestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Bouwregels met betrekking tot parkeren, laden en lossen

Voldoende parkeergelegenheid

23.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 meter, buiten beschouwing gelaten.

23.3 Bestaande bebouwing

  1. a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afmetingen afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat, indien de bestaande afmetingen groter zijn dan de genoemde afmetingen, de afmetingen van de bestaande bouwwerken de maximale afmetingen zijn;
  2. b. in geval van herbouw is hetgeen vermeld in lid 23.3 onder a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
  4. d. het vaartuig, gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ligplaats vaartuig' is geen bouwwerk zoals in 23.3 onder a maar geniet bescherming van het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

24.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichtingdan wel ten behoeve van prostitutiebedrijf;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, voor zover niet anders bepaald;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
  6. f. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  7. g. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal, voor zover niet anders bepaald;
  8. h. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag.

24.2 Bestaand gebruik

Het gebruik van het vaartuig, gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ligplaats vaartuig' is geen strijdig gebruik zoals in 24.1 maar geniet bescherming van het Overgangsrecht gebruik als opgenomen in dit plan.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Overige zone - ligplaats vaartuig

  1. a. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ligplaats vaartuig' is het bepaalde in 23.3 onder d en het bepaalde in 24.2 van toepassing;
  2. b. het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - ligplaats vaartuig' te verwijderen indien het gebruik daarvan gedurende ten minste een jaar is beëindigd dan wel indien het vaartuig is verwijderd.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  1. a. de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover niet reeds in de bestemmingsregels is voorzien in afwijkingsbevoegdheden;
  2. b. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een oppervlak van ten hoogste 15 m2 en een bouwhoogte van niet meer dan 4 meter (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, abri's, telefooncellen, muurtjes en standbeelden.

26.2 Voorwaarden voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken op grond van dit artikel mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en

  1. g. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onaanvaardbare toename van parkeerdruk, belemmering van de verkeersafwikkeling, verstoring van natuurwaarden of geluidoverlast.

Artikel 27 Overige Regels

27.1 Wettelijke regelingen

Waar in de regels worden verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

28.2 Afwijken

Het college van burgemeester en wethouders kan eenmalig in afwijking van lid 28.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 28.1 met maximaal 10%.

28.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 28.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

28.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 28.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

28.6 Strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 28.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

28.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 28.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos 2023'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het vigerende bestemmingsplan uit 2004 is destijds opgesteld om uitvoering te kunnen geven aan het masterplan voor het buitendijkse gebied. Een prachtig en kansrijk groen gebied tussen Naarden en Muiderberg. Een gebied waarin wonen, recreëren, golfen en werken in een natuurlijke omgeving samengaan. En, als het goed is, harmonieus samengaan. Een gebied waar de gemeente de bestaande kwaliteiten wil behouden en zich ook wil blijven inzetten voor een goed functionerende golfbaan en multifunctioneel gebouw. Een gebied dat laagdrempelig en toegankelijk is voor iedereen, met fiets- en wandelroutes en een bruikbare oeverzone met het strandje en het prachtige water.

Inmiddels is gebleken dat de begripsbepalingen in het bestemmingsplan onduidelijkheid oproepen. Het ontbreken van eenduidige definities en ruime doeleindenomschrijvingen in combinatie met de ruime bouwvoorschriften kan leiden tot verschil van inzicht over wat er in het gebied kan worden gerealiseerd. Dit maakt niet alleen de toetsing van omgevingsvergunningaanvragen lastig, maar ook de handhaving daarvan en het schept onduidelijkheid voor belanghebbenden die in het gebied ondernemen of wonen. Het vigerende bestemmingplan biedt voorts mogelijkheden die niet passen bij het huidige en gewenste gebruik. Het bestemmingsplan is uit 2004 en is daarom aan actualisatie toe.

De golfbaan die een groot deel van het gebied beslaat, is op dit moment niet in gebruik en als gevolg daarvan is het gebied aan het verwilderen. Het multifunctionele gebouw (gebouw Waterfront) kent gedeeltelijke leegstand en acht zich beperkt in haar mogelijkheden. Over de exploitatiemogelijkheden van het gebouw Waterfront en de golfbaan op zichzelf, alsmede over de samenhang tussen beide (of het ontbreken ervan) loopt een discussie. De openbare oeverzone valt in beheer buiten de privaatrechtelijk vastgelegde taken van de gemeente. Het beheer en onderhoud is niet op orde.

Het vigerende bestemmingsplan is aan actualisatie toe en deze actualisatie kan een instrument zijn om kaders te bieden voor een vitaal gebied.

1.2 Wat Vooraf Ging

De huidige inrichting van het gebied is een antwoord geweest op de problematiek die zich eind jaren '90 van vorige eeuw voordeed. Het beheer en de exploitatie van het gebied stond daarbij centraal. Dat werd in het voorgaande bestemmingsplan als volgt verwoord:

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0001.png"

(tekst toelichting bestemmingsplan 2004)

Dat bestemmingsplan heeft de realisatie van het Masterplan 1998 mogelijk gemaakt. Op onderstaande afbeeldingen is de eerste aanleg en daarna de aanpassing van het recreatiegebied te zien. Zoals toegelicht in het bestemmingsplan is vooruitlopend op de vaststelling van het plan al begonnen me de aanleg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0002.png"

Met rode cirkels is de bebouwing in de afbeelding gemarkeerd en schematisch met een groene cirkel de golfbaan. De drie stortplaatsen in het gebied zijn afgedekt en binnen de golfbaan opgenomen. Bij de slibstortplaats moest nog rekening met enige nazetten worden gehouden.

In het Masterplan 1998 zijn als kostendragers wonen en een golfbaan geïntroduceerd. Uiteindelijk is bij de toenmalige planoptimalisatie een intensievere bebouwing bij de jachthaven toegestaan en is het als clubgebouw bedoelde paviljoen vergroot tot een fors multifunctioneler gebouw, tevens bedoeld als landmark aan het water.

Het gebied is grotendeels in erfpacht uitgegeven, de directe kustzone is openbaar toegankelijk. Binnen het erfpachtgebied gelden er bepalingen ten aanzien van openbaar toegankelijke fiets-, voet- en ruiterpaden.

1.3 De Plangrens

Het plangebied 'Recreatiepark Naarderbos 2023' ligt in het noordwesten van de gemeente Gooise Meren, tegen het Gooimeer en rijksweg A6 aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0003.png"

Afbeelding: grenzen van het bestemmingsplan op topografische ondergrond

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0004.png"

Afbeelding: grenzen van het bestemmingsplan op luchtfoto

1.4 Eigendom En Erfpacht

De gemeente is behoudens 2 voormalige stortplaatsen en de oever bij de Hollandse Brug (eigendom RWS) eigenaar van het buitendijkse gebied. De oude zeedijk is in eigendom bij de provincie.

De golfbaan is in 2003 erfpacht uitgegeven aan Naarderbos Ontwikkeling BV (hierna NBO), destijds een dochter van Grontmij. In 2007 is ter vervanging van een tijdelijk golfclubhuis de bouwvergunning voor een zelfstandig 6.000 m2 groot multifunctionele gebouw door MG&H BV aangevraagd. Het betreft daarmee een onder-opstalrecht met tevens parkeren op een zelfstandig perceel (kadastraal nummer 2270). Op deze wijze zijn er twee zelfstandige ondernemingen in het gebied actief.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0005.png"

Afbeelding: in erfpacht uitgegeven terreinen

Het overgrote deel van het plangebied is in erfpacht uitgegeven. In groen en blauw is het deel van de golfbaan aangeduid dat door de gemeente in erfpacht met opstalrecht is uitgegeven aan NBO. In grijs het deel van de golfbaan dat door eigenaar NV Afvalzorg aan NBO in erfpacht met opstalrecht is uitgegeven. In oranje is hier het opstalrecht van MG&H weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0006.png"

Afbeelding: niet in erfpacht uitgegeven gebied

De drie wooncomplexen zijn in eigendom uitgegeven en grenzen enerzijds aan de golfbaan en aan de andere kant aan de openbare gemeentelijke oeverstrook (groen in bovenstaande afbeelding) die niet in erfpacht is uitgegeven, maar wel onderdeel uitmaakt van een beheerovereenkomst met NBO. In blauw de gronden van Rijkswaterstaat met een zandlosplaats en toegangsweg. De IJsselmeerweg en het doorgaande fietspad zijn niet in erfpacht uitgegeven, maar maken op dit moment wel deel uit van de beheerovereenkomst met NBO.

In 2018 zijn de aandelen NBO en daarmee de erfpacht van de gronden waar de golfbaan en het multifunctionele gebouw op zijn gesitueerd overgenomen door Nedstede BV.

Inmiddels heeft een splitsing van het erfpacht tussen de golfbaan (NBO) en het MG&H plaatsgevonden. Daarmee wijzigde het onder-opstalrecht in een zelfstandig erfpachtrecht voor het gebouw Waterfront.

1.5 Voorheen Geldende Bestemmingsplannen

In de navolgende twee subparagrafen wordt beschreven welke regels uit deze bestemmingsplannen voor het plangebied van toepassing waren, tot de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos 2023'.

1.5.1 Recreatiepark Naarderbos

Ter plaatse gold het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' van de gemeente Naarden zoals vastgesteld op 26 februari 2004 door de gemeenteraad Naarden. Het plan werd gedeeltelijk goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland bij besluit van 28 september 2004. Er werd goedkeuring onthouden aan het gedeelte van de plankaart waar de aanduiding van een aardgastransportleiding ontbrak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0007.png"

Afbeelding: bestemmingsplankaart 'Recreatiepark Naarderbos'

1.5.2 Recreatiepark Naarderbos 1e partiële herziening

Op 31 oktober 2006 heeft de gemeenteraad Naarden de eerste partiële herziening van het plan vastgesteld. De herziening betrof:

  • het correct opnemen van de aardgastransportleiding
  • het correct weergeven van het golfeiland in de golfbaan;
  • het aanpassen van de anti-dubbeltelbepaling;
  • het faciliteren van het beheergebouw en de gasonttrekkingsinstallatie ten behoeve van de afwerking van de stortplaats;
  • het wijzigen van voorschriften op basis van nieuwe inzichten (toegelaten aantal appartementen per gebouw en de eis van minimaal twee parkeerplaatsen per appartement in de aaneengeschakelde ondergrondse parkeergarage).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0011.png"

Afbeelding: bestemmingsplankaart 'Recreatiepark Naarderbos 1e partiële herziening'

1.5.3 Vrijstelling van bestemmingsplan voor gebouw Waterfront

Op 29 augustus 2007 is bouwvergunning met vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor het oprichten van het gebouw Waterfront IJsselmeerweg 100). De vrijstelling had betrekking op het realiseren van health- en fitnessactiviteiten (circa 650 m2 bvo) alsmede het gebruik van gronden voor een parkeervoorziening.

Het vergunde bouwplan had een totaaloppervlak van 5.899 m2 bvo met als gebruik:

  • golfclubhuis met kantoor en golfshop
  • restaurant met kantoor
  • vergaderruimte met kantoor
  • feestelijke bijeenkomsten
  • crèche
  • fitnessruimte (zwembad, aerobics, spinning, sauna, massage, fitnesshop, schoonheidsbehandeling en kantoor)

Het bestemmingsplan stond langsparkeren langs de IJsselmeerweg toe, maar niet een parkeerterrein. De vrijstelling ten aanzien van het parkeren betrof daarom de realisatie van een parkeervoorziening bij het gebouw met een omvang van circa 200 plaatsen, waarvan 50 voor het gebouw Waterfront en 150 voor dagrecreanten. Vermeld werd dat de meeste bezoekers gebruik blijven maken van het bestaande, circa 300 parkeerplaatsen tellende terrein ten noordwesten van het gebouw Waterfront (op de landtong).

1.5.4 Tijdelijke afwijkingen van het bestemmingsplan

Binnen het gebied van dit nieuwe bestemmingsplan is een omgevingsvergunningen voor tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan verleend ten behoeve van de tijdelijke loswal aan de oever van het Gooimeer voor een periode van 5 jaar (nabij rijksweg A6; verzenddatum besluit 4 maart 2019). Deze afwijking is van tijdelijke aard en wordt daarom niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Voortzetting van het afwijkend gebruik is toegestaan tot het einde van de termijn waarvoor de tijdelijke vergunning is verleend.

1.5.5 Overgangsrecht Boot Betty

Op het adres IJsselmeerweg 5 ligt een boot bekend onder de naam 'Boot Betty'. In het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' is de boot niet positief bestemd. Het woonschip geniet bescherming van het overgangsrecht van het bestemmingsplan “Gooimeer V” wat is opgevolgd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos'.

1.5.6 Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren

Op 3 april 2019 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren' vastgesteld. De paraplu herziening is een aanvulling (wijziging) van alle op 3 april 2019 geldende bestemmingsplannen, dus ook de op dat moment voor het speelpark geldende bestemmingsplannen die zijn beschreven in de voorgaande paragrafen.

In het eerste lid van artikel 4 van het paraplubestemmingsplan zijn de regels opgenomen voor het aspect 'parkeren' overeenkomstig de beleidsregel 'Richtlijnen voor parkeernormen'. De regeling is zo vormgegeven dat bij (bouw)activiteiten wordt getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van deze beleidsregels. Deze toetsing vindt plaats bij de omgevingsvergunning. Bij nieuwbouw of functiewijziging is uitgangspunt dat het parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. Voor de uitwerking van het paraplubestemmingsplan naar het plangebied van het Naarderbos wordt verwezen naar 4.4.

1.6 Wat Het Nieuwe Bestemmingsplan Inhoudt

Het doel van het bestemmingsplan is verduidelijking van bouw- en gebruiksregels en een levensvatbaar gebied.

1.6.1 Verduidelijking

De nieuwe planregels leiden tot eenduidigheid in het plan over de bouw- en gebruiksmogelijkheden doordat de locaties waar nieuwe gebouwen en de verdeling van functies over het gebied concreet zijn aangewezen. Waar het voorgaande bestemmingsplan één bestemming kende met daarbinnen globaal aangegeven welke bouw- en gebruiksmogelijkheden er waren, wordt nu een onderscheid in afzonderlijke bestemmingen aangebracht. De ecologische waarden zijn duidelijk aangewezen en begrensd, zodat de bescherming de ontwikeling daarvan beter geregeld wordt. Het begrippenkader is in overeenstemming gebracht met de landelijke standaarden waardoor meer duidelijkheid ontstaat.

1.6.2 Levensvatbaarheid

Binnen de grenzen van het voorliggende bestemmingsplan zullen ten behoeve van de levensvatbaarheid nieuwe ontwikkelingen worden gerealiseerd. Het betreft:

  1. 1. realisatie van een golfclubhuis incl. dienstwoning, terras en parkeerplaatsen
  2. 2. realisatie van een horecapaviljoen incl. terras in de strandzone
  3. 3. incidenteel gebruik van gronden voor golfsportevenementen
  4. 4. bestemmingsverruiming van het gebouw Waterfront

Hierna worden deze ingrepen getoetst aan het voorheen geldende bestemmingsplan.

ad 1: realisatie van een golfclubhuis incl. terras en parkeerplaatsen

Binnen het gebied 'zoeklocatie multifunctioneel golfhuis' is een golfclubhuis toegestaan. Het nieuwe clubhuis wordt echter gerealiseerd buiten het zoekgebied, zodat het voornemen afwijkt van het bestemmingsplan.

Het bebouwd grondoppervlak en het bruto vloeroppervlak van een multifunctioneel golfhuis mag maximaal 6.000 m2 bedragen. Dit bebouwd grondoppervlak is nog niet volledig benut (minder dan de helft is benut) maar het maximum bruto vloeroppervlak is wel gerealiseerd. Buiten het toegestane oppervlak voor het multifunctioneel golfhuis en een dienstwoning is een bebouwd grondoppervlak / bruto vloeroppervlak voor diverse gebouwen van 2.650 m2 toegelaten. Daarvan is circa 1.900 m2 nog onbenut. Het initiatief ter realisatie van het nieuwe golfclubhuis meet maximaal 1.000 m2, zodat de bebouwingsmogelijkheden van het voorheen geldende bestemmingsplan niet worden overschreden. De nieuwe locatie is gelegen buiten de ecologische verbindingszone.

Een dienstwoning is toegelaten in het voorheen geldende bestemmingsplan en het actuele voornemen tot realisatie van een dienstwoning is daarmee in overeenstemming. Ook de omvang ervan wijkt niet af.

Zoals terrassen bij het gebouw Waterfront al vergund en gerealiseerd zijn binnen de kaders van het bestemmingsplan, moet een terras voor het nieuwe golfclubhuis ook in overeenstemming met de bestemmingsomschrijving geacht worden. Ook hiervoor geldt dat de locatie ervan, buiten het zoekgebied, leidt tot bestemmingsplanafwijking.

Zoals een parkeerterrein voor het gebouw Waterfront al in afwijking van het bestemmingsplan werd vergund, moet een parkeerterrein voor het nieuwe golfclubhuis ook in afwijking van de bestemmingsomschrijving geacht worden. Het totaal aantal toegelaten parkeerplaatsen binnen het plan (800) biedt nog een onbenutte planologische ruimte van 125 plekken. Het voornemen heeft deze omvang en is dan ook in overeenstemming met de plancapaciteit.

De ontwikkeling leidt dus niet tot een intensivering van bebouwing of gebruik, maar tot een gewijzigde situering ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan.

ad 2: realisatie van een horecapaviljoen incl. terras in de strandzone

Buiten de ecologische verbindingszone en de steppingstones is een bebouwd grondoppervlak / bruto vloeroppervlak voor diverse gebouwen van 2.650 m2 toegelaten, waaronder een paviljoen. Het voornemen van een paviljoen van maximaal 300 m2 is daarmee in overeenstemming.

De realisatie van een terras ten behoeve daarvan is echter niet toegelaten zodat het voornemen op dat aspect afwijkt van het voorheen geldende bestemmingsplan.

De ontwikkeling leidt dus niet tot een intensivering van bebouwing of gebruik, maar tot de mogelijkheid bij het paviljoen een terras te exploiteren.

ad 3: incidenteel gebruik van gronden voor golfsportevenementen

Golfsportevenementen maakten al deel uit van de activiteiten van het golfterrein, hoewel dat al enkele jaren niet meer heeft plaatsgevonden wegens de tijdelijke sluiting van de golfbaan. Jurisprudentie na inwerkingtreding van het voorheen geldende bestemmingsplan geeft aanleiding in bestemmingsplan een nadere regeling voor de golfsportevenementen op te nemen.

Het voornemen gronden gedurende het golfsportevenement tevens te gebruiken ten behoeve van parkeren is niet in overeenstemming met het voorheen geldende bestemmingsplan en de realisatie van tijdelijke bouwwerken gedurende de golfsportevenementen is dat ook niet voor zover het de oprichting van tijdelijke gebouwen betreft.

De ontwikkeling leidt dus niet tot een intensivering van bebouwing of gebruik, maar tot een voor het beheer hanteerbaar planologisch kader. Voor de tijdelijke bouw- en gebruiksactiviteiten wordt in het nieuwe plan een specifieke regeling opgenomen waarin de tijdelijkheid gewaardborgd is.

ad 4: bestemmingsverruiming van het gebouw Waterfront

Het gebouw Waterfront kent al ruime gebruiksmogelijkheden en na vrijstelling werd al fitness/health toegestaan. Het nieuwe bestemmingsplan faciliteert tevens de exploitatie van het gebouw voor kantoor, cultuur en ontspanning, consumentverzorgende dienstverlening en (para)medische voorzieningen. Deze functies liggen in het verlengde van de reeds toegelaten gebruiksmogelijkheden, de ruimtelijke effecten zijn vergelijkbaar en het oppervlak/bouwvolume neemt niet toe, maar het voorheen geldende bestemmingsplan voorzag er niet in. De onduidelijkheid in het toegelaten gebruik wordt verhelderd.

De bestemmingsverruiming leidt dus niet tot een intensivering van bebouwing of gebruik, maar tot een verschuiving in de exploitatiemogelijkheden van het gebouw.

1.7 Leeswijzer

Onderhavig bestemmingsplan bestaat naast deze inleiding in het eerste hoofdstuk de beschrijving van het plangebied in hoofdstuk 2 en een weergave van het geldende beleid in hoofdstuk 3.

In het vierde hoofdstuk wordt themagewijs uiteengezet wat de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan zijn en hoe dit is vertaald naar een planregeling. Het ten behoeve van dit plan uitgevoerde onderzoek naar de onderwerpen verkeer/parkeren, geluidhinder en ecologie is daarin betrokken.

Het vijfde en zesde hoofdstuk gaan in op de water- en overige milieuaspecten.

De hoofdstukken 7 en 8 gaan tenslotte in op de juridische opzet van het plan en de uitvoerbaarheid.

Na ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan wordt in hoofdstuk 9 ingegaan op ingekomen zienswijzen en eventuele ambtshalve wijzigingen.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Beschrijving Plangebied

2.1.1 Recreatiepark

2.1.2 Landschappelijke analyse

2.1.3 Natuurwaarden

Binnen het bestemmingsplangebied ligt een klein deel van het NNN-gebied 'Bossen Muiderberg' (linksboven waar Gooimeer en rijksweg A6 bij elkaar komen) en door het gebied loopt parallel aan de rijksweg A6 een Ecologische verbindingszone. Daarop wordt in paragraaf 3.2.2.4 nader ingegaan.

De golfbaan is sinds 2018 gesloten en er wordt sindsdien geen beheer toegepast op het terrein. Hierdoor is het gras op de golfbaan goed tot ontwikkeling gekomen en staan er veel kruidachtige planten. Ook komen er op diverse plekken bomen en struiken voor. De randen van de Golfbaan bestaan uit struweel en bomen. Daarnaast is er op het terrein van de golfbaan een grote waterpartij aanwezig. Er zijn meerdere rietorchissen in het plangebied en aan de noordzijde van het plangebied is de invasieve exoot reuzenbalsemien aangetroffen. Lidstaten van de Europese Unie hebben een wettelijke bestrijdings- en beheersingsplicht, omdat de reuzenbalsemien schadelijk is voor oevers en biodiversiteit.

In het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdiersoorten zoals konijn, vos, ree, bosmuis en bosspitsmuis. Er is geschikt habitat aanwezig voor wezel, bunzing en hermelijn in de vorm van een waterpartij met ruigte, open grasland en diverse plaatsen met takkenrillen. Ook zijn alle drie de soorten regelmatig in de regio aangetroffen, met name wezel en bunzing. Verder is het gebied geschikt voor diverse soorten vleermuizen voor verblijf, vliegroutes en als foerageergebied.

Uiteraard is het gebied zeer geschikt voor broedvogels. In het plangebied is broedbiotoop aangetroffen van algemene broedvogels zoals koolmees, grote bonte specht, houtduif, roodborst, merel, gaai en ekster, wilde eend, kuifeend, waterhoen en meerkoet. Het aangetroffen broedbiotoop bestaat uit bomen, ondergroei, grasland, holtes in bomen en ruige oevervegetatie bestaande uit voornamelijk rietland. In het gebied bevindt zich een buizerdnest. Of deze in gebruik is, is niet bekend maar er zijn rondom het plangebied wel enkele buizerds waargenomen.

Door de aanwezigheid van permanent oppervlaktewater in het plangebied is voortplanting van amfibieën binnen het plangebied mogelijk. Wateren waarin zich vissen bevinden zijn suboptimaal voortplantingsbiotoop voor amfibieën vanwege het feit dat vissen prederen op larven van amfibieën.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees En Nationaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: de Structuurvisie) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid.

In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat:

  • het rijk afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap aan de provincies en gemeenten overlaat;
  • het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen; en
  • gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het beleid dat in de Structuurvisie is geformuleerd, is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen.

Conclusie

De Structuurvisie bindt uitsluitend het Rijk zelf. Doorwerking naar lagere overheden vindt plaats via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), dat hierna wordt beschreven.

3.1.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Het Ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen. Er is ook een online ontwerp-NOVI beschikbaar, via www.ontwerpnovi.nl. De vastgestelde structuurvisie (EK A / TK 53 met bijlagen) is op 11 september 2020 aangeboden aan de Eerste en de Tweede Kamer. De commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) en voor commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) van de Eerste Kamer hebben op 8 december 2020 de behandeling van deze omgevingsvisie afgerond. Indien ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan de NOVI ook is vastgesteld zal hier wel vast rekening mee gehouden moeten worden.

Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Met de NOVI biedt het Rijk een perspectief om de grote opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken, om samen het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op vier prioriteiten:

  1. 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  2. 2. een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
  3. 3. sterke en gezonde steden en regio's
  4. 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Op dit moment werkt het kabinet wegens de COVID-19-pandemie aan een economisch herstelbeleid. Het is van belang dat dit herstelbeleid ook onze doelen op het terrein van leefomgevingsbeleid voor de langere termijn dient. Het oplossen van problemen op de korte termijn komt zo in lijn met de strategische visie zoals in de NOVI verwoord. Dat geeft mogelijkheden zogenoemde 'synergiekansen' te benutten. Bijvoorbeeld door te kiezen voor herstelmaatregelen die niet alleen bijdragen aan gezondheid, maar ook aan de verduurzaming en kwaliteit van de leefomgeving.

Conclusie

De Nationale Omgevingsvisie bindt uitsluitend het Rijk zelf. Doorwerking naar lagere overheden vindt plaats via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), dat hierna wordt beschreven.

Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de NOVI. Aan de prioriteiten wordt invulling gegeven door het bestemmingsplan aangezien het voorziet in een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. De betekenis van de Nationale Omgevingsvisie voor het bestemmingsplangebied is voor het overige zeer beperkt.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Dit Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan o.a. bestemmingsplannen moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco), vrijwaringszones rijksvaarwegen (veiligheid), reserveringsgebieden hoofdwegen en hoofdspoorwegen (verbreding én nieuwe wegen), elektriciteitsvoorziening (vestigingsplaatsen elektriciteitscentrales, kernenergie­centrales, hoogspanningsverbindingen), buisleidingen, de ecologische hoofdstructuur (voorheen EHS, tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland NNN), de veiligheid van primaire waterkeringen en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeergebied.

3.1.4 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Nadien zijn Aanvullingswetten bodem, natuur, geluid en grondeigendom (met bijbehorende Besluiten) vastgesteld alsook het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Omgevingsbesluit. De tekst van de Omgevingsregeling is gepubliceerd in de Staatscourant. Ze zijn aangevuld met wijzigingen uit het invoeringsspoor, de aanvullingssporen en enkele ander wijzigingen. Dit is dus vastgestelde wetgeving.

Inmiddels is de invoeringsregelgeving in behandeling gebracht. De Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's treedt per 1 januari 2024 in werking.

Conclusie

De Omgevingswet is nog niet van toepassing. Het voorliggende plan is daarom opgesteld op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

3.1.5 Natura 2000

Via de Natura 2000 zijn gebieden van internationaal belang beschermd. Voor deze gebieden zijn doelstellingen geformuleerd voor het behoud van habitats van planten en dieren. Deze Natura 2000-gebieden zijn ook beschermd tegen invloeden van buitenaf. Afhankelijk van het type gebied is geregeld of het gebied moet worden beschermd ten aanzien van bijvoorbeeld stikstofdepositie en grondwaterstromen.

Het plangebied ligt op circa 1,2 kilometer van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. Een deel van Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer is ook aangewezen als Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied. Dit deel ligt op circa 1,5 kilometer afstand. Overige Natura 2000-gebieden zoals Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever liggen eveneens op minimaal 1,5 kilometer afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0024.png"

Afbeelding: Natura2000-gebieden, bestemmingsplangebied rood omlijnd

In Natura 2000-gebieden Markermeer & IJmeer en Gooimeer Zuidoever & Eemmeer liggen geen stikstofgevoelige habitats of leefgebieden van soorten. Natura 2000-gebied Naardermeer (> 1,9 kilometer) is echter wel stikstofgevoelig.

Door de grote afstand (> 1,5 kilometer) en tussenliggende landschapselementen zijn negatieve effecten op Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer (Habitatrichtlijngebied + Vogelrichtlijngebied) en overige Natura 2000-gebieden bij voorbaat uitgesloten, met uitzondering van stikstofdepositie.

Conclusie

Onderzoek naar stikstofeffecten is nodig. Zie daarvoor paragraaf 4.1.4.2.

3.1.6 Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta, ook wel het Verdrag van Valletta genoemd, beoogt om het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Het gaat om archeologische resten als nederzettingen, grafvelden, en gebruiksvoorwerpen. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologische erfgoed integrale bescherming nodig heeft en krijgt. Dit is gevat in drie principes:

  1. 1. streven naar behoud in situ van archeologische waarden. De bodem is de beste garantie voor een goede conservering van archeologische resten (artikel 4).
  2. 2. tijdig rekening houden in de ruimtelijke ordening met de mogelijkheid of aanwezigheid van archeologische waarden, zodat er nog ruimte is voor archeologie vriendelijke alternatieven (artikel 5).
  3. 3. de verstoorder betaalt voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarde, wanneer behoud in situ niet mogelijk is (artikel 6).

Om de principes van het Verdrag van Malta verder door te voeren is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

Conclusie

Het binnen het plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3.3 en 6.6.

3.1.7 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van een nieuwe ontwikkeling. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Een stedelijke ontwikkeling is gedefinieerd als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Conclusie

Het golfterrein en het gebouw Waterfront zijn een bestaande voorzieningen. Realisatie van het golfclubhuis is geen stedelijke voorziening (zie Nota van Toelichting bij Besluit ruimtelijke ordening, 2017), de realisatie van parkeren bij het clubhuis en een beperkte bestemmingsverruiming van het gebouw Waterfront is dat evenmin. Het nieuwe horecapaviljoen betreft een bestaande onbenutte planologische mogelijkheid en is geringer dan 500 m2, waardoor ook dit geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is (zie overzichtsuitspraak 201608869/1/R3 d.d. 28 juni 2017 van de Afd. Bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voor het overige is het bestemmingsplan conserverend van aard en is niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.1.8 Nationaal Milieubeleidsplan 4

Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 heeft als lange termijnvisie een duurzaam milieubeleid. Hiermee wordt bedoeld dat er zo met het milieu moet worden omgegaan, dat de toekomstige generaties geen last hebben van wat we nu doen. Maatschappelijke activiteiten mogen niet meer milieubelasting veroorzaken dan strikt noodzakelijk is. Om ervoor te zorgen dat het menselijk handelen deze milieubelasting niet overschrijdt, is in onderhavig milieubeleidsplan een 6-tal thema's opgenomen om dit te voorkomen. Bedoelde thema's zijn: versnippering, verzuring, verwijdering, verstoring, vermesting en verdroging.

Conclusie

Voor het voorliggende bestemmingsplan leidt het NMP4 niet tot randvoorwaarden of beperkingen.

3.1.9 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden en nadien enkele keren gewijzigd. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de "watersysteembenadering" centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de voorheen geldende vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.

Conclusie

In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het aspect water.

3.1.10 Waterprogramma 2022-2027

Op 18 maart 2022 is het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 (hierna: NWP) vastgesteld. Het NWP is de opvolger van het nationaal Waterplan 2016-2021. Het NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de periode van 2022-2027 en geeft een doorkijk naar het jaar 2050. Verder geeft het NWP een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. In het plan worden ambities opgenomen om te werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren.

Het NWP geeft het integrale kader voor het waterbeleid- en beheer van het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd-watersysteem. Een aantal belangrijke onderdelen van het NWP zijn de stroomgebiedbeheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee. Het NWP bestaat uit een aantal doelen, deze worden navolgend opgesomd.

  1. 1. klimaatadaptie;
  2. 2. waterveiligheid;
  3. 3. zoetwater en waterverdeling;
  4. 4. waterkwaliteit en natuur;
  5. 5. scheepvaart; en
  6. 6. de functies van de rijkswateren.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan leidt tot enige toename van verharding door realisatie van het nieuwe clubhuis en bijbehorende parkeervoorzieningen, vergroting van het afslaggebouw en mogelijk ook door het nieuwe horecapaviljoen (als dat buiten de bestaande verharding wordt gerealiseerd). Het bestemmingsplan voorziet in voldoende watercompensatie (zie Hoofdstuk 5) en is daarom in lijn met het Waterprogramma 2022-2027.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 19 november 2018 de Omgevingsvisie NH 2050 (verder de Omgevingsvisie) en de bijbehorende verordening vastgesteld.

In de Omgevingsvisie geeft de Provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. In tegenstelling tot zijn voorloper, de 'Structuurvisie Noord-Holland 2040', is de Omgevingsvisie geen 'nietje' door bestaande plannen. De nieuwe visie wordt breed gedragen door veel partijen waarbij inwoners, overheden, belangenorganisaties en het bedrijfsleven betrokken zijn via verschillende participatietrajecten.

De Provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De Provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.

5 bewegingen

In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  1. 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  2. 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  3. 3. Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  4. 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  5. 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

In de Noord-Hollandse Omgevingsvisie worden deze vijf bewegingen uitgebreid toegelicht, maar dient de samenhang van deze bewegingen naar de toekomst ook in kaart gebracht te worden. Voor de Gooi en Vechtstreek, waar de gemeente Gooise Meren onderdeel van is, komen de bewegingen Dynamisch schiereiland, Metropool in ontwikkeling, Sterke kernen, sterke regio's en Natuurlijk vitaal landelijke omgeving bij elkaar. De grote leefomgevingskwaliteit met diverse landschappen, recreatieve en toeristische mogelijkheden, topwoonmilieus in combinatie met mobiliteitsopgaven, economisch vitaal blijven en opgaven in het veenweidegebied brengen een complex aan vraagstukken met zich mee.

Gooi en Vechtstreek is een regio waarbinnen hoge kwaliteit van leven en zorg centraal staat. Topografisch bekeken wisselen verstedelijkte delen zich af met bovenregionale landschappen: de Vechtstreek, de Randmeren en de Utrechtse Heuvelrug. Dit unieke monumentale karakter levert een belangrijke bijdrage aan de leefomgeving. Strategisch gelegen tussen Amsterdam, Almere, Amersfoort en Utrecht is Gooi en Vechtstreek een aantrekkelijk vestigingsgebied voor innovatieve bedrijven en hun medewerkers. Een belangrijke economische pijler is het Mediapark in Hilversum als grote creatieve sector. Daarnaast biedt Gooi en Vechtstreek een breed scala aan recreatiemogelijkheden, dicht bij de stad.

Om de visie naar de uitvoering te leiden, worden de vijf samenhangende bewegingen vertaald naar randvoorwaarden (beleidskaders), kritische succesfactoren en ontwikkelprincipes (lange-termijn-opgaven). Hierbij staat de sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' centraal. Hiermee wordt ruimte geboden aan maatwerk en vormgeving aan een wendbare samenleving.

Conclusie

In de Omgevingsvisie NH2050 zijn de vijf belangrijkste bewegingen beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving. Door het Naarderbos opnieuw te bestemmen als recreatiepark sluit dit plan aan op de bewegingen uit de Noord-Hollandse Omgevingsvisie. Door de ligging direct aan het Gooimeer, en de waterpartijen binnen het plangebied zelf, ligt het Recreatiepark Naarderbos op een unieke plek binnen het dynamische schiereiland. Als deel van de metropoolregio in ontwikkeling gaan verstedelijking en versterking van het metropoollandschap gelijk op. De heropening van het golfterrein draagt bij aan de behoefte van kwalitatief goede recreatieve voorzieningen met een natuurlijk en waterrijk karakter. Toeristische en recreatieve kansen kunnen worden benut en natuurwaarden worden toegevoegd.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Op donderdag 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgend onderwerpen van belang voor de toetsing van de toelaatbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen die binnen het plangebied worden gerealiseerd.

In navolgende subparagrafen worden de relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening aan de orde gesteld en worden de in het bestemmingsplangebied te realiseren nieuwe ontwikkelingen daaraan getoetst.

3.2.3 Provinciaal Meerjarenprogramma Groen 2018-2022

Het Provinciaal Meerjarenprogramma Groen (PMG; vastgesteld door Provinciale Staten op 13 november 2017) bevat alle projecten die bijdragen aan de doelstellingen van de Agenda Groen (vastgesteld door Provinciale Staten, d.d. 11 maart 2013). Jaarlijks voteert Provinciale Staten middelen door het PMG vast te stellen en programmeert de uitvoering van projecten die bijdragen aan de doelen van de Agenda Groen.

Het groen rond het golfterrein is aangeduid als 'Natuurnetwerk gerealiseerd'. Het PMG voorziet niet in (nieuwe) projecten binnen de grenzen van het nieuwe bestemmingsplan.

Conclusie

Het PMG heeft geen consequenties voor het nieuw vast te stellen bestemmingsplan.

3.2.4 Regiokaart 2025 Gooi en Vecht

De brochure 'Regiokaart 2025 Gooi en Vecht' geeft een overzicht van het door de gemeenten van Gooi en Vecht vastgesteld gemeenschappelijk ruimtelijk beleid, uitgesplitst voor de sectoren landschap, recreatie, wonen, werken en verkeer.

De voor het Naarderbos belangrijkste ontwikkelingen en opgaven zijn:

Landschap

  • Behoud en versterking van natuurgebieden, landschappen, agrarische activiteiten en cultuurhistorie.
  • Versterking van de ecologische hoofdstructuur en verminderen van de versnippering door infrastructuur, ook grensoverschrijdend (Heuvelrug, Vechtlandschap, IJmeer en Randmeren, Eemland).

Recreatie

  • Verbeteren van het recreatief medegebruik van het buitengebied door kwaliteitsverbetering van wandel- en fietspaden, recreatieve knooppunten en de bereikbaarheid ervan.
  • Bevorderen van dag- en verblijfstoerisme gericht op cultuurhistorie en (natuur-)monumenten; ruimte bieden aan hotels in stedelijk en pensions in landelijk gebied.

Economie

  • Ruimte voor creatieve en innovatieve bedrijvigheid (waaronder medische zorg), zowel binnenstedelijk als in de ‘groene randen’.
  • Stop op de uitbreidingsmogelijkheden voor kantoren en winkels; meer concentratie rondom de stedelijke knooppunten van het openbaar vervoer.

Op onderstaande kaartje staan enkele ‘groene’ projecten in de omgeving van Naarden-vesting aangegeven (‘Naarden buiten de Vesting’); behoud schootsvelden, versterking agrarische structuur, aanleg ecologische verbindingszone en passantenhaven, fiets- en wandelpaden, landschappelijke en cultuurhistorische herstelwerkzaamheden en aanleg vaarverbinding Gooimeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0027.png"

Afbeelding: nieuwe verbindingen in Naarderbos

Voor het Naarderbos leidt deze kaart niet tot nieuwe beleidsuitgangspunten ten opzichte van de hiervoor al omschreven beleidskaders. De Regiokaart bevestigt het verloop over het golfterrein van de reeds aangelegde ecologische verbindingszone.

Conclusie

Het nieuw vast te stellen bestemmingsplan is in overeenstemming met de 'Regiokaart 2015 Gooi en Vecht'. Het plan legt de ecologische verbindingszone eenduidig vast, draagt bij aan het verbeteren van de recreatieve functie van het Naarderbos en biedt ruimte aan creatieve en innovatieve bedrijvigheid (waaronder medische zorg) in het gebouw Waterfront.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Kustvisie

In de Kustvisie Gooise Meren 2020-2040 (vastgesteld 9 maart 2020) van belang wordt ten aanzien van het Naarderbos het volgende gesteld:

Het natuur- en recreatiegebied Naarderbos is een prachtig natuur- en recreatiegebied waar veel recreanten van genieten. Het is ontspannen, er zijn wandelaars, fietsers, vissers, er wordt gevaren en gekanood. Openbare fietsroutes over de golfbaan zijn een kwaliteit die behouden moet blijven. Participanten bij de kustateliers geven aan dat ze graag zien dat de aantrekkelijke en afwisselende golfbaan weer open gaat, en dat beheer en onderhoud van het gehele terrein beter wordt uitgevoerd. Herstel van de baan is nodig en zou nog net kunnen voor wat betreft de kosten. Er is een zeer grote urgentie om op zo kort mogelijke termijn maatregelen te treffen tegen verder verval van de golfbaan. Gezamenlijk zal samen met de eigenaar van de golfbaan gekeken moeten worden naar een passende interventie om de golfbaan op korte termijn open te kunnen stellen. Tegelijkertijd is dit de plek bij uitstek waar kansen zijn voor kwaliteits- en waardeontwikkeling van recreatie aan de Gooise Kust. Voorwaarde is wel dat de huidige kwaliteit van het natuur- en recreatiegebied Naarderbos in hoofdlijnen zo blijft en dat zorgvuldig rekening wordt gehouden met bestaand recreatief gebruik en met de recent gerealiseerde ecologische verbinding tussen Gooimeer en Naardermeer, direct langs de A6. Tweede voorwaarde is dat de verschillende bestemmingen in het natuur- en recreatiegebied Naarderbos redelijkerwijs te exploiteren zijn. Voor zowel golfbaan als multifunctioneel gebouw kan dit betekenen dat er aanvullende voorzieningen nodig zijn om te komen tot een gezonde exploitatie. OKRA ziet kansen om het bestaande multifunctionele gebouw een bredere bestemming te geven welke goed aansluit bij het brandscape van Het Gooise Minderen. Geadviseerd wordt om in een gezamenlijk proces met eigenaren en belanghebbenden in dit gebied te onderzoeken welke ontwikkelingen verder mogelijk en gewenst zijn. Met als doel een versterking van de identiteit van de Gooise Kust. Het huidig gebruik van strand en boulevard is al best goed. Wel kan nog gedacht worden aan een verdere programmering van het strand met bijvoorbeeld 'sculpture by the sea', ontwikkeling van strand- en watersportaanbod in combinatie met kano-/sloepenverhuur behoort wat OKRA betreft tot de mogelijkheden. De boulevard voor de woningen met steigers om zwemmen, vissen en varen is een prima plek voor een horeca-uitspanning. Binnen het brandscape van het Gooise Minderen kan gedacht worden aan toevoeging van een exclusief strandpaviljoen met een gezonde vegetarische kaart.

Voorts is het behoud en de verdere optimalisatie van het natuur- en recreatiegebied Naarderbos als uitgangspunt benoemd, met als logische vervolgstap het opstellen van een uitvoeringsprogramma natuur- en recreatiegebied Naarderbos. Eén van de weinige gebieden die buiten de no-touchzones van werelderfgoed en Europees beschermde natuur valt is het natuur- en recreatiegebied Naarderbos. Dit gebied is nieuw land wat gelijk met de inpoldering van Flevoland door de Rijksdienst IJsselmeer Polders is aangelegd. De voormalige vuilstort en het gebrek aan functies maakten dat dit gebied in het verleden vaak onveilig was en maar moeizaam te beheren. Tegen deze achtergrond is het gewenst om bestaande kwaliteiten (ontspannen parklandschap, ruimte, goede parkeerfaciliteiten, gerealiseerde natuurverbinding tussen Naardermeer en Flevoland in het kader van de wegverbreding SAA-One) en functies (strand, golfbaan, multifunctioneel gebouw) in het gebied duurzaam in stand te houden; waarbij met partijen samen ook gekeken kan worden naar de toevoeging van nieuwe functies die deze kwaliteiten verder versterken. De opgave is een duurzame instandhouding en een gezonde exploitatie van dit natuur- en recreatiegebied. Dit betekent niet dat hier opeens alles mogelijk is, maar het betekent ook niet dat hier niets meer kan. Ten minste is nodig dat zowel het multifunctioneel gebouw als de golfbaan zelfstandig kunnen voortbestaan.

Conclusie

Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan zijn de volgende invalshoeken gekozen:

  • duurzame ontwikkeling
  • een veilig gebied
  • optimaliseren recreatief gebruik
  • zelfstandig kunnen functioneren van het gebouw Waterfront en de golfbaan
  • behoud en zo mogelijk versterken natuurbeleving
  • niet meer bebouwd oppervlak regelen dan vigerend al toegestaan
  • niet meer parkeren regelen dan vigerend al toegestaan
  • een strandpaviljoen inpassen

Het voorliggende bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de Kustvisie.

3.3.2 Economische visie "Ruimte voor ondernemerschap"

Op 13 december 2017 is de economische visie "Ruimte voor ondernemerschap" vastgesteld. In de visie zijn 5 speerpunten geformuleerd. Als het gaat om het Naarderbos is hetgeen wat onder speerpunt 1 "Aantrekkelijke bestemmingen" is geformuleerd van toepassing. Onder die noemer is gesteld: "We gaan ervoor zorgen dat meer bezoekers, recreanten en toeristen onze natuur en historie beleven." De uitdaging is: Gooise Meren heeft aantrekkingskracht als het gaat om water, cultuur, cultuurhistorie, creativiteit, interessante kernen. Die kracht gaan we versterken door bestemmingen aantrekkelijker te maken door ze te verbinden en te promoten bij doelgroepen die we graag ontvangen, zoals: natuur- en cultuurliefhebbers, wandelaars, fietsers, sporters, fotografen en fijnproevers.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de economische visie doordat het verbetering van de exploitatie van de golfbaan (sporters) faciliteert en het paviljoen bij het strand de aantrekkelijkheid van de strook vergroot.

3.3.3 Archeologische Verwachtingen- en Beleidskaart gemeente Gooise Meren 2021

Vanuit het archeologisch beleid en reeds eerder uitgevoerde archeologische onderzoeken volgt dat delen van de gemeente archeologisch waardevol kunnen zijn. Op basis van de verschillende (verwachtings-) waarden is een Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Met deze kaart en de bijbehorende nota heeft Gooise Meren een actueel en toepasbaar archeologiebeleid. Via het paraplubestemmingsplan 'Archeologie Gooise Meren' worden de beleidsregels toegepast in de bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0028.png"

Uit Archeologische Verwachtingen- en Beleidskaart en het paraplubestemmingsplan volgt er een hoge archeologische verwachtingswaarde is voor het grootste deel van het plangebied. Daarom volgt vereisen bodemingrepen archeologisch onderzoek. In een deel van het gebied is dat al bij elke bodemingreep van meer dan 30 cm dienpte, in grote delen bij bodemingrepen van meer dan 50 m2 en dieper dan 30 diepte, in andere delen bij bodemingrepen van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 diepte. In het paraplubestemmingsplan zijn daarana de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 1', 'Waarde – Archeologie 2' en 'Waarde – Archeologie 5' toegekend.

Conclusie

Voor het plangebied geldt een archeologische onderzoeksplicht bij werkzaamheden met een oppervlakte van dieper dan 30 cm beneden maaiveld. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' voorziet in de benodigde bescherming.

3.3.4 Uitvoeringskader Evenementen Gooise Meren 2019

Er bestaat geen integrale landelijke regelgeving ten aanzien van evenementen. De regelgeving is verspreid in diverse wetten en lokale regelgeving. Tegelijkertijd wordt van de gemeente hierover wel duidelijkheid gevraagd door zowel de organisatoren van evenementen, door omwonenden en door hulpdiensten. Dit beleidskader heeft uitsluitend betrekking op het beleid rond de behandeling van aanvragen om evenementenvergunningen, de evaluatie van evenementen en toezicht en handhaving. Een belangrijk onderdeel van het beleidskader is eveneens de wijze van advisering door en samenwerking met hulpdiensten.

Het doel van dit Uitvoeringskader is het creëren van een samenhangend kader voor het toetsen van vergunningaanvragen voor evenementen, dat ruimte en mogelijkheden heeft voor het houden van evenementen maar tegelijkertijd de belangen van omwonenden beschermt door overlast zoveel mogelijk te beperken. Door een goed beleid te voeren met betrekking tot evenementen wordt er, ter bescherming van de veiligheid en gezondheid bij evenementen, invulling gegeven aan de toezichtstaak van de burgemeester. Het evenementenbeleid benoemt voorwaarden voor het organiseren van een evenement, de procedure rondom het verlenen van vergunningen en de samenwerking met de hulpdiensten. Ook wordt uitvoering, handhaving en evaluatie van het beleid hierin opgenomen.

Een organisator kan in principe voor elke locatie in Gooise Meren een evenementenvergunning aanvragen. Het kan voorkomen dat voor het verlenen van de vergunning getoetst moet worden aan het bestemmingsplan. Wanneer een evenement regelmatig gehouden wordt op een bepaalde locatie of wanneer op een bepaalde locatie meerdere evenementen worden gehouden moet dit voor die locatie ook ruimtelijk in het bestemmingsplan geregeld zijn. In andere gevallen is sprake van een incidenteel evenement en is de strijdigheid vanwege het eenmalige karakter niet relevant.

Speciale aandacht is er voor sportterreinen. Regelmatig zijn er klachten van omwonenden vanwege geluidoverlast afkomstig van activiteiten bij sportverenigingen. Dit betreft vaak geluidoverlast ten gevolge van muziek bij feesten en dergelijke in of bij het clubhuis van de sportvereniging. Sportterreinen zijn niet aangewezen als evenemententerrein. Het houden van feesten valt niet onder de representatieve bedrijfsvoering van een vereniging. Indien er feesten gehouden worden op het sportterrein, dus ook in de buitenlucht, dient een melding of vergunning aangevraagd te worden waaraan ook geluidsvoorschriften worden gebonden. Dit laatste is het geval indien er sprake is van grote bezoekersaantallen met veel verkeersbewegingen. In dat geval vindt eveneens een risicobeoordeling plaats.

Evenementen die gehouden worden kunnen grote gevolgen hebben voor het verkeer in de directe omgeving. Bij grote evenementen, waarbij de verwachting is dat er veel bezoekers zullen zijn, moet dan ook altijd een verkeersplan bij de aanvraag ingediend worden. Hierin moeten maatregelen uitgewerkt worden waaruit blijkt dat de bereikbaarheid voor bezoekers en voor hulpdiensten gewaarborgd is. Ook is de organisator verantwoordelijk voor de inzet van gecertificeerde verkeersregelaars. Indien dit noodzakelijk is worden door de gemeente separate verkeersbesluiten genomen.

In het geval van evenementen in het buitengebied, zoals het Naarderbos, krijgt de organisator te maken met de Wet natuurbescherming. De organisator dient dan een ecologisch onderzoek te laten uitvoeren dat bij de aanvraag ingediend moet worden. Uit dat onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van verstoring of beschermde dieren- of plantensoorten. Indien dat het geval is dienen er preventieve maatregelen getroffen te worden. Bij de behandeling van aanvragen in het buitengebied zal altijd getoetst worden aan de Wet natuurbescherming.

Hoofdstuk 4 Toelichting Op De Planinhoud En -Regeling

In de navolgende paragrafen wordt de totstandkoming van en overwegingen bij de voorliggende planregeling behandeld. Daartoe worden de in de Startnotitie behandelde uitgangspunten thematisch weergegeven, is beknopt de invloed van het participatieproces en de onderzoeken beschreven en is tenslotte toegelicht tot welke planregeling dat heeft geleid.

4.1 Voorbereiding Van Het Bestemmingsplan

4.1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van Gooise Meren heeft in zijn vergadering van 3 april 2019 besloten dat een bestemmingsplan voor het gebied Recreatiepark Naarderbos wordt voorbereid. Het voorbereidingsbesluit had tot doel te voorkomen dat zich tijdens de verdere voorbereidingen van dit bestemmingsplan in het gebied ongewenste ontwikkelingen kunnen voordoen. De gemeente koestert het kustgebied als één van de kroonjuwelen van Gooise Meren. Dat wil de gemeente behouden.

4.1.2 Startnotitie en Nota van Uitgangspunten

Naar aanleiding van het voorbereidingsbesluit is er een startnotitie opgesteld (zie Bijlage 1) en op 10 maart 2020 door het college vastgesteld. Op 11 december in datzelfde jaar heeft de gemeenteraad in zijn vergadering besloten dat voor het gebied Recreatiepark Naarderbos een bestemmingsplan zou worden voorbereid.

In deze startnotitie zijn de uitgangspunten en de werkwijze uitgewerkt om tot het uiteindelijke bestemmingsplan te komen. Het biedt inzicht in de afwegingskaders waarbinnen besluitvorming plaatsvindt en doet voorstellen voor de wijze waarop de regeling in het nieuwe bestemmingsplan wordt opgesteld. Door vaststelling van de startnotitie door het college kon het participatietraject worden opgestart.

Geconstateerd werd dat over de exploitatiemogelijkheden van het multifunctionele gebouw en de golfbaan op zichzelf, alsmede over de samenhang tussen beide (of het ontbreken ervan) discussie was. De baan was (en is) niet in gebruik en als gevolg daarvan aan het overwoekeren. Het multifunctionele gebouw kent leegstand en acht zich beperkt in haar mogelijkheden. Deze problematiek heeft ook een ruimtelijke component waarvan is vastgesteld dat die binnen het nieuwe bestemmingsplan aan de orde dient te komen.

Op 6 juli 2022 is tijdens de raadsvergadering motie Duurzame ontwikkeling natuur & recreatiepark Naarderbos aangenomen. Een Nota van Uitgangspunten is voor het vierde kwartaal van 2022 toegezegd. Op 20 december 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren de 'Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos' in concept vastgesteld. Omdat het college zorgvuldig met de Nota van Uitgangspunten om wilde gaan, diende het conceptstuk eerst besproken te worden met de in het gebied betrokken ondernemers, direct omwonenden en andere belanghebbenden. Zij kregen tot 14 februari 2023 de tijd om te reageren op de conceptnota. De reacties zijn verzameld in een Nota van Beantwoording Vooroverleg en zijn voorzien van een beantwoording. In de Nota van Beantwoording Vooroverleg wordt aangegeven in hoeverre de Nota van Uitgangspunten daarop is aangepast.

De Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos is op 12 juli 2023 vervolgens vastgesteld door de raad (zie .

4.1.3 Participatie

De gemeente hecht veel belang aan goede participatie daarvoor is als beschreven in de startnotitie een klankbordgroep samengesteld en wordt er daarnaast met de ondernemers in gebied ook rechtstreeks overlegd.

Door de Coronacrisis golden er een beperkingen voor de gebruikelijke vormen van contact die bij de participatie aan de orde zijn. Afstemming heeft daarom nu via videoverbinding en telefoon plaatsgevonden en incidenteel was het mogelijk met het treffen van maatregelen om een bijeenkomst te houden.

Om breed te kunnen communiceren is met de gebruikelijke publicaties op 7 mei 2020 een eerste algemene bijeenkomst aangekondigd. Vanwege de beperkingen die voor bijeenkomsten golden is dat in de vorm van een Webinar gehouden. Daarvoor kon men zich digitaal aanmelden en men zou dan via een link toegang krijgen. Er is ruim gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en uiteindelijk waren er ca 90 personen virtueel aanwezig. Naast de organisatie en de portefeuillehouder waren dat direct betrokken als de bewoners en ondernemers in het gebied, omwonenden, organisaties en andere belangstellenden. Aan de hand van een presentie is de aanleiding en opgave geschetst en is toegelicht wat en hoe zaken in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld.

Uit deze eerste bijeenomst is de klankbordgroep voortgekomen. Er waren meer aanmeldingen dan praktisch hanteerbaar is, daarom is er geselecteerd op basis van vertegenwoordiging naar thema en gebied. Naast de ondernemers (NBO en het Multifunctionele centrum) in het gebied zijn vertegenwoordigers uitgenodigd van:

  • Buitenplaats Naarden (de woongebouwen in het gebied)
  • Buurtplatform Naarderwoonbos/Naardereiland
  • Dorpsraad Muiderberg
  • Vrienden van het Gooi
  • Groen Muiderberg
  • Ruitersport
  • Hengelsport
  • alsmede enkele willekeurig uit de aanmeldingen geselecteerde personen

De klankbordgroep is volgend uit de thematiek, betrokkenheid en verdiepingsslagen 8x bijeen geweest en wel op de volgende data:

  • 18 juni 2020
  • 2 juli 2020
  • 24 augustus 2020
  • 7 september 2020
  • 8 oktober 2020
  • 1 februari 2021
  • 22 maart 2021
  • 19 april 2021

Van het participatieproces is verslag gedaan door verslaglegging tijdens de bijeenkomsten.

4.1.4 Onderzoek

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient de gemeente de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht).

De nieuw uitgevoerde onderzoeken hebben betrekking op de onderwerpen ecologie, stikstofdepositie en landschap. Ten aanzien van verkeer waren tellingen uit februari 2017 beschikbaar. De invalshoek van de onderzoeken voor dit bestemmingsplan is geweest om de bestaande waarden vast te stellen en daarmee randvoorwaarden te bepalen voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen.

  • In het onderzoek ten aanzien van ecologie is onder meer de invloed op het buiten de plangrenzen gelegen Natura2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland en de Ecologische verbindingszone in beschouwing genomen, daarnaast is uit oogpunt van soortbescherming rekening gehouden met de aanwezigheid van vleermuizen en buizerd. De effecten van en voorwaarden voor het nieuwe clubhuis en de parkeeroplossing waren onderdeel van de onderzoeksopgave.
  • Het stikstofonderzoek is uitgevoerd op basis van de meest recente AERIUS calculator.
  • De verkeerstelling verschaft informatie over de gereden snelheden en intensiteiten op de IJsselmeerweg, wat betrokken is bij de afwegingen ten aanzien van de positionering van de nieuwe parkeerplaatsen.

De onderzoeksrapporten zijn opgenomen als Bijlage 3 (Ecologische quickscan(Brabant Eco, 18 december 2023)), Bijlage 4 (Quickscan natuurtoets Paviljoen Gooimeer (Ecogroen, 28 april2021)), Bijlage 5 (Onderzoek stikstofdepositie (28 november 2023))` en Bijlage 6 (VerkeerstellingenIJsselmeerweg) bij deze plantoelichting.

4.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden

4.2.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft tot doel de gezonde exploitatie van de golfbaan en het gebouw Waterfront mogelijk te maken, rekening houdend met het goede woon- en leefklimaat voor de bewoners van de appartementen in de Buitenplaats en de aanwezige ecologische en landschappelijke waarden beschermend. Bestaande regels van het voorheen geldende bestemmingsplan worden daarin meegewogen: zowel de rechten als de beperkingen voor gebruiks- en bouwmogelijkheden. In paragraaf 3.2.2 is al beschreven dat de provinciale Omgevingsverordening randvoorwaarden stelt aan de (on)mogelijkheden binnen Naarderbos.

Bij de planvorming voor het nieuwe bestemmingsplan is door Naarderbos Ontwikkeling BV (NBO) het voorstel ingebracht voor een eigen clubgebouw. Naast de ruimtelijke en ecologische analyse van de mogelijke inpassing van zo’n gebouw, raakt het ook de discussie over het gebruik van het al bestaande multifunctionele centrum (gebouw Waterfront, MG&H) in het gebied. Partijen hebben inmiddels overeenstemming bereikt over een aantal ontwikkelingen in het gebied om te komen tot een werkbaar plan. Daarmee is een positieve ontwikkeling van het gebied mogelijk. Dat vormt de basis voor een bestemmingsplan waarin deze ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden.

4.2.2 Bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden

4.3 Planregeling

4.3.1 Zonering en bestemmingen

In onderstaande afbeelding is met een schematische weergave getoond welke zonering in het gebied is aan te brengen, waaruit het onderscheid in bestemmingen volgt.

Het grootste deel van het plangebied is golfterrein (bestemming 'Sport - Golfterrein'), met groen weergegeven. De waterpartijen zijn met blauw aangeduid (bestemming 'Water') en de gele vlakken betreffen de oeverzone met stranden en ligweides (bestemming 'Recreatie'). In de noordelijke oeverzone bevindt zich een bosperceel dat in de schematische weergave weliswaar niet is getoond, maar op de planverbeelding is bestemd als 'Bos'. De rode strook zijn de appartementen 'Buitenplaats' (bestemming 'Wonen') en met oranje is het gebouw Waterfront met parkeerterrein weergegeven (bestemming 'Gemengd'). De grijze lijn geeft het verloop van de IJsselmeerweg weer (bestemming 'Verkeer') en de zwarte stippellijn het fietspad dat door het golfterrein loopt (bestemming 'Verkeer - Langzaam verkeer'). Tenslotte is met de bruine lijn de watering aangeduid (dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering').

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0034.png"

Afbeelding: schematische weergave zonering en bestemmingen

Het hele gebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' en de gronden met natuurwaarde hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' (Natuurnetwerk Nederland) of 'Waarde -Ecologie' (ecologische verbindingszone). Enkele delen waar archeologische waarden te verwachten zijn zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5'. Tenslotte is de aargastransportleiding die langs de rijksweg A6 loopt bestemd als 'Leiding - gas'.

4.3.2 Toelichting en verantwoording per bestemming

Bestemming 'Bos' (Artikel 3)

In paragraaf 3.2.2.4 is ingegaan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de ecologische verbindingszone. Aan de oever van het Gooimeer, nabij de rijksweg A6, bevindt zich bos dat onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland, aangewezen als 'Bossen Muiderberg (A20)'. Om die reden is aan de gronden de bestemming 'Bos' toegekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0035.png"

Afbeelding: bestemming Bos

Deze gronden mogen alleen gebruikt worden voor bos en water. Bouwen mag alleen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming. Opslag en stalling is verboden.

Ter bescherming van het bos is in artikel 27, lid 27.2 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Dit betreft onder meer het vellen van bomen of opruimen van houtwallen, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties, voorzover niet aan te merken als normaal onderhoud.

Het gebruik voor zandoverslag in afwijking van het voorheen geldende bestemmingsplan vergund is niet positief bestemd in het bestemmingsplan omdat het gebruik tijdelijk is.

Bestemming 'Gemengd' (Artikel 4)

Het gebouw Waterfront is opgericht als multifunctioneel gebouw met diverse functies en een golfclubhuis. Ten behoeve van de exploitatie van het gebouw wordt op verzoek van de eigenaar de voorheen geldende bestemming verruimd. Het gaat daarbij om kantoor, cultuur en ontspanning, consumentverzorgende dienstverlening en (para)medische voorzieningen. Deze functies liggen in het verlengde van de reeds toegelaten gebruiksmogelijkheden, de ruimtelijke effecten zijn vergelijkbaar. De in lid 4.3.1 opgenomen maxima voor de gebruiksfuncties zijn overeenkomstig het verzoek en zijn planologisch aanvaardbaar. Voor het aantal behandelkamers voor medische en paramedische voorzieningen en voor het oppervlak fitness/wellness/sauna heeft de gemeente zelf het maximum bepaald, omdat een groter programma een grote impact op de parkeerbehoefte heeft, gezien de daarvoor toepasselijke normen. Het betreft een kleine verruiming ten opzichte van het bestaande/vergunde oppervlak: van 650 m2 bvo naar 750 m2 bvo.

Omdat buiten het gebouw een nieuw golfclubhuis wordt gerealiseerd is deze functie binnen het gebouw niet langer nodig.

Voor de (reeds bestaande) terrassen gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik, opdat geluidhinder wordt voorkomen. In paragraaf 6.1.1 is daarop uitgebreid ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0036.png"

Afbeelding: bestemming Gemengd

Het maaiveldpeil is aan de zijde van de hoofdentree (westzijde) hoger dan aan de oostzijde (Gooimeer). Het maaiveldpeil aan de westzijde is afwijkend ten opzichte van de overwegende hoogte in het gebied. Om duidelijkheid te verschaffen over het peil vanaf waar de bouwhoogte van het gebouw wordt gemeten is in 4.2.1 onder d opgenomen dat de bouwhoogte wordt gemeten vanaf het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de naar het Gooimeer gekeerde gevel. Deze gevel is op de verbeelding aangeduid met 'gevellijn'.

Bestemming 'Groen' (Artikel 5)

Langs de IJsselmeerweg bevinden zich enkele stroken die niet toebehoren aan de verkeers- recreatie- of golffunctie. De gronden zijn groen ingericht. Om die reden zijn deze stroken bestemd als 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0037.png"

Afbeelding: bestemming Groen

Deze gronden mogen worden gebruikt en ingericht voor groenvoorzieningen, water en extensiefrecreatief medegebruik en educatief medegebruik.

Bestemming 'Recreatie' (Artikel 6)

De oeverzone en de strook langs de rijksweg A6 hebben een recreatieve functie als strand, ligweides en speelvoorzieningen. De gronden mogen worden gebruikt voor sportieve en recreatieve voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0038.png"

Afbeelding: bestemming Recreatie

De in het voorheen geldende bestemmingsplan toegelaten bouw van een paviljoen is nog niet gerealiseerd, maar wordt wel nagestreefd. Dit bestemmingsplan voorziet daarin, met een maximum gebouwd oppervlak van 300 m2 en uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak aan de oever, nabij het strand en de speelvoorzieningen. Dit is een nadere inperking van de in het voorgaande bestemmingsplan geboden bouwmogelijkheden aangezien daarbij een grondoppervlak van 700 m2 mogelijk was zonder beperking van in de bouwlocatie.

Het doel van dit paviljoen is een aantrekkelijke horecavoorziening te bieden gedurende het badseizoen en een oplossing te bieden voor het beheer van de oeverstrook. Voorts kan, eventueel, een combinatie ontstaan met de reddingsbrigade/waterpolitie. Door de klankbordgroep is aangegeven dat van een jaarrond exploitatie verwacht mag worden dat een kwalitatief betere voorziening wordt gerealiseerd. Van een seizoensgebonden voorziening is de vrees uitgesproken dat de verwachtingen niet waargemaakt kunnen worden, wegens geringere exploitatiemogelijkheden (financieel draagvlak).

Voor het bij het paviljoen te realiseren terras gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik, opdat geluidhinder wordt voorkomen. In paragraaf 6.1.1 is daarop uitgebreid ingegaan. Door de bepaling over de situering van het terras wordt bereikt dat het terras niet wordt gerealiseerd aan de naar de appartementen gekeerde zijde van het paviljoen, maar aan de naar het strand / de speelvoorzieningen gekeerde zijde.

Bestemming 'Sport - Golfterrein' (Artikel 7)

De voornaamste functie in het plangebied is de bestaande 18-holes golfbaan en het golfoefengebied (afslaggebouw en waterpartij). Deze gronden zijn dan ook bestemd als golfterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0039.png"

Afbeelding: bestemming Sport-Golfterrein

Binnen het gebied is een aantal verbijzonderingen geregeld. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - golfclubhuis' wordt een nieuw golfclubhuis met terras en dienstwoning mogelijk gemaakt. De gekozen locatie ligt bij het begin- en eindpunt van de golfbaan, wat uit oogpunt van exploitatie van de baan en het clubhuis voor de hand ligt. Exploitant NBO heeft de positie van het clubhuis afgestemd met de bewoners en MG&H en met in achtneming van de ecologische waarden in het gebied (ecologische verbindingszone, leefgebied, bomen die geschikt zijn voor vleermuizen en een buizerdnest; zie Bijlage 3). Een deel van de parkeergelegenheid voor de golfbaan (circa 120 plaatsen, in overeenstemming met het in het voorheen geldende toegelaten aantal) wordt toegelaten aan de overzijde van de IJsselmeerweg. De verkeerskundige aanvaardbaarheid daarvan wordt behandeld in paragraaf 4.4.4. Daar wordt tevens ingegaan op de bestaande parkeergelegenheid op de 'landtong'.

Het bestaande afslaggebouw voor de driving range is in vervallen toestand en vergt vernieuwing. Het nieuwe bestemmingsplan houdt de in het voorgaande bestemmingsplan geboden mogelijkheid daartoe in stand, in hetzelfde gebied als waar dat al toegestaan was. Die zone is op de planverbeelding aangeduid, met een kleinere omvang van de zone maar een gelijkblijvende toegelaten omvang van het afslaggebouw.

Omdat de te realiseren dienstwoning, die in het voorheen geldende bestemmingsplan al was toegestaan, is gelegen binnen de geluidzone van wegen is het op grond van de Wet geluidhinder nodig voorwaarden te stellen aan de woonfunctie. Nu nog geen ontwerp van het gebouw bekend is, is in lid 7.2.2 een regeling opgenomen die enerzijds flexibel is en anderzijds voldoet aan de wettelijke bepalingen. De mate waarin de woning aan geluidbelasting onderhevig is, wordt bepaald door de wijze waarop de woning in het ontwerp geïntegreerd wordt. Voor zover het ontwerp aan geluidhinder blootgestelde gevels zal hebben, worden aan die gevels eisen gesteld (doof, vliesgevel of voldoen aan vastgestelde hogere waarde). Daarmee is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Voor het nieuw te realiseren terras gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik, opdat geluidhinder voor bewoners wordt voorkomen. In paragraaf 6.1.1 is daarop uitgebreid ingegaan. In verband met de ligging nabij de ecologische verbindingszone is er aanleiding tot het stellen van verdere randvoorwaarden. De resultaten van het ecologisch onderzoek leiden tot de constatering dat het gebruik van het terras niet zonder meer tot een ruimtelijk aanvaardbare situatie leidt. Zonder randvoorwaarden met betrekking tot licht, geluid en beweging is verstoring van de ecologische verbindingszone aannemelijk. Er is dus reden voorwaarden te stellen aan het gebruik van het terras. Uit de rapportage blikt dat het nodig is dat er een inrichtingsplan en een lichtplan moet worden opgesteld en uitgevoerd, om te bereiken dat

  • uitstralende effecten door licht worden voorkomen door de verlichting op het terras of het terrein van het clubhuis te richten;
  • opgaande beplanting aan de rand van de locatie van het clubhuis wordt aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden om verstoring van de ecologische verbindingszone door licht, geluid en beweging te voorkomen.

In de planregeling is daarom het gebruik van het terras slechts toegestaan op basis van een omgevingsvergunning, waarbij genoemde randvoorwaarden ingevuld moeten zijn om vergunning te kunnen verkrijgen.

Jurisprudentie geeft aanleiding in bestemmingsplan een nadere regeling voor (het wederom houden van) golfsportevenementen op te nemen vanwege de potentiële hinder. De regeling moet inzicht geven in de relevante ruimtelijke effecten van de evenementen. Het gaat om de aard, omvang en duur van evenementen alsmede de toegelaten geluid- en lichtuitstraling. Door exploitant NBO is geconstateerd dat echt grote evenementen zoals het KLM-open (45.000 bezoekers gedurende 4 dagen) niet haalbaar zijn op deze golfbaan, zodat evenementen met een maximum bezoekersaantal per dag van 2.000 realistisch is. Door het mogelijk maken van een tijdelijke extra parkeerlocatie op het terrein (lid 7.4.3) is een uitbreiding van de reeds toegelaten parkeercapaciteit van 800 naar incidenteel 1.000 plaatsen binnen het plangebied mogelijk, waarmee voornoemde bezoekersaantal naar verwachting uitvoerbaar is. In het kader van de evenementenvergunning op grond van de APV worden nadere regels gesteld met toepassing van het Uitvoeringskader Evenementen Gooise Meren 2019 (of de rechtsopvolger daarvan).

Bestemming 'Verkeer' (Artikel 8)

De IJsselmeerweg en het parkeerterrein bij de speelvoorziening en het strand is bestemd als 'Verkeer'. Deze bestemming is bedoeld voor autoverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0040.png"

Afbeelding: bestemming Verkeer

Er mag niet worden gebouwd, behalve voor nutsvoorzieningen. Straatmeubilair en straatverlichting is vergunningvrij en behoeft daarom geen regeling in het bestemmingsplan.

Bestemming 'Verkeer - Langzaam verkeer' (Artikel 9)

Het fietspad door het golfgebied is bestemd als 'Verkeer - Langzaam verkeer'. Deze bestemming is uitsluitend voor langzaam verkeer (fietsers en voetgangers).

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0041.png"

Afbeelding: bestemming Verkeer-Langzaam verkeer

Omdat hier, anders dan binnen de bestemming 'Verkeer', bouwwerken aanwezig zijn in de vorm van bruggen en dergelijke, is binnen de bestemming toegestaan in beperkte zin bebouwing te realiseren. Het betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van 3 meter en slechts ten dienste van de bestemming.

Bestemming 'Water' (Artikel 10)

Het water heeft natuurlijke en landschappelijke waarde. De bestemming 'Water' strekt dan ook tot het behoud daarvan, in de vorm van water en waterhuishoudkundige doeleinden. Aangezien de waterpartijen op het golfterrein ook zijn aangelegd voor het gebruik door de golfbaan en de hengelsport is dat in de bestemmingsomschrijving opgenomen. Het in het Gooimeer bestaande zwemwater is eveneens in de planregels benoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0042.png"

Afbeelding: bestemming Water

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan ten dienste van de bestemming met een maximum bouwhoogte van 2 meter. Verlichting is alleen toegestaan bij oeververbindingen in verband met de ecologische effecten ervan.

Op grond van artikel 25 mag de aanwezigheid van Boot Betty worden voortgezet. Zodra het gebruik ervan is beëindigd of de boot is verwijderd mag het bestemmingsplan worden gewijzigd om de desbetreffende aanduiding van de planverbeelding te verwijderen.

Bestemming 'Wonen' (Artikel 11)

De appartementen 'Buitenplaats' met omliggend terrein zijn bestemd voor 'Wonen', waarbinnen wonen en aan huis verbonden beroep is toegestaan, alsook de bestaande parkeervoorzieningen en terreininrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0043.png"

Afbeelding: bestemming Wonen

De bouwregels zijn gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan en de bestaande situatie wat betreft situering en omvang van de gebouwen en het aantal woningen.

Bestemming 'Leiding - gas' (Artikel 13)

In het voorheen geldende bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' en de eerste herziening daarvan is het verloop en de bescherming van de aardgastransportleiding langs de rijksweg A6 geregeld. In dit nieuwe bestemmingsplan is dit overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0044.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Leiding-Gas

Met de dubbelbestemming is geregeld dat de aangewezen gronden primair bestemd zijn voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen aardgastransportleiding waarbij een belemmerde strook geldt van 4 meter, ter weerszijde uit het hart van de leiding.

In 13.2 is bepaald dat in principe alleen voor de dubbelbestemming gebouwd mag worden. Voor de medebestemmingen (zoals 'Sport - Golfterrein') mag op aanvraag gebouwd worden indien bevoegd gezag bereid is af te wijken van lid 13.2. In die afweging is doorslaggevend dat de belangen van de gasleiding daardoor niet worden geschaad. Er kan niet worden besloten tot afwijking voordat de exploitant van de gasleiding gehoord is.

Ter bescherming van de leiding is in artikel 13, lid 13.4 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5' (Artikel 14, 15 en 16)

Uit het gemeentelijke Archeologische Verwachtingen- en Beleidsadvieskaart gemeente Gooise Meren 2021 blijkt dat er een archeologische verwachtingswaarde is. Daaruit volgt dat bodemingrepen van meer dan 0 m2, resp. 50 m2 resp. 500 m2 en dieper dan 30 diepte archeologisch onderzoek vereisen (zie ook paragraaf 3.3.3). Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke bodemingrepen en beschermt de mogelijke archeologische waarden door de dubbelbestemmingen. Geregeld is dat voor deze gronden bij werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 0 m2, resp. 50 m2 resp. 500 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld archeologisch onderzoek nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0045.png"

Afbeelding: dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 1, 2 en 5

Ter bescherming van de archeologische waarden is in de artikelen 14, 15 en 16 (leden 14.4, 15.4 en 16.4) geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Indien uit onderzoek blijkt dat gronden die nu nog niet zijn aangewezen met de dubbelbestemming ook bescherming behoeven, of dat gronden niet langer meer bescherming behoeven, kan het college van B en W het bestemmingsplan wijzigen door de aanwijzing van gronden met deze dubbelbestemming aan te passen. Daarin voorzien de eden 14.5, 15.5 en 16.5.

Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' (Artikel 18)

In paragraaf 3.2.2.4 is ingegaan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de ecologische verbindingszone. Deze dubbelbestemming legt het verloop en de begrenzing van de ecologische verbindingszone vast, overeenkomstig de begrenzing zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de provincie. De provinciale bepalingen daaromtrent zijn in deze dubbelbestemming doorvertaald naar bestemmingsplanregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0046.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Waarde-Ecologie

Met de dubbelbestemming is geregeld dat de aangewezen gronden primair bestemd zijn voor de instandhouding en bescherming van een Ecologische verbindingszone. Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de ecologische functie onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische verbindingszone significant worden aangetast.

In 18.2 is bepaald dat in principe alleen voor de dubbelbestemming gebouwd mag worden. Voor de medebestemmingen (zoals 'Sport - Golfterrein') mag op aanvraag gebouwd worden indien bevoegd gezag bereid is af te wijken van lid 18.2. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn voor (loop)bruggen. In die afweging is doorslaggevend dat het aangevraagde bouwwerk en gebruik de natuurfunctie niet onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische verbindingszone niet significant aantasten.

Ter bescherming van de waarden en belangen zoals vastgelegd in de dubbelbestemming is in artikel 27, lid 27.2 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' (Artikel 19)

In paragraaf 3.2.2.3 is ingegaan op het Bijzonder Provinciaal Landschap. Het gehele bestemmingsplan, uitgezonderd het Gooimeer, valt onder dat regime uit de Omgevingsverordening van de provincie. De provinciale bepalingen daaromtrent zijn in deze dubbelbestemming doorvertaald naar bestemmingsplanregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0047.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Waarde-Landschap

In 19.2 is bepaald dat in principe zowel voor de dubbelbestemming als voor de medebestemmingen (zoals 'Sport - Golfterrein') gebouwd mag worden. Daaraan is verbonden dat lid 19.3 aan bevoegd gezag de mogelijkheid wordt geboden nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het Bijzonder Provinciaal Landschap zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de Provincie Noord-Holland.

Ter bescherming van de waarden en belangen zoals vastgelegd in de dubbelbestemming is in artikel 27, lid 27.2 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemming 'Waarde - Natuur' (Artikel 20)

In paragraaf 3.2.2.4 is ingegaan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de ecologische verbindingszone. Deze dubbelbestemming legt het verloop en de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland vast, overeenkomstig de begrenzing zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening van de provincie. De provinciale bepalingen daaromtrent zijn in deze dubbelbestemming doorvertaald naar bestemmingsplanregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0048.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Waarde-Natuur

Met de dubbelbestemming is geregeld dat de aangewezen gronden primair bestemd zijn voor de instandhouding en bescherming van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied. Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze dat de natuurfunctie onomkeerbaar wordt belemmerd of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied significant worden aangetast.

In 20.2 is bepaald dat in principe alleen voor de dubbelbestemming gebouwd mag worden. Voor de medebestemmingen (zoals 'Sport - Golfterrein') mag op aanvraag gebouwd worden indien bevoegd gezag bereid is af te wijken van lid 20.2. In die afweging is doorslaggevend dat het aangevraagde bouwwerk en gebruik de natuurfunctie niet onomkeerbaar belemmeren of de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en het IJsselmeergebied niet significant aantasten.

Ter bescherming van de waarden en belangen zoals vastgelegd in de dubbelbestemming is in artikel 27, lid 27.2 geregeld dat het verboden is op of in de gronden binnen dit bestemmingsplan zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (Artikel 21)

In dit bestemmingsplan is de kernzone van de waterkering voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0049.png"

Afbeelding: dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering

In de bestemmingsregels is alleen een bestemmingsomschrijving verbonden aan de dubbelbestemming, aangezien de regelgeving ter bescherming van de dijk bij het Waterschap ligt en niet bij de gemeente. Het is in strijd met het recht om in het bestemmingsplan bepalingen op te nemen ter bescherming van de waterkering omdat de Keur daar al in voorziet. Daar is vaste jurisprudentie over, zoals in de uitspraken 201309154/1/R1 (ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:328) d.d. 11 februari 2015, r.o. 9.3 e.v. en 201402158/1/R1 (ECLI:NL:RVS:2015:2254) d.d. 15 juli 2015, r.o. 34.3 en 35.4.

4.4 Parkeren

4.4.1 Bestaande situatie

Het totaal aantal aanwezige parkeerplaatsen in het gebied bedraagt circa 675, exclusief de 54 parkeerplaatsen onder de appartementen van de 'Buitenplaats'. Op onderstaande afbeelding is getoond waar de parkeerplaatsen zich bevinden:

  • 238 pp op het 'landhoofd' ten noorden van de grote vijver
  • circa 185 pp bij het gebouw Waterfront (deels onverhard)
  • 30 pp op maaiveld bij de 'Buitenplaats' en 54 pp ondergronds
  • 220 pp bij het recreatiestrand / de speelvoorziening

De parkeerplaatsen op het 'landhoofd' en bij het gebouw Waterfront zijn beschikbaar voor zowel het golfterrein als voor het gebouw Waterfront. Beide terreinen bevinden zich op in erfpacht uitgegeven grond en is dus niet openbaar. Ook de 30 parkeerplaatsen op maaiveld bij de 'Buitenplaats' en de ondergrondse parkeervoorziening zijn niet openbaar toegankelijk. De 220 parkeerplaatsen bij het recreatiestrand / de speelvoorziening zijn wel openbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0050.png"

Afbeelding: bestaande parkeercapaciteit

4.4.2 Bestaande rechten / plichten voorheen geldend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos' uit 2004 bepaald dat een gebruik van gronden is toegelaten voor parkeerterreinen op het landhoofd met een capaciteit van 300 parkeerplaatsen en langs de IJsselmeerweg met een capaciteit van 500 parkeerplaatsen. Van deze 800 parkeerplaatsen zijn nu 675 daadwerkelijk gerealiseerd.

Het 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren' van 3 april 2019 bepaalt dat bij elke omgevingsvergunning beoordeeld moet worden of voor het bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. Die beoordeling vindt plaats aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het parkeerbeleid van de gemeente Gooise Meren. Het momenteel geldende beleid is de beleidsnota 'Parkeernormen en -richtlijnen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen' (10 april 2017).

4.4.3 Beleid en normering

De parkeernormen uit de beleidsnota 'Parkeernormen en -richtlijnen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen' (10 april 2017) zijn verankerd in het 'Paraplubestemmingsplan parkeernormen Gooise Meren' (3 april 2019).

De te hanteren normering is afhankelijk van de functie waarvoor het parkeren nodig is en van de ligging binnen de gemeente. Voor dat laatste is in het beleid voorzien in een gebiedsindeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0051.png"

Het Naarderbos is ingedeeld in gebied "D - gebied buiten bebouwde kom". De voor autoparkeren toe te passen CROW-parkeerkencijfers (gemiddelde parkeerkencijfers ‘matig stedelijk’) zijn de kencijfers de behoren bij 'buitengebied'. Voor gebied D gelden geen fietsparkeernormen.

De parkeernormen die in de nota zijn opgenomen zijn minimum normen. Dat betekent dat het in beginsel toegestaan is om méér parkeerplaatsen te realiseren. Het aanleggen van een overschot aan parkeerplaatsen kan echter wel tot gevolg hebben dat het bouwplan op andere gronden wordt afgewezen, bijvoorbeeld omdat de grotere verkeersaantrekkende werking leidt tot problemen op het gebied van verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid of verkeersmilieu (geluidhinder, luchtkwaliteit).

Voor wonen en een aantal niet-woonfuncties zijn de normen in het beleid in tabellen weergegeven. Voor niet in de tabellen genoemde niet-woonfuncties wordt verwezen naar CROW-publicatie 317, “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie”3, matig stedelijk gebied, waarbij het gemiddelde van het genoemde minimale en maximale kencijfer dient te worden gehanteerd.

Indien binnen de ontwikkeling verschillende functies worden gerealiseerd, is het mogelijk rekening te houden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen, bijvoorbeeld overdag door werkers en ’s avonds door bewoners. Dubbelgebruik wordt berekend volgens de methodiek van CROW-publicatie 381 waarin een tabel met aanwezigheidspercentages is opgenomen.

In de navolgende paragraaf zijn de in dit bestemmingsplan voorkomende functies benoemd en worden de toepasselijke normen weergegeven. Aan de hand van de normen en de omvang van de functies wordt berekend hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn.

4.4.4 Parkeerbehoefte en -capaciteit in de bestaande en de nieuwe situatie

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Beleid

5.1.1 Generiek beleid

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

5.1.2 Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

5.1.3 Waterwet

Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.

5.1.4 Waterprogramma 2022-2027

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 vastgesteld door het kabinet. Het NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de periode van 2022-2027 en geeft een doorkijk naar het jaar 2050. Verder geeft het NWP een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Een aantal belangrijke onderdelen van het NWP zijn de stroomgebiedbeheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee.

5.1.5 Waterschapsbeleid

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Waternet zorgt namens het waterschap voor schoon oppervlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in de sloten en vaarten. Het verzorgingsgebied van Waternet omvat de gemeente Amsterdam en een groot gebied in de provincie Utrecht en Noord-Holland. Het beleid van AGV is verwoord in het Waterbeheerplan en diverse beleidsnota's.

Keur

In de Keur van het waterschap zijn geboden en verboden opgenomen voor de bescherming van de functionaliteit van waterlopen en waterkeringen. Met de Keur wil het waterschap de waterkwaliteit verbeteren, de doorstroming in sloten veilig stellen en de dijken sterk houden. Bij de Keur horen Keurkaarten met informatie over wateren en waterkeringen.

Legger

In de legger van het waterschap worden gegevens vastgelegd over de locatie van wateren, dijken en kunstwerken, aan welke eisen deze moeten voldoen (diepte, hoogte, sterkte etc.) en de onderhoudsverplichtingen. De legger dient als basis voor de vergunningverlening door de waterbeheerder. Voor de bescherming van de functionaliteit van de waterkering gelden de strengste verboden voor het zogenoemde keurprofiel en de kernzone. De aan de kernzone grenzende beschermingszones zijn bedoeld om activiteiten en ingrepen te kunnen verbieden die een negatief effect (kunnen) hebben op de stabiliteit van de waterkering. Daarbij is het vooral van belang of de activiteit of ingreep een negatieve invloed heeft of kan hebben op het keurprofiel van de waterkering. Het keurprofiel moet in principe vrij blijven van waterkeringvreemde elementen. Een uitzondering hierop is als deze elementen de stabiliteit van de waterkering vergroten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0059.png"

Afbeelding: legger

Constructies in, op of nabij een waterkering vormen een potentieel gevaar voor de functie van de waterkering. Niet alleen kan bebouwing het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden, ook kan het eventuele toekomstige dijkverzwaring in de weg staan. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald door de kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. De aanwezigheid van bebouwing kan de faalmechanismen en daarmee het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Het Waterschap heeft daarom bouwactiviteiten in de waterkering in haar Keur in beginsel verboden. Indien activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het belang van de kering (bijvoorbeeld bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen, beplanting, etc.) moet een watervergunning aangevraagd worden bij het Waterschap. Omdat het waterkering belang niet het enige belang is en bouwwerken in sommige gevallen verenigbaar zijn met een veilige waterkering, kan het Waterschap via een vergunning ontheffing verlenen van dit verbod.

Vergunningvrij bouwen nabij een waterkering is niet zonder meer toegestaan. Vanwege het bouwen in de nabijheid van de waterkering is altijd een watervergunning nodig op grond van de Keur van het Waterschap.

Watercompensatie

Het Waterschap hanteert het beleid dat bij het aanbrengen van meer dan 1.000 m² verharding in stedelijk gebied of meer dan 5.000 m² in landelijk gebied 10% daarvan gecompenseerd moet worden in de vorm van oppervlaktewater voor waterberging. Door compensatie wordt voorkomen dat ernstige peilstijging optreedt door afstromend regenwater met wateroverlast tot gevolg.

5.1.6 Zwemwaterprofiel

De zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG) is in 2006 vastgesteld met als doel het beschermen van de gezondheid van zwemmers in oppervlaktewateren. De richtlijn bevat o.a. bepalingen met betrekking tot de monitoring, de indeling van de zwemwaterkwaliteit in kwaliteitsklassen (uitstekend, goed, aanvaardbaar en slecht) en het informeren van zwemmerspubliek en de Europese Commissie over de zwemwaterkwaliteit. Voor elke zwemwaterlocatie moet een zwemwaterprofiel worden opgesteld. Het beheer moet erop gericht zijn om minimaal een aanvaardbare zwemwaterkwaliteit te bereiken en om te streven naar goede zwemwaterkwaliteit. In het zwemwaterprofiel worden de kenmerken van de zwemwaterlocatie beschreven. Er wordt ingegaan op mogelijke gezondheidsrisico's voor de zwemmers en de oorzaken daarvan. Het zwemwaterprofiel vormt de basis voor communicatie tussen de betrokken partijen over te treffen beheersmaatregelen. Het zwemwaterprofiel voor het Naarderbos is opgenomen in Bijlage 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1942.BP2023Naarderbos-OW01_0060.png"

Afbeelding: zwemzone

De zwemzone is hierboven weergegeven. De zwemzone is afgebakend volgens de Handreiking ‘KRW en oppervlaktewater, Bescherming van zwemwater en oppervlaktewater voor drinkwaterbereiding onder de Europese Kaderrichtlijn Water’.

5.1.7 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijke beleid over de onderwerpen afvalwater, hemelwater en grondwater is verwoord in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2023-2026.

Water en Klimaatadaptatie

Omdat het klimaat verandert neemt de kans op wateroverlast, verdroging en hittestress toe. Vanuit het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie ligt de gemeenschappelijk opgave om Gooise Meren vóór 2050 klimaatbestendig in te richten. De gemeente zet in op een duurzaam en robuust gemeentelijke water- en rioleringssysteem dat moet bijdragen aan een toekomstbestendige afvalwaterketen. De klimaatstresstest op agv.klimaatatlas.net geeft een overzicht van de klimaateffecten in het plangebied.

Uitlogende bouwmaterialen

Bij bouwwerkzaamheden mag er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen, waardoor uitlogende stoffen via de hemelwaterafvoer in de bodem, het oppervlaktewater of riolering terecht kunnen komen.

Riolering en afkoppelen

Huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op de bestaande riolering. Om zo veel mogelijk regenwater vast te houden op het eigen perceel in plaats van regenwater zo snel mogelijk af te voeren via het gemeentelijk rioolstelsel adviseert de gemeente bij verbouw- en nieuwbouwplannen het op eigen terrein gevallen regenwater op eigen terrein te verwerken. In sommige gevallen is dit niet mogelijk. Hiervoor hanteert de gemeente een voorkeursvolgorde. De ze is als volgt:

  • Infiltreren in de bodem
  • Afvoeren naar oppervlaktewater
  • Afvoeren naar hemelwaterriolering
  • Afvoeren naar gemengde riolering

5.2 Planspecifiek

5.2.1 Watertoets

De watertoets is een standaard overleg met het waterschap dat gevoerd moet worden wanneer de planologische situatie op een locatie wijzigt. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de voorliggende waterparagraaf worden de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

5.2.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is een deel van het Gooimeer gelegen. Dat is bestemd als 'Water'. Het voorliggende bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in de omvang of het gebruik van het Gooimeer.

Op het golfterrein bevinden zich waterpartijen. Het betreft natuurlijk water en het maakt deel uit van het waterhuishoudkundige systeem. De waterpartijen zijn bestemd als 'Water'. Het dempen van water is niet toegestaan, daartoe strekken ook de bepalingen in 27.2.

5.2.3 Hemelwaterberging

Als een toename van verhard oppervlak van meer dan 1.000 m² aan de orde is, is volgens het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht watercompensatie noodzakelijk. In plaats van open water aanleggen, kan een initiatiefnemer ook compenseren met een alternatieve waterberging. Deze moet zodanig groot zijn dat het effect op het watersysteem gelijkwaardig is aan het effect van compensatie door aanleg van open water. De essentie is dat de voorziening voldoende regenwater kan opvangen en ook op langere termijn effectief en duurzaam blijft. De aanvrager moet dat aantonen en met een beheer- en onderhoudsplan borgen dat de voorziening ook in de toekomst blijft werken. Dit om te voorkomen dat de bergingscapaciteit na verloop van tijd minder wordt, en er alsnog wateroverlastproblemen ontstaan.

In de bestaande situatie is binnen het plangebied weinig verhardingen aanwezig maar het voorheen geldende bestemmingsplan staat een toename van verharding niet in de weg.

Het voorliggende nieuwe bestemmingsplan maakt een toename van verharding mogelijk door realisatie van het nieuwe clubhuis en bijbehorende parkeervoorzieningen, vergroting van het afslaggebouw en mogelijk ook door het nieuwe horecapaviljoen (als dat buiten de bestaande verharding wordt gerealiseerd).

Er kan dan ook sprake zijn van het aanbrengen van meer dan 5.000 m² in landelijk gebied, zodat 10% van het meerdere gecompenseerd moet worden in de vorm van oppervlaktewater voor waterberging of alternatieve waterberging. Door compensatie wordt voorkomen dat ernstige peilstijging optreedt door afstromend regenwater met wateroverlast tot gevolg. Het bestemmingsplan maakt mogelijk dat wordt voorzien in voldoende waterberging en de eigenaar (erfpachter) van het golfterrein heeft de beschikking over voldoende gronden en mogelijkheden om dit te realiseren.

De feitelijke compesatiebehoefte wordt bepaald aan de hand van de daadwerkelijk uit te voeren activiteiten (verharden en bouwen) zodra die op grond van de Keur watervergunningplichtig zijn. De Keur heeft daarin een zelfstandige werking, ongeacht hetgeen in het bestemmingsplan is toegestaan zodat via de Keur geborgd is dat wordt voldaan aan de watercompenstie-eis. De verplichting tot het aanvragen van de watervergunning ligt bij de initiatiefnemer van de vergroting van het bebouwings- en/of verhardingsoppervlak.

5.2.4 Waterkeringen

Zoals al in paragraaf 4.3.2 toegelicht is dit bestemmingsplan is kernzone van de waterkering voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. In de bestemmingsregels is een bestemmingsomschrijving verbonden aan de dubbelbestemming. De bescherming van de waterkering is geborgd in de Keur.

5.2.5 Riolering en afkoppelen

Afstromend regenwater van de daken van de appartementengebouwen aan de IJsselmeerweg en afstromend regenwater van omliggend terrein wordt naar het oppervlaktewater afgevoerd. Regenwater dat vande overige paden en wegen in het gebied afstroomt wordt naar de bermen geleid, waar het uiteindelijk wordt opgenomen in de bodem.

Het afvalwater wordt via het gemeentelijk rioolstelsel afgevoerd.

5.2.6 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Overige Omgevingsaspecten

6.1 Geluidhinder

6.1.1 Wet geluidhinder

Er worden geen nieuw geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd, uitgezonderd de dienstwoning bij het clubhuis. Deze wordt gerealiseerd binnen de geluidzone van Rijksweg A6 (zonebreedte 600m) en binnen de zone van de IJsselmeerweg (zonebreedte 250m). Afhankelijk van de positie van de dienstwoning binnen het bouwplan kunnen er gevels geluidbelast zijn, maar dat is nog niet bekend.

Uit de geluidbelastingskaart van de gemeente Gooise Meren, zoals vastgesteld d.d. 10 april 2018, blijkt ter dat er ter hoogte van de beoogde bedrijfswoning sprake is van een geluidsoverschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Ter plaatse van het bouwvlak van de bedrijfswoning geldt op grond van de geluidbelastingskaart van de gemeente Gooise Meren een geluidbelasting van 55 - 59 dB (levendig).

Daarom is in de planregels bepaald dat de bedrijfswoning moet worden voorzien van dove gevel, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat, al dan niet door geprojecteerde afschermende bebouwing of het toepassen van vliesgevels de geluidbelasting op de gevels lager of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere waarde. De voorkeursgrenswaarde is 48 dB voor wegverkeerslawaai. De maximale vast te stellen hogere waarde voor de A6 en de IJsselmeerweg is 53 dB. Ten behoeve van dit bestemmingsplan wordt een hogere waarde van 53 dB vastgesteld. Het ontwerp van het hogere waardenbesluit is gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

6.1.2 Activiteitenbesluit

Bijna alle horecabedrijven met een terras vallen onder het Activiteitenbesluit, zo ook de horeca in dit bestemmingsplan. Het Activiteitenbesluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Voor het terras zijn de volgende onderwerpen in het Activiteitenbesluit geregeld:

  • Het terras is onderdeel van de inrichting
  • Milieuregels
  • Geluid
  • Stemgeluid
  • Muziekgeluid
  • Geluid bij evenementen
  • Zorgplicht

Het terras is onderdeel van de inrichting

Voor het gebruik van terrassen afzonderlijk zijn geen landelijke regels gesteld. Het Activiteitenbesluit geldt voor bijna alle horecabedrijven, dus ook voor een terras dat bedrijfsmatig wordt gebruikt.

Milieuregels

Milieuregels voor horeca zijn voornamelijk gesteld in het Activiteitenbesluit. Voor bijna alle horecabedrijven en dus ook de bijbehorende terrassen gelden de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Het gaat hierbij dan voornamelijk om bepalingen om hinder voor de omgeving te beperken of te voorkomen. Het Activiteitenbesluit stelt voor horeca voornamelijk eisen aan geluid, lucht en afvalwater. Voor terrassen zijn de laatste twee onderwerpen minder relevant.


Geluid

De geluidsvoorschriften voor het horecabedrijf gelden voor de gehele inrichting. Het geluid inclusief dat van een terras moet worden getoetst aan de geluidsvoorschriften in artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit. In artikel 2.18 van het besluit zijn uitzonderingen genoemd. De geluidsvoorschriften stellen grenzen aan de geluidbelasting op de gevel van gevoelige gebouwen, ongeacht de onderlinge afstand.


Stemgeluid

Bij het bepalen van het geluidsniveau wordt het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein buiten beschouwing gelaten, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein (artikel 2.18, eerste lid, onderdeel a). Deze bepaling is in het Activiteitenbesluit opgenomen, omdat rigide toepassing van de geluidsnormen het in veel gevallen onmogelijk zou maken een terras in gebruik te hebben. Verwarmde of overdekte terrassen nodigen tot een gebruik in alle jaargetijden en ook hier moet het stemgeluid wel getoetst worden.

Het is niet eenvoudig om maatregelen te treffen om het stemgeluid te beperken. Er zou met maatwerkvoorschriften gedragsregels kunnen worden vastgesteld om aan de grenswaarden te voldoen (artikel 2.20, vijfde lid). Dit is alleen mogelijk als het terras verwarmd of overdekt is of als het om een binnenterrein gaat. In de andere gevallen zijn de geluidsnormen immers niet van toepassing. Een gedragsmaatregel is bijvoorbeeld de periode van openstelling van het terras of het maximaal aantal mensen. Het is lastig aannemelijk te maken bij welke periode en/of capaciteit het stemgeluid nog voldoet aan de geluidgrenswaarden. Daarom zouden dergelijke regels beter passen in een terrasvergunning volgens de APV.

Voor onverwarmde en onoverdekte terrassen kunnen geen maatwerkvoorschriften voor stemgeluid worden vastgesteld. Voor die situaties zouden eventueel regels opgenomen kunnen worden in terrasvergunning. Deze zijn gericht op de openbare orde en het voorkomen van overlast.


Muziekgeluid

Bij de toetsing van muziekgeluid wordt onderscheid gemaakt tussen versterkte en onversterkte muziek.

Voor versterkte muziekgeluid gelden de geluidsnormen uit de voorschriften in artikel 2.17. Als niet aan de geluidgrenswaarden kan worden voldaan, kan voor versterkte muziek maatwerkvoorschriften worden vastgesteld (artikel 2.20, vijfde lid). Hierbij kan worden gedacht aan verplicht stellen van een begrenzer.

Onversterkte muziek is van toetsing aan de geluidsnormen uitgezonderd (artikel 2.18, eerste lid, onderdeel f). Dat betekent dat op een terras de muziek mag klinken van een leuk onversterkt salsafeest met trompetten, percussie en zingende dames en heren.

Het is niet mogelijk maatwerkvoorschriften op te stellen voor onversterkte muziek. Het kan toch zijn dat de lokale situatie wel om regels vraagt. De gemeente kan wel regels opnemen voor onversterkte muziek in een gemeentelijke verordening (zie model APV). Of dergelijke regels ook in uw gemeente gelden, kunt u lezen in uw eigen APV.

Een aantal gemeenten had in een nadere eis bepaald dat het ten gehore brengen van muziek op een terras van de inrichting verboden is. Deze was gebaseerd op de oude 8.40 AMvB, Besluit Horeca, sport en recreatie. Deze nadere eis is voor onbepaalde tijd overgegaan in het Activiteitenbesluit, maar geldt nu alleen nog voor versterkte muziek. In het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit is bepaald: Vastgestelde nadere eisen gelden alleen als "nieuwe" maatwerkvoorschriften als ze ook als maatwerkvoorschriften mogen worden opgenomen. Deze overgang geldt dus niet voor onversterkte muziek, omdat die van toetsing aan de grenswaarden is uitgesloten.


Geluid bij evenementen

Artikel 2.21 van het Activiteitenbesluit stelt dat de geluidsbepalingen in het Activiteitenbesluit niet gelden voor festiviteiten die in de APV zijn aangewezen. Ook voor individuele festiviteiten kan een ontheffing van de geluidsvoorschriften gekregen worden. Het aantal keren dat een bedrijf een individuele festiviteit mag organiseren, moet in de APV vastgelegd (artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten, maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar gedurende maximaal 6 dagen of dagdelen). In de APV zijn voorwaarden worden verbonden aan festiviteiten om geluidsoverlast te beperken.


Zorgplicht

Met artikel 2.1, derde lid kan met maatwerkvoorschriften een nadere invulling worden gegeven aan de zorgplicht. Deze maatwerkvoorschriften worden gesteld als nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de regels uit het Activiteitenbesluit. Dit is niet mogelijk als een aspect al uitputtend is geregeld in het besluit. Het geluid van een terras bestaat meestal uit (achtergrond)muziek en het stemgeluid. Hierover zijn regels opgenomen in het Activiteitenbesluit, en is daarmee uitputtend geregeld. Het is dus niet mogelijk om maatwerkvoorschriften vast te stellen op basis van de zorgplicht.

Regeling in dit bestemmingsplan

De bewoners hebben zorgen over de mogelijke geluidhinder afkomstig van nieuwe terrassen, hoewel het gebruik van terrassen niet principieel bezwaarlijk geacht worden. Ter voorkoming van hinder is in de bestemmingsplanregels een aantal waarborgen opgenomen. Terrassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'terras' en uitsluitend onder de volgende voorwaarden:

  1. a. wat betreft het horecapaviljoen: uitsluitend aangrenzend aan de zijden van het horecagebouw die gericht zijn naar het water noordoostelijk van het gebouw en het strand zuidoostelijk van het gebouw;
  2. b. voor alle terrassen: het terras mag uitsluitend in gebruik zijn gedurende het seizoen van 1 april tot 1 oktober, overdag van 09:00 uur tot 22:00 uur;
  3. c. voor alle terrassen: verwarmde of overdekte terrassen zijn niet toegestaan;
  4. d. voor alle terrassen: het ten gehore brengen van muziek of het gebruik maken van installaties voor versterkt geluid is niet toegestaan.

6.2 Externe Veiligheid

Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een invloedssfeer kennen.

Het plan is wel gelegen binnen de invloedssfeer van 200 meter van de rijksweg A6. Dit is een transportroute voor gevaarlijke stoffen die vallen onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Betv). Het gebouw Waterfront bevindt zich op een afstand van 400 meter van de weg, het nieuwe clubgebouw op meer dan 500 meter afstand en het nieuwe horecapaviljoen op meer dan een kilometer van de weg. Het plan leidt dan ook niet tot wijzigingen in de personendichtheid binnen de invloedssfeer. Onderzoek naar het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico is daarom niet nodig.

Langs de rijksweg loopt een hogedruk aardgastransportleiding, die valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het gebouw Waterfront bevindt zich op een afstand van 270 meter van de buisleiding, het nieuwe clubgebouw op meer dan 470 meter afstand en het nieuwe horecapaviljoen op 885 meter van de buisleiding. Het invloedsgebied van de leiding is echter minder dan 200 meter, zodat de gebouwen zich alle buiten het invloedsgebied bevinden.

6.2.1 Beperkte verantwoording groepsrisico

Externe veiligheid: vervoer gevaarlijke stoffen A6

Binnen dit plan wordt een golfclubhuis met een dienstwoning mogelijk gemaakt. Het betreft hier een (beperkt) kwetsbare objecten in de zin van artikel 1 Bevt. Aan de westzijde van het plangebied ligt de rijksweg A6, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit traject van de A6 is opgenomen in het Basisnet. Volgens de Regeling basisnet (zie de hieronder opgenomen tabel) gelden voor dit traject de volgende PR- en GR-plafonds en een plasbrandaandachtsgebied (PAG, 30 meter):

plaatsgebonden risico en PAG

De planontwikkelingen vinden plaats ruim buiten de PR 10-6-contour (1 meter) en het PAG (30 meter). Het PR en het PAG vormen voor het beoogde plan derhalve geen belemmering.

groepsrisico

Overeenkomstig het Bevt (artikel 8, lid 1) en de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART (paragraaf 2.1)) hoeven geen beperkingen aan het ruimtegebruik van een plan te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Indien de risicobron op meer dan 200 meter afstand van het plangebied is gelegen, hoeft geen berekening plaats te vinden van de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren of de (toename van) de hoogte van het groepsrisico.

Een (beperkte) verantwoordingsplicht voor de hoogte van het groepsrisico is wel aan de orde indien een plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsafstand van bepaalde stofcategorieën die getransporteerd worden. In de HART zijn per stofcategorie en per modaliteit vaste afstanden opgenomen voor de begrenzing van het invloedsgebied.
Voor de stofcategorie GF3 bedraagt het invloedsgebied maximaal 355 meter. Het plangebied ligt binnen dit invloedsgebied van de A6.

Verantwoordingsplicht

Conform het Besluit externe veiligheid transportroutes is een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk met betrekking tot de risico's ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.

De verantwoording van het groepsrisico kan beperkt blijven tot de thema's beheersbaarheid en zelfredzaamheid. Voor een beperkte verantwoording van het groepsrisico moet door het bevoegd gezag advies worden gevraagd bij de regionale brandweer/veiligheidsregio.

Verantwoording van het groepsrisico

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) verplicht het bevoegd gezag om een beoordeling en afweging van de externe veiligheid mee te nemen bij ruimtelijke plannen die in de directe nabijheid zijn gelegen van een transportas waarover transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Het voorliggend document geeft de gemeente Gooise Meren alle informatie om invulling te geven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor deze verantwoording dient advies aangevraagd te worden bij de regionale brandweer/veiligheidsregio. De adviezen van de brandweer/veiligheidsregio dient de gemeente Gooise Meren mee te wegen in haar besluitvorming.

Bevt – Wegtransport

Op basis van het Bevt moet verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden als er sprake is van een toename van het groepsrisico als gevolg van ontwikkelingen binnen het betreffende plangebied. Indien sprake is van een groepsrisico gelegen boven de oriënterende waarde dient altijd verantwoording plaats te vinden, ook als er geen sprake is van een toename. Ten aanzien van de verantwoordingsplicht groepsrisico wordt onderscheid gemaakt tussen een volledige verantwoording en een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Op grond van artikel 7 jo. artikel 8 lid 1 Bevt is een beperkte verantwoording groepsrisico altijd nodig voor ontwikkelingen die binnen het invloedgebied vallen van wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, doch die wel op 200 meter of meer van de risicobron(nen) zijn verwijderd. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van een weg, spoorweg of binnenwater tot de grens waarop de letaliteit van die personen 1% is. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de volgende gevaarlijke stoffen die over de A6 vervoerd worden:

- stofcategorieën GF3 (brandbare gassen).

In een beperkte verantwoording worden de volgende aspecten beschouwd:

  • A. mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • B. zelfredzaamheid ten aanzien van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten. Als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A6 heeft een ongeval met een transport van brandbare gassen (zoals propaan of LPG) invloed op het plangebied.

Ad A Mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

- Bereikbaarheid hulpverleningsdiensten

De locatie moet bereikbaar zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Het plangebied wordt ontsloten via de IJsselmeerweg. Via deze weg kan het plangebied via de voor- en achterkant bereikt worden door de brandweer en andere hulpdiensten. Het plangebied voldoet aan een minimale tweezijdige bereikbaarheid.

- Bluswatervoorziening

Voor de bestrijding van brand is een bluswatervoorziening nodig. Langs het plangebied is een vertakt waterleidingnet met meerdere brandkranen met een debiet van > 30 m3/uur aanwezig. In het gavl van realisatie van het golfclubhuis wordt bezien of de brandkranen zijn gelegen binnen 100 meter afstand en of het nodig is een brandkraan toe te voegen.

Ad B Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht (zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten) in veiligheid te brengen door hetzij het gebouw en/of het plangebied te ontvluchten hetzij te schuilen in het gebouw. Van belang hierbij is onder andere:

  • mogelijkheden voor ontvluchting van gebied
  • mogelijkheden voor ontvluchting van gebouwen;
  • schuilmogelijkheden in gebouwen;
  • de mobiliteit van de aanwezigen;
  • communicatie en informatie / alarmering.

- Mobiliteit van de aanwezigen

Binnen het plangebied wordt een nieuw golfclubhuis met dienstwoning mogelijk gemaakt. De aanwezigen binnen het plangebied vormen dus een diverse groep; van jonge mensen die zichzelf eenvoudig in veiligheid kunnen brengen naar gehandicapten en/of ouderen die meer tijd en hulp nodig hebben. Deze laatste groep – vooral oude - mensen moeten als minder zelfredzaam beschouwd worden. Dit betekent dat deze personen zich niet zonder hulp in veiligheid kunnen brengen, maar met behulp van het aanwezige personeel naar een veilige verblijfplaats gebracht moeten worden.

Het personeel dient om deze reden goed geïnstrueerd en getraind te worden over hoe te handelen in het geval van een calamiteit. Hierom dient aandacht te zijn voor risico-communicatie en een bedrijfsnoodplan (zie verder onder risicocommunicatie).

- Mogelijkheden voor ontvluchting/schuilen

Bij incidenten zal een afweging gemaakt moeten worden tussen schuilen of vluchten. Bij een toxische wolk kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van blootstelling aan de toxische stof. Of mensen daadwerkelijk komen te overlijden is afhankelijk van de dosis, die bestaat uit de blootstellingsduur en de concentratie waaraan de persoon is blootgesteld. Aangenomen wordt dat personen die zich binnen in een van de buitenlucht afgesloten ruimte bevinden een 10 keer zo lage kans hebben te overlijden als personen die zich buiten bevinden (PGS 3).

Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident op de weg is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Om personen goed te kunnen beschermen tegen de effecten van een giftige gaswolk dienen ramen en deuren dan ook goed gesloten te kunnen worden. Eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallaties dienen met één handeling uitgeschakeld te worden. Aangezien het deels nieuwbouw betreft, zal voldoende aandacht geschonken worden aan de luchtdichtheid van het gebouw. Daarnaast kan aanwezig personeel de luchtbehandeling - indien noodzakelijk - uitschakelen. Indien desalniettemin bij een toxische wolk wordt besloten het gebied te ontruimen, is het van belang dat personen haaks op de wolk kunnen vluchten. Hiervoor is het nodig dat er haaks op elkaar staande vluchtwegen beschikbaar zijn, die van de bron af gericht zijn. Deze wegen mogen niet doodlopend zijn. Op basis van het bestaande wegennet kan afzijdig van de bron gevlucht worden.

- Risicocommunicatie

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid kan worden verbeterd door maatregelen zoals een waarschuwings- en alarmeringssysteem en risicocommunicatie (hoe te handelen bij een calamiteit).

In geval van een calamiteit is het van levensbelang dat de aanwezigen tijdig gewaarschuwd worden. Vluchtroutes dienen zichtbaar en duidelijk te worden aangeduid. Hierbij zijn het opstellen van een bedrijfsnoodplan en de bedrijfshulpverlening inrichten en oefenen op de beschreven scenario's, interne maatregelen die de zelfredzaamheid kunnen verhogen.

In het ontruimingsplan (dit maakt onderdeel uit van het bedrijfsnoodplan) dient onder andere te worden beschreven:

  • wie de organisatie van het evacueren begeleidt;
  • de verantwoordelijkheden;
  • waarde verzamelplaats is;
  • de organisatie op de verzamelplaats;
  • wie zorg draagt voor alarmering.

Het ontruimingsplan dient opgesteld te worden in samenspraak met de brandweer. Daarnaast dienen ontruimingsoefeningen te worden gedaan waarbij de frequentie hiervan in overleg met de brandweer kan worden vastgesteld.

De invulling van de risicocommunicatie dient conform de Wet veiligheidsregio's door het bestuur van de Veiligheidsregio's uitgevoerd te worden. De veiligheidsregio ondersteunt en adviseert de gemeenten hierin in voorbereiding op een alarmering bij rampen.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde risicobeoordeling en beperkte verantwoording groepsrisico - in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de A6 bestaan er vanuit externe veiligheidsoverwegingen geen belemmeringen voor de realisatie van een golfclubhuis met een dienstwoning binnen het plangebied.

6.3 Overige Leidingen

Binnen de grenzen van het nu ter inzage liggende plan bevindt zich de ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding Pampus - 's Graveland die in eigendom en beheer is van TenneT. TenneT is bij de Elektriciteitswet 1998 (de "E-wet") aangewezen als beheerder van het landelijke hoogspanningsnet van 110 kV en hoger. Het landelijke hoogspanningsnet is door het ministerie van EZK als vitale infrastructuur aangeduid. TenneT is hiermee verantwoordelijk voor een ongestoorde werking van het landelijke hoogspanningsnet.

Op de verbeelding is het tracé van de aanwezige ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding opgenomen met de bijbehorende belemmerde strook. De breedte van die strook is afhankelijk van het aantal kabels en onderlinge afstand tussen de kabels. Als minimale breedte geldt voor een open ontgraving een belemmerde strook van 3,00 meter, gerekend vanuit de buitenste hoogspanningskabels. Bij een boring geldt een afstand van 5,00 meter gerekend vanaf de buitenste kabels.

In de regels is de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' opgenomen om de belangen van leiding te borgen.

6.4 Luchtkwaliteit

6.4.1 Luchtkwaliteitseisen

Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), beter bekend als de Wet luchtkwaliteit, het kader. Daarin is bepaald dat in ruimtelijke plannen moet worden voldaan aan grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide en fijn stof. Het moet aannemelijk zijn dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stoffen als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft.

Het plan leidt niet tot grotere verkeersintensiteiten. Het uitvoeren van onderzoek is niet nodig en de bepalingen uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

6.4.2 Gevoelige bestemmingen

Het Besluit gevoelige bestemmingen is in januari 2009 in werking getreden. Met deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) wordt beoogd de realisering van scholen en andere gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke (snel)wegen tegen te gaan als op de locatie in kwestie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de Europese normen voor luchtkwaliteit. Tot de gevoelige bestemmingen behoren: scholen (voor onderwijs aan minderjarigen), kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen. Achtergrond hiervan is dat de AMvB is gericht op functies die specifiek bedoeld zijn voor groepen mensen die extra gevoelig zijn voor verontreinigende stoffen, zijnde kinderen, ouderen en zieken.

Het plangebied ligt binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg (snelwegen en autowegen in beheer bij het rijk) maar voorziet niet in nieuwe gevoelige bestemmingen, zodat de bepalingen uit het Besluit gevoelige bestemmingen geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

6.5 Milieukundige Bodemkwaliteit

Bij het toekennen van (gevoelige) bestemmingen aan gronden is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het kader van goede ruimtelijke ordening moet voorkomen worden dat nieuwe gevoelige bestemmingen of uitbreidingen daarvan op verontreinigde gronden worden gerealiseerd. Ook op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Bouwverordening is het verboden te bouwen op verontreinigde grond.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in nieuwe bebouwing ter plaatse van het clubhuis en het horecapaviljoen. Bij indiening van de aanvraag omgevingsvergunning voor deze gebouwen zal de aanvrager bodemonderzoek moeten uitvoeren, wat verankerd is in de Bouwverordening. Het betreft geen gevoelige functies zodat geen reden is de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan uit te sluiten.

Binnen het gebied bevinden zich drie voormalige stortplaatsen. N.V. Afvalzorg heeft als eigenaar de verantwoordelijkheid voor de nazorg voor deze stortplaatsen. Werkzaamheden en wijzigingen binnen het gebied dienen met N.V. Afvalzorg te worden afgestemd. Daarnaast dient in die gevallen contact te worden opgenomen met de provincie Noord-Holland. Indien er werkzaamheden plaatsvinden waardoor de verontreiniging in de bodem (of in de deklaag) wordt verplaatst of verminderd, dient dit gemeld te worden bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Tevens is in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2022 (die gaat gelden met ingang van 1 januari 2024, de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet) een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning (in de vigerende omgevingsverordening: ontheffing) op de voormalige stortplaatsen werken te maken, te wijzigen of te behouden of andere activiteiten te verrichten die de nazorgmaatregelen kunnen belemmeren of de nazorgvoorzieningen kunnen beschadigen.

6.6 Archeologie En Cultuurhistorie

Cultuurhistorie omvat vele aspecten zoals het archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen het plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat niet alleen om de erkende monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de karakteristiek van de cultuurhistorische elementen of gebieden, maar ook van de strategieën: instandhouding, aanpassing en vernieuwing. Het gaat om maatwerk. Van belang zijnde aspecten zijn: (archeologische) rijksmonumenten, (toekomstige) gemeentelijke monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwingsstroken, gebouwen en onderdelen van dorpskernen alsmede bekende en te verwachten archeologische waarden.

Binnen het plangebied bevinden zich geen monumenten, ook de zomerdijk (Zuider IJ- en Zeedijken) is geen provinciaal of gemeentelijk monument.

Uit het gemeentelijke Archeologische Verwachtingen- en Beleidsadvieskaart gemeente Gooise Meren 2021 blijkt dat er een archeologische verwachtingswaarde is. Daaruit volgt dat bodemingrepen van meer dan 0 m2, resp. 50 m2 resp. 500 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld archeologisch onderzoek vereisen (zie ook paragraaf 3.3.3). Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke bodemingrepen en beschermt de mogelijke archeologische waarden door de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1, 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5'.

6.7 Milieueffectrapportage

Door enkele veranderingen in de wettelijke bepalingen met betrekking tot milieueffectrapportages (Besluit m.e.r.) kan sinds enkele jaren niet meer worden volstaan met de conclusie dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde voor m.e.r.(-beoordeling) ligt en dus geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is. De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

In de D-lijst is de aanleg, wijziging of uitbreiding van (...) een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Het antwoord op de vraag of sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit mer, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. De in dit bestemmingsplan toegelaten bouw- en gebruiksmogelijkheden wijken wat betreft volume- en oppervlak niet af van wat reeds planologisch toegelaten is. De te realiseren functies liggen in het verlengde van het bestaande gebruik en de bestaande inrichting van het gebied (golfterrein, kustrecreatie en multifunctioneel gebouw). De omvang ervan is gering en binnen de schaal van het gebied (ca. 120 ha) zelfs verwaarloosbaar. Naar de aard en de omvang van de in dit bestemmingsplan toegelaten bouw- en gebruiksmogelijkheden is geen sprake van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject. Een m.e.r.-beoordeling is daarom niet nodig. Uit de onderzoeken zoals toegelicht in paragraaf 4.1.4 en hoofdstuk 6 kan bovendien geconcludeerd worden dat er geen sprake is van activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu zodat ook op basis daarvan er geen aanleiding is tot het opstellen van een Milieueffectrapport.

Hoofdstuk 7 Juridische Opzet

In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe de planuitgangspunten zijn vertaald in de planregeling. Zo wordt een toelichting gegeven op de plansystematiek en op de afzonderlijke bestemmingen.

Bij het opstellen van de bestemmingen en de bestemmingsplanregels is een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. De inhoud en de methodiek zijn opgesteld volgens de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen" (SVBP 2012) en de landelijke standaarden voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.

De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

Hfd. 1: Inleidende regels, inclusief begripsbepalingen, dat wil zeggen wat in dit bestemmingsplan onder bepaalde begrippen moet worden verstaan. Daarnaast zijn de meetvoorschriften opgenomen, waarin de wijze van meten die in dit plan moet worden gehanteerd, is aangegeven.

Hfd. 2: Bestemmingsregels, waarin de op de verbeelding aan de gronden gegeven bestemmingen zijn verklaard, is bepaald waarvoor deze mogen worden gebruikt, wat hierop mag worden gebouwd en in welke vorm. In hoofdstuk 4 is uitgebreid ingegaan op de planregeling zodat een behandeling per bestemming hier achterwege kan blijven ter vermijding van herhalingen.

Hfd. 3: Algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregeling, algemene bouw-, gebruiks-, afwijkings-, wijzigings- en procedureregels.

Hfd. 4: Overgangs- en slotregels.

Naast de bestemmingsplanregeling gelden nog (vele) andere wettelijke regelingen voor het gebied. Deze wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft bestaan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.

Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een ontheffing noodzakelijk is.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Handhaving

De in het plan opgenomen regelingen met betrekking tot gebruik (gebruiksregels) en bebouwing (bouwregels) vervullen een belangrijke rol in de bescherming van de in het gebied aanwezige waarden. Een snelle en zorgvuldige afhandeling van aanvragen om omgevingsvergunning, alsmede toegankelijkheid van de regels voor de burger zal mede bijdragen aan de naleving en effectiviteit van deze regelingen. In dat kader is gestreefd naar een actueel bestemmingskader met duidelijke regelgeving. Anderzijds verdienen zowel preventieve als repressieve handhaving aandacht. Door middel van toezicht zullen illegale situaties in het gebied worden gesignaleerd en tegen eenmaal geconstateerde overtredingen zal daadwerkelijk moeten worden opgetreden. Een adequate handhaving van de gestelde regels komt ook ten goede aan de naleving van die regels.

8.2 Economische Uitvoerbaarheid En Noodzaak Exploitatieplan

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat er een juridisch kader wordt gecreëerd waar geen gebruik van kan worden gemaakt.

In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen ten aanzien van grondexploitatie. In artikel 6.12 lid 1 is daarbij bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

De in lid 1 opgenomen verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan geldt niet indien het verhaal van kosten op een andere manier verzekerd is (zoals doordat het grondeigendom bij de gemeente ligt en de kosten worden verhaald door gronduitgifte) of indien het stellen van eisen of regels niet noodzakelijk is. Dit volgt uit artikel 6.12 lid 2 Bro.

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard, op enkele ontwikkelingen na die niet leiden tot kosten voor de gemeente die verhaald moeten worden via een exploitatieplan. Zoals in paragraaf 1.4 reeds toegelicht zijn gronden grotendeels in erfpacht uitgegeven. Er is een splitsing van het erfpacht tussen de golfbaan (NBO) en het perceel van het gebouw Waterfront (MG&H) voorbereid. In dat kader worden ook financiële afspraken vastgelegd.

De plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet van toepassing.

8.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In paragraaf 4.1.3 is ingegaan op het participatieproces ter voorbereiding van het bestemmingsplan.

8.4 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap AGV en Rijkswaterstaat gevraagd een reactie te geven op het voorontwerp van het bestemmingsplan. Hierna worden de ingekomen reacties weergegeven.

PM

8.4.1 Provincie Noord-Holland

PM

8.4.2 Waternet (namens Hoogheemraadschap AGV)

PM

Hoofdstuk 9 Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

9.1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Recreatiepark Naarderbos 2023' wordt gedurende een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd. Tijdens de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om een schriftelijk of mondelinge zienswijze naar voren te brengen.

9.2 Ambtshalve Wijzigingen

Niet aan de orde.

Bijlage 1 Startnotitie (3 Maart 2020)

Bijlage 1 Startnotitie (3 maart 2020)

Bijlage 2 Nota Van Uitgangspunten Bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos

Bijlage 2 Nota van uitgangspunten Bestemmingsplan Recreatiepark Naarderbos

Bijlage 3 Ecologische Quickscan (Brabant Eco, 18 December 2023)

Bijlage 3 Ecologische quickscan (Brabant Eco, 18 december 2023)

Bijlage 4 Quickscan Natuurtoets Paviljoen Gooimeer (Ecogroen, 28 April 2021)

Bijlage 4 Quickscan natuurtoets Paviljoen Gooimeer (Ecogroen, 28 april 2021)

Bijlage 5 Onderzoek Stikstofdepositie (28 November 2023)

Bijlage 5 Onderzoek stikstofdepositie (28 november 2023)

Bijlage 6 Verkeerstellingen Ijsselmeerweg

Bijlage 6 Verkeerstellingen IJsselmeerweg

Bijlage 7 Zwemwaterprofiel Naarderbos (Rijkswaterstaat, 13 Maart 2019)

Bijlage 7 Zwemwaterprofiel Naarderbos (Rijkswaterstaat, 13 maart 2019)