Boekelseweg 1 te Erp
Wijzigingsplan - Gemeente Meierijstad
Vastgesteld op 31-03-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan
het wijzigingsplan 'Boekelseweg 1 te Erp' met identificatienummer
NL.IMRO.1948.BGV000WP0012019W-VG01 van de gemeente Meierijstad;
2. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar -
ingevolge de regels- regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
3. bouwlaag:
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
4. bouwperceel:
Een aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing
en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de
gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook
bouwwerken, geen gebouwen zijnde en vergunningsvrije bouwwerken zijn toegestaan.
5. hokdierhouderij:
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en
schapenhouderij;
6. stalderingsgebied:
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is
gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij
met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te
voorkomen. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de
begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het
stalderingsgebied in de provinciale Verordening ruimte zoals geldend op het tijdstip van
ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
7. veehouderij
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens,
schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
8. verbeelding
de digitale weergave van het wijzigingsplan;
9. vigerend plan
het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de voormalige gemeente Veghel, vastgesteld
op 22 oktober 2015 met IMRO-identificatie NL.IMRO.0860.BU01aa000000BP2013-
VG02;
10. Zorgvuldige veehouderij
veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap,
het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid
voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving;
2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Toepassing
Van toepassing zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de
voormalige gemeente Veghel, zoals die gelden op het moment van vaststelling van dit
wijzigingsplan.
Als aanvulling op de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn tevens de
onderstaande regels van toepassing:
2.1 Bouwregels 2.1.1 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen is uitsluitend toegestaan indien
voldaan wordt aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
- het bedrijfsperceel is landschappelijk ingepast, conform de bij de regels toegevoegde ‘Bijlage 1, landschappelijke inpassing’;
- de landschapselementen aangeduid in voornoemde bijlage dienen zo spoedig mogelijk na vaststelling van het wijzigingsplan te worden geplant, doch in elk geval in het eerste plantseizoen ná gebruiksgereed komen van de in dit wijzigingsplan beoogde bebouwing.
2.1.2 Aanvullende regels nieuw dierenverblijf
een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwperceel is alleen
toegestaan als:
- maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
- de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
- is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
- is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;
- een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
- het geen dierenverblijf voor het houden van geiten betreft
- bij de aanvraag voor de bouw van een dierenverblijf voor hokdieren bewijs is overlegd dat:
- binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
- de oppervlakte van de sanering onder lid 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte die met de vestiging of omschakeling in gebruik wordt genomen;
- de sanering onder lid 1 plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
2.2.1 Veehouderij in landelijk gebied
- Uitbreiding van, een vestiging van of een omschakeling naar een veehouderij is alleen toegestaan indien is aangetoond:
- dat ter plaatse sprake is van zorgvuldige veehouderij;
- het bouwperceel ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
- dat de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
- mestbewerking is uitgesloten tenzij dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is;
- dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
- dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 μg/m3;
- dat de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
- dat een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling;
- Het geen dierenverblijf voor het houden van geiten betreft.
- binnen de gebouwen mogen de dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
- bij een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw, gericht op het in gebruik nemen als dierenverblijf, dient toepassing gegeven te worden aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2.1.2.
- de vestiging van of de omschakeling naar een hokdierhouderij alleen is toegestaan als bewijs is overlegd dat:
- binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
- de oppervlakte van de sanering onder lid 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte die met de vestiging of omschakeling in gebruik wordt genomen;
- de sanering onder lid 1 plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
- Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: Een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van aanwezige dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen is niet toegestaan.
2.3.1 Afwijken landschappelijke inpassing
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in artikel 2.1.1. ten behoeve van de wijziging van het landschappelijk inpassingsplan
zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, waarbij het gewijzigde plan minimaal
gelijkwaardig dient te zijn aan de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het
landschappelijk inpassingsplan in bijlage 1 bij deze regels.
2.3.2 Afwijken ammoniakemissie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 2.2 onder e en een toename van ammoniakemissie als gevolg van wijziging van
aanwezige dieraantallen, diersoorten en/of stalsystemen toestaan indien:
- Dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 of;
- Toename van stikstofdepositie op Natura 2000 niet leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarde van de habitats ter plaatse of;
- Toename van de stikstofdepositie op Natura 2000 wordt gesaldeerd door een in ieder geval gelijkwaardige afname van depositie uit andere bronnen;
- Toename van stikstofdepositie op een Natura 2000 gebied is toegestaan onder voorwaarden dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebieden niet worden aangetast. Deze kenmerken worden niet aangetast als op grond van de Wet natuurbescherming vergunning is verleend of als de uitbreiding
meldingsplichtig is of onder de ondergrens hiervoor zit.
3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Boekelseweg 1 te Erp.