KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Waarde Archeologie 1
Artikel 11 Waarde Archeologie 2
Artikel 12 Waarde Archeologie 3
Artikel 13 Waarde Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Achtergrond En Doel Van Het Plan
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie/gewenste Planontwikkelingen
2.1 Boterpad 1 Veghel
2.2 Krijtenburg 9 Erp
2.3 Pater Visserslaan 15 Veghel
2.4 Trentweg 24 Erp
2.5 Kraanmeer 28 Erp
2.6 Erpsesteeg 6 Zijtaart
2.7 De Kuilen 12a En 13 Veghel
2.8 Liempdseweg 19 En 21 Sint-oedenrode
2.9 Weverspad 1 Sint-oedenrode
2.10 Espendonk 15 Sint-oedenrode
2.11 Hoogstraat 65 Sint-oedenrode
2.12 Zijtaartseweg 12 Sint-oedenrode
2.13 Donte 9 Sint-oedenrode
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Verantwoording En Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Landschap En Natuur
4.4 Milieuaspecten
4.5 Wateraspecten
4.6 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Toelichting Op Regels En Verbeelding
5.1 Inleiding
5.2 Algemeen
5.3 Regels
5.4 Verbeelding
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Exploitatie
6.2 Planschade
6.3 Handhaving
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Omgevingsdialoog
7.2 Wettelijk Vooroverleg
7.3 Planprocedure: Zienswijze En Vaststelling
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Boterpad 1
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Krijtenburg 9
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing Pater Visserslaan 15
Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Trentweg 24
Bijlage 5 Landschappelijke Inpassing Kraanmeer 28
Bijlage 6 Landschappelijke Inpassing Erpsesteeg 6
Bijlage 7 Landschappelijke Inpassing De Kuilen 12a En 13
Bijlage 8 Landschappelijke Inpassing Liempdseweg 19 En 21
Bijlage 9 Landschappelijke Inpassing Weverspad 1
Bijlage 10 Landschappelijke Inpassing Espendonk 15
Bijlage 11 Landschappelijjke Inpassing Hoogstraat 65
Bijlage 12 Landschappelijke Inpassing Zijtaartsweg 12
Bijlage 13 Landschappelijke Inpassing Donte 9
Bijlage 14 Tabel Ingrepen Bestemmingsplan Buitengebied
Bijlage 15 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 16 Bouwkundig Rapport Krijtenburg 9
Bijlage 1 Toelichting Boterpad 1 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 2 Toelichting Krijtenburg 9 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 3 Toelichting Pater Visserslaan 15 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 4 Toelichting Trentweg 24 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 5 Toelichting Kraanmeer 28 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 6 Toelichtiing Erpsesteeg 6 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 7 Toelichting De Kuilen 12a En 13 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 8 Toelichting Liempdseweg 19 En 21 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 9 Toelichting Weverspad 1 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 10 Toelichting Espendonk 15 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 11 Toelichting Hoogstraat 65 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 12 Toelichting Zijtaartseweg 12 (Inclusief Bijlage)
Bijlage 13 Toelichting Donte 9 (Inclusief Bijlagen)
Bijlage 14 Overzicht Locaties Opgenomen In Ontwikkelplan Sanering Varkenshouderijs

Ontwikkelplan sanering varkenshouderij

Bestemmingsplan - Gemeente Meierijstad

Vastgesteld op 03-11-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Ontwikkelplan sanering varkenshouderij'' met identificatienummer NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01 van de gemeente Meierijstad.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende

bijlagen.

1.3 AAB

stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolgde de regels- regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woning

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.

1.7 aansluitend terrein

aan een bouwwerk grenzend onbebouwd gedeelte van een perceel of openbaar toegankelijk

gebied.

1.8 aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

1.9 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1m achter de voorgevel en van daaruit

evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw

opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt

aan de voorgevel.

1.11 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die (bedrijfs)woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

1.12 afrastering met een open karakter

gaas of draadhekwerk in gedekte kleur.

1.13 agrarische activiteiten bij wijze van hobby

activiteiten gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren ondergeschikt aan de hoofdbestemming en in een omvang die niet als een bedrijfsmatige agrarische activiteit kan worden beschouwd.

1.14 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van

gewassen, waaronder agrarische houtteelt, en/of het houden, fokken of veredelen van dieren;

1.15 agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten.

Grondgebonden agrarische bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteeltbedrijven, vollegrondstuinbouwbedrijven en vollegrondsteeltbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant.

1.16 agrarisch bedrijf, grondgebonden veehouderij

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen, respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die zijn gelegen binnen een straal van 15 km van de bedrijfslocatie.

1.17 agrarisch bedrijf, intensieve kwekerij

Een agrarisch niet-grondgebonden bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf, zoals een witlofkwekerij en een champignonkwekerij

1.18 agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

1.19 agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

1.20 agrarisch bedrijf, overig

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, intensieve veehouderij, intensieve kwekerij of glastuinbouwbedrijf valt.

1.21 agrarisch bedrijf, veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.22 agrarisch bedrijf, vollegrondsteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, niet zijnde een akkerbouwbedrijf. Het gaat hier om bedrijven met boomteelt/laanboomteelt, fruitteelt en vollegrondstuinbouw.

1.23 agrarische bedrijfswoning

een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.24 agrarisch grondgebruik

gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder agrarische houtteelt, en/of door middel van het houden van dieren.

1.25 agrarisch-technisch hulpbedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten

aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals

loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met

uitzondering van mestbewerking.

1.26 agrarisch-verwant bedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan

particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van

gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of

natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van

agrarisch verwante bedrijven zijn pensionstalling, dierenasiels, dierenklinieken,

groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch

praktijkonderwijs en proefbedrijven.

1.27 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.28 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.29 aquifer

een watervoerende laag in de ondergrond.

1.30 archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.31 archeologisch onderzoek

onderzoek, verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.32 attentiezone waterhuishouding

gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant gericht op de bescherming van de waterhuishouding.

1.33 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.34 bebouwingscluster

vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

1.35 bebouwing ten dienste van (intensieve) veehouderijen

  • Gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee in overeenstemming met de voor die activiteit verleende omgevingsvergunning;
  • Gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij in de brede zin (zoals een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);
  • Bouwwerken voor de opslag van mest en overige bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij.

1.36 bebouwingsconcentratie

een concentratie van agrarische, niet-agrarische en burgerbebouwing in het buitengebied in de vorm van een kernrandzone, lint of cluster, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'.

1.37 bebouwingslint

lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied.

1.38 bed & breakfast

een kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt.

1.39 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuur, opslag en distributie van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen.

1.40 bedrijf aan huis

het door de bewoner van de (bedrijfs)woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat door zijn beperkte omvang in een (bedrijfs)woning en daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.41 bedrijfsactiviteit

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.

1.42 bedrijfsbebouwing ten behoeve van een (intensieve) veehouderij

  • gebouwen in gebruik voor de huisvesting van vee (niet zijnde hobbyvee);
  • gebouwen in gebruik ten behoeve van de uitoefening van de (intensieve) veehouderij in de brede zin (zoals bijvoorbeeld een machineberging waarin de machines die gebruikt worden ten behoeve van de veeteelt zijn of worden gestald);
  • bouwwerken voor de opslag van mest en voer alsmede luchtwassers.

1.43 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.44 bedrijfsgebouw, agrarisch

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.45 bedrijfsmatige agrarische activiteit

Complex van economische activiteiten, gericht op winst door uitoefening van de landbouw, waarbij uitsluitend of overwegend door bewerking van de natuurlijke en/of aangelegde bodem en/of door het houden van vee arbeid, handelingen en werkzaamheden worden verricht ter verkrijging van plantaardige en/of dierlijke producten en die ter uitoefening van de landbouw voldoende omvangrijk en samenhangend zijn om te kunnen gelden als een agrarische onderneming. Hiertoe behoren tevens productiegerichte paardenhouderijen. Activiteiten waarbij in hoofdzaak sprake is van verhuur van agrarische gronden en/of gebouwen worden niet aangemerkt als bedrijfsmatige agrarische activiteiten.

1.46 bedrijfsvloeroppervlakte bij aan huis gebonden beroepen en aan huis gebonden bedrijven

de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden

beroep of bedrijf, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en

administratieruimten en dergelijke.

1.47 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.48 begane grondvloer

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.49 bestaand(e situatie)

a. bebouwing:

t.a.v. bebouwing: bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

b. gebruik:

t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.50 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep c.q. een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.51 beroep of bedrijf aan huis

het beroepsmatig of bedrijfsmatig verlenen van diensten of het bedrijfsmatig uitoefenen van

ambachtelijke bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel (met uitzondering van internetwinkels

zonder afhaalpunt of showroom), horeca en seksuele dienstverlening en dat op kleine schaal in

een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend.

1.52 bestaand aantal woningen

woningen die legaal aanwezig zijn op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt,

woningen die gebouwd mogen worden op grond van een geldend bestemmingsplan en

woningen waarvoor een omgevingsvergunning verleend is.

1.53 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.54 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.55 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag

om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.56 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend

hoofdgebouw verbonden, daar al niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met

een dak;

aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel

vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie),

architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling)

ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een

toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;

aangebouwd bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een

geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig,

(constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm,

dakhelling) ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;

vrijstaand bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie),

architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling)

ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag

een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig

(constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm,

dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en

een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt.

1.57 biomassa

het drooggewicht van zowel plantaardig als dierlijk materiaal en producten gewonnen uit plantaardig en dierlijk (rest)materiaal (zoals suikerriet, mais, koolzaadolie, palmolie en dierlijke vetten) geproduceerd ten behoeve van energieopwekking en/of biobrandstof.

1.58 biomassa(co)vergisting

een specifieke vorm van mestverwerking door middel van vergisting van in hoofdzaak dierlijke mest, eventueel aangevuld met andere organische producten of biomassa (covergisting), waarbij ook opwekking van energie kan plaatsvinden.

1.59 boerderij/boerderijgebouw

één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals een langgevelboerderij of een kortgevelboerderij.

1.60 boerderijsplitsing

het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels of verbeelding aangegeven ander maximum aantal woningen.

1.61 boomteelthek

een afscherming met afrastering op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden.

1.62 boringsvrije-zone

gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten slecht doorlaatbare kleilaag bevindt.

1.63 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend.

1.64 bosbouw

het geheel van het bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.65 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.66 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.67 bouwlaag/verdiepingslaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een dakterras, onderbouw en zolder.

1.68 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.69 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.70 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.71 grens bouwvlak

de grens van een bouwvlak

1.72 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.73 bruto-vloeroppervlakte

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte inclusief die van eventuele verdiepingen.

1.74 containerveld

ondersteunende voorzieningen voor het telen van planten, die op of nabij de grond worden aangebracht, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton, of van anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.

1.75 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.76 cultuurhistorisch waardevolle akker

landbouwgrond met een bepaalde cultuurhistorische waarde, bestaande uit een relatief open, bolle akker met bebouwing en beplanting aan de rand.

1.77 cultuurhistorisch waardevol gebied

gebied met een bepaalde cultuurhistorische waarde, bestaande uit waardevolle structuren (ontsluiting, waterhuishouding, verkaveling, beplanting en percelering)

1.78 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

bebouwing met een bepaalde cultuurhistorische waarde.

1.79 dagrecreatie

recreatieve activiteiten in de vorm van ontspanning, met gebruikmaking van sport, spel, toerisme, cultuur en/of educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen.

1.80 dagrecreatief terrein

aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie in de vorm van ontspanning, met gebruikmaking van sport, spel, toerisme, cultuur en/of educatie, welke geheel of in overwegende mate in de open lucht worden aangeboden, met de daarbij behorende voorzieningen waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.81 dak

elke bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde;

1.82 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.83 detailhandel, ondergeschikte

niet-zelfstandige detailhandel, in een aan de hoofdfunctie of nevenactiviteit ondergeschikte aard, verschijningsvorm en omvang.

1.84 dienstverlening

het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet aan een balie) te woord wordt gestaan en geholpen waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.85 dierenartspraktijk

gebouw of ruimte ingericht voor de beroepsuitoefening van een dierenarts.

1.86 dierenwelzijn

het fysieke en gevoelsmatige welzijn van dieren of lichamelijke en geestelijke gezondheid en

welbevinden van een dier.

1.87 ecologische hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.88 ecologische verbindingszone

middels aanduiding aangegeven langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

1.89 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

1.90 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een verordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.91 erfbeplanting

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf of een woning.

1.92 evenement

een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke.

1.93 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.

1.94 extensieve recreatieve voorziening

een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving.

1.95 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.96 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.97 gebruiken

gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven of te nemen.

1.98 gebruiksgerichte paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

1.99 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolgde de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.100 geurgevoelig object

een gebouw dat is bestemd voor en geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf, waarbij het gebouw permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt) en een geluidgevoelige ruimte (een geluidgevoelige ruimte zoals bedoeld in de Wet geluidhinder).

1.101 goothoogte

de afstand gemeten vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord

of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, waarbij ondergeschikte bouwdelen niet worden

meegerekend.

1.102 groenblauwe mantel

gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur (Natuur Netwerk Brabant) en die deze verbinden.

1.103 groepsaccommodatie

(een gedeelte van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen. Een kampeerboerderij en kamp(eer)huis vallen onder het begrip groepsaccommodatie.

1.104 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden.

1.105 handelsbedrijf

een bedrijf dat bedrijfsmatig goederen ten verkoop uitstalt, te koop aanbiedt, verkoopt of levert.

1.106 hartlijn

het midden van een leiding

1.107 herbouw

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.

1.108 hervestiging van een agrarisch bedrijf

verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarische bouwvlak naar het andere agrarische bouwvlak met of zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – vab', waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.

1.109 hobbymatig houden van dieren

het houden van enkele dieren voor educatieve of recreatieve doeleinden of als liefhebberij,

zonder winstoogmerk.

1.110 hoge tunnels

bouwwerken of andere werkenconstructies , met een maximale hoogte van 4 meter, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.111 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende

of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel

aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.112 horeca

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse of het

bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een

vermaaksfunctie, nader te onderscheiden in:

1a Lichte daghoreca:

horecabedrijven die qua exploitatievorm primair gericht zijn op de ochtend en middag en waarbij

openingstijden veelal zijn afgestemd op openingstijden van andere dagvoorzieningen (zoals

winkels en musea) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.

1b Lichte avondhoreca:

Horecabedrijven die in beginsel overdag en ‘s avonds geopend zijn (vooral verstrekking van

etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden

veroorzaken.

2 Middelzware horeca:

horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor

aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken;

3 Zware horeca:

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook ‘s nachts geopend zijn en die tevens een

groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee

kunnen brengen.

4 Logiesverstrekker:

Horecabedrijven die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het verstrekken van

nachtverblijf.

1.113 huishouden

een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

Kenmerken van continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid zijn:

  • voor onbepaalde tijd samenleven;
  • een ieder neemt deel aan het gezinsleven, bijvoorbeeld samen eten en verdeling huishoudelijke taken;
  • eigen kamer, maar gemeenschappelijk sanitair, keuken en woonkamer;
  • personen worden niet door instelling geplaatst, er vindt geen behandelingstraject plaats.

Bedrijfsmatige kamerverhuur valt niet onder het begrip 'huishouden'.

1.114 huisvestiging in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten

minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.115 hydrologische waarde

gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.

1.116 internetverkoop

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen waarbij de verkooptransactie via internet of anderszins via de elektronische weg tot stand komt en waarbij ter plaatse geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de goederen ook niet door de afnemer kunnen worden afgehaald.

1.117 kamerverhuur

het opdelen van een woning in twee of meer onzelfstandige wooneenheden óf het opdelen van

een woning in één zelfstandige en één of meer onzelfstandige wooneenheden.

1.118 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk

zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.119 kampeerterrein/camping

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting

en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden

van kampeermiddelen.

1.120 kernrandzone

overgangszone van de stedenbouwkundige bebouwde kom naar het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een toenemende menging van functies.

1.121 kinderboerderij

dagrecreatieve voorziening waar boerderijdieren worden gehouden voor de educatie van kinderen, al dan niet in combinatie met speelvoorzieningen en ondersteunende horeca.

1.122 kleinmeubelen

kleine meubelstukken die een decoratieve en functionele functie hebben.

1.123 kleinschalig kamperen

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, waarbij het aantal toegestane kampeermiddelen is beperkt tot het in de regels genoemde maximum.

1.124 kleinschalig logeren

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum aantal eenheden, zoals logeren bij de boer en bed&breakfast.

1.125 koffie- / theetuin

het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van het openstellen van en/of rondleiden door privétuinen binnen de bestemming "Wonen" inclusief het verstrekken van niet-alcoholische dranken en de daarbij behorende versnaperingen.

1.126 kuilvoerplaat

een (betonnen) plaat waarop het kuilvoer (persvoer/veevoer) met een zeil/folie wordt afgedekt. Voor het aandrukken van het kuilvoer wordt/worden bijvoorbeeld een zandlaag of autobanden aangebracht.

1.127 kunstwerken

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen.

1.128 kwetsbare soorten

flora en/of fauna die zeer gevoelig is voor verstoring door menselijke activiteiten, zoals amfibieën, reptielen en dagvlinders, alsmede bijzondere vegetaties.

1.129 lage tunnels

bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.

1.130 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.131 landschapscamping

kampeerterrein dat gekenmerkt wordt door de beperkte dichtheid en de ligging in een bos of natuurgebied of bij een landgoed, met een in de regels nader bepaalde omvang.

1.132 landschapsinpassingsplan

plan waaruit blijkt hoe een gebouw of een gebruik in het landschap wordt ingepast, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting.

1.133 landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.

1.134 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.135 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting, schietsporten en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.136 longeercirkel

ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden.

1.137 loosbaar water

water dat -binnen de daarvoor geldende normen en met de daarvoor benodigde vergunningenkan

worden geloosd op het oppervlaktewater;

1.138 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare

dienstverlening, gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd / kinder / ouderen /

gehandicaptenopvang, onderwijs, religie, uitvaart / begraafplaats, bibliotheken, openbare

dienstverlening, verenigingsleven, sport-, spel- en speelvoorzieningen.

1.139 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt

geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie,

rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de

gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.140 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling

of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting,

scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

1.141 milieucategorie

de milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure bedrijven en milieuzonering, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan.

1.142 natuurwaarden/natuurwetenschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van geologische, bodemkundige, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.143 nevenfunctie/nevenactiviteit

activiteit uitgeoefend in aanvulling op en ondergeschikt aan de hoofdfunctie zoals recreatieve

functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies, statische binnenopslag en

verbrede landbouw, niet zijnde een aan huis gebonden beroep of bedrijf.

1.144 nieuwbouw van een woning

het bouwen van een woning.

1.145 normaal onderhoud en/of gebruik

tot het normaal onderhoud en/of gebruik behoren onder andere:

  1. a. maaien, beweiden en bemesten van grasland;
  2. b. verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en *het direct opnieuw inzaaien;
  3. c. ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor;
  4. d. verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt;
  5. e. maaien en schonen van sloot en slootkant;
  6. f. vervangen van en onderhoud aan drainage;
  7. g. normaal landschapsonderhoud, waaronder:
  8. h. periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel;
  9. i. knotten van bomen;
  10. j. opvullen van open plekken in houtwal of singel;
  11. k. normaal bosbeheer, waaronder;
  12. l. uitdunnen;
  13. m. verwijderen van dode bomen;
  14. n. opslag van agrarische producten en gewassen tussen oogst en afvoer voor een periode van 2 weken;
  15. o. opbrengen van houtsnippers;
  16. p. niet-bedrijfsmatige opslag van organisch materiaal in het kader van kringloopbeheer waarbij voldaan moet worden aan de bepalingen van het Activiteitenbesluit Milieubeheer en de Activiteitenregeling Milieubeheer.

1.146 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.147 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen,

overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en

andere ondergeschikte dakopbouwen

1.148 ondergeschikte horeca

het ter plaatse nuttigen van etenswaren en dranken, die worden aangeboden als ondersteuning

van een nevenfunctie bij een andere dan als horeca bestemde hoofdfunctie, waarbij er een

directe relatie is tussen de nevenfunctie en de hoofdfunctie. Dit geldt voor recreatiebedrijven

(t.b.v. eigen dag- of verblijfsgasten) en voor agrarische bedrijven (bijv. consumpties bij een

rondleiding op een bedrijf, bij boerengolf, bij een workshop, of bij proeven van producten van

het bedrijf).

1.149 overkapping/carport

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door

de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

1.150 paardenhouderij

een bedrijf dat gericht is op zowel paardenfokkerij als paardenstalling.

1.151 peil

  • voor hoofdgebouwen: het bouwkundige peil dat gelijk is aan de wegkruin van de voorliggende weg of, indien niet direct aan een weg gebouwd wordt, de bestaande gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein;
  • voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

1.152 perceelsgrens

de bouwperceelsgrens.

1.153 pergola

a. een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een

constructie van verticaal geplaatste palen of kolommen op een onderlinge afstand van

minimaal 1,50 meter h.o.h., gekoppeld op een bovenlegger met eventueel hierop onder een

hoek van 90º geplaatste dwarsligger(s);

b. de pergola mag tot maximaal 1 meter boven het maaiveld als een gesloten constructie

worden uitgevoerd;

c. tussen de kolommen mag gaas ter begeleiding van planten worden aangebracht.

1.154 permanente bewoning

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen; of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten met dien verstande dat van permanente of tijdelijke bewoning voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.

1.155 plattelandswoning

een woning gelegen op het bouwvlak van/bij een (agrarisch) bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf, die door een derde bewoond mag worden en volgens de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van het bedrijf.

1.156 productiegebonden detailhandel

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een (agrarisch) bedrijf dat die goederen teelt/vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.157 productieoppervlak

De ruimte in een bedrijfsgebouw waar de productie plaatsvindt van de bedrijfsactiviteiten van de onderneming.

1.158 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.159 recreatieve doeleinden

alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.

1.160 recreatiewoning

een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.161 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.

1.162 rijbak

een onoverdekt al dan niet omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door

zand of een ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van

paarden, pony’s of andere daarmee gelijk te stellen dieren en het anderszins beoefenen van de

paardensport.

1.163 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.

1.164 schuilgelegenheid

een overdekte ruimte die direct, hetzij indirect, met de grond is verbonden waarvan het/de

betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en)

kunnen maken door vrij in en uit te lopen, met als doel bescherming tegen extreme

weersomstandigheden in zowel zomer als winter.

1.165 seizoenarbeiders

werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een (agrarisch) bedrijf werkzaam zijn.

1.166 sleufsilo

agrarische bedrijfsvoorziening in de vorm van een (doorgaans betonnen) keerwand van maximaal 3 m hoog en dichte vloerafdekking, ten behoeve van opslag van veevoeder (hooi, stro, gras e.d.).

1.167 statische (binnen)opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke, niet zijnde opslag in brandgevaarlijke goederen.

1.168 teeltondersteunende voorzieningen

(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.

hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen;

lage (teelt)ondersteunende voorzieningen: (teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 m. Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton; of antiworteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen) insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten.

1.169 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.170 tiphoogte

de masthoogte plus de helft van de rotordiameter.

1.171 toename stikstof

er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een (agrarisch) bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan:

a. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) ten gevolge van het voorafgaand aan de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot dat (agrarisch) bedrijf;

b. de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) die conformeert met een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning op grond van de natuurbeschermingswet 1998 of de Wet natuurbescherming.

1.172 tuin

omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.

1.173 twee-aaneengebouwde woning

  1. a. een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee als woning aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  2. b. een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen één of meerdere gemeenschappelijke wanden heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen (geschakeld).

1.174 uitbreiding van een agrarisch bedrijf

vergroting van het bestaande agrarisch bouwvlak.

1.175 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.176 veekerende afrastering

een overwegend open omheining (min. 90% open), bestaande uit hout, lint, gladdraad, puntdraad en/of gaas met als doel het vee binnen te houden.

1.177 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van gratis overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etc.

1.178 verhard

een verharding, bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.

1.179 vervangende nieuwbouw

nieuw te realiseren gebouw dat een bestaand gebouw direct vervangt op vrijwel dezelfde plaats en waardoor op die plaats geen wezenlijke wijziging van de stedebouwkundige structuur ontstaat.

1.180 volwaardig agrarisch bedrijf

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daarbij passend jaarinkomen.

1.181 voorgevelrooilijn

de op de weg georienteerde gevel van een hoofdgebouw waaraan de hoofdentree van de woning gesitueerd is.

1.182 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.183 vormverandering van een bouwvlak

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte van dat bouwvlak.

1.184 vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB)

agrarische bedrijfsbebouwing die zijn agrarische functie waarvoor deze eerder is bestemd, vergund en gebruikt, heeft verloren of op korte termijn gaat verliezen.

1.185 vrijstaande woning

een woning, waarbij het hoofdgebouw met bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen, geen gemeenschappelijke wand heeft met een naastgelegen hoofdgebouw dan wel daar bijbehorende aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen.

1.186 waardevol beekdal

lager gelegen gebied waardoor een beek stroomt met een bepaalde landschappelijke en/of natuurwaarde.

1.187 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het belang van de waterhuishouding dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop en dergelijke.

1.188 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.189 woning/wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.190 (woon)boerderij

een voormalige agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen voormalige

agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij

woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen, bijvoorbeeld een

langgevelboerderij of kortgevelboerderij.

1.191 woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt

is voor bewoning door een huishouden;

1.192 zelfstandige woonruimte

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond

zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de

woonruimte.

1.193 zijdelingse (bouw)perceelsgrens

de perceelsgrenzen van een bouwperceel, niet zijnde de begrenzing van het perceel aan de

achter- of voorzijde.

1.194 zone erf

gronden gelegen aan de achterkant en zijkant van het hoofdgebouw tot op 1 meter achter de

voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en niet behorende tot het bouwvlak.

1.195 zone tuin

gronden gelegen aan de voorkant en zijkant van het hoofdgebouw vanaf 1 meter terugliggend

vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan tot aan het openbaar

gebied of de openbare weg waaraan de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen en niet

behorende tot het bouwvlak.

1.196 zorgboerderij

een gebouw voor de opvang van zorgbehoevenden, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, hetzij als niet-agrarische neventak, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie;

een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten.

1.197 zorgvuldige landschappelijke inpassing

het aanbrengen van gebiedseigen beplanting, het gebruik van gebiedseigen natuurlijke

materialen op grond van een goedgekeurd landschapsinrichtingsplan en waarbij bij de situering

zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande landschapselementen,

perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing om de bebouwing minder nadrukkelijk in

het landschap te plaatsen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.3 de brutovloeroppervlak van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren);

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, in het kader van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. een containerveld voor de kweek van tuinplanten en bomen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-containerveld', uitsluitend ten behoeve van het hoveniersbedrijf gevestigd op de locatie Hoogstraat 65 te Sint-Oedenrode;
  3. c. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  4. d. (onverharde) paden ten behoeve van het agrarisch gebruik en inritten noodzakelijk voor de ontsluiting van percelen;
  5. e. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  6. f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  7. g. aanleg en instandhouding van landschappelijke inpassingsplannen.

met de daarbij behorende:

  1. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. i. groenvoorzieningen;
  3. j. voorzieningen van algemeen nut.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, in het kader van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. grondgebonden agrarische bedrijven, te exploiteren als bedrijfsmatige agrarische activiteiten, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen, intensieve veehouderijen, productiegerichte paardenhouderijen en veehouderijen.
  3. c. uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf, zoals genoemd in 4.4.3;
  4. d. wonen in een bedrijfswoning conform definities woning en bedrijfswoning;
  5. e. teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - tunnelkassen'
  6. f. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  7. g. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  8. h. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor de levensgemeenschappen van struweel, ter plaatse van de aanduiding 'struweel';
  9. i. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder voor het kleinschalig cultuurlandschap, ter plaatse van de aanduiding 'kleinschalig cultuurlandschap';
  10. j. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  11. k. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  12. l. extensief recreatief medegebruik;
  13. m. landschappelijke inpassing, zoals beschreven in de bijlagen bij de regels;
  14. n. met de daarbij behorende:
  15. o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  16. p. groenvoorzieningen;
  17. q. wegen, paden en verkeersvoorzieningen;
  18. r. parkeervoorzieningen;
  19. s. tuinen en erven;
  20. t. voorzieningen van algemeen nut.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: agrarische doeleinden, in het kader van bedrijfsmatige agrarische activiteiten, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. grondgebonden agrarische bedrijven, te exploiteren als bedrijfsmatige agrarische activiteiten, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven, intensieve kwekerijen, intensieve veehouderijen, paardenhouderijen en veehouderijen,
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehouderij 01, tevens voor het houden van kippen, schapen en zoogkoeien;
  4. d. wonen in een bedrijfswoning conform definities woning en bedrijfswoning;
  5. e. een rijbak ter plaatse van de aanduiding ‘rijbak’;
  6. f. uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf, zoals genoemd in 5.4.4;
  7. g. agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  8. h. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  9. i. mestbewerking en -verwerking voor het eigen bedrijf;
  10. j. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor leefgebied struweelvogels ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied struweelvogels';
  11. k. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
  12. l. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  13. m. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  14. n. extensief recreatief medegebruik;
  15. o. landschappelijke inpassing, zoals opgenomen als bijlagen bij de regels;

met de daarbij behorende:

  1. p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. q. groenvoorzieningen;
  3. r. wegen, paden en verkeersvoorzieningen;
  4. s. parkeervoorzieningen;
  5. t. tuinen en erven;
  6. u. voorzieningen van algemeen nut.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 6 Bedrijf

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. niet-agrarische bedrijven die zijn opgenomen in de 'Tabel Bedrijven' met bijbehorende

voorzieningen;

b. bedrijfswoningen zoals aangegeven in de 'Tabel Bedrijven';

c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf- Bu01, buitenopslag ten behoeve van een hoveniersbedrijf, in de vorm van grond, grind, stenen en snoei- en groenafval, tot een hoogte van maximaal 5 meter.

d.. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

e. (onverharde) paden en wegen en parkeervoorzieningen;

f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

g. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;

h. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen en landschappelijke inpassingsplannen;

tabel bedrijven

Aanduiding Adres Functie(s) Bedrijfswoning Oppervlakte bedrijfsbebouwing (m2) (exclusief bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning)
'specifieke vorm van bedrijf -1' Boterpad 1 Veghel Stalling en opslag ten behoeve van akkerbouwactiviteiten uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – stalling en opslagakkerbouwbedrijf'
Statische opslag uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- statische opslag'
Bedrijfsverzamelgebouw uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf –bedrijfsverzamelgebouw'


1

Totaal max. 1190 m2, met dien verstande dat:
Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf –stalling en opslag akkerbouwbedrijf'' de bebouwing maximaal 275 m2 mag bedragen;


Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm – van bedrijf –statische opslag' de bebouwing maximaal 915 m2 mag bedragen.


Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- bedrijfsverzamelgebouw' de bebouwing niet meer dan 500 m2 mag bedragen (*)

(*)de functieaanduidingen specifieke vorm van bedrijf -bedrijfsverzamelgebouw en specifieke vorm van bedrijf - statische opslag overlappen elkaar deels. Binnen de maximaal toegestane bouwmogelijkheden /gebruiksfuncties dient derhalve een keuze gemaakt te worden.

'specifieke vorm van bedrijf -2' Hoogstraat 65 Sint-Oeden- rode Hoveniersbedrijf 1 612 m2

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen, als onderdeel van het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 5 van de planregels;

b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

c. verhardingen t.b.v. toegang en onderhoud tot een oppervlakte van maximaal 100 m2.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Op of in de in 7.1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

1. Terrein- en erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 meter, met dien verstande dat de afscheiding een open karakter dient te hebben;

2. Nestgelegenheden voor vogels, waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werrkzaamheden

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een horeca- en evenementenverhuurbedrijf, waarbij de horecafunctie bestaat uit een ontvangstruimte voor het houden van bijeenkomsten, zoals bruiloften en uitvaartceremonies voor groepen tot maximaal 150 personen in de dagperiode en maximaal 100 personen in de avondperiode (19:00- 22.00);
  2. b. wonen in een bedrijfswoning conform definities woning en bedrijfswoning;
  3. c. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven,

met de daarbij behorende;

  1. d. waterpartijen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen/landschappelijke inpassing;
  3. f. (onverharde) wegen, paden en verkeersvoorzieningen;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. tuinen, erven, terreinen en terrassen, met dien verstande dat binnen de aanduiding 'specifieke vorm van horeca- extensief' maximaal 500 m2 verharding mag worden aangelegd.
  6. i. voorzieningen van algemeen nut.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van gebruiksregels

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen, conform de definitie 'woning';

b. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

c. de volgende, als nevenactiviteit door de hoofdbewoners uit te voeren bedrijfsactiviteiten:

1. inpandige statische opslag met een maximum van 260 m2 ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen – statische opslag 01

2. inpandige stalling en opslag ten behoeve van akkerbouwactiviteiten met een omvang van maximaal 400 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – stalling en opslag voor akkerbouwactiviteiten 1'

Bovengenoemde activiteiten kunnen naar aard en invloed op de omgeving worden

gelijkgesteld aan activiteiten in de categorieën 1 en 2 in de Staat van bedrijfsactiviteiten

(zoals opgenomen als bijlage bij de regels), waarbij de uitoefening van het activiteiten

geen betrekking hebben op:

1. een kantoor met baliefunctie;

2. lawaaisport;

3. mestbewerking.

d. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;

e. behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing';

f. landschappelijke inpassing, zoals opgenomen als bijlagen bij de regels;

met de daarbij behorende:

g. waterpartijen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h. groenvoorzieningen;

i. (onverharde) wegen, paden en verkeersvoorzieningen;

j. parkeervoorzieningen;

k. tuinen, erven en terreinen;

l. voorzieningen van algemeen nut.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijking van de gebruiksregels

9.6 Omgevingsvergunnning slopen van een bouwwerk

Artikel 10 Waarde Archeologie 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de hoge archeologische verwachtingswaarden van de gronden.

10.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: .
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing binnen het bouwvlak en binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Wonen'.
  4. d. Het bepaalde onder sub a en b is niet van toepassing indien door middel van een onafhankelijk document kan worden aangetoond dat de beoogde gronden voor het bouwen reeds verstoord zijn

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde Archeologie 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de middelhoge archeologische verwachtingswaarden van de gronden.

11.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumenten

  1. c. Het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing binnen het bouwvlak en binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Wonen'.
  2. d. Het bepaalde onder sub a en b is niet van toepassing indien door middel van een onafhankelijk document kan worden aangetoond dat de beoogde gronden voor het bouwen reeds verstoord zijn.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde Archeologie 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3 (Buitengebied Veghel)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten archeologische waarden

12.2 Bouwregels

Op of in de in lid 13.1 genoemde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. ver-/nieuwbouw van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
  2. b. de bouw van een bouwwerk tot maximaal 250 m² of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk tot maximaal 250 m²;
  3. c. de bouw van een bouwwerk, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  2. b. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. er is door technische maatregelen of een archeologische opgraving gegarandeerd dat de op basis van archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld en/of beschermd.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde , of van werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (Buitengebied Veghel) geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat te plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  2. b. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat bescherming en veiligstelling van archeologische waarden niet meer noodzakelijk is.

Artikel 13 Waarde Archeologie 4

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op of in de in lid 14.1 genoemde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. ver-/nieuwbouw van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
  2. b. de bouw van een bouwwerk tot maximaal 10.000 m² of de uitbreiding van een bestaand bouwwerk tot maximaal 10.000 m²;
  3. c. de bouw van een bouwwerk, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor het bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  2. b. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. er is door technische maatregelen of een archeologische opgraving gegarandeerd dat de op basis van archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld en/of beschermd.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk , geen gebouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Buitengebied Veghel)' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat te plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  2. b. er is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat bescherming en veiligstelling van archeologische waarden niet meer noodzakelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Bestaande maten

Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met inachtneming van

het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aanwezig is, dan

wel gebouwd mag worden krachtens een omgevingsvergunning, gelden de bestaande

maatvoering en situering, met dien verstande dat:

  1. a. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in dit plan zijn voorgeschreven, terplaatse van de afwijking als respectievelijk ten hoogste of ten laagste toelaatbaar wordengeacht;
  2. b. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in dit plan is bepaald,mogen worden vergroot of verhoogd tot de in het plan opgenomen maten;
  3. c. bij herbouw het bepaalde onder a uitsluitend van toepassing is, indien herbouw op dezelfde plaats (op de bestaande fundamenten) geschiedt;
  4. d. op een bouwwerk als bedoeld onder c, het overgangsrecht niet van toepassing is.

16.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de situering van en het aantal parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslagplaats van al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden als uitstallings- of opslagplaats, dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  4. d. het gebruiken of laten gebruiken van woningen voor enige vorm van detailhandel (uitgezonderd internetwinkels zonder afhaalpunt of showroom in het kader van aan-huis-verbonden bedrijvigheid en productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit bij agrarische bedrijfswoningen in het buitengebied) en/of horeca (uitgezonderd ondersteunende horeca als nevenfunctie bij agrarische bedrijfswoningen in het buitengebied);
  5. e. het gebruiken of laten gebruiken van een gedeelte van een bedrijfsgebouw of bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning als woonruimte;
  6. f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie.
  7. g. handelingen en / of activiteiten waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar).

17.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een gebouw of bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  2. b. voor de sub a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
  3. c. indien deze beleidsregels of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.

17.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2

indien:

  1. a. er in voldoende parkeer- of stallingruimte wordt voorzien op een andere wijze, of;
  2. b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte op eigen terrein te voorzien en er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en;
  • er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden,

of;

  • aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.

17.4 Schuilgelegenheden

Het is niet toegestaan om buiten een bouwvlak van een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf of

buiten de bestemming Wonen bouwwerken op te richten in de vorm van schuilgelegenheden voor het hobbymatig houden van dieren.

17.5 Afwijkingsbevoegdheid voor het bouwen van schuilgelegenheden buiten een bouwvlak

Het bevoegd gezag kan afwijken van 17.4 en een omgevingsvergunning verlenen voor

het bouwen van een schuilgelegenheid voor het hobbymatig houden van dieren buiten het

bouwvlak van een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf of buiten de bestemming Wonen, onder de

volgende voorwaarden:

  1. a. de schuilgelegenheid is bedoeld voor het hobbymatig houden van dieren;
  2. b. er is aangetoond dat de schuilgelegenheid vanuit oogpunt van dierenwelzijn noodzakelijk is;
  3. c. er is aangetoond dat de realisatie van de schuilgelegenheid binnen een bestaand bouwperceel niet mogelijk is;
  4. d. de realisatie van een schuilgelegenheid op gronden aangemerkt als Natuur Netwerk Brabant (NNB) is niet toegestaan;
  5. e. er is aangetoond dat, door de realisatie van de schuilgelegenheid, (aangrenzende) landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  6. f. de realisatie van een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan binnen een kernrandzone dan wel een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone;
  7. g. er is maximaal 1 schuilgelegenheid per perceel toegestaan;
  8. h. het perceel heeft een minimale oppervlakte van 2.000 m² of het gaat om aaneensluitende percelen van één eigenaar die gezamenlijk een minimale oppervlakte van 2.000 m² hebben;
  9. i. er mag geen opslag plaatsvinden met uitzondering van voer/stro (binnen) en mest (buiten);
  10. j. de oppervlakte mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  11. k. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  12. l. de goothoogte mag niet meer dan 2 m bedragen;
  13. m. de schuilgelegenheid dient aan minimaal één zijde (deels) open te blijven;
  14. n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  15. o. de afstand van de schuilgelegenheid (incl. mestopslag) tot een perceel van een andere eigenaar bedraagt niet minder dan 3 m;
  16. p. de afstand van de schuilgelegenheid (incl. mestopslag) tot een geurgevoelig object bedraagt niet minder dan 30 m.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

18.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing te verlenen van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen, niet zijnde de bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 5,00 m;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;

2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

  1. f. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut, zoals telefooncellen, transformatorhuisjes, onderhoudsgebouwtjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, alsmede fietsenstallingen met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 35 m² en geen grotere hoogte hebben dan 3,5 m.

18.2 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor het gebruiken van een deel van een (bedrijfs)woning voor logies in de vorm van een Bed & Breakfast, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. het betreft maximaal 4 bedden en 2 slaapkamers;
  2. b. de Bed & Breakfast dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  3. c. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag ten behoeve van een Bed & Breakfast in gebruik zijn.
  4. d. de woonfunctie dient als hoofdfunctie behouden te blijven;
  5. e. bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  6. f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  7. g. bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
  8. h. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of een bijbehorend bouwwerk uitoefent, tevens de hoofdbewoner van de woning is;
  9. i. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  10. j. de ontwikkeling mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  11. k. er dient voldoende parkeren ten behoeve van de Bed & Breakfast op eigen terrein gerealiseerd te worden.

18.3 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor het toestaan van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven en woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de totale omvang niet meer mag bedragen dan 25 kampeermiddelen, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5.000 m²;
  2. b. het kleinschalig kamperen is niet toegestaan ter plaatse van de bestemmingen Bos en Natuur. Het kleinschalig kamperen wordt gesitueerd op en/of direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij het kleinschalig kamperen wordt gerealiseerd;
  3. c. het kleinschalig kamperen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  4. d. sanitairgebouwen en/of recreatieruimten moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Indien er geen bouwvlak aanwezig is, dienen de gebouwen op het achtererfgebied gerealiseerd te worden;
  5. e. de oppervlakte van sanitairgebouwen en/of recreatieruimten moet passen binnen de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij woningen uit artikel 9 of de regels van gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor nevenfuncties uit artikel 4 en 5. Er mag voor de bouw van sanitairgebouwen en/of recreatieruimten voor kleinschalig kamperen bij (bedrijfs)woningen gebruik gemaakt worden van sloop-bonus (artikel 9.3.4) en bij agrarische bedrijven van de afwijkingsmogelijkheden voor nevenfuncties (artikel 4.3.4. en 4.3.4. artikel 5.3.4 /5.3.5);
  6. f. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  7. g. deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan.

18.4 Verduurzaming

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels en een grotere inhoud en/of goot- of bouwhoogte voor een woning toestaan, indien dit het gevolg is van verduurzaming van een bestaande woning, door bijvoorbeeld het aanbrengen van isolatie in of op de wanden of het dak.

18.5 Rijbakken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van rijbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de rijbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van de functie waarbij de rijbak wordt gerealiseerd;
  2. b. de afstand tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 50 m;
  3. c. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1200 m²;
  4. d. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  5. e. het aantal lichtmasten per rijbak mag niet meer bedragen dan 4;
  6. f. lichtmasten mogen niet worden gerealiseerd binnen een afstand van 100 m van gronden met de bestemming 'Bos', 'Natuur' en 'Groen';
  7. g. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de rijbak, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;
  8. h. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  9. i. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  10. j. er is geen sprake van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen;
  11. k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  12. l. deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast mits dit gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied overeenkomstig de regeling kwaliteitsverbetering landschap Meierijstad.

18.6 Energieopwekking

Het is niet toegestaan om buiten een bouwvlak van een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf of buiten de bestemming Wonen bouwwerken voor energieopwekking op te richten.

18.7 Zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde

in 18.6 voor het bouwen van een grondopstelling voor zonnepanelen, mits voldaan wordt

aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwhoogte maximaal 1,5 m bedraagt;
  2. b. aangetoond is dat het ondoelmatig is om de zonnepanelen op het deel van het erf te realiseren waar zonnepanelen (hetzij op het dakvlak, hetzij via een grondopstelling) rechtstreeks zijn toegestaan;
  3. c. de omvang van de grondopstelling c.q. installatie niet groter is dan noodzakelijk om te voorzien in de eigen energiebehoefte;
  4. d. de grondopstelling en de situering van de bebouwing compact en geconcentreerd is vormgegeven op het achtererfgebied. Indien is aangetoond dat plaatsing op dit achtererfgebied ook ondoelmatig is, kan de grondopstelling aansluitend aan de achterste grens van het achtererfgebied geplaatst worden;
  5. e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  6. f. er geen bomen worden gekapt ten behoeve van het (beter) functioneren van de zonnepanelen;
  7. g. de archeologische, aardkundige, landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. aangetoond moet worden dat er geen onaanvaardbare hinder door schittering ontstaat, zodat afgewogen kan worden of de grondopstelling aanvaardbaar is voor de omgeving;
  9. i. de grondopstelling niet gebruikt wordt voor opslagdoeleinden;
  10. j. geen zonnepanelen zijn toegestaan binnen de belemmerde strook van een hoogspanningsverbinding.

18.8 Windturbines voor eigen gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde

in 18.6 voor het bouwen van een windturbine voor eigen gebruik, mits voldaan wordt aan

de volgende voorwaarden:

  1. a. er is sprake van een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf;
  2. b. is aangetoond dat het ondoelmatig is om te voorzien in de eigen behoefte door plaatsing van zonnepanelen op het dak van de (agrarische) bedrijfsgebouwen;
  3. c. er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik door situering van de windturbine op het achtererfgebied (nabij de aanwezige bebouwing);
  4. d. de tiphoogte van de windturbine bedraagt niet meer dan 25 meter;
  5. e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing hetgeen wordt geborgd in een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  6. f. er geen bomen worden gekapt ten behoeve van het beter functioneren van de windturbine;
  7. g. de ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de windturbine vanuit milieu- en veiligheidsoogpunt aanvaardbaar is;
  9. i. de belangen van derden (omwonenden) niet worden geschaad;
  10. j. een kleinschalige windturbine dient minimaal 2x nominaal toerental afstand te houden van een hoogspanningsverbinding.

18.9 Toename stikstofdepositie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels en handelingen en/of activiteiten toestaan waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie (mol/ha/jaar) toestaan indien:

  1. a. toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) niet leidt tot een overschrijding van de kritische depositiewaarde van de habitats ter plaatse, of;
  2. b. toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) wordt gesaldeerd door een in ieder geval gelijkwaardige afname van depositie op het gebied uit andere bronnen;
  3. c. toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied(en) niet de natuurlijke kenmerken van het gebied aantast. Deze kenmerken worden niet aangetast als op grond van de Wet natuurbescherming een vergunning is verleend dan wel deze op grond van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk is.

Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels

19.1 Landschapswaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor: cultuurhistorische gebieden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied'

19.2 Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor: leefgebied struweelvogels ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied struweelvogels'.

19.3 Gebiedswaarden

Voor de gebiedsaanduidingen 'struweel', 'dagrecreatie', 'toerisme'', 'landbouw'', en 'landbouwontwikkeling' wordt verwezen naar het bepaalde in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (Veghel)', vastgesteld op 22 oktober 2015.

19.4 Boringsvrije zone

19.5 Groenblauwe mantel

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bedoeld voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

19.6 Attentiezone waterhuishouding

19.7 Bebouwingsconcentratie

Zone met ruimere mogelijkheden voor herontwikkeling: zoals zoekgebied voor ruimte-voor-ruimte-woningen.

19.8 Vrijwaringszone - radar

De maximale hoogte van bouwwerken in een radarverstoringsgebied wordt bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf een punt op de top van de radarantenne, waarvan de hoogteligging ten opzichte van NAP is opgenomen in bijlage 8 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (voor Volkel 49 meter ten opzichte van N.A.P.), oplopend met 0,25 graden tot een punt gelegen 15 kilometer vanaf voornoemde radarantenne.

19.9 Veiligheidszone - leiding

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – leiding' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.

19.10 Wetgevingzone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen

19.11 Wetgevingzone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning

verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met

maximaal 10%.;

c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van

inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het

daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het

bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

20.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende

aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het

bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende

bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat

overgangsrecht afwijken.

Artikel 21 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel:


Bestemmingsplan 'Ontwikkelplan sanering varkenshouderij' van de gemeente Meierijstad.


Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van


.........................................................


De griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergrond En Doel Van Het Plan

Vanuit het rijksprogramma Sanering en Verduurzaming Veehouderij is voor de concentratiegebieden Zuid en Oost de subsidieregeling sanering varkenshouderijen opengesteld. De hoeveelheid bedrijven in deze gebieden veroorzaakt gezondheidsrisico's en geurhinder. Door de afname van de varkenhouderijlocaties moet de geuroverlast in deze veedichte gebieden minder worden.


In de gemeente Meierijstad maakt een groot aantal varkenshouderijen gebruik van deze subsidieregeling. Belangrijke voorwaarde aan deelname aan de regeling is dat alle vormen van intensieve veehouderij worden beëindigd. In de voor de deelnemende locaties geldende bestemmingsplannen dient daarom uitgesloten te worden dat dergelijke bedrijfstakken zich nog kunnen vestigen op deze locaties. In enkele gevallen blijft de agrarische bestemming behouden vanwege het voorzetten/opzetten van een akkerbouwbedrijf. In de overige dossiers is door de deelnemers verzocht om medewerking te verlenen aan een herbestemming naar de functie wonen of een vorm van niet-agrarische bedrijvigheid.


Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en om te voldoen aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie is een aanpassing van de geldende bestemmingsplannen noodzakelijk. In het ontwikkelplan sanering varkenshouderij zijn 13 locaties opgenomen. Het gaat daarbij om de onderstaande adressen:

  1. 1. Boterpad 1 Veghel
  2. 2. Krijtenburg 9 Veghel
  3. 3. Pater Visserslaan 15 Veghel
  4. 4. Trentweg 24 Erp
  5. 5. Kraanmeer 28 Erp
  6. 6. Erpsesteeg 6 Zijtaart
  7. 7. De Kuilen 12a / 13 Veghel
  8. 8. Liempdseweg 19 en 21 Sint-Oedenrode
  9. 9. Weverspad 1 Sint-Oedenrode
  10. 10. Espendonk 15 Sint-Oedenrode
  11. 11. Hoogstraat 65 Sint-Oedenrode
  12. 12. Zijtaartseweg 12 Sint-Oedenrode
  13. 13. Donte 9 Sint-Oedenrode

1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied

De deelnemende locaties liggen verspreid in het buitengebied van de kernen Veghel, Erp, Zijtaart en Sint-Oedenrode. De projectlocaties worden in het merendeel van de gevallen begrensd door de omvang van het huidige bouwvlak. In enkele gevallen, bijvoorbeeld De Kuilen 12a /13 en Kraanmeer 28, zijn aangrenzende gronden ook opgenomen gelet op de aard en omvang van de gewenste ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0001.png"locaties opgenomen in het ontwikkelplan sanering varkenshouderij (zie bijlage 14)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Binnen het plangebied zijn op dit moment verschillende bestemmingsplannen van kracht. In het onderstaande schema is aangegeven welke plannen het betreft voor welke locaties. Het onderhavige plan komt in de plaats van alle voorheen geldende bestemmingsplannen.

Naam Vaststelling Locaties
1. Buitengebied Veghel 22 oktober 2015 Boterpad 1 Veghel
Krijtenburg 9 Veghel
Pater Visserslaan 15 Veghel
Trentweg 24 Erp
Kraanmeer 28 Erp
Erpsesteeg 6 Zijtaart
De Kuilen 12a/13 Veghel
2. Buitengebied Sint-Oedenrode 15 maart 2012 Liempdseweg 19 en 21 Sint-Oedenrode
Weverspad 1 Sint-Oedenrode
Espendonk 15 Sint-Oedenrode
Hoogstraat 65 Sint-Oedenrode
Zijtaartseweg 12 Sint-Oedenrode
Donte 9 Sint-Oedenrode
2.a Harmonisatie begrippen wonen c.s. Sint-Oedenrode 1 januari 2015 Liempdseweg 19 en 21 Sint-Oedenrode
Weverspad 1 Sint-Oedenrode
Espendonk 15 Sint-Oedenrode
Hoogstraat 65 Sint-Oedenrode
Zijtaartseweg 12 Sint-Oedenrode
Donte 9 Sint-Oedenrode
2.b Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 2 29 september 2016 Liempdseweg 19 en 21 Sint-Oedenrode
Weverspad 1 Sint-Oedenrode
Espendonk 15 Sint-Oedenrode
Hoogstraat 65 Sint-Oedenrode
Zijtaartseweg 12 Sint-Oedenrode
Donte 9 Sint-Oedenrode
2.c Buitengebied, Sint-Oedenrode 16 augustus 2017 Liempdseweg 19 en 21 Sint-Oedenrode
Weverspad 1 Sint-Oedenrode
Espendonk 15 Sint-Oedenrode
Hoogstraat 65 Sint-Oedenrode
Zijtaartseweg 12 Sint-Oedenrode
Donte 9 Sint-Oedenrode
2.d Buitengebied Sint-Oedenrode, herziening 4 3 maart 2018 Liempdseweg 19 en 21 Sint-Oedenrode
Weverspad 1 Sint-Oedenrode
Espendonk 15 Sint-Oedenrode
Hoogstraat 65 Sint-Oedenrode
Zijtaartseweg 12 Sint-Oedenrode
Donte 9 Sint-Oedenrode
3 Paraplubestemmingsplan parkeren 31 januari 2019 Alle locaties
4 Harmonisatie van diverse regelingen - laaghangend fruit 27 januari 2021 Alle locaties

Op alle locaties kan op dit moment een varkenshouderij worden gevestigd. Dit is in overeenstemming met het gebruik dat tot voor kort plaatsvond op deze locatie. In verband met de voorwaarden aan deelname aan de saneringsregeling zijn op alle locaties de varkens inmiddels afgevoerd, is de mest verwijderd en heeft sloop van de bedrijfsbebouwing plaatsgevonden.

Voorwaarde aan deelname aan de subsidieregeling is dat alle vormen van intensieve veehouderij uitgesloten moeten worden. Naast het houden van varkens wordt onder intensieve veehouderij ook het bedrijfsmatig houden van kippen, kalkoenen, eenden, konijnen, vleeskalveren, vleesstieren, geiten en nertsen verstaan. Ook deze bedrijfstakken moeten dus worden uitgesloten in de bestemmingsplanregels.

Naast de bovengenoemde aanpassing is door verschillende deelnemers gevraagd om ook functieveranderingen mogelijk te maken al dan niet in combinatie met nieuwbouw, bijvoorbeeld het toevoegen van woningen op de locaties Krijtenburg 9, De Kuilen 12a/13 en Liempdseweg 19/21 of het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten. Op grond van de regels van de vigerende plannen zijn deze ontwikkelingen niet rechtstreeks toegestaan en dient hiervoor eerst het bestemmingsplan aangepast te worden.

1.4 Leeswijzer

In het tweede hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de locaties die zijn opgenomen in het plan en de gewenste ontwikkeling/aanpassing van het bestemmingsplan. In de volgende hoofdstukken wordt in algemene zin ingegaan op het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid en de relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planopzet. Hoofdstuk 6 behandeld de economische uitvoerbaarheid en het afsluitende hoofdstuk de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie/gewenste Planontwikkelingen

2.1 Boterpad 1 Veghel

Op het perceel Boterpad 1 is een varkensstal, mestsilo, caravanstalling, loods en bedrijfswoning aanwezig. De varkensstal en silo worden gesloopt (oppervlakte ca. 975 m2 / 134 m2). Om toch een inkomensbron te behouden bestaat de wens om de caravanstalling te behouden. Verder wenst de initiatiefnemer de mogelijkheid om in een deel van de caravanstalling een bedrijvenhotel te realiseren voor de vestiging van 3 tot 5 kleinschalige ambachtelijke bedrijven. De oppervlakte van het bedrijvenhotel bedraagt maximaal 500 m2, met dien verstande dat de oppervlakte per gevestigd bedrijf niet meer dan 250 m2 zal bedragen. De bestaande loods (ca. 290 m2) blijft in gebruik voor de stalling van machines en materieel voor de bewerking van de omliggende agrarische gronden. De te handhaven bebouwing wordt landschappelijk ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0002.png"

Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken wordt de bestemming van het perceel omgezet naar de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Agrarisch met waarden' zonder bouwvlak. Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.2 Krijtenburg 9 Erp

Op het perceel Krijtenburg 9 is een varkensstal, een bedrijfswoning en een vervallen langgevelboerderij met een vrijstaande loods aanwezig. De varkensstal met bijbehorende voorzieningen (voersilo's/erfverharding) wordt afgebroken.De bedrijfswoning krijgt de functie/bestemming 'Wonen'. De vervallen langgevelboerderij betreft een karakteristiek gebouw met cultuurhistorische waarden. Dit gebouw wordt gerenoveerd met behoud en herstel van de typerende kenmerken en krijgt eveneens een woonfunctie (één woning). De resterende gronden worden omgezet naar akkerbouw- en/of weidegrond. Het bouwvlak komt daar te vervallen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0003.png"

Te renoveren langgevelboerderij


Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.3 Pater Visserslaan 15 Veghel

Op het perceel Pater Visserslaan 15 is ca. 1711 m2 aan bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning aanwezig. Door de deelname aan de saneringsregeling moet 1411 m2 aan varkensstallen worden afgebroken. De loods/rundveestal blijft gehandhaafd maar zal voor andere doeleinden worden aangewend.

De bestemming van het perceel wordt 'Wonen'. Een deel (260m2) van de te behouden loods/rundveestal zal worden gebruikt ten behoeve van statische opslag, zoals het stallen van caravans. Het overige deel (90m2) wordt gebruik voor het houden van hobbydieren en de stalling van werktuigen. Bij de woning zal een nieuwe privéberging worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 60 m2. De totale oppervlakte aan bijgebouwen komt daarmee uit op 410 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0004.png"

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.4 Trentweg 24 Erp

Op het perceel Trentweg 24 zijn verschillende bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning aanwezig. Door gebruik te maken van de saneringsregeling moet alle bebouwing worden gesloopt met uitzondering van de bedrijfswoning (oppervlakte ca. 3500 m2) Bijgebouwen bij de woning, zoals een garage/berging zijn geïntegreerd in de bedrijfsbebouwing en worden ook verwijderd.


afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0005.png"

Trentweg 24, te slopen bedrijfsbebouwing

Bij de te handhaven woning wordt een nieuwe loods/garage opgericht. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 311 m2 bedragen. De overige gronden worden omgezet naar landbouw/weidegrond het bouwvlak op deze locatie komt te vervallen. Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt landschappelijk ingepast.

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 4 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.5 Kraanmeer 28 Erp

De varkenshouderij op het perceel Kraanmeer 28 te Erp wordt beëindigd. De aanwezige bedrijfsbebouwing wordt grotendeels gesloopt door deelname aan de saneringsregeling (3600 m2).

De bedrijfsmatige agrarische activiteiten worden geheel beëindigd. Initiatiefnemer heeft verzocht om medewerking te verlenen aan de omschakeling naar een niet-agrarisch bedrijf in de vorm van een evenementenverhuurbedrijf (tenten, stoelen, tafels e.d.) in combinatie met het realiseren van een accommodatie voor het houden van bijeenkomsten zoals bruiloften en begrafenissen. De bijeenkomstfunctie wordt ondergebracht in een op te richten kas op het terrein, die vervolgens in verschillende stijlen kan worden ingericht afhankelijk van de wensen van de klanten. Voor de opslag van het meubilair en overige attributen wordt een loods met een oppervlakte van 650 m2 gerealiseerd.

In samenhang met de nieuwe functie van het terrein worden de omliggende gronden ingericht als een landschapstuin, deze tuin levert verder een bijdrage aan de landelijke sfeer die men wenst te realiseren. Ook de architectuur van de loods wordt daarop afgestemd. Gelet op de bezoekersaantallen dienen voorzieningen voor parkeren getroffen te worden. Op het terrein is daarvoor voldoende mogelijkheid. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt langs de aanwezige

watergang de Beekgraaf een natuurvriendelijke oever gerealiseerd. Dit maakt onderdeel uit van de landschappelijke inpassing van het terrein.

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.6 Erpsesteeg 6 Zijtaart

Op deze locatie was een varkenshouderij gevestigd. De stallen en sleufsilo's/ vloerplaten worden verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0006.png"

Initiatiefnemer wil op de locatie verder als biologisch vollegrondsgroententeeltbedrijf in de nabijheid van het huiskavel beschikt men over ca. 17 hectare landbouwgrond. De aanpassing van het bestemmingsplan blijft daarom beperkt tot het verwijderen van de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. De omvang van het bouwvlak wordt niet verkleind om voor de toekomst de mogelijkheid te houden om één of meerdere boogkassen te plaatsen om het assortiment te verruimen en het groeiseizoen te verlengen. Aangezien het oprichten van kassen niet rechtstreeks mogelijk is op grond van het vigerende bestemmingsplan, is hiervoor een specifieke regeling in het plan opgenomen. De oppervlakte van deze bouwwerken mag maximaal 1400 m2 bedragen en de de hoogte maximaal 5 meter. De bedrijfswoning blijft gehandhaafd als bedrijfswoning bij het nieuwe bedrijf.

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 6 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.7 De Kuilen 12a En 13 Veghel

De locatie De Kuilen 12a neemt deel aan de saneringsregeling. Alle aanwezige bedrijfsgebouwen worden afgebroken. Het perceel De Kuilen 13 betreft de bedrijfswoning met enkele loodsen/stallen, deze bedrijfswoning is eerder afgesplitst.

De voormalige bedrijfswoning wordt omgezet naar een woonbestemming. De overtollige bebouwing op dit deel van het terrein wordt ook afgebroken. Dit betreft geen bedrijfsruimten die vallen onder de saneringsregeling. De woning op het terrein wordt gesloopt en teruggebouwd. De inhoud van de woning mag maximaal 1000m3 bedragen en de oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij deze woning maximaal 300 m2.

De bedrijfsbeëindiging wordt gecombineerd met het realiseren van 3 ruimte-voor-ruimte-woningen. Twee in de vorm van een langgevelboerderij en één vrijstaande woning aan de zijde van Het Loo. Het plangebied wordt voorzien van een passende landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0007.png"

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 7 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.8 Liempdseweg 19 En 21 Sint-oedenrode

Op het perceel is een bedrijfswoning aanwezig en een varkensstal met bijbehorende voorzieningen. De bedrijfswoning is in het verleden afgesplitst van het bedrijf en heeft een aanduiding 'plattelandswoning'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0008.png"

De bedrijfswoning met de bijbehorende bouwwerken krijgt een reguliere woonbestemming. Op de locatie van de huidige varkensstal wordt een woning gerealiseerd door gebruik te maken van de ruimte-voor-ruimte-regeling. Deze woning wordt landschappelijk ingepast. De resterende gronden krijgen een agrarische functie (weiland/akkerbouw)/

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 8 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.9 Weverspad 1 Sint-oedenrode

Op het perceel Weverspad 1 is een bedrijf gevestigd waar naast varkens ook rundvee wordt gehouden. Door de deelname aan de saneringsregeling wordt ca. 3127 m2 bebouwing gesloopt (varkensstallen). Een deel van de bedrijfsbebouwing met een oppervlakte van ca. 450 m2, waarin een rundveestal en werktuigenberging is ondergebracht, valt buiten de regeling. Op het perceel is verder een bedrijfswoning aanwezig met ca. 130 m2 bijgebouwen.

Verzocht wordt om de bestemming te veranderen in de bestemming wonen, met behoud van de stal van 450 m2 en de bijgebouwen bij de woning. De bijgebouwen worden gebruikt voor privégebruik zoals opslag, hobbymatige agrarische activiteiten, het houden van paarden of een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden wordt ook een rijbak gerealiseerd met een oppervlakte van 20 bij 40 meter. De resterende gronden worden als grasland/akkerland gebruikt.

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 9 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen

2.10 Espendonk 15 Sint-oedenrode

Op het perceel Espendonk 15 is een bedrijfswoning met de bedrijfsbebouwing voor een varkenshouderij aanwezig. Door de deelname aan saneringsregeling moet ca. 3200 vierkante meter aan bebouwing worden verwijderd.

Verzocht is om de bestemming van het perceel te veranderen in de bestemming 'Wonen' met de mogelijkheid voor het realiseren van een nieuwe vrijstaande loods van 400 m2 . Bebouwing zal naast privéberging bij de woning worden gebruikt voor de opslag en stalling ten behoeve van een kleinschalig akkerbouwbedrijf als nevenactiviteit bij de woonfunctie.

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 10 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.11 Hoogstraat 65 Sint-oedenrode

Op het perceel Hoogstraat 65 is een bedrijfswoning en verschillende varkensstallen en een loods aanwezig. Ca. 1750 m2 bebouwing moet worden verwijderd in verband met de deelname aan de saneringsregeling.

Het is de intentie om op deze locatie een hoveniersbedrijf te beginnen. Een loods van ca. 200 m2 blijft behouden en er wordt een gebouw van ca. 400 m2 toegevoegd voor opslag van materiaal. Een bestaande sleufsilo blijft in gebruik voor buitenopslag (grond, groenafval) voor het te vestigen hoveniersbedrijf. Voor de kweek van planten wordt een containerveld aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0009.png"

De overige gronden worden gebruikt als akkerbouwgrond/weidegrond. Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 11 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.12 Zijtaartseweg 12 Sint-oedenrode

Op het perceel Zijtaartseweg 12 in Sint-Oedenrode staat een bedrijfswoning met vier varkenstallen met een gezamenlijke oppervlakte van ca. 4550 m2 en een veldschuur van 250 m2. De varkensstallen worden verwijderd en op de locatie zal geen vee meer worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0010.png"

De agrarische bestemming blijft evenwel gehandhaafd. Initiatiefnemer wenst op deze locatie een plantenkwekerij te starten gericht op de teelt van sierheesters en sierconiferen. Voor dit doel zal een landbouwloods worden opgericht met een oppervlakte van ca. 700 m2, de reeds aanwezige veldschuur blijft ook behouden. De ontwikkeling gaat gepaard met het realiseren van een goede landschappelijke inpassing. Het bestaande bouwvlak wordt verkleind gelet op de beperkte ruimte behoefte voor bedrijfsbebouwing. Verder wordt voorzien in een verbetering van de landschappelijke inpassing van de bebouwing.

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 12 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

2.13 Donte 9 Sint-oedenrode

De varkenshouderij op het perceel wordt beëindigd waarbij ca. 4200 m2 bebouwing wordt gesloopt. De agrarische activiteiten worden voortgezet in de vorm van een gemengd agrarisch bedrijf (akkerbouw/tuinbouw en het houden van vee (schapen, zoogkoeien en kippen) (niet-intensief), deze agrarische activiteiten worden gecombineerd met een zorgboerderij (dagbesteding) en een gebruiksgerichte paardenhouderij. Voor de nieuwe bedrijfsopzet zal nieuwbouw plaatsvinden waarbij nieuwe stalruimte voor paarden en zoogkoeien wordt gerealiseerd in aansluiting op de te behouden bebouwing. Voor de zorgboerderij mag een gebouw met een oppervlakte van max. 350 m2 worden gerealiseerd. Het terrein/bebouwing wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing. De aanpassing van de gebruiksmogelijkheden (uitsluiten intensieve veehouderij en het toestaan van nevenactiviteiten) wordt gecombineerd met een kleine vormverandering van het bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.MEI001BP0012021P-VG01_0011.png"

Een volledige beschrijving van de gewenste ontwikkeling is opgenomen in bijlage 13 bij deze toelichting. Ook de voor deze ontwikkeling relevante onderzoeken zijn hierin opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met het actuele ruimtelijk beleid op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op dit voor alle 13 planlocaties geldende, kaderstellende beleid. Het betreft hier hoofdzakelijk het integrale ruimtelijke beleid. Het ruimtelijk relevante facet- en sectorbeleid komt in hoofdstuk 4 aan bod.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI biedt een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Hiermee wordt ingespeeld op de grote uitdagingen die voor ons liggen. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:


1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
3. Sterke en gezonde steden en regio's

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Belangrijk uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in onderlinge samenhang.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Ook vervangt de structuurvisie de ruimtelijke doelen en uitspraken, zoals opgenomen in de Tweede Structuurschema Militaire Terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De structuurvisie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot

2040. Hierbij wil het Rijk zich niet meer met alles bemoeien, maar strategisch op hoofdlijnen

sturen. Onder het motto: 'decentraal wat kan, centraal wat moet' hebben decentrale overheden

(provincies en gemeenten) meer ruimte gekregen om hun eigen weg te gaan. Het Rijk gaat uit van de volgende drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Deze hoofddoelen zijn vertaald naar de volgende 13 nationale belangen:

  1. 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  3. 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  7. 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  8. 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  10. 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.


Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. De juridische borging van deze belangen vindt plaats in het Barro.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. In het SVIR is bepaald voor welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Regels uit het Barro die relevant kunnen zijn voor de gemeente betreffen:

  • Radarverstoringsgebied Vliegbasis Volkel:
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen.

3.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder van de duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maak. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1. Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit de jurisprudentie komt naar voren dat de ontwikkeling wel enige omvang moet hebben.

Per 1 juli 2017 is een gewijzigde ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de ladder teruggebracht tot de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaande stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.' (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).

In het onderstaande schema is voor de 15 in dit bestemmingsplan opgenomen locaties aangegeven of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Laddertoets
Adres Toets ladder
1. Boterpad 1 Veghel Op deze locatie wordt de varkenshouderij beëindigd. Ca. 1250 m2 aan bedrijfsbebouwing blijft behouden waaronder een bestaande caravanstalling. Een beperkte oppervlakte maximaal 500 m2 mag worden gebruik voor de vestiging van kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes (maximaal 250 m2 per bedrijf). Een bestaande loods met een oppervlakte van 290 m2 mag worden gebruikt voor de opslag en stalling voor een akkerbouwbedrijf.

Gelet op de aard en omvang van de toegelaten bedrijvigheid alsmede het feit dat hier gaat om het hergebruik van bestaande bebouwing is in deze situatie geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
2. Krijtenburg 9 Veghel Deze ontwikkeling omvat het toevoegen van één woning in een bestaand cultuurhistorisch waardevol pand. De huidige bedrijfswoning krijgt een woonbestemming. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
3. Pater Visserslaan 15 Veghel Er worden geen woningen toegevoegd. De bedrijfswoning wordt omgezet naar een woonbestemming met statische opslag als nevenactiviteit. Gelet op de beperkte omvang van deze nevenactiviteit (260 m2) en het hier het hergebruik van bestaande bebouwing betreft is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
4. Trentweg 24 Erp Bestemming wordt veranderd in de bestemming Wonen. Bij de woning wordt een nieuw bijgebouw gerealiseerd met een oppervlakte van 311 m2. Aanwezige stallen worden allemaal verwijderd er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
5. Kraanmeer 28 Erp Het perceel ziet op ontwikkeling van een horecabestemming met een oppervlakte van ca. 1200 m2 aan bedrijfsbebouwing. De voor bezoekers toegankelijke ruimte bedraagt ca. 420 m2. De overige bedrijfsruimten worden gebruikt als opslagruimte / stallingsruimte. De ontwikkeling gaat gepaard met een forse afname aan bebouwing, het horecaconcept is nauw verbonden met de situering in het buitengebied. Dit maakt dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
6. Erpsesteeg 6 Zijtaart Perceel behoudt de agrarische bestemming. Er is dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
7. De Kuilen 12a en 13 Deze ontwikkeling omvat het toevoegen van drie ruimte-voor-ruimte-woningen. Verder krijgt de huidige bedrijfswoning een woonbestemming. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
8. Liempdseweg 19 en 21 Sint-Oederode De ontwikkeling betreft het toevoegen van één ruimte-voor-ruimte-woning en de herbestemming van de aanwezige bedrijfswoning naar de bestemming 'Wonen'. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
9. Weverspad 1 Sint-Oedenrode Bestemming van het perceel wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Binnen de te behouden bijgebouwen mogen geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsen vinden. Behoudens een beroep of bedrijf aan huis. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
10 Espendonk 15 Sint-Oedenrode Perceel wordt omgezet naar een woonbestemming met kleinschalige agrarische bedrijfsactiviteiten als nevenactiviteit (opslag en stalling ten behoeve van akkerbouwbedrijf). Gelet op de aard en de omvang de toegelaten bedrijvigheid, alsmede de aanzienlijke afname van bebouwing is er geen sprake van stedelijke ontwikkeling.
11. Hoogstraat 65 Sint-Oedenrode Op de locatie zal een hoveniersbedrijf worden gevestigd. Het betreft hier een vorm van agrarisch- verwante bedrijvigheid en geen stedelijke functie. Verder is sprake van een forse afname van de bebouwing op de locatie. Toets aan de ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
12. Zijtaartseweg 12 Sint-Oedenrode Perceel behoudt de agrarische bestemming (kweek van coniferen en sierheesters). Dit betreft geen stedelijke ontwikkeling.
13 Donte 9 Sint-Oedenrode Perceel behoudt de agrarische bestemming. De nevenactiviteiten, dagbesteding en gebruiksgerichte paardenhouderij, betreffen activiteiten die nauw samenhangen met de agrarische bedrijfsvoering en geen stedelijke functies. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.

3.3 Provinciaal Beleid

In het voorliggende bestemmingsplan zijn verschillende ontwikkelingen opgenomen. Een uitgebreide toets van de verschillende ontwikkelingen aan het provinciale beleid is opgenomen in de opgestelde onderbouwingen zoals opgenomen in de bijlagen bij de toelichting. In deze paragraaf wordt ingegaan op de belangrijkste beleidsthema's.

3.3.1 Omgevingsvisie 'Kwaliteit van Brabant'

Provinciale Staten hebben op 14 december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie 'De kwaliteit van

Brabant' vastgesteld. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier

hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en

een concurrerende, duurzame economie. Voor elk van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan

wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en

prettige leefomgeving te laten zijn?

3.3.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Vooruitlopend op de Omgevingswet heeft de provincie Noord-Brabant als eerste stap een Interim

omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels uit de verschillende verordeningen

zijn samengevoegd. Deze Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is op 25 oktober 2019

vastgesteld. De meest recent geconsolideerde versie dateert van 15 april 2022. De Interim

omgevingsverordening is tot stand gekomen door de verschillende regelingen op provinciaal niveau

over de fysieke leefomgeving samen te voegen. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op

milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is

daarbij een eerste stap op weg naar een omgevingsverordening, die op grond van de

Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies. De Interim

omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er alleen inhoudelijke

wijzigingen zijn doorgevoerd als die rechtstreeks voortvloeien uit vastgesteld beleid.

De gemeenteraad moet bij het vaststellen van een bestemmingplan de regels uit de Interim

omgevingsverordening respecteren. Concreet betekent dat de Verordening de maximale

speelruimte bepaalt die een gemeente heeft bij het vaststellen van een bestemmingsplan of het

verlenen van een vergunning voor initiatieven (de afwegingsruimte). De Verordening start met het

centraal stellen van de kwaliteitsopgave in Brabant. Voor elke ontwikkeling geldt dat niet alleen

onderbouwd moet worden hoe het plan bijdraagt aan de zorg voor behoud en bevordering van de

ruimtelijke kwaliteit, maar dat zelfs elke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering

van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of

van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving. Ongeacht de

ontwikkeling, dient in ieder geval zorgvuldig ruimtegebruik als uitgangspunt te worden gehanteerd

én het bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit in brede zin.

In de Interim omgevingsverordening zijn twee typen regels opgenomen. De zogenaamde

rechtstreeks werkende regels voor activiteiten gelden voor burgers en bedrijven. Deze regels

bevatten voorwaarden om zo'n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een

melding moet doen voordat je mag beginnen. De zogenaamde instructieregels gelden voor

bestuursorganen van de overheid. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan

gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het

waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.

In het onderstaande schema is aangegeven op welke specifieke onderdelen van het provinciale beleid, de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, betrekking hebben. De generiek geldende regels, d.w.z. de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies zoals opgenomen in paragraaf 3.1.2 (artikel 3.5 t/m 3.9) van de IOV zijn wel relevant maar niet opgenomen in de tabel.

Locatie Ligging Aanduiding(en) Relatie tot IOV
1. Boterpad 1 Veghel Gemengd landelijk gebied/ Landelijk gebied Staldering Artikel 3.73 vestiging niet-agrarische functie in het buitengebied
2. Krijtenburg 9 Veghel Gemengd landelijk gebied/ Landelijk gebied Sanerings- en verplaatsingslocatie RBV
-stalderingsgebied
Artikel 3.69 lid c en d afwijkende regels (burger)woningen
3. Pater Visserslaan 15 Veghel Gemengd landelijk gebied/ Landelijk gebied stalderingsgebied Artikel 3.69 lid d afwijkende regels (burger)woningen en 3.73 vestiging niet-agrarische functie in het buitengebied
4. Trentweg 24, Erp Gemengd landelijk gebied/ Landelijk gebied Artikel 3.69 lid d afwijkende regels (burger) woningen
5. Kraanmeer 28, Erp Gemengd landelijk gebied / landelijk gebied Boringsvrije zone – maximale boordiepte 70 meter.

Stalderingsgebied

NNB- ecologische verbindingszone
Artikel 3.73 vestiging niet-agrarisch functie in het buitengebied
6. Erpsesteeg 6, Veghel Gemengd landelijk gebied / landelijk gebied Stalderingsgebied Agrarische bestemming blijft gehandhaafd, intensieve veehouderij wordt uitgesloten.
7. De Kuilen 12a en 13 Veghel Gemengd landelijk gebied/ landelijk gebied Stalderingsgebied Artikel 3.69 lid d afwijkende regels (burger)woningen
Artikel 3.79 Ruimte-voor-ruimte kavel

(Aandachtpunt NNB in directe nabijheid)

8. Liempdseweg 19 en 21, Sint-Oedenrode Landelijk gebied/ groenblauwe mantel Attentiezone-waterhuishouding

Stalderingsgebied
Artikel 3.69 lid d afwijkende regels (burger)woningen
Artikel 3.79 Ruimte-voor-ruimte kavel
9. Weverspad 1, Sint-Oedenrode Gemengd landelijk gebied/ landelijke gebied Stalderingsgebied
NNB-ecologische verbindingszone /behoud en herstel van watersystemen (aangrenzend)
Artikel 3.69 lid d afwijkende regels (burger)woningen
10. Espendonk 15 Sint-Oedenrode landelijk gebied/ Groenblauwe mantel Stalderingsgebied

(Aandachtspunt Verbod uitbreiding veehouderij, aangrenzende gronden ten westen en ten noorden van projectlocatie)
Artikel 3.69 lid d afwijkende regels (burger)woningen
11. Hoogstraat 65, Sint-Oedenrode Gemengd landelijk gebied, landelijk gebied Boringsvrije zone- maximale boordiepte: 90 meter
Stalderingsgebied
Artikel 3.73 vestiging niet-agrarische functie in het buitengebied
12 Zijtaartseweg 12, Sint-Oedenrode Gemengd landelijk gebied, landelijk gebied Stalderingsgebied Agrarische bestemming blijft gehandhaafd, intensieve veehouderij wordt uitgesloten.
13 Donte 9 Sint-Oedenrode Gemengd Landelijk gebied, landelijk gebied Stalderingsgebied Artikel 3.73 vestiging niet-agrarische functie in het buitengebied

Agrarische bestemming blijft gehandhaafd. Er worden wel nevenactiviteiten toegestaan in de vorm van een gebruiksgerichte paardenhouderij en een zorgboerderij (dagbesteding).

3.3.3 Ruimte-voor-ruimte

Met de Ruimte voor Ruimte regeling van de provincie Noord-Brabant is het mogelijk om, in ruil voor

de sloop van (agrarische) bebouwing, een nieuwe woning te ontwikkelen. Agrarische ondernemers

ontvangen een financiële vergoeding voor het slopen van stallen, schuren of overige (agrarische)

bedrijfsbebouwing. Op deze manier wordt het gebied ontdaan van ongewenste bedrijfsbebouwing

en wordt verval voorkomen. Het doel van de Ruimte voor Ruimte regeling is kwaliteitsverbetering

van het landschap. Met name het verbeteren van de ruimtelijke en milieukundige kwaliteit in het

buitengebied. De Ruimte voor Ruimte regeling is geschikt voor zowel de stoppende veehouderij

als voor particulieren die een woning in het buitengebied willen ontwikkelen.

Om een nieuwe woning te ontwikkelen, dient men in het bezit te zijn van een bouwtitel. Een

bouwtitel kan alleen vrijkomen wanneer aan alle voorwaarden van de Ruimte voor Ruimte regeling

wordt voldaan. De vrijkomende bouwtitel wordt daarom ook wel een Ruimte voor Ruimte titel

genoemd. Met een bouwtitel mag één nieuwe woning worden ontwikkeld. Dit kan op de locatie

zijn waar de stallen worden gesloopt, maar de bouwtitel mag ook elders binnen de provincie

Noord-Brabant worden ingezet om op een daarvoor geschikte locatie een Ruimte voor Ruimte

woning te ontwikkelen.

De volgende locaties binnen dit plan maken gebruik van de Ruimte-voor-Ruimte regeling:

  • De Kuilen 12 /13a te Veghel (3 extra woningen)
  • Liempdseweg 19 en 21 Sint-Oedenrode (1 extra woning).

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Kansen voor Kwaliteit

De gemeente Meierijstad is qua oppervlakte de op één na grootste gemeente van Noord-Brabant en bestaat uit 13 kernen en een groot buitengebied. Een buitengebied dat van oorsprong hoofdzakelijk een agrarische functie heeft. Veel agrarische bedrijven hebben zich verspreid in het buitengebied van Meierijstad gevestigd en ontwikkeld. In de afgelopen jaren zijn veel van deze agrarische bedrijven gestopt en ook de komende jaren zullen naar verwachting nog veel bedrijven gaan stoppen. Dit zorgt voor steeds meer vrijkomende agrarische bebouwing. Volgens een onderzoek van Wageningen Environmental Research (WENR) is Meierijstad in Brabant met afstand de nummer één als het gaat om het verwachte aantal vierkante meters vrijkomende agrarische bebouwing de komende 10 jaar. Leegstand van deze vrijkomende bebouwing kan grote gevolgen hebben voor de kwaliteit van het buitengebied, maar biedt ook kansen om het buitengebied leefbaar en vitaal te houden.

De toename in vrijkomende (agrarische) bebouwing is ook al merkbaar binnen de gemeente. Er komen veel initiatieven voor herontwikkeling bij ons binnen, waar ons beleid, zoals opgenomen in de geldende bestemmingsplannen, niet direct een antwoord op heeft. En ook niet kan hebben. De realiteit gaat vaak sneller dan we vanuit de overheid met beleid of acties kunnen bijbenen. Omdat nieuwe initiatieven niet altijd voorspelbaar zijn, is er behoefte aan beleid dat flexibiliteit geeft. Het afwegingskader voor vrijkomende (agrarische) bebouwing tracht hier in te voorzien. In het rapport 'Kansen voor Kwaliteit' is gekomen tot een afwegingskader voor de herontwikkeling van vrijkomende (agrarische) bebouwing, waarbij de (directe) omgeving leidend is, een verbetering van de kwaliteit vereist is en de direct omwonenden en andere belanghebbenden worden betrokken.

De gemeente staat dus open voor nieuwe initiatieven ('nodigt uit'), maar stelt tegelijk eisen aan (het behoud en de versterking van) de omgevingskwaliteit. Hierbij is de uitdaging om een goede balans te vinden tussen (duurzame) economische functies en een veilige en kwalitatieve

leefomgeving. We willen hergebruik faciliteren, daar waar dit passend is, en sloop stimuleren.

De aanpak sluit aan bij de ambitie zoals geformuleerd in de Mijlpalen van Meierijstad. Hierin is

opgenomen dat gemeente Meierijstad een aantrekkelijke, duurzame en gezonde omgeving is om

te wonen, te werken en te recreëren. Een ruimtelijke balans tussen wonen, werken en leven. De

gemeente geeft behalve aan de agrarische sector als belangrijke economische drager, ruimte aan

andere vormen van economie in het buitengebied, passend bij de aard, schaal en gewenste

kwaliteit van het landelijk gebied.

Op de 13 in dit bestemmingsplan opgenomen locaties wordt ruim 37.000 m2 aan bebouwing gesloopt door de deelname aan de saneringsregeling voor beëindiging van varkenshouderijen. Dit levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van het landelijke gebied. Ook qua geur en gezondheidsrisico's is sprake van een ruimtelijke verbetering. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn in lijn met geformuleerde doelstellingen zoals opgenomen in het rapport 'Kansen voor Kwaliteit'.

3.4.2 Erfgoedvisie

Meierijstad is een fusiegemeente van de voormalige gemeenten Schijndel, Sint-Oedenrode en

Veghel. In 1994 werden de voormalige gemeenten Erp en Veghel samengevoegd. De voormalige gemeenten gingen ieder op hun eigen wijze met het erfgoed om. Waar gemeente Sint-Oedenrode met een Erfgoedplan een ambitieniveau nastreefde voor het behoud en de ontwikkeling van erfgoed, werd in de gemeente Schijndel het erfgoed via een cultuurhistorische waardenkaart vooral via het bestemmingsplan geborgd. De gemeente Veghel zette in op de bescherming van historische panden en groenelementen door ze de status van gemeentelijke monument te geven. De cultuurhistorische waarden van de bosgebieden (rapport Maes) werden vastgelegd in het bosbeheerplan. Samen heeft dit geleid tot een omvangrijk erfgoedbestand met maar liefst 125 rijksmonumenten, drie archeologische Rijksmonumenten, bijna 300 gemeentelijke monumenten, vier beschermde dorps-gezichten en ruim 850 beeldbepalende en cultuurhistorisch waardevolle objecten.

Behalve het inventariseren en beschermen van waardevolle objecten besteedden de gemeenten

ook aandacht aan de bescherming van het bodemarchief en het landschappelijk erfgoed, bijvoorbeeld via een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en/of een cultuurhistorische waardenkaart. Het Erfgoedplan van Sint-Oedenrode voorzag daarnaast in het zichtbaar en beleefbaar maken van het erfgoed, bijvoorbeeld via erfgoededucatie, toerisme en recreatie en uiteenlopende projecten.

In de omgevingsvisie van Meierijstad krijgt het erfgoed een plek als onderdeel van het DNA van Meierijstad. De erfgoedvisie vormt een bouwsteen voor de Omgevingsvisie en zal worden

meegenomen in het proces. Deze ontwikkelingen vragen om een nieuwe en brede aanpak voor de

omgang met erfgoed.

Kort samengevat is een integrale en brede erfgoedvisie nodig en nuttig om:

  • Het erfgoedbeleid te harmoniseren;
  • Ambities te bepalen voor het nieuwe erfgoedbeleid;
  • Kaders te kunnen geven voor het behoud en ontwikkeling van het erfgoed van Meierijstad;
  • Richting en invulling te geven aan het maatschappelijk, economisch en ruimtelijk aantrekkelijker maken van de gemeente Meierijstad voor inwoners, ondernemers en bezoekers;
  • Te kunnen inspelen op de wettelijke en maatschappelijke ontwikkelingen en te kunnen voorsorteren op de Omgevingswet;
  • De erfgoedidentiteit van Meierijstad te kunnen definiëren met daarbij aandacht voor 'Eenheid in verscheidenheid'.

Veel van de projectlocaties hebben een dubbelbestemming in verband met mogelijk aanwezige archeologische waarden, deze dubbelbestemming wordt overgenomen in het nieuwe plan. In enkele situaties is een archeologisch onderzoek verricht op basis waarvan de dubbelbestemming kan komen te vervallen. Op het perceel Krijtenburg 9 is een woonboerderij met cultuurhistorische waarden aanwezig. Deze voormalige bedrijfswoning bevindt zich in een enigszins vervallen toestand. Het voornemen bestaat om deze boerderij te renoveren met behoud van de cultuurhistorisch waardevolle onderdelen..

3.4.3 Horecavisie en horecabeleid gemeente Meierijstad

De gemeente Meierijstad heeft de horecavisie en –beleid vastgesteld. Hieruit komt naar voren dat er niet zover behoefte is aan méér horecagelegenheden, maar wel aan een hogere toegevoegde waarde van de horeca (kwaliteit boven kwantiteit). Er wordt daarom terughoudend omgegaan met nieuwe horeca-ontwikkelingen. Deze zijn alleen mogelijk wanneer de gevraagde nieuwvestiging of uitbreiding van horeca op één of meerdere van de volgende thema's bijdraagt aan een toekomstbestendig Meierijstad:

  1. 1. Economisch sterke (vitale) dorpscentra;
  2. 2. Goed woon- en leefklimaat (leefbaarheid);
  3. 3. Aantrekkelijk toeristisch/recreatief profiel

Initiatieven voor nieuwe horecabedrijven of voor substantiële uitbreiding van bestaande bedrijven worden in principe alleen toegestaan in de centrumgebieden, als complementaire horeca aansluitend op recreatieve clusters of voor het behoud van het voorzieningenniveau passend bij buurt/wijk/kern. Buiten deze gebieden wordt zeer terughoudend omgegaan met nieuw horecaontwikkelingen hier geldt het nee, tenzij- principe.

Het initiatief moet een aantoonbare meerwaarde ten opzichte van de bestaande aanbodstructuur hebben op grond waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken van de beleidslijn. Verder dient het initiatief te voldoen aan de standaardvoorwaarden voor nieuwvestiging of uitbreiding.

  • De ontwikkeling doet geen onevenredige afbreuk op het woongenot van omwonenden;
  • De verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling past bij de lokale infrastructuur;
  • De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten.

Kraanmeer 28

Het horecabeleid is alleen van belang voor de ontwikkeling op de locatie Kraanmeer 28. Deze locatie ligt buiten de centrumgebieden of recreatieve clusters, hier geldt daarom het nee, tenzij-principe.

Op deze locatie wordt een horecaruimte gerealiseerd in de vorm van een tuinbouwkas. Deze is primair bedoeld voor bijeenkomsten om te gedenken of te vieren. Hierbij kan worden gedacht aan afscheidsdiensten voor een uitvaart of huwelijksvoltrekkingen. Deze tuinbouwkas kan afhankelijk van de wensen van de klanten worden ingericht is een bepaalde stijl. Hiermee is sprake van een waardevolle aanvulling op het bestaande aanbod en is het niet bezwaarlijk om hieraan medewerking te verlenen. De ligging in het buitengebied en de aan te leggen 'landschapstuin' zijn een belangrijk onderdeel van de sfeer/authenticiteit die wordt nagestreefd.

De omvang van de te ontvangen groepen op deze locatie is beperkt, de openingstijden zijn in de dagperiode en 's-avonds tot maximaal 22.00. Op eigen terrein worden parkeervoorzieningen gemaakt zodat omwonenden hiervan geen hinder ondervinden. Uit het verrichte geluidsonderzoek blijkt verder dat ook op dit punt geen overlast valt te verwachten.

De te ontwikkelen horeca werkt alleen op afspraak en de capaciteit van de accommodatie is beperkt. De locatie is gelegen aan het Kraanmeer, een redelijk drukke doorgaande weg. Het extra verkeer zal hierop geen noemenswaardige invloed hebben, de eerdere aan- en afvoer voor de varkenshouderij komt bovendien te vervallen. Landschappelijke kwaliteiten worden verbeterd door deze ontwikkeling. Bebouwing voor het varkensbedrijf wordt gesloopt, de gewenste nieuwbouw: kas/opslagloods wordt op een goede wijze landschappelijk ingepast. Parkeren vindt achterop het perceel plaats zodat dit vrijwel niet zichtbaar is vanaf de weg.

De gewenste ontwikkeling heeft zodanige meerwaarde dat afwijking van de beleidslijn in dit geval aanvaardbaar is.

3.4.4 Woonvisie

Visie Meierijstad

Meierijstad wil een ambitieuze en bestuurskrachtige gemeente zijn. Elke inwoner telt mee en kan

meedoen binnen sterke sociale netwerken en een rijk vrijwilligers- en verenigingsleven. Wonen en

werken trekt jeugd aan. Er is een goede ruimtelijke balans tussen werken, wonen en leven. De inwoners van de gemeente Meierijstad zijn gemoedelijk, gastvrij, saamhorig, betrokken en actief. Het is vooral daardoor plezierig wonen, werken en verblijven in onze gemeente. Samen zorgen de inwoners van elke kern voor een eigen identiteit, die herkenbaar en voelbaar is. Bourgondisch, coöperatief, no-nonsens. Iedereen, van jong tot oud, neemt actief deel aan de gemeenschap. De jeugd voelt zich verbonden met en bouwt een bestaan op in Meierijstad. Onze oudere inwoners zijn vitaal, hebben aandacht voor een gezonde leefstijl, met de focus op voeding en beweging. Ze wonen zo lang als mogelijk zelfstandig. Het zelf-organiserend vermogen is groot in onze gemeente. Er is sprake van een dynamische en zelfredzame samenleving. Mensen zijn verschillend. Inwoners zijn de ontwerpers en uitvoerders van hun eigen leven. Daarbij krijgen zij maximale bewegingsvrijheid in tijd, ruimte, denken en handelen. Dat lukt met creativiteit, innovatie en door samenwerking. Zelfsturing en participatie zijn vanzelfsprekende begrippen. Meer ruimte voor eigen initiatief, alsook verantwoordelijk om ideeën zelf verder vorm en inhoud te geven.

In de gemeente Meierijstad zijn stad en buitengebied met elkaar verweven. Het gebied kenmerkt

zich door drie hoofdkernen met daar omheen tien kerkdorpen, elk met hun eigen karakter en

identiteit. Er is duidelijk onderscheid tussen de bebouwde en groene omgeving. Onze inwoners verblijven in een veilige woon- en werkomgeving. Zij zijn betrokken en hebben direct invloed op de woonomgeving en de eigen woning. Maatwerk is de norm, met flexibiliteit en ruimte voor nieuwe ideeën. Er is een duurzame leefomgeving en een divers woningaanbod: koop, huur, meer-generatie-wonen (levensloopbestendig) en zorgconcepten. Duurzaam ruimtegebruik is het uitgangspunt. De gemeente Meierijstad stimuleert afwisselend ontwikkelingen, stelt kaders, biedt experimenteerruimte en bewaakt de overall kwaliteit.

Wonen

De gemeente Meierijstad is qua aantal inwoners een middelgrote stad met aantrekkelijke dorpen

en kernen om te wonen in het groen, met relatief bijzonder veel arbeidsplaatsen per inwoner en

met meer stedelijke kenmerken in de kern Veghel. Enerzijds het dorpse karakter waar mensen

dicht bij elkaar zijn, elkaar kennen, met een sterke regionale binding en voor elkaar zorgen.

Anderzijds stedelijke voorzieningen en toonaangevende (internationale) bedrijven die als een

sterke economische motor dienen. Waar de werkgelegenheid zich ontwikkelt richting hoger

opgeleiden en het bedrijfsleven zit te springen om young professionals. Maar er ook behoefte is

aan lager opgeleide werknemers en, afhankelijk van de economische conjunctuur, er een

wisselend beroep wordt gedaan op arbeidsmigranten. Waar we wonen en werken met elkaar

verbinden. Waar we voor hen die hier werken of komen werken ook een goede woongemeente

willen zijn. Waar we bestaande woningen en leegkomend vastgoed goed benutten en inzetten om

vraag en aanbod op de woningmarkt zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Indien niet anders

mogelijk ook in tijdelijke, flexibele woonvormen, met minder regels, maar wel met waarborgen van

een basiskwaliteit. En met aandacht voor duurzaamheid, betaalbaarheid en kwetsbare burgers.

Aan ons allen om de economische en sociale kanten van onze gemeente te koesteren en in de

onderlinge samenhang het beste van beide werelden naar boven te halen en te versterken.

Thema's

De uitdaging die er ligt in de maatschappelijke opgave. Waar de vergrijzing, de gezinsverdunning

en de inclusieve samenleving, waar iedereen meedoet en tot zijn recht komt, om aandacht vragen.

Waar we duurzaam en zorgvuldig gebruik maken van onze ruimte en bestaand vastgoed. Een

woonbeleid wat toekomstbestendig is en haar basis vindt in de woningbehoefte van de woning-zoekenden.

Om te voorzien in de diversiteit van woningbehoeften en wensen van onze eigen inwoners en van

hen die zich in Meierijstad al dan niet tijdelijk willen vestigen, geven wij ruimte aan woning- bouwplannen. Voor de woningbehoefte kijken we niet alleen naar de korte maar ook naar

de lange termijn. Waar we het goede van het landelijk wonen behouden en de meer stedelijke

kern aantrekkelijker maken en versterken. En waar we samenwerken. Niet alleen met de

plaatselijke partners en inwoners, maar ook met de regio. We focussen onze aandacht op vier

thema's en de realisatiekracht van deze visie:

  • de dynamiek van de woningmarkt: een continue afstemming van de vraag naar passende woningen en het aanbod (bestaand en nieuw) in relatie tot de behoefte op de langere termijn onder wisselende omstandigheden;
  • wonen, welzijn en zorg: de samenhang tussen demografische ontwikkelingen (de vergrijzing en toename van eenpersoonshuishoudens), de transitie in het sociale domein gericht op een inclusieve samenleving waar iedereen meedoet en de invloed daarvan op de leefomgeving;
  • duurzaamheid: aandacht voor de energetische uitdagingen en het zo optimaal mogelijk gebruik maken van bestaande infrastructuur en vastgoed;
  • leefbaarheid: een juiste balans tussen enerzijds de specifieke woonkwaliteiten en anderzijds een divers woningaanbod wat de kracht en eigenheid van wijken en kleine kernen recht doet.

Realisatiekracht

Een visie krijgt pas waarde als deze ook een concreet vervolg krijgt en tot uitvoering komt. De

uitdaging ligt daarbij bij integraal werken waarbij de verbinding tussen het sociale en het ruimtelijke domein versterkt wordt. Per thema geven we de ambitie weer, de belangrijkste ontwikkelingen die we zien en wat we gaan doen. Hoe we dat gaan doen, werken we jaarlijks uit in een Woonagenda.

De woonvisie is tot stand gekomen in samenwerking met huurdersgroepen, woningcorporaties, zorg- en welzijnspartijen, ontwikkelaars, ondernemers en bewoners in Meierijstad. Tijdens meerdere bijeenkomsten hebben belanghebbenden op het gebied van wonen bijgedragen aan de ontwikkeling van deze woonvisie. We hebben samen een traject doorlopen waarbij we met elkaar

hebben gesproken over de belangrijkste opgaven. Maar ook hebben we met elkaar de belangrijkste thema's vastgesteld, oplossingen verkend en aangedragen om naast een visie binnen het vervolg ook te komen tot concrete resultaten. Met deze woonvisie wordt een dynamisch fundament gelegd voor de uitwerking van de visie voor Meierijstad in specifiek woonbeleid.

Aandachtspunten Woonvisie in relatie tot ontwikkelplan sanering varkenshouderij

In het ontwikkelplan sanering varkenshouderij wordt onder andere de realisatie van vijf nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Een viertal met toepassing van de ruimte-voor-ruimte-regeling en nog één in een cultuurhistorisch waardevol gebouw in verband met het gewenste behoud en herstel van dit pand. Op acht locaties aanwezige bedrijfswoningen worden omzet naar een burgerwoning. De overige woningen blijven in gebruik als bedrijfswoning.

De woningbouw die plaatsvindt is de resultante van stedenbouwkundige mogelijkheden en een afweging ten aanzien van het bewerkstellingen van financieel haalbare ontwikkelingen. Eén en ander in combinatie met de deelname aan de saneringsregeling. Het zijn dan ook allemaal ontwikkelingen in het hogere marksegment. Een directe kwalitatieve bijdrage aan het volkshuisvestingsbeleid, in het bijzonder het realiseren van betaalbare woningen voor specifieke doelgroepen (ouderen, starters, éénpersoonshuishoudens) wordt hiermee niet bereikt. Kwantitatief is er wel sprake van een uitbreiding van de woningvoorraad (vijf extra woningen). Binnen de gestelde stedenbouwkundige kaders kunnen in particulier opdrachtgeverschap op de betreffende locaties woningen worden gerealiseerd. In combinatie met de sanering van de varkenshouderijbedrijven wordt hiermee een bijdrage geleverd aan het verbeteren van het woon- en leefklimaat van deze bebouwingsconcentraties (De Kuilen 12a /12 en Liempdseweg 19 en 21). Het realiseren van een woning in de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing op het perceel Krijtenburg 9 draagt bij aan het herstel/behoud van de waardevolle kenmerken van dit gebouw.

Hoofdstuk 4 Verantwoording En Onderzoek

4.1 Inleiding

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij het opstellen van een

bestemmingsplan te worden verantwoord dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de huidige

planologische- en milieuhygiënische situatie. In de voor de in dit plan opgenomen ontwikkelingen zijn separate ruimtelijke onderbouwingen opgesteld waarin dit uitgebreid is beschreven. In dit hoofdstuk worden alleen de belangrijkste thema's benoemd.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Op veel van de locaties is sprake van een dubbelbestemming archeologie. Deze dubbelbestemmingen worden gehandhaafd in het nieuwe plan. Uitzondering hierop betreffen de percelen De Kuilen 12a /13 en Kraanmeer 28 in verband met de voorgenomen ontwikkelingen is op deze locaties een archeologisch bureau-onderzoek en een verkennend booronderzoek verricht. Uit deze onderzoeken is naar voren gekomen dat op basis van de waargenomen bodemverstoringen, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ worden verwacht. Voor deze locaties vervalt de dubbelbestemming archeologie.

Cultuurhistorie

Op het perceel Krijtenburg 9 is een vervallen woonboerderij aanwezig. De deelname aan de saneringsregeling maakt het (milieukundig) mogelijk om het pand te renoveren en de woonfunctie weer terug te brengen. In het huidige bestemmingsplan is het pand als karakteristiek aangemerkt in aanvulling daarop is een bouwhistorische verkenning opgesteld. Hierin is aangegeven welke bouwkundige kenmerken behouden danwel hersteld moeten worden. De renovatie van het pand is als voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen.

4.3 Landschap En Natuur

Op alle locaties is sprake van de sloop van een aanzienlijke oppervlakte aan bebouwing. Grote delen van de agrarische bouwvlakken worden bestemd tot landbouwgrond (akkerbouw/weiland) waarop geen bedrijfsbebouwing meer mag worden opgericht. De sloop in combinatie met de herbestemmingen levert een fraaier landschap op en ook meer leefruimte voor flora- en fauna. De resterende bebouwing wordt voorzien van aanvullende beplanting om te voldoen aan het vereiste van een goede landschappelijke inpassing.

Varkensstallen zijn gelet op de verplichtingen aan de deelname aan de saneringsregeling al gesloopt. Bij de sloop van stallen is rekening gehouden met beschermde diersoorten zoals vleermuizen en huismussen. Uit de verrichte onderzoeken volgt dat in de af te breken bebouwing geen beschermde soorten verbleven.

Stikstof

Op de 13 locaties vervalt de mogelijkheid voor het vestigen van intensieve veehouderijbedrijven. De nieuwe functies die worden toegestaan zijn veel kleinschaliger van aard, in het merendeel van de gevallen is alleen sprake van het behoud van de bedrijfswoning met bijgebouwen. De uitstoot van stikstof neemt, als gevolg van de beëindiging van de varkenshouderijen en de daarmee samenhangende bestemmingsplanherzieningen, aanzienlijk af.

Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat Natura 2000 gebieden op relatief grote afstand van de gemeente Meierijstad liggen waardoor het effect op deze gebieden dan ook beperkt zal zijn. In de nabijheid van de saneringslocaties zijn echter ook andere natuur- en bosgebieden aanwezig, welke minder zwaar belast zullen worden.

4.4 Milieuaspecten

Voor de verschillende ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn relevante onderzoeken e.d. verricht voor een uitgebreide toelichting op dit punt wordt verwezen naar de documenten die in de bijlagen bij deze toelichting zijn opgenomen. Uit deze onderzoeken/motivering volgt dat de ontwikkelingen vanuit een milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar zijn.

Het gros van de ontwikkelingen omvat een omschakeling van de agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. In enkele gevallen vindt omschakeling naar een bedrijfsbestemming plaats of worden bij een woonbestemming kleinschalige bedrijfsmatige nevenactiviteiten toegestaan. Het betreft kleinschalige bedrijfsactiviteiten die minder hinder voor de omgeving veroorzaken (geur, geluid, verkeer enz.) dan de grootschalige varkenshouderijen die hier eerder gevestigd waren. Voor de vestiging van het horecabedrijf aan het Kraanmeer 28 is een akoestisch onderzoek verricht, hieruit volgt dat ook dit bedrijf geen onevenredige hinder voor de omgeving veroorzaakt.

Op een tweetal locaties worden woningen toegevoegd in het kader van de ruimte-voor-ruimte-regeling. Ten behoeve van deze ontwikkelingen is aangetoond dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

4.5 Wateraspecten

Als gevolg van de deelname aan de saneringsregeling verdwijnt op de deelnemende locaties veel bebouwing en erfverharding. Een deel van de gronden wordt vervolgens in gebruik genomen als landbouw/ weidegrond of als tuin. Dit heeft een tweeledig effect:

  • de afvoer van hemelwater neemt af;
  • de opvang en infiltratiemogelijkheden nemen toe.

Het effect van deze maatregelen op de waterhuishouding is gunstig, vanuit de Waterschappen Aa en Maas en de Dommel zijn daarom in beginsel geen bezwaren tegen de voorgestelde ontwikkelingen. Dit neemt niet weg dat in het geval van nieuwbouw wel voldaan dient te worden aan de Waterwet (artikel 3.5). In dat kader is ook de Verordening fyieke leefomgeving van de gemeente Meierijstad van belang. Bij de nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met het verbod om vanaf nieuwe bouwwerken of nieuw verhard oppervlak te lozen op de riolering of openbaar terrein. De te realiseren hemelwatervoorziening dient minimaal 60 mm (per m2 verhard oppervlak) te kunnen verwerken. Voor het oprichten van nieuwe bouwwerken / aanleggen van nieuwe verharding geldt een meldingsplicht. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning is gelijkgesteld met een melding. Via het vergunningen/meldingenspoor is de nadere uitwerking van deze voorwaarde voldoende geborgd.

Naast het belang van voldoende wateropvang spelen nog andere belangen die bij deze ontwikkelingen in ogenschouw genomen moeten worden. Op verschillende locaties die in het plangebied zijn opgenomen zijn a-watergangen aanwezig. Bij de inrichtingsplannen (landschappelijke inpassing/kwaliteitsverbetering) dient rekening gehouden te worden met de beschermingszone van 5 meter aan weerszijden langs die watergang en een eventuele vergunningplicht op grond van de keur.

In een enkel geval (Kraanmeer 28) heeft het waterschap (Aa en Maas) ter plaatse ook een opgave op grond van de Kaderrichtlijn water. Met de initiatiefnemer heeft nader overleg plaatsgevonden waarbij deze waterschapsopgave, realiseren van natuurvriendelijke oever, wordt geïntegreerd in het plan voor de landschappelijke inpassing.

4.6 Duurzaamheid

De agrarische sector draagt bij aan de stikstofuitstoot in Nederland. Van diverse kanten wordt dan ook gepleit voor ingrijpende hervorming van deze sector, dit in samenhang met de aanpak van andere problemen zoals de draagkracht van de bodem, water en biodiversiteit. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid is de beëindiging van de varkenshouderijbedrijven dan ook een positieve ontwikkeling.

Gelet op de aard van de ontwikkelingen (herbestemmingen) speelt het aspect duurzaamheid minder op perceelsniveau (afgezien van de beëindiging van de varkenshouderijen) desalniettemin kunnen toch een aantal zaken worden benoemd:

  • op de locatie Erpsesteeg 6 in Veghel wordt een biologische vollegrondsgroenteteeltbedrijf opgestart;
  • nieuwe woningen (ruimte-voor-ruimte) dienen aan de eisen m.b.t. energieverbruik/ isolatie en krijgen geen gasaansluiting (standaardeisen Bouwbesluit);
  • varkensstal op het perceel Kraanmeer 28 wordt gedemonteerd, deze is verkocht en zal in Oost-Europa worden herbouwd.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op Regels En Verbeelding

5.1 Inleiding

Een bestemmingsplan bepaalt wat er in een gemeente met de ruimte mag gebeuren. De

verbeelding en de regels vormen de juridische basis van het bestemmingsplan. Op de

verbeelding zijn de bestemmingen van het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft,

aangegeven en in de regels is bepaald wat er wel en niet mag binnen deze bestemmingen. De

toelichting heeft geen juridische status maar vormt een motivering van wat er op de verbeelding en

in de regels is vastgelegd.

In dit hoofdstuk worden de bij het bestemmingsplan behorende regels en verbeelding van een

toelichting voorzien. Eerst wordt op grond van enkele (wettelijke) verplichtingen/veranderingen

ingegaan op de algemene opzet (SVBP 2012 en Wabo). In daaropvolgende paragraaf wordt kort

ingegaan op de verbeelding. De rest van het hoofdstuk staat in het teken van de regels.

5.2 Algemeen

5.2.1 Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP 2012)

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en

besluiten te digitaliseren. Hiervoor is de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) ontwikkeld. Onder vorige wetten werden bijna geen regels gesteld over de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. Hierdoor zijn er in de praktijk zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Zo zijn bijvoorbeeld de bestemmingen en begripsbepalingen in alfabetische volgorde opgenomen en vloeit de naam van een bestemming voort uit een standaardlijst, waaruit ingevolge de SVBP 2012 gekozen dient te worden. Kenmerk van de bestemmingen is dat het gehele plangebied ermee (vlaksgewijs) is bedekt. Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken. Aanduidingen (functie-, bouw- en gebiedsaanduidingen) worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden.

De SVBP 2012 voorziet overigens uitsluitend in een systematische wijze van bestemmen en er

wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een

bestemmingsplan. Wel kent het SVBP 2012 een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in een bestemmingsplan, zoals de wijze van meten.

5.2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden.

Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van

verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg

dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de

thans in de wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder

de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. De

ontheffing heet nu 'omgevingsvergunning voor het afwijken'. De bouwvergunning heet

'omgevingsvergunning voor het bouwen'. De sloop- en aanlegvergunning zijn gewijzigd in

'omgevingsvergunning voor het slopen' respectievelijk 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van

een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden´. De terminologie in dit

bestemmingsplan is conform de Wabo.

5.3 Regels

Voor het opstellen van de planregels zijn de bestaande regels van de geldende bestemmingsplannen in het buitengebied van Veghel en Sint-Oedenrode als uitgangspunt genomen. Recenter vastgestelde partiële herzieningen zoals het parapluplan Parkeren en het bestemmingsplan 'Harmonisatie van diverse regelingen – laaghangend fruit zijn verwerkt in de regels.

5.3.1 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel is omschreven wat in onderhavig plan onder een aantal van de in de regels gebruikte

begrippen wordt verstaan.


Wijze van meten (Artikel 2)

In dit artikel is vastgelegd hoe bij de toepassing van de regels van onderhavig plan moet worden gemeten.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdbestemmingen (Artikel 3 t/m 9)

Iedere bestemming is opgebouwd conform de richtlijnen uit de SVBP 2012, waarin een vaste

opzet voor de bestemmingsregels is vastgelegd. De in dit plan opgenomen bestemmingen zijn:

Agrarisch (Artikel 3);

Agrarisch met waarden (Artikel 4);

Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (Artikel 5);

Bedrijf (Artikel 6);

Groen (Artikel 7)

Horeca (Artikel 8)

Wonen (artikel 9)

Dubbelbestemmingen (Artikel 10 t/m13)

Voor het bestemmingsplan gelden ook een aantal dubbelbestemmingen. De regels uit de

hoofdbestemmingen en de dubbelbestemmingen zijn beide van toepassing. Bij strijd tussen de

regels prevaleren de regels van de dubbelbestemming. De in dit plan opgenomen

dubbelbestemmingen zijn:

Waarde - Archeologie 1 (Sint-Oedenrode) (Artikel 10);

Waarde - Archeologie 2 (Sint-Oedenrode) (Artikel 11);

Waarde - Archeologie 3 (Veghel) (Artikel 12);

Waarde - Archeologie 4 (Veghel) (Artikel 13);

5.3.3 Algemene regels

Algemene wijzigingsregel (artikel 14

In deze regel wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen te wijzigen.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 15)

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als

berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig

kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer

volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een

bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een

ander bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels (Artikel 16)

In de algemene bouwregels zijn regelingen opgenomen met betrekking tot bestaande maatvoering en de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen.

Algemene gebruiksregels (Artikel 17)

Hierin is bepaald dat het verboden is de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemmingen te

gebruiken. In de 'Overige regels' is hier een strafbepaling aan gekoppeld.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 18)

In deze regel wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde,

in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden

voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 19)

De algemene aanduidingsregels bevatten regelingen voor de gebiedsaanduidingen die op de

verbeelding zijn opgenomen. Dit betreffen gebiedsaanduidingen die doorwerking hebben op

de (hoofd)bestemmingen. De in dit plan opgenomen gebiedsaanduidingen

zijn:

  • Landschapswaarden: Cultuurhistorisch waardevol gebied
  • Natuurwaarden: Leefgebied struweelvogels
  • Gebiedswaarden: dagrecreatie, toerisme, landbouw, landbouwontwikkeling, struweel
  • Boringsvrije zone
  • Groenblauwe mantel
  • Attentiezone waterhuishouding
  • Bebouwingsconcentratie
  • Vrijwaringszone radar
  • Veiligheidszone leiding
  • Wro-zone zoekgebied voor behoud- en herstel watersystemen
  • Wro-zone zoekgebied voor ecologische verbindingszone

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (Artikel 20)

In deze regel wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Deze regeling is op grond

van de Wro verplicht.

Slotregel (Artikel 21)

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de

vaststellingsdatum.

5.4 Verbeelding

Uit de verbeelding en de bijbehorende legenda blijkt welke bestemmingen en aanduidingen van toepassing zijn, specifieke gebruiksfuncties zijn in enkele gevallen uitsluitend mogelijk op de op de verbeelding aangegeven locaties zoals het containerveld voor de locatie Hoogstraat 65 en de rijbakken voor het perceel Donte 9.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Exploitatie

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro, 1 juli 2008) is de gemeente

verplicht tot kostenverhaal in geval in een nieuw bestemmingsplan bouwmogelijkheden worden

voorzien als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Het gaat hier om ontwikkelingen zoals de bouw van een woning. Met het oog op dit kostenverhaal is de gemeenteraad verplicht bij een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12 Wro). Van de vaststelling van een exploitatieplan mag alleen worden afgezien, als het kostenverhaal anderszins is verzekerd,geen locatie-eisen hoeven te worden gesteld en/of geen fasering aan de orde is. Van deze laatste twee punten is geen sprake in dit bestemmingsplan. Anderszins verzekerd is het geval als de gemeente de gronden waarvoor de bedoelde bouwmogelijkheid geldt, in eigendom heeft dan wel de gemeente met de eigenaar van de betreffende gronden een overeenkomst heeft gesloten waarin het kostenverhaal is geregeld.

Een deel van de ontwikkelingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen betreft exploitatieplanplichtige ontwikkelingen. Met deze initiatiefnemers zijn echter anterieure overeenkomsten afgesloten, de noodzaak voor het opstellen van een exploitatieplan komt daarmee te vervallen.

6.2 Planschade

Een bestemmingsplan is één van de oorzaken waardoor schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet

ruimtelijke ordening (Wro) kan ontstaan. Door deze planschade kan de economische

uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan in het geding komen. Om de economische

uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te waarborgen, is voor vrijwel alle planlocaties een

planschadeovereenkomst afgesloten. Op basis hiervan komt de eventuele planschade voor

rekening van de initiatiefnemers. Gelet op de aard van de ontwikkelingen en de mogelijkheden die de voorgaande bestemmingsplannen boden (vestiging van intensieve veehouderijen) is het in het merendeel van de ontwikkelingen niet waarschijnlijk dat sprake zal zijn van planschade.

6.3 Handhaving

Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan

handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid is een voorwaarde voor het behoud

en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.

De handhaving van de regelgeving van het bestemmingsplan is de bevoegdheid van burgemeester

en wethouders. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat hiervoor de wettelijke

grondslag. Het gaat daarbij met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van

gronden en bouwwerken. De Wabo bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te

gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

Handhaving is niet alleen van belang om de ruimtelijke kwaliteit in stand te houden, daarnaast

heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en de

rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te

kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de

bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de

aanwezigheid van bouwwerken en op de gebruiksactiviteiten. Een goede handhaving begint al bij

de totstandkoming van het bestemmingsplan. Indien bij het maken van het bestemmingsplan met

een aantal factoren rekening wordt gehouden, kan de handhaving van het plan na inwerkingtreding

worden vereenvoudigd.

Voorwaardelijke verplichtingen

De voorgenomen ontwikkelingen zijn enkel toegestaan als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan zoals de aanleg en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing. Dit is in de regels vastgelegd in de vorm van een voorwaardelijke verplichting. Voor de herbouw/uitbreiding van de woning op de locatie De Kuilen, dient de overtollige bebouwing die niet onder de saneringsregeling valt ook gesloopt te worden. Voor enkele locaties zijn nog aanvullende bodemonderzoeken vereist, de uitvoering daarvan is geborgd in de regels.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Omgevingsdialoog

De onderhavige ontwikkelingen zijn eerder als principeverzoek bij de gemeente ingediend. In dat kader is ook gevraagd om een omgevingsdialoog. In het merendeel van de ontwikkelingen is sprake van een aanzienlijke kwaliteitsverbetering en zal de overlast (geur/verkeer/lawaai) afnemen.

Gezien de aard en de omvang (beperkte planologische verandering) van de voorgenomen ontwikkelingen wordt de aan de zienswijzenprocedure voorafgaande inspraakprocedure overgeslagen.

7.2 Wettelijk Vooroverleg

Met de waterschappen De Dommel en Aa en Maas is overleg gevoerd over de verschillende ontwikkelingen. Op alle locaties verdwijnt meer bebouwing dan er terugkomt, vanuit een waterhuishoudkundig oogpunt is op dat punt sprake van een verbetering. Door de afname van verharding zal de afvoer van hemelwater afnemen en verbeterd de mogelijkheid om ter plaatse te infiltreren. Vanuit de Waterschappen zijn er geen bezwaren tegen de ontwikkelingen die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

Op 22 december 2021 is de vooroverlegreactie van de provincie ontvangen op het toegezonden voorontwerpbestemmingsplan. Mede op basis van de vooroverlegreactie zijn twee locaties uit het bestemmingsplan gehouden. De overige ontwikkelingen zijn voorzien van een betere motivatie en/of betere landschappelijke inpassing. Ook de regels en verbeelding zijn aangescherpt aangepast om aan de ingediende punten tegemoet te komen.

7.3 Planprocedure: Zienswijze En Vaststelling

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan dient plaats te vinden volgens artikel 3.8 van

de Wet ruimtelijke ordening. Van 7 april tot en met 18 mei 2022 heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Tijdens de zienswijzentermijn zijn 3 schriftelijke zienswijzen ingediend. Voor een inhoudelijke behandeling van de ingekomen zienswijzen wordt verwezen naar de Notitie beantwoording zienswijzen en ambtelijke wijzigingen wordt uitgebreid ingegaan op de ontvangen reacties en tot welke aanpassingen van het plan dit heeft geleid.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Boterpad 1

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Boterpad 1

Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Krijtenburg 9

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Krijtenburg 9

Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing Pater Visserslaan 15

Bijlage 3 Landschappelijke inpassing Pater Visserslaan 15

Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Trentweg 24

Bijlage 4 Landschappelijke inpassing Trentweg 24

Bijlage 5 Landschappelijke Inpassing Kraanmeer 28

Bijlage 5 Landschappelijke inpassing Kraanmeer 28

Bijlage 6 Landschappelijke Inpassing Erpsesteeg 6

Bijlage 6 Landschappelijke inpassing Erpsesteeg 6

Bijlage 7 Landschappelijke Inpassing De Kuilen 12a En 13

Bijlage 7 Landschappelijke inpassing De Kuilen 12a en 13

Bijlage 8 Landschappelijke Inpassing Liempdseweg 19 En 21

Bijlage 8 Landschappelijke inpassing Liempdseweg 19 en 21

Bijlage 9 Landschappelijke Inpassing Weverspad 1

Bijlage 9 landschappelijke inpassing Weverspad 1

Bijlage 10 Landschappelijke Inpassing Espendonk 15

Bijlage 10 Landschappelijke inpassing Espendonk 15

Bijlage 11 Landschappelijjke Inpassing Hoogstraat 65

Bijlage 11 Landschappelijjke inpassing Hoogstraat 65

Bijlage 12 Landschappelijke Inpassing Zijtaartsweg 12

Bijlage 12 Landschappelijke inpassing Zijtaartsweg 12

Bijlage 13 Landschappelijke Inpassing Donte 9

Bijlage 13 Landschappelijke inpassing Donte 9

Bijlage 14 Tabel Ingrepen Bestemmingsplan Buitengebied

Bijlage 14 Tabel ingrepen bestemmingsplan buitengebied

Bijlage 15 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 15 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 16 Bouwkundig Rapport Krijtenburg 9

Bijlage 16 Bouwkundig rapport Krijtenburg 9

Bijlage 1 Toelichting Boterpad 1 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 1 Toelichting Boterpad 1 (inclusief bijlagen)

Bijlage 2 Toelichting Krijtenburg 9 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 2 Toelichting Krijtenburg 9 (inclusief bijlagen)

Bijlage 3 Toelichting Pater Visserslaan 15 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 3 Toelichting Pater Visserslaan 15 (inclusief bijlagen)

Bijlage 4 Toelichting Trentweg 24 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 4 Toelichting Trentweg 24 (inclusief bijlagen)

Bijlage 5 Toelichting Kraanmeer 28 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 5 Toelichting Kraanmeer 28 (inclusief bijlagen)

Bijlage 6 Toelichtiing Erpsesteeg 6 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 6 Toelichtiing Erpsesteeg 6 (inclusief bijlagen)

Bijlage 7 Toelichting De Kuilen 12a En 13 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 7 Toelichting De Kuilen 12a en 13 (inclusief bijlagen)

Bijlage 8 Toelichting Liempdseweg 19 En 21 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 8 Toelichting Liempdseweg 19 en 21 (inclusief bijlagen)

Bijlage 9 Toelichting Weverspad 1 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 9 Toelichting Weverspad 1 (inclusief bijlagen)

Bijlage 10 Toelichting Espendonk 15 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 10 Toelichting Espendonk 15 (inclusief bijlagen)

Bijlage 11 Toelichting Hoogstraat 65 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 11 Toelichting Hoogstraat 65 (inclusief bijlagen)

Bijlage 12 Toelichting Zijtaartseweg 12 (Inclusief Bijlage)

Bijlage 12 Toelichting Zijtaartseweg 12 (inclusief bijlage)

Bijlage 13 Toelichting Donte 9 (Inclusief Bijlagen)

Bijlage 13 Toelichting Donte 9 (inclusief bijlagen)

Bijlage 14 Overzicht Locaties Opgenomen In Ontwikkelplan Sanering Varkenshouderijs

Bijlage 14 Overzicht locaties opgenomen in Ontwikkelplan sanering varkenshouderijs