KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Recreatie - 2
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Opbouw Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Algemene Ontwikkelingen Toeristische Sector
2.3 Toekomstige Situatie De Oude Molen
2.4 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieu
4.2 Water
4.3 Verkeer En Parkeren
4.4 Ecologie
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
4.6 Explosieven
4.7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Regels
5.4 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Algemeen
6.2 Verslag Artikel 3.1.1 Bro Overleg
6.3 Verslag Inspraak
6.4 Verslag Zienswijzen
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Voortoets Stikstofdepositie
Bijlage 3 Verslag Vooroverleg En Inspraak
Bijlage 4 Zienswijzennota
Bijlage 5 Stedenbouwkundige Effectrapportage
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Quickscan Wet Natuurbescherming

Recreatieterrein de Oude Molen

Bestemmingsplan - Gemeente Berg en Dal

Vastgesteld op 23-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Recreatieterrein de Oude Molen met identificatienummer NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1 van de gemeente Berg en Dal.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.6 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.7 archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.8 archeologische verwachtingswaarden:

gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast:

logies en ontbijt, het aanbieden van nachtverblijf zonder bijbehorende voorzieningen tot het bereiden van maaltijden.

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 bedrijfsmatig:

in uitoefening van een bedrijf.

1.13 bedrijfsmatige exploitatie

het door middel van één beheer- of verhuurorganisatie beheren of exploiteren van recreatiewoningen en andere bouwwerken voor recreatief nachtverblijf, waarbij voor recreatiewoningen en andere bouwwerken voor recreatief nachtverblijf geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.

1.15 begane grond:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object zoals bedoeld in het ‘Besluit externe veiligheid inrichting’ zoals deze is vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de Staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004.

1.17 bestaand(e situatie):

  • bij bouwwerken: bestaand, legaal ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • bij gebruik: bestaand, legaal ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.21 binnenopslag:

het inpandig opslaan en opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:

een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter, waarbij de gebruikers hun hoofdwoonverblijf elders hebben, zoals een stacaravan, chalet of een recreatiewoning.

1.29 buitenopslag:

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke.

1.30 camping:

een inrichting gericht op het bieden van gelegenheid tot verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf.

1.31 centrale voorzieningen:

voorzieningen bedoeld voor het recreatief en/of sportief hoofdgebruik (dagrecreatie en/of verblijfsrecreatie) zoals receptie, overdekte sport- en/of speelvoorzieningen, recreatievoorzieningen met de daaraan ondergeschikte functies zoals bijvoorbeeld horeca en/of detailhandel.

1.32 chalets:

een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, dat functioneel overeenkomt met een recreatiewoning of stacaravan, maar dat zich door de (houten) vormgeving, de (eenvoudige) fundering en constructie en de toegestane maatvoering van een recreatiewoning of stacaravan onderscheidt.

1.33 dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 eenheden:

verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf.

1.36 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.37 erker:

hoekige of ronde uitbouw aan een gevel, ondergeschikt aan het hoofdgebouw in vorm en uitstraling.

1.38 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 groepsaccommodatie:

logiesverstrekkend bedrijf, waarbij overwegend logies wordt verstrekt aan een groep of groepen van personen, met gezamenlijke faciliteiten voor logies, maaltijdbereiding en dagverblijf.

1.41 herbouw:

gehele of gedeeltelijke reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.

1.42 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag/mogen worden gebruikt.

1.43 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal.

1.45 kampeerkavel:

een aaneengesloten stuk grond, behorende bij een ingevolge de regels toegelaten bouwwerk voor recreatief nachtverblijf in de vorm van een stacaravan, chalet of recreatiewoning.

1.46 kampeermiddel:

  • een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.47 kampeerplaats:

standplaats ten behoeve van één kampeermiddel.

1.48 kelder:

ruimte die voor meer dan 50% ondergronds is gelegen, waarbinnen geen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van de kelder telt niet mee bij de inhoud van de (bedrijfs)woning.

1.49 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen’ zoals deze is vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de Staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004.

1.50 logiesverstrekkend bedrijf

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en het bereiden en/of nuttigen van drank en etenswaren. Onder een logiesverstrekkend bedrijf worden niet begrepen een camping of (een complex van) recreatieappartementen of -woningen.

1.51 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.52 nevenactiviteit:

een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.53 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.54 omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.55 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

1.56 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid (voorheen aanlegvergunning):

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

1.57 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark, caravan, voorzover deze/dit niet als een bouwwerk is aan te merken.

1.58 overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal één zijde begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.59 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf.

1.60 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.61 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.62 recreatieve functies:

alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.

1.63 recreatiewoning:

een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, dat functioneel overeenkomt met een chalet of stacaravan, maar dat zich door de (stenen) vormgeving, de (conventionele) fundering en constructie en de toegestane maatvoering van een chalet of stacaravan onderscheidt.

1.64 ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

1.65 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.66 souterrain:

ruimte onder de (bedrijfs)woning, waarvan minimaal 50% van de inhoud boven het aansluitende maaiveld is gelegen en waarbinnen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van het souterrain telt mee bij de inhoud van de (bedrijfs)woning. Onder het souterrain is geen kelder toegestaan.

1.67 stacaravan:

caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.68 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.69 verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdwoonverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.

1.70 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw.

1.71 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens).

1.72 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

1.73 werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.74 woning:

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.75 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee bouwpercelen, die voor- en achterzijde van een bouwperceel verbindt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg, instandhouding en het herstel van afschermende groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het groen bestaat uit een aaneengesloten en robuuste haag of heg van struiken en/of bomen met een hoogte van ten minste 2,5 m.
  2. b. Het groen bestaat uit een afwisselende beplanting van bestaand aanwezige laurierkers en de volgende inheemse en jaarrond bladhoudende soorten: haagbeuk, kardinaalsmuts, kornoelje, liguster, vlier, gelderse roos, hondsroos, hulst.

Artikel 4 Recreatie - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een camping met bijbehorende kampeerplaatsen en kampeerkavels;
  2. b. centrale voorzieningen en groepsaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  3. c. sanitaire voorzieningen en overige dienstruimten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorzieningen';
  4. d. binnenopslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  5. e. een inpandige bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen;
  6. f. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  7. g. uitsluitend recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  8. h. sport- en speelvoorzieningen;
  9. i. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. k. groenvoorzieningen;
  12. l. nutsvoorzieningen;
  13. m. uitsluitend voor wegen en paden ter plaatse van de aanduiding 'verkeer'.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder b ten behoeve van het verhogen van de genoemde goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen voor centrale voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' tot niet meer dan 9 meter, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de verhoging van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen voor centrale voorzieningen tot niet meer dan 9 meter is toegestaan over een oppervlakte van maximaal 25 m2;
  2. b. de verhoging is noodzakelijk ten behoeve van het inpandig realiseren van een glijbaan, behorende bij het zwembad;
  3. c. de verhoging dient stedenbouwkundig en landschappelijk inpasbaar te zijn;
  4. d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Maatvoering

In die gevallen dat van bestaande bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enig ander bestaand bouwwerk op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan ingevolge de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

7.2 Bebouwingspercentage en dichtheid

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage of aantal per ha, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan ingevolge de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt dat bebouwingspercentage of aantal per ha in afwijking daarvan voor bestaande bouwwerken als maximaal toegestaan.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. b. het gebruiken en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning.

8.2 Mantelzorg

Het tijdelijk gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte is toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. Een dergelijke tijdelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg.
  2. b. De inhoud van de (bedrijfs)woning mag als gevolg van het realiseren van de afhankelijke woonruimte niet meer bedragen dan 750 m³.
  3. c. De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  4. d. De afhankelijke woonruimte is enkel toegestaan op de begane grond en in bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen.
  5. e. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
  6. f. Indien de afhankelijke woonruimte uit oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is dient de voorziening te worden verwijderd.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    2. 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  4. d. de onder a tot en met c genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie; en
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Recreatieterrein de Oude Molen’.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

De vrijetijdssector bedient verschillende leeftijdsgroepen die elk eisen stellen die met de tijd veranderen: waar de consument voorheen alleen keek naar wat de toeristische ondernemer te bieden had, ontwikkelt de 'nieuwe recreant' meer en meer zijn eigen wensen. Door ontwikkelingen op velerlei gebied verschuift de markt van een aanbodgestuurde markt naar een vraaggerichte markt.

De actuele recreatiemarkt en ontwikkelingen binnen de regio hebben geleid tot een heroverweging van de positie van Recreatieterrein de Oude Molen binnen de recreatiesector in Groesbeek en omgeving. Veel kampeerders met tenten/caravans hebben tegenwoordig behoefte aan kleinschalig kamperen in het buitengebied of juist behoefte aan een groot recreatieterrein met grootschalige voorzieningen, ruimte en comfort.

Recreatieterrein de Oude Molen omvat camping de Oude Molen en de groepsaccommodaties Seven Hills en Old Mill. Gezien de bovenstaande ontwikkelingen zal het recreatieterrein zich voortdurend moeten aanpassen aan de wens van de recreatieconsument. Het nu voor het recreatieterrein geldende bestemmingsplan is hierop onvoldoende toegesneden. Het is noodzakelijk dat, binnen vooraf gestelde ruimtelijke en functionele kaders, het bestemmingsplan voldoende ondernemersvrijheid biedt om in te kunnen spelen op de wisselende vraag uit de markt. De verbreding van overnachtingsmogelijkheden en voorzieningen op het recreatieterrein zullen leiden tot een kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod binnen de gemeente. Hierbij wordt tegelijkertijd het terrein voorzien van een kwaliteitsimpuls door de huidige groene uitstraling waar nodig en/of gewenst te versterken en te waarborgen.

Om de gewenste ontwikkelingsruimte en vooraf te stellen ruimtelijke en functionele kaders planologisch-juridisch vast te leggen, dient de geldende bestemmingsregeling voor het recreatieterrein gewijzigd te worden. Daarvoor is het volgen van een procedure tot vaststelling van een (nieuw) bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) vereist. Onderhavig ruimtelijk plan vormt dit nieuwe bestemmingsplan.

1.2 Ligging Plangebied

Het recreatieterrein is onderdeel van een cluster met diverse recreatieve bedrijven. Op de topografische kaart is het recreatieterrein De Oude Molen aangegeven met een rode doorgetrokken lijn.

Het plangebied is gelegen aan de noordelijke rand van de kern Groesbeek en vormt de overgang naar het landelijk gebied. Dit landelijk gebied betreft het fraaie 'Zevenheuvelen'-landschap. Het recreatieterrein is ontsloten via de Wylerbaan. Deze weg verbindt Groesbeek met de Duitse plaats Wyler.

De op de topografische kaart volgende luchtfoto geeft de exacte begrenzing van het plangebied weer. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de betrokken gronden en de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0002.png"

Topografische ligging met hierop aangegeven het recreatieterrein (doorgetrokken streep)

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0003.png"

Exacte begrenzing van het plangebied (doorgetrokken streep) en functies in de omgeving.

1.3 Opbouw Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel het toegestane gebruik van gronden geregeld. Ook geeft het bestemmingsplan regels over hetgeen daarop gebouwd mag worden ten behoeve van dat gebruik. Aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit het bouwen van een bouwwerk moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en regels.


Toelichting

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van de regels en de verbeelding. Daarnaast zijn eventuele bijlagen een onlosmakelijk onderdeel van het bestemmingsplan.

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Verbeelding

De verbeelding, de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bijvoorbeeld bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding is getekend conform de richtlijnen uit het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012 en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Regels

De regels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven en formuleren van de regels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

Milieueffectrapportage

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer opgesteld. Het plan is geen activiteti die genoemd wordt in bijlage C of D van het Besluit m.e.r.. Het opstellen van een m.e.r.-beoordeling is daarmee niet nodig.

Conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro worden in de toelichting de belangrijkste milieuaspecten in beeld gebracht. Hieruit blijkt niet dat er sprake is van een ontwikkeling welke een forse invloed heeft op het milieu in de omgeving. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt het plan inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de plannen voor recreatieterrein de Oude Molen beschreven. Daartoe wordt eerst de huidige situatie van het plangebied inzichtelijk gemaakt, zowel wat betreft de voorkomende functie(s) als bebouwing. Hierbij wordt ook de relatie met de omliggende omgeving uiteengezet. Vervolgens wordt ingegaan op algemene ontwikkelingen binnen de toeristisch-recreatieve sector en het toekomstbeeld voor recreatieterrein de Oude Molen.

2.1 Huidige Situatie

Omgeving

Aan de noordkant van de kern Groesbeek, te midden van de Cranenburgsestraat, Molenweg en Wylerbaan alsook langs de Wylerbaan, ligt een cluster met diverse recreatieve functies. Eén van die functies is recreatieterrein de Oude Molen, bestaande uit de groepsaccommodaties Seven Hills en Old Mill en camping de Oude Molen.

Rond de camping liggen nog enkele andere recreatieparken, verblijfsaccommodaties en hotels. Daarnaast zijn er dagrecreatieve voorzieningen aanwezig zoals een zwembad, een museum en een tenniscomplex. Naast de huidige entree van de camping is horecagelegenheid De Oude Molen gevestigd met een hotel, restaurant en café. Verder zijn er in de omgeving van het plangebied enkele woningen aanwezig. Ten zuiden van de camping ligt een woonbuurtje (Jonkershof), gebouwd rondom de eeuwwisseling. Aan de Wylerbaan ligt direct aansluitend aan de camping het Nationaal Bevrijdingsmuseum. Daarachter ligt enigzins verscholen en ingeklemd door recreatieterreinen, de voormalige boerderij Wylerbaan 2, die nu een woonfunctie heeft. Deze woonkavel behoort niet tot de camping en valt daarmee buiten het plangebied. Tegen het meest noordelijke deel van het plangebied ligt een gedenkpark ter nagedachtenis aan de Canadezen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen.

Ten noorden van het cluster met diverse recreatieve functies begint het landelijk gebied, dat hoofdzakelijk agrarisch grondgebruik kent en een aantrekkelijk heuvellandschap omvat. Zuidelijk van het cluster, op ongeveer 700 meter van de entree van de camping, is het centrum van de kern Groesbeek gelegen.

Inrichting recreatieterrein

Bebouwing

In het hoofdgebouw, bij de entree van de camping, zijn diverse centrale voorzieningen geclusterd. In dit hoofdgebouw zitten onder andere twee groepsaccommodaties Seven Hills en Old Mill (beide recent uitgebreid), de receptie, een Engelse pub, een zaal met bar, een sauna en een bioscoop. Aansluitend aan het hoofdgebouw met centrale voorzieningen bevindt zich een buitenzwembad.

Het recreatieterrein heeft een omvang van 73.876 m2 en biedt ruimte aan verschillende kampeervormen. Er zijn drie kampeervormen te onderscheiden: toeristische plaatsen bedoeld voor caravans en tenten die er tijdelijk verblijven, seizoensplekken voor caravans die er het hele seizoen staan en staanplaatsen in de vorm van stacaravans die het hele jaar worden gebruikt. Het terrein is opgedeeld in drie zones. De zuidzijde van de camping wordt gebruikt voor staan- en seizoensplaatsen (ca. 122 plekken (waarvan ca. 44 chalets). Het middengedeelte voor met name seizoensplaatsen en toeristische plaatsen (ca. 158 plekken). Tenslotte bevindt zich aan de noordzijde van het campingterrein een grasveld (K-veld) dat wordt gebruikt voor toeristische plaatsen (ca. 60 plekken). Hiermee zijn er in totaal ca. 340 kampeerplekken aanwezig op recreatieterrein De Oude Molen (gemiddeld circa 46 plekken per ha terrein).

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0004.jpg"

Plattegrond met indeling recreatieterrein (bron: www.deoudemolen.nl)

Verder staan er op de camping diverse kleinere sanitairgebouwen en één sanitair hoofdgebouw (een kruisvormig gebouw). Tegen de achterperceelsgrens van hotel/restaurant/café De Oude Molen stond een verouderde loods voor onder andere de opslag van materiaal en stalling van machines voor het onderhoud van de camping. Vooruitlopend op voorliggend bestemmingsplan is een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van een grotere loods op dit deel van de camping.

Aan de noordzijde van het middengedeelte van de camping is een vrijstaande beheerderswoning gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0005.png"

De toeristische plaatsen voor caravans en tenten hebben een groene uitstraling

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0006.png"

Het aansluitend aan het hoofdgebouw met centrale voorzieningen gelegen buitenzwembad

Ontsluiting en parkeren

De hoofdtoegang tot het recreatieterrein ligt aan de Wylerbaan. De inrit zit enigszins ingeklemd tussen de bomen aan de Wylerbaan en het parkeerterrein van het hotel/restaurant/café.

Tussen het middengedeelte van de camping en het Nationaal Bevrijdingsmuseum ligt een aparte toegangsweg van de Wylerbaan naar de vrijstaande beheerderswoning en de noordzijde van het campingterrein. De in- en uitrit wordt gedeeld met het museum.

De ontsluiting over de camping verloopt door middel van een lus over het zuidelijk deel van het terrein en één lange toegangsweg met vertakkingen over het middengedeelte die uiteindelijk eindigt op het noordelijk deel van de camping.

Tussen het hoofdgebouw (en het zwembad) en de Wylerbaan is ruimte om te parkeren. Deze ruimte wordt o.a. gebruikt voor de groepsaccommodaties Seven Hills en Old Mill en als tijdelijke parkeerplek voordat men de slagboom kan passeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0007.png"

Entree gezien vanaf de Wylerbaan, links de ‘Seven Hills’, rechts de ‘Old Mill’ en centraal de receptie

Groen

Het recreatieterrein kent een groene uitstraling. Het terrein is grotendeels omzoomd met een forse bomenrij met onderbeplanting, maar niet overal is sprake van aaneengesloten groene randen en de beplanting is niet overal van een dusdanige omvang, dat sprake is van robuuste groene randen. Met name bij de aan de Molenweg grenzende zuidzijde van het campingterrein ontbreekt een aaneengesloten, robuuste groene rand. Verder staan er op het terrein diverse boomgroepen en dragen de hagen bij aan de groene uitstraling.

Centraal binnen de verschillende kampeervelden liggen kleine grasveldjes met verspreid speeltoestellen. Rondom het hoofdgebouw met centrale voorzieningen zijn een grote speeltuin en een trapveldje aanwezig.

Er is een oppervlakteanalyse gemaakt, deze is opgenomen in paragraaf 4.2. In de huidige situatie is circa 40% van het terrein verhard. Het compleet verharden van het terrein wordt in het vigerende plan planologisch niet uitgesloten op de beplantingswal na. Dit zou betekenen dat circa 95% van het terrein verhard zou kunnen worden, dit past echter uiteraard niet bij de gewenste uitstraling van het recreatieterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0008.png"

Recent geplaatste stacaravans met daarachter een forse bomenrij

2.2 Algemene Ontwikkelingen Toeristische Sector

De toeristische sector is van aanmerkelijk belang voor de nationale en lokale economie. Zij volgt verschillende trends in de maatschappij en verandert daarmee voortdurend. Zeker voor de gemeente Groesbeek is de vrijetijdssector een belangrijke sector, zowel voor de identiteit als ook als bron van inkomsten en werkgelegenheid. De gemeente streeft met haar beleid dan ook naar uitbreiding, verbreding en verdieping van het toeristisch-recreatieve aanbod in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin.

De vrijetijdssector bedient verschillende leeftijdsgroepen die elk eigen eisen stellen die met de tijd veranderen: waar de consument voorheen alleen keek naar wat de toeristische ondernemer te bieden had, ontwikkelt de 'nieuwe recreant' meer en meer zijn eigen wensen. Door ontwikkelingen op velerlei gebied verschuift de markt van een aanbodgestuurde markt naar een vraaggerichte markt. De 'nieuwe ondernemer' moet zich tegenwoordig verdiepen in de verschillende doelgroepen. Daarnaast is de sector conjunctuurgevoelig. Ondernemers in deze branche moeten, om te overleven, doorlopend hun aanbod (kunnen) aanpassen en een zekere ondernemersvrijheid is daarvoor, mits binnen kaders en in goed overleg met het bevoegd gezag, vereist. Flexibele randvoorwaarden voor het ondernemerschap zijn daarom van groot belang en een belangrijke schepper van die randvoorwaarden is de (lokale) overheid.

Binnen de grotere campingbedrijven zijn er twee belangrijke trends gaande: de vraag naar meer comfort en luxe en het wegtrekken van de 'primitieve kampeerder' naar kleinschalige boeren- en natuurcampings. Met betrekking tot comfort betekent dit onder andere het aanbieden van: luxere en ruimere stacaravans (in de vorm van chalets), meer voorzieningen bij de kampeerplekken (zoals Wifi), overdekken van centrale voorzieningen en bij de groepsaccommodaties van meerpersoonskamers naar twee-persoonskamers.

2.3 Toekomstige Situatie De Oude Molen

Algemeen

De actuele recreatiemarkt en ontwikkelingen binnen de regio hebben geleid tot een heroverweging van de positie van Recreatieterrein de Oude Molen binnen de recreatiesector in Groesbeek en omgeving. Veel kampeerders met tenten/caravans hebben tegenwoordig behoefte aan kleinschalig kamperen in het buitengebied of juist behoefte aan een groot recreatieterrein met veel voorzieningen, ruimte en comfort. Veel agrarische bedrijven zijn op basis van het beleid tot het toestaan van nevenactiviteiten ingesprongen op kleinschalig kamperen. Door die ontwikkeling is De Oude Molen genoodzaakt om in te spelen op andere behoeftes binnen de recreatiesector. Aangezien bij de kleinschalige campings recreatiemiddelen als recreatiewoningen, chalets en stacaravans niet toegestaan zijn, biedt dit voor Camping De Oude Molen een kans om in te spelen op de behoefte hieraan.

Het voorliggende bestemmingsplan biedt ruimte voor ontwikkeling tot een recreatieterrein met grootschaliger voorzieningen en ruimere, luxere recreatiemiddelen. Zo kan De Oude Molen zich gaan onderscheiden van de kampeerterreinen in het buitengebied met toeristische plaatsen voor tenten en caravans en een ander segment van de markt dan die kampeerterreinen gaan bedienen. De geboden ontwikkelingsruimte leidt zodoende tot verbreding en verdieping van het aanbod in verblijfsrecreatie.

Insteek van onderhavig plan is dat de geboden ontwikkelingsruimte gepaard gaat met versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein. In het bestemmingsplan zijn naast verruimde mogelijkheden voor centrale en andere voorzieningen en recreatiemiddelen op het recreatieterrein dan ook kwalitatieve regels opgenomen. Deze komen onder andere tot uitdrukking in de voorwaardelijke verplichting tot het aanleggen en in stand houden van afschermend groen aan de randen van het terrein, de eisen aan de hoeveelheid (on)verhard oppervlak van het terrein en de maatvoeringseisen en ruimte per recreatiemiddel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0009.png"

Schetsplan van een mogelijke invulling van de ontwikkelingsruimte

Inrichting

Het recreatieterrein behoudt in grote lijnen zijn huidige structuur van velden en ontsluitingswegen. In het hoofdgebouw bij de entree van het recreatieterrein blijven de centrale voorzieningen geclusterd. Verder zijn er velden met diverse recreatiemiddelen. Bijvoorbeeld een veld met recreatiewoningen, een veld met chalets etc. Het veld nabij het sanitaire hoofdgebouw (kruisvormig gebouw) is het meest geschikt voor tenten en caravans. Elk veldje heeft een centraal gelegen groen- en/of spelplek. Dit om enigszins lucht te houden in de inrichting van het terrein en omdat het een kwalitatieve meerwaarde heeft voor de omliggende kampeerkavels en -plaatsen.

De ontsluiting bestaat voornamelijk uit lussen zonder doodlopende wegen. Daarnaast zorgen kleine kortsluitingen voor het beperken van rijbewegingen. De kampeerkavels zullen voorzien worden van een eigen parkeerplek. Het bezoekersparkeren vindt nabij de entree plaats.

Het recreatieterrein wordt groen omzoomd met bomen en onderbeplanting zodat van buiten het recreatieterrein gezien de recreatiemiddelen zoveel als mogelijk aan het zicht worden onttrokken. Om te waarborgen dat de groene uitstraling behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt, dient het terrein voor ten minste 35% onverhard en onbebouwd te blijven.

Op bovenstaand schetsplan is een mogelijke invulling weergegeven van de inrichting van het terrein. Omdat geleidelijk en op de vraag afgestemd invulling zal worden gegeven aan de geboden ontwikkelingsruimte, is nu immers geen definitief eindbeeld te schetsen.

Voorzieningen

Om meer comfort en kwaliteit te kunnen bieden worden de centrale voorzieningen in het hoofdgebouw deels verplaatst, deels overdekt en deels uitgebreid. Bij de verdere uitwerking in een of meer concrete bouwplannen zullen de volgende uitgangspunten gehanteerd worden:

  • De voorzieningen worden geconcentreerd. Hiertoe is een uitbreiding van het hoofdgebouw met centrale voorzieningen voorzien met iets meer dan 1.000 m2. De geclusterde centrale voorzieningen vormen het kloppend hart van het recreatieterrein en bestaan onder andere uit (een):
    1. 1. overdekt(e) zwembad/speeltuin/restaurant.
    2. 2. sportveld dat wordt gekoppeld aan het zwembad.
    3. 3. ontmoetingsplein als hart van de camping.
    4. 4. horecagebouwtje (voor snackverkoop) aan het plein.
    5. 5. zaal met bar, Engelse bar, bioscoopzaal, restaurant en sauna (als bestaand).
    6. 6. receptie.
    7. 7. groepsaccommodatie Seven Hills, die al verbouwd is tot 20 grotendeels twee-persoonskamers, en groepsaccommodatie Old Mill, die omgebouwd en uitgebreid is van 6 groepskamers naar 20 grotendeels twee-persoonskamers.
    8. 8. bestaande inpandige bedrijfswoning binnen het hoofdgebouw.
  • De werkplaats/loods wordt uitgebreid richting het noordoosten tot een omvang van circa 800 m2. Hiermee wordt de buitenopslag netjes opgeborgen (reeds gerealiseerd).
  • Het kruisvormige sanitair hoofdgebouw wordt uitgebreid met circa 300 m2.
  • Naast de omvangrijkere gebouwen voor voorzieningen worden per veld kleine(re) gebouwen gerealiseerd voor voorzieningen, tot maximaal 25 m2 per gebouw en in totaal niet meer dan 200 m2.
  • De beheerderswoning voor de beheerder van het campingterrein blijft als bestaand in stand.

Recreatiemiddelen

De vraag naar meer comfort en luxe vraagt om meer mogelijkheden tot het aanbieden van luxere en ruimere recreatiemiddelen. Daarom wordt het ter plaatse van alle gedeelten van het campingterrein mogelijk om er, naast het plaatsen van een kampeermiddel (tent(wagen), kampeerauto, caravan), gebouwde recreatiemiddelen als stacaravans, chalets en recreatiewoningen te realiseren. Hiermee ontstaat in feite vrije inwisselbaarheid qua plaatsing van recreatiemiddelen.

De verwachting is dat het terrein geleidelijk transformeert van een camping met voornamelijk toeristische plekken naar een terrein met voornamelijk chalets/stacaravans en recreatiewoningen.

In het voorgaande is onderscheid gemaakt in stacaravans en chalets. Deze begrippen komen ook beide voor in de ruimtelijke ordening, maar de verschillen zijn niet altijd duidelijk. Vaak leidt dit tot misverstanden. Qua verschijningsvorm is er geen wezenlijk verschil; zowel stacaravans als chalets zijn verplaatsbaar en de constructie is eenvoudig. Verschillen zitten in de fundering en, met name, in de omvang (oppervlakte en hoogte). Om dit onderscheid vast te leggen in voorliggend bestemmingsplan, zijn beide begrippen apart omschreven en is onderscheid aangebracht in de maatvoeringseisen. De begripsomschrijvingen zijn:

  • stacaravan: caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
  • chalet: een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, dat functioneel overeenkomt met een recreatiewoning of stacaravan, maar dat zich door de (houten) vormgeving, de (eenvoudige) fundering en constructie en de toegestane maatvoering van een recreatiewoning of stacaravan onderscheidt.

Voor de eigenaar van Recreatieterrein De Oude Molen is een onderdeel van de gewenste flexibiliteit daarnaast dat ook gebouwde recreatiemiddelen zoveel mogelijk vergunningvrij gerealiseerd kunnen (gaan) worden. Volgens artikel 3, lid 2 van Bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor) is voor een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist, mits het bouwwerk niet hoger is dan 5 m en de oppervlakte van het bouwwerk niet meer dan 70 m2 bedraagt. Als te plaatsen/bouwen stacaravans, chalets of recreatiewoningen naast deze eisen ook aan de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voldoen, en dus ook geen omgevingsvergunning is vereist voor planologisch strijdig gebruik, dan kunnen deze recreatiemiddelen worden geplaatst/gebouwd zonder dat daaraan voorafgaand een vergunning dient te worden verkregen. In voorliggend plan zijn vooraf de voorwaarden vastgelegd, waaronder betreffende recreatiemiddelen vergunningvrij gerealiseerd kunnen worden. Naast diverse (voorwaardelijke) verplichtingen gaat het om verschillende maatvoeringseisen.

Om grip te hebben op de gebruikersintensiteit/dichtheid van de gebouwde recreatiemiddelen (recreatiewoningen, chalets, stacaravans) is er een verdeelsleutel toegepast waarbij de oppervlakte van de kampeerkavel voor deze recreatiemiddelen ten minste drie keer zo groot dient te zijn als die van het gebouwde recreatiemiddel zelf. Een recreatiewoning van 75 m2 dient bijvoorbeeld 225 m2 grond rond de woning te hebben. Hiermee wordt voorkomen dat het recreatieterrein dichtslibt met bebouwing. Eveneens wordt zo mede de ruimtelijke kwaliteit in de zin van ruimte en groen gewaarborgd. De maatvoeringseisen voor de diverse gebouwde recreatiemiddelen zijn hieronder schematisch weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0010.jpg"

Met het oog op de ruimtelijke kwaliteit is niet alleen ter plaatse van de kampeerkavel van het recreatiemiddel, maar ook per deelgebied van het recreatieterrein een bepaalde openheid gewenst. Daarmee wordt in de inrichting van het terrein lucht gehouden en is er ruimte voor ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen, maar vooral ook voor speelplekken en/of groen. Ten behoeve hiervan is er tevens een maatvoeringseis gesteld aan het maximum aantal recreatiewoningen, chalets en stacaravans per hectare (ha) van het recreatieterrein. De eis is resp. 30 recreatiewoningen, 40 chalets en 50 stacaravans per ha.

Op basis van bovenstaande maatvoeringseisen is na te gaan wat theoretisch gezien de maximale invulling is, wanneer het gehele recreatieterrein wordt ingevuld met recreatiewoningen, chalets dan wel stacaravans. Dit betreft een theoretische maximale invulling, omdat de beschikbare gronden gelet de geboden flexibiliteit niet voor 100% invulling zullen krijgen met hetzij recreatiewoningen, hetzij chalets, hetzij stacaravans. Daarnaast is er geen rekening gehouden met de aanleg van nieuwe ontsluitingswegen ter plaatse van het terrein, die bij een hogere dichtheid waarschijnlijk nodig zijn, en het streefbeeld om het ene deelgebied intensiever te gebruiken en bebouwen dan het andere. Het resultaat geeft echter wel inzicht in in hoeverre het recreatieterrein in de toekomst met gebouwde recreatiemiddelen intensiever benut zou kunnen worden voor het bieden van mogelijkheden voor recreatief nachtverblijf dan in de huidige situatie.

Wat betreft recreatiewoningen blijkt de maatvoeringseis voor het maximum aantal per ha maatgevend voor de maximale invulling. Bij een oppervlakte van het recreatieterrein van in totaal 73.876 m2 en een maximum aantal van 50 per ha kunnen ten hoogste 221 recreatiewoningen worden gerealiseerd. Ten aanzien van chalets en stacaravans blijkt de maatvoeringseis voor de minimum omvang van het kampeerkavel bepalend te zijn voor het aantal dat maximaal te realiseren is. Van de totale oppervlakte van het recreatieterrein van 73.876 m2 resteert ten behoeve van het realiseren van kampeerkavels, na aftrek van de maximaal toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen (ca. 3.927 m2), de dan resterende bestaande verharding (ca. 7.199 m2), bestaande overige bebouwing (ca. 196 m2) en de gezamenlijke oppervlakte van de gronden, waar uitsluitend in afschermend groen dient te worden voorzien (ca. 3.671 m2), netto 58.883 m2. Bij een minimum oppervlakte van het kampeerkavel van 225 resp. 165 m2 zijn dan maximaal 262 kavels voor chalets resp. 357 kavels voor stacaravans mogelijk.

Verondersteld kan worden derhalve dat met de gestelde maatvoeringseisen de theoretische maximale invulling van het recreatieterrein bestaat uit 357 kampeerkavels voor stacaravans. Ten opzichte van de huidige situatie van 340 kampeerplaatsen betekent dit een toename van slechts 17 kavels. Gelet deze geringe toename kan gesteld worden dat het recreatieterrein als geheel met de door dit plan geboden verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden niet significant intensiever te benutten is voor het bieden van mogelijkheden voor recreatief nachtverblijf. Daarbij is het redelijkerwijs aannemelijk dat de toename van 17 kavels in de praktijk niet gerealiseerd zal worden. Ter bepaling ervan is uitgegaan van een eenzijdige inrichting van het terrein met maar één type recreatiemiddel en slechts de daarvoor geldende minimum kwaliteitseis aan de omvang van het kampeerkavel, maar in werkelijkheid zal een zodanige eenzijdige inrichting niet aan de orde zijn.

Qua gebruikersintensiteit is tot slot relevant dat de ervaring leert dat de gemiddelde bezetting van alle recreatiemiddelen, variërend van kampeerplaatsen voor tenten, kampeerauto's en caravans tot recreatiewoningen, ongeveer gelijk is. In het hoogseizoen gaat het om gemiddeld 4 personen per recreatiemiddel, in het laagseizoen gemiddeld 2 personen per recreatiemiddel.

Zuidoostelijk terreindeel

Fysiek afgescheiden van het overige terrein van de Oude Molen ligt nog een tweede terrein (2.471 m2) dat in eigendom is van de eigenaar van vakantiepark de Oude Molen. Op deze gronden èn omliggende (deels nog onbebouwde) gronden rust een recreatieve bestemming. Eerder gold ter plaatse van deze gronden een bouwrecht voor een aantal recreatiewoningen, maar volgens het nu geldende bestemmingsplan ontstaan pas bouwmogelijkheden voor recreatiewoningen na wijziging van het plan met gebruikmaking van de voor desbetreffende gronden vastgelegde wijzigingsbevoegdheid. Eén van de voorwaarden uit deze bevoegdheid is dat bij de bouw van recreatiewoningen op de gronden de in aanzet aanwezige ruimtelijke structuur van het bungalowpark De Zeven Heuvelen wordt voortgezet. In dat geval kunnen ongeveer 7 recreatiewoningen mogelijk worden gemaakt op het terrein dat in eigendom is.

De eigenaar van Recreatieterrein de Oude Molen is voornemens om de recreatiewoningen, die eerder niet gerealiseerd zijn op desbetreffende gronden, alsnog te gaan bouwen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarom ook in mogelijkheden bij recht voor de bouw van die recreatiewoningen. De woningen zullen qua bouwmassa en karakteristiek aansluiten op de reeds aanwezige recreatiewoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0011.png"

Braakliggend deel van bungalowpark 'De Zeven Heuvelen'

2.4 Beeldkwaliteit

Beeldbepalende planonderdelen

Recreatieterrein De Oude Molen ligt aan de Wylerbaan, de Molenweg en de noordelijke rand van de kern Groesbeek. Het vormt de overgang naar het landelijk gebied, hier het fraaie 'Zevenheuvelen'-landschap. Aan de zuid- en oostzijde grens het terrein aan bungalowpark De Zeven Heuvelen en andere recreatieterreinen en het woonbuurtje Jonkershof. Komend vanuit het landelijk gebied en gezien vanaf de Wylerbaan is het terrein mede beeldbepalend voor de entree van Groesbeek. Het ruimtelijk beeld van het terrein wordt enerzijds bepaald door (afschermend) groen en anderzijds door de karakteristiek en uitstraling van het bestaande hoofdgebouw met centrale voorzieningen. Vanaf de Molenweg gezien zijn het aanwezige afschermend groen en zichtbare recreatiemiddelen beeldbepalend. Deze randen van het recreatieterrein vragen extra aandacht ten aanzien van de gewenste beeldkwaliteit. Hierom is het van belang zowel ruimtelijke kwaliteitseisen te stellen aan de voorziene uitbreiding van het hoofdgebouw met centrale voorzieningen als het afschermend groen aan de randen van het recreatieterrein, die grenzen aan openbaar en/of landelijk gebied.

Een uitgangspunt van voorliggend bestemmingsplan is aanleg, herstel alsmede behoud van een groene omzoming van het recreatieterrein. Deze dient ervoor te zorgen dat de geplaatste en gebouwde recreatiemiddelen zoveel mogelijk aan het zicht zullen worden onttrokken. Daarnaast kan het merendeel van de toegestane recreatiemiddelen na de inwerkingtreding van dit plan vergunningvrij worden gerealiseerd. Derhalve ontbreekt de noodzaak en relevantie om naast maatvoeringseisen eisen te stellen aan de verschijningsvorm van de toegestane recreatiemiddelen. Hetzelfde geldt voor de voorziene uitbreidingen van het hoofdgebouw voor sanitaire voorzieningen en nieuwbouw van de loods/werkplaats, nu deze gebouwen van buitenaf gezien niet zichtbaar zijn. De regels van het bestemmingsplan bevatten hiervoor wel maatvoeringseisen.

Borging van beeldkwaliteit

De geformuleerde beeldkwaliteitseisen kunnen niet, of niet voldoende, in een bestemmingsplan worden vastgelegd. Bij de beeldkwaliteitseisen is daarom met een lettercode aangegeven op welke wijze deze zijn geborgd. De eisen die betrekking hebben op de stedenbouwkundige inpassing en bouwmassa van de nieuwbouw zijn opgenomen in de bouwregels van het bestemmingsplan (bp). De architectonische kenmerken en uitstraling worden als aanvullend welstandsbeleid (we) vastgelegd. Aanleg, herstel en behoud van het afschermend groen en een terreininrichting met een voldoende groen karakter zijn geborgd in de gebruiksregels van het bestemmingsplan, al dan niet door middel van een voorwaardelijke verplichting (vv).

De gemeenteraad zal de beeldkwaliteitseisen gerelateerd aan welstand (we) gelijktijdig met de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan als welstandsbeleid vaststellen (conform artikel 12 van de Woningwet). Deze eisen vormen een toetsingskader bij de welstandsbeoordeling van vergunningaanvragen.

Stedenbouw

Vanuit stedenbouwkundige optiek geldt dat het deel van de Wylerbaan waaraan het plangebied is gelegen wordt gekenmerkt door een recreatieve sfeer met bebouwing die heel verschillend is qua vorm en uitstraling. Bij uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw met centrale voorzieningen dient de geheel eigen vorm en uitstraling van de bebouwing dan ook te worden behouden en versterkt.

Samengevat zijn de volgende principes leidend vanuit stedenbouwkundig oogpunt, in de bijgevoegde afbeelding schematisch weergegeven:

  • de hoofdentree tot het recreatieterrein blijft behouden op de huidige plek aan de zijde van de Wylerbaan;
  • nieuwe bebouwing is zodanig gesitueerd en vormgegeven dat deze onderdeel is van het bebouwingscluster, dat het bestaande hoofdgebouw voor centrale voorzieningen vormt (bp en we);
  • het bestaande hoofdgebouw voor centrale voorzieningen wordt aan de noordzijde uitgebreid, zodat er een relatie gelegd kan worden met het horecagedeelte (geel aangegeven op navolgende afbeelding), bestaande voorzieningen als het terras, de speeltuin en het speelveld en een eventuele nieuwe ligweide (bp);
  • aan de zijde van de Wylerbaan is de bebouwing gelegen in de aangegeven strakke rooilijn (bp);
  • de bebouwing is voorzien van een kap, in goot- en bouwhoogte sluit nieuwe bebouwing aan op die van het bestaande hoofdgebouw: de maximum goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan resp. 4 en 7 meter (bp);
  • indien dit noodzakelijk blijkt voor realisatie van een glijbaan, kan de nieuwbouw ten behoeve daarvan over een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 een maximum goot- en bouwhoogte van 9 meter krijgen en zonder kap worden uitgevoerd, sprake is daarbij van een bijzonder bouwdeel, een accent (bp);
  • het bebouwingscluster bestaat uit aan elkaar geschakelde gebouwen, die mede door het samenspel van verschillende kapvormen nog afzonderlijk herkenbaar zijn, waardoor geen sprake is van één kloeke hoofdmassa en de bebouwing aansluit op de dorpse schaal (we).

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0012.jpg"

Overzicht beeldkwaliteitseisen bebouwing (Bron: Buro SRO)

Architectuur

Bij de uitwerking van een concreet bouwplan voor de voorziene uitbreiding van het hoofdgebouw voor centrale voorzieningen is de architectuur van groot belang. In het algemeen geldt dat de nieuwbouw aan moet sluiten op de sfeer van een aantrekkelijk recreatief gebied. De uitbreiding wordt afzonderlijk vormgegeven, opdat deze zich onderscheidt van het bestaande hoofdgebouw. Wel is sprake van een zodanige vormentaal, kleur- en materiaalkeuze en detaillering dat de vormgeving en uitstraling afgestemd is op die van het bestaande hoofdgebouw. Daardoor krijgt de uitbreiding een eigen karakteristiek, maar zijn deze nieuwbouw en het bestaande hoofdgebouw ook familie van elkaar.

De volgende uitgangspunten zijn van belang bij de architectonische uitwerking:

  • de nieuwbouw is toegankelijk via het bestaande hoofdgebouw voor centrale voorzieningen en/of aan de naar het recreatieterrein gerichte zijde(n), via het bestaande pad buitenom (we);
  • de nieuwbouw onderscheidt zich van het bestaande hoofdgebouw door verschillen in vormentaal (waaronder de kapvorm), kleur- en materiaalgebruik en detaillering; er is echter wel sprake van voldoende eenheid en geen te sterke contrasten (we);
  • de kapvorm is vormvrij, door het toepassen van verschillende kapvormen wordt mede voorkomen dat de bebouwing massaal oogt (we);
  • indien de nieuwbouw ten behoeve van realisatie van een glijbaan wordt voorzien van een bijzonder bouwdeel c.q. accent, vormt het behalve qua goot- en bouwhoogte ook qua kleur- en materiaalgebruik een verbijzondering van de nieuwbouw; hierbij zijn gedekte en/of houtkleurige kleuren toegestaan, eventueel in combinatie met glas, spiegelende/hoogglanzende delen zijn niet toegestaan (we);
  • de gevels van de bebouwing krijgen geleding door het gebruik van verticale elementen als raamopeningen, ondergeschikte bouwdelen en verschillen in kleur- en materiaalgebruik (we);
  • aan de zijde van de Wylerbaan is voor de gevels baksteen en/of stucwerk passend, zodat er eenheid ontstaat met de gevels van het bestaande hoofdgebouw (we);
  • ten aanzien van de gevels van de bebouwing aan de naar het recreatieterrein c.q. landelijk gebied gerichte zijde(n) is naast de toepassing van baksteen ook het gebruik van hout mogelijk (we);
  • reclame-uitingen op of aan de gevel zijn ondergeschikt en passend binnen de gevelindeling; zij steken niet uit (we);
  • installaties zijn niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte (we).


Terreininrichting

Om de gewenste beeldkwaliteit ter plaatse van het recreatieterrein te waarborgen zijn tevens richtlijnen voor de inrichting van het terrein van belang. In de terreininrichting dienen een groene uitstraling en de ligging aan de rand van het landelijk gebied en het fraaie 'Zevenheuvelen'-landschap als uitgangspunt te worden genomen.

De richtlijnen zijn de volgende:

  • binnen de terreininrichting is aandacht voor groen en een groene uitstraling en wordt, onder meer door toepassing van hagen en halfverharding, een stenig beeld van het terrein voorkomen; uitgezonderd de gedeelten van het terrein, aangewezen voor bebouwing ten behoeve van voorzieningen, is het uitgangspunt dat van iedere hectare terrein minimaal 0,35 hectare onverhard en/of onbebouwd is (vv);
  • aan de randen van het recreatieterrein, die grenzen aan de openbare ruimte, heeft het afschermend groen een breedte van minimaal 3 meter; aan de aan het landelijk gebied grenzende randen is de breedte minimaal 5 meter (vv);
  • het afschermend groen bestaat uit aaneengesloten en robuuste hagen of heggen van struiken en/of bomen, waarbij de onderbeplanting een hoogte heeft van minimaal 2,5 meter, en uit een afwisselende beplanting van bestaand aanwezige laurierkers en de inheemse en bladhoudende soorten als genoemd in navolgende afbeelding (vv);
  • overig bestaande beplanting ter plaatse van het terrein wordt zoveel mogelijk behouden;
  • de benodigde parkeervoorzieningen worden verspreid over het gehele recreatieterrein gerealiseerd, onder meer doordat ter plaatse van iedere kampeerplaats of -kavel één parkeerplaats aanwezig is (vv);
  • het aan de zijde van de Wylerbaan gelegen voorterrein en het terras krijgen een hoogwaardige en representatieve uitstraling, parkeervoorzieningen ter plaatse van het voorterrein worden op een groene wijze ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0013.jpg"

Overzicht beeldkwaliteitseisen terreininrichting (Bron: Buro SRO)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.

De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.

Gebiedsgericht

De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Barro heeft het Rijk voor de onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang regels opgesteld waarmee het SVIR/NOVI juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt het Barro en worden de regels vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving (Blk).

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de NOVI is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Planspecifiek

De NOVI richt zich op onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Ten aanzien van dit bestemmingsplan spelen echter geen nationale ruimtelijke belangen. Recreatieterrein de Oude Molen en daarmee het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen onderdeel van een gebied, project of netwerk welk van nationaal ruimtelijk belang is.

Het Barro geeft derhalve geen regels voor het plangebied. Wel dient voor dit bestemmingsplan de in het Besluit ruimtelijke ordening vervatte ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden. Ook al wordt met het plan het recreatieterrein zelf niet uitgebreid, de nieuw vast te leggen gebruiks- en bouwmogelijkheden ter plaatse van het terrein zijn van zodanige omvang dat sprake is van nieuw ruimtebeslag en dus een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De tredes van de ladder zijn hieronder voor zover nodig doorlopen.

Trede 1: de behoefte

In de Strategische Visie Groesbeek 2025 en de Structuurvisie Groesbeek 2025 is aangegeven dat Groesbeek de komende jaren, in regionaal verband en met en door de sector, haar imago als uitstekende recreatiegemeente verder wil uitbouwen. Dit wil de gemeente bereiken door het verder benutten van de kwaliteiten van het aantrekkelijke landschap, zonder die van het totaal uit het oog te verliezen. Daarnaast levert recreatie en toerisme economische ontwikkeling op en daardoor middelen voor het verder versterken van de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit.

De inzet van de gemeente Groesbeek is dat gasten langer in de gemeente verblijven. In dit kader wil de gemeente een goed en breed aanbod voor verblijfsrecreatie ontwikkelen, in alle segmenten van de markt. Te constateren valt dat als gevolg van onder andere de vraag van de recreant in het Groesbeekse buitengebied een ruim, breed aanbod is ontstaan aan toeristische kampeerplaatsen voor tenten en caravans (kamperen bij de boer, kleine (natuur)kampeerterreinen). Daarentegen is het aanbod aan meer comfortabeler en luxer voorzieningen voor recreatief nachtverblijf als stacaravans, chalets en recreatiewoningen, die bedrijfsmatig worden geëxploiteerd en waarbij het recreatieterrein zelf over meer luxe bijbehorende voorzieningen beschikt (bijvoorbeeld inpandige ruimten voor dagverblijf, een overdekt zwembad, wasruimten), beperkt. Met het oog op een langer verblijf van gasten in de gemeente is meer aanbod op dit gebied dan ook zeker gewenst.

Gezien de hiervoor beschreven ambities van het gemeentelijk strategisch en ruimtelijk beleid bestaat er een aanwezige behoefte aan het vergroten en verbreden van het aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen voor nachtverblijf binnen de gemeente Groesbeek. Hierbij is zowel behoefte aan kleinschalige en eenvoudige voorzieningen (B&B, trekkershutten, camperplaatsen, boerencampings) als grootschalige recreatieterreinen met meer comfort en luxe. Met de in dit bestemmingsplan vervatte gebruiks- en bouwmogelijkheden en flexibiliteit kan Recreatieterrein de Oude Molen zich geleidelijk tot laatstgenoemde gaan ontwikkelen en zo in een deel van de regionale behoefte gaan voorzien, waar andere verblijfsrecreatieve voorzieningen en/of grootschaliger recreatieterreinen in het buitengebied dan wel de kernen nu niet in voorzien.

Trede 2: Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

Het recreatieterrein is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Het deel van de behoefte, waarin de in dit bestemmingsplan vervatte gebruiks- en bouwmogelijkheden en flexibiliteit voorzien, wordt derhalve opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied. Het recreatieterrein zelf wordt niet uitgebreid, maar het bestemmingsplan vergroot wel de gebruiks- en bouwmogelijkheden ter plaatse van het terrein. Het ten noorden van het terrein gelegen buitengebied en waardevolle landschap kan beschouwd worden als een geschikte vestigingsplaats voor kleinschalige en eenvoudige verblijfsrecreatieve voorzieningen. Recreatieterrein de Oude Molen leent zich, gelet op de ligging aan de noordelijke rand van de kern Groesbeek en binnen het cluster van grootschaliger recreatieterreinen te midden van de Wylerbaan, Molenweg en Cranenburgsestraat, juist ook voor een intensiever(e) gebruik en bebouwing van de beschikbare ruimte.

Geconcludeerd kan worden dat met voorliggend bestemmingsplan sprake is van duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. De visie integreert een vijftal beleidsterreinen: ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. Op 15 december 2021 is door Provinciale Staten van Gelderland de nieuwe Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

  • Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
  • Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;
  • Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
  • Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
  • Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
  • Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
  • Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening bevat geen specifieke regels meer ten aanzien van uitbreiding en nieuwvestiging van recreatieparken. De activiteit dient net als elke andere ontwikkeling te passen binnen het beleid dat voor het specifieke gebied geldt. Wel is, teneinde de kwaliteit van het toeristisch product te behouden en te vergroten, de eis gesteld dat nieuwvestiging en uitbreiding van recreatiewoningen in bestemmingsplannen alleen mogelijk mag wordt gemaakt indien daaraan de eis van bedrijfsmatige exploitatie wordt verbonden.

Planspecifiek

Het plangebied is onderdeel van het stedelijk gebied, voorziet niet in een uitbreiding van het recreatieterrein en ligt buiten de in de verordening beschermde gebieden ten aanzien van landschap (Waardevol open gebied, Nationaal landschap etc.), natuur (Gelders Natuurnetwerk, Groene Ontwikkelingszones etc.), cultureel erfgoed (Nieuwe Hollandse Waterlinie, Romeinse limes, Molenbiotoop etc.) en water (Grondwaterbeschermingsgebieden, waterwingebieden etc.).

Voorliggend plan heeft betrekking op een bestaand recreatieterrein, waarbij de kwaliteit van het terrein een belangrijke rol speelt. Een verruiming van de mogelijkheden biedt de exploitant ruimte om ervoor te zorgen dat het terrein up to date blijft en kan voorzien in de gewenste kwaliteit en behoefte. Andere aspecten die betrekking hebben op de kwaliteit zoals de groene omzoming en de groene uitstraling van het terrein

zijn met voorliggend plan gewaarborgd. Tot slot is in de regels van het plan vastgelegd dat een bedrijfsmatige exploitatie door één beheer- en verhuurorganisatie is vereist en permanente bewoning van recreatiewoningen, chalets en stacaravans permanent niet toegestaan is. De in dit bestemmingsplan vast te leggen gewijzigde bestemmingsregeling voor Recreatieterrein De Oude Molen is passend binnen het provinciaal beleid als beschreven in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. Daarnaast is deze in overeenstemming met de in de Omgevingsverordening Gelderland opgenomen regels.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Kadernota toerisme

Op 9 maart 2017 heeft de raad van de gemeenteraad Berg en Dal de 'Kadernota toerisme: van trots naar topbestemming' vastgesteld. Deze kadernota is de leidraad voor de toeristische ontwikkeling van de gemeente Berg en Dal in de komende jaren. Een belangrijke constatering is dat de gemeente Berg en Dal een groot en gevarieerd aanbod heeft voor verblijfs- en dagtoeristen, maar voor groei in de toeristisch-recreatieve sector is het belangrijk om het bestaande aanbod een kwaliteitsimpuls te geven en ruimte te bieden voor innovatie in de verblijfs- en dagrecreatie. De twee belangrijkste speerpunten die de gemeente gebruikt als toetsingskader voor toekomstige plannen, projecten en voorstellen zijn:

  1. 1. Verbetering van het bestaande aanbod en ruimte bieden voor innovatie en vernieuwing. Daarbij rekening houden met de verspreiding van rust en vertier en het in stand houden en verbeteren van de landschappelijke kwaliteiten.
  2. 2. Investeren in een heldere positionering en marketing, als onderdeel van de citymarketing.

Planspecifiek

De in dit bestemmingsplan vast te leggen gewijzigde bestemmingsregeling voor Recreatieterrein de Oude Molen sluit goed aan op de in de Kadernota toerisme benoemde ambitie en daarbij behorende elementen. De verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden voor centrale en andere voorzieningen en recreatiemiddelen leiden tot een kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod en vormen een stimulans voor realisatie van nieuwe voorzieningen. Tegelijkertijd gaan met het plan de ter plaatse aanwezige kernwaarden niet verloren. Het recreatieterrein zelf wordt niet uitgebreid en de regeling bevat enkele (voorwaardelijke) verplichtingen voor de aanleg en instandhouding van afschermend groen en de mate van (on)verharde, groene terreininrichting. Verondersteld wordt dan ook dat de gewijzigde bestemmingsregeling bij zal dragen aan verwezenlijking van de ambitie van gemeentelijk toeristisch-recreatief beleid.

3.3.2 Strategische visie Groesbeek 2025

Op 21 juni 2012 is de Strategische visie Groesbeek 2025 vastgesteld. De Strategische Visie Groesbeek 2025 vormt een integraal kader voor toekomstige beleidsopgaven en besluiten gemeentebreed. De Strategische Visie is geen blauwdruk. De koers ligt er, de weg er naar toe kan op verschillende wijzen worden ingevuld. De koers is te onderscheiden in drie ontwikkelingslijnen:

  1. 1. Samen werken aan zorg: wijken op eigen kracht, zorgen voor elkaar & de gemeente als toplocatie voor zorggerelateerde instellingen en instituten.
  2. 2. Jong, gezond en actief: met breedtesport en topsport investeren in ontmoeting en gezondheid, met speciale focus op de jeugd.
  3. 3. Spannend landschap: het unieke en diverse landschap verder versterken met ruimte voor recreatieve ontwikkeling en toegankelijkheid.

De derde ontwikkelingslijn bestaat uit de volgende ambities:

  • Werken aan: een nog mooier Groesbeek waar iedereen van kan genieten. De kwaliteit en diversiteit verder versterken met ruimte voor recreatieve ontwikkeling en toegankelijkheid.
  • Inspelen op: recreatie en toerisme, ruimtelijke kwaliteit.
  • Voortbouwen op: de unieke kwaliteiten van dit landschap.

Basis voor de ontwikkelingslijn Spannend landschap is het feit dat de gemeente Groesbeek Nationaal landschap is: een landschap rijk aan kwaliteit en diversiteit. Hierdoor is het buitengewoon mooi wonen en recreëren in Groesbeek. Behoud en beheer van wat er is staat buiten kijf, maar behoud is geen vanzelfsprekendheid. Groesbeek kiest ervoor blijvend aan het landschap te werken, ook in perioden dat de aandacht en middelen van overheden beperkt zijn. Inzet is om het imago als uitstekende recreatiegemeente verder uit te bouwen. Een toename van recreatie en toerisme biedt kansen voor economische ontwikkeling, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. Gewerkt wordt onder meer aan een kwaliteitsverbetering van het aanbod en overnachtingsmogelijkheden in alle segmenten van de markt. Ook wordt gewerkt aan een hogere ruimtelijke kwaliteit; wanneer er iets nieuws gebouwd wordt, wordt eerst het oude opgeruimd. In alles geldt dat de kwaliteiten van het landschap worden benut zonder hieraan afbreuk te doen.

De drie ontwikkelingslijnen steunen op vijf sterke pijlers: leefomgeving, bereikbaarheid, woonkwaliteit, werkklimaat en voorzieningenaanbod.

Planspecifiek

De bestemmingsregeling van het voorliggende bestemmingsplan biedt ten opzichte van het ervoor geldende plan verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden voor centrale en andere voorzieningen en recreatiemiddelen. Die mogelijkheden leiden in functioneel opzicht tot een kwaliteitsverbetering van het aanbod en meer diversiteit in overnachtingsmogelijkheden, zowel op Recreatieterrein de Oude Molen zelf als binnen de gemeente. Gelet hierop kan op basis van dit bestemmingsplan een bijdrage worden geleverd aan een toename van recreatie en toerisme en het verder uitbouwen van het imago als uitstekende recreatiegemeente.

Dit bestemmingsplan ziet er ook op toe dat de kwaliteiten van het landschap worden benut, zonder daaraan afbreuk te doen. Gelet de ligging van het recreatieterrein aan de noordelijke rand van de kern Groesbeek voorziet het plan in ontwikkeling, herstel en instandhouding van een strook afschermend groen van bomen en onderbeplanting aan die randen van het terrein, die grenzen aan openbaar gebied en het buitengebied. Dit afschermend groen draagt bij aan een groene uitstraling van het recreatieterrein, maar ontneemt ook het zicht op de bebouwing en recreatiemiddelen op het recreatieterrein vanuit het openbaar gebied en het waardevolle 'Zevenheuvelen'-landschap. Om de aanleg en de aanwezigheid van dit afschermende groen te borgen bevat de vast te leggen bestemmingsregeling op dit punt een voorwaardelijke verplichting. Met het oog op het realiseren van een hogere ruimtelijke kwaliteit voorziet het plan verder in maximum eisen aan de hoeveelheid verhard oppervlak (bebouwing en verharding) en maatvoering van de gebouwde recreatiemiddelen (stacaravans, chalets. recreatiewoningen). Doel daarvan is een zoveel mogelijk groene inrichting van het recreatieterrein.

Als zodanig wordt met voorliggend bestemmingsplan dan ook invulling gegeven aan de koers en ambities die in de Strategische Visie Groesbeek 2025 zijn omschreven.

3.3.3 Structuurvisie Groesbeek 2025

De ruimtelijke vertaling van de Strategische Visie vindt plaats in de Structuurvisie Groesbeek 2025. Het vaststellen van een of meer structuurvisies voor het grondgebied van de gemeente is wettelijk verplicht. Een structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid. De Structuurvisie Groesbeek 2025 is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Groesbeek.

De structuurvisie heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente en geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Het geeft geen eindbeeld, maar een afwegings- en sturingskader - in feite het decor - voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Groesbeek.

Het in de structuurvisie vervatte kader volgt in haar opbouw de pijlers uit de Strategische Visie. Voor elke pijler zijn de ambities aangegeven en geconcretiseerd. Bij de beschrijving per pijler zijn, waar ruimtelijk relevant, de ontwikkelingslijnen uit de Strategische Visie uitgediept. Uitwerking van de ontwikkelingslijn Spannend landschap is evident aan de orde bij de pijler Leefomgeving. Relevante pijlers zijn daarnaast de pijlers Werkklimaat en Voorzieningenaanbod.

Bij de pijler Leefomgeving is beschreven dat het aantrekkelijke landschap van Groesbeek niet alleen voor een hoge woon- en leefkwaliteit zorgt voor inwoners van de gemeente. Het schitterende landschap zal voor veel mensen ook aanleiding zijn om Groesbeek te bezoeken en er eventueel langer te verblijven. Aangezien een toename van recreatie en toerisme economische ontwikkeling oplevert, en daardoor middelen voor het verder versterken van de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit, benoemt de structuurvisie onder andere meer recreatieve ontwikkeling en toegankelijkheid als ambitie voor de pijler Leefomgeving. Een concreet onderdeel van deze ambitie is het ontwikkelen van een goed en breed aanbod in verblijfsrecreatie en inzet op verblijfsrecreatieve voorzieningen voor nachtverblijf. Dit met het oog op een langer verblijf van gasten in de gemeente. Vanuit de ambitie 'versterken naar een robuuste landschapsstructuur' geldt tegelijkertijd wel dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden ingepast en moeten aansluiten bij de karakteristieken van het landschappelijke deelgebied, waarin ze plaatsvinden.

Voor de pijler Werkklimaat zijn 'ruimte voor de ondernemer' en 'inzet op kansrijke sector toerisme' als ambitie benoemd. Aangegeven is dat de toeristische potenties reeds beschreven zijn bij de pijler Leefomgeving.

Ambitie voor de pijler Voorzieningenaanbod is onder meer behoud van een breed voorzieningenaanbod. Vanuit deze ambitie worden kwalitatieve verbeteringen van bestaande voorzieningen dan ook toegejuicht.

Planspecifiek

In vorig onderdeel van deze paragraaf is beschreven dat en waarom dit bestemmingsplan aansluit bij de koers en ambities van de Strategische Visie Groesbeek 2025. De Structuurvisie Groesbeek 2025 is de ruimtelijke vertaling van de strategische visie.

Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan ook passend is binnen de ambities voor de pijlers Leefomgeving, Werkklimaat en Voorzieningenaanbod, zoals zij in de Structuurvisie Groesbeek 2025 zijn geconcretiseerd. Zoals al toegelicht in vorig onderdeel van deze paragraaf, kan op basis van het bestemmingsplan een bijdrage worden geleverd aan een toename van recreatie en toerisme en het verder uitbouwen van het imago als uitstekende recreatiegemeente. Dit mede doordat de verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden voor centrale en andere voorzieningen en recreatiemiddelen in functioneel opzicht leiden tot een kwaliteitsverbetering van het aanbod aan verblijfsrecreatieve voorzieningen en meer diversiteit in overnachtingsmogelijkheden. Ook ziet het plan er op toe dat de kwaliteiten van het landschap worden benut, zonder daaraan afbreuk te doen, en beoogd het een hogere ruimtelijke kwaliteit te realiseren.

3.3.4 Geldend bestemmingsplan

Tot de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan geldt voor het grootste deel van het plangebied het bestemmingsplan 'De Zeven Heuvelen e.o.'. Dit plan is op 21 februari 2008 vastgesteld voor het gebied met diverse recreatieve functies en het woonbuurtje Jonkershof, gelegen te midden van de Wylerbaan, Molenweg en de Cranenburgsestraat. Op 5 april 2012 is voor het perceel Wylerbaan 2 het gelijknamige bestemmingsplan vastgesteld.

De ongeveer 5 meter brede strook grond, die het middengedeelte en de noordzijde van het campingterrein met elkaar verbindt, heeft op grond van het plan 'Wylerbaan 2' de bestemming 'Wonen'. De aparte toegangsweg vanaf de Wylerbaan naar de vrijstaande beheerderswoning en de noordzijde van het campingterrein valt volgens het bestemmingsplan 'De Zeven Heuvelen e.o.' binnen de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' voor het Nationaal Bevrijdingsmuseum. Voorts bestemt dit plan de gronden van Recreatieterrein de Oude Molen voor 'Recreatieve verblijfsdoeleinden'.

Uit de bijbehorende voorschriften volgt dat de gronden ter plaatse het recreatieterrein, die bestemd zijn voor 'Recreatieve verblijfsdoeleinden', bestemd zijn voor een recreatieterrein en, binnen de desbetreffende bebouwingszone of aanduiding op de plankaart, voor centrale voorzieningen, ondersteunende horeca, maximaal één bedrijfswoning, recreatiewoningen of de aanleg en instandhouding van afschermend groen. De in deze voorschriften vervatte bestemmingsregeling is hierna kort verder toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0014.png"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan De Zeven Heuvelen e.o.

Voorzieningen

Ter plaatse van het recreatieterrein zijn op de plankaart bebouwingszones met de aanduidingen 'RV1', 'RV3' en 'RV3' aangegeven (donker groene vlakken), alsmede 10 bebouwingszones zonder nadere aanduiding op het noordelijk deel van het terrein. Binnen die zones bestaan uitsluitend de volgende bouwmogelijkheden:

  • 'RV1': hoofd- en bedrijfsgebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen, ondersteunende horeca, één bedrijfswoning, kelders, aan-, uit- en bijgebouwen, andere bouwwerken;
  • 'RV2': één bedrijfswoning, kelders, aan-, uit- en bijgebouwen, andere bouwwerken;
  • 'RV3': hoofd- en bedrijfsgebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen, kelders, aan-, uit- en bijgebouwen, andere bouwwerken;
  • 'zonder nadere aanduiding': recreatiewoningen.

Desbetreffende bebouwingszones mogen alle worden bebouwd tot een bebouwingspercentage van 100%. De bestaande hoofd- en bedrijfsgebouwen en (inpandige) bedrijfswoningen nemen reeds 100% van de aanwezige oppervlakte binnen de zones met de aanduidingen 'RV1', 'RV2' en 'RV3' in beslag.

Buiten bovengenoemde bebouwingszones zijn, voor zover de gronden op de plankaart aangegeven zijn als 'zone tussen bebouwingsgrenzen' (fel groene vlakken), ten behoeve van voorzieningen nog aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan. Het maximum bebouwingspercentage voor deze zone 5%. Dit percentage wordt in de bestaande situatie reeds overschreden.

De maximum goot- en bouwhoogten zijn per zone vastgelegd in de voorschriften.

Recreatiemiddelen

Alle gronden mogen worden gebruikt voor het plaatsen van kampeermiddelen. Stacaravans (chalets zijn niet genoemd) zijn echter alleen toegestaan ter plaatse van eerdere genoemde de op de plankaart aangegeven 'zone tussen bebouwingsgrenzen'. Het maximum bebouwingspercentage voor die zone van 5% wordt als gezegd in de bestaande situatie reeds overschreden.

Recreatiewoningen zijn als gezegd uitsluitend binnen de 10 bebouwingszones zonder nadere aanduiding toegestaan. Binnen de zones zijn nog geen recreatiewoningen gebouwd, al is in het verleden voor de bouw daarvan wel reeds een bouwvergunning verleend. Qua maatvoering is voor recreatiewoningen een maximum oppervlakte van 100 m2, een maximum inhoud van 300 m3, een maximum goothoogte van 3 meter en een maximum bouwhoogte van 7 meter toegestaan.

Het middengedeelte en de noordzijde van het campingterrein vallen binnen de op de plankaart aangegeven 'zone geen gebouwen' toegestaan (licht groene vlakken). Ter plaatse van het middengedeelte is het gelet de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid II' op de plankaart (rood kader met een II) mogelijk om het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal 34 recreatiewoningen.

De gronden ter plaatse van het bungalowpark 'De Zeven Heuvelen' die eigendom zijn van de eigenaar van Recreatieterrein de Oude Molen vallen binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid I' (rood kader met een I). Voor de binnen deze aanduiding gelegen gronden is het mogelijk het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van maximaal 11 recreatiewoningen. Omdat een deel van de gronden binnen de aanduiding andermans eigendom zijn en één van de voorwaarden is dat de in aanzet aanwezige ruimtelijke structuur van het bungalowpark moet worden voortgezet, kunnen ter plaatse van de bij de eigenaar van Recreatieterrein de Oude Molen in eigendom zijnde gronden niet alle 11 recreatiewoningen mogelijk worden gemaakt.

Groen

Op de plankaart is met een aanduiding 'beplantingswal' nader aangegeven welke gronden bestemd zijn voor de aanleg en de instandhouding van afschermend groen. Aan deze aanduiding zijn overigens geen voorschriften verbonden.

Planspecifiek

De gebruiks- en bouwmogelijkheden, die het bestemmingsplan 'De Zeven Heuvelen e.o.' biedt ter plaatse van Recreatieterrein de Oude Molen, zijn sterk geënt op het bestaande gebruik en de bestaande bebouwing ten tijde van de vaststelling van het plan. De bestemmingsregeling van dit plan is daardoor behoorlijk stringent. Consequentie is dat deze zeer beperkte mogelijkheden biedt om de bedrijfsvoering aan te passen aan de huidige vraag vanuit de toeristisch-recreatieve markt en om goed in te spelen op toekomstige veranderingen. Een normale, meer dynamische bedrijfsvoering en -ontwikkeling is niet goed mogelijk.

De recente uitbreiding van groepsaccommodatie Old Mill is om het voorgaande dan ook vergund en gerealiseerd via een omgevingsvergunning, waarbij met toepassing een buitenplanse kleine afwijking afgeweken is van het bestemmingsplan. De beoogde uitbreidingen van de hoofdgebouwen voor centrale en sanitaire voorzieningen en de werkplaats/loods kunnen ook niet passend binnen het bestemmingsplan 'De Zeven Heuvelen e.o.' worden gerealiseerd.

De in het plan vervatte bestemmingsregeling staat ook niet toe dat naast kampeermiddelen als tenten, vouwwagens en caravans ook stacaravans, chalets en recreatiewoningen overal op de recreatief bestemde gronden geplaatst en/of gebouwd mogen worden. Stacaravans en recreatiewoningen zijn slechts op bepaalde delen van het recreatieterrein toegestaan. Daarbij kan het vervangen van bestaande stacaravans en het toevoegen van nieuwe stacaravans (of chalets) niet vergunningvrij plaatsvinden. Omdat reeds bij de vaststelling van het plan het maximum bebouwingspercentage van 5% voor dat deel van het recreatieterrein waar stacaravans zijn toegestaan overschreden werd, is elk hierop betrekking hebbend bouwplan op dit punt in strijd met het bestemmingsplan 'De Zeven Heuvelen e.o.' en dientengevolge vergunningplichtig wat betreft planologisch strijdig gebruik.

Om de beoogde bouwmogelijkheden planologisch-juridisch mogelijk te maken en flexibiliteit vast te leggen ten aanzien van het overal op het terrein (vergunningvrij) kunnen plaatsen of bouwen van recreatiemiddelen, dient de in het bestemmingsplan 'De Zeven Heuvelen e.o.' vervatte bestemmingsregeling voor Recreatieterrein de Oude Molen gewijzigd te worden. Met voorliggend plan worden voor het aangegeven plangebied de bestemmingsplannen 'De Zeven Heuvelen e.o.' en 'Wylerbaan 2' partieel herzien.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1 lid 3 van de Wro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een bestemmingswijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit geen belemmering is voor de beoogde bestemming(en) van het plangebied.

Planspecifiek

Met voorliggend bestemmingsplan blijft het overgrote deel van de gronden binnen het plangebied bestemd voor gebruik ten behoeve van verblijfsrecreatie. Voor het grootste deel van het plangebied wijzigt de bestemming dan ook niet als het gaat om het beoogde en toegestane gebruik. Voor de gronden waarvan het beoogde en toegestane gebruik wel wijzigt, wordt het gebruik verblijfsrecreatie in plaats van wonen en een maatschappelijke functie (te weten ter plaatse van het bestaande pad aan de oostzijde en de bestaande toegang naar de bedrijfswoning). Voor zover qua gebruik van een bestemmingswijziging sprake is, ziet deze derhalve niet op een gevoeliger bestemming in de zin van kwaliteit van bodem en grondwater.

De binnen het plangebied gelegen gronden zijn voorts al sinds de jaren '80 of langer bestemd en in gebruik voor verblijfsrecreatie, wonen en een maatschappelijke functie. Gelet hierop mag redelijkerwijs worden aangenomen dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik ten behoeve van verblijfsrecreatie en dat er geen bodemonderzoek noodzakelijk is in het kader van dit bestemmingsplan. Het plan mag uitvoerbaar worden geacht ten aanzien van het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

In de Wet milieubeheer gaat titel 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen projecten die 'in betekenende mate' en die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. Projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling NIMB.

Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan achterwege blijven, als men op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen (de NIBM-tool van Infomil) aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt.

Planspecifiek

In relatie tot de categorieën van projecten, genoemd in de Regeling NIBM, kan onderhavig bestemmingsplan worden aangemerkt als een project van geringe omvang. Verder is het recreatieterrein met de geboden verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden ook niet dusdanig intensiever te benutten voor het bieden van mogelijkheden voor recreatief nachtverblijf, dat het plan een toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg heeft welke nader onderzoek vereist naar de bijdrage daarvan aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

In paragraaf 2.3 is toegelicht dat de theoretische maximale invulling volgens onderhavig plan 357 kampeerkavels voor stacaravans omvat en dat een toename van 17 kavels inhoudt vergeleken met de huidige situatie van 340 kampeerplaatsen. Op basis van de kengetallen, opgenomen in Publicatie 317 van het CROW, kan redelijkerwijs worden verondersteld dat elke extra kavel dagelijks tot maximaal 2,3 extra verkeersbewegingen zal leiden. In het geval van Recreatieterrein De Oude Molen is de verkeersgeneratie per recreatiemiddel in feite gelijk te stellen met die per bungalow van een bungalowpark, gelegen in 'weinig stedelijk' gebied en in 'rest bebouwde kom'. In totaal resulteert dit in 39 extra verkeersbewegingen per etmaal als gevolg van het plan. Op basis van een worst-case berekening met behulp van de NIBM-tool van Infomil is hierdoor het volgende te concluderen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0015.png"

De bijdrage van onderhavig bestemmingsplan aan verslechtering van de luchtkwaliteit is derhalve dusdanig gering, dat deze niet in betekenende mate bijdraagt. Het plan is dan ook uitvoerbaar ten aanzien van dit aspect.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    - verzorgingstehuizen;
    - psychiatrische inrichtingen;
    - medische centra;
    - poliklinieken;
    - medische kleuterdagverblijven.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Planspecifiek

Recreatieterreinen als Recreatieterrein de Oude Molen en de bijbehorende gebouwen voor recreatief nachtverblijf en centrale en andere voorzieningen worden niet beschouwd als geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wgh. De door dit bestemmingsplan geboden verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden voor voorzieningen en recreatief nachtverblijf hoeven dan ook niet aan het bepaalde in de Wgh te worden getoetst. Aangezien voorts met het plan de (toegestane) situering van de bestaande bedrijfswoningen niet wordt gewijzigd, is geen toetsing nodig in het kader van de Wgh.

Voor het geluid van het recreatiepark op omliggende woningen wordt verwezen naar paragraaf 4.1.4Bedrijven en milieuzonering.

Het voorliggende bestemmingsplan is uitvoerbaar in het kader van de Wet geluidhinder.

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om hinder en gevaar te voorkomen en dus te kijken naar hoe milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar gesitueerd zijn. Dit is zowel van belang vanuit een functie zelf gezien als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van milieuzonering in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening én de geurcontouren en vaste afstanden vanuit de Wet geurhinder en veehouderij is dit geregeld. De vragen daarbij zijn:

  1. 1. Geeft een milieubelastende functie geen c.q. niet teveel hinder en/of overlast voor de omgeving en is er geen c.q. niet te veel hinder en/of overlast van de omgeving op een milieugevoelige functie?
  2. 2. Is c.q. blijft er voor de functie zelf en functies in de omgeving sprake van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat?

Planspecifiek

  1. 1. Uitwaartse zonering

Uit het oogpunt van milieuzonering is de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van belang. Deze handreiking van de VNG geeft indicatieve richtafstanden voor milieubelastende functies (zoals bedrijven) tot milieugevoelige functies (zoals woningen).

Recreatieterrein de Oude Molen kan worden beschouwd als een bedrijf, vallend onder SBI-codes 553 en 552: Kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken). Zo'n bedrijf valt onder milieucategorie 3.1. De aan te houden indicatieve richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt voor het aspect geluid 50 m en voor de aspecten geur en gevaar 30 m. Het plangebied en zijn directe omgeving, zijnde het gebied met meerdere recreatieve functies gelegen te midden van de Wylerbaan, Molenweg en de Cranenburgsestraat alsook aan de overzijde van de Wylerbaan, is echter te kenschetsen als een gemengd gebied. Dit gebied betreft geen rustige woonwijk zoals de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' die omschrijft. Voor gemengde gebieden mag qua indicatieve richtafstand een afstand van één niveau lager worden aangehouden. Wat onderhavig recreatieterrein betreft komt dat dan neer op een richtafstand van 30 m voor geluid en 10 m voor geur en gevaar.

Te constateren valt dat in de huidige situatie de afstand van de grenzen van het recreatieterrein tot in het gemengd gebied dan wel een rustige woonwijk gelegen woningen en/of andere functies reeds minder bedraagt dan de indicatieve richtafstand van 30 resp. 50 m. Dit geldt wat betreft de afstand van 30 m voor onder meer voor de woningen in het noordelijk deel van het woonbuurtje Jonkershof, de woningen aan de Molenweg 46 en 46a en Wylerbaan 1, 1d, 2, 2f en 2g en de andere maatschappelijke en recreatieve functies in de directe omgeving van het plangebied. Aan de richtafstand van 50 m wordt alleen niet voldaan ten opzichte van de woningen aan de Molenweg 21a en 23 en de naastgelegen maatschappelijke functies. Met dit bestemmingsplan wordt de recreatieve bestemming voor Recreatieterrein de Oude Molen echter niet wezenlijk in omvang vergroot. De afstand van de grens van deze bestemming tot desbetreffende woningen en/ of andere functies wordt dan ook niet verkleind, behalve dan dat bij de woningen Wylerbaan 2f en 2g en het Nationaal Bevrijdingsmuseum de hier gelegen (toegangs)paden nu ook meegenomen worden in de bestemming Recreatie. De ligging van deze paden blijft echter onveranderd. Voorts kunnen de bedrijfsgebouwen, bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en kampeermiddelen volgens dit plan in alle gevallen niet op kleinere afstand van de woningen en andere functies in de directe omgeving worden gebouwd of geplaatst dan in de huidige situatie al volgens het bestemmingsplan mogelijk en toegestaan is. Aanvullend is een regeling opgenomen dat rondom het perceel Wylerbaan 2f-2g, het perceel Molenweg 46 en het aangrenzende woonbuurtje Jonkershof een zone van 8 meter ligt waarbinnen geen recreatiewoningen mogen worden gebouwd en de voorwaardelijke verplichting dat deze met een 3 meter brede groenzone worden afgeschermd. Bij Molenweg 46 is dat vanwege de reeds bestaande situatie 1 meter. Gelet hierop kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen de recreatieve bestemming van het recreatieterrein geen gevolgen hebben als het gaat om hinder en/of overlast en het woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen en andere functies.

Door middel van een akoestisch onderzoek is in beeld gebracht wat de geluidbelasting van de recreatiewoningen/chalets/stacaravans is op de omliggende woningen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Bij het bepalen van de geluidbelasting is het gebruik van de terrassen bij de recreatiewoningen bepalend. De bijdrage van het autoverkeer op het terrein is ook doorgerekend, maar dit blijkt ondergeschikt aan het terras. Uit het akoestisch onderzoek (worst-case scenario) blijkt dat het langetijdgemiddelde (etmaalwaarde) in alle gevallen (meestal ruimschoots) aan de eisen uit de VNG-brochure met betrekking tot een goed woon-en leefklimaat voldoet, ook als terrassen op korte afstand van de perceelsgrens liggen. Daarbij is het van belang om te weten dat er vanuit de Wet geluidhinder alleen kan worden getoetst op de gevel. Tuinen zijn volgens de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer geen geluidsgevoelige objecten, met andere woorden: de wet kent daar geen normen voor. Wel zijn er richtwaarden voor de perceptie van omgevingsgeluid: als aan deze richtwaarden wordt gerefereerd, dan is het in de tuinen van aanliggende woningen grotendeels stil tot zeer stil (< 40 dB(A)).

Er kunnen echter piekbelastingen ontstaan als er mensen hard lachen of roepen. Deze piekniveaus mogen in de avond niet boven 65 dB(A) uit komen, gemeten op de gevel van de woning. Dit komt overeen met een afstand van ca. 15 meter tussen de gevel van de woning en de rand van het terras van de recreatiewoning. In het bestemmingsplan is daarom op de verbeelding een zone van 15 meter opgenomen, gemeten vanuit de gevel van de woning, waarbinnen geen terrassen zijn toegestaan. Deze regel geldt niet als het terras aan de andere zijde van de recreatiewoning/chalet/stacaravan ligt. Het bouwwerk werkt in dat geval als een buffer voor het geluid. Daarmee wordt eventuele geluidhinder voorkomen, zo blijkt ook uit het onderzoek.

  1. 2. Inwaartse zonering

Zoals beschreven in de vorige paragraaf is Recreatieterrein de Oude Molen geen geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het recreatieterrein echter, onder meer ten aanzien van geluid, wel beschouwd te worden als een milieugevoelige functie. Het betreft een functie waar met regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven. Op basis van de thans optredende stofuitstoot, geluids- en geurbelasting en kans op ongelukken vanwege de in de nabijheid aanwezige milieubelastende functies en wegen kan redelijkerwijs worden verondersteld, dat ter plaatse van het recreatieterrein sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat voor verblijfsrecreatie.

Voor het aspect geur van veehouderijen in de omgeving van het plangebied is de aanwezigheid van een goed leefklimaat ter plaatse van Recreatieterrein de Oude Molen ook bevestigd door de van de Geurgebiedsvisie Groesbeek 2009 deel uitmakende kaart van de bestaande achtergrondbelasting in Groesbeek anno 2009. De navolgende uitsnede van deze kaart toont dat het plangebied niet gelegen is in de directe nabijheid van intensieve veehouderijen en dat in de doorgerekende situatie de geurbelasting ter plaatse van het plangebied een zodanige waarde heeft dat het woon- en leefklimaat er goed is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0016.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0017.png"

Uitsnede kaart Geurgebiedsvisie Groesbeek 2009

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden risico (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

Planspecifiek

Via de site Risicokaart.nl kan worden vastgesteld of er in de directe omgeving van een plangebied inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaand een screenshot van de Risicokaart (het plangebied is groen omkaderd).

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0018.jpg"

Bron: www.risicokaart.nl

Op de kaart is te zien dat aan de Nieuweweg een tankstation met LPG is gevestigd, waarvan het vulpunt en reservoir echter aan de Zevenheuvelenweg liggen. Zichtbaar is ook dat de in dit bestemmingsplan opnieuw vast te leggen (verblijfs)recreatieve bestemming gelegen is buiten de grens van de inrichting en de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. De onderlinge afstand bedraagt circa 200 m.

Het rapport "Inventarisatie van knelpunten in relatie tot het groepsrisico van gemeentelijke inrichtingen gemeente Groesbeek" (9R5759.01, Royal Haskoning, 30 december 2005) bevat een tekening, waarop naast de plaatsgebonden risicocontour ook het invloedsgebied van het GR nader inzichtelijk is gemaakt. De hierna volgende afbeelding is een uitsnede van deze tekening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0019.png"

Bron: Royal Haskoning, 30 december 2005

Op basis van de tekening uit betreffend rapport blijkt dat het plangebied en de (verblijfs)recreatieve bestemming niet alleen buiten de plaatsgebonden risicocontour zijn gelegen, maar ook buiten het invloedsgebied van het groepsrisico.

Ten zuidoosten van het plangebied is bij het zwembad De Lubert de opslag van chloor aangemerkt als risicovolle inrichting. Dit betreft geen BEVI inrichting en er is geen QRA (kwalitatieve analyse) verplicht, er zijn derhalve geen risicocontouren vastgesteld. Er is geen formeel rekenvoorschrift om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van het zwembad te kunnen toetsen. Een verantwoording van het groepsrisico is op basis van de risicokaart niet verplicht voor onderhavige inrichting.

In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG uitgave maart 2009) geldt voor een overdekt zwembad een richtafstand voor gevaar van 10 meter. Onderhavig plan is op 250 meter gelegen. Hiermee ligt de inrichting op voldoende ruime afstand tot het plangebied.

Verder is op te maken dat zich in de directe omgeving geen activiteiten met opslag en/of transport van gevaarlijke stoffen bevinden. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Dit geldt noch voor het plaatsgebonden risico noch voor het groepsrisico.

4.2 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Derhalve dient op grond van het Besluit ruimtelijke ordening in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt onder andere beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

4.2.1 Beleid

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is, wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016 - 2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Beleid waterschap Rivierenland

Met ingang van 22 december 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' bepalend voor het waterbeleid van waterschap Rivierenland. Met dit programma blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende en schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Het Waterbeheerprogramma beschrijft wat het waterschap in de planperiode (2016-2021) wil bereiken en hoe het dat wil doen. Speerpunten zijn bescherming tegen overstromingen (veel dijkverbeteringen), innovatie bij de zuivering van afvalwater en een klimaatbestendig watersysteem (onder andere beperken van wateroverlast).

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Waterplan Groesbeek (2008)

Het doel van het waterplan Groesbeek is te komen tot een gezond en veerkrachtig watersysteem binnen de gemeentegrenzen met een concreet uitvoeringsprogramma als eindresultaat. Hierbij zijn goede afspraken gemaakt tussen gemeente, waterschap en andere betrokken partijen over de uitvoering, planning en financiering van de voorgenomen maatregelen. Het leeuwendeel van de maatregelen richt zich op de beleving en het bergen van regenwater. Het meest effectief is het zoveel mogelijk afkoppelen van regenwater door infiltratie, omdat de bodemgesteldheid hiervoor bijzonder geschikt is.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

4.2.2 Planspecifiek

De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van Waterschap Rivierenland. Er is gekeken naar de toename verhard oppervlak, de gevolgen voor de waterkwaliteit en of het plangebied ligt in een beschermd watergebied.Op basis van de toename verhard oppervlak is voor het plan de 'normale' procedure van toepassing. In dit geval worden er in een gegenereerde notitie geen specifieke aandachtspunten aangereikt en is een overleg met de accountmanager niet nodig. Het plan is in dit geval niet relevant voor de belangen van het waterschap (watertoetsadvies). De volgende aspecten zijn getoetst middels de digitale watertoets.

Veiligheid

In het plangebied zijn geen kern- en/of beschermingszone van een waterkering gelegen.

Grondwater

De grondwaterstand wordt mede bepaald door de drooglegging van een gebied. Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter.

Er is in het gebied geen grondwateroverlast bekend. Bovendien is het plan niet nabij een rivier gelegen waardoor er kwel kan optreden.

Waterberging en waterkwaliteit

Het voorliggende bestemmingsplan biedt binnen het plangebied verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden. Verondersteld moet worden dat met de verwezenlijking van deze mogelijkheden overeenkomstig de in het plan opgenomen kaders het verhard oppervlak ter plaatse van het recreatieterrein toe zal nemen ten opzichte van de huidige situatie. In de huidige situatie zijn grote terreingedeelten immers onverhard, omdat ze in gebruik zijn als kampeerplaatsen voor tenten en caravans. Dit plan maakt over het gehele recreatieterrein toevoeging of vervangende nieuwbouw van gebouwde recreatiemiddelen als stacaravans, chalets en recreatiewoningen mogelijk. Daarnaast voorziet het in uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande (hoofd)gebouwen voor voorzieningen.

Uitgangspunt van het beleid van het waterschap is dat de realisatie van nieuw verhard oppervlak waterneutraal wordt uitgevoerd. Dit betekent voor dit bestemmingsplan dat nagegaan moet worden hoe de mogelijke toename aan verhard oppervlak als gevolg van het plan binnen het plangebied gecompenseerd kan worden door er voorzieningen voor extra waterberging te treffen. Ten behoeve hiervan is hierna eerst de mogelijke toename inzichtelijk gemaakt middels een inschatting van de oppervlakte aan bebouwing en verharding in de huidige situatie (op basis van de bestaande inrichting van het recreatieterrein) en de toekomstige situatie (op basis van de maximale mogelijkheden volgens voorliggend plan). Vervolgens zijn de waterbergingsmogelijkheden en de wijze van uitvoering beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0020.png"oppervlakteanalyse huidige situatie

Oppervlakte verharding huidige situatie

Bedrijfsgebouwen: 1.821 m2

Verharding: 8.745 m2

Stacaravan kavels 78 stuks*120: 9.360 m2

Chalets kavels 44 stuks*180: 7.920 m2

Totaal verharding: 27.846 m2

Het aantal stacaravans en chalets in bovenstaande berekening is gebaseerd op de plattegrond zoals weergegeven in paragraaf 2.1. De oppervlakte per kavel betreft een gemiddelde kavelgrootte in de huidige situatie gebaseerd op (lucht)foto's.

Oppervlakte verharding toekomstige situatie

Uitgangspunt voor de toekomstige situatie is dat het recreatieterrein (73.876 m2) voor ten minste 35% onverhard en onbebouwd dient te blijven. In voorliggend bestemmingsplan is dit vastgelegd door in de regels op te nemen dat de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken en verharding maximaal 0,65 hectare mag beslaan van iedere hectare recreatieterrein. Dit geldt niet voor de gronden, ter plaatse waarvan een bouwvlak is vastgelegd en daardoor hoofd- en andere gebouwen voor voorzieningen zijn toegestaan (8.607 m2). Die gronden mogen tot 100% bebouwd en verhard worden. Dientengevolge kan op basis van de door dit bestemmingsplan geboden verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden het feitelijk verhard oppervlak ter plaatse van het terrein theoretisch toenemen tot 51.032 m2 (65% van 65.629 m2 plus 8.607 m2).

De toename verhard oppervlak als gevolg van dit plan bedraagt derhalve maximaal 23.186 m2. Hoewel het als nader toegelicht in paragraaf 2.3 redelijkerwijs niet aannemelijk is dat deze toename werkelijk gerealiseerd zal worden, geldt dit worst-case scenario volgens het beleid van het Waterschap Rivierenland wel als uitgangspunt als het gaat voor de benodigde compenserende waterberging.

Waterbergingsmogelijkheden

Het terrein is door de zandige ondergrond en de diepe grondwaterstand geschikt om het hemelwater te bergen op eigen terrein en te laten infiltreren. Het hemelwater kan infiltreren ter plaatse van de onverharde kampeerplaatsen en de onbebouwde en onverharde delen van de kampeerkavels. Daarnaast fungeren de centraal gelegen groen- en/of speelplekken (op de oppervlakteanalyse aangegeven met donkerblauw) in het bijzonder als bufferzones voor het opvangen en bergen van hemelwater. Zo wordt het ter plaatse van het hoofdgebouw met centrale voorzieningen vallende hemelwater afgevoerd naar de naastgelegen grote speelplek. En direct ten oosten van de locatie van de loods voor opslag en stalling van materiaal en machines ligt een groenplek om het van het dak van deze loods afkomstige hemelwater op te vangen en te laten infiltreren. In de toekomstige situatie kunnen meer van dergelijke plekken gerealiseerd worden. De oostelijke randen van het recreatieterrein zijn het meest geschikt om deze voorzieningen voor extra waterberging te realiseren, aangezien dit de laagst gelegen delen van het terrein zijn. De exacte locatie is echter niet op voorhand aan te geven, omdat deze afhangt van de daadwerkelijke inrichting van het terrein. Locatie en omvang van de voorzieningen voor extra waterberging zullen dan ook worden bepaald bij verwezenlijking van de door onderhavig plan geboden verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden.

Recreatieterrein De Oude Molen ligt aan de rand van de kern Groesbeek (binnen de bebouwde kom) en daarmee in stedelijk gebied. Volgens het beleid van het waterschap geldt bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied een eis van 436 m3 berging per hectare verhard oppervlakte bij waterberging in open water of in ondergrondse bergingskratten en een eis van 664 m3 berging per hectare verhard oppervlak bij overige bergingsvormen als grindkoffers, zandbakken, groene infiltratiezones en/of wadi's.

Bij een maximale invulling van de door het plan geboden gebruiks- en bouwmogelijkheden en uitgaande van en toepassing van alleen grindkoffers, zandbakken, groene infiltratiezones en/of wadi's resulteren deze eisen in een benodigde extra waterberging van maximaal 1.506 m3 ((23.186 m2 - 500 m2) x 0,0664 m3/m2). Uitgaande van een bergingsdiepte van 0,3 m komt dit neer op een ruimtebeslag van ca. 5.021 m2.

Het plangebied heeft met ca. 7,4 hectare een dusdanig grote omvang dat daarvoor ook bij maximale invulling van de gebruiks- en bouwmogelijkheden ruimschoots voldoende ruimte beschikbaar is. Om realisatie van de extra waterberging, die in relatie tot de werkelijk gerealiseerde toename verhard oppervlak vereist is, te verzekeren, is in de regels van het plan een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Gezien het bovenstaande is het voorliggende bestemmingsplan uitvoerbaar ten aanzien van de noodzakelijke extra waterberging en de waterkwaliteit. De uitvoerbaarheid is tevens voldoende in het plan verankerd.

Watergangen

Binnen het plangebied liggen geen A, B of C-watergangen of beschermingszones van een watergang.

Riolering en zuiveringswerken

In het plangebied ligt geen rioolwaterpersleiding van het waterschap. In de huidige situatie zijn er twee hoofdaansluitingen voor het rioolwater. In paragraaf 2.3 is nader toegelicht dat het redelijkerwijs aannemelijk is dat het recreatieterrein als geheel met de door dit plan geboden verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden niet significant intensiever benut zal worden voor het bieden van mogelijkheden voor recreatief nachtverblijf en de gebruikersintensiteit in wezen gelijk blijft. Verondersteld kan worden dat de hoeveelheid afvalwater niet dusdanig zal toenemen dat de twee bestaande hoofdaansluitingen en het bestaande rioolsysteem niet meer toereikend zijn.

Conclusie

Het hemelwater wordt afgekoppeld, conform het gemeentelijke beleid. Er zijn genoeg mogelijkheden om water te bergen op eigen terrein. Daarnaast ligt het niet in een beschermingswaardig gebied of in de buurt van belangrijke watergangen. Op het gebied van het aspect water is het plan dan ook uitvoerbaar.

4.3 Verkeer En Parkeren

Om de beoordelen of met dit bestemmingsplan sprake is van een goede ruimtelijke ordening, is ook het effect van het project op de verkeersstructuur en het parkeren van belang.

Planspecifiek

Verkeer

In paragraaf 2.3 is toegelicht dat de theoretische maximale invulling volgens onderhavig plan 357 kampeerkavels voor stacaravans omvat en dat dit een toename van 17 kavels inhoudt vergeleken met de huidige situatie van 340 kampeerplaatsen. Op basis van de kengetallen, opgenomen in Publicatie 317 van het CROW, kan redelijkerwijs worden verondersteld dat elke extra kavel dagelijks tot maximaal 2,3 extra verkeersbewegingen zal leiden. In het geval van Recreatieterrein De Oude Molen is de verkeersgeneratie per recreatiemiddel in feite gelijk te stellen met die per bungalow van een bungalowpark, gelegen in 'weinig stedelijk' gebied en in 'rest bebouwde kom'. In totaal resulteert dit in 39 extra verkeersbewegingen per etmaal als gevolg van het plan. Deze toename is in verhouding tot de bekende verkeersintensiteiten van de Wylerbaan, Nieuweweg en Molenweg niet significant, aangezien het aantal verkeersbewegingen per etmaal over deze wegen respectievelijk ca. 4.700, 8.500 en 12.700 motorvoertuigen bedraagt (tellingen 2010). Daarbij betreft deze toename een worst-case scenario, zoals eveneens toegelicht in paragraaf 2.3 is het redelijkerwijs aannemelijk dat de toename van 17 kampeerkavels en daarmee 39 extra verkeersbewegingen in de praktijk niet gerealiseerd zullen worden. Bovendien zal het extra verkeer zich over betreffende wegen verdelen.

Gezien het voorgaande is het niet noodzakelijk de verkeersstructuur aan te passen. De ontsluiting van het recreatieterrein zal ongewijzigd plaatsvinden via de Wylerbaan. Door de eigenaar van het terrein is onderzocht of er nog een in-/uitrit kan worden toegevoegd, omdat de huidige hoofdentree soms tot lastige manoeuvreersituaties leidt. Dit is echter fysiek en financieel niet haalbaar gebleken. De bestaande hoofdentree en de aparte toegangsweg tot de vrijstaande beheerderswoning en de noordzijde van het terrein blijven als zodanig in stand.

Parkeren

Uitgangspunt van het gemeentelijk ruimtelijk beleid is dat op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. In de huidige situatie is dat wat Recreatieterrein De Oude Molen betreft het geval.

In de huidige situatie is ter plaatse van de elke kampeerplaats één parkeerplaats aanwezig en/of kan ter plaatse van de centraal gelegen groenplekken nabij de kampeerplaats worden geparkeerd. Daarnaast zijn bij de hoofdentree van het recreatieterrein en het hoofdgebouw voor centrale voorzieningen parkeerplaatsen beschikbaar voor gasten van de groepsaccommodaties en tijdelijk parkeren bij aankomst op het recreatieterrein. Eén parkeerplaats bij ieder recreatiemiddel en een centrale parkeervoorziening ten behoeve van onder meer de groepsaccommodaties en parkeren bij aankomst gelden ook als uitgangspunten voor de toekomstige situatie.

Zoals nader toegelicht in paragraaf 2.3 zal het recreatieterrein als geheel met de door dit bestemmingsplan geboden verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden niet significant intensiever worden benut voor het bieden van mogelijkheden voor recreatief nachtverblijf. Ook blijft de gebruikersintensiteit in wezen gelijk. Derhalve mag worden verondersteld dat het mogelijk blijft op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te voorzien. Om met het plan te waarborgen dat de nodige parkeerplaatsen gerealiseerd worden en behouden blijven, zijn in de regels ook eisen gesteld omtrent het parkeren voor de bestaande groepsaccommodaties, kampeerplaatsen en bedrijfswoningen en bij het toevoegen en/of vervangende nieuwbouw van gebouwde recreatiemiddelen. Voor de opgenomen parkeernormen is aansluiting gezocht bij de parkeerkencijfers uit Publicatie 317 van het CROW. Omdat het de verwachting is dat het terrein geleidelijk transformeert naar een terrein met vooral stacaravans, chalets en recreatiewoningen, is voor kampeerplaatsen en gebouwde recreatiemiddelen aangesloten bij de normen voor een bungalowpark, gelegen in 'weinig stedelijk' gebied en 'rest bebouwde kom'.

Behalve de eisen aan het parkeren ziet het plan er ook op toe dat in de toekomstige situatie voldoende ruimte voor het parkeren beschikbaar is en blijft ter plaatse van zowel de kampeerkavels zelf als het recreatieterrein als geheel. Met de maatvoeringseisen aan gebouwde recreatiemiddelen en de bijbehorende kampeerkavel is vastgelegd dat een kampeerkavel voldoende omvang heeft om naast het recreatiemiddel en groene inpassing ook minimaal één parkeerplaats te kunnen realiseren. En dat er naast kampeerplaatsen en -kavels centraal gelegen plekken zijn, waar onder meer enkele gemeenschappelijke parkeerplaatsen mogelijk zijn.

Vanuit oogpunt van verkeer en parkeren is dit bestemmingsplan uitvoerbaar.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Het plangebied maakt geel deel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland. Onderstaande afbeelding laat de Natura 2000-gebieden in de omgeving zien. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is het gebied De Bruuk, op een afstand van ca. 2,2 km.

De bossen ten westen en noorden van Groesbeek behoren tot het Gelders Natuurnetwerk, maar deze liggen dus ook op afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0021.png"

Ligging plangebied in relatie tot Natura 2000-gebieden

Met voorliggend plan wordt de recreatieve bestemming voor Recreatieterrein de Oude Molen niet wezenlijk in omvang vergroot en kan redelijkerwijs worden verondersteld dat de in het plan voorziene verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden niet zullen leiden tot verstoring van de habitats in deze beschermde gebieden.

Stikstof

Een toename van de stikstofdepositie als gevolg van de aanleg en het gebruik van een nieuw ruimtelijk plan kan mogelijk wel tot op grotere afstand effect hebben op beschermde natuurgebieden. Daarom is een Voortoets stikstofdepositie uitgevoerd, waarbij de mogelijke ontwikkelingen in voorliggend plan zijn doorgerekend. Gerekend is met een worst-case scenario, waarbij binnen 10 jaar de centrale voorzieningen maximaal worden uitgebreid en er 221 recreatiewoningen gerealiseerd worden (de grootste en qua bouwwijze meest intensieve van de toegestane recreatiemiddelen). De rapportage van de stikstofberekening is opgenomen in bijlage 2.

De conclusie is dat, zowel de aanleg als het gebruik, geen bijdrage aan de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar veroorzaakt op de Natura 2000-gebieden in de omgeving. Er is dus geen sprake van mogelijk negatieve effecten op de beschermde gebieden.

Het plangebied is bovendien gelegen buiten het Nationale Landschap Gelderse Poort. Als het om gebiedsbescherming gaat, mag dit bestemmingsplan dan ook uitvoerbaar worden geacht.

Soortenbescherming

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de recreatieve bestemming voor Recreatieterrein de Oude Molen niet wezenlijk in omvang vergroot. Ook kan in casu redelijkerwijs worden aangenomen dat de verwezenlijking van de binnen de bestemming geboden verruimde gebruiks- en bouwmogelijkheden niet tot ingrepen zal leiden die mogelijk kunnen leiden tot verstoring van verblijfplaatsen en/of foerageergebieden van beschermde soorten. Dit nu:

  • niet voorzien is dat bestaande gebouwen gesloopt zullen worden, die mogelijk een geschikte verblijfsplaats zijn voor vleermuizen of andere beschermde soorten;
  • geen kap is beoogd van de bestaande bomen(rijen) en onderbeplanting aan de randen van het recreatieterrein, maar juist instandhouding en herstel van het bestaande groen en aanleg van nieuw afschermend groen, voor zover dit nog niet of onvoldoende aanwezig is;
  • het overig op het recreatieterrein aanwezige groen intensief wordt beheerd;
  • het recreatieterrein als zodanig al sinds de jaren '80 of langer in gebruik is voor verblijfsrecreatie.

Er is een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke effecten van het voorliggende bestemmingsplan op beschermde gebieden en beschermde soorten (zie bijlage 7, Quickscan Wet natuurbescherming). De conclusie uit het onderzoek is dat op het recreatiepark geen verblijfplaatsen of essentiële structuren van beschermde soorten worden weggenomen. Dit laat onverlet dat bij het benutten van de in het plan vervatte gebruiks- en bouwmogelijkheden de algemene zorgplicht ten aanzien van flora en fauna geldt. Het plan is uitvoerbaar ten aanzien van het aspect ecologie.

4.5 Cultuurhistorie En Archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Op het terrein zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig. Het terrein is al sinds de jaren '80 in gebruik als recreatieterrein. Het terrein wordt ook niet in omvang vergroot. Ten aanzien van cultuurhistorie zijn er geen bijzonderheden.

Archeologie

Het gemeentelijk beleid inzake archeologie is vervat in de op 8 januari 2015 vastgestelde Erfgoedverordening Groesbeek 2015. Het beleid geeft voor gebieden met een hoge of middelhoge verwachtingswaarde aan dat bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld archeologisch onderzoek vereist is. Dit om de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate vast te stellen en aan te tonen of het behoud van archeologische waarden in voldoende mate geborgd kan worden geborgd dan wel de archeologische waarden door de bodemingreep niet onevenredig worden aangetast. Onderstaande uitsnede van de in 2013 vervaardigde archeologische beleidsadvieskaart Gemeente Groesbeek laat zien dat er voor het gehele plangebied een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde geldt (de donker resp. licht oranje vlakken).

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0022.png"

Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart Groesbeek (plangebied aangegeven met zwarte lijn)

Met dit bestemmingsplan wordt beoogd bij recht mogelijk te maken dat de bestaande hoofdgebouwen voor centrale en sanitaire voorzieningen kunnen worden uitgebreid met resp. 1.000 m2 (incl. de reeds gebouwde uitbreiding groepsaccommodatie van 340 m2), ca. 350 m2 en de bestaande opslagloods van circa 185 m2 kan worden vervangen door nieuwbouw van een loods van maximaal 800 m2. Deze nieuwe bouwmogelijkheden bij recht zijn voorzien op de gronden ter plaatse van en gelegen aansluitend aan de bestaande hoofdgebouwen en opslagloods. Gelet op de hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde voor alle gronden in het plangebied is het, voordat de nieuwe bouwmogelijkheden als recht kunnen worden vastgelegd, vereist archeologisch onderzoek uit te voeren ter plaatse van die gronden waar het plan de uitbreidingen en vervangende nieuwbouw mogelijk toestaat. Onderstaande afbeelding geeft het te onderzoeken gebied weer (rood begrensd).

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BPRecDeOudeMolen-VSG1_0023.png"

Ten aanzien van de overige gronden in het plangebied geldt dat voorafgaand aan de vaststelling van dit plan geen (bouw)werkzaamheden zijn voorzien, die leiden tot een bodemingreep groter dan 100 m2.

Resultaten onderzoek

Er heeft een verkennend booronderzoek plaats gevonden. In bijlage 1 is het rapport opgenomen. Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek blijkt dat de bodemopbouw bestaat uit een bouwvoor van 50 cm dik met hieronder een dik verstoord pakket. Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en de aanwezigheid van bebouwing ter plaatse van een deel van het onderzoeksgebied, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht.

Op grond van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd om het onderzochte deel van het plangebied vrij te geven en geen archeologisch vervolgonderzoek te laten uitvoeren.

Ter bescherming van de mogelijkerwijs in de bodem aanwezige archeologische waarden is daarom voor het overige plangebied, overeenkomstig het gemeentelijk beleid, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' vastgelegd. Daarmee is voor de overige gronden geregeld dat wanneer hier wel (bouw)werkzaamheden gaan plaatsvinden met een bodemingreep groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld, voor die gronden in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning alsnog archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

Het bestemmingsplan is, gezien het bovenstaande, uitvoerbaar ten aanzien van het aspect archeologie.

4.6 Explosieven

In de tijd van de Tweede Wereldoorlog is het gebied rond Groesbeek diverse malen getroffen door bombardementen. Daarnaast lag de Duitse verdedigingslinie tussen het dorp Groesbeek en de Duitse landgrens. De gevechten hebben geleid tot onontploft materiaal in de grond. Bij ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen moet worden nagegaan of explosieven aanwezig zijn.

Planspecifiek

Ter plaatse van het plangebied zijn in het verleden diverse detectieonderzoeken gedaan naar mogelijk explosief materiaal in de bodem. Dit is gebeurd in het kader van vergravingen ten behoeve van onder meer nieuwe bouwwerken, stacaravans/chalets, aanleg van speelterreinen en recent een vijver. Er is destijds geen materiaal gevonden.

Aangezien het overgrote deel van de gronden binnen het plangebied al sinds de jaren '80 of langer bestemd en in gebruik is voor verblijfsrecreatie en met dit bestemmingsplan de recreatieve bestemming voor het recreatieterrein niet in omvang wordt vergroot, is het niet noodzakelijk geacht om ten behoeve van vaststelling van voorliggend bestemmingsplan het gehele terrein aan detectieonderzoek te onderwerpen.

Op het moment dat bij het realiseren van de in het plan vervatte bouwmogelijkheden op een deel van het terrein een bodemingreep is voorzien, dient voordat deze plaatsvindt ter plaatse gedetecteerd te worden op mogelijk explosief materiaal in de bodem. Indien er in voorkomend geval toch onontploft materiaal wordt aangetroffen, zal dat conform de voorgeschreven protocollen geruimd moeten worden. Als zodanig zal het eventuele explosief materiaal, dat ter plaatse van het plangebied nog plaatselijk in de bodem aanwezig kan zijn, geen belemmering geven voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.7 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

Ten behoeve van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten, als bedoeld in artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening. De kosten zijn dankzij de anterieure overeenkomst anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig is. Omdat in de overeenkomst ook is geregeld dat eventuele tegemoetkomingen in planschade door gemeente op initiatiefnemer kunnen worden verhaald, is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan gewaarborgd.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld conform de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen standaarden, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met de eventuele bij de bestemming(en) behorende aanduidingen als gebieds-, functie- en bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) en/of kadastrale kaart).

5.3 Regels

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in Hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de regels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de regels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Het geven van een bestemmingsomschrijving is verplicht voor iedere bestemming die in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Voor de overige onderdelen geldt dat zij kunnen worden opgenomen, afhankelijk van wat er binnen de bestemming moet worden geregeld.

5.4 Wijze Van Bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

'Groen'

De bestemming 'Groen' is op de verbeelding vastgelegd welke gronden de randen van het recreatieterrein zijn. Ten behoeve van de gewenste groene inrichting van de recreatieve bestemming en het van buitenaf ontnemen van zicht op de bedrijfsgebouwen, kampeermiddelen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf, dient het afschermend groen te worden aangelegd, hersteld en in stand gehouden te worden. De bestemming legt ook de breedte van die groene randen vast. De aanleg en instandhouding van het afschermend groen is niet alleen bestemd maar ook juridisch geborgd met een voorwaardelijke verplichting (artikel 4.4.7). Deze houdt in dat het gebruiken van uitbreidingen van bestaande bedrijfsgebouwen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf alsmede nieuwe bedrijfsgebouwen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf toegestaan slechts toegestaan is, indien binnen 1 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan het afschermend groen is aangelegd ter plaatse van de bestemming 'Groen' en dit groen in stand wordt gehouden. De voorwaardelijke verplichting bevat ook de aan het afschermend groen gestelde voorwaarden.

'Recreatie - 2'

De recreatieve hoofdbestemming geldt voor alle in het plangebied gelegen gronden. De als zodanig bestemde gronden zijn onder meer bestemd voor een camping met kampeermiddelen (tent(wagen), kampeerauto, caravan) en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf (stacaravan, chalet, recreatiewoning) en, binnen de op de verbeelding vastgelegde aanduiding voor centrale voorzieningen en groepsaccommodaties.

De bestemmingsregeling voor deze bestemming houdt verder op hoofdlijnen het volgende in:

    1. 1. Binnen de recreatieve bestemming geldt een onderscheid in de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor enerzijds bedrijfsgebouwen ten behoeve van voorzieningen (waaronder begrepen de bedrijfswoningen) en anderzijds recreatiemiddelen (kampeerplaatsen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf).
    2. 2. De omvangrijke(re) bedrijfsgebouwen voor centrale of sanitaire voorzieningen en binnenopslag en bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan binnen de aanduidingen, die op de verbeelding rondom de bestaande gebouwen zijn vastgelegd - buiten deze aanduidingen zijn, tot een gezamenlijke maximum oppervlakte van 200 m2, enkel nog een aantal kleinere gebouwen van elk maximaal 25 m2 toegestaan.
    3. 3. Op de gronden zijn kampeerplaatsen voor diverse kampeermiddelen (tent(wagen), kampeerauto, caravan) toegestaan of mogen al dan niet vergunningvrij diverse bouwwerken voor recreatief nachtverblijf (stacaravans, chalets, recreatiewoningen) worden geplaatst of gebouwd. Voor de gronden gelegen ter plaatse van het bungalowpark 'De Zeven Heuvelen', waarvoor de aanduiding 'recreatiewoning' is vastgelegd, zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden bij recht beperkt tot alleen bouwwerken voor recreatief nachtverblijf in de vorm van recreatiewoningen. Dit in verband met gewenste voortzetting van de bestaande ruimtelijke structuur van het bungalowpark. Voor iedere vorm van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf gelden maximum of minimum maatvoeringseisen wat betreft dichtheid, bebouwde oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte en onderlinge afstand. Ook mag de omvang van het bij het bouwwerk voor recreatief nachtverblijf behorende aaneengesloten stuk grond - het kampeerkavel - niet minder bedragen dan driemaal de bebouwde oppervlakte van de stacaravan, het chalet of de recreatiewoning ter plaatse van dat kavel. Grenzend aan aanliggende woonpercelen (i.c. het perceel Wylerbaan 2f-2g-2h, Molenweg 46 en de woningen aan de Jonkershof) is het in een zone van 8 meter niet mogelijk om recreatiewoningen te bouwen. Dit is met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - recreatiewoning' op de verbeelding aangegeven.
    4. 4. De bestaande bedrijfsgebouwen voor centrale of sanitaire voorzieningen en binnenopslag en bedrijfswoningen kunnen alleen worden uitgebreid, of vervangen middels nieuwbouw, binnen de aanduidingen, die daarvoor op de verbeelding zijn vastgelegd. Uitbreiding of vervangende nieuwbouw is mogelijk tot de in de regels voor desbetreffende aanduiding vastgelegde maximum maatvoeringseisen (bebouwingspercentage van de aanduiding en/of inhoud, goot- en bouwhoogte).
    5. 5. Met een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten – terras' is geregeld dat de aanleg van terrassen bij een recreatiewoning, chalet of stacaravans niet is toegestaan binnen een gebied van 15 meter, gemeten vanaf de gevel van omliggende woningen, om mogelijke geluidhinder van het terras te voorkomen. De aanleg van een terras binnen deze zone is wel toegestaan als deze zich bevindt aan de andere kant van de recreatiewoning/chalet/stacaravans dan waar de woning ligt.
    6. 6. Ten behoeve van een borging van de gewenste groene inrichting van de recreatieve bestemming is in een specifieke gebruiksregel (artikel 4.4.3) vastgelegd wat de maximum oppervlakte aan verhard oppervlak (verharding en bouwwerken) per ha mag zijn. De bepaling geldt niet ter plaatse van de op de verbeelding vastgelegde aanduidingen voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van centrale en sanitaire voorzieningen en binnenopslag, bedrijfswoningen en afschermend groen.
    7. 7. Om te borgen dat bij de verwezenlijking van de recreatieve bestemming op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid en voldoende extra waterberging is/wordt voorzien, zijn in specifieke gebruiksregels nadere voorwaarden gesteld ten aanzien van parkeren en waterberging in relatie tot het gebruiken van gronden en bebouwing binnen de bestemming. Voor parkeren (artikel 4.4.4) is daarbij met normen per eenheid vastgelegd welk aantal parkeerplaatsen minimaal vereist is ten behoeve van de groepsaccommodaties, kampeermiddelen, (vervangende) nieuwbouw van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en bedrijfswoningen. Ook is bepaald dat ter plaatse van een kampeerplaats of een kampeerkavel van een nieuw bouwwerk voor recreatief nachtverblijf minstens één parkeerplaats aanwezig moet zijn. Inzake waterberging is sprake van een voorwaardelijke verplichting (artikel 4.4.8). Het gebruiken van uitbreidingen van bestaande en van nieuwe bedrijfsgebouwen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en gronden voor nieuwe wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen is slechts toegestaan, indien voorafgaand aan of gelijktijdig met het bouwen of het aanleggen daarvan voldoende waterberging is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. De opgenomen eis voor het te realiseren aantal m3 waterberging is conform beleid van het waterschap en gekoppeld aan het aantal m2 aan toename verhard en/of bebouwd oppervlak.

'Waarde - Archeologie 2'

Deze dubbelbestemming is vastgelegd voor de gronden in het plangebied die op de door RAAP voor de gemeente Groesbeek opgestelde archeologische beleidsadvieskaart zijn aangegeven als gronden met een hoge dan wel een middelhoge verwachtingswaarde. Het gebied dat middels een verkennend bodemonderzoek is onderzocht, is vrijgegeven. Met de dubbelbestemming worden de mogelijkerwijs in de bodem aanwezige archeologische waarden beschermd. In het geval op de als zodanig bestemde gronden vanwege het bouwen van bouwwerken of het uitvoeren van werken en werkzaamheden een bodemingreep plaatsvindt met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,3 m onder maaiveld, geldt in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel het uitvoeren van werken en werkzaamheden een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek. Daarmee dient te worden vastgesteld welke archeologische waarden ter plaatse van desbetreffende gronden aanwezig zijn en te worden aangetoond dat geen sprake is van aantasting van eventueel aanwezige waarden.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c (voor)overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Hiertoe wordt op basis van het eerste lid van dit artikel een voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het waterschap en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding kunnen zijn. Gelijktijdig met het (voor)overleg zal het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd voor inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening.

Na behandeling van de ingekomen vooroverleg- en inspraakreacties wordt vervolgens het voorontwerp omgezet naar een ontwerpbestemmingsplan. Eventuele uit de reacties volgende wijzigingen worden dan verwerkt.

Het ontwerpbestemmingsplan dient ingevolge artikel 3.8 Wro overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter inzage te worden gelegd. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na beantwoording van eventueel ingekomen zienswijzen en (gewijzigde) vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekendgemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag Artikel 3.1.1 Bro Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt overeenkomstig artikel 3.1.1 Bro voor vooroverleg verzonden aan de relevante overheden, diensten en instanties. In deze paragraaf, of in een separate bijlage, wordt te zijner tijd verslag gedaan van de uitkomsten van het vooroverleg.

6.3 Verslag Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Recreatieterrein De Oude Molen' heeft van 7 juli tot en met 18 augustus 2016 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 5 inspraakreacties binnengekomen. In bijlage 3 is een verslag hiervan opgenomen. In dit verslag zijn de reacties samengevat en van een antwoord voorzien. Op enkele onderdelen heeft dit geleid tot aanpassing van het plan. Rondom de woningen Wylerbaan 2-2f-2g is een zone van 8 meter opgenomen waarbinnen de bouw van recreatiewoningen niet is toegestaan.

6.4 Verslag Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 30 juni tot 11 augustus 2021 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn vier zienswijzen ontvangen. In bijlage 4 Zienswijzennota zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord. Twee onderwerpen kwamen meerdere keren terug: de mogelijkheid om op korte afstand van de perceelsgrens recreatiewoningen te kunnen bouwen met een goot- en bouwhoogte van 3 en 7 m, en de vrees voor geluidshinder omdat niet voldaan wordt aan de richtafstanden die worden gehanteerd in de publicatie Bedrijven en Milieuzonering.

Naar aanleiding hiervan zijn er aanvullende onderzoeken uitgevoerd. De eerste is een stedenbouwkundige effectrapportage waarin aan de hand van diverse criteria getoetst is wat het effect van de bouwmogelijkheden die het nieuwe plan biedt, is op omliggende woonkavels. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 5. Het tweede onderzoek is een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting van de recreatiewoningen (met name het terras) op de omliggende woningen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6.

De zienswijzen hebben geleid tot de volgende wijzigingen in het plan:

  1. 1. Bij alle aanliggende woningen is een zone van 8 meter opgenomen (gemeten vanuit de perceelsgrens) waarin geen recreatiewoningen mogen worden gebouwd, in verband met het (uit)zicht op de woning. Stacaravans en chalets blijven (conform het geldende bestemmingsplan) wel toegelaten, omdat deze door hun beperktere hoogte niet of nauwelijks zichtbaar zijn vanuit de woningen. Ook is een regel opgenomen dat er bij de recreatiewoningen binnen 15 meter van een woonbestemming geen dakkapellen zijn toegestaan op het naar de woning gekeerde dakvlak.
  2. 2. Aan de zijde van de Jonkershof en bij de woning Molenweg 46 wordt een zone van 15 m (gemeten vanaf de gevel van de woningen) opgenomen waarbinnen de aanleg van terrassen niet is toegestaan, tenzij deze zich aan de van de woning afgekeerde zijde van het recreatieobject liggen. Dit vanwege (de piekbelastingen van) het geluid. Aan de oostzijde van Molenweg 46 en bij de woningen Wylerbaan 2F-2G is deze zone niet opgenomen. De tuinen zijn hier zo diep dat vanzelf aan deze minimale afstandseis van 15 meter wordt voldaan. De geluidbelasting, die wordt gemeten op de gevel, blijft ook bij piekbelastingen binnen de geluidseisen.
  3. 3. Er is een regel opgenomen dat bij de recreatiewoningen, stacaravans, chalets en overige kampeermiddelen geen elektronisch versterkte muziek mag worden afgespeeld.

Daarnaast is er ook een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). Dit onderzoek leidt niet tot wijzigingen van het bestemmingsplan.

Ambtelijke aanpassing:

De functieaanduiding 'groen' (onderdeel van de bestemming Recreatie – 2' is gewijzigd in de bestemming 'Groen'. De voorwaardelijke verplichting voor de aanleg, herstel en instandhouding van groen is gehandgaafd in de bestemming 'Recreatie - 2'.

Voor een uitgebreid verslag van de zienswijzen, de genoemde onderzoeken en de wijzigingen in het plan wordt verwezen naar bijlage 4.

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek

Bijlage 2 Voortoets Stikstofdepositie

Bijlage 2 Voortoets stikstofdepositie

Bijlage 3 Verslag Vooroverleg En Inspraak

Bijlage 3 Verslag vooroverleg en inspraak

Bijlage 4 Zienswijzennota

Bijlage 4 Zienswijzennota

Bijlage 5 Stedenbouwkundige Effectrapportage

Bijlage 5 Stedenbouwkundige effectrapportage

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek

Bijlage 7 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 7 Quickscan Wet natuurbescherming