Buitengebied Veghel, herziening Veghelsedijk 14-Voorbolst ong.
Bestemmingsplan - gemeente Meierijstad
Vastgesteld op 06-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Veghel, herziening Veghelsedijk 14-Voorbolst ong. met identificatienummer NL.IMRO.1948.BGV000BP0032018P-VG01 van de gemeente Meierijstad.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
1.6 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming;
1.7 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage
de in procenten uitgedrukte maximale som van de oppervlakten van de bouwwerken, in verhouding tot het grondoppervlak van het bouwperceel dan wel het grondoppervlak gelegen binnen het bouwvlak per bouwperceel;
1.10 bedrijf aan huis
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor:
- één afzonderlijk huishouden;
- een huishouden plus maximaal twee personen;
wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.13 begane grondvloer
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep c.q. een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.15 beroep aan huis
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.16 bestaande bebouwing
bebouwing die op het tijdstip van eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, danwel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning met betrekking tot bouwen, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
1.17 bestaande woning
een woning die op het tijdstip van eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, danwel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning met betrekking tot bouwen, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, daaronder begrepen:
- aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
- aangebouwd bijbehorend bouwwerk: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
- uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt;
- vrijstaand bijbehorend bouwwerk: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
- carport: een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk ten behoeve van de stalling van (motor)voertuigen, bestaande uit een gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren;
- overkapping: een bouwwerk bestaande uit een gesloten dakconstructie, zonder eigen wanden of met maximaal 1 eigen wand, dat aan tenminste een deel van één zijde een gesloten wand kent.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een dakterras, onderbouw en zolder;
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
- voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
- zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelsgrens;
- achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens;
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwvlakgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 carport
een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk ten behoeve van de stalling van (motor)voertuigen, bestaande uit een gesloten dakconstructie, ondersteund door palen of kolommen; de wanden van de bebouwing waartegen wordt aangebouwd kunnen als ondersteuningsconstructie fungeren;
1.29 dak
elke bovenbeëindiging van een gebouw;
1.30 dakkapel
een ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten;
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.33 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.34 entree
een bouwwerk ten behoeve van de toegang tot een gebouw;
1.35 erf
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;
1.36 erker
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag;
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 hoofdgebouw
gebouw(en) dat door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.39 kleinschalige bedrijvigheid
bedrijven die zijn genoemd in de als bijlage opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen
1.40 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.41 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak (zie artikel 23.1);
1.42 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m¹ onder peil;
1.43 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;
1.44 openbaar gebied
de openbare weg, openbaar groen en water;
1.45 parkeergelegenheid/parkeervoorzieningen
elke stallingsgelegenheid op zowel openbaar als particulier terrein ten behoeve van een motorvoertuig op méér dan twee wielen;
1.46 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
1.47 peil
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.48 perceel
kadastraal perceel;
1.49 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.50 tuin
niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.51 voorste bouwvlakgrens
De grens van het bouwvlak gelegen aan de zijde van de weg.
1.52 voorziening van algemeen nut
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.53 vrijstaande woning
een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan;
1.54 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.55 werk
grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;
1.56 wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.57 woning
een complex van ruimten die dient voor de huisvesting van:
- één afzonderlijk huishouden;
- een huishouden plus maximaal twee personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.8 afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren);
2.10 brutovloeroppervlak van een gebouw
gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;
2.11 oppervlak van een bouwperceel
de maten van het kadastrale perceel, dan wel, wanneer er geen sprake is van een gedeeld kadastraal perceel, de feitelijke oppervlakte van het perceel behorend bij het hoofdgebouw;
2.12 relatieteken
Ter plaatse van het relatieteken geldt dat het bebouwingspercentage berekend dient te worden over beide bouwpercelen tezamen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. agrarisch grondgebruik;
- b. extensief dagrecreatief medegebruik.
met de daarbij behorende:
- c. waterpartijen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. wegen, paden en verkeersvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. voorzieningen van algemeen nut.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangegeven op de verbeelding;
- b. de uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot een oppervlakte van maximaal 40% op het begane grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van:
- 1. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²;
- 2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²;
- 3. in alle andere gevallen, 45 m²;
met de daarbij behorende:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', tuinen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'erf', erven;
- e. groen- en speelvoorzieningen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. waterlopen en waterpartijen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. werken, geen bouwwerken zijnde zoals de aanleg van verhardingen ten behoeve van paden (waaronder brandgangen), in- en uitritten, terrassen en de aanleg van siertuin en/of gazon, alsmede parkeerplaatsen.
In afwijking op bovenstaande zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding ''Wonen - specifieke vorm van wonen - VAB'' bestemd voor:
- a. het wonen in woningen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis, waarbij het bepaalde in artikel 9.5 van toepassing is;
met de daarbij behorende:
- b. waterpartijen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. wegen, paden en verkeersvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. voorzieningen van algemeen nut.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de situering van en het aantal parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie'' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op of in de in lid 6.1 genoemde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. ver-/nieuwbouw van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. de bouw van een bouwwerk tot maximaal 10.000 m² of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk tot maximaal 10.000 m²;
- c. de bouw van een bouwwerk, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
- b. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad, of;
- c. er is door technische maatregelen of een archeologische opgraving gegarandeerd dat de op basis van archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veilliggesteld en/of beschermd.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat te plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
- b. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat bescherming en veiligstelling van archeologische waarden niet meer noodzakelijk is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-, goot- en kroonlijsten, luifels, erkers, entrees, stoeptreden, dorpels, dakkapellen, balkons en overstekende daken en soortgelijke bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwhoogten, bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 m¹ bedraagt.
8.2 Ondergronds bouwen
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 verbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming of in strijd met een gebruik waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan een omgevingsvergunning is verleend te (doen of te laten) gebruiken.
9.2 Strijdig gebruik onbebouwde gronden
Onder een strijdig gebruik, als bedoeld in 9.1, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de onbebouwde gronden als:
- a. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen;
- b. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. uitstallings- of opslagplaats dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens.
9.3 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in 9.1 wordt in ieder geval verstaan (een):
- a. gebruik van woningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca;
- b. gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bedrijf aan huis;
- c. gebruik van een bijbehorend bouwwerk of een gedeelte van een hoofd- of bedrijfsgebouw of bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte (inwoning);
- d. gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- e. prostitutie;
- f. het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning.
9.4 Uitzondering
Onder strijdig gebruik als bedoeld in 9.1 valt niet het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en puin en andere bouwmaterialen op gronden waarop of waarin onderhouds-, herstel- of sloopwerkzaamheden worden uitgeoefend, mits deze zaken voor de uit te voeren werkzaamheden nodig zijn of van het bouwwerk dat hersteld of gesloopt wordt afkomstig zijn.
9.5 Beroep aan huis
Binnen de bestemmingen is een beroep aan huis toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. het beroep aan huis vindt plaats in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken;
- b. het beroep aan huis ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die het beroep aan huis in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de (bedrijfs)woning is;
- c. maximaal 40% van het brutovloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken is in gebruik ten behoeve van het beroep aan huis, met een absoluut maximum van 100 m²;
- d. de belangen van derden (omwonenden) worden niet geschaad;
- e. het parkeren ten behoeve van het beroep aan huis vindt plaats binnen het bestemmingsvlak of (indien voorkomend) het bouwvlak
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Boringsvrije zone
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'boringsvrije zone' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bedoeld voor het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Voor deze gronden gelden de regels zoals opgenomen in de Provinciale Milieuverordening (PMV).
10.2 Vrijwaringszone - radar
De maximale hoogte van bouwwerken in een radarverstoringsgebied wordt bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf een punt op de top van de radarantenne, waarvan de hoogteligging ten opzichte van NAP is opgenomen in bijlage 8 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (voor Volkel 49 meter ten opzichte van N.A.P.), oplopend met 0,25 graden tot een punt gelegen 15 kilometer vanaf voornoemde radarantenne.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
- a. de bestemmingsbepalingen, niet zijnde de bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 5 m¹;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m¹;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- f. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut, zoals telefooncellen, transformatorhuisjes, onderhoudsgebouwtjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, alsmede fietsenstallingen met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 35 m² en geen grotere hoogte hebben dan 3,5 m¹.
11.2 Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan voor een bed & breakfast, onder de volgende voorwaarden:
- a. de woonfunctie dient als hoofdfunctie behouden te blijven;
- b. bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- c. permanente bewoning is niet toegestaan;
- d. bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
- e. het gebruik moet naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming zijn;
- f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- g. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
- h. de ontwikkeling mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- i. de Bed & Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
- j. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag ten behoeve van een Bed & Breakfast in gebruik zijn, met een absoluut maximum van 60 m².
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m¹ bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- 3. Het eerste lid onder artikel 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 13.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 13.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- 4. Het eerste lid onder artikel 13.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Veghel, herziening Veghelsedijk 14-Voorbolst ong.'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Achtergrond En Doel Van Het Plan
De initiatiefnemer heeft de wens om op een bestaand woonperceel aan de Voorbolst 7 in Erp een extra woning te realiseren. De bouw van deze woning is mogelijk omdat elders in het buitengebied, aan de Veghelsedijk 14, een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst wordt behaalt door de herontwikkeling van een bestaand agrarisch bedrijfsperceel. Het agrarische bedrijf aan de Veghelsedijk stopt namelijk met de bedrijfsvoering. In het kader hiervan vindt er sloop plaats van ca. 700 m² bedrijfsruimte, wordt de locatie herbestemd tot ‘Wonen’, wordt het agrarisch bouwvlak verwijderd en het bestemmingsvlak aanzienlijk verkleind.
Dit bestemmingsplan speelt daarmee in op de ontwikkeling van twee deellocaties in Erp.
Omdat bovenstaand voornemen strijdig is met de geldende bestemmingsplannen maar wel passend is op de locaties, wordt medewerking verleend aan een bestemmingsplanwijziging. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
De plangebieden zijn gelegen aan de noordwestkant van Erp. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van de deelgebieden in de omgeving. Deelgebied 1 verwijst daarbij naar de locatie aan de Vegheledijk 14, locatie 2 is de locatie aan de Voorbolst 7. Een nadere toelichting op beide plangebieden volgt in paragraaf 2.1.
Plangebieden (1 en 2 op de kaart) en de omgeving (OpenStreetMaps.nl)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Bij voorliggend plan is er sprake van twee verschillende bestemmingsplannen. Ter plaatse van de locatie aan de Veghelsedijk 14 geldt het bestemmingsplan ''Buitengebied'', door de gemeenteraad vastgesteld op 22 oktober 2015. Op de locatie aan de Voorbolst 7 is het bestemmingsplan ''Erp'' van toepassing, welke door de gemeente op 23 mei 2013 is vastgesteld.
In het vervolg van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de bestemmingen die geldend ter plaatse van de twee deellocaties.
Deellocatie 1: Veghelsedijk 14
Navolgende afbeelding toont een uitsnede van het bestemmingsplan ''Buitengebied''.
Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied heeft de bestemming ''Agrarisch'' met een bouwvlak. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor agrarisch grondgebruik, grondgebonden- en niet grondgebonden agrarische bedrijven.
Daarnaast heeft het gebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze gronden zijn mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem. In hoofdstuk 5 is het aspect archeologie nader toegelicht.
Voor het plangebied gelden tevens de gebiedsaanduidingen 'boringsvrije zone', 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied 1', 'dagrecreatie' en 'vrijwaringszone – radar'. Deze hebben geen invloed op de ontwikkeling.
Het geldend bestemmingsplan biedt middels een wijzigingsregel een mogelijkheid voor het omzetten van een bestaande bedrijfswoning binnen een agrarisch bouwvlak naar een burgerwoning binnen een woonbestemming. Voorliggend plan heeft echter betrekking op een bredere ontwikkeling, met een tweede locatie waarvoor een ander bestemmingsplan van toepassing is. Omdat voor het oprichten van een woning op de locatie Voorbolst 7 geen wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in het bestemmingsplan ''Erp'' is voor de totale ontwikkeling een herziening van het bestemmingsplan opgesteld.
Deellocatie 2: Voorbolst 7
Navolgende afbeelding toont een uitsnede van het bestemmingsplan ''Erp''.
Uitsnede geldend bestemmingsplan ''Erp'' (ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied heeft de enkelbestemming ''Wonen''. De gronden staan ten dienste van de bestaande woning, ten zuidwesten van het plangebied. Voor de bestaande woning is een bouwvlak opgenomen met daarbinnen een maatvoeringsaanduiding ''Maximum bouwhoogte (m): 11, Maximum goothoogte (m): 6,5'' en de bouwaanduiding ''vrijstaand''. Voor nagenoeg het gehele gedeelte daarbuiten geldt de functieaanduiding 'erf' waar eisen gesteld worden aan het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Over nagenoeg het gehele plangebied is ook de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie'' van toepassing. Aan deze bestemming zijn regels verbonden welke aangeven dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij nieuwe bouwwerken groter dan 100 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm.
Het geldend bestemmingsplan staat nieuwe woningen buiten bestaande bouwvlakken niet toe.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. In hoofdstuk 3 wordt de toekomstige situatie beschreven. Daarna wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In de hoofdstukken 5, 6 en 7 komen respectievelijk de aspecten Cultuurhistorie en Archeologie, en Groenstructuur en Water aan bod. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de overige haalbaarheidsaspecten. Daarna volgt in hoofdstuk 9 een toelichting op bedrijven en milieu zonering en wordt in hoofdstuk 10 de verkeerssituatie besproken. Hoofdstuk 11 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan en tot slot worden in hoofdstuk 12 en 13 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid behandeld.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie beschreven. Omdat bij voorliggend plan sprake is van twee deellocaties, worden beide locaties individueel toegelicht.
2.1 Huidige Situatie Veghelsedijk 14
Het eerste deel van het plangebied ligt aan de Veghelsedijk 14, ten westen van de kern Erp. Het plangebied is gelegen in agrarisch gebied. De Veghelsedijk is een verbindingsweg tussen Erp en Veghel. Aan de Veghelsedijk zijn zowel agrarische bedrijven als burgerwoningen gevestigd. De weilanden in de omgeving van het plangebied zijn omzoomd door groenstroken. Ten zuiden van het plangebied ligt aan de overzijde van de Veghelsedijk een primaire watergang. Aan de oostzijde van het plangebied ligt een groenstrook. Deze strook is in eigendom van Staatsbosbeheer. In het plangebied staat de bebouwing van een voormalige melkveehouderij. De bebouwing bestaat uit een bedrijfswoning, een ligboxenstal (700 m²), een kapschuur (280 m²) en een sleufsilo (300 m²). Het erf tussen de bebouwing is verhard. De bestaande inrit ontsluit het plangebied via de Veghelsedijk. Op bijgevoegde luchtfoto is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Luchtfoto huidige situatie plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
2.2 Huidige Situatie Voorbolst Ong.
Het tweede deel van het plangebied ligt binnen een bestaand woonperceel van de woning aan de Voorbolst 7, aan de rand van de bebouwde kom van Erp. De Voorbolst is een zijweg van de doorgaande weg door Erp, de Schansoord. De omgeving van het plangebied kan getypeerd worden als overgangsgebied van de bebouwde kom naar het noordelijk buitengebied van Erp. Dit is terug te zien door de ruime opgezette woonkavels, afgewisseld met agrarische gronden. De Voorbolst wordt tevens begeleid door een bomenrij, waardoor het gebied een groen karakter heeft.
Direct ten noorden en zuiden van het plangebied liggen woonpercelen. Noemenswaardig is het gebouw aan de Voorbolst 5. Het betreft een kortgevelboerderij, daterend uit de 18e eeuw. In de 19e eeuw zijn er diverse herstellingen en kleine verbouwingen aan verricht. Het gebouw is cultuurhistorisch van belang en heeft architectonische waarde wegens materiaalgebruik en vormgeving. Deze eigenschappen maken dat het pand is aangemerkt als rijksmonument.
Ten oosten liggen de eerste woningen van het in ontwikkeling zijnde woonwijkje ''De Bolst''. Ten westen ligt aan de andere kant van de Voorbolst een woonboerderij, omringd met agrarische gronden.
Binnen de planlocatie liggen gronden die volledig ten dienst staan van de bestaande woning aan de Voorbolst 7. Ook deze woning heeft een monumentenstatus (gemeentelijk), het betreft een woning van het type 'rentenierswoning', lokaal beter bekend als 'bestelleke'. De gronden rondom de woning worden voornamelijk gebruikt als grasland waar hobbymatig damherten worden gehouden. Verspreid is ook groen aanwezig in de vorm van bomen en struiken. De bestaande woning, die geen onderdeel uitmaakt van het plangebied maar wel tot het woonperceel behoort, dateert uit 1935. Achter de woning staat een schuurtje. Navolgende afbeeldingen tonen een luchtfoto en een vooraanzicht van het plangebied.
Luchtfoto waarbij het plangebied is aangegeven met het rode kader (googlemaps)
Vooraanzicht op de bestaande woning vanaf de Voorbolst (googlemaps)
Hoofdstuk 3 Visie Op Het Plangebied
3.1 Doel En Hoofdlijnen
Bij voorliggend plan is er sprake van twee ontwikkelingen die in relatie tot elkaar staan. Ter plaatse van de locatie aan de Veghelsedijk 14 wordt het bestaande agrarische bouwvlak omgezet naar een woonbestemming. Een groot deel van de agrarische bedrijfsbebouwing wordt daarbij gesloopt (700 m² bedrijfsruimte en 300 m² sleufsilo) waarmee een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst ter plaatse wordt behaald.
Met het behalen van de kwaliteitwinst langs de Veghelsedijk wordt de realisatie van een extra woning op een bestaand woonperceel aan de Voorbolst mogelijk gemaakt. In het vervolg van deze paragraaf worden de ontwikkelingen op beide locaties afzonderlijk van elkaar toegelicht.
3.2 Beeldkwaliteitsplan
Ten behoeve van de ontwikkeling op beide locaties is een inrichtingsplan opgesteld. Het inrichtingsplan voor de locatie aan de Veghelsedijk 14 is toegevoegd als bijlage 1, die van de Voorbolst als bijlage 2. In de regels van dit plan is middels een voorwaardelijke verplichting het uitvoeren van beide inrichtingsplannen geborgd. In navolgende twee paragrafen worden de ontwikkelingen van beide deellocaties aan de hand van de inrichtingsplannen nader toegelicht.
3.3 Beschrijving Planontwikkeling Veghelsedijk 14
Toekomstige situatie Veghelsedijk 14
Onderhavig plan betreft het slopen van de bestaande sleufsilo en ligboxenstal. Daarnaast wordt de bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. De bestaande kapschuur ten westen van de voormalige stal blijft ehouden als bijgebouw bij de woning. Het erf wordt landschappelijk ingepast door middel van een struweelhaag, gebiedseigen struiken en een weide t.p.v. de te slopen bebouwing. De zuid- en oostzijde van het plangebied zijn reeds landschappelijk ingepast door middel van de bestaande tuin en gebiedseigen (solitaire) bomen. Ten noorden van de te slopen stal wordt een gebiedseigen bomengroep geplaatst.
De bestaande inrit blijft behouden ten behoeve van de ontsluiting van verkeer via de Veghelsedijk. Het aspect verkeer is nader toegelicht in hoofdstuk 10. Op bijgevoegde afbeelding is een uitsnede van het inrichtingsplan weergegeven. Het inrichtingsplan is tevens bijgevoegd in bijlage 1.
Inrichtingsplan Veghelsedijk 14 (Bron: BuroSRO)
3.4 Beschrijving Planontwikkeling Voorbolst Ong.
Toekomstige situatie Voorbolst 7
Op het perceel aan de Voorbolst 7 wordt aan de noordkant van het plangebied een tweede woning gerealiseerd. De nieuwe woning en de bijbehorende tuin wordt een op zichzelf staand woonperceel. Om deze reden wordt in het vervolg van dit plan, als het gaat om de nieuwe woning aan de Voorbolst, gesproken over ''Voorbolst ong.''.
Om de nieuwe woning op het bestaande woonperceel in te passen is ook voor deze locatie een inrichtingsplan ontwikkeld, waar navolgende afbeelding een uitsnede van toont. Het gehele inrichtingsplan is als bijlage 2 toegevoegd.
Inrichtingsplan Voorbolst ong. (Bron: BuroSRO)
De nieuwe woning komt verder vanaf de Voorbolst te staan dan de twee naastgelegen panden.
Zodoende blijven de twee monumentale panden het meest aanwezig in het straatbeeld. Niet enkel de positie, maar ook de vorm en uitstraling van de nieuwe woning zorgen voor een passende invulling nabij de naastgelegen panden. Dit resulteert in een woning van één laag met kap (max. 4,5m goothoogte) waarbij de boerenschuur als referentie dient. Een eenvoudige langgerekte hoofdmassa met zadeldak welke zich onderscheid door afwijkend materiaalgebruik (bijv. gepotdekselde houten geveldelen). De cultuurhistorische verantwoording van de gemaakte keuzes worden verder toegelicht in par. 5.1.
Op de achterzijde van het perceel is een weide/extensief beheerd grasland voorzien. Deze open weide sluit goed aan op de openheid van de naastgelegen percelen. Daarnaast biedt de weide de mogelijkheid voor waterberging wat er voor zorgt dat overtollig regenwater op eigen terrein opgevangen en geïnfiltreerd kan worden. De nieuwe woning krijgt een inrit die aansluiting zoekt bij de bestaande inrit van de woning aan de Voorbolst 5. Parkeren gebeurd op in zijn geheel eigen terrein. Meer over het aspect verkeer volgt in hoofdstuk 10.
Op deze wijze wordt aangesloten bij het landelijke karakter waarvan sprake is in dit overgangsgebied tussen bebouwde kom en buitengebied.
3.5 Conclusie
Voorliggend plan maakt een nieuwe woning mogelijk op de locatie nabij de Voorbolst 7. Om nieuwe woningen te mogen bouwen, vraagt de gemeente een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst. De gevraagde ruimtelijke kwaliteitswinst wordt middels dit plan geboekt door de beëindiging van een melkveehouderij aan de Veghelsedijk 14 (milieuwinst), sloop van bedrijfsruimtes, herbestemming naar wonen en het verkleinen van het bestemmingsvlak. Daarnaast wordt de nieuw op te richten woning landschappelijk ingepast waarbij qua situering en materiaalkeuze de belendende monumenten in hun waarde worden gelaten.
Hoofdstuk 4 Beleidstoets
4.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'acute regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Beide deelgebieden liggen niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro.
Ladder duurzame verstedelijking
Met onderhavig plan wordt slechts een bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en één nieuwe woning toegevoegd. Jurisprudentie heeft uitgewezen dat pas sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij een ontwikkeling van 12 nieuwe woningen of meer. Hiervan is geen sprake bij voorliggend plan. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet nodig.
4.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie welke in 2010 werd vastgesteld. De SVRO geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale beleidsterreinen. Een deel van het provinciale beleid uit de vigerende beleidsstukken is nog steeds actueel en blijft ongewijzigd. De provinciale sturingsfilosofie is gebaseerd op vijf rollen: ontwikkelen, ordenen, beschermen, regionaal samenwerken en stimuleren.
De ordenende rol gaat uit van het behartigen van ruimtelijke belangen en keuzes. Deze zijn geordend in vier ruimtelijke structuren. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. Maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk. De vier onderscheidende structuren zijn: groenblauwe structuur, agrarische structuur, stedelijke structuur en infrastructuur.
Het uitgangspunt van de beschermende rol is zorgvuldig ruimtegebruik. Bij ruimtelijke afwegingen betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen.
Verordening ruimte
In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelniveau begrensd op een kaart. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedelijke ontwikkelingen;
- natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
- agrarische ontwikkelingen, waaronder de zorgvuldige veehouderij;
- overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Belangrijk bij de beoordeling van nieuwe plannen is de inpasbaarheid in het provinciaal beleid. De Ruimtelijke Verordening is daarbij het document wat de meest concrete regels biedt voor nieuwe ontwikkelingen. Binnen bestaand stedelijk gebied is stedelijke ontwikkeling mogelijk. Indien sprake is van de nieuwbouw van woningen dient verantwoord te worden hoe dit zich verhoudt tot de beschikbare harde plancapaciteit en andere woningbouwafspraken.
Planspecifiek
Omdat er een directe relatie bestaat tussen beide deellocaties, wordt in deze paragraaf een uitzondering gemaakt door beide ontwikkelingen gelijktijdig toe te lichten.
De ''integrale plankaart met structuren en aanduidingen' van de Verordening ruimte geeft aan dat de locatie aan de Veghelsedijk in het 'Gemengd landelijk gebied' is gelegen en de locatie aan de Voorbolst binnen het 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied.
Binnen het 'Gemengd landelijk gebied' is één regeling opgenomen die van toepassing is op dit plan:
7.7 Wonen
In lid 5 van artikel 7 'Wonen' zijn nadere regels opgenomen die het mogelijk maken om een bestaande bedrijfswoning om te zetten naar een burgerwoning, mits is verzekerd dat:
- a. er geen splitsing in meerdere woonfuncties plaatsvindt;
Hiervan is bij dit plan geen sprake. Er is één bedrijfswoning binnen het plangebied aanwezig. Bij uitvoer van voorliggend plan wordt deze bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning zonder dat er sprake is van een splitsing in meerdere woonfuncties.
- b. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
De nog aanwezige bedrijfsschuur en sleufsilo's hebben door het wegvallen van de agrarische bedrijfsactiviteiten geen functie meer en zullen worden gesloopt. Gezamenlijk hebben deze bouwwerken een oppervlakte van 1.000 m2.
- c. de vestiging van andere functies is uitgesloten in het geval er sprake is van afsplitsing van een voormalige bedrijfswoning.
Hiervan is sprake. De bestaande bedrijfswoning verandert door dit plan in een burgerwoning. De omliggende agrarische gronden blijven als zodanig in gebruik. Het vestigen van nieuwe (agrarische) bedrijfsvoering op de locatie is niet meer mogelijk.
In de verordening zijn voor de gronden van de locatie aan de Voorbolst een aantal regels opgesteld. De belangrijkste regels worden hieronder opgesomd.
Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied
De themakaart ''stedelijke ontwikkeling'' geeft aan dat de locatie aan de Voorbolst ligt binnen het ''Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied''. De verordening geeft aan dat plannen waar nieuwe woningen in mogelijk gemaakt worden, een verantwoording dienen te bevatten over de wijze waarop de nieuwe woningen passen binnen de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw. Bij voorliggend plan kan één nieuwe woning aan het plangebied worden toegevoegd doordat er elders binnen de gemeente, aan de locatie Veghelsedijk, ruimtelijke kwaliteitswinst wordt behaald. Het toevoegen van één nieuwe woning past daarnaast binnen de harde plancapaciteit van de gemeente. In de woonvisie uit 2018 is opgenomen dat Erp tot aan 2028 een behoefte heeft aan 179 nieuwe woningen. Het plan draagt hier beperkt aan bij.
Algemene regels voor bevordering ruimtelijke kwaliteit
Ter plaatse van de gronden van de planlocatie gelden ook regels voor de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Op de locatie aan de Veghelsedijk wordt zoals verwoord in de paragrafen 3.3 en 3.4 een ruimtelijke kwaliteitswinst behaald. De ontwikkelingen aan de Voorbolst wordt daarnaast landschappelijk ingepast waardoor de conclusie wordt getrokken dat de inrichting op beide percelen aansluit op de gewenste omgevingskwaliteit die de gemeente Meierijstad stelt voor nieuwe ontwikkelingen.
Conclusie planspecifiek
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het provinciale beleid.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Veghel 2030
De gemeente Meierijstad hanteert voor het plangebied nog de structuurvisie van de voormalige gemeente Veghel. Hierin schetst de voormalige gemeente Veghel haar visie op het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2030. Beleid dat vooral gericht is op het benutten en versterken van typisch Veghelse kwaliteiten. In de structuurvisie wordt ingezet op het versterken van de dorpse woonkwaliteiten in de zeven kernen binnen de gemeente en het op peil houden van de bijbehorende voorzieningen. Daarnaast wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om de sterke positie van Veghel als werkstad en de bijbehorende stedelijke voorzieningen te behouden. Daarbij wordt vooral ingezet op het verder ontwikkelen van de altijd al sterk vertegenwoordigde voedingsindustrie.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
In de structuurvisie Veghel 2030 van de voormalige gemeente Veghel is de omgeving van het plangebied, locatie Veghelsedijk 14, omschreven als een open gebied met de aanwezigheid van afwisselende functies als landbouw, wonen, werken, recreatie & landschap. Op bijgevoegde uitsnede van de structuurvisiekaart zijn deze aanduidingen weergegeven.
Uitsnede structuurvisiekaart Veghel 2030, gemeente blauw omcirkeld (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Deze ontwikkeling past binnen afwisseling van functies in het gebied. In de toekomstige situatie blijven de bestaande woning en kapschuur behouden. Een deel van de bestaande bebouwing wordt gesloopt en de overige bebouwing wordt landschappelijk ingepast. Hiermee wordt de openheid van het gebied verder versterkt. Het inrichtingsplan is nader toegelicht in paragraaf 3.3. De ontwikkeling past in de Structuurvisie Veghel 2030.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
In de structuurvisie is de omgeving van het plangebied, locatie Voorbolst, omschreven als een ''strategische ontwikkellocatie kern Veghel''. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de structuurvisiekaart.
Uitsnede structuurvisiekaart Veghel 2030, plabgebied rode stip (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Onder ''Strategische ontwikkellocaties'' verstaat de visie dat; locaties waar woningbouw kan plaatsvinden, maar waar de exacte invulling, fasering en bijvoorbeeld de gewenste woningtype nog niet zijn vastgelegd. Uit deze definitie blijkt dat in beginsel woningbouw op deze gronden mogelijk is. Dit wordt elders in de visie benadrukt aangezien wordt vermeld dat binnen het dorp Erp inbreiding gewenst is, met name in noordelijke richting ter plaatse van de historische linten.
Hoewel uit de definitie onbesproken blijft wat voor type woningbouw mogelijk is, wordt elders aangegeven dat voor het door Erp geldt dat behoefte is aan woningen voor ouderen en kleine huishoudens. De nieuwe woning uit voorliggend plan sluit vanwege de kleinschaligheid goed aan op deze behoefte.
Ook met betrekking tot de ruimtelijke inpassing van nieuwe initiatieven schetst de visie een toekomstbeeld. De nieuwe woning wordt gebouwd binnen een overgangsgebied ''buitenlandschap Erp''. Kenmerkend is het open landschap waartussen bebouwing is gekoppeld aan linten. Om rust in het straatbeeld te krijgen wordt bij nieuwe initiatieven gestreefd naar puntdaken en parkeren op eigen terrein. Uit de inrichtingsschets uit bijlage 2 en bijbehorende toelichting uit paragraaf 3.4 komt naar voren dat voorliggend plan inspeelt op deze gewenste ontwikkeling.
Conclusie planspecifiek
Voorliggend plan sluit aan op de gemeentelijke structuurvisie.
Hoofdstuk 5 Cultuurhistorie En Archeologie
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
5.1 Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Cultuurhistorie
In en rondom het plangebied zijn geen monumenten of andere objecten met een cultuurhistorische waarden aanwezig. Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
Cultuurhistorie
De bestaande woning aan de Voorbolst 7 dateert uit 1935 en is een gemeentelijk monument. Het betreft een rentenierswoning, in Erp ook wel 'bestelleke' geheten. De rentenierswoning is een onderkomen die gebruikt werd voor een boer in ruste.
De woning ten noorden van het plangebied (Voorbolst 5) betreft een rijksmonument van voor 1900 en betreft een kopgevelboerderij.
In eerdere plannen was de nieuwe woning direct ten noorden van de rentenierswoning gesitueerd. Omdat de monumentencommissie aangegeven heeft dat een schuur(woning) niet past bij een kleinschalige rentenierswoning is de locatie van de woning heroverwogen. Door de monumentencommissie werd geadviseerd een oplossing te zoeken aan de achterzijde van het perceel (aan de Anky van Grunsvenstraat). Omdat de westzijde van de Anky van Grunsvenstraat gekenmerkt wordt door achterkanten van kavels, werd het stedenbouwkundig niet passend gevonden om hier voor één kavel te midden van achterkanten een voorzijde te situeren. Wel is het plan, naar aanleiding van de reactie van de monumentencommissie, op 4 punten aangepast.
- 1. De (schuur)woning is verder naar achteren, midden op het kavel gepositioneerd (halverwege Voorbolst / Anky van Grunsvenstraat) waarbij de woning wel georiënteerd blijft op de Voorbolst.
- 2. De (schuur)woning is meer naar het noorden verplaatst waardoor het meer aansluiting zoekt (als schuur) bij de noordelijke kopgevelboerderij (nr. 5) in plaats van de rentenierswoning op nr. 7.
- 3. De woning heeft nadrukkelijker het karakter van een ondergeschikt gebouwtype / schuur gekregen waardoor het past bij de naastgelegen boerderij en rentenierswoning. Dit komt tot uitdrukking in de vormgeving en kleurgebruik van de woning.
- 4. De voorzijde van het perceel wordt ingericht als boomgaard waardoor de huidige groene uitstraling tussen Voorbolst nr. 5 en 7 behouden blijft en de monumenten aan weerszijden daarvan prominent aanwezig blijven in het straatbeeld.
De positionering van de woning en groene voorzone met boomgaard zijn middels bouwregels en voorwaardelijke verplichtingen in de regels geborgd.
5.2 Monumenten
De toekomstige woning aan de Voorbolst ong. wordt gebouwd tussen twee panden met een monumentale status. De bestaande woning binnen het plangebied is een gemeentelijk monument, het pand aan de Voorbolst 5 is een rijksmonument.
Voorliggend initiatief besteed nadrukkelijke aandacht aan de landschappelijke inpassing van de nieuwe woning tussen deze twee panden. In paragraaf 5.1 en 3.4 is toegelicht hoe de ontwikkeling aan de Voorbolst, bijvoorbeeld door het aanleggen van een boomgaard, omgaat met de aanwezige monumenten ter plaatse.
5.3 Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van de Wamz zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Archeologie
Op basis van de archeologische verwachtingskaart van de voormalige gemeente Veghel geldt voor het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor deze gebieden geldt dat voor bodemingrepen met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m² en een diepte van minder dan 30 cm geen archeologisch onderzoek is vereist. Met de sloopwerkzaamheden van de voormalige ligboxenstal en sleufsilo wordt deze oppervlakte niet overschreden.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
Archeologie
Voor het initiatief is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 6. Onderstaand worden de conclusies uit het onderzoek genoemd. Voor aanvullende of gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de bijlage.
In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat de top van het dekzand als gevolg van ploeg- en omwerking volledig verstoord is. Daarom is de kans op de aanwezigheid van intacte archeologische nederzettingsresten klein. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat zich hier intacte archeologische (nederzetting-)resten in de bodem bevinden. Op basis hiervan zijn in het
kader van de nieuwbouw geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.
Eindconclusie
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor archeologie en cultuurhistorie is hiermee aangetoond.
Hoofdstuk 6 Groenstructuur En Natuur
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Voor de ontwikkeling aan deze deellocatie is een verkennend onderzoek flora en fauna uitgevoerd. De conclusies daarvan zijn in deze paragraaf verwerkt. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 3.
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 20 km afstand. Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect gebiedsbescherming.
Soortenbescherming
Uit het verkennend onderzoek blijkt dat in het plangebied en de directe omgeving geen beschermde soorten voorkomen. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen en algemene broedvogels. Eventueel dienen voor deze soorten maatregelen genomen te worden om effecten te voorkomen. De eventueel te nemen maatregelen zijn opgenomen in het onderzoeksrapport.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
Voor deze locatie is geen verkennend onderzoek uitgevoerd. Navolgende tekst licht dit nader toe.
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 20 km afstand. Het plan is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect gebiedsbescherming.
Soortenbescherming
Om de nieuwe woning te kunnen bouwen hoeven geen gebouwen te worden gesloopt of sloten gedempt. De gronden zijn nu in gebruik als grasland dat met enige regelmaat wordt gemaaid. Aangenomen kan daarom worden dat de ontwikkeling geen negatief effect heeft op beschermde soorten.
Eindconclusie
De ontwikkeling is uitvoerbaar op het gebied van flora en fauna.
Hoofdstuk 7 Water
7.1 Inleiding
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21eeeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
- de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
- de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.
Planspecifiek
Bij voorliggend plan is er, per saldo, sprake van een afname van het verharde oppervlakte. Het aantal te slopen m² is groter (1.000 m² i.v.m. de sloop van de ligboxstal en sleufsilo) dan het aantal m² dat wordt terug gebouwd (nieuwe woning: 120 m² + inrit en terras ca. 270 m2).
Met betrekking tot de waterhuishouding neemt het verhard oppervlakte aan de Veghelsedijk flink af door voorliggend plan. Op deze locatie wordt ruim 1000 m² aan bebouwing gesloopt, zonder dat daar nieuwe bebouwing voor wordt terug gebouwd. Aan de andere kant van de Veghelsedijk ligt een primaire watergang. Onderhavig plan heeft geen effecten op deze watergang.
De nieuwe woning aan de Voorbolst wordt aangesloten op het bestaande gemeentelijke rioolstelsel. Aan de achterkant van de woning komt een klein weideveld welke gebruikt kan worden voor het opvangen van overtollig oppervlaktewater.
Het plan heeft geen invloed op waterschapsbelangen. De uitvoerbaarheid van het initiatief voor water is hiermee aangetoond.
Hoofdstuk 8 Milieuhygienische En Planologische Verantwoording
De uitvoerbaarheid van een projectbesluit moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) van het plan.
8.1 Bodem
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Aangezien met onderhavig plan de agrarische bestemming wordt gewijzigd naar een woonbestemming, is er een bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 4. Hierin wordt geconcludeerd dat er slechts sprake is van lichte verontreinigingen van de bovengrond en het grondwater. Gezien de aard en mate van verontreiniging is nader onderzoek niet noodzakelijk. Wat betreft de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaan er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
De nieuwe woning aan de Voorbolst wordt gebouwd op een locatie waar in de bestaande situatie al een woonfunctie voor geldt. Ook het huidig functiegebruik van de gronden ter hoogte van de nieuwe woning (tuin/grasland) geven geen aanleiding aan te nemen dat de kwaliteit van de bodem vervuild is. Om die reden is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie Voorbolst. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 5. Onderstaand worden de conclusies uit het onderzoek genoemd. Voor aanvullende of gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de bijlage.
In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de onderzoekslocatie te verwachten. Eveneens blijkt dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater.
De conclusie uit het vooronderzoek luidt dat ter plaatse van de onderzoekslocatie geen bodemverontreiniging te verwachten is die een milieuhygiënische belemmering vormt voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
Eindconclusie
Op het gebied van bodemkwaliteit is het initiatief uitvoerbaar.
8.2 Geluid
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
- woningen;
- geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
- geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Met betrekking tot de toekomstige woonkwaliteit is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai van het verkeer op de Veghelsedijk. Onderhavig plan betreft het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. De betreffende woning is in de huidige situatie reeds een geluidsgevoelig object. Het feitelijk gebruik van de woning blijft dus ongewijzigd. Verder akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
Omdat door dit plan één geluidgevoelig object aan het plangebied wordt toegevoegd, is het van belang te kijken naar het wegverkeerlawaai afkomstig van de Voorbolst. Op deze weg geldt een maximum snelheid van 30 km/u. De Wgh. kent geen zoneringen toe aan 30 km. wegen. Daarnaast is de Voorbolst een rustige weg zonder zwaar vrachtverkeer. Vanuit een goede ruimtelijke ordening kan daarom aangenomen worden dat binnen deellocatie Voorbolst sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Eindconclusie planspecifiek
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect akoestiek.
8.3 Luchtkwaliteit
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' is het van belang te bepalen wat de bijdrage van het plan is aan die luchtkwaliteit.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet kent onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Met de beëindiging van het agrarische bedrijf verbetert de luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving. Door de bedrijfsbeëindiging neemt het aantal verkeersbewegingen van- en naar het plangebied af. Deze ontwikkeling zorgt ook voor een verbetering van de luchtkwaliteit. Het aantal woningen in het plangebied blijft gelijk. De uitvoerbaarheid van het initiatief voor lucht is hiermee aangetoond.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
Bij uitvoering van het plan wordt er één woning toegevoegd aan het plangebied. Daarmee draagt de ontwikkeling ''niet in betekende mate bij'' aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Omdat er een nieuwe woning wordt toegevoegd is tevens gekeken naar de luchtkwaliteit ter plaatse. Ter hoogte van het meetpunt '15855043' aan de Veghelsedijk bedraagt de gemeten luchtkwaliteit 23.5 µg/m3 NO2 en 19.4 µg/m3 PM10. Deze waarden liggen ruim onder de grenswaarde (in beide gevallen 40 µg/m3). Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat op basis van het aspect luchtkwaliteit.
Eindconclusie planspecifiek
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect luchtkwaliteit.
8.4 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd.
Als het geen bedrijf is waar een geuremissiefactor voor is vastgelegd gelden de volgende eisen:
- binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter;
- buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter.
Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij binnen danwel buiten de bebouwde kom.
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Veghel (thans Meierijstad) heeft in 2010 de geurverordening vastgesteld. Daarnaast is, eveneens in 2010, de gemeentelijke 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder' in werking getreden. In de geurverordening zijn voor verschillende gebieden normen ten aanzien van de maximaal toegestane odeurunits vastgelegd. Voor bestaande woongebieden geldt een norm van 3 ouE/m³. Voor zones grenzend aan woongebieden, bebouwingsconcentraties in het buitengebied, bestaande bedrijventerreinen en ontwikkelingslocaties woongebieden geldt de norm van 8 ouE /m³. Voor de overige locaties waaronder het buitengebied geldt de norm van 14 ouE /m³.
Voor woningen die onderdeel uit hebben gemaakt van een veehouderij gelden niet de normen in odeurunits maar geldt een vaste afstandsnorm.
Bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen worden, als vertaling van het criterium 'een aanvaardbaar woon- en leefklimaat' voor het aspect cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen, onderstaande waarden gehanteerd als toetswaarden:
- a. In de bebouwde kom (woongebieden en bedrijventerreinen) en voor de ontwikkelingslocaties (woningbouw, bedrijventerreinen) en de kernrandzones rond woongebieden geldt een achtergrondbelasting van 13 ouE/m3 als toetswaarde (hinderpercentage maximaal 15%, classificatie 'redelijk goed') voor de term 'aanvaardbaar woon- en leefklimaat'.
- b. In het buitengebied en voor de ontwikkellocaties bedrijventerreinen geldt een achtergrondbelasting van 20 ouE/m3 als toetswaarde (hinderpercentage maximaal 20%, classificatie 'matig') voor de term 'aanvaardbaar woon- en leefklimaat'.
Daarnaast geldt dat indien de achtergrondbelasting niet hoger is dan de toetswaarde, er vanuit het deelaspect 'achtergrondbelasting geurhinder voor veehouderijen' geen belemmeringen zijn om mee te werken aan een ruimtelijk initiatief.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
De woning aan de Veghelsedijk 14 betreft een bedrijfswoning behorend bij een voormalige veehouderij. Doordat het eigen bedrijf gesaneerd wordt en daarmee de veehouderij wordt beëindigt, verbetert de geursituatie in en rondom het plangebied. In de nabije omgeving van het plangebied zijn verder nog 2 veehouderijen gevestigd. Het betreft één veehouderij zonder en één veehouderij met dieren met een vastgestelde geuremissie.
Omgekeerde werking
Op 110 m ten zuidoosten liggen een rundveehouderij met 'vaste afstandsdieren'. Voor woningen die onderdeel uit hebben gemaakt van een veehouderij geldt een vaste afstandsnorm. De voorgeschreven richtafstand bedraagt 50 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Op circa 215 meter ten het oosten van het plangebied is een intensieve veehouderij met een vastgestelde geuremissie gevestigd. Onderhavig plan heeft, omdat het onderdeel uitmaakte van een veehouderij, geen invloed op de bedrijfsvoering van dit bedrijf.
Voorgrondbelasting
De voorgrondbelasting betreft de geurbelasting veroorzaakt door de veehouderij die voor dat geurgevoelige object dominant is (in dit geval de veehouderij aan de Veghelsedijk 10a). Ten gevolge van een recente aanpassing van de 'Regeling geurhinder en veehouderij' is het mogelijk dat bepaalde hindercirkels verder komen te liggen. Belangrijkste wijziging richt zich op het vermindert rendement van gecombineerde luchtwassers, hierbij is de reductie van 70 tot 85 procent aangepast naar 30 tot 45 procent. Dat betekent dat de systemen maximaal 40% minder effectief de geur kan reduceren. Voor de bestaande vergunningen heeft dit geen effect, deze blijven van kracht. Voor het bepalen van het woon- en leefklimaat is de achtergrondbelasting een belangrijker graadmeter. Omdat de Veghelsedijk na 19 maart 2000 nog deel uitmaakte van een veehouderij gelden vaste afstanden in plaats van ouE/m3.
Geurkaart achtergrondbelasting gemeente Veghel 2015, ODBN, rood omcirkeld de betreffende locaties (1: Veghelsedijk, 2: Voorbolst)
Achtergrondbelasting
Ten aanzien van de achtergrondbelasting is de geurkaart van de gemeente Veghel (thans Meierijstad) geraadpleegd. Op de geurkaart is de beoordeling van het leefklimaat ter hoogte van het plangebied aangeduid als 'zeer goed' (minder dan 5% kans op geurhinder). In de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder' is bepaald dat indien de achtergrondbelasting lager is dan de toetswaarde (20%, matig) er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bijgevoegde kaarten zijn gebaseerd op de regeling Geurhinder en Veehouderij zoals die van kracht was ten tijde van de vaststelling van de geurverordening in 2010. Zoals hiervoor onder het kopje 'Voorgrondbelasting' ook reeds is beschreven kunnen de hindercirkels n.a.v. het vermindert rendement groter zijn. De huidige 20% grens ligt op ca. 85m afstand vanaf het meetpunt van de inrichting. De woning ligt op een afstand van ca. 300m vanaf het meetpunt. Uitgaande van een worstcasescenario waarbij de geuruitstoot verdubbelt (voorheen 70% rendement, nu 30%), blijft een toetswaarde < 20% nog realistisch. Daarbij komt dat in de huidige situatie, onder meer door de heersende windrichting, geen geurhinder ervaren wordt.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zodat er geen belemmeringen zijn ten aanzien van geur voor dit initiatief.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
De locatie Voorbolst ligt in een gebied waarvoor in de geurverordening een geurnorm van 8 ouE/m³ en een afstandseis van 50m is vastgesteld. Gezien de afstand tot de veehouderijen met een relevante geuremissie in de omgeving kan worden gesteld dat de geurbelasting als gevolg van de voorgrondbelasting ter plaatse van de locatie Voorbolst ong. niet hoger zal zijn dan 8 ouE/m³. Ook aan de afstandseis van 50m wordt voldaan zodat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Ten aanzien van de achtergrondbelasting is de geurkaart geraadpleegd. Op de geurkaart is de beoordeling van het leefklimaat ter hoogte van het plangebied aangeduid als 'zeer goed'. De beoordeling van het leefklimaat is ruim lager dan de toetswaarde (15%, redelijk goed), zodat er geen belemmeringen zij ten aanzien van geur voor dit initiatief.
Eindconclusie planspecifiek
Het aspect geur zal geen belemmering voor het plan vormen.
8.5 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Uitsnede risicokaart waarbij de plangebieden zijn aangegeven met de gele stippen (risicokaart.nl)
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Op voorgaande afbeelding is zichtbaar dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen of transportroutes liggen die vanuit externe veiligheid van belang zijn.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
Op voorgaande afbeelding is zichtbaar dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen of transportroutes liggen die vanuit externe veiligheid van belang zijn.
Eindconclusie planspecifiek
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.
Hoofdstuk 9 Bedrijven En Voorzieningen
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Met voorliggend plan wordt de mogelijkheid voor het voeren van een agrarisch bedrijf binnen de planlocatie verwijderd. Hierdoor verbetert het woon- en leefklimaat van nabij gelegen woningen.
Binnen een straal van 700 meter rondom het plangebied zijn een aantal milieu belastende functies gevestigd. Een aantal agrarische bedrijven maken hier onderdeel van. Deze bedrijven zullen worden meegenomen in de beoordeling, echter is het aspect geur in een aparte paragraaf (8.4) behandelt. Navolgende tabel toont, op basis van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' welke milieucategorie en richtafstanden bij deze bedrijven horen:
Locatie | Type bedrijf | Milieucat. | Bijbehorende richtsafstand (m.) | ||||||
stof | geluid | gevaar | |||||||
Blankenburg 1/2 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | 1 | 10 | 10 | 0 | ||||
Veghelsedijk 11 | Fokken en houden van rundvee | 3.2 | 30 | 30 | 0 | ||||
Veghelsedijk 10A | Fokken en houden van varkens | 4.1 | 30 | 50 | 0 | ||||
Veghelsedijk 16 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 2 | 10 | 30 | 10 | ||||
Ham 3 | Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) | 3.2 | 30 | 30 | 0 |
Op basis van bovenstaande tabel wordt duidelijk dat de hoogste richtafstand 50 m. bedraagt. Binnen een straal van 50 m. vanaf het plangebied zijn echter geen bedrijven gelegen. Omliggende bedrijven hebben daarmee geen negatief milieueffect op de toekomstige woning, waardoor een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd. Er worden ook geen bedrijven in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
In de directe omgeving van de deellocatie Voorbolst zijn geen bedrijven gelegen die vanuit het aspect milieuzonering van belang zijn, nog dat er sprake is dat de nieuwe woning omliggende bedrijven belemmert in hun bedrijfsvoering.
Eindconclusie
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor milieuzonering is hiermee aangetoond.
Hoofdstuk 10 Verkeer
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
Planspecifiek locatie Veghelsedijk 14
Het plangebied, deellocatie Veghelsedijk 14, is ontsloten via de Veghelsedijk. Door de bedrijfsbeëindiging van het agrarische bedrijf zullen de verkeersbewegingen van en naar het plangebied afnemen. Het plangebied wordt door middel van de bestaande inrit direct ontsloten via de Veghelsedijk. Volgens de Nota parkeernormen van het CROW geldt in het buitengebied een parkeernorm van 2,8 parkeerplaatsen per vrijstaande woning. Op het perceel is voldoende ruimte om deze parkeerbehoefte op te vangen.
Planspecifiek locatie Voorbolst ong.
De nieuwe woning wordt via een eigen inrit ontsloten op de Voorbolst. Parkeren gebeurd geheel op eigen terrein. Hiermee sluit het plan aan op het gemeentelijke uitgangspunt dat parkeren in principe moet gebeuren binnen eigen terrein. Hoeveel parkeerplaatsen er vervolgens binnen eigen terrein opgenomen moeten worden, is uiteengezet in het beleidsstuk 'Parkeernormen' van de toenmalige gemeenten Uden en Veghel uit 2006. De locatie aan de Voorbolst ligt binnen 'gebied 3', met een daarvoor geldende norm van 2 parkeerplaatsen (eengezinswoning vanaf 80 m², dure sector). Op de inrichtingstekening zoals opgenomen in bijlage 2 is te zien dat de inrit door de lengte als ook door de verbreding over genoeg ruimte beschikt voor het parkeren van twee auto's.
Eindconclusie
Gezien de hiervoor beschreven aspecten is dit bestemmingsplan uitvoerbaar op het gebied van verkeer.
Hoofdstuk 11 Juridische Planopzet
11.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
- Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
- Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
- Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
- Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.
11.2 Wijze Van Bestemmen
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- Enkelbestemming ''Agrarisch'' voor een deel van de gronden aan de locatie Veghelsedijk 14.
- Enkelbestemming ''Wonen'', waarbij geldt dat voor de nieuwe woning aan de Voorbolst een bouwvlak is opgenomen met daarbinnen de aanduidingen ''vrijstaand'', ''maximum aantal wooneenheden: 1'' en ''maximum goothoogte (4,5 m.), maximum bouwhoogte (9 m.)''. Daarnaast zijn de gronden aan de voorzijde van de locatie Voorbolst voorzien van de functieaanduiding ''tuin'' en de gronden rondom en achter het bouwvlak van de functieaanduiding ''erf''.
- Binnen de bestemming 'Wonen' aan de locatie Veghelsedijk is een functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - VAB' opgenomen. Voor de gronden binnen deze aanduiding zijn in de regels Wonen van dit plan enkele afwijkingen opgenomen. Verder ligt er ook een maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' waarmee de maximale omvang van de bebouwing voor deze locatie is aangegeven. Ten slotte is er een gevellijn opgenomen. Indien op deze locactie in de toekomst een woonhuis wordt herbouwd, dan mag de voorgevel uitsluitend ter plaatse van de gevellijn gebouwd worden.
- Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse van de locatie Voorbolst ong.
- Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' ter plaatse van de locatie Veghelsedijk 14
Daarnaast gelden ter plaatse van de deellocatie Veghelsedijk 14 de gebiedsaanduidingen:
- overige zone - boringsvrije zone
- vrijwaringszone - radar.
Voor het uitvoeren van beide inrichtingsplannen zijn in de regels van dit plan voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.
Dit plan kent wel noemenswaardige bijzonderheden.
Op de gronden van de deellocaties gelden twee verschillende achterliggende bestemmingsplannen, te weten het bestemmingsplan ''Buitengebied'' ter plaatse van de Veghelsedijk 14 en het bestemmingsplan ''Erp'' ter plaatse van de locatie Voorbolst.
Tevens beschikken beide locaties over een bestemming Wonen, waarbij in algemene zin geldt dat de regels van de bestemming Wonen in het bestemmingsplan Buitengebied anders zijn dan de regels Wonen uit het bestemmingsplan Erp. Om de regels Wonen voor beide locaties zo goed mogelijk aan te sluiten op de regelsystematiek van het achterliggende bestemmingsplan, zijn beide regelingen onder één bestemming Wonen in dit plan opgenomen. De regels Wonen voor de locatie Voorbolst zijn daarbij leidend, waarna ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van Wonen - VAB'' de vervangende regels Wonen voor de locatie aan de Veghelsedijk 14 zijn opgenomen.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 12 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 13 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
13.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
13.2 Verslag Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro opgenomen.
13.3 Verslag Inspraak Ex Artikel 3.1.6 Bro
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de resultaten van de inspraak ex artikel 3.1.6 Bro opgenomen.
13.4 Verslag Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 31 januari 2019 tot en met woensdag 13 maart 2019 voor een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen tegen het plan ingediend.
Bijlage 1 Inrichtingsplan Veghelsedijk 14
Bijlage 1 Inrichtingsplan Veghelsedijk 14
Bijlage 2 Inrichtingsplan Voorbolst Ong.
Bijlage 2 Inrichtingsplan Voorbolst ong.
Bijlage 1 Inrichtingsplan Veghelsedijk 14
Bijlage 1 Inrichtingsplan Veghelsedijk 14
Bijlage 2 Inrichtingsplan Voorbolst
Bijlage 2 Inrichtingsplan Voorbolst
Bijlage 3 Quickscan Flora & Fauna Locatie Veghelsedijk 14
Bijlage 3 Quickscan Flora & Fauna locatie Veghelsedijk 14
Bijlage 4 Bodemonderzoek Locatie Veghelsedijk 14
Bijlage 4 Bodemonderzoek locatie Veghelsedijk 14
Bijlage 5 Bodemonderzoek Locatie Voorbolst
Bijlage 5 Bodemonderzoek locatie Voorbolst