Hogewaldseweg 15 Groesbeek
Wijzigingsplan - Gemeente Berg en Dal
Vastgesteld op 18-07-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Hogewaldseweg 15 Groesbeek’ van de gemeente Berg en Dal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1945.WPHOGEWALDSEWEG15-VSG1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.6 aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs) woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij.
1.9 agrarische bodemexploitatie
gebruik van onbebouwde gronden ten dienste van een grondgebonden agrarisch bedrijf, bijvoorbeeld als akkerland, weidegrond of voor vollegrondstuinbouw, met uitsluiting van fruitteelt en boomteelt.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.12 archeologische verwachtingswaarden
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed en breakfast
logies en ontbijt, het aanbieden van nachtverblijf zonder bijbehorende voorzieningen tot het bereiden van maaltijden.
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.16 bedrijfsmatig
in uitoefening van een bedrijf.
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.
1.18 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.19 bestaand(e situatie)
- bij bouwwerken: bestaand, legaal ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: bestaand, legaal ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.20 beroep of dienstverlening aan huis
het bij wijze van nevenactiviteit bij het wonen uitoefenen van een beroep of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.24 bijbehorende voorzieningen
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.28 bouwmassa
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
1.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 buitenopslag
het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke.
1.33 burgerwoning
woning, niet zijnde een bedrijfswoning en recreatiewoning.
1.34 cultuurhistorische waarden
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
1.37 eenheden
verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
1.38 erfbeplanting
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend bij het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend bij een ander bedrijf of een woning.
1.39 erfbeplantingsplan
plan, waarin wordt aangegeven hoe de erfbeplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.
1.40 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.41 erker
hoekige of ronde uitbouw aan een gevel, ondergeschikt aan het hoofdgebouw in vorm en uitstraling.
1.42 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 geomorfologische waarde
landschappelijke waarden, die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis van de grond en die herkenbaar zijn in het bodemreliëf.
1.45 herbouw
gehele of gedeeltelijke reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen
1.46 hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.47 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.48 hydrologische waarde
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem in verband met beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.
1.49 kelder
ruimte die voor meer dan 50% ondergronds is gelegen, waarbinnen geen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van de kelder telt niet mee bij de inhoud van de woning.
1.50 landschappelijke inpassing
het zodanig inpassen van gebouwen en/of activiteiten in de omgeving dat de landschappelijke waarden behouden blijven.
1.51 landschappelijk/ ecologisch waardevolle elementen
landschappelijke en/of ecologische waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes, steilranden en dergelijke.
1.52 landschapswaarden/landschappelijke waarden
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.53 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.54 nevenactiviteit
een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.55 omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.56 omgevingsvergunning voor het afwijken
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
1.57 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
1.58 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van een werkzaamheid (voorheen aanlegvergunning):
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
1.59 (binnen)opslag
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.60 overkapping
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal één zijde begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.61 paardenbak
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
1.62 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf.
1.63 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.64 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.65 ruimtelijke eenheid
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.66 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.67 souterrain
ruimte onder de woning, waarvan minimaal 50% van de inhoud boven het aansluitende maaiveld is gelegen en waarbinnen verblijfsruimtes zijn toegestaan. De inhoud van het souterrain telt mee bij de inhoud van de woning. Onder het souterrain is geen kelder toegestaan.
1.68 straatprostitutie
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.69 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw.
1.70 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrens).
1.71 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
1.72 werk
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.73 woning
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
1.74 zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee bouwpercelen, die voor-en achterzijde van een bouwperceel verbindt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel staande c.q. op te richten bouwwerken, gemeten op zowel boven als onder maaiveld.
2.3 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte welke ten hoogste gebouwd mag worden, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenzijden van de gevels en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, inclusief hieronder gelegen souterrain, exclusief kelder.
2.7 goothoogte
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat:
- a. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap;
- b. de goothoogte van een dakvlak met een dakopbouw wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakopbouw;
- c. bij een kap die bestaat uit één of meerdere hellende dakvlakken waarbij de bovenzijde van de hellende dakvlakken grenzen aan een plat dak, deze daken worden ook wel afgetopte of afgesnoten daken genoemd, de goothoogte wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de laagste zijde van het hellende dakvlak.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil
Bovenzijde van de afgewerkte vloer van de laagst gelegen verblijfsruimte.
2.10 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. behoud, herstel en bescherming van natuurwaarden, landschapswaarden, aardkundige waarden, geomorfologische en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- 1. behoud en versterking van natuurkerngebied de Bruuk;
- 2. behoud en versterking van kleinschalig (half)besloten karakter;
- 3. ontwikkeling van verbindende beplantingselementen en versterking van beken;
- 4. behoud van hoge grondwaterstanden.
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- a. Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan;
- b. erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan met dien verstande dat:
- 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m
- 2. De afrastering een open karakter dient te hebben.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waterstaat - Beschermingszone Natte Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Beschermingszone natte natuur’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de beschermingszone rondom de natte natuur kerngebieden.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Maatvoering
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die krachtens het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- b. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning;
- c. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Landschappelijke kenmerken
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- a. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
- a. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
- 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
- a. de onder a tot en met c genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de milieusituatie; en
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.2 Evenementen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat binnen de in dit plan opgenomen bestemmingen het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen is toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- a. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport/recreatie, toerisme, muziek, of op sociaal-cultureel vlak.
- b. Omgevingsvergunning kan worden verleend voor evenementen van maximaal 3 aaneengesloten dagen.
- c. In afwijking van het bepaalde onder b kan maximaal 5 keer per jaar een meerdaags evenement worden toegestaan van minimaal 3 tot maximaal 7 aaneengesloten dagen.
- d. Detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan het evenement.
- e. Er dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd.
- f. De aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen/ingrepen.
- g. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Wijziging naar 'Natuur', 'Natuur - Natte natuur' en/of 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden’ en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ehs verweving' te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, ‘Natuur – Natte natuur’ en/of ‘Water’ conform bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, nieuwe natuur en/of waterbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- a. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en groene ontwikkelingszone (GO) van de provincie Gelderland, een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.
- b. De inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven, geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling.
- c. De ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsvoorwaarden van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan ‘Hogewaldseweg 15 Groesbeek’.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Rondom de locatie Hogewaldseweg 15 in Groesbeek vindt natuurontwikkeling plaats in het kader van herstel en behoud van het beschermde Natura2000-gebied 'De Bruuk'. De locatie Hogewaldseweg 15 is een agrarische intenstieve veehouderijlocatie, waarvan de gronden rondom het bedrijf zijn ingezet voor de natuurontwikkeling. De veehouderijlocatie is daarmee feitelijk een agrarische bedrijfslocatie zonder gronden in een natuurgebied. Langs de Hogewaldseweg zijn de meeste voormalige agrarische bedrijven inmiddels omgeschakeld naar een nieuwe functie. Het erf van de locatie Hogewaldseweg 15 is niet nodig voor de natuurontwikkling en de locatie is geen toekomstbestendige veehouderijlocatie. Dit is de aanleiding om de locatie te herontwikkelen.
Het voornemen bestaat uit de definitieve (planologische) beëindiging van de intensieve veehouderij op de locatie Hogewaldseweg 15 te Groesbeek en de herontwikkeling van de veehouderijlocatie tot een woonlocatie. De ontwikkeling bestaat uit de sloop van circa 940 m2 bedrijfsgebouwen en het realiseren van één nieuwe woning. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning herbestemd als burgerwoning. Het geheel wordt landschappelijk ingepast.
De gemeente Berg en Dal ziet aanknopingspunten in het ruimtelijk beleid voor de voorgenomen herontwikkeling. In het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor agrarische bedrijfsbeëindiging (artikel 3.8.5), waarbij de agrarische bestemming binnen het bouwvlak kan worden omgezet naar wonen.
1.2 Plangebied
De planlocatie ligt aan de Hogewaldseweg 15 in Groesbeek. De locatie ligt ten zuidoosten van de kern Groesbeek in het buitengebied van de gemeente Berg en Dal. Het plangebied omvat kadastraal het perceel Groesbeek, Sectie Q, nummer 70. Het betreft hier een deel van het perceel (zie navolgende afbeelding) ter grootte van ca. 18.900m² als onderdeel van het totale perceelsoppervlak van 32.635m².
Luchtfoto met indicatie ligging van het plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
De planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek' (vastgesteld, 29 augustus 2013). De betreffende gronden zijn in dit plan voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Het plangebied is volledig bestemd als agrarisch bouwvlak.
De locatie ligt in de hydrologische beschermingszone van Natura2000-gebied 'De Bruuk'. Ten behoeve van het behoud, herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de het natte natuurgebied is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone natte natuur' aangewezen. Er geldt een vergunningplicht voor specifieke grondwerkzaamheden.
Ten behoeve van de landschappelijke en ecologische waarden zijn de gebiedsaanduidingen 'ehs-verweving', en 'zuidelijk deel lage middengebied' opgenomen. Een gedeelte van de gronden zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarden'.
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek' met ligging van het plangebied
1.4 Leeswijzer
In voorliggende toelichting wordt na dit inleidende hoofdstuk in Hoofdstuk 2 het plangebied beschreven, waarna in Hoofdstuk 3 het planvoornemen wordt toegelicht. Vervolgens worden in Hoofdstuk 4 de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid behandeld. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het beleid van de verschillende overheden dat van toepassing is. In Hoofdstuk 6 worden de effecten van het voornemen op de relevante milieu- en omgevingsaspecten getoetst. In Hoofdstuk 7 is de juridische toelichting beschreven. In Hoofdstuk 8 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde. In Hoofdstuk 9 wordt de procedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Omgeving Van Het Plangebied
Het plangebied van voorliggend wijzigingsplan bevindt zich ten zuidoosten van de kern Groesbeek, aan de rand van het buitengebied, en ligt op circa 130 meter van de grens met Duitsland. Het westen van de betreffende locatie wordt omgeven door natte natuur en opgaande beplanting van Natura2000-gebied 'De Bruuk'. De bebouwing in de omgeving wordt gekenmerkt door uitgestrekte lintbebouwing aan de Hogewaldseweg. De omliggende bebouwing is op enige afstand gesitueerd, waardoor de groene open ruimte tussen de bebouwing geaccentueerd wordt. De bebouwing in de omgeving bestaat overwegend uit een bouwlaag met kap, met de nok loodrecht op of parallel aan de Hogewaldseweg.
Zicht in oostelijke richting vanaf Hogewaldseweg ter hoogte van plangebied
Zicht in westelijke richting vanaf Hogewaldseweg ter hoogte van plangebied
De omgeving wordt gekenmerkt als een open gebied, met hoogteverschillen en lange zichtlijnen. Het is een overwegend agrarisch gebied met vrij veel akkerbouw, maar ook melkveehouderij en plaatselijk tuinbouw. De Hogewaldseweg bestaat uit een enkele rijbaan, waarover in beide richtingen gereden kan worden. Aan beide zijden van de Hogewaldseweg liggen een aantal verspreid liggende burgerwoningen.
2.2 Natuurontwikkeling In De Omgeving
In de directe omgeving van het plangebied liggen meerdere natuurgebieden met specifieke natuurdoelstellingen en -bescherming. Het Natura2000-gebied 'De Bruuk' ligt op circa 60 m afstand. Het Duitse Reichswald ligt op 240 m afstand. Verder ligt het Natura2000-gebied 'Sint Jansberg' op circa 2,7 km ten zuiden van het plangebied. De omgeving bestaat uit een heuvelachtig en bosrijk landschap, dat in Duitsland in het uitgestrekte en omvangrijke Reichswald wordt voortgezet.
In het kader van de Natura2000-doelstellingen van het natuurgebied De Bruuk is de Provincie Gelderland bezig met natuurontwikkelingwerkzaamheden in en rondom het gebied. Het natuurgebied De Bruuk wordt uitgebreid met 10 hectare, waaronder een deel van de gronden die deel uitmaken van het agrarisch bedrijf Hogewaldseweg 15. De werkzaamheden aan de watergangen hebben als doel het vasthouden van kalkrijk kwelwater in het gebied. Het vasthouden van kalkrijk kwelwater verbetert de groei van zeldzame planten als orchideeën, blauwe zegge en Spaanse ruiter. De Oostelijke Leijgraaf is in 2021 ca. 50 m verplaatst in de richting van de Hogewaldseweg. Daarmee wordt het natuurgebied aan de kant van het plangebied Hogewaldseweg 15 groter en grenst het erf aan de achterzijde aan de natuur.
De werkzaamheden hebben grotendeels plaatsgevonden in 2021. Op de onderstaande luchtfoto's is de situatie in 2020 en 2021 weergegeven.
Luchtfoto van 2020 (situatie vóór de natuurontwikkeling) en luchtfoto van 2021 (tijdens de werkzaamheden)
2.3 Huidige Situatie Van Het Plangebied
Binnen het plangebied Hogewaldseweg 15 bevindt zich agrarische bebouwing van de voormalige veehouderij in de vorm van bijgebouwen c.q. stallen en een verouderde boerderijwoning. De boerderijwoning is aan de voorzijde van het perceel gesitueerd. De oude boerderijwoning wordt tijdelijk verhuurd en de bijgebouwen zijn in een zodanig slechte staat dat ze niet meer in hun functie kunnen voorzien. De erfbeplanting is grotendeels in een goede staat en daarom behoudenswaardig.
Concreet bestaat het plangebied uit een agrarisch bouwvlak van circa 1,9 ha bestaande uit:
- voormalige agrarische bedrijfsbebouwing van ca. 940 m2, bestaande uit:
- 1. een agrarisch bedrijfsgebouw van 355 m2;
- 2. een agrarisch bedrijfsgebouw van 335 m2;
- 3. een agrarisch bedrijfsgebouw van 180 m2;
- 4. een agrarisch bedrijfsgebouw van 70 m2;
- een verouderde bedrijfswoning met bijgebouw.
Aanzicht (oostzijde) plangebied vanaf Hogewaldseweg
Aanzicht (westzijde) plangebied vanaf Hogewaldseweg
Obliek van bestaande bebouwing binnen het plangebied (incl. nummering bebouwing)
Hoofdstuk 3 Planvoornemen
3.1 Locatieontwikkeling
De provincie Gelderland heeft het voornemen om het plangebied te herontwikkelen tot woonlocatie en alle overtollige agrarische bedrijfsbebouwing te slopen. De bedrijfsbeëindiging maakt de realisatie van een kleinschalige woonlocatie mogelijk.
De bestaande 940 m² vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing, evenals de erfverharding en andere overtollige bebouwing worden gesloopt om volledige bedrijfsbeëindiging te realiseren. Met het vastleggen van een nieuwe bestemming naar wonen wordt hervestiging van een agrarisch bedrijf planologisch onmogelijk gemaakt en worden de agrarische activiteiten definitief beëindigd.
De bestaande boerderijwoning blijft behouden en wordt bestemd als reguliere burgerwoning. Tevens wordt er één vrijstaande grondgebonden woning gerealiseerd ten zuiden van de bestaande woonboerderij.
3.2 Landschapsplan
Voor de locatie Hogewaldseweg 15 is gekozen voor de splitsing van het bestaand erf in twee woonkavels, die gezamenlijke uitstraling hebben als één erf met een gezamenlijke oprit. Het gezamenlijk erf wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast.
Het noordelijke perceel wordt gevormd door de reeds aanwezige woonboerderij met aanbouw, een voortuin en een achtererf. Het zuidelijke perceel bestaat uit een nieuw woongebouw dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. De voorgevel is georiënteerd in de richting van de woonboerderij.
Het achterste gedeelte van de percelen wordt niet bebouwd met bijgebouwen, om er voor te zorgen dat een compact erf ontstaat. Op de verbeelding wordt daarom een aanduiding opgenomen waarin bouwwerken worden uitgesloten.
Het volledige landschapsplan is opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting.
Landschapsplan Hogewaldseweg 15
3.3 Totaalontwikkeling
Concreet bestaat voorliggende planontwikkeling uit:
- Het beëindigen van het agrarisch bedrijf en het slopen van alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en het behouden van de bestaande woonboerderij;
- Het herbestemmen van de bestaande bedrijfswoning Hogewaldseweg 15 (met bijgebouw) tot burgerwoning;
- Het realiseren van een nieuwe vrijstaande woning ten zuiden van de bestaande woonboerderij;
- Een goede landschappelijke inpassing.
3.4 Afwijking Geldend Bestemmingsplan
Ter plekke van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf inclusief bedrijfswoning. Het beoogde plan past niet binnen het geldend bestemmingsplan.
In het geldend bestemmingsplan is wel een wijzigingsbevoegdheid (zie artikel 3.8.5) opgenomen om te schakelen van 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden' naar 'Wonen'. Door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, in artikel 3.8.5 van het bestemmingsplan, wordt herbestemming tot woonlocatie mogelijk gemaakt.
Hoofdstuk 4 Wijzigingsbevoegdheid
Het geldende bestemmingsplan maakt het, via een wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.8.5, mogelijk om de locatie te herbestemmen tot woonlocatie. Het agrarisch bouwvlak en de zone voor intensieve veehouderij komen hiermee te vervallen, maar de agrarische gronden behouden de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Dit hoofdstuk vormt de toetsing aan de wijzigingscriteria (art. 3.8.5).
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf, dit bedrijf om te zetten ten behoeve van burgerbewoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- a. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
De toe te kennen woonbestemming voor de bestaande woning en de nieuwe woning ligt geheel binnen het bestaande bouwvlak van de voormalige intensieve veehouderij.
- b. Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen.
Het bouwvlak wordt verwijderd en krijgt een in de omgeving passende bestemming. Het grootste gedeelte van het agrarisch bouwvlak krijgt de gebiedsbestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' zonder bouwmogelijkheden. De tuinen en erven worden bestemd als 'Wonen'.
- c. De agrarische bedrijvigheid dient te zijn beëindigd.
Het volledige agrarische bedrijf is beëindigd. Alle (voormalige) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en het agrarisch bouwvlak wordt volledig 'wegbestemd', waardoor hervestiging van een agrarisch bedrijf niet mogelijk is.
- d. Het aantal burgerwoningen mag niet meer bedragen dan één.
Het plan wijkt af van deze voorwaarde op basis van de voorwaarden onder e.
- e. In afwijking van het bepaalde onder d dient de voormalige bedrijfsbebouwing te worden gesloopt, waarbij geldt dat:
- 1. in geval van sloop van minimaal 750 m² aan bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken is 1 nieuwe vrijstaande woning toegestaan;
- 2. in aanvulling op sub 1 geldt in geval van sloop van minimaal 1500 m² aan bedrijfsbebouwing en/of bijbehorende bouwwerken dat 2 nieuwe vrijstaande woningen zijn toegestaan;
Het plan bestaat uit de herbestemming van de bestaande bedrijfswoning. Daarnaast wordt op basis van voorwaarde e lid 1 één nieuwe burgerwoning toegevoegd. Door de sloop van minimaal 750 m2 aan bedrijfsbebouwing kan hier aan worden voldaan. In totaal wordt ca. 940 m2 agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt.
- f. In afwijking van het bepaalde onder lid d geldt bij sloop van alle kassen en bestaande bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ dat:
- 1. Bij sloop van 0 m² - 1.000 m²: geen mogelijkheden voor bouw woning.
- 2. Bij sloop van 1.000 m² - 2.500 m²: maximaal 1 nieuwe vrijstaande woning is toegestaan.
- 3. Bij sloop van 2.500 m² - 8.000 m²: maximaal 1 nieuwe vrijstaande woning is toegestaan.
- 4. Bij sloop van > 8.000 m²: maximaal 2 nieuwe vrijstaande woningen zijn toegestaan.
Er is geen sprake van een glastuinbouwbedrijf of intensieve kwekerij. Er wordt geen gebruik gemaakt van voorwaarde f.
- g. In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in lid d, e en f dient karakteristieke en/of monumentale bebouwing gehandhaafd te blijven. Karakteristieke en/of monumentale bebouwing mag worden hergebruikt voor wonen, waarbij geldt dat naast de bestaande (bedrijfs)woning:
- 1. de extra woonfunctie uitsluitend mag plaatsvinden in de karakteristieke en/of monumentale bebouwing;
- 2. het gehele gebouw mag worden gebruikt voor de woonfunctie;
- 3. de bestaande inhoud van het gebouw niet mag worden vergroot;
- 4. de toevoeging van de extra woonfunctie noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen cultuurhistorische en/of monumentale waarden;
- 5. de nieuwe woningen na splitsing en/of toevoeging ieder een inhoud dienen te hebben van minimaal 300 m³.
Er is geen sprake van karakteristieke en/of monumentale bebouwing. Er wordt geen gebruik gemaakt van voorwaarde g.
- h. De woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
In Hoofdstuk 6 wordt aangetoond dat er geen bedrijven in de directe omgeving gelegen zijn die een belemmering vormen voor de ontwikkeling, waardoor het plan milieuhygiënisch inpasbaar is. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat en de woning vormt geen belemmering voor omliggende bedrijven.
- i. Het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiende uit de milieuwetgeving.
Gezien de grote afstand van onderhavige locatie tot omliggende agrarische bedrijven leidt het gebruik niet tot belemmeringen. Dit wordt in Hoofdstuk 6 nader onderbouwd.
- j. Parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak.
Bij de woningen (woonboerderij en te realiseren woning) zijn en komen voldoende parkeergelegenheden op eigen terrein. Zie ook de afbeelding in paragraaf 3.2, waarop het aantal parkeerplaatsen is weergegven.
- k. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfbeplantingsplan, waarbij de landschappelijke kenmerken zoals genoemd in artikel 26.5 in acht worden genomen en waarbij gebruik wordt gemaakt van inheemse soorten.
In paragraaf 3.2 is het uitgewerkte landschapsplan beschreven. Het landschapsplan is toegevoegd als Bijlage 1bij de toelichting. Ter plekke van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'zuidelijk deel lage middengebied' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden mede bestemd voor:
- a. behoud en versterking van natuurkerngebied de Bruuk;
- b. behoud en versterking van kleinschalig (half)besloten karakter;
- c. ontwikkeling van verbindende beplantingselementen en versterking van beken;
- d. behoud van hoge grondwaterstanden.
Het plan heeft geen negatief effect op het natuurkerngebied De Bruuk. De beëindiging van de intensieve veehouderij is mede tot stand gekomen in het kader van de natuurontwikkeling rondom De Bruuk. Met het verminderen van de bebouwingsmogelijkheden in het bestemmingsplan en het vastleggen van de goede landschappelijke inpassing, wordt het behoud van het kleinschalig halfbesloten karakter geborgd. Het plan heeft geen effect op de hoogte van de grondwaterstanden ter plaatse van het plangebied. Hiermee worden de landschappelijke kenmerken van het 'zuidelijk deel lage middengebied' in acht genomen en wordt voldaan aan voorwaarde k.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het planvoornemen past binnen de wijzigingsvoorwaarden uit artikel 3.8.5 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek'. Daarmee heeft het College van B&W de bevoegdheid om het voorliggend wijzigingsplan vast te stellen.
Hoofdstuk 5 Beleidskaders
In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor de planlocatie. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 6 Milieu- en omgevingsaspecten nader aan bod.
Overigens betreft dit plan een wijzigingsplan op het moederplan; het geldende bestemmingsplan Buitengebied Groesbeek. In dit bestemmingsplan zijn de beleidskaders al afgewogen bij het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid. Het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is daarmee een invulling van de wenselijke ontwikkelingsrichting vanuit de geldende beleidskaders, die in het moederplan al is ingezet.
5.1 Rijksbeleid
5.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het Rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
- 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Verduurzaming is het meest urgent in de meest milieubelaste en kwetsbare gebieden, zoals nabij waardevolle natuurgebieden (bijv. met een grote culturele waarde) en grondwaterbeschermings-gebieden, bij gebieden waar de concentratie van bedrijven groot is of waar bedrijven dicht op bewoond gebied zijn gesitueerd.
In gebieden waar de druk vanuit de landbouw op de omgeving (onder andere natuur en stedelijk gebied) te hoog is, wordt deze druk door gerichte inzet verminderd. Op regionaal niveau is hierbij een regierol weggelegd voor de provincies. In het regeerakkoord zijn maatregelen aangekondigd om gezondheids- en leefomgevingsrisico's in gebieden met zeer hoge veedichtheid te verminderen. Dat sluit aan bij de inzet op een transitie naar een verduurzaming van de veehouderij en de LNV-visie op de kringlooplandbouw. Met sectorpartijen en decentrale overheden is een gecombineerde aanpak langs twee sporen overeengekomen, namelijk een saneringsspoor en een verduurzamingsspoor. Daartoe wordt momenteel (onder andere) invulling gegeven aan de uitvoering van een aantal saneringsregelingen voor veehouderijen. Deze regelingen hebben onder andere als doel om de milieudruk van veehouderijen op omwonenden en natuurgebieden te verminderen en het landelijk gebied toekomstbestendig te maken.
Het planvoornemen bestaat uit de herontwikkeling van de voormalige intensieve veehouderij aan de Hogewaldseweg 15 door de 5 bijgebouwen c.q. schuren te slopen en te vervangen door een vrijstaande woning. De bestaande boerderijwoning Hogewaldseweg 15 blijft behouden en wordt bestemd voor burgerbewoning. Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het voorliggend plan passend is binnen de gestelde ambities van de Nationale Omgevingsvisie. Het planvoornemen draagt bij aan de door het Rijk gestelde doelstellingen voor het landelijk gebied.
5.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Het plangebied valt binnen een gebied dat door de Rarro is aangeduid als een beperkingengebied rondom een radarstation, als bedoeld in artikel 2.6.9 Barro. Voor die gronden mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van dusdanig hoge bouwwerken mogelijk maken, dat deze onaanvaardbare gevolgen hebben voor de werking van de radar. De maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken ten opzichte van NAP is opgenomen in bijlage 8 van de Rarro. Ter plaatse van het plangebied bedraagt de maximale bouwhoogte binnen het radarverstoringsgebied 90 meter ten opzichte van NAP.
Ligging plangebied binnen radarverstoringsgebied maximale hoogte 90 meter t.o.v. NAP (Rarro, kaart 6: radarstations)
Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is de gemiddelde hoogte van het plangebied ten aanzien van NAP ongeveer 17 meter. Dit houdt in dat, rekening houdend met de werking van de radar, in theorie een bouwhoogte van ongeveer 73 meter zou kunnen worden toegestaan.
Omdat het bouwplan voor de woning voldoet aan een bouwhoogte kleiner dan 65 meter, vormen de regels ten aanzien van het radarverstoringsgebied geen belemmering voor het planvoornemen.
Het voorliggend plan ligt niet in of nabij een gebied waarin het Rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen.
De Barro en het Rarro hebben dan ook geen consequenties voor onderhavige ontwikkeling en vormt derhalve geen belemmering voor het planvoornemen.
5.1.3 Bro: ladder voor duurzame verstedelijking
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Per 1 juli 2017 is een aantal wijzigingen op de ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.
De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”.
Onderhavige ontwikkeling betreft het planologisch-juridisch mogelijk maken van de herstructurering c.q. -ontwikkeling van Hogewaldseweg 15 waarmee netto 1 woning wordt toegevoegd binnen het landelijk gebied van Groesbeek. Conform jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden gesteld dat met de oprichting van minder dan 12 woning geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, waarmee geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Derhalve kan een nadere toets aan de motivering duurzame verstedelijking achterwege blijven.
5.2 Provinciaal Beleid
5.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:
- Energietransitie: van fossiel naar duurzaam
- Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer
- Circulaire economie: sluiten van kringlopen
- Biodiversiteit: werken met de natuur
- Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
- Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio
- Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland: Woon- en leefomgeving
De provincie Gelderland geeft invulling aan voorgenoemde ambities door de zogenoemde 'DOE-principes':
- Doen: Er wordt breed gekeken en consequent gewerkt vanuit het perspectief van duurzaam én verbonden én economisch krachtig. Waar nodig worden regels en kaders gesteld;
- Laten: zaken die niet aansluiten op de omgevingsvisie worden niet gestimuleerd;
- Zelf: het goede voorbeeld wordt zelf gegeven, de nodige verantwoordelijkheid wordt genomen, en er is voldoende doorzettingsvermogen;
- Samen: er wordt met open vizier gewerkt en gebouwd aan gezamenlijke agenda's met partners, en er worden kansen voor innovatie en kennisdeling gestimuleerd.
Ruimtelijk beleid
Het provinciaal belang is gelegen in het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. De klimaatbestendigheid wordt vergroot, de mogelijkheden om zonne- en windenergie op te wekken zijn in kaart gebracht en de natuur- en landschappelijke kwaliteit blijft behouden. De provincie zet zich in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen.
De kwalitatieve regionale opgave voor wonen is van provinciaal belang, net als het belang dat bij locaties met een bovenlokaal ontwikkelpotentieel die potenties benut worden. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau.
Voor wonen en werken geldt een regionale aanpak die gericht is op een gezonde en veilige woonomgeving, waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen en die goed bereikbaar is en goede voorzieningen heeft.
Door het saneren van de voormalige bedrijfsgebouwen en het landschappelijk inpassen van het perceel en het netto toevoegen van één woning is er sprake van een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit binnen het plangebied en de directe omgeving. Wegens de kleinschalige omvang en de aard en effecten van onderhavig planvoornemen, is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Met het plan wordt invulling gegeven aan beleidsdoelen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid. Invulling van de kaders voor woningbouw wordt verderop in deze toelichting uitgewerkt.
Wonen in het buitengebied
De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering in het buitengebied dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen.
De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes en ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie. Daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' in het buitengebied een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied. Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur.
Het planvoornemen leidt tot een kwaliteitsverbetering, doordat een intensieve veehouderij wordt beëindigd en bijbehorende bijgebouwen c.q. stallen worden gesloopt. Ook wordt de locatie voorzien van een landschappelijke inpassing.
Wonen
Nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen worden slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Het vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de regio waarin de planlocatie is gelegen betreft de Woonagenda Regio Nijmegen 2018-2027. In paragraaf 5.3.1 is toegelicht hoe het voornemen binnen deze woonagenda past.
Het planvoornemen past binnen de kaders van de Omgevingsvisie Gaaf Geldeland.
5.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten op 24 september 2014 vastgesteld ter vervanging van de Ruimtelijke Verordening Gelderland en op 18 oktober 2014 in werking getreden. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd in februari 2022. Voorliggende ontwikkeling moet voldoen aan de regels in de Omgevingsverordening.
De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.
Uitsnede geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland met ligging planlocatie (rood) en ligging voorziene ontwikkeling (blauw)
Het plangebied is gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) en de beschermingszone 'Natte landnatuur'. Tevens is het plangebied gelegen binnen het Gelders natuurnetwerk (GNN).
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is reeds met de provincie Gelderland afgestemd over begrenzing van de aan te wijzen bestemmingen in relatie tot het GNN. De woonbestemming die met het voorliggend wijzigingsplan wordt toegekend ligt volledig buiten het GNN. De planontwikkeling vindt dus niet plaats binnen het GNN. Op basis van het huidige bouwvlak is het mogelijk om binnen het GNN te bouwen, deze mogelijkheid wordt met het planvoornemen weggenomen.
De toe te kennen woonbestemming ligt binnen de Groene Ontwikkelingszone. De nieuwe woning wordt binnen de Groene Ontwikkelingszone opgericht en dient daarom te voldoen aan artikel 2.52 van de Omgevingsverordening Gelderland. Daarnaast is het plan getoetst aan artikel 2.61 vanwege de beschermingszone natte landnatuur en artikel 2.65b met betrekking tot klimaatadaptatie.
Artikel 2.52 (beschermen Groene ontwikkelingszone)
- 1. Voor zover een bestemmingsplan van toepassing is op locaties binnen de Groene ontwikkelingszone, laat het een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toe als uit onderzoek blijkt dat:
- a. de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen, genoemd in bijlage van Omgevingsverordening Gelderland, per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt; en
- b. de samenhang niet verloren gaat.
- 2. Gedeputeerde Staten stellen regels vast om de versterking uit te werken.
De ontwikkeling maakt deel uit van deelgebied 183 'De Bruuk'. Het deelgebied vormt het laagste deel van een hoefijzervormig stuwwallandschap, waardoor het gebied is omsloten. Daarbinnen is sprake van laagten met dekzandruggen, basenrijke kwel en bijzondere blauwgraslanden en vochtige bossen.
Het voornemen heeft een positief effect op de samenhang en instandhouding van de Groene Ontwikkelingszone en het Gelders Natuurnetwerk, om de volgende redenen:
- Het voornemen betreft het wegnemen van 940 m2 voormalige agrarische bedrijfbebouwing van een intensieve veehouderij binnen het GO en grenzend aan het GNN;
- Het voornemen betreft het wegnemen van bestaande bouwmogelijkheden van het agrarisch bedrijf binnen de Groene Ontwikkelingszone (het huidige bouwvlak wordt wegbestemd en ligt momenteel voor meer dan 0,8 ha in GO);
- Het voornemen betreft het wegnemen van bestaande bouwmogelijkheden van het agrarisch bedrijf binnen het Gelders Natuurnetwerk (het huidige bouwvlak wordt wegbestemd en ligt momenteel voor meer dan 1,0 ha in GNN);
- Het voornemen betreft het versterken van de aardkundige waarden van het gebied, door het behoud van de groencontouren ter plaatsen van het plangebied en het aanbrengen van gebiedseigen erfbeplanting door hiermee de beleving van het landschap te vergroten.
Op basis van de regeling die door Gedeputeerde staten is vastgesteld (Regels versterking Groene ontwikkelingszone; zaaknummer 2022-002494, publicatie 31 mei 2022) kan worden gesteld dat sprake is van een regeling die per saldo en naar rato bijdraagt aan een versterking van de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone.
Stap 1: de versterkingsopgave:De versterkingsopgave wordt bepaald naar aanleiding van het verlies aan natuur- of landschapselementen. Er is geen sprake van een verlies van natuur- of landschapselementen, omdat sprake is van een verkleining van de bouwmogelijkheden binnen het GO. De impactfactor wordt bepaalt naar aanleiding van het aantal wooneenheden of het aantal hectare woonbestemming dat wordt toegekend. In de nieuwe situatie wordt één wooneenheid toegevoegd. Er wordt een bedrijf van milieucategorie 4.1 wegbestemd, waarmee in totaal sprake is van een negatieve impactfactor. Er is geen versterkingsopgave.
Stap 2 en 3: Aangezien geen sprake is van een versterkingsopgave, maar de ontwikkeling op zichzelf een versterking is (negatieve impactfactor) hoeven de stappen 2 en 3 niet te worden doorlopen.
Met het bovenstaande kan worden gesteld dat de ontwikkeling per saldo en naar rato leidt tot een versterking van de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. De herbegrenzing van GNN en GO heeft aangrenzend aan het bestaande GNN en GO plaatsgevonden, waardoor de samenhang niet verloren gaat. Het plan voldoet aan de instructieregel.
Artikel 2.61 (instructieregel Beschermingszone natte landnatuur)
- 1. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen in een Beschermingszone natte landnatuur maakt geen functies mogelijk die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur, tenzij:
- a. er geen reële alternatieven zijn;
- b. sprake is van een reden van groot openbaar belang;
- c. de nadelige effecten worden gemitigeerd of gecompenseerd overeenkomstig paragraaf 2.6.2.
- 2. Bij een bestemmingsplan voor gronden in een Beschermingszone natte landnatuur gelegen binnen een Groene Ontwikkelingszone, is saldering als bedoeld in artikel 2.53 alleen mogelijk als dit niet leidt tot aantasting van de kwaliteit van de natte landnatuur.
Het plangebied ligt binnen de Beschermingszone natte landnatuur. Het plan heeft geen significant nadelige effecten op de instandhouding van de natte landnatuur. Het voornemen leidt tot een verbetering van de situatie voor het beschermde natuurgebied 'De Bruuk' door de vermindering van de (planologische) mogelijkheden voor het aanbrengen van oppervlakteverharding en het defintief planologisch beëindigen van de intensieve veehouderij. Door de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone natte natuur' over te nemen in het plan, blijft de bestaande hydrologische bescherming gehandhaafd. Een nadere beschouwing van het aspect 'water' is omschreven in paragraaf 6.6 Waterhuishouding. Er wordt geen gebruik gemaakt van artikel 2.53. Het plan voldoet aan de instructieregel.
Artikel 2.65b (klimaatadaptie)
- 1. Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, bevat de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
- 2. In de beschrijving worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
- a. waterveiligheid;
- b. wateroverlast;
- c. droogte; en
- d. hitte.
- 3. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht of de ontwikkeling plaatsvindt.
Het wijzigingsplan maakt de ontwikkeling van een woonperceel met twee woningen mogelijk. Om de risico's van klimaatverandering te verkomen en te beperken worden verschillende maatregelen genomen. Het wijzigingsplan maakt de transformatie van een bestaande agrarische locatie naar wonen mogelijk, waarbij sprake is van een afname aan bebouwing. In de nieuwe situatie kan water eenvoudiger infiltreren in de bodem, waardoor minder sprake is van wateroverlast en droogte. De afname aan bebouwing en de aanplant van beplanting zorgt daarnaast voor vermindering van hittestress. Een nadere beschouwing van de waterhuishouding is omschreven in paragraaf 6.6 Waterhuishouding. Een nadere beschouwing van het aspect klimaatadaptatie is omschreven in paragraaf 6.7 Klimaatadaptatie en duurzaamheid. Het wijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan het Waterschap Rivierenland. Het plan voldoet aan de instructieregel.
Overige provinciale belangen
Het plangebied van voorliggende wijzigingsplan ligt niet binnen het Nationaal landschap, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Romeinse Limes en het Waardevol open gebied.
Conclusie
Gelet op bovenstaande kan worden gesteld dat het ruimtelijk voornemen past binnen de provinciale kaders die worden gesteld in de Omgevingsverordening Gelderland.
5.3 Regionaal Beleid
5.3.1 Woonagenda Regio Nijmegen 2020-2030
De gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen hebben gezamenlijk een woonagenda opgesteld. Hierin is opgenomen dat binnen de regio tot 2030 in totaal 20.500 woningen bijgebouwd moeten worden. Uitgangspunt zijn niet alleen de aantallen, maar ook de behoefte en kwaliteit van de woningbouwopgaven.
Ten behoeve van kleinschalige particuliere initiatieven die bijdragen aan ruimtelijke kwaliteitsverbetering is in de gemeentelijke woningbouwplanning (die voortvloeit uit de regionale woningbouwafspraken) beperkte ruimte om woningen aan de voorraad toe te voegen.
Het voornemen bestaat per saldo uit de toevoeging van slechts één woning. Door sloop van overtollige bebouwing en een gedegen landschappelijke inpassing vindt een kwaliteitsverbetering plaats. Dit past binnen de Woonagenda Regio Nijmegen 2020-2030.
5.4 Gemeentelijk Beleid
5.4.1 Strategische visie Groesbeek 2025
Op 21 juni 2012 is de strategische visie Groesbeek 2025 vastgesteld. De Strategische Visie Groesbeek 2025 vormt een integraal kader voor toekomstige beleidsopgaven en besluiten gemeentebreed. De Strategische Visie is geen blauwdruk. De koers ligt er, de weg er naar toe kan op verschillende wijzen worden ingevuld. De koers is te onderscheiden in drie ontwikkelingslijnen:
- 1. Samen werken aan zorg: wijken op eigen kracht, zorgen voor elkaar & de gemeente als toplocatie voor zorggerelateerde instellingen en instituten.
- 2. Jong, gezond en actief: met breedtesport en topsport investeren in ontmoeting en gezondheid, met speciale focus op de jeugd.
- 3. Spannend landschap: het unieke en diverse landschap verder versterken met ruimte voor recreatieve ontwikkeling en toegankelijkheid.
De derde ontwikkelingslijn bestaat uit de volgende ambities:
- Werken aan: een nog mooier Groesbeek waar iedereen van kan genieten. De kwaliteit en diversiteit verder versterken met ruimte voor recreatieve ontwikkeling en toegankelijkheid.
- Inspelen op: recreatie en toerisme, ruimtelijke kwaliteit.
- Voortbouwen op: de unieke kwaliteiten van dit landschap.
Onderhavige ontwikkeling betreft het planologisch-juridisch mogelijk maken van de herstructurering c.q. ontwikkeling van Hogewaldseweg 15 waarmee netto 1 woning wordt toegevoegd binnen het landelijk gebied van Groesbeek.Het voorliggende planvoornemen is passend binnen de koers en ambities van de Strategische Visie Groesbeek 2025.
5.4.2 Structuurvisie Groesbeek 2025
De ruimtelijke vertaling van de Strategische Visie vindt plaats in de Structuurvisie Groesbeek 2025. Een structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid. De Structuurvisie Groesbeek 2025 is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Groesbeek.
De structuurvisie heeft betrekking op het grondgebied van de vroegere gemeente Groesbeek en geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Het geeft geen eindbeeld, maar een afwegings- en sturingskader - in feite het decor - voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit gedeelte van het grondgebied van de fusiegemeente Berg en Dal. Het in de structuurvisie vervatte kader volgt de pijlers en ontwikkelingslijnen van de Strategische Visie.
Uitsnede structuurvisiekaart met ligging van het plangebied in het zuidelijk deel lage middengebied
Het plangebied ligt in het deelgebied 'zuidelijk deel lage middengebied'. De hellinggebieden en een gedeelte van het lage middengebied zijn in gebruik als bouwland. De rest van de stuwwal is bebost en heeft natuurwaarden, zoals in het voormalige Nederrijkswald. Het planvoornemen bestaat uit de beëindiging van een intensieve veehouderij in een gebied waar natuurontwikkeling en recreatie een belangrijke rol speelt. De beëindiging van de intensieve veehouderij betekent een directe vermindering van de milieudruk op het Natura2000-gebied en (burger)woningen in de omgeving. De herontwikkeling past daarom goed binnen de visie voor het gebied. De woning krijgt een ingetogen verschijningsvorm met een agrarisch karakter, waardoor sprake is van een passende ontwikkeling in het kwetsbare landschap.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Groesbeek 2025.
5.4.3 Landschapsontwikkelingsplan 2015-2025 'Landschap van iedereen'
De gemeente wil nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied goed begeleiden om ervoor te zorgen dat de gewenste landschapskwaliteiten geborgd worden. Daartoe heeft de gemeente een landschapsontwikkelingsplan opgesteld (LOP). In het LOP 2015-2025 staan duidelijke uitspraken over de gewenste landschapskwaliteiten per deelgebied beschreven.
De planlocatie is gelegen in deelgebied 13 'De bewoonde lintenkring', dat bestaat uit dorpen en lintbebouwing daartussen op de lagere delen van de U-vormige stuwwalhellingen en enkele dekzandruggen die het lage midden doorkruisen en zo de verbinding vormen. Groesbeek zelf is hierin de grootste plaats, en verder zijn Bredeweg en Horst bewoningskernen. De Plak en de Hogewaldseweg zijn relatief het minst bebouwd. Het terrein ligt overwegend enkele meters hoger dan het Lage Midden en is daarmee goed bewoonbaar. De verkaveling is veel kleinschaliger dan in het Lage Midden en de beplanting van erven en kavelgrenzen zorgt ervoor dat het overwegend een veel groener aanzien heeft, met name in het buitengebied. In dit gebied is er in de eerste plaats de dynamiek vanuit de woon- en bedrijfsfuncties, de stedelijke dynamiek. Die is niet alleen aanwezig in de dorpen, maar tot op zekere hoogte ook in de linten daartussen. Dat uit zich in individuele bouwactiviteiten en (wellicht) beperkte uitbreidingswijkjes of bedrijventerreinen. Het uit zich ook in de behoefte om te recreëren in de onmiddellijke (groene) omgeving. Een mooi voorbeeld van combinatie van functies vanuit die stedelijke dynamiek is de manier waarop de Groesbeek de afgelopen jaren is opgewaardeerd: Verder is met name in die omgeving meer behoefte aan meerdere functies in het landschap en zien we “verbredings”initiatieven. De wijnbouw is daarvan een voorbeeld, die overigens niet alleen in dit deelgebied voorkomt.
Het voormalige veehouderijbedrijf is gematigd sterk aanwezig in het landschap en contrasteert met de landschappelijke waarden van het deelgebied. Dit komt mede door de omvang van het bedrijf, maar vooral omdat het voormalige veehouderijbedrijf gelegen is binnen het GNN, en grenst aan Natura2000-gebied De Bruuk. De veehouderij voegt zich niet naar de landschappelijke waarden zoals die in het beleid zijn vastgesteld. Sloop van het bedrijf zal op zichzelf al een sterke meerwaarde geven aan de landschappelijke kwaliteiten. Het landschapsplan voorziet in een gedegen landschappelijk inpassing, onder andere door het behouden en toevoegen van groene elementen.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het Landschapsontwikkelingsplan.
5.4.4 Functieveranderingsbeleid
Voor het wijzigen van functies van gebouwen in het buitengebied hanteert de gemeente Berg en Dal het functieveranderingsbeleid. Op basis van het functieveranderingsbeleid geldt dat herontwikkeling naar wonen mogelijk is als:
- voldoende sloop plaatsvindt om een extra burgerwoningen op de locatie te mogen bouwen;
- het gebruik als burgerwoning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven;
- het parkeren plaats vindt op eigen terrein;
- er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd erfbeplantingsplan. De landschappelijke inpassing dient aan te sluiten bij de kernkwaliteiten van het gebied.
De voorgenomen ontwikkeling is in de eerste plaats getoetst aan de opgenomen wijzigingscriteria (artikel 3.8.5 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek'; zie Hoofdstuk 4 van de toelichting) en vervolgens aan het functieveranderingsbeleid van de gemeente. Daaruit kwam naar voren dat er voldoende wordt gesloopt in ruil voor de toevoeging van één extra burgerwoning op deze locatie. Verder zijn de plannen en uitgangspunten voor de ontwikkeling van de locatie besproken met de gemeente Berg en Dal. De gemeente heeft daarop in een principebesluit aangegeven in beginsel in te kunnen stemmen met de transformatie, op voorwaarde van een goede planologische en ruimtelijke onderbouwing, zoals in onderhavige toelichting is uitgewerkt. Daarbij vindt het parkeren voor alle woningen plaats op eigen terrein. In de Bijlage is een landschapsplan opgenomen, waarin een goede landschappelijke inpassing van de locatie is opgenomen.
Het voornemen past binnen de wijzigingsvoorwaarden en het functieveranderingsbeleid.
5.4.5 Actieplan wonen Berg en Dal 2020
Om concrete invulling te geven aan de woningmarktopgaven die er spelen, is in 2020 een 'Actieplan Wonen' tot stand gekomen. In 2019 is een woningmarktonderzoek gedaan met een vooruitblik tot 2029. Daarin komt duidelijk naar voren dat de maatschappelijke en economische context is gewijzigd. De woningmarkt in de gemeente Berg en Dal is veranderd: beschikbare betaalbare woningen zijn schaars geworden, de vergrijzing zorgt voor een kwalitatieve opgave, veranderingen in de zorg vragen om andere woonvormen en om de woningvoorraad te verduurzamen moeten er stappen gezet worden.
In het Actieplan is bepaald dat de gemeente Berg en Dal 1.200 woningen wil toevoegen tot 2030 en indien nodig actief zoekt naar nieuwe bouwlocaties. Duurzaamheid en leefbaarheid zijn belangrijke peilers uit het actieplan.
Het voorliggend plan behelst de toevoeging van één woning. Door de sloop van de voormalige agrarische bebouwing en de bouw van één woning verbetert de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving aanzienlijk. Bij de realisatie van een vrijstaande woning is vooral van belang om te kijken naar de landschappelijke en ecologische meerwaarde van de ontwikkeling. De woning wordt gebouwd in het duurdere segment, waarbij een luxere woning wordt gerealiseerd. Deze woning kan voor doorstroming zorgen in de omgeving en wordt onder andere ingezet als een verdienmodel om de intensieve veehouderij binnen en op korte afstand van ecologisch beschermde gebieden te kunnen beëindigen. De woning wordt duurzaam opgericht conform het toetsingskader kleinschalige woningbouwinitiatieven (zie paragraaf 5.4.6). Bovendien zorgt de ontwikkeling voor een vergroting van de leefbaarheid in de omgeving (onder andere in het kader van geur, ammoniak en fijnstof).
Met het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen past binnen het Actieplan Wonen 2020.
5.4.6 Toetsingskader kleinschalige woningbouwinitiatieven Berg en Dal
Als uitwerking van het Actieplan Wonen heeft de gemeente Berg en Dal een toetsingskader vastgesteld voor kleinschalige woningbouwinitiatieven. Dit toetsingskader is in eerste instantie uitsluitend bedoeld voor het bouwen van woningen binnen de kern (zogenoemde initiatieven in tuinen). Voor woningbouwinitiatieven in het buitengebied geldt het functieveranderingsbeleid.
Het voorliggend plan is getoetst aan het functieveranderingsbeleid (zie paragraaf 5.4.4). Daarnaast is voor kleinschalige initiatieven ook een scoretabel van toepassing, waarin de gemeente duurzaamheids- en kwaliteitseisen stelt voor nieuwbouwinitiatieven.
In de scoretabel wordt het initiatief getoetst op de volgende onderdelen:
- duurzame energie en aardgasvrij;
- klimaatadaptatie;
- groen en natuurinclusief bouwen;
- circulair bouwen.
De nieuwe woning kan voldoen aan de scoretabel, waarbij per onderdeel een minimum aantal punten wordt behaald. De woning wordt onder andere energiezuinig en aardgasvrij gerealiseerd. De genoemde duurzaamheidsdoelen betreffen onderdelen die niet in het bestemmingsplan kunnen worden geborgd. Initiatiefnemer realiseert de woning conform de scoretabel. Bij de toetsing van de omgevingsvergunning voor bouwen worden de onderdelen meegenomen.
Er kan worden voldaan aan de scoretabel bij het toetsingskader kleinschalige woningbouwinitiatieven.
Hoofdstuk 6 Milieu- En Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk worden alle relevante milieu- en omgevingsaspecten voor het plangebied behandeld. Voldaan moet worden aan de wijzigingscriteria conform artikel 3.8.5 Bp Buitengebied Groesbeek. Indien er beperkingen uit het plan voortvloeien naar aanleiding van één van de aspecten, dan is hier in dit plan als randvoorwaarde rekening mee gehouden. Een en ander betekent dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met het criterium van 'een goede ruimtelijke ordening'.
6.1 Milieu
6.1.1 Bedrijven en milieuzonering
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.
Het planvoornemen bestaat uit het slopen van voormalige bedrijfsbebouwing en het toevoegen van één vrijstaande woning. Verder wordt de bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. In de nieuwe situatie bestaat het plangebied uit twee burgerwoningen. Deze burgerwoningen zijn geen hinderveroorzakende objecten, maar worden wel aangemerkt als hindergevoelige objecten. Bedrijven in de omgeving zijn geïnventariseerd om enerzijds na te gaan of sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plekke van de woningen en anderzijds om te beoordelen of de woningen niet leiden tot een belemmering in de bedrijfsvoering van de betreffende bedrijven.
Ten noordoosten van het plangebied ligt op grofweg 210 en 340 m een tweetal agrarische bedrijven. Deze melkveehouderijen liggen op de hoek van Hogewaldseweg en Lage Horst. Voor melkveehouderijen in het buitengebied geldt een vaste afstand in het kader van geur van 50 m. Gezien de afstand tot het plangebied is geen sprake van een belemmering van de woning op de bedrijfsvoering van de betreffende bedrijven.
In de directe omgeving van het plangebied zijn eerder een aantal (agrarische) bedrijven omgeschakeld naar wonen. Dit heeft als gevolg dat er op dit moment geen hinderveroorzakende functies in de vorm in de buurt van het plangebied gelegen zijn. Verder geldt dat de realisatie van de woningen niet leidt tot nadelige milieueffecten op omliggende functies en er geen bedrijven in hun duurzame bedrijfsvoering worden geschaad.
Gelet op bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
6.1.2 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het Activiteiten besluit milieubeheer vormen het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Indirect hebben de Wgv en het Activiteitenbesluit ook consequenties voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de omgekeerde werking genoemd. Van belang is dat door ontwikkelingen in het voorliggende plan geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende (agrarische) bedrijven en de bedrijfsontwikkeling van deze bedrijven.
In paragraaf 6.1.1 zijn de omliggende agrarische bedrijven beschouwd. Er liggen twee melkrundveehouderijen in de directe omgeving van het plangebied. Deze veehouderijen liggen op meer dan 50 m afstand van het plangebied. Het plangebied ligt buiten de vaste afstand van 50 m in het kader van geur.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geur geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
6.1.3 Bodem
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden onderzocht of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Het plan voorziet in een planologische functieverandering van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonlocatie. De bodemkwalitieit dient in de nieuwe situatie geschikt te kunnen worden gemaakt voor de nieuwe functie.
Verkennend en historisch bodemonderzoek: Om inzicht te krijgen in milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse zijn een vooronderzoek NEN-5725 en een verkennend bodemonderzoek conform NEN-5740 uitgevoerd (Lankelma, rapportnummer 1903027, d.d. 19 februari 2020, Bijlage 2).
Met het uitgevoerde bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater voldoende vastgelegd. De kadastrale locaties bekend onder sectie Q, nummer 71, 72 en 379 worden op basis van historisch onderzoek beschouwd als zijnde onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging.
Ter plaatse van ABG02 en ABG05 zijn tijdens het verkennend asbest in grondonderzoek gehalten van 368,8 en 386,3 mg/kg.ds. aangetroffen. In overleg met de opdrachtgever is besloten deze gehalten representatief te achten en geen nader asbest in bodemonderzoek te verrichten. Derhalve wordt op basis van het verkennend asbest in bodemonderzoek gesteld dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (gewogen gehalten > 100 mg/kg.ds.). Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging zonder onaanvaardbare risico’s (concentratie hechtgebonden asbest < 1000 mg/kg.ds. (gewogen) en concentratie niet-hechtgebonden asbest < 100 mg/kg.ds. (gewogen)).
Door middel van aanvullend onderzoek is vastgesteld dat het twee spots met een geschat volume van circa 5 m3 betreft. Daar de verontreinigingen vermoedelijk voor 1993 zijn ontstaan, is de zorgplicht zoals bedoeld in de Wet bodembescherming hier niet van toepassing. In de huidige situatie geldt geen saneringsnoodzaak. Echter gelden, in het kader van de Wet bodembescherming, wel beperkingen wanneer men voornemens is (graaf)werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de spots.
In geval van een eventueel voorgenomen sanering wordt geadviseerd om een BUS-melding categorie immobiel in te dienen bij het bevoegd gezag (provincie Gelderland) teneinde toestemming te verkrijgen voor de geplande graaf- c.q. saneringswerkzaamheden in de sterk verontreinigde grond ter plaatse van ABG02 en ABG05. Ter plaatse van het overige terreindeel gelden in het kader van de Wet bodembescherming geen beperkingen.
Aanvullend onderzoek asbest in bodem: Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek, is er tevens een aanvullend bodemonderzoek conform NEN5707/C2 (Lankelma, 1903027.001, d.d. 11 maart 2020, Bijlage 3) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.
Met het uitgevoerde bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater voldoende vastgelegd. Ter plaatse van de asbestgaten 001.ABG104 t/m 001.ABG106 (0,0 – 0,05 m – mv) is een gewogen gehalte van 117,8 mg/kg.ds. aan asbest aangetroffen. De concentratie overschrijdt de interventiewaarde. Analyse van de onderste laag van de asbestgaten 001.ABG104 t/m 001.ABG106 (0,05 – 0,50 m – mv) toont een gewogen gehalte van 27,8 mg/kg.ds. aan asbest. De concentratie overschrijdt de helft van de interventiewaarde niet.
In de huidige situatie geldt geen saneringsnoodzaak. Echter gelden, in het kader van de Wet bodembescherming, wel beperkingen wanneer men voornemens is (graaf)werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de asbestgaten ABG104 t/m 106.
In geval van een eventueel voorgenomen sanering wordt geadviseerd om een BUS melding categorie immobiel in te dienen bij het bevoegd gezag (Provincie Gelderland) teneinde toestemming te verkrijgen voor de geplande graaf- c.q. saneringswerkzaamheden in de sterk verontreinigde grond ter plaatse van ABG104 t/m 106.
Conclusie in relatie tot het bestemmingsplan: Voor de herbestemming is niet direct sprake van een saneringsnoodzaak. Echter wordt de locatie opnieuw ingericht ter plekke van de geconstateerde verontreinigingen. De verontreinigde bodem zal bij de sloop van de voormalige bedrijfsbebouwing geroerd moeten worden. Daarmee dient de bodem wel gesaneerd te worden en moet een BUS-melding worden gedaan. Wanneer een zorgvuldige sanering wordt uitgevoerd van de hierboven genoemde locaties, zijn geen belemmeringen meer voor het uitvoeren van het landschapsplan en de nieuwe inrichting. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
In het kader van het bestemmingsplan is het van belang dat sprake is van een financiële uitvoerbaarheid. De financiële lasten voor het saneren van de aangetroffen verontreiniging moeten opwegen tegen de opbrengsten van het plan. Initiatiefnemer houdt rekening met de bijkomende kosten van de noodzakelijke sanering en heeft de kosten meegewogen in de totale kostenexploitatie van de herontwikkeling naar een woonlocatie. Daarmee kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen (zie ook Hoofdstuk 8Economische uitvoerbaarheid).
Gelet op de schaal van de bodemverontreiniging en de financiële lasten die kunnen worden gedragen door initiatiefnemer, kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen. Na uitvoering van de genoemde saneringen vormt het aspect bodem geen verdere belemmering voor het uitvoeren van het plan en het toekennen van een woonfunctie.
6.1.4 Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijk besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van één nieuw kwetsbaar object. Daarnaast is de bedrijfswoning in de huidige situatie een beperkt kwetsbaar object. In de nieuwe situatie is sprake van een burgerwoning, die kan worden aangemerkt als kwetsbaar object. Aangezien het aantal kwetsbare objecten binnen het plangebied toeneemt, dient de risicokaart te worden beoordeeld. Het plan voorziet zelf niet in de oprichting van een Bevi-inrichting of een andere stationaire risicobron.
Uitsnede risicokaart
Risicovolle inrichtingen: Ten noordwesten van het plangebied zijn twee risicovolle inrichtingen gelegen. De risicovolle inrichting ten oosten van Groesbeek betreft een vuurwerkopslagplaats, de risicovolle inrichting ten zuiden van Groesbeek betreft een tankstation. Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat het plangebied niet is gelegen in de omgeving van een Bevi-bedrijf. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van Bevi-bedrijven.
Transport gevaarlijke stoffen en leidingen: Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied buiten het invloedsgebied van wegen, spoor en/of buisleidingen ligt.
Conclusie: In de nabije omgeving (binnen een straal van ruim 2,3 km) zijn geen risicobronnen aanwezig. Daarmee kan worden geconcludeerd dat geen nadere risicobeoordeling noodzakelijk is. Het aspect externe veiligheid is voldoende in beeld gebracht.
6.1.5 Geluid
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidsgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.
Dit betekent dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Woningen zijn geluidsgevoelige objecten. Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van één woning. Dit zijn verblijfsobjecten die worden gekenmerkt als geluidsgevoelig object. Daarbij dient te worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Gezien de ligging van het plangebied aan de Hogewaldseweg is onderhavige locatie gelegen in de buurt van een 80 km/h weg. Op basis van de Wet geluidhinder is hierom een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (Aelmans, M217595.002.001.001/JME , d.d. 1 juni 2022, Bijlage 4) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden in de paragrafen hieronder weergegeven.
Wet geluidhinder: Uit de toets in het kader van de Wet geluidhinder kunnen de volgende conclusies worden getrokken
Conclusies Wet geluidhinder
De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden. Derhalve is een hogere waarde verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk.
Cumulatie:
Wet geluidhinder
Ter bepaling van de gecumuleerde waarde dient de totale geluidbelasting (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) te worden berekend van alle zoneplichtige (spoor)wegen, industrie en luchtvaart met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde. In het onderhavige geval is dit niet aan de orde.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatie bepaald inclusief alle gemodelleerde geluidbronnen. Ter bepaling van de milieukwaliteit in de omgeving is deze gecumuleerde waarde getoetst aan de 'methode Miedema'. De maximale gecumuleerde waarde, welke wordt bepaald door de Hogewaldseweg, bedraagt 50 dB, waarmee gesteld kan worden dat er sprake is van de kwalificatie 'goed' en daarmee van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij toepassing van standaard bouwmaterialen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. Tevens beschikt het bouwplan over een geluidluwe gevel/buitenruimte. Daarmee is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Karakteristieke geluidwering van de gevel
Aangezien de cumulatieve geluidbelasting kleiner of gelijk is aan 53 dB, is een nader onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevel niet nodig. Bij toepassing van standaard bouwmaterialen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd.
Gebaseerd op bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
6.1.6 Luchtkwaliteit
De wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.
Onderhavig plan betreft de sloop van een voormalig veehouderij en de bouw van één woning. Gezien de aard van het project (beëindiging veehouderij) is er sprake van een verbetering van de luchtkwaliteit. Bovendien kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de luchtkwaliteitseisen voor het toevoegen van één nieuwe woning. Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling.
6.2 Leidingen
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient er te worden onderzocht of er leidingen onder het perceel doorlopen, om te voorkomen dat de leiding bij werkzaamheden wordt beschadigd. Daarnaast kan er een omgevingsvergunning benodigd zijn om bepaalde werkzaamheden uit te voeren.
Gebleken is dat binnen het plangebied geen leidingen voorkomen met een planologische bescherming en dat aanwezige leidingen slechts van betekenis zijn voor levering aan de planlocatie. Het voorgenomen plan leidt niet tot fysieke bodemingrepen ter plaatse van beschermde leidingen. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het plan.
6.3 Natuur
Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar is binnen de geldende natuurwetgeving. In natuurbescherming wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.
6.3.1 Beschermde gebieden
Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).
Het plangebied ligt op circa 70 meter afstand van het Natura2000-gebied 'De Bruuk'. Gezien de zeer korte afstand kan niet redelijkerwijs worden uitgesloten dat negatieve effecten ontstaan op Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorgenomen plannen. Met uitvoering van de bouwplannen gaat stikstofuitstoot gepaard; daarnaast is in de nieuwe situatie sprake van verkeersbewegingen van en naar de nieuwe woonlocatie.
In paragraaf 5.2.2 Omgevingsverordening Gelderland is omschreven op welke wijze het plan bijdraagt aan het versterken van de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het plan levert een positieve bijdrage aan de doelstellingen van het GNN en GO.
Op dit moment is sprake van een voormalige intensieve veehouderij, die wordt gesloopt door middel van het voorliggend wijzigingsplan. Het beëindigen van de voormalig veehouderij leidt tot een afname van de milieubelasting op omliggende (bedrijfs)woningen en het nabijgelegen Natura2000-gebied. Voor de ontwikkeling is door middel van een notitie stikstof met AERIUS-berekening beoordeeld of sprake is van effecten op omliggende Natura2000-gebieden. Het onderzoek is toegevoegd als bij de toelichting (Pouderoyen Tonnaer, rapportnummer P217595.002 d.d. 8 maart 2023, Bijlage 5).
Uit het onderzoek volgen onderstaande conclusies. De relevante gegevens m.b.t. sloop, nieuwbouw, beëindiging dierplaatsen en verkeer zijn ingevoerd in de AERIUS calculator (versie 2022) en bijgevoegd in bijlage 4 en 5 van het onderzoek. Uit de verschilberekening volgen geen rekenresultaten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000 gebieden groter dan 0,00 mol/ha/jaar. Rekening houdend met voorgaande conclusies kunnen significant nadelige effecten op Natura2000-gebieden ten gevolge van het initiatief worden uitgesloten.
Op basis van het voorgaande kunnen negatieve effecten ten gevolge van stikstof op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden worden uitgesloten, waardoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet vereist is.
6.3.2 Beschermde soorten
Om de beschermde soorten in het plangebied in kaart te brengen is heeft een Quickscan flora en fauna (Staro, rapportnummer P20220205, d.d. juli 2022, Bijlage 6) uitgevoerd. Hieronder zal de conclusie uit het onderzoek beschreven worden.
Voor de beschermde soorten geldt dat maatregelen genomen dienen te worden om overtreding van de Wnb te voorkomen. Voor algemene vogelsoorten, poelkikker en algemene amfibieën, hazelworm, levendbarende hagedis, ringslang, algemene muizensoorten en egel dienen mitigerende maatregelen te worden genomen.
Nader onderzoek is nodig om te kunnen uitsluiten dat steenuil, kerkuil, vleermuizen en steenmarter nest- en/of verblijfplaatsen hebben in de stallen/schuren. Indien uit het nader onderzoek blijkt dat verblijfplaatsen van vleermuizen of steenmarter of nesten van steenuil en kerkuil aanwezig zijn in de gebouwen dient voorafgaand aan de werkzaamheden een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden verkregen. Het bevoegd gezag voor dit onderdeel van de Wnb is de provincie.
6.3.3 Conclusie
Mits de adviezen en aanbevelingen van de ecoloog met betrekking tot soortenbescherming in acht worden genomen, zal het plan niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming.
Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt door de initiatiefnemer een vervolgonderzoek naar nest- en verblijfplaatsen van steenuil, kerkuil, vleermuis en steenmarter uitgevoerd. Mocht uit vervolgonderzoek blijken dat verblijfplaatsen aanwezig zijn, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen om een negatief effect op de aangetroffen soorten te voorkomen. Daarnaast zal in dat geval een ontheffing Wet natuurbescherming worden aangevraagd bij de provincie Gelderland. Aangezien binnen en rondom de planlocatie voldoende ruimte aanwezig is voor het nemen van eventuele mitigerende of compenserende maatregelen, kan worden aangenomen dat het voldoende aannemelijk is dat de provincie deze ontheffing zal verlenen. Het college van B&W kan in redelijkheid stellen dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
6.4 Verkeer En Parkeren
Het plangebied wordt via een inrit aan de Hogewaldseweg ontsloten. Het verkeersbeleid is vastgelegd in het document 'Integrale mobiliteitsvisie gemeente Berg en Dal 2016 - 2026'. Hierin is opgenomen dat de recentste parkeernormeringen volgens het CROW gebruikt worden binnen de gemeente Berg en Dal. Een vrijstaande woning binnen het plangebied, en dus gelegen in het buitengebied, heeft op basis van de indeling in de categorie 'Koop, huis, vrijstaand' een maximale parkeernorm van 2,8 per woning. De maximale verkeersgeneratie voor een vrijstaande koopwoning ter plekke van het plangebied is 8,6 per etmaal.
In de toekomstige situatie wordt parkeren op eigen terrein gesitueerd. De twee woningen binnen het plangebied hebben een maximale parkeernorm van 2,8 per woning. Dit resulteert in een parkeernorm van ((2 * 2,8) = 5,6) 6,0. Binnen het plangebied is een centrale collectieve ruimte van 6 parkeervakken opgenomen (opgenomen in verbeelding van paragraaf 3.2). Middels de realisatie van 6 parkeervakken is parkeren op eigen terrein voldoende gewaarborgd. Op de inritten bestaat eveneens de mogelijkheid om op meerdere plekken de auto te parkeren. Gezien de lengte en breedte van de bestaande inritten is parkeren op eigen terrein (ruim) voldoende gewaarborgd. De twee vrijstaande koopwoningen kennen een maximale verkeersgeneratie van ((8,6 * 2) = 17,2 =) 18 per etmaal. Dit wordt via de Hogewaldseweg afgewikkeld. Gezien de ligging van het plangebied in het rustige buitengebied zal de lichte toename van de verkeersgeneratie niet tot verdere problemen qua verkeersafwikkeling leiden.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
6.5 Archeologie En Cultuurhistorie
6.5.1 Archeologie
Indien er sprake is van een planologische functiewijziging, moeten het Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'.
Uitsnede archeologische waardenkaart met ligging planlocatie rood omlijnd
Op basis van de archeologische waardenkaart is het plangebied gelegen binnen de zoneringen 'hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten, afgedekt' en 'verlande waterpartijen'. Grenzend aan de planlocatie is de zonering 'nederzettingen - erf' gelegen.
De gemeente Berg en Dal heeft in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Groesbeek' een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Ter plekke van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarden' geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen groter dan 100 m2.
Het plan voorziet in de herontwikkeling van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonlocatie. Bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt. De sloop van bedrijfsgebouwen betreft 940 m2 bebouwing. De nieuwbouwwoning wordt grotendeels gerealiseerd op gronden waar momenteel al bebouwing staat. Ter plekke van de bestaande bebouwing is de bodem reeds geroerd en is geen sprake van nieuwe bodemverstoring. De voorziene bodemingrepen blijven onder de drempelwaarde van 100 m2, waardoor de uitvoering van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Als er tijdens werkzaamheden archeologisch relevante waarnemingen of vondsten worden gedaan, dienen die altijd volgens artikel 5.10 en artikel 5.11 van de Erfgoedwet (melden toevalsvondsten) gemeld te worden bij de Rijksdienst voor het Cultureel Ergoed en de gemeente.
Gelet op het bovenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het planvoornemen.
6.5.2 Cultuurhistorie
Voor cultuurhistorie moet in elk bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om cultuurhistorische objecten, ook historische geografie hoort hierbij.
Het plan leidt niet tot wijzigingen van bestaande tracés van (onverharde) wegen en patronen van kavelgrenzen, wegen en waterlopen. Het reliëf wordt teruggebracht in een glooiende staat, waardoor het oorspronkelijke landschap van het zuidelijk deel lage middengebied beter kan worden ervaren. Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) is binnen het plangebied een historische nederzettingslocatie in de vorm van een boerderij of woonhuis gelegen. Deze aanduiding is gelegen op de locatie binnen het plangebied waar de toe te voegen woning gesitueerd is. Aangezien er op dit moment een oude stal van de voormalige veehouderij gelegen is op deze locatie, kan gesteld worden dat hier geen cultuurhistorische waarden meer aanwezig zijn.
Uitsnede CHW met ligging van het plangebied
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
6.6 Waterhuishouding
6.6.1 Inleiding
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding.
De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde, is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.
6.6.2 Waterbeleid
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Met ingang van 2022 is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 ''Versterken. Verbinden. Vergroenen.'' bepalend voor het waterbeleid in waterschap Rivierenland. Dit programma betreft het waterbeheer in het gehele rivierengebied en omvat veilige dijken en een watersysteem dat in balans is. Hierbij zijn er negen belangrijke speerpunten:
- Toewerken naar circulariteit;
- Samenwerken als deskundige en omgevingsbewuste partner;
- Een eerlijke verdeling van het water;
- Dagelijks beheer van dijken en water;
- Bechermen tegen overstromingen;
- Voorbereiden op extreem weer;
- Werken aan schoon water;
- Toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit; en
- Bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur.
Dit zijn de vertrekpunten die bijdragen aan de langetermijnvisie genaamd 'Watervisie 2050'. De maatregelen die voortkomen uit de speerpunten worden voor de komende vijf jaar doorgevoerd in projecten en in regulier beheer en onderhoud. De maatregelen worden elk jaar bijgestuurd waar nodig.
Keur waterkeringen en wateren
In de Keur waterkeringen en wateren (Waterschap Rivierenland) staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Het plangebied is aan de westzijde, zuidzijde en oostzijde gelegen aan een tertiaire waterweg. Op iets grotere afstand ten westen van het plangebied is een A-watergang gelegen. De planontwikkeling ligt niet binnen de invloedssfeer van de A-watergang en haar beschermingszones.
6.6.3 Vergelijking huidige en toekomstige situatie
Bodemopbouw en grondwater: Het plangebied is gelegen in een heuvelachtig landschap ten zuiden van Groesbeek, met als bodemclassificatie Poldervaaggronden; siltige leem in situ (bodemtype pLn5, bron: PDOK Viewer). Het maaiveld is zeer variërend en ligt rond 16 m + NAP (bron: AHN).
Uitsnede AHN-viewer ter plekke van planlocatie
Ter plekke van de nieuwe woning ligt het maaiveld op 16,9 m + N.A.P. De grondwaterstand binnen het plangebied is relatief hoog. De grondwaterstanden in het plangebied zijn gemeten door het monitoringssysteem van de provincie. Het monitoringssysteem is ingericht om de effecten van de natuurherstelmaatregelen van Natura2000-gebied De Bruuk te monitoren. De verwachte peilstijging van het grondwaterpeil is circa 0,46 m ter plekke van het plangebied. Uit het monitoringssysteem kan worden geconcludeerd dat de grondwaterstand fluctueert tussen 15,52 en 16,67 m + N.A.P. Wanneer sprake is van de hoogste grondwaterstand, is de drooglegging ca. 20 cm. Om wateroverlast te voorkomen, is het nemen van maatregelen noodzakelijk. De provincie Gelderland heeft, in samenwerking met het waterschap, een onderzoek laten uitvoeren door een deskundig geotechnisch bureau naar de mogelijkheden om mitigerende maatregelen te nemen op en rond de percelen om wateroverlast ter plekke van de bebouwing te voorkomen. Uit dit onderzoek is gebleken dat het nemen van maatregelen ter plekke van de bestaande bebouwing goed mogelijk is. De provincie Gelderland neemt mitigerende maatregelen bij de nieuwbouw om wateroverlast in de nieuwbouwwoning te voorkomen. Eén van de mogelijke maatregelen is het ophogen van het peil ter plekke van de nieuwe woning.
Oppervlaktewater: In het plangebied of de directe omgeving zijn enkele tertiaire watergangen aanwezig. Middels het planvoornemen worden geen wijzigingen aan de tertiaire watergangen gedaan. Tevens is er op meer dan 50 meter afstand een A-watergang met beschermingszone gelegen. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van de A-watergang en haar beschermingszones. De ontwikkelingen binnen het plangebied zullen geen invloed uitoefenen op oppervlaktewateren. Ten zuidwesten van het plangebied zijn twee duikers en een stuw gelegen.
De legger is niet bijgewerkt na de herinrichtingsmaatregelen rondom De Bruuk (zie paragraaf 2.2Natuurontwikkeling in de omgeving voor de omschrijving van de herinrichtingsmaatregelen). De legger zal hier in de toekomst wel op worden bijgesteld. In het ontwerp is rekening gehouden met de aanwezigheid van deze watergang en bijbehorende beschermingszone.
Uitsnede Legger Waterschap Rivierenland van het plangebied (rood) en de ligging van de voorziene ontwikkeling (blauw)
Hemelwater: In het plangebied is sprake van een forse afname aan bebouwing. De hoeveelheid verhard oppervlak zal verminderen door de sloop van de 5 bijgebouwen c.q. stallen van de voormalige veehouderij. Hierdoor zal hemelwater in een hogere mate op een natuurlijke wijze kunnen infiltreren in de grond. Vanwege de ligging van de locatie in een glooiend gebied, is afstroming van water bij hevige regenval een aandachtspunt. Om wateroverlast in de nieuwe woning bij hevige regenval te voorkomen wordt het hemelwater binnen het landschappelijk ingepaste plangebied opgevangen en kan het afstromen op de aangrenzende watergangen. Door de afname van de hoeveelheid bebouwing in het plangebied en het wegnemen van de planologische mogelijkheden voor het oprichten van nieuwe (grootschalige) bebouwing neemt de druk op het bestaande watersysteem af.
Naast het feit dat sprake is van een verbetering ten opzichte van de huidige situatie voor wat betreft hemelwaterafstroming als gevolg van het verhardingsoppervlak, dient te worden voldaan aan de vereisten voor nieuwbouwplannen conform het gemeentelijk beleid. Conform de uitvoeringsnotitie 'Verwerken hemelwater particulier terrein bij nieuwbouw' uit 2019 is het uitgangspunt van de gemeente Berg en Dal dat hemel- en grondwater bij nieuwbouw door de particulier op eigen terrein verwerkt of gebufferd. Hierbij geldt een dimensioneringseis voor hemelwatervoorzieningen van 43 mm per m2 verhard oppervlak (T=10+10%). Er is voldoende ruimte binnen het plangebied om te voorzien in deze hemelwatervoorziening.
Vuil water: Het afvalwater wordt gescheiden en op doelmatige wijze afgevoerd via de riolering. De nieuwe woning wordt aangesloten op de bestaande riolering. Hierover zijn in de anterieure overeenkomst afspraken gemaakt met de initiatiefnemer.
Natuurwaarden: Het plangebied is gelegen binnen een hydrologische beschermingszone c.q. beschermingszone natte natuur. De provincie Gelderland heeft het voornemen om het plangebied te herontwikkelen tot woonlocatie en hiermee 5 van de 6 bestaande gebouwen te slopen. De realisatie van het planvoornemen. heeft geen negatieve gevolgen op de waterhuishouding in omliggende natuurgebieden (Natura2000-gebieden of Natuur Netwerk Nederland).
6.6.4 Digitale Watertoets
De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van Waterschap Rivierenland. De digitale watertoets is toegevoegd bij de toelichting. Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. Op basis van de toets volgt een advies voor het volgen van de normale watertoetsprocedure. Het digitale toetsadvies is bij deze toelichting als Bijlage 7 opgenomen. Het voorontwerpwijzigingsplan is voor vooroverleg toegestuurd aan het Waterschap Rivierenland.
6.6.5 Conclusie
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor realisatie van het initiatief.
6.7 Klimaatadaptatie En Duurzaamheid
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.
Dit betekent dat in een stedenbouwkunidg ontwerp reeds rekening gehouden kan worden met ruimte voor dubbel functiegebruik, zoals duurzame energieopwekking in de openbare ruimte (rekening houdend met de architectuur), of aan eventuele ruimtereservering en invulling voor toekomstige verdeelstations voor energie in een gebied en/of buurt.
Eind 2018 stelde de gemeenteraad het Actieplan Duurzaamheid vast. Dit document geeft invulling aan de duurzaamheidsambitie in de gemeente. Gemeente Berg en Dal wil klimaatneutraal zijn in 2050, liever nog in 2040. Om deze ambitie te halen, wordt maximaal ingezet op klimaatadaptatie en duurzaamheid.
Voor alle nieuwbouw (woning en utiliteit) geldt dat sinds 1 januari 2021 de aanvraag van de omgevingsvergunning moet voldoen aan de BENG-eisen (Bijna EnergieNeutrale Gebouwen). BENG gaat uit van 1) het beperken van de energiebehoefte van de buitenkant van het gebouw,
2) het zo efficiënt mogelijk opwekken van de primaire fossiele energiegebruik van het gebouw, voor bijvoorbeeld verwarming, koeling, warmtapwaterbereiding en ventilatoren, en
3) de energievraag van een gebouw bestaat zoveel mogelijk uit hernieuwbare energie.
De gemeente Berg en Dal onderscheidt enkele onderwerpen:
- 1. Duurzame energie en aardgasvrij
- 2. Klimaatadaptatie
- 3. Groen en natuurinclusief bouwen
- 4. Circulair bouwen
Duurzame energie en aardgasvrij
Gemeente Berg en Dal is medeondertekenaar van het Gelders Energie Akkoord. Dit betekent dat in 2030 55% minder CO2 mag worden uitgestoten binnen de gemeente Berg en Dal.
In de Klimaatwet is vastgelegd dat in 2050 95% minder CO2 wordt uitgestoten ten opzichte van 1990. Woningen worden ontworpen op een lage energievraag en voorzien zoveel mogelijk in hun eigen energiebehoefte. Bijkomend voordeel van een scherpe energieprestatie is een lage energierekening voor de bewoner.
Klimaatadaptatie
In 2050 moet heel Nederland waterrobuust en klimaatbestendig ingericht zijn. Om dat te bereiken, moet ruimtelijke adaptatie in het beheer, het onderhoud en de inrichting van de leefomgeving geborgd worden.
In de toekomst zullen weerextremen zoals piekbuien en hittegolven vaker voorkomen. Om daar beter mee om te gaan, is het beleid gericht op het voorkomen en terugdringen van wateroverlast, verdroging en hittestress.
Groen en Natuurinclusief bouwen
Berg en Dal heeft een prachtige natuur en ligt in een afwisselend landschap. Die kwaliteit dient te worden behouden en versterkt. Groen zorgt voor meer woongenot, prettig verblijven, rust, ontmoeting en bewegen en is het ook belangrijk voor biodiversiteit, het afvangen van fijnstof, het leveren van zuurstof en een regen- en hittebestendige leefomgeving.
De openbare ruimte wordt ingericht rekening houdend met de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) van de gemeente Berg en Dal.
Circulair bouwen
In 2030 moet Nederland al 50% minder primaire grondstoffen gebruiken (mineralen, metalen en fossiel). Gemeente Berg en Dal wil in 2050, maar liever nog in 2040, klimaatneutraal zijn en dus geen primaire grondstoffen meer gebruiken. In de Woondeal is het doel om vanaf 2022 bij nieuwe woningbouwplannen minimaal 25% circulair te ontwikkelen en vanaf 2030 50% circulair te bouwen.
Relevantie voor het planvoornemen:
- Bij de inrichting van het terrein wordt rekening gehouden met beschermde soorten. De nieuwe inrichting draagt bij aan de lokale biodiversiteit;
- De woningen voldoen aan de nieuwste duurzaamheidsvereisten, waaronder BENG en aardgasvrij bouwen;
- De woningen worden duurzaam gebouwd conform het Toetsingskader kleinschalige woningbouwinitiatieven Berg en Dal (zie ook paragraaf 5.4.6);
- De woningen worden voorzien van een waterbergingsvoorziening conform de Uitvoeringsnotitie''Verwerken hemelwater particulier terrein bij nieuwbouw' van de gemeente Berg en Dal en worden daarmee klimaatrobuust ingericht. De bestaande waterhuishoudkundige situatie wordt met het planvoornemen verbeterd.
Het plan draagt, onder andere door het toepassen van de bovenstaande punten, bij aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Berg en Dal.
Hoofdstuk 7 Wijze Van Bestemmen
7.1 Plansystematiek
Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn.
De systematiek van het geldende bestemmingplan 'Buitengebied Groesbeek' geldt hierbij als uitgangspunt. De hierin opgenomen juridische regeling is ook van toepassing op onderhavige situatie, maar nader toegespitst en vereenvoudigd conform de toekomstig gewenste situatie.
7.2 De Bestemmingen
Hieronder worden de specifiek aan de gronden in het plan toegekende bestemmingen artikelsgewijs behandeld. Met voorliggend wijzigingsplan wordt de bestemming 'Wonen' aan de locatie toegevoegd alsmede de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden'. De vigerende bestemmingen 'Waarde – Archeologische verwachtingswaarden' en 'Waterstaat - Beschermingszone natte natuur' zijn tevens opgenomen, daar waar de gronden niet vrijgegeven zijn op basis van het Selectiebesluit archeologie. Hierna wordt kort aangegeven wat de inhoud van de regels voor deze bestemming is.
Wonen
Deze bestemming betreft zowel de voormalige bedrijfswoning als de toe te voegen woning. Binnen de woonbestemmingen is voor de nieuw te realiseren woning een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de hoofdbebouwing (de woning) gesitueerd moet zijn. In de regels zijn de verdere maatvoeringsbepalingen en bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen. Om in het wijzigingsplan te borgen dat vanuit stedenbouwkundig oogpunt een compact erf ontstaat, is op het achterste gedeelte van de woonpercelen de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' opgenomen.
In de regels is een stelsel van voorwaardelijke verplichtingen opgenomen, welk regelt dat de bouw van de toe te voegen woning is toegestaan indien de voormalige agrarische bebouwing wordt gesloopt. Daarnaast is de borging van de vereiste landschappelijke inpassing ook aan de voorwaardelijke verplichting gekoppeld. Ter plaatse van de planlocatie dient binnen 24 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van de toe te voegen woning de aanplant van de hagen en bomen te zijn gerealiseerd, en deze dienen te worden onderhouden.
Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden
De overige gronden binnen het plangebied is de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschap' toegekend. Er is hierbij geen agrarisch bouwvlak opgenomen. De gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik en bescherming, behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden.
Waarde – Archeologische verwachtingswaarden
De bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden is in de vorm van een dubbelbestemming opgenomen. Een dubbelbestemming werkt primair ten opzichte van de onderliggende enkelbestemming. De dubbelbestemming is alleen opgenomen op de gronden die ook na het selectiebesluit nog archeologische bescherming genieten (zie ook paragraaf 6.5.1 Archeologie).
Waterstaat - Beschermingszone natte natuur
De voor ‘Waterstaat – Beschermingszone natte natuur’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de beschermingszone rondom de natte natuur kerngebieden. De bescherming van de hydorologische waarden van de beschermingszone rondom de natte natuur kerngebied is in de vorm van een dubbelbestemming opgenomen. Een dubbelbestemming werkt primair ten opzichte van de onderliggende enkelbestemming.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling betreft een initiatief van de provincie Gelderland waarbij alle kosten voor rekening komen van de initiatiefnemer. Voor de gemeente Berg en Dal zijn aan de ontwikkeling van dit plan geen kosten verbonden. De provincie Gelderland houdt rekening met de financiële lasten voor het saneren van asbest zoals beschreven in paragraaf 6.1.3 Bodem.
De gemeente Berg en Dal heeft met de provincie Gelderland een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin wordt vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten betreffende eventuele planschade bij de initiatiefnemer ligt. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen consequenties voor de gemeentelijke kas.
Hoofdstuk 9 Overleg, Inspraak En Procedure
9.1 Participatie
Het planvoornemen is conform de 'Meetlat participatie fysiek' in te delen in een initiatief van 2 punten (functiewijziging). Het initiatief versterkt op wijkniveau de samenleving, waarvoor tevens 2 punten gerekend moeten worden. Het initiatief zal gezien de aard niet leiden tot mogelijke hinder voor omwonenden (1 punt). Voor het initiatief is het handig om het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad vanaf het begin te informeren (1 punt). In totaal kent het initiatief een score van 6 punten conform de 'Meetlat participatie fysiek'.
Hiermee valt het initiatief in de categorie van 0-7 punten. Hiervoor geldt het volgende advies:
- De invloed van uw initiatief op de omgeving lijkt mee te vallen. Daarom lijkt participatie (of samenwerken) niet nodig. Uiteraard is het wel handig om alle belanghebbenden te informeren.
De provincie heeft met de omgeving gesproken over de initiatieven. De volgende uitkomsten zijn hieruit gekomen:
11-10-2021: Dhr. XXX, Hogewaldseweg XXX Groesbeek. Positief over de herontwikkeling. Hadden wel zorgen over het uitzicht en veiligheidssituatie m.b.t. de uitrit. Zicht is in zijn ogen minder dan de huidige situatie. Daarnaast was het verzoek om geen grote aantallen honden te mogen houden op de locatie. Dit kwam voort uit de toenmalige tijdelijk bewoner die voor overlast zorgde.
29-09-2021: Dhr. XXX en mevr. XXX, Hogewaldseweg XXX Groesbeek. Vinden de herontwikkeling een prima ontwikkeling t.o.v. de huidige situatie. Zij hopen dat de ontwikkeling spoedig realiteit wordt. Zij ergerde zich ook met name aan de geluidsoverlast door de vorige tijdelijke bewoners en hun honden. Deze bewoners zijn ondertussen weg.
29-09-2021: Dhr. XXX, Hogewaldseweg XXX Groesbeek. Zien de herontwikkeling als een positieve ontwikkeling t.o.v. de huidige bestaande situatie. Enige zorgpunt is hun privacy door het verwijderen van de huidige beplanting aan de noordzijde van de locatie waardoor er 'uitzicht' ontstaat op hun woning. Provincie heeft aangegeven dat het uitgangspunt is dat de huidige beplanting gehandhaafd blijft.
9.2 Vooroverleg
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen, en met de besturen van de provincie en het Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
In het kader van het vooroverleg is het plan toegezonden aan het waterschap. Het plan is tevens aan de provincie Gelderland toegestuurd, ook al geldt zij als initiatiefnemer van het plan.
Waterschap Rivierenland
Het waterschap heeft op woensdag 12-10-2022 per mail laten weten aan de gemeente dat volledig ingestemd kan worden met het plan en dat er in het kader van de watertoets geen vooroverlegreacties volgen.
Provincie Gelderland
De provincie heeft op de volgende aspecten gereageerd:
Wonen
Saneren van de (mogelijkheid) intensieve veeteelt en oude bedrijfsgebouwen is akkoord. Op basis daarvan kan een nieuwe woning wordn toegestaan en kan van de bedrijfswoning een normale woning worden gemaakt. Vanuit het aspect Wonen is er geen bezwaar.
Natuur
Het provinciaal beleid is goed beschreven in paragraaf 5.2.2 van de toelichting. We kunnen ook de conclusie onderschrijven: het plan voldoet aan onze instructieregel. De kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen worden versterkt. Advies ten aanzien van de aanplant is o deze nog iets diverser en meer streekeigen en gemengd te maken. Deze opmerking is verwerkt tot aangepast landschapsplan.
9.3 Ontwerpwijzigingsplan
Het ontwerpwijzigingsplan heeft op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 25 mei 2023 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen, waarin eenieder een zienswijze naar voren kon brengen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend. Ook ziet de gemeente geen aanleiding voor ambtshalve aanpassingen, waardoor het wijzigingsplan ongewijzigd vastgesteld kon worden.
Bijlage 1 Voorwaardelijke Verplichting Sloop
Bijlage 1 Voorwaardelijke verplichting sloop
Bijlage 2 Voorwaardelijke Verplichting Landschap
Bijlage 2 Voorwaardelijke verplichting landschap
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Aanvullend bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Notitie Stikstof
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Quickscan Flora en Fauna