KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Leiding - Gas
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Verkeer - Fietspad
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling
2.1 Gebiedsbeschrijving
2.2 Beoogde Planontwikkeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieu
4.2 Leidingen
4.3 Natuur
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
4.5 Waterparagraaf
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Plansystematiek
5.2 De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Aanvaardbaarheid
6.1 Economische Aanvaardbaarheid
Bijlage 1 Natuurcompensatieplan
Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek Rijlaan Groesbeek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek Polderweg Kekerdom

Fietspad Rijlaan, Groesbeek

Bestemmingsplan - Gemeente Berg en Dal

Vastgesteld op 05-03-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Fietspad Rijlaan, Groesbeek' met identificatienummer NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1 van de gemeente Berg en Dal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.6 archeologische verwachtingswaarden:

gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand:

  • bij bouwwerken: bestaand, legaal ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • bij gebruik: bestaand, legaal ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 extensief recreatief medegebruik:

recreatief medegebruik: vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen als wegbewijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 houtopstand:

begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met bijbehorende windsingels;

1.17 kampeermiddel:

  • een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.18 landschapswaarden:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.19 omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo;

1.20 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo;

1.21 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark, caravan, voorzover deze/dit niet als een bouwwerk is aan te merken;

1.22 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.23 werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Algemeen

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Leiding - Gas

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding, met de bestaande druk, diameter en ligging;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende dubbelbestemming of hoofdbestemming toe te staan, mits:

  1. a. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  2. b. er geen kwetsbaar object wordt toegelaten;
  3. c. hiertoe door het bevoegd gezag advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer - Fietspad

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarden

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologische verwachtingswaarden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Overige zone - stuwwal

Ter plaatse van de aanduiding ‘stuwwal’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. a. behoud van beslotenheid, bosareaal, reliëf en hoogteverschillen van de erosiedalen;
  2. b. versterking van de natuurwaarden;
  3. c. behoud van en ontwikkeling tot ongelijkjarig gemengd bos.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Fietspad Rijlaan, Groesbeek.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gemeente Berg en Dal wil in het verlengde van de Heumensebaan langs de Rijlaan, een vrijliggend fietspad aanleggen. Om het fietspad te kunnen realiseren, worden er ter plaatse van het trace bomen gerooid. Aangezien deze gronden liggen binnen het Gelders Natuurnetwerk (GNN), is compensatie noodzakelijk; de compensatie bestaat uit het bebossen van een agrarisch gebied in de Duffelt. Dit gebied maakt eveneens deel uit van onderhavig bestemmingsplan.

Het voornemen maakt onderdeel uit van de realisatie van een goede en duurzaam veilige fietsverbinding tussen de plaatsen Molenhoek en Groesbeek. Tussen Molenhoek en Groesbeek ligt momenteel geen vrijliggende fietsvoorziening en de rijbaan van de Heumensebaan en Rijlaan is enkel voorzien van fietssuggestiestroken. De aanleg van een vrijliggend fietspad is primair van belang voor utilitair woon-werkverkeer tussen Groesbeek en Molenhoek met het daar gelegen station Mook-Molenhoek en ook voor woon-school verkeer van en naar het Montessori college in Groesbeek. Daarnaast vervult het beoogde fietspad een functie voor recreanten die de regio per fiets willen verkennen.

Het beoogde fietspad wordt vier meter breed en 2,1 kilometer lang. Het fietspad is in twee richtingen te berijden en wordt aan de zuidzijde van de Rijlaan gesitueerd. Aan de zijde van Groesbeek sluit het fietspad aan op de bestaande fietspaden langs de Mooksebaan. Het fietspad eindigt bij de gemeentegrens van gemeente Berg en Dal en gemeente Mook en Middelaar, ter plaatse van het kruispunt met de Biesseltsebaan. Vanaf dit punt naar Molenhoek kan fietsverkeer kiezen om gebruik te maken van de route langs hotel Het Jachtslot of van de fietssuggestiestroken op het wegvak van de Heumensebaan in eigendom bij de gemeente Mook en Middelaar. Onderstaand figuur geeft de globale ligging van het beoogde fietspad (rood) en de vervolgroutes via Het Jachtslot (oranje) en de Heumensebaan (groen) weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0001.png"

Globale ligging beoogde fietsvoorziening

De Provincie Gelderland heeft de toenmalige gemeente Groesbeek een bijdrage in het vooruitzicht gesteld in het kader van het Regionaal Mobiliteitsfonds voor de aanleg van het vrijliggend fietspad. Zoals genoemd dienen voor de aanleg van het fietspad bomen ten zuiden van de Rijlaan te worden gerooid. De te rooien bomen maken onderdeel uit van het GNN. Ter compensatie wordt hiervoor een agrarisch gebied in de Duffelt bebost. Om de aanleg van de beoogde fietsvoorziening en natuurcompensatie planologisch-juridisch mogelijk te maken danwel te verankeren, worden de vigerende bestemmingsplannen herzien. Voorliggende toelichting maakt hier onderdeel van uit.

1.2 Ligging En Begrenzing

1.2.1 Fietspad

Het plangebied voor het fietspad is circa 20 meter ten zuiden, parallel aan de Rijlaan gelegen. De lengte van de beoogde fietsvoorziening bedraagt circa 2,1 kilometer. Het betreffende plangebied maakt onderdeel uit van het perceel kadastraal bekend als gemeente Groesbeek, sectie F, nummers 1233, 1235 en 1237. Verder geldt dat het plangebied voor het fietspad is gelegen tussen de tussen de Gelderse kern Groesbeek en Limburgse kern Molenhoek. De directe omgeving van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit het Groesbeekse Bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0002.png"

Ligging plangebied fietsvoorziening

1.2.2 Natuurcompensatie

Het plangebied voor natuurcompensatie is voorzien aan de randen ter plekke van een tweetal agrarische percelen aan De Polderweg in de Duffelt bij Leuth. Het betreft de percelen kadastraal bekend als gemeente Leuth, sectie D, nummers 116 en 144. Samen beslaan zij een oppervlak van circa 4,52 ha. Slechts een deel hiervan, circa 2 ha, zal in gebruik worden genomen voor de natuurcompensatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0003.png"

Ligging plangebied natuurcompensatie

Voor de wijdere omgeving van het plangebied geldt dat ten zuiden de kern Leuth is gelegen, ten noordoosten de Waal loopt en ten noorden de kern Kekerdom is gelegen. Direct ten zuiden van het plangebied voor natuurcompensatie zijn een kleinschalig natuurgebied en de molen De Duffelt gelegen. Met de beoogde natuurcompensatie wordt op de aanwezige natuur en omgeving aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0004.png"

Globale ligging plangebied natuurcompensatie

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

1.3.1 Fietspad

Ter plaatse van de beoogde fietspad geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek', zoals vastgesteld door de toenmalige gemeente Groesbeek op 29 augustus 2013. Op basis van dit bestemmingsplan kent dit plangebied de bestemming 'Natuur'. Ook gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarden' en 'Waarde - Cultuurhistorie'. Verder geldt de gebiedsaanduiding 'stuwwal'. De aanleg van een fietspad is op basis van de voor bestemming 'Natuur' geldende regels niet toegestaan. Derhalve dient ter plaatse van het beoogde fietspad deze bestemming te worden gewijzigd in 'Verkeer - fietspad'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0005.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan met aanduiding plangebied fietsvoorziening

1.3.2 Natuurcompensatie

Ter plaatse van het beoogde gebied voor natuurcompensatie geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Ubbergen', zoals vastgesteld door de toenmalige gemeente Groesbeek op 21 november 2013. Op basis van dit bestemmingsplan kent dit plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap 2'. Ook gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4', gebiedsaanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning ganzen- en weidevogelgebied' en 'wro-zone - omgevingsvergunning beplantingselement'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0006.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan met aanduiding plangebied natuurcompensatie

Om de aanleg en de instandhouding van de ingevolge het natuurcompensatieplan aan te leggen nieuwe natuur te kunnen beschermen als natuurgebied, krijgt dit deel van het plangebied de bestemming Natuur .

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving opgenomen van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het Rijks-, provinciaal-, en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 4 wordt inzicht gegeven in de milieu- en waardenaspecten die van belang zijn voor het voorliggend bestemmingsplan. In de laatste hoofdstukken komt de wijze van bestemmen, de haalbaarheid alsmede de procedure aan de orde.

Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling

2.1 Gebiedsbeschrijving

2.1.1 Fietspad

Het beoogde fietspad is gelegen in het Groesbeekse bos tussen de kernen Groesbeek en Molenhoek. Groesbeek is gelegen in het vrijwel meest zuidelijk deel van provincie Gelderland en Molenhoek in het meest noordelijke deel van de provincie Limburg. Verder geldt dat Groesbeek in het bekken ligt van de stuwwal die is ontstaan door opstuwing van landijs in de voorlaatste ijstijd. Het plangebied maakt onderdeel uit van dit stuwwal gebied van Groesbeek. Het gebied wordt gekenmerkt door dichte bebossing, grote hoogteverschillen en ecologische kwaliteiten.

Als er naar de infrastructuur wordt gekeken, is te zien dat het dorp Groesbeek als hoofdkern fungeert, van waaruit zich een radiale wegenstructuur strekt. Er zijn geen snelwegen aanwezig in het gebied. De belangrijkste verbindingswegen betreffen de Nijmeegsebaan, de Oude Kleefsebaan, de Mooksebaan, de Heumensebaan, de Zevenheuvelenweg, de Wylerbaan en de Bredeweg/ Grafwegen.

Groesbeek is een aantrekkelijke gemeente voor recreatie en toerisme vanwege het gevarieerde landschap en de aanwezige voorzieningen (campings, Museumpark Orientalis, Afrikamuseum, Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945 etc.). De gemeente is daardoor bijzonder geschikt voor diverse vormen van extensieve recreatie, zoals wandelen en fietsen. Er zijn goede verbindingen met het nabijgelegen natuurgebied Sint-Jansberg alsook met Duitsland.

2.1.2 Natuurcompensatie

Het plangebied voor natuurcompensatie is gelegen aan de Polderweg in Duffelt bij Leuth. Ten noordoosten van het plangebied stroomt de Waal. Het plangebied maakt onderdeel uit van het oeverwallenlandschap, dat door vele overstromingen van de Waal is ontstaan. De sedert eeuwenlang bewoonde oeverwallen onderscheiden zich door een kleinschalige en veelvormige opbouw. De dorpen en buurtschappen, waar woningen van oorsprong in een lint langs de weg liggen, vormen een mozaïek met landbouwgronden. Op deze rijkere gronden bestaat de teelt veelal uit fruit, maar daarnaast is hier op uitgebreide schaal klei gewonnen voor de baksteenindustrie. De rijke geschiedenis is afleesbaar aan enkele landhuizen en (restanten van) kastelen.

Op de oeverwal staan struweelhagen in greppels op de kavelgrenzen in een kleinschalig patroon, met concentraties van hagen bij de Groenlanden, ten zuiden van Ooij en rond de Thornse Hof en molen. Op drie plaatsen duiden doorbraken in de oeverwallen op vroege bewoning. Deze doorbraken bevinden zich in Wercheren, de Bredestraat in Leuth en de Botsestraat bij Kekerdom. Daarnaast zijn verspreid door het binnendijkse landschap nog diverse natuurlijke elementen aanwezig, bijvoorbeeld wielen, poelen, dijkjes, heggen en hagen en houtsingels op de oeverwal en sloten met riet en struweel in het kommengebied. In het kader van groenblauwe diensten wordt er na gestreefd het aantal landschapselementen in het gebied verder te vergroten, waarmee een groenblauw netwerk in het gebied ontstaat. Er wordt gestreefd naar een robuuste ecologische verbinding tussen de uiterwaarden en de stuwwal.

2.2 Beoogde Planontwikkeling

2.2.1 Fietspad

Het planvoornemen betreft de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Heumensebaan-Rijlaan, ten zuiden van de Rijlaan. De route Heumensebaan-Rijlaan wordt door autoverkeer gebruikt op de relaties Groesbeek-Molenhoek en Groesbeek-Malden. Door fietsverkeer wordt de route hoofdzakelijk gebruikt voor de relatie Groesbeek-Molenhoek.

In de huidige situatie dient het fietsverkeer voor de relatie Groesbeek-Molenhoek gebruik te maken van de fietssuggestiestroken op het wegvak van o.a. de Rijlaan. De Rijlaan is ingericht en aangeduid als een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een snelheidsregime van 60 km/uur. Volgens de CROW publicatie 164d is een vrijliggend fietspad langs deze route Duurzaam Veiliger / altijd noodzakelijk op basis van zowel het intensiteitscriterium (meer dan 6.500 mvt/etmaal) als de V85 norm (>55 km/uur). Zo bedraagt de verkeersintensiteit van de Rijlaan in 2012 6.900 mvt/etmaal en is de voorspelling voor 2022 7.700 mvt/etmaal. De gereden V85 bedraagt 62 km/uur.

Daarnaast geldt nog dat het veiligheidsrisico wordt versterkt door het heuvelachtige karakter van de weg en de ligging geheel in bosgebied. De zichtbaarheid van langzaam verkeer is onder de maat en onder andere schoolgaande jeugd laat zich daarbij slecht sturen als het gaat om het eigen verkeersgedrag (in dit specifieke geval: werkende verlichting). Ook vanwege het gevoel van subjectieve onveiligheid wordt de route momenteel door velen gemeden en wordt of omgereden of worden andere minder duurzame en gezonde modaliteiten als de auto en de bus gebruikt.

Om bovenstaande redenen wordt uit veiligheidsoogpunt de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Rijlaan noodzakelijk geacht. Het beoogde vrijliggende fietspad wordt vier meter breed, 2,1 kilometer lang en in twee richtingen te berijden. Aan de zijde van Groesbeek sluit het fietspad aan op de bestaande fietspaden langs de Mooksebaan. Het vrijliggend fietspad eindigt bij het kruispunt met de Biesseltsebaan, dit vormt tevens de gemeentegrens van Berg en Dal en Mook en Middelaar. Vanaf het kruispunt naar Molenhoek kan fietsverkeer kiezen om gebruik te maken van de route langs hotel Het Jachtslot of van de fietssuggestiestroken op het wegvak van de Heumensebaan in eigendom bij de gemeente Mook en Middelaar.

Het doel van de aanleg van het vrijliggend fietspad is om de verkeersveiligheid te waarborgen door de route Heumensebaan-Rijlaan Duurzaam Veilig in te richten. Voor de aanleg van het fietspad is het noodzakelijk een aantal bomen ten zuiden van de Rijlaan te rooien. De te rooien bomen maken onderdeel uit van het GNN. Ter compensatie wordt hiervoor een agrarisch gebied in de Duffelt bebost. De volgende paragraaf 2.2.2Natuurcompensatie gaat hier nader op in.

2.2.2 Natuurcompensatie

Ter compensatie van de te rooien bomen als onderdeel van het GNN, wordt op agrarisch perceel in de Duffelt bij Leuth nieuwe natuur ontwikkeld. De betreffende agrarische percelen zijn percelen kadastraal bekend gemeente Leuth, sectie D, nummers 116 en 144 en maken onderdeel uit van de Groene Ontwikkelingszone (zie 3.2.2).

De natuurcompensatie vindt plaats aan de randen van de agrarische percelen. Het plan voor de inrichting van de percelen is uitgewerkt binnen de kaders van de eisen en wensen van de gemeente en provincie. Op basis hiervan geldt dat 1,7 ha aan natuur gecompenseerd dient te worden. In de provinciale Omgevingsverordening is niet geregeld dat dit gecompenseerd moet worden als bos. Dit mogen ook andere vormen van natuur zijn. Wel is door de Provincie de voorwaarde meegegeven dat er op deze 1,7 ha minimaal 1,0 ha bos moet worden gecompenseerd. Om het toekomstige bos in te bedden in het agrarisch gebied hoeft dit bos niet tot de grens met naburige landbouwgrond ingeplant te worden met opgaande bomen, maar mogen er brede struweelranden in de buitenste randen van het bos ingericht worden. Onderstaand figuur geeft het uiteindelijke inrichtingsplan met samenvattende tabel weer (zie ook Bijlage 1 van de regels). Vervolgens worden de verschillende elementen toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0008.png"

Inrichtingsplan Natuurcompensatie fietspad Rijlaan

1. Bos

Dit bos is een geheel nieuw aan te planten bos en compenseert voor de te kappen bosstrook langs de Rijlaan in Groesbeek ten behoeve van de aanleg van een fietspad. Het zal (uiteindelijk) gevormd worden uit (in de lengterichting) 3-4 rijen opgaande bomen met daartussen een structuurrijke gevarieerde struiklaag en mogelijk kruidenrijke ondergroei.

Aan de westzijde en noordzijde zal de eerste rij opgaande bomen ca 10 m uit de erfgrens worden geplant om problemen in de toekomst met schaduwwerking en overhangende takken op het naburig landbouwperceel te voorkomen. Een gevarieerde struiklaag aan de westzijde en de noordzijde zal zorgen voor een structuurrijke mantel begroeiing die trapsgewijs is opgebouwd: van akker naar greppel met ruigte naar struiken en opgaand bos. In deze struweelrand kunnen ook boomvormers worden geplant die met een periodiek hakhoutbeheer (1x per 7-15 jaar) beperkt in hoogte en omvang blijven.

Aan de oostzijde kunnen de opgaande bomen tot dichter op de grens met de struweelrand worden geplant: deze struweelrand is zelf al ca 9 m breed. Door niet in rechtlijnig verband te planten, maar hier en daar te verspringen ontstaat een natuurlijker karakter van dit toekomstige bos. De trapsgewijze overgang wordt aan de oostzijde versterkt door de structuurrijke en gevarieerde mantel-zoomvegetaties in de struweelrand, zowel in breedte als in lengterichting. Dat vergroot de diversiteit aan microklimaat, belangrijk voor heel veel soorten (vliegende) insecten.

In verband met de gasleiding zullen opgaande bomen aan de zuidzijde nog wel met minimaal 10 m hier vandaan geplant moeten worden.

2. Dassenbosje (reeds aanwezig)

Dit bosje is al aanwezig en bestaat uit een gevarieerde structuurrijke begroeiing van bomen, struiken en bramen. Hier hoeft niets extra te worden aangeplant.

3. Struweelranden (Groenblauwe diensten)

Een struweelrand is een gevarieerde begroeiing bestaande uit hoge en lage vegetatie: van een kruidenrijke grazige vegetatie via ruigtekruiden naar struiken en af en toe een boom. Dit zorgt voor een structuurrijke mantel-zoom begroeiing die trapsgewijs is opgebouwd: van aangrenzend landbouwgrond naar ruigte naar struiken en opgaand bos. In deze struweelrand kunnen ook boomvormers worden geplant die met een periodiek hakhoutbeheer (1x per 7-15 jaar) beperkt in hoogte en omvang blijven. Door zowel in breedte als in lengterichting te variëren met hoog en laag ontstaat een grote diversiteit aan microklimaat, belangrijk voor heel veel soorten (vliegende) insecten. De rand ten zuiden van de struweelhaag (aan de noordzijde) zal vanwege de geringe breedte (4m) enkel uit een kruidenrijke grazige vegetatie bestaan.

4. Struweelhaag

Deze haag bestaat uit 2-3 aangesloten rijen struikvormers en vormt een opgaande verbinding tussen het bos en de houtsingel. Door te variëren in het aantal rijen en/of door deze golvend aan te leggen ontstaan veel diversiteit aan microklimaat, naast dat er grote variatie aan soorten struiken is gekozen.

5. Hakhoutstrook

Deze strook flankeert de Polderweg en geeft een spannend verloop voor de bocht in deze weg, waardoor er een coulisseachtige sfeer wordt gecreëerd. Door het typische karakter van hakhout blijft dit landschapselement relatief laag. De soortkeuze is hierop toegespitst.

6. Houtsingel (deels aanwezig)

De huidige houtsingel wordt aan de schaars begroeide zijde van de Polderweg verder aangevuld met enkele rijen boomvormers. Vanwege de verhardingen zal hier de bodem opengebroken moeten worden om bomen in te kunnen planten. Tussen de ruigtekruiden en hoogopschietende grassen (Duinriet bijvoorbeeld) kunnen zich in de loop der tijd verder spontaan struiken en bomen opkomen en ontwikkelen.

7. Wandelroute

Als alternatieve recreatieve verbinding voor de Polderweg is een wandelroute over de zoomvegetatie van de struweelranden gepland. Dit vergroot de belevingswaarde van de verschillende landschapselementen. Deze route ligt tussen de zuidwesthoek over de Smalle Wetering en de Polderweg aan de noordoosthoek. De wandelroute zal niet worden verhard.

8. Otterholt

Een Otterholt van beperkte omvang biedt Otters een plek om jongen te werpen en als schuilplaats. De Otterholt ligt direct langs de greppel aan de westzijde van het bos en op ruime afstand (40 m) van de wandelroute. De Otterholt zal bovendien grotendeels omringd worden met doornige struiken en bramen die een barrière vormen tegen eventuele loslopende honden. Voor de Otter zal deze Otterholt vooral de functie van verblijfplaats hebben, waarbij op het naastgelegen landgoed 't Jachthuis mogelijk geschikte jachtgronden (visrijke wateren) te vinden zijn. Het retentiebekken ten westen van de Zeelt (langs de Smalle Wielsche wetering) zal ook zeker een rol kunnen spelen, ook voor Bever (zeker zodra hier veel wilgenopslag zal ontwikkelen) en Das.

9. Landbouwgrond

Het resterende gebied tussen de (geplande) landschapselementen blijft landbouwgrond en dus beschikbaar voor agrarisch gebruik. Toekomstig gebruik voor extensieve natuurgerichte of natuurinclusieve landbouw of als zonnepark wordt aangeraden.

Om de natuurcompensatie planologisch-juridisch te verankeren, wordt in het bestemmingsplan aan de elementen 1 tot en met 8 de bestemming 'Natuur' toebedeeld.

Ter plaatse van element 9 (landbouwgrond) blijft de agrarische bestemming behouden. Dit deel van het compensatieplan hoeft - omdat er de (her)inrichting past binnen de huidige bestemming - daardoor niet te worden opgenomen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de Omgevingsverordening. Het regionaal beleid wordt besproken aan de hand van de Werkagenda Fiets 2019-2022. Tot slot wordt het gemeentelijk beleid besproken aan de hand van de structuurvisies Groesbeek 2025 en Buitengewoon Ubbergen 2020 en het Landschapsontwikkelingsplan 2015-2025.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van het Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap (waaronder het beleid voor Nationale Landschappen) laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Het Rijk borgt dat het rivierensysteem ruimte houdt om water over Rijntakken en Maas veilig af te voeren, ook voor de lange termijn, mede ter bescherming van het binnendijkse plangebied. Het belang van bescherming van de buisleidingen is in een aparte structuurvisie vastgelegd.

Onderhavige ontwikkeling is gelegen in een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Het beoogde fietspad is namelijk gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk, dat onderdeel uitmaakt van Natuurnetwerk Nederland (voormalig EHS). Gezien de realisatie van de fietsvoorziening van groot openbaar belang is, er geen reële alternatieven zijn en de negatieve effecten worden beperkt en gecompenseerd, leidt de ligging van het plangebied binnen het Natuurnetwerk niet tot belemmeringen. Dit wordt nader toegelicht in de volgende paragraaf 3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijkeordening (Barro). Concluderend wordt gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de kaders van het in de Structuurvisie gestelde beleid past.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):

  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
  • grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur (Natuurnetwerk Nederland).

Zoals genoemd is het beoogde plangebied voor de ontwikkeling van de fietsvoorziening binnen het Natuurnetwerk Nederland gelegen. In de Barro zijn in artikel 2.10.4 regels ter bescherming van het Natuurnetwerk Nederland opgenomen, namelijk:

  1. 1. Bij provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot het natuurnetwerk Nederland en een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel link naar wetgeving 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken geen activiteiten mogelijk maken ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:

a. er sprake is van een groot openbaar belang

b. er geen reële alternatieven zijn, en

c. de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd

  1. 2. Ten aanzien van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken die ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan nieuwe bebouwing of terreinverharding binnen omheinde militaire terreinen mogelijk maken, stelt de verordening uitsluitend de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Doorvertaling van deze regels vindt onder andere plaats in de Omgevingsverordening van provincie Gelderland. In paragraaf 3.2.2 Omgevingsverordening is het plan aan de provinciale regels getoetst. Hieruit blijkt dat er sprake is van een groot openbaar belang, er geen reële alternatieven zijn en de de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarde, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd. Het plan is daarmee passend binnen de in het Barro gestelde kaders.

3.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen/wijzigingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen binnen of nabij een militair terrein, gebied, object of zone. Vanuit de Rarro gelden er geen beperkingen ten aanzien van het planvoornemen.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Per 1 juli 2017 is een aantal wijzigingen op de ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.

De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”. De realisatie van een fietsvoorziening valt niet onder het begrip 'stedelijke ontwikkeling'. Toetsing aan de Ladder is derhalve niet aan de orde en vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Algemeen

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is vastgesteld op 19 december 2018. De omgevingsvisie is met inbreng van inwoners van Gelderland, gemeenten, waterschappen, instellingen en experts op het terrein van zorg, natuur, cultuur, onderwijs en vele andere partners tot stand gekomen. In de Omgevingsvisie is ervoor gekozen om in te zetten op een gezond en veilig en een schoon en welvarend Gelderland. Concreet betekent dit het volgende:

  • Gezond en veilig: dit is volgens de provincie een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van flora en fauna. Ook is het voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En is het aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
  • Schoon en welvarend: dit is volgens de provincie een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, een goede bereikbaarheid en een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Tevens is het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. Daarnaast is het ook investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Met behulp van zeven ambities wordt aan bovenstaande richting gegeven. Deze ambities betreffen:

  1. 1. Energietransitie: van fossiel naar duurzaam;
  2. 2. Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer;
  3. 3. Circulaire economie: sluiten van kringlopen;
  4. 4. Biodiversiteit: werken met de natuur;
  5. 5. Bereikbaarheid: duurzaam verbonden;
  6. 6. Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio;
  7. 7. Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam.

Tevens wordt met de Omgevingsvisie ingezet op vitale steden en dorpen en op een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau, waarbij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingezet. Voor wonen en werken geldt een regionale aanpak die gericht is op een gezonde en veilige woonomgeving, waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen en die goed bereikbaar is en goede voorzieningen heeft. Voor ontwikkelingen in de niet grondgeboden landbouw hanteert de provincie het 'plussenbeleid'. Daarmee geeft de provincie veehouders de ruimte om hun bedrijf te ontwikkelen, maar onder voorwaarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij het beheer van terreinen wil de provincie dat aandacht wordt besteed aan onder andere het risico op natuurbranden.

De realisatie van een fietsvoorziening tussen de kernen Groesbeek en Molenhoek draagt bij aan een duurzame en verkeersveilige verbinding tussen de kernen en stimuleert het fietsgebruik. Daarnaast geldt dat middels natuurcompensatie in de Duffelt biodiversiteit in de provincie wordt behouden en gestimuleerd. Het planvoornemen sluit hiermee goed aan op de in de Omgevingsvisie genoemde ambities.

Natuur- en landschapsbeleid

De provincie spant zich in voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden beschermd tegen aantasting van de kernkwaliteiten: dat zijn de natuurwaarden, de potentiële waarden en de omgevingscondities. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het uitgangspunt is dat in het GNN geen nieuwe initiatieven plaatsvinden, behalve ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan. In de GO is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals de weidevogelgebieden en de rustgebieden voor winterganzen. De provincie treft maatregelen vanwege de bescherming, de instandhouding of het herstel van biotopen, leefgebieden, een gunstige staat van instandhouding en het Natuurnetwerk Nederland. De provincie beschermt de achttien Natura2000 gebieden die in het GNN liggen. Verder richt het beleid zich op behoud van de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland. Voor de landschappen van bovenregionale waarde geldt een beschermingsregiem met kernkwaliteiten en met een juridisch vangnet in de verordening, zodat de provincie in gesprek kan komen indien het provinciaal belang in het geding raakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0009.png"

Uitsnedethemakaart Natuur- en landschapsbeleid

Bovenstaand figuur geeft de ligging van het plangebied voor het fietspad in het GNN en de ligging van het plangebied voor natuurcompensatie in de GO en Rustgebieden voor winterganzen weer. Ten aanzien van de bescherming en instandhouding van de genoemde gebieden zijn in de Omgevingsverordening regels voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze gebieden opgenomen. Deze worden besproken in onderstaande paragraaf 3.2.2Omgevingsverordening.

3.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening (geconsolideerde versie, 19 december 2018) vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.

De Omgevingsverordening stelt voor zowel het plangebied voor het fietspad als het plangebied voor de natuurcompensatie tijdelijke verbodsregels voor hervestiging, nieuwvestiging en uitbreiding bestaande glastuinbouw. Verder gelden voor de plangebieden afzonderlijke regels en deze zullen daarom in onderstaande apart worden behandeld.

Fietspad

Het plangebied voor de fietsvoorziening is gelegen binnen het Gelders natuurnetwerk, het verkenningsgebied (bijzondere) voorwaarden natuurbegraven en kleinschalige recreatie Gelders natuurnetwerk en Intrekgebied.

Voor wat betreft de ligging in het Gelders natuurnetwerk geldt op basis van Artikel 2.39 lid 1 dat een bestemmingsplan gelegen binnen het Gelders natuurnetwerk een andere bestemming dan natuur mogelijk kan maken als er sprake is van een groot openbaar belang, er geen reële alternatieven zijn en de negatieve effecten op de kernkwaliteiten en oppervlakte van het gebied en de ecologische samenhang binnen het gebied zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd in overeenstemming met de in Bijlage 8 genoemde Gelijkwaardige natuurbeheertypen. Tevens zijn in Artikel 2.43 voorwaarden gesteld aan o.a. de wijze waarop, de omvang en ontwikkeltijd waarbinnen de natuurcompensatie plaats dient te vinden. In onderstaande wordt onderbouwd dat de voorziene ontwikkeling aan genoemde voorwaarden voldoet:

1. er is sprake van een groot openbaar belang

Het groot openbaar belang van de realisatie van een fietsvoorziening op de beoogde locatie is, naast de algemene argumenten om het gebruik van de fiets te stimuleren en te faciliteren, aan de hand van een aantal thema's te onderbouwen. Ten eerste geldt dat vanuit het thema 'verkeersveiligheid' een groot belang is aan te duiden bij het realiseren van de fietsvoorziening. Momenteel ontbreekt er voor kinderen uit Molenhoek een veilige fietsroute van en naar het voortgezet onderwijs in Groesbeek. Verder geldt dat volgens de CROW-richtlijnen een vrijliggend fietspad tussen Groesbeek en Molenhoek veiliger, danwel altijd noodzakelijk is, op basis van zowel het intensiteitscriterium (>6.500 motorvoertuigen per etmaal) als de V85-norm (>55 km per uur). Het potentieel veiligheidsrisico wordt bovendien versterkt door het heuvelachtige karakter van de route en de ligging in bosgebied, waarbij de zichtbaarheid op langzaamverkeer onder de maat is. Met de aanleg van een goed ingerichte fietsvoorziening, zoals een vrijliggend fietspad, wordt de verkeersveiligheid voor de fietsers dan ook sterk verbeterd.

Ten tweede vanuit het thema 'recreatie en toerisme' kan worden gesteld dat de omgeving waarin de fietsvoorziening is voorzien zeer gevarieerd en aantrekkelijk voor recreanten en toeristen is. Een goede en veilige fietsverbinding verbindt de in beide gemeenten gelegen toeristische en recreatieve voorzieningen met elkaar, waardoor de regio zich beter kan profileren. Hier vloeit nog een groot belang vanuit het thema 'economie' voort, namelijk dat recreatie en toerisme economische dragers voor de gemeenten Mook en Middelaar en Groesbeek zijn. Met inzet op recreatie en toerisme wordt zo ook een economische impuls aan de gemeenten geboden. Daarnaast geldt dat de bestaande bedrijventerreinen binnen de gemeenten, zoals bedrijventerrein Korendal in Mook, ook beter bereikbaar worden met de fiets. Hiermee kan een grotere arbeidsmarkt worden bereikt.

Tot slot is vanuit het thema mobiliteit een belang voor de realisatie van de fietsvoorziening tussen Groesbeek en Molenhoek aan te duiden. Met de fietsvoorziening wordt de bereikbaarheid van het treinstation Mook-Molenhoek namelijk verbeterd. Dit heeft een positief effect op de ketenmobiliteit.

Gelet op bovenstaande argumenten, wordt geconcludeerd dat met voorziene ontwikkeling sprake van groot openbaar belang is.

2. er zijn geen reële alternatieven

De te realiseren fietsvoorziening dient als verbinding tussen de kernen Groesbeek en Molenhoek. Zoals op onderstaand figuur te zien is, wordt het Gelders grondgebied gelegen tussen deze kernen aangemerkt als Gelders natuurnetwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0010.png"

Ligging Gelders natuurnetwerk met globale aanduiding fietsvoorziening

Het realiseren van een fietspad tussen de genoemde kernen, maar buiten het Gelders natuurnetwerk om, zou betekenen dat er een aanzienlijk stuk omgefietst moet worden. Een dergelijke fietsvoorziening stimuleert daarmee niet het gebruik van de fiets als vervoersmiddel tussen de kernen Groesbeek en Molenhoek en het gebruik van een dergelijke fietsvoorziening is dan ook niet reëel.

Verder geldt dat de gemeente tevens voornemens is een vrijliggend fietspad te realiseren langs de voormalige spoorlijn Nijmegen-Kleve. Het fietspad langs de Heumensebaan-Rijlaan loopt parallel aan dit pad, maar is niet concurrerend. Eerder complementair. Beide paden kennen namelijk een andere doelgroep, namelijk fietsverkeer van en naar Molenhoek of Malden. Mede door het hoogteverschil tussen beide paden is het niet reëel om beide fietsrelaties te concentreren op één fietspad. Aangezien het fietspad langs het spoorlijn solitair door het bos loopt, kan een sociaal veiliger vrijliggend fietspad langs de Heumensebaan-Rijlaan in de donkere uren tevens van betekenis zijn voor fietsverkeer van en naar Malden.

Het beoogde fietspad is de meest directe en veilige verbinding tussen de kernen Groesbeek en Molenhoek en op basis hiervan wordt geconcludeerd dat er geen reëel alternatief is.

c. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten en oppervlakte van het gebied en de ecologische samenhang binnen het gebied worden zoveel mogelijk beperkt en de overblijvende effecten worden gelijkwaardig gecompenseerd in overeenstemming met bijlage 8 Gelijkwaardige natuurbeheertypen.

Voorgenomen ontwikkeling heeft tot doel het fietsverkeer tussen de kernen Groesbeek en Molenhoek te stimuleren en faciliteren. Er zijn geen significante negatieve effecten veroorzaakt door fietsverkeer op het Gelders natuurnetwerk te verwachten. Verder geldt dat door de fietsbereikbaarheid van kernen Groesbeek en Molenhoek te verbeteren, het autoverkeer tussen de kernen mogelijk afneemt. Daarnaast is het zo dat de fietsvoorziening 20 meter ten zuiden van de Rijlaan wordt gerealiseerd. Hiermee wordt aangesloten op een bestaande ontwikkeling binnen het Gelders natuurnetwerk en wordt verdere aantasting van het Gelders natuurnetwerk zoveel mogelijk beperkt. Tot slot geldt dat middels de aanbreng van natuur op agrarische percelen in de Duffelt in compensatie wordt voorzien. De beoogde natuurcompensatie voorziet conform Bijlage 8 en Artikel 2.43 in 1 ha nieuw bos. In paragraaf 2.2.2 Natuurcompensatie is reeds beschreven op welke manier natuur wordt gecompenseerd en in Bijlage 1 van de regels is het bijbehorende inrichtingsplan opgenomen..

Gezien het feit dat de ontwikkeling aan de in de Verordening gestelde voorwaarden voldoet, vormt de ligging van het plangebied voor de beoogde fietsvoorziening binnen het Gelders natuurnetwerk derhalve geen belemmering voor het planvoornemen.

Verder geldt dat regels ten aanzien van het verkenningsgebied (bijzondere) voorwaarden natuurbegraven en kleinschalige recreatie Gelders natuurnetwerk, gezien de aard van het planvoornemen, niet van toepassing zijn en geen belemmering vormen voor het plan. Tot slot, het plangebied voor de fietsvoorziening is deels gelegen binnen gebied aangeduid als Intrekgebied. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk. Gezien de aard van het planvoornemen, vormen regels ten aanzien van Intrekgebied geen belemmering voor het plan.

Natuurcompensatie

Het plangebied voor natuurcompensatie is gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone en het weidevogel- en rustgebied voor winterganzen. De Groene Ontwikkelingszone is een gebied met een andere bestemming dan natuur dat ruimtelijk vervlochten is met het Gelders natuurnetwerk. Op basis van Artikel 2.52 geldt dat een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone een nieuwe kleinschalige ontwikkeling mogelijk kan maken, als in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan. In Bijlage 5 Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone zijn de kernkwaliteiten van o.a. de Groene Ontwikkelingszone per deelgebied beschreven. Het plangebied voor natuurcompensatie is gelegen in deelgebied 57 Ooijpolder - Duffelt. Ontwikkelingsdoelen binnen dit gebied zijn:

  • Ontwikkeling natte bossen, schraallanden, moerassen en wateren inclusief omringend cultuurlandschap
  • ontwikkeling ecologische verbindingszone Refter - Ooij met opgaande landschapselementen (hagen, bosjes, singels)
  • ontwikkeling groen-blauwe dooradering
  • ontwikkeling populatie dassen
  • ontwikkeling populatie otters
  • ontwikkeling biotopen voor vlinders, reptielen en amfibieën
  • vermindering barrièrewerking N325
  • ontwikkeling populaties van weidevogels en vogels van cultuurlandschappen
  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden en schraallanden
  • ontwikkeling cultuurhistorische waarden van poldergeschiedenis: strangen, dijkjes, doorbraakkolken, kades, sluisjes,
  • boerderijen (en utiliteitsbebouwing) op woerden; en van gebruiksgeschiedenis, zoals kleiputten, IJssellinie,
  • ontwikkeling beken, buitenplaatsen en andere cultuurhistorische patronen en beheersvormen (knotbomen, grienden)

In het inrichtingsplan voor natuurcompensatie zijn elementen als bossen, hagen, een dassenbosje en otterholt opgenomen. Het plan draagt daarmee bij aan de ontwikkelingsdoelen binnen dit specifieke deelgebied van de Groene Ontwikkelingszone.

Bovendien geldt dat het plangebied is gelegen binnen het Verbodsgebied windenergie en het gebied Plussenbeleid. Gezien de aard van het voornemen, zijn bijbehorende regels niet van toepassing en deze vormen geen belemmering voor het plan.

Er wordt geconcludeerd dat het plan passend is binnen de in de Omgevingsverordening gestelde regels.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Werkagenda Fiets 2019-2022

De Metropoolregio Arnhem Nijmegen heeft ten aanzien van fietsstimulering de Werkagenda Fiets 2019-2022 opgesteld. De Werkagenda Fiets 2019-2022 maakt onderdeel uit van het programma 'Slim & Schoon Onderweg'. Doelstelling is om vanaf 2020 regionaal te starten met regionale fietsstimulering. Er wordt daarbij gestreefd naar 4.000 nieuwe fietsers in 2022 ten opzichte van 2019. Er wordt daarbij gewerkt onder één merk. Hiervoor wordt in het najaar van 2019 na besluitvorming over het programma 'Slim & Schoon Onderweg' op zoek gegaan naar een regionale invulling. Tot en met 2022 wordt er gestreefd succesvolle voorbeelden en ervaringen door te zetten. Hierbij kan ook gedacht worden aan e-bike acties bij werkgevers en inwoners, maar ook aan fietscampagnes bij opening van nieuwe snelfiets routes. Fietsstimulering is een regionale opgave. Er zijn diverse dwarsverbanden. Nauwe samenwerking met onder andere de regionale mobiliteitsmakelaar wordt gezien als een randvoorwaarde.

Met de realisatie van een fietsvoorziening tussen de kernen Groesbeek en Molenhoek wordt aangesloten op de fietsstimulering in de Metropoolregio Arnhem Nijmegen. Het planvoornemen past binnen de in deze Werkagenda gestelde ambities.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Groesbeek 2025

De structuurvisie Groesbeek 2025 is vastgesteld op 27 juni 2013 door de toenmalige gemeente Groesbeek. De gemeente Berg en Dal hanteert deze visie, samen met de structuurvisies Buitengewoon Ubbergen 2020 en Millingen aan de Rijn 2025, nog steeds.

Ten aanzien van bereikbaarheid worden in de structuurvisie vijf ambities genoemd, namelijk:

  • Centrum van Groesbeek als schakel in de hoofdstructuur
  • Het bieden van meer keuzevrijheid in routes en modaliteiten
  • Het spreiden van verkeerstromen over het bestaande wegennet
  • Het instellen van een statische of dynamische parkeerroute
  • Nieuwe toeristische relaties tussen het centrum en het buitengebied voor langzaam verkeer

De gemeente heeft de ambitie dat inwoners en bezoekers kunnen kiezen uit verschillende manieren van vervoer door een compleet, veilig en samenhangend netwerk aan wegen, fiets- en wandelpaden en openbaar vervoerlijnen. Verder wil de gemeente door de aanleg van bij voorkeur vrijliggende (fiets) paden voor langzaam verkeer het centrum van Groesbeek verbinden met het buitengebied. Zowel de eigen inwoners, als ook toeristen kunnen per fiets of wandelend het centrum comfortabel, veilig en via aantrekkelijke routes bereiken. Door de parkeerroute en het natuurlijk spreiden van het verkeer vermindert de verkeersdruk op de Dorpsstraat. Hierdoor ontstaat er ruimte voor langzaam verkeer op de plek waar de openbare ruimte wordt heringericht tot verblijfsgebied. Zo kunnen fietsers en wandelaars beter gebruik maken van een aantrekkelijker centrum. De bereikbaarheid van het centrum voor de recreatieve fietser en wandelaar in noord-zuid richting draagt bij aan de toeristische aantrekkelijkheid van Groesbeek.

Onderhavig planvoornemen sluit aan bij de ambities om het langzaam verkeer, ook ten behoeve van recreatie, te stimuleren. De structuurvisie vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

3.4.2 Structuurvisie Buitengewoon Ubbergen 2020

De structuurvisie Buitengewoon Ubbergen 2020 is op 6 oktober 2011 vastgesteld door de toenmalige gemeente Ubbergen. De gemeente Berg en Dal hanteert deze visie, samen met de structuurvisies Groesbeek 2025 en Millingen aan de Rijn 2025, nog steeds.

Met de structuurvisie Buitengewoon Ubbergen geeft de toenmalige gemeente Ubbergen haar visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2025. De ambities van de toenmalige gemeente Ubbergen rondom functies als wonen, welzijn, zorg, mobiliteit, natuur en water, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit zijn hierin in samenhang gebracht voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de dorpen, buurtschappen en het buitengebied. De visie biedt hiermee een actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen. Het doel van de structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente aan derden.

In de structuurvisie staat beschreven dat de Ooijpolder en de Duffelt (Het Laag) hun eigen diversiteit met de landschapsopbouw van oeverwallen en komgebieden hebben behouden. De verschillen tussen de landschappen zijn versterkt. Op de oeverwallen is een uniek netwerk van paden en scheerheggen ontstaan en in het open komgebied lopen de paden door over boerenlandpaden. Dit samenhangende padennetwerk voert de wandelaar langs het vele natuurschoon en cultuurhistorische objecten en zorgt voor een verbinding tussen de struinpaden in de uiterwaarden en de unieke bospaden over de flanken van de stuwwal. Daarnaast worden de verschillende werelden verbonden door duidelijke noord-zuid lijnen.

De Ooijpolder kent natuurlijke groenlanden en fraaie vergezichten. Dit karakter van de polder wil de gemeente behouden, waartoe in het gemeentelijk landschapsbeleid strakke ruimtelijk kaders voor woonbebouwing in de polder zijn aangegeven:

  • Het behouden en versterken van de natuur in de Ooijse Graaf;
  • Samenhang Ooijse Graaf versterken;
  • Het behoud van het dijklandschap;
  • Het behoud van de Kerkdijk als structuurbepalend element;
  • Behoud en versterking van ecologische relaties voor fauna.

De natuurcompensatie ten behoeve van de aanleg van de fietsvoorziening binnen het Gelders Natuurnetwerk is in de Ooijpolder voorzien. In 2.2.2 Natuurcompensatie is reeds besproken op welke wijze de natuurcompensatie in de omgeving is ingepast. Met de inpassing van natuurcompensatie wordt bijgedragen aan het behoud en versterking van het dijklandschap en ecologische relaties voor fauna. Het plan past daarmee binnen de kaders van de structuurvisie Buitengewoon Ubbergen 2020.

3.4.3 Landschapsontwikkelingsplan 2015-2025 'Landschap van iedereen'

Het landschap van de gemeente Berg en Dal is heel gevarieerd en heeft hoge landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Inwoners, bedrijven en bezoekers profiteren hiervan. Om het landschap ook in de toekomst mooi en gevarieerd te houden, heeft Berg en Dal een landschapsontwikkelingsplan (LOP) gemaakt. Op 22 oktober 2015 is het LOP door de toenmalige gemeente Groesbeek vastgesteld. Het plan is opgesteld in opdracht van toenmalige gemeenten Millingen a/d Rijn, Ubbergen en Groesbeek met oog op fusie naar gemeente Berg en Dal op 1 januari 2016.

De gemeente Berg en Dal wil nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied goed begeleiden om ervoor te zorgen dat de gewenste landschapskwaliteiten geborgd worden. In het LOP 2015-2025 staan daarom duidelijke uitspraken over de gewenste landschapskwaliteiten. Het LOP 2015-2025 is een oproep aan iedereen om zorgvuldig met het landschap om te gaan en om creatief bij te dragen aan verbetering van het landschap. De doelen van het LOP 2015-2025 zijn:

  • een multifunctioneel, veelkleurig landschap
  • landschap dat z'n karakter behoudt, maar niet stilstaat
  • landschap waarin alle functies goed tot hun recht komen en dat robuust is ten opzichte van nieuwe ontwikkelingen
  • waar mogelijk verder bouwen aan de netwerken in het landschap en knelpunten oplossen
  • een landschap van en voor iedereen
  • inspanningen uit het verleden koesteren; werken aan behoud en versterking van kwaliteit van natuur, inclusief bermen en taluds
  • extra aandacht voor landschappelijke kwaliteit, ommetjes en groene voorzieningen in en rondom de dorpen

Fietsvoorziening

Het plangebied voor de fietsvoorziening is voorzien binnen Deelgebied 9 Beboste hellingen (stuwwallen). De stuwwallen beslaan een groot deel van de gemeente: ze reiken van Ubbergen naar Beek en Wyler, en vandaar met een grote boog om het Bekken van Groesbeek heen naar Mook, Plasmolen tot aan de Duitse grens, in het Reichswald naar Kranenburg en weer parallel aan de Rijn naar Kleef en verder. Ze zijn grotendeels bebost met veelal zeer waardevolle bossen, maar ook met bronnen en beekjes die ontspringen op de flanken, zoals het Bronnenbos De Refter, het Kastanjedal en de Elzenbeek, de beekjes op de Wylerberg, het Romeinse waterwerk in het Kerstendal, de Filosofenbeek, Water Meerwijk, enkele kleine brongebiedjes bij Holdeurn en bij Groesbeek de Siep, de Groesbeek, de Hulschbeek, de Drulsebeek en de bovenloopjes van de Leigraaf.

In dit deelgebied is zeer veel ruimtelijke kwaliteit aanwezig. Er past dan ook een consoliderende en conserverende strategie ten aanzien van bebouwing en andere menselijke invloed. Uitbreidingen van bestaande functies dienen zorgvuldig te worden ingepast en dienen per saldo bij te dragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen - voor zover mogelijk - dienen in de eerste plaats storende invloeden teniet te doen of heel duidelijk andere ruimtelijke kwaliteit toe te voegen, bijvoorbeeld in de vorm van bijzondere natuur, beleving of cultuurhistorie. Maar ook hoogwaardige architectuur, mits duidelijk bijdragend aan de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen, is niet uitgesloten. Ontwikkelingsdoelen voor de Beboste hellingen zijn:

  • ontwikkeling bronnen, bronbossen, hellingbossen en droge bossen, inclusief omringend cultuurlandschap met o.m. kalkgrasland, graften en holle wegen
  • ontwikkeling populatie dassen
  • ontwikkeling biotopen voor vlinders, reptielen (zandhagedis, levendbarende hagedis en hazelworm) en amfibieën
  • vermindering barrièrewerking N841 (Zevenheuvelenweg), N842 (Nijmeegse Baan) en N325 (Nieuwe Ubbergseweg)
  • ontwikkeling populaties van vogels van cultuurlandschappen (veldleeuwerik, geelgors, kwartel, patrijs, roodborsttapuit)
  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden en schraallanden
  • ontwikkeling cultuurhistorische waarden van Romeinse tijd, Middeleeuwen en overige cultuurgeschiedenis
  • ontwikkeling buitenplaatsen en andere cultuurhistorische patronen en beheersvormen (w.o. hakhout, vlechtheggen, landweer, graften of groeswallen)

Het plan beoogt een vrijliggend fietspad aan te leggen naast een reeds bestaande weg. Bomen die hiervoor gerooid dienen te worden, worden elders conform gemeentelijke en provinciale eisen gecompenseerd. Verder wordt de ruimtelijke impact en impact op aanwezige natuur zoveel mogelijk beperkt door geen extra voorzieningen aan te leggen en geen extra verlichting te realiseren. Tot slot kan vanuit recreatief en toeristisch oogpunt worden gesteld dat de omgeving waarin het fietspad is voorzien, zeer gevarieerd en aantrekkelijk is voor recreanten en toeristen. Met de aanleg van het fietspad wordt de fietsrecreatie verder gestimuleerd, wat ten goede komt aan de beleving van de omgeving.

Natuurcompensatie

Het plangebied voor natuurcompensatie is voorzien binnen Deelgebied 5 Duffeltse Zoom. De Duffeltse Zoom is het gebied met relatief hoge dynamiek met de dorpen Erlecom, Leuth, Kekerdom en Millingen a/d Rijn. Het beslaat daarmee een groot deel van het binnendijkse gebied van de Duffelt. Door het grotendeels open en agrarische karakter van dit gebied zijn nieuwe ontwikkelingen veelal goed inpasbaar. Landschappelijk kunnen ze

zonder veel moeite iets toevoegen. Ontwikkelingsdoelen binnen de Duffeltse Zoom zijn:

  • ontwikkeling natte bossen, schraallanden, moerassen en wateren inclusief omringend cultuurlandschap
  • ontwikkeling ontbrekende schakel in ecologische verbindingszone Refter - Ooij met opgaande landschapselementen (hagen, bosjes, singels)
  • ontwikkeling groen-blauwe dooradering en toegankelijkheid
  • ontwikkeling populatie dassen
  • ontwikkeling populatie otters
  • ontwikkeling biotopen voor vlinders, reptielen en amfibieën
  • vermindering barrièrewerking N325
  • ontwikkeling populaties van vogels van cultuurlandschappen
  • ontwikkeling akkerflora
  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden en schraallanden
  • ontwikkeling en beleefbaar maken cultuurhistorische waarden van poldergeschiedenis: strangen, dijkjes, doorbraakkolken, kades, sluisjes,
  • boerderijen (en utiliteitsbebouwing) op woerden; en van gebruiksgeschiedenis, zoals kleiputten, IJssellinie,
  • ontwikkeling cultuurhistorische patronen en beheersvormen (knotbomen, grienden).

Het inrichtingsplan, zoals beschreven in 2.2.2 Natuurcompensatieen in zoals opgenomen in het natuurcompensatieplan (Bijlage 1 van de regels) voorziet in een gedegen landschappelijke inpassing, onder andere door de aanleg van bos, hagen, het behoud van het dassenbosje en aanleg van otterholten.

Er wordt geconcludeerd dat het plan passend is binnen de in het Landschapsontwikkelingsplan 2015-2025 gestelde kaders.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden alle relevante milieu- en omgevingsaspecten voor het plangebied behandeld. Indien er beperkingen uit het plan voortvloeien naar aanleiding van één van de aspecten, dan is hier in dit plan als randvoorwaarde rekening mee gehouden. Een en ander betekent dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het criterium van 'een goede ruimtelijke ordening'.

4.1 Milieu

4.1.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

Met onderhavig planvoornemen wordt een fietspad gerealiseerd. Dit betreft geen hindergevoelige of -veroorzakende functie. Het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.2 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Met voorgenomen ontwikkeling wordt voorzien in de aanleg van een fietsvoorziening en een gebied ten behoeve van natuurcompensatie. Gezien het voormalig gebruik van de voor de ontwikkelingen beoogde gronden en het feit dat mensen niet lang op de beoogde plekken zullen verblijven, wordt in dit geval van bodemonderzoek afgezien. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.1.3 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

Het plan voorziet niet in het toevoegen van een geluidsgevoelig object. Tevens is geen sprake van een functie die geluidhinder veroorzaakt. De geluidseffecten veroorzaakt door het gebruik van het fietspad zijn te verwaarlozen, zeker wanneer deze in verband met de reeds bestaande naastgelegen autoweg worden beschouwd. Het aspect 'Geluid' vormt geen belemmering voor het plan.

4.1.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Indirect heeft de Wgv consequenties voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de omgekeerde werking genoemd. Voor het beoordelen van ruimtelijke plannen moet een toets op de 'omgekeerde werking' van de Wgv worden uitgevoerd.

Met het planvoornemen worden geen geurgevoelige of -veroorzakende functies toegevoegd. Het aspect geur vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig voornemen.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Een natuurgebied wordt niet aangemerkt als (beperkt) kwetsbaar obejct. Dit geldt ook voor een fietspad: de kans dat bij een fietspad een dodelijk ongeval plaatsvindt door de opslag of transport van gevaarlijke stoffen, overige risicobronnen of risicovolle inrichtingen is verwaarloosbaar klein. Het aspect 'Externe veiligheid' vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.1.6 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en opgenomen in de Wet milieubeheer en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Voornemens het plan wordt een fietsvoorziening gerealiseerd en een compensatiegebied voor natuur aangelegd. Hiermee is geen sprake van een toename in auto- of vrachtverkeer en er vindt geen overschrijding van een grenswaarde of verslechtering van de luchtkwaliteit plaats. Het planvoornemen draagt niet in betekende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit en het aspect 'Luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.2 Leidingen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient er te worden onderzocht of er leidingen in of nabij het plangebied aanwezig zijn, om te voorkomen dat de leiding bij werkzaamheden wordt beschadigd. Daarnaast kan er een omgevingsvergunning benodigd zijn om bepaalde werkzaamheden uit te voeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0011.png"Ligging leiding (rood met globale aanduiding plangebied natuurcompensatie (oranje)

Binnen het plangebied waar de natuurcompensatie is voorzien, loopt aan de zuidzijde een leiding van Gasunie. In verband met de gasleiding zullen opgaande bomen hier met minimaal 10 meter vandaan geplant moeten worden. Verder zal aan de algemene VELIN-voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten worden voldaan. Het aspect 'Leidingen' vormt verder geen belemmering voor onderhavig plan.

4.3 Natuur

4.3.1 Beschermde gebieden

Natura2000

Uit de kaarten van de gebiedendatabase op de website van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) blijkt dat de plangebieden niet binnen Natura2000-gebied gelegen zijn. Voor het plangebied voor de fietsvoorziening geldt dat de dichtsbijzijnde Natura2000-gebieden De Bruuk en Sint Jansberg betreffen. Deze zijn respectievelijk gelegen op circa 1,7 en 2,5 km afstand. Voor het plangebied voor natuurcompensatie geldt dat deze nabij Natura2000-gebied Rijntakken is gelegen, op circa 350 meter afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1945.BpRijlaanGroe-VSG1_0012.png"Ligging Natura2000-gebieden met globale aanduiding plangebieden

Doordat de plangebieden buiten Natura2000-gebieden zijn gelegen, kunnen alleen effecten optreden als gevolg van externe werking. Negatieve effecten door oppervlakteverlies, versnippering en verstoring door mechanische effecten zijn derhalve op voorhand uit te sluiten.

Het planvoornemen bestaat uit de aanleg van een fietsvoorziening en een gebied voor natuurcompensatie. Op basis van de kleinschalige en lokale aard van de voorgenomen plannen en de afstand tot de dichtsbijzijnde Natura2000-gebieden, kunnen ook overige effecten zoals verstoring door licht, geluid en optische verstoring worden uitgesloten.

Natuurnetwerk Nederland

Natuurgebieden in Nederland zijn erg versnipperd. Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS genoemd) heeft als doel om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Vanaf 2014 zijn de provincies verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk Nederland.

Het plangebied voor de fietsvoorziening is gelegen in het Groesbeekse Bos, welke onderdeel uitmaakt van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Voor de aanleg van de fietsvoorziening worden hier een aantal bomen gerooid. In paragraaf 3.2.2 is reeds onderbouwd dat er met de aanleg van de fietsvoorziening tussen Groesbeek en Molenhoek sprake is van een groot openbaar belang en dat er geen reële alternatieven zijn. Ook wordt er in de Ooijpolder een compensatiegebied voor natuur gerealiseerd, om zo de te rooien bomen en aan te tasten natuur te compenseren. Verder geldt dat het gebruik van de fietsvoorziening niet tot negatieve effecten voor het GNN zal leiden.

Er wordt geconcludeerd dat de ligging van het plangebied voor de fietsvoorziening niet tot belemmeringen leidt voor het plan.

4.3.2 Beschermde soorten

In het kader van de Wet natuurbescherming is voor de aanleg van het fietspad tussen Groesbeek en Molenhoek een quickscan flora en fauna uitgevoerd om de effecten van de ingreep op beschermde soorten te onderzoeken. De quickscan is in deze toelichting toegevoegd als Bijlage 1. Uit de quickscan is het volgende gebleken:

Planten

Het plangebied heeft momenteel geen functie voor beschermde soorten planten. Effecten op beschermde soorten planten zijn daarom uit te sluiten.

Amfibieën

De functie van het plangebied voor amfibieën is zeer beperkt. Mogelijk zijn enkele gewone padden of bruine kikkers aanwezig. De ingreep betreft een beperkte oppervlakte van het plangebied en in de omgeving is ruim voldoende alternatief biotoop aanwezig. Effecten zijn daarom uitgesloten.

Reptielen

In het plangebied zijn twee open plaatsen aanwezig waar de hazelworm voor kan komen. Bij de open plaatsen kunnen dieren op het pad gaan liggen of deze oversteken en gedood worden. Passende inrichtingsmaatregelen kunnen dit voorkomen. Effecten op andere beschermde soorten reptielen zijn uitgesloten.

Ongewervelden

Het plangebied heeft geen geschikt leefgebied voor beschermde soorten ongewervelden zoals de bruine eikenpage en het vliegend hert (Lucanus cervus). Bij de aanleg van het fietspad kunnen de koepelvormige nesten van bosmieren (niet beschermd) beschadigd of vernield worden.

Grondgebonden zoogdieren

Bomen met (specht)holtes in het plangebied kunnen een functie hebben voor de boommarter en steenmarter. Wanneer bomen met potentiële verblijfplaatsen blijven staan is geen sprake van aantasting van verblijfplaatsen. Indien bomen met grote holtes gekapt moeten worden is inspectie vooraf noodzakelijk. Omdat de aanleg van het fietspad kan zorgen voor verstoring is het nodig daarbij rekening te houden in de planning van de werkzaamheden. In de gebruiksfase kan het fietspad langs een bewoonde boom ook voor verstoring zorgen. Daarom wordt bij het uitzetten van de route bij voorkeur enige afstand gehouden tot potentiële bomen. Het risico op verkeersslachtoffers onder marters na de ingreep blijft gelijk aan de huidige situatie.

De spechtholtes kunnen eveneens gebruikt worden als verblijfplaats door eekhoorns. Hoewel geen sporen of takkennesten gezien zijn is de aanwezigheid van eekhoorn in het plangebied niet uitgesloten. Voorafgaand aan de kap van bomen met spechtholtes moeten deze worden gecontroleerd op sporen van gebruik door eekhoorn. Verblijfplaatsen van dassen zijn niet aanwezig in het plangebied. Ook vormt het plangebied geen essentieel leefgebied voor das en wild zwijn. Effecten op deze soorten zijn uitgesloten.

Bij de aanleg van het fietspad kunnen verblijfplaatsen van bosmuis, egel en rosse woelmuis vernield en dieren gedood worden. Dit is een overtreding van Wnb art. 3.10 lid 1a en b. Voor deze soorten geldt een provinciale vrijstelling voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Tijdens uitvoering van de werkzaamheden moet rekening gehouden worden met de egel (zie: maatregelen bij uitvoering van de ingreep).

Vleermuizen

Het plangebied maakt onderdeel uit van een groot bosgebied. De kap kan zorgen voor meer variatie in bosstructuur wat een positief effect kan hebben voor foeragerende vleermuizen. Verlichting wordt niet geplaatst waardoor negatieve effecten op de betekenis van het plangebied als foerageergebied of vliegroute voor vleermuizen zijn uitgesloten. De bomen met (specht)holtes en/of loszittende bast kunnen betekenis hebben voor boombewonende vleermuizen zoals de ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, gewone grootoorvleermuis, bosvleermuis, watervleermuis en franjestaart. Het gaat om een potentiele functie als kraam-, zomer-, paar- en winterverblijfplaatsen. Het verwijderen van bomen met functionele holtes zorgt voor het vernielen van verblijfplaatsen van vleermuizen en mogelijk het doden van dieren. Dit is een overtreding van Wnb art. 3.5 lid 1 en 4.

Als alle bomen met potentiële verblijfplaatsen behouden blijven zijn effecten uitgesloten. Het is belangrijk dat ook de bomen rondom de boom met verblijfplaatsen behouden blijven om de functie voor vleermuizen te behouden. In het geval bomen met holten worden gekapt of de bomen rondom vleermuisbomen worden gekapt of gesnoeid is nader onderzoek nodig naar de functie van deze bomen voor vleermuizen. Met de resultaten van dit onderzoek kunnen mitigerende en compenserende maatregelen worden bepaald en vastgesteld of een ontheffing van de Wnb nodig is voor het project.

Vogels met jaarrond beschermde nestplaats

Bij de kap van bomen voor de aanleg van het fietspad kunnen jaarrond beschermde nesten vernietigd worden. De aanlegwerkzaamheden en het gebruik van het fietspad kunnen verstorende effecten veroorzaken op broedende vogels. Geadviseerd wordt de functie van het plangebied voor vogels met jaarrond beschermde nesten nader te onderzoeken. Voor algemeen voorkomende soorten vogels zoals holenbroeders en andere bosvogels zijn de bomen geschikt broedbiotoop. Voor deze soorten kan worden volstaan met het kappen buiten het broedseizoen om verstoring van broedende vogels te voorkomen.

Conclusie

Het plangebied heeft mogelijk betekenis als verblijfplaats voor vleermuizen (Beschermingsregime Habitatrichtlijn). Geadviseerd wordt om de betekenis van de te kappen bomen voor vleermuizen nader in beeld te brengen middels gericht onderzoek. verder geldt dat het planebied betekenis heeft voor enkele beschermde soorten zoogdieren zoals de boommarter, steenmarter en eekhoorn, soorten van Beschermingsregime andere soorten.Wanneer bomen met holtes gekapt moeten worden is aanvullend onderzoek naar verblijfplaatsen van deze zoogdieren nodig. Tot slot geldt dat inrichtingsmaatregelen nodig zijn voor de hazelworm.

4.4 Archeologie En Cultuurhistorie

4.4.1 Rijlaan

Ter plaatse van het plangebied-deel de Rijlaan te Groesbeek zijn in het bestemmingsplan

Buitengebied Groesbeek de dubbelbestemmingen Archeologische verwachtingswaarden, Waarde - Cultuurhistorie en de gebiedsaanduiding 'Stuwwal'

Bureau voor Archeologie heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen uitgevoerd in verband met de realisatie van een fietspad langs de Rijlaan te Groesbeek.(zie Bijlage 2 Archeologisch onderzoek Rijlaan Groesbeek)

Op basis van de landschappelijke ligging kunnen in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn uit de periode Midden-Paleolithicum tot en met Nieuwe tijd.

Omdat de natuurlijke bodem grotendeels intact is, wordt aanbevolen de mogelijke archeologische waarden in kaart te brengen door het uitvoeren van een karterend proefsleuvenonderzoek.

Door het realiseren van het fietspad wordt een restant van een aarden wal vergraven. De aarden wal is in het veld in het trace van het fietspad echter al niet meer herkenbaar. De aanleg van het fietspad heeft daarom geen noemenswaardige gevolgen voor de landschappelijke en recreatieve waarden in het plangebied.

Maatregelen ten behoeve van het beschermen van cultuurhistorische waarden zijn naar oordeel van Bureau voor Archeologie daarom niet noodzakelijk..

Doorvertaling in dit bestemmingsplan:

Uit onderzoek blijkt dat er sprake kan zijn van archeologische waarden in het gebied. In het onderzoek wordt daartoe een karteren proefsleuvenonderzoek geadviseerd. Uit overleg met de deskundige blijkt dat ook archeologische begeleiding van de aanleg van het fietspad tot de mogelijkheden behoort.

Er heeft op dit moment nog geen nader onderzoek plaatsgevonden. Derhalve wordt de archeologische dubbelbestemming vooralsnog gehandhaafd.

De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie is voor de gronden binnen onderhavig plangebied niet opgenomen, vanwege het niet meer aanwezig zijn van de aarden wal.

4.4.2 Compensatiegebied

Ter plaatse van het beoogde gebied voor natuurcompensatie zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Ubbergen' de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Dit betekent voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' dat bij natuuraanleg waarbij grondverzet plaatsvindt met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer van 30 cm, nagegaan dient te worden of er sprake is van archeologische waarden in de bodem. Bij het dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' betreft het een oppervlakte van meer dan 1000 m2 en wederom een diepte van meer dan 30 cm.

Bureau voor Archeologie heeft een bureauonderzoek uitgevoerd in het plangebied aan de Polderweg te Kekerdom.(zie Bijlage 3 Archeologisch onderzoek Polderweg Kekerdom)

De conclusies uit het onderzoek luiden, dat in het plangebied archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Echter, op grond van de historische ontwikkeling van met name perceel D116, en de variabel hoogteligging van het perceel, is het aannemelijk dat de bodem tot in het potentiële archeologische niveau is verstoord. Bureau voor Archeologie adviseert daarom dit deel van het het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen

ontwikkeling. Van het langgerekte perceel naast de Polderweg (D144) is nog niet vastgesteld dat de bodem verstoord is. Daarom wordt aanbevolen in dit deel het planten van diep wortelende bomen te vermijden en zo voldoende rekening te houden met

eventuele archeologische resten in de bodem. Als de aanplant van diep

wortelende bomen niet te vermijden is, wordt aanbevolen een gecombineerd

verkennend en karterend archeologisch booronderzoek uit te voeren zodat

aanvullende gegevens kunnen worden verzameld over de bodemintactheid en

aan- of afwezigheid van archeologische resten die zich manifesteren door middel

van een archeologische laag.

Doorvertaling in dit bestemmingsplan:

Uit onderzoek blijkt dat geadviseerd wordt om een deel van het gebied vrij te geven vanwege het ontbreken van archeologische waarde, en voor een deel kan sprake zijn van archeologische waarden in het gebied. Voor het vrij te geven gebied is nog geen selectiebesluit genomen.

Vooralsnog worden de dubbelbestemmingen gehandhaafd.

4.5 Waterparagraaf

4.5.1 Fietspad

Het aan te leggen betonfietspad ligt in het buitengebied van Groesbeek, langs de weg Rijlaan-Heumensebaan, met een lengte van 2.100 meter en 4 meter breed. De nieuwe verharding bedraagt circa 8.400 m2. Normaliter geldt dat bij toename van verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden in waterberging. Echter, de meest nabij gelegen watergangen bevinden zich op meer dan 100 meter afstand van het aan te leggen fietspad. De digitale watertoets via de website van Waterschap Rivierenland geeft als uitkomst 'Niet relevant'. In dit geval hoeft er niet gecompenseerd te worden zolang het water op omringende percelen wordt geloost en dit niet voor problemen kan zorgen op lager gelegen percelen. Om deze reden wordt het fietspad onder verkanting aangebracht zodat het hemelwater over de gehele lengte, zijdelings probleemloos kan afstromen in het bosgebied.

4.5.2 Natuurcompensatie

Aan de zuidkant van het gebied waar de natuurcompensatie plaats zal vinden is een A-watergang gelegen. Er dient rekening mee te worden gehouden dat naast deze A-watergang een beschermingszone van 4 meter vanaf de insteek van de A-watergang aanwezig is. In deze zone is het plaatsen van objecten, waaronder bomen, zonder vergunning niet toegestaan. Tevens dient rekening te worden gehouden met het feit dat er aan de noordwestzijde van het perceel een C-watergang aanwezig is. Bij de werkzaamheden moet het profiel van de C-watergang in stand gehouden worden. Ook aan de oostkant van het gebied voor natuurcompensatie, aan de Weg van de Beyer, is een C-watergang aanwezig.

Het aspect water vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen

5.1 Plansystematiek

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn.

De systematiek van de geldende bestemmingplannen 'Buitengebied Groesbeek' en 'Buitengebied Ubbergen' gelden hierbij als uitgangspunt. De hierin opgenomen juridische regeling is ook van toepassing op onderhavige situatie, maar nader toegespitst en vereenvoudigd conform de toekomstig gewenste situatie.

5.2 De Bestemmingen

De opgenomen bestemmingen zijn per locatie ('Fietspad' of 'Natuurcompensatie') beschreven.

5.2.1 Fietspad

Verkeer - Fietspad

Ter plaatse van het beoogde fietspad wordt de bestemming 'Verkeer - Fietspad' opgenomen. De als 'Verkeer - Fietspad' bestemde gronden zijn bestemd voor verharde wegen ter gebruik als fietspad, alsmede de bijbehorende bermen/ groenvoorzieningen, afwatering, verkeersgeleiders e.d.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarden

Binnen deze bestemming zijn de gebieden opgenomen die op de door RAAP voor de gemeente Groesbeek opgestelde archeologische beleidsadvieskaart zijn aangegeven als gronden met een hoge of middelmatige verwachtingswaarde. De mogelijke archeologische waarde wordt beschermd door middel van een beperking van de bouwmogelijkheden en werken en werkzaamheden zijnde bouwmogelijkheden/werken en werkzaamheden op gronden met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 m.

Overige zone - stuwwal

Deze gebiedsaanduiding is opgenomen ter bescherming van het waardevol (nationaal) landschap. De beschrijving van de bijhorende waarden is opgenomen in de 'Algemene aanduidingsregels'.

5.2.2 Natuurcompensatie

Natuur

Ter plaatse van de beoogde natuurcompensatie wordt de bestemming 'Natuur' opgenomen. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg, behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke natuurwaarden.

Leiding - Gas

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding, met de bestaande druk, diameter en ligging.

Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4

De gronden gelegen binnen deze dubbelbestemmingen zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden. In de bouwregels behorend bij de bestemming is onder bepaalde voorwaarden een onderzoeksverplichting opgenomen.

Specifieke vorm van natuur - wandelpad

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - Wandelpad' wordt de aanleg van een onverhard wandelpad binnen de bestemming 'Natuur' toegestaan.

Hoofdstuk 6 Economische Aanvaardbaarheid

6.1 Economische Aanvaardbaarheid

De gemeente is in beginsel verplichting bij de vaststelling van een planologische procedure ook een exploitatieplan vast te stellen voor ondermeer het waarborgen van het kostenverhaal. Onderhavige ontwikkeling is echter geen bouwplan zoals omschreven in de wet. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.

De kosten voor de realisatie van het fietspad (inclusief de kosten voor de aanleg van het compensatieplan) komen voor rekening van de initiatiefnemer, de gemeente Berg en Dal.

De Provincie Gelderland heeft de gemeente Berg en Dal een bijdrage in het vooruitzicht gesteld in het kader van het Regionaal Mobiliteitsfonds (subsidie beschikking op 23 september 2014 afgegeven door de Stadsregio Arnhem Nijmegen) voor de aanleg van het vrijliggende fietspad langs de Heumensebaan – Rijlaan op het Gelders traject van de route.

Het toekomstig beheer en onderhoud van het tracé komt voor rekening van de gemeente (PM).

Bijlage 1 Natuurcompensatieplan

Bijlage 1 Natuurcompensatieplan

Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 1 Quickscan flora en fauna

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek Rijlaan Groesbeek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek Rijlaan Groesbeek

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek Polderweg Kekerdom

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek Polderweg Kekerdom