KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Visie Op Het Plangebied
3.1 Integrale Ruimtelijke Visie
3.2 Visie Op De Belangrijkste Ruimtelijke En/of Functionele Onderdelen
3.3 Beeldkwaliteitsplan
3.4 Ruimtelijke Kwaliteitsverbetering
Hoofdstuk 4 Nut, Noodzaak En Behoefte
4.1 Inleiding
4.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.3 Situatie En Positie Veghel
4.4 Locatie Keuze
Hoofdstuk 5 Beleidskader
5.1 Inleiding
5.2 Rijksbeleid
5.3 Provinciaal Beleid
5.4 Stedelijk Gebied Eindhoven
5.5 Lokaal En Regionaal Beleid
Hoofdstuk 6 Cultuurhistorie En Archeologie
6.1 Monumenten En Waardevolle Gebouwen
6.2 Cultuurhistorische Structuren
6.3 Archeologie
Hoofdstuk 7 Ecologie
Hoofdstuk 8 Water
8.1 Beleid
8.2 Watertoets
Hoofdstuk 9 Fysieke Belemmeringen
Hoofdstuk 10 Milieuaspecten
10.1 M.e.r.
10.2 Bodemonderzoek
10.3 Geluid
10.4 Luchtkwaliteit
10.5 Geurhinder Veehouderijen
10.6 Milieuzonering
10.7 Externe Veiligheid
10.8 Duurzaamheid En Energie
10.9 Explosieven
Hoofdstuk 11 Verkeer
11.1 Verkeersstructuur
11.2 Verkeersintensiteiten
11.3 Parkeren
11.4 Conclusie En Aanbevelingen
Hoofdstuk 12 Planopzet
12.1 Inleiding
12.2 De Regels
12.3 Inleidende Regels
12.4 Beschrijving Per Bestemming
12.5 Algemene Regels
12.6 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 13 Economische Uitvoerbaarheid
13.1 Exploitatie
13.2 Handhaving
Hoofdstuk 14 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
14.1 Inleiding
14.2 Vooroverleg
14.3 Vaststellingsprocedure
14.4 Beroep
Bijlagen
Bijlage 1 Raadsbesluit Vaststellen Bestemmingsplan Foodpark Veghel, Uitbreiding (2019)
Bijlage 2 Toetsing Actualiteit Mer Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (06-2018)
Bijlage 3 Stedenbouwkundigplan En Beeldkwaliteitsplan Foodpark Veghel Fase 1, Gemeente Veghel (07-2016)
Bijlage 4 Bureauonderzoek Archeologie Foodpark Fase 2 Te Veghel, Arcadis Nederland Bv. (02-2018)
Bijlage 5 Quickscan Ecologie Foodpark Fase 2 Te Veghel, Arcadis Nederland Bv. (04-2018)
Bijlage 6 Waternota Foodpark Veghel Fase 1, Gemeente Veghel (06-2013)
Bijlage 7 Waternota Foodpark Verghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (06-2018)
Bijlage 8 Vooronderzoek Bodem Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (03-2018)
Bijlage 9 Historisch Bodemonderzoek Foodpark Te Veghel, Bk Bodem (06-2012)
Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (04-2018)
Bijlage 11 Luchtkwaliteitsonderzoek Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (04-2018)
Bijlage 12 Milieuzonering Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (03-2018)
Bijlage 13 Vooronderzoek Naar Het Risico Op Het Aantreffen Van Conventionele Explosieven In Het Onderzoeksgebied Foodpark Veghel, Idds (01-2013)
Bijlage 14 Memo Verkeerstoets Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (04-2018)
Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen En Ambtelijke Wijzigingen, Gemeente Meierijstad (2018)
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Foodpark Veghel, uitbreiding

Bestemmingsplan - gemeente Meierijstad

Vastgesteld op 28-03-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Foodpark Veghel, uitbreiding' met identificatienummer NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01 van de gemeente Meierijstad;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.8 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 Besluit omgevingsrecht

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals dit luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.11 bestaande bebouwing

bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, danwel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

  • voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
  • zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelsgrens;
  • achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden,

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.26 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.27 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 kantine

een verblijflokaal als ondergeschikt onderdeel van een gebouw waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en verstrekt;

1.29 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.30 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.31 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.32 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.33 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.34 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.35 onderbouw

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.36 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.37 ontsluitingsweg

weg, dienend om toegang te geven tot het bedrijventerrein;

1.38 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.39 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.40 parkeergelegenheid/parkeervoorzieningen

elke stallingsgelegenheid op zowel openbaar als particulier terrein ten behoeve van een motorvoertuig op méér dan twee wielen;

1.41 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

1.42 peil

  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.43 perceel

kadastraal perceel;

1.44 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.45 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.46 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.48 stedenbouwkundige waarde/kwaliteit

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;

1.49 verbeelding

  1. a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Foodpark Veghel, uitbreiding;
  2. b. de analoge (papieren) kaart van het bestemmingsplan Foodpark Veghel, uitbreiding.

1.50 voorziening van algemeen nut

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.51 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.52 werk

grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;

1.53 werken

alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;

1.54 wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.55 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.5 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.6 oppervlak van een bouwperceel

de maten van het kadastrale perceel, dan wel, wanneer er geen sprake is van een gedeeld kadastraal perceel, de feitelijke oppervlakte van het perceel behorend bij het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven die zijn genoemd in de als bijlage opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten van categorie 3.1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, met daaraan ondergeschikt kantoren, dienstverlening en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven die zijn genoemd in de als bijlage opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten van categorieën 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, met daaraan ondergeschikt kantoren, dienstverlening en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik;
  3. c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

met daarbijbehorende:

  1. d. tuinen, erven en terreinen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. voorzieningen van algemeen nut;
  5. h. wegen, straten en paden;
  6. i. viaducten en een brug ten behoeve van langzaam verkeer;
  7. j. waterlopen en waterpartijen;
  8. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. l. werken, geen bouwwerken zijnde zoals de aanleg van verhardingen ten behoeve van paden (waaronder brandgangen), in- en uitritten, terrassen en de aanleg van siertuin en/of gazon, alsmede parkeerplaatsen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de situering van en het aantal parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  3. c. gazons, bermen en beplanting;
  4. d. paden;
  5. e. waterlopen en waterpartijen;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. voorzieningen van algemeen nut.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. paden;
  3. c. bruggen en viaducten;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. waterlopen- en waterpartijen;
  8. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. voorzieningen van algemeen nut.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden te verwachten archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  1. a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
  2. b. de bouw van een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m2 of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m²;
  3. c. de bouw van een bouwwerk voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m¹ ten opzichte van het maaiveld.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover:

  1. a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  3. c. indien in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde waarden worden veiliggesteld en de te nemen maatregel is uitgevoerd op basis van een door een senior KNA archeoloog goedgekeurd Programma van Eisen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-, goot- en kroonlijsten, luifels, erkers, entrees, stoeptreden, dorpels, dakkapellen, balkons en overstekende daken en soortgelijke bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwhoogten, bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 m¹ bedraagt.

8.2 Ondergronds bouwen

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming of in strijd met een gebruik waarvoor ingevolge de bepalingen van dit plan een omgevingsvergunnning is verleend te (doen of te laten) gebruiken.

9.2 Gebruik verlichting

Buitenpandige verlichting is niet toegestaan, tenzij deze natuurvriendelijk is. Van natuurvriendelijke verlichting is sprake indien de kleurstelling en/of hoogte en/of schijnrichting zodanig is/zijn uitgevoerd dat deze verlichting geen negatieve invloed heeft op de aanwezigheid en het gedrag van (nacht)dieren.

9.3 Parkeren

  1. a. Bij het oprichten en/of gebruiken van gebouwen als bedoeld in dit plan dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden en in stand te worden gehouden.
  2. b. Van voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a is sprake indien voldaan wordt aan de normen zoals bedoeld in de parkeernota en de bijlage parkeernomren ('Nota Parkeernormen Veghel') vastgesteld door de gemeenteraad van Veghel op 14 december 2006.
  3. c. Indien de onder b genoemde beleidsregels voor parkeren gedurende de planperiode worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dan dient vanaf dat moment voldaan te worden aan deze gewijzigde beleidsregels: de parkeernormen uit de beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, worden bij de beoordeling van die aanvraag toegepast.

9.4 Strijdig gebruik onbebouwde gronden

Onder een strijdig gebruik, als bedoeld in 9.1, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de onbebouwde gronden als:

  1. a. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, grind en brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. uitstallings- of opslagplaats van al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. uitstallings- of opslagplaats dan wel staan- of ligplaats voor onderkomens.

9.5 Strijdig gebruik van bouwwerken

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in 9.1 wordt in ieder geval verstaan (een):

  1. a. gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  2. b. prostitutie.

9.6 Uitzondering

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 9.4 valt niet het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en puin en andere bouwmaterialen op gronden waarop of waarin onderhouds-, herstel- of sloopwerkzaamheden worden uitgeoefend, mits deze zaken voor de uit te voeren werkzaamheden nodig zijn of van het bouwwerk dat hersteld of gesloopt wordt afkomstig zijn.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - overlegzone weg

Binnen de gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - overlegzone weg' dient bij nieuwe ontwikkelingen overleg te worden gevoerd met de wegbeheerder, zodat toekomstige ontwikkelingen goed op elkaar worden afgestemd.

10.2 Vrijwaringszone - radar

De maximale hoogte van bouwwerken in een radarverstoringsgebied wordt bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf een punt op de top van de radarantenne, waarvan de hoogteligging ten opzichte van NAP is opgenomen in bijlage 8 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (voor Volkel 49 meter ten opzichte van N.A.P.), oplopend met 0,25 graden tot een punt gelegen 15 kilometer vanaf voornoemde radarantenne. Deze hoogte mag niet worden overschreden door bebouwing.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  1. a. de bestemmingsbepalingen, niet zijnde de bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 5 m¹;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m¹;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  6. f. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor voorzieningen van algemeen nut, zoals telefooncellen, transformatorhuisjes, onderhoudsgebouwtjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, alsmede fietsenstallingen met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze gebouwtjes geen grotere oppervlakte hebben dan 35 m² en geen grotere hoogte hebben dan 3,5 m¹.

11.2 Afwijkingsmogelijkheid parkeren/stallen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3 indien:

  1. a. er in voldoende parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een

andere wijze; en/of;

  1. b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en/of;
  2. c. er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en/of;
  3. d. er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden; en/of;
  4. e. aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m¹ bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 9 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 15 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel:

bestemmingsplan 'Foodpark Veghel, uitbreiding' van de gemeente Meierijstad.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Meierijstad is rond 2016 begonnen met het ontwikkelen van een nieuw bedrijventerrein Foodpark Veghel. De gemeente wenst Foodpark gefaseerd ontwikkelen (fase 1 en fase 2). Fase 1 is al grotendeels gerealiseerd en daarom wil de gemeente het Foodpark verder gaan uitbreiden.

Het Foodpark Veghel heeft een goed vestigingsklimaat door onder andere de gunstige ligging en de multimodale ontsluiting van de kern Veghel. Van oudsher hebben zich diverse bedrijven uit onder andere de voedingsmiddelenindustrie gevestigd. De gemeente Meierijstad wil deze kracht verder uitbouwen (AgriFood Capital). Foodpark Veghel is binnen de regio Noordoost-Brabant één van de toplocaties geworden waar vernieuwingen op het gebied van 'food en feed' zich concentreren. Foodpark Veghel is onder andere gericht op het aantrekken van nieuwe bedrijven die in de (agro)foodketen opereren, zoals distributiecentra, transportbedrijven en de maakindustrie, maar kan ook ruimte bieden voor andersoortige bedrijven, zoals plaatsing van lokale bedrijven uit de gemeente Meierijstad.

De gronden voor fase 1 van Foodpark Veghel zijn nagenoeg uitgegeven. Er is een verzoek ingediend voor afname van circa 9,5 ha grond, waarbij 8 hectare uitgeefbaar (netto) bedrijventerrein mogelijk maakt voor het ontwikkelen van een bedrijf voor fase 2. De gemeente wil vooruitlopend op de verdere ontwikkeling van fase 2 aan dit specifieke verzoek tegemoet komen. Om deze uitbreiding te bewerkstelligen is het nodig dat het bestemmingsplan wordt aangepast.

Eerdere planvorming

Van 2007 tot begin 2010 heeft de planontwikkeling van Foodpark Veghel, toen bekend als bedrijventerrein De Kempkens, vooral in het teken gestaan van de uitbreiding van het Veghelse bedrijvenareaal. De gedachte ging uit naar de ontwikkeling van een traditioneel gemengd, regionaal bedrijventerrein. Veghel biedt hiervoor een uitstekend vestigingsklimaat. In 2010 is het plan voor het ontwikkelen van bedrijventerrein de Kempkens omgezet in de planvorming voor een Foodpark.

In 2013 is een bestemmingsplan opgesteld om de ontwikkeling van de eerste fase van het Foodpark Veghel mogelijk te maken. In februari 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld, hier is echter een beroep tegen ingediend bij de raad van State. Uiteindelijk is door het beroep het bestemmingsplan vernietigd, doordat een formele m.e.r.-beoordeling voor het gehele bedrijventerrein miste.

Voor Foodpark Veghel is in 2016 een gerepareerd bestemmingsplan opgesteld waarin fase 1 als bedrijventerrein is bestemd. De omliggende gronden zijn destijds conform de huidige bestemming vastgelegd met het idee dat hier in de toekomst uitbreiding mogelijk is van het bedrijventerrein.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het bestemmingsplangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Meierijstad grenzend aan het ten noorden gelegen bestaande bedrijventerrein Foodpark Veghel fase 1. Het plangebied wordt in het westen begrensd door de voormalige N265 en de A50. In het zuiden grenst het plangebied aan agrarische grond met daaraan sluitend de weg ''Het Helligt'. Ten oosten van het plangebied liggen ook agrarische gronden en verderop het buurtschap Hoogebiezen. Het plangebied voor 'Foodpark Veghel, uitbreiding' wordt weergegeven in onderstaande kaarten. Deze uitbreiding wordt in onderliggend bestemmingsplan bestemd als bedrijventerrein. In het plangebied wordt de huidige groenstrook voor fase 1 verplaatst naar de randen van het plangebied van Foodpark Veghel fase 2 (zie afbeelding 2). De groenstrook wordt verplaatst zodat de er een overgang onstaat tussen het landelijke en (stedelijek) bebouwde gebied. De ontsluitingsroute van fase één die afbuigt het plangebied van fase 1 in kan dan doorgetrokken worden zodat een verder uitbreiding van Foodpark Veghel ook ontsloten is via deze weg (zie afbeelding 2). Om de weg goed aan te laten sluit op de bestaande weg en zijn inrichting, wordt het begin van de interne ontsluitingsweg bij fase 2 getrokken (in de verbeelding te zien).

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: Het plangebied globaal weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0002.png"

Afbeelding 2: Schematische weergave van het plangebied met de nieuwe groene omzoming en de verlenging van de ontsluitingsweg.

Op bovenstaande afbeelding is plangebied weergegeven. Het plangebied wordt vrijwel volledig gebruikt voor agrarische doeleinden. Tijdens de ontwikkeling van Foodpark Veghel fase 1 is ook de woning die in het plangebied lag verworven door de gemeente en gesloopt. Met het oog op realisatie van het Foodpark had de gemeente in de afgelopen jaren al diverse gronden en onroerend goed in het plangebied verworven.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Binnen de grenzen van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Foodpark Veghel 2016', vastgesteld door de gemeenteraad op 22 september 2016. De uitbreiding van 9,5 hectare van het Foodpark Veghel past niet in het vigerende bestemmingsplan aangezien de gronden bestemd zijn als Agrarisch en Groen. Met dit bestemmingsplan worden de bestemmingen gewijzigd naar Bedrijventerrein voor bedrijven tot maximaal categorie 3.2.

Om het nieuwe gedeelte van het bedrijventerrein goed te kunnen ontsluiten zal de ontsluitingsweg grenzend aan fase 1 worden doorgetrokken tot aan de grens van het nieuwe bedrijfsperceel en zal de huidige groenstrook worden verschoven naar de nieuwe buitengrens van de bedrijventerrein. Dit bestemmingsplan zal enkel gaan over de uitbreiding op het bedrijventerrein 'Foodpark Veghel' .

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een omschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Hierin wordt de ruimtelijke en funtionele structuur besproken. In Hoofdstuk 3 is de visie op de voorgenomen planontwikkeling opgenomen. In Hoofdstuk 4 wordt de nut en noodzaak voor de uitbreiding van het het Foodpark weergegeven. In Hoofdstuk 5 is op verschillende niveaus het beleidskader beschreven wat betrekking heeft op het plangebied en de ontwikkeling. Hoofdstuk 6 bevat een omschrijving van de cultuurhistorische en archeologische waarden. In Hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de ecologische waarden in het gebied. Hoofdstuk 8 bevat de waterparagraaf. In Hoofdstuk 9 worden de fysieke belemmeringen benoemd. Hoofdstuk 10 geeft de diverse milieuaspecten weer zoals bodem, geluid, lucht, geur, externe veiligheid, duurzaamheid en energie en explosieven. Hoofdstuk 11 bevat de verkeerstoets. In Hoofdstuk 12 is een omschrijving van de planopzet opgenomen. Hierin worden onder andere de verschillende bestemmingen beschreven. Hoofdstuk 13 bevat de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 14 betreft een onderbouwing van de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de huidige ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied en de directe omgeving.

2.2 Ruimtelijke Hoofdstructuur

Landschap

Het plangebied voor de uitbreiding van het Foodpark Veghel is onderdeel van het open landschap tussen Veghel en Logtenburg en wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van kleine landschapselementen. Het gebied is onderdeel van een oud beekdallandschap. Het plangebied zelf heeft van oudsher een kleinschalige agrarische structuur met hoofdzakelijk grasland en akkers, doorsneden door smalle verharde en onverharde wegen met opgaande beplanting.

Voor Foodpark Veghel fase 1 is voorafgaand aan de ontwikkelingen veel gesloopt, gekapt en gesnoeid. Het door de gemeente verworven areaal was ook deels geëgaliseerd en er lagen enkele zandhopen. Voor het huidige plangebied van circa 9,5 hectare voor Foodpark Veghel fase 2 is al eerder in de vorige fase een woning gesloopt maar is de beplanting intact gehouden.

Ten zuiden van dit plangebied ligt Logtenburg dat op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is aangeduid als historisch bosgebied. Het wegenpatroon en de verkavelingstructuur van Foodpark Veghel was vrij oorspronkelijk en daterend uit de 18e eeuw. Dit is ook herkenbaar in de ontsluiting die ook vrij oorspronkelijk is met bijvoorbeeld de Lage Biezen en Het Helligt.

Water

Binnen het plangebied van Foodpark Veghel fase 1 zijn de aanwezige sloten (nog te zien op afbeelding 2) reeds gedempt of worden op korte termijn gedempt. Voor fase 1 is er een eigen waterhuishouding gerealiseerd. Het plangebied voor Foodpark Veghel 2 grenst ten noordwesten aan een leggerwatergang. Verder lopen er geen directe watergangen of sloten. De ten noordwesten gelegen leggerwatergang is verbonden met andere watergangen in het gebied. Langs de weg 'Het Helligt' aan de zuidzijde van het plangebied ligt de Dubbelenloop, een leggerwatergang van het waterschap. Deze waterloop voert naast overtollig hemelwater in het plangebied ook het water van een klein gebied ten zuidoosten van het plangebied af. De sloten en watergangen in het omliggende gebied voeren het water af naar respectievelijk de Biezenloop. De Dubbelloop voert ook zijn water af op de Biezenloop. De Biezenloop, die buiten het plangebied ligt, is een belangrijke aan- en afvoerende watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0003.png"

Afbeelding 2: Watergangen binnen het gebied voor 'Foodpark Veghel'.Voor Foodpark Veghel fase 1 zijn de reeds aanwezige sloten in het plangebied gedempt. Met oranje belijning is het globale plangebied van Foodpark Veghel fase 2 aangegeven.

2.3 Functionele Structuur

Het plangebied bestaat uit agrarische gronden (zowel weide- als akkerland). De afgelopen jaren heeft de gemeente verschillende gronden en gebouwen verworven en mogelijk gesloopt. De boerderij op het adres Corridor 18 is al verworven door de gemeente, maar nog niet gesloopt. De opstallen aan Corridor 16 zijn inmiddels wel gesloopt.

Hoofdstuk 3 Visie Op Het Plangebied

3.1 Integrale Ruimtelijke Visie

De uitbreiding van het Foodpark Veghel ligt naast de A50 en grenst aan de bestaande bedrijventerreinen de Poort van Veghel en Foodpark Veghel fase 1. Het Foodpark ligt aan de zuidelijke entreeweg van Veghel. Een representatieve of hoogwaardige uitstraling is daarom gewenst, met name aan de buitenranden.

Het plangebied voor de uitbreiding van het Foodpark Veghel wordt aan de noordwestzijde begrensd door de ontsluitingsweg. Aan de noordwestzijde ligt de weg 'Corridor', deze weg sluit via de rotonde aan op de Eerdsebaan. De op- en afritten van de A50 zijn aangesloten op de Eerdsebaan. Aan de oostkant ligt de Biezendijk.

In de ontwikkeling van het bedrijventerrein Foodpark Veghel is de basis voor het stedenbouwkundig plan een heldere interne structuur (infrastructuur en groenstructuur) gekoppeld aan robuuste randen (infra, groen of water). In fase 1 was er in de regels van het bestemmingsplan ruimte opgenomen voor een Groene bestemming. Op plekken waar de groene bestemming grenst aan het uitbreidingsplan voor Foodpark Veghel fase 2 zal het groen verplaatst worden naar de buitenrand van dit plan. Door de groenstrook naar de nieuwe buitenkant van het te ontwikkelen bedrijventerrein te verplaatsen sluit de uitbreiding aan op het plan van fase 1 om een overgang tussen het stedelijke en het open landelijke gebied te creëren. De geplande groene omzoming in fase 1 is deels gerealiseerd om zo uitbreiding richting de Biezendijk mogelijk te maken in de toekomst. In het plan voor de uitbreiding zal de overgang naar het landelijke gebied ruimtelijk zo goed mogelijk vorm gegeven worden. De groen omzoming van Foodpark Veghel fase 2 zal landschappelijk goed worden ingepast waarmee het bijdraagt aan de instandhouding van de kwaliteitsverbetering van het landschap. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel 3.2 van de Verordening ruimte van de provincie Brabant. De kwaliteit van de landschappelijke inpassing van de uitgestrekte groenstrook wordt vastgelegd in het inrichtingsplan dat door de gemeente Meierijstad wordt opgesteld.

Het perceel wordt ontsloten door een ontsluitingsweg, die gerealiseerd is in fase 1. De ontsluitingsweg wordt verlengd zodat toekomstige uitbreidingen op de weg kunnen aansluiten. De uitbreiding van de bestaande ontsluitingsweg sluit aan op de 'gele' verbinding dat de interne structuur weergeeft (zie afbeelding 3). De verlenging van de weg zal in de toekomst ook dienen als ontsluitingsroute voor de verdere uitbreidingen van Foodpark Veghel fase 2. De weg wordt gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Het ontwerp voor de doortrekking van de onsluitingsweg zal aansluiten bij het ontwerp voor fase 1. De uitbreiding van de weg zal verder bijdragen aan een verkeersveilige weginrichting van Foodpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0004.png"

Afbeelding 3 Interne ontsluiting van Foodpark Veghel fase 1 en 2. Het plangebied voor Foodpark Veghel fase 2 is globaal weergegeven met een zwarte omlijning.

De ontsluitingsweg is op dit moment aangesloten op de Corridor door middel van een voorrangskruispunt. Het gemotoriseerde verkeer afkomstig van Foodpark dient voorrang te verlenen aan het gemotoriseerde verkeer (en aan het fietsverkeer op het aanwezige fietspad) op de Corridor.

3.2 Visie Op De Belangrijkste Ruimtelijke En/of Functionele Onderdelen

Bij de ontwikkeling van Foodpark Veghel fase 1 is de structuur van het bedrijventerrein ontstaan door belangrijke dragers in het gebied. Dit was de ontsluitingsstructuur en de groenstructuur. Door de dragers werd het terrein verdeeld in deelgebieden. De huidige uitbreiding van het Foodpark is kleinschaliger en gaat om één bedrijf dat zich wil vestigen. Deze uitbreiding van het Foodpark zal daarom aansluiten op de structuur van het al ontwikkelde bedrijventerrein, Foodpark Veghel fase 1. Hierbij wordt gebruik gemaakt van bestaande dragers in het gebied, zoals eerder genoemd in het bestemmingsplan 'Foodpark Veghel 2016'.

3.3 Beeldkwaliteitsplan

Voor Foodpark Veghel fase 2 wordt aangesloten op het eerder opgestelde beeldkwaliteitsplan voor Foodpark Veghel fase 1. Het beeldkwaliteitsplan van fase 1 staat in Bijlage 3.

3.4 Ruimtelijke Kwaliteitsverbetering

In de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant (art. 3.2) is vastgelegd dat iedere ontwikkeling in het buitengebied gepaard moet gaan met een fysieke kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit betekent dat een concreet voorstel over de invulling van de kwaliteitsverbetering ook onderdeel moet uitmaken van de planvorming. Ten behoeve van de ontwikkeling van Foodpark Veghel is er een (landschappelijk) inpassingsplan opgesteld.

In het kader van het inpassingsplan voor de ontwikkeling van bedrijventerrein Foodpark Veghel zijn er in de directe omgeving van het bedrijventerrein een aantal fysieke verbeteringen van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van water, natuur en landschap uitgevoerd. De verbeteringen zijn inmiddels gerealiseerd, zodat een aanvullende borging (in financiële, juridische en feitelijke zin) niet noodzakelijk is. De fysieke verbeteringen bestaan uit de aanleg van een landschapszone langs de Corsica en de Biezendijk, alsmede uit een uitbreiding van het Natuur Netwerk Brabant, ter plaatse van de Logtenburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0005.png"

Afbeelding landschapszone Biezendijk

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0006.png"

Afbeelding landschapszone Corsica

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0007.png"

Afbeelding uitbreiding Natuur Netwerk Brabant Logtenburg

In totaliteit gaat het daarbij om een oppervlakte van ruim 11,5 hectare. Deze gronden zijn de afgelopen jaren aangekocht door de gemeente. Door deze gronden in te zetten voor de ontwikkeling van natuur/landschap dient er aan deze gronden een waardevermindering te worden toegekend, welke kan worden beschouwd als een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Daarnaast dienen vanzelfsprekend ook de met de inrichting van deze gronden verband houdende kosten in ogenschouw te worden genomen.

Indien alleen al uitgegaan wordt van een waardevermindering van € 5,- per vierkante meter (waarbij de restwaarde € 1,- per vierkante meter is), bedraagt de financiële bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap € 575.000,-. De inrichtingskosten voor de gronden bedragen (afgerond) € 375.000,-. De totale financiële bijdrage door de gemeente aan kwaliteitsverbetering van het landschap bedraagt daarmee € 950.000,-. Indien uitgegaan wordt van de daadwerkelijke verwervingskosten van gemiddeld € 20,- per vierkante meter (getaxeerde complexwaarde voor losse grond), dan is (aangezien de waardevermindering dan veel groter is, namelijk € 19,- per vierkante meter) de financiële bijdrage door de gemeente aan kwaliteitsverbetering van het landschap ook veel groter, namelijk € 2.560.000,-. Voor de gemeente is dit, gezien de feitelijke verwervingskosten, een realistisch uitgangspunt.

In fase 1 bevindt zich circa 27,9 hectare aan uitgeefbaar bedrijventerrein. In de nu voorliggende uitbreiding betreft het circa 8 hectare bedrijventerrein. De totale oppervlakte van de uit te geven gronden voor fase 1 en de eerste uitbreiding bedraagt daarmee circa 35,9 hectare. Uitgaande van een gemiddelde uitgifteprijs van € 160,- per vierkante meter, exclusief omzetbelasting zou daarmee een totaalbedrag (voor fase 1 en de nu voorliggende uitbreiding) een bedrag van € 574.400,- aan landschappelijke kwaliteitsverbetering door de gemeente moeten worden besteed (op basis van de 1%-regeling). Omdat de gemeente reeds een bedrag ter hoogte van € 2.560.000,- doch in ieder geval van € 950.000,- heeft besteed, hoeven er geen aanvullende middelen te worden gereserveerd en hoeven er geen aanvullende maatregelen te worden getroffen. Gezien de overmatig gerealiseerde kwaliteitsverbetering biedt deze tevens ruimte voor toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein.

Hoofdstuk 4 Nut, Noodzaak En Behoefte

4.1 Inleiding

In de Verordening Ruimte 2018 (geconsolideerde versie d.d. 1 januari 2018) van de provincie Noord-Brabant is het plangebied aangegeven als 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'. In de verordening is aangegeven welke regels er gelden voor de aanleg van bedrijventerreinen. Ook zijn in de verordening regels opgenomen met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en de verbetering hiervan. In paragraaf 5.3.2 wordt ingegaan op het beleidskader dat vanuit de provinciale verordening van toepassing is. Eén van de onderwerpen uit deze Verordening betreft 'de ladder voor duurzame verstedelijking', kortweg 'de ladder'. Aan de hand van 'deze ladder' kan de behoefte aan bedrijventerrein Foodpark Veghel worden aangetoond. Tevens biedt deze ladder inzicht in nut en noodzaak van het bedrijventerrein en biedt deze de onderbouwing van de locatie van het bedrijventerrein. Een belangrijk deel van de motivering van de uitbreiding van Foodpark fase 1 komt tot uiting bij het doorlopen van 'de ladder voor duurzame verstedelijking'.

4.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

4.2.1 Principes ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Verordening van de provincie Noord-Brabant wordt de ladder voor duurzame verstedelijking aangehaald. De ladder voor duurzame verstedelijking is in het leven geroepen om tot een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming te komen bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Zodoende kan er optimaal ruimtegebruik gerealiseerd worden. In het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ook onderzocht of daadwerkelijk behoefte bestaat aan de ontwikkeling van het voorgenomen initiatief.

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op een stedelijke ontwikkeling, de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moeten worden. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

4.2.2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

4.3 Situatie En Positie Veghel

Door de aanleg van de A50 heeft Veghel een nog aantrekkelijker vestigingsklimaat voor bedrijven gekregen. De concurrentiepositie van Meierijstad ten opzichte van de regio's Eindhoven, Oss, Nijmegen is dan ook toegenomen. Door de directe verbinding met de A50 vindt er een verschuiving plaats van industriële bedrijven naar bedrijven met een logistieke functie. Voor de realisatie van Foodpark Veghel fase 1 heeft de gemeente vooral bedrijfskavels uitgegeven op bedrijventerrein Doornhoek. De gemiddelde uitgifte van bedrijfskavels was voor de crisisjaren gemiddeld 9 hectare, tijdens de crisisjaren bedroeg dit nog 6 hectare. Er bestaat een tekort aan relatief grote bedrijfspercelen vanaf 5 hectare binnen de gemeente.

Het bedrijventerrein dat in fase 1 van het Foodpark op de markt is gekomen, is nagenoeg uitgegeven. De gemeente heeft een verzoek gekregen van een bedrijf dat zich graag wil vestigen in het Foodpark. Het gaat om een groot bedrijf dat 8 hectare wil afnemen. Door het gebrek aan grote bedrijfspercelen wil de gemeente aan dit initiatief medewerking verlenen vooruitlopend op de realisatie van de ontwikkeling van het overige gedeelte voor Foodpark Veghel fase 2. Daarom wordt de ontwikkeling van de circa 9,5 bedrijfskavel (8 hectare (netto) uitgeefbaar bedrijventerrein) gezien als uitbreiding van Foodpark Veghel fase 2.

4.4 Locatie Keuze

Eerder is in 2006 een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van uitbreiding van een bedrijventerrein in Veghel (Arcadis, 2007). Op grond van een financieel en ruimtelijke afweging in een locatiestudie is er besloten dat het gebied De Kempkens de beste uitbreidingsmogelijkheid was. Deze keuze is in december 2013 door de gemeenteraad vastgelegd in de Structuurvisie Veghel 2030. In De Kempkens is in 2016 begonnen met de ontwikkeling van Foodpark Veghel fase 1. Er is toen gekozen voor het gefaseerd ontwikkelen van het bedrijventerrein, omdat de prognoses van de Provincie uitwezen dat de vraag naar bedrijventerreinen op termijn terug zou lopen.

In fase 1 is ook aangeven hoe het Foodpark zich zou ontwikkelen in de volgende fasen. Om op de plannen van Foodpark Veghel fase 1 aan te sluiten is de locatiekeuze voor de uitbreiding van het Foodpark op het huidige plangebied gevallen.

Hoofdstuk 5 Beleidskader

5.1 Inleiding

Voor het plangebied zijn diverse beleidsstukken relevant. Het gaat hierbij om gemeentelijk, regionaal, provinciaal en nationaal beleid. Dit hoofdstuk bespreekt de hoofdlijnen van de beleidskaders die specifiek gelden voor de ontwikkeling van het plangebied; Foodpark Veghel, uitbreiding.

5.2 Rijksbeleid

5.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Rijk zet in de SVIR uiteen welke nationale belangen het heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten hiervoor worden ingezet.

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Met de SVIR wordt een andere koers ingezet in het nationale ruimtelijk beleid. Er is nu vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale benadering met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat dan ook meer over aan provincies en gemeenten.

De SVIR gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Dit betekent dat het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op veertien nationale belangen, waarvoor het verantwoordelijk is en resultaat wil boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze doelen zijn vertaald in nationale belangen, zie 5.2.2.

5.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De nationale belangen die juridisch moeten doorwerken in ruimtelijke plannen van provincies en gemeenten worden vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro). Het Barro is in 2011 deels inwerking getreden.

In het Barro zijn de onderwerpen mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken reeds opgenomen.

Op 1 oktober 2012 is een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen: ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied en in het obstakelbeheergebied van luchtbasis Volkel. Op basis van artikel 2.6.9. van het Barro gelden in radarverstoringsgebieden bouwhoogtebeperkingen voor bouwwerken die voor hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Het maaiveld ter hoogte van de radar ligt op 20 meter, daarmee ligt de hoogtebeperking van het radarverstoringsgebied op 65 meter boven NAP. Er worden met het plan geen rijksbelangen geschaad (zie ook Hoofdstuk 9).

Op 1 juli 2016 is het Barro opnieuw aangepast. De wijziging heeft met name betrekking op het de omvang van het rivierbed, het hanteren van de benaming Natuurnetwerk Nederland (in plaats van Ecologische Hoofdtructuur (EHS)) en wat andere, meer technische, ondergeschikte aspecten. Deze wijzigingen van het Barro zijn niet relevant voor voorliggend initiatief.

5.2.3 Nationaal Milieubeleidsplan-4 (NMP-4)

Op 8 juni 2001 is het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) door het kabinet vastgesteld. In het NMP4 is het doel gesteld om per 2030 de afwenteling van milieuproblemen, op volgende generaties en op mensen in arme landen, te stoppen. Dit kan worden bereikt door de grote milieuproblemen in clusters aan te pakken: energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen, milieudruk door de landbouw, stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid en de leefomgeving. Veranderingen kunnen worden georganiseerd via systeeminnovatie.

Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar versterken. Om de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving te versterken worden drie veranderingen aangebracht:

  • de samenhang tussen milieu- en ruimtelijk beleid;
  • de samenhang tussen het beleid van verschillende overheden wordt versterkt;
  • de verantwoordelijk van mede overheden voor de plaatselijke leefomgeving wordt vergroot.


Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het definiëren en realiseren van milieukwaliteit en de uitvoering van het beleid op het meest passende bestuursniveau komt te liggen.


Het NMP4 doet geen gebiedsspecifieke uitspraken. Wel worden voor de verschillende milieuaspecten aandachtspunten gegeven. Hier zal rekening mee worden gehouden bij de nieuwe ontwikkeling.

5.3 Provinciaal Beleid

5.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 - partiële herziening 2014 (2014)

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 - partiële herziening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant. Dé grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken.

De provincie onderscheidt binnen de stedelijke structuur twee ontwikkelingsperspectieven: stedelijk concentratiegebied en kernen in het landelijk gebied. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Ze liggen in en rond Eindhoven-Helmond, Waalwijk, 's-Hertogenbosch, Oss, Tilburg, Breda, Oosterhout, Etten-Leur, Uden, Veghel, Bergen op Zoom en Roosendaal. Binnen het stedelijk concentratiegebied is een aantal specifieke aanduidingen opgenomen die richting geven aan stedelijke ontwikkelingen, in relatie tot de infrastructuur.

Hierin worden huidige inzichten met een perspectief tot 2025 beschreven en wordt er een doorkijk naar 2040 gegeven. In het stedelijk concentratiegebied (inclusief de zoekgebieden voor verstedelijking) is voldoende ruimte om in de verstedelijkingsbehoefte (wonen, werken en voorzieningen) te voorzien. Hier is ruimte voor een grote verscheidenheid aan woon- en werkmilieus, of een menging daarvan, in uiteenlopende dichtheden.


Concentratie van verstedelijking

Brabant heeft de ambitie zich te ontwikkelen tot een top kennis- en innovatieregio op Europees niveau. De provincie vindt het belangrijk dat er verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied, de zogenaamde mozaïekstructuur. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Het op peil houden van het voorzieningenniveau is daarbij een belangrijk aandachtspunt. De fysieke leefomgeving levert een bijdrage aan de gezondheid, bijvoorbeeld door goed toegankelijke voorzieningen, een groene leefomgeving, water, een veilige infrastructuur en biedt ruimte voor vrijetijdsbesteding. Bij de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. Rond de steden is de schaal van de verstedelijkingsopgave van een andere orde, dan in de gebieden aan de randen van Brabant. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. Dat gebeurt rond goed ontsloten gebieden, zoals in dynamische stadscentra en op knooppunten van infrastructuur.

De concentratie van verstedelijking vindt plaats in het zogenaamde 'kralensnoer' van steden (met omliggende kleinere kernen) op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom tot aan Oss) en rond de steden op het zand (Eindhoven – Helmond, Tilburg en Uden – Veghel). Hier wordt de bovenlokale groei van de verstedelijking opgevangen.


Groene geledingszones tussen steden

In het stedelijke kralensnoer op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom tot Oss) en in het verstedelijkte gebied van Tilburg, Eindhoven-Helmond en Uden-Veghel zet de provincie in op behoud en ontwikkeling van groene geledingszones tussen de grote stedelijke kernen. De geledingszones hebben als doel de openheid tussen de stedelijke gebieden te garanderen. Dit wil de provincie bereiken door in te zetten op de verbetering van de groene en recreatieve kwaliteiten van deze gebieden. Dit draagt bij aan een gezond, schoon en aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant.

Op de structurenkaart bij de structuurvisie is ter plaatse van het plangebied een aantal aanduidingen opgenomen. Deze zijn hierna omschreven en van een toelichting voorzien (cursief).

Zoekgebied verstedelijking: Op de structurenkaart zijn de zoekgebieden verstedelijking aangegeven. Zolang binnen deze gebieden nog geen verstedelijking heeft plaatsgevonden, is daar feitelijk het perspectief van gemengd landelijk gebied aanwezig. Binnen de zoekgebieden verstedelijking geldt in principe het beleid met betrekking tot het gemengd landelijk gebied. Extra aandacht wordt gevraagd voor (het beperken van) de ontwikkelingsmogelijkheden van functies die een toekomstige stedelijke ontwikkeling kunnen bemoeilijken.

De uitbreiding van Foodpark Veghel geeft invulling aan de verstedelijking die hier ook in de structuurvisie van de provincie Noord-Brabant is voorzien en waar deze aanduiding al op voor sorteert.

Tracézone Brainport Oost: in de structuurvisie is de Tracézone Brainport Oost opgenomen. Deze zone was opgenomen in het kader van de ontwikkelingen in de Brainportregio, waar De Ruit (opwaardering N279 en verbinding Helmond - Eindhoven) een onderdeel van was. De plannen met betrekking tot De Ruit zijn inmiddels gewijzigd. Het tracé, dat in het bestuursakkoord van de provincie en het bidbook bereikbaarheid Zuid-Nederland is opgenomen is meegenomen in de eerdere uitgedachte varianten in de m.e.r. voor het bestemmingsplan van Foodpark Veghel fase 1.

Gemengd landelijk gebied: Gebied waarbinnen verschillende functies in evenwicht met elkaar worden ontwikkeld. Agrarische functies worden in samenhang met andere functies (in de omgeving) uitgeoefend. In het gemengd landelijk gebied wordt voldaan aan de vraag naar kleinschalige stedelijke voorzieningen, recreatie, toerisme en ondernemen in een groene omgeving. Daarnaast wil de provincie ook dat er ruimte beschikbaar blijft om de agrarische productiestructuur te behouden en te versterken. Aan gemeenten wordt daarom gevraagd deze primair agrarische gebieden te beschermen. Dat betekent dat (stedelijke) functies die ten koste gaan van de ruimte voor agrarisch gebruik of die strijdig zijn met de landbouw in die gebieden geweerd worden. Hierdoor blijft er ruimte gereserveerd voor agrarische ontwikkelingen.

Het gemengd landelijk gebied komt te vervallen bij de uitbreiding van Foodpark Veghel. Dit past bij de eerder genoemde aanduiding 'zoekgebied verstedelijking' die boven de aanduiding 'gemengd landelijk gebied' ligt, waardoor het gebied zich stedelijk kan ontwikkelen.

Mozaïeklandschap: De opgave is om een goede balans te vinden tussen rode en groene ontwikkelingen en het contrast tussen stad en land, het mozaïek, te behouden en verder te ontwikkelen (groene geledingszones) en door meer in te zetten op verstedelijking die de eigen identiteit van stad of dorp in relatie tot het landschap versterkt.

Wat betreft het 'Foodpark Veghel, uitbreiding' is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande aanwezige infrastructuur en de infrastructuur van Fase 1.

Regio-indeling voor regionaal overleg: Gemeenten en Provincie voeren regionaal overleg om een goede afstemming van de stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) binnen een regio te bevorderen. In het regionaal ruimtelijk overleg zet de provincie in op het intensiveren van ruimtegebruik rondom hoogstedelijke zones, stedelijke en goederen- knooppunten om zo de verknoping van stedelijke ontwikkelingen en infrastructuur te bereiken. In de regionale agenda wordt de relatie met de MIRT Gebiedsagenda Brabant gelegd en worden de afspraken uit de regionale agenda's voor wonen en werken betrokken.

De gemeente Veghel stemt met de andere gemeenten in de regio in het regionaal ruimtelijk overleg af over de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Ook de afspraken met betrekking tot 'Foodpark Veghel, uitbreiding' worden hier gemaakt.

5.3.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant

In de Verordening staan onderwerpen uit de provinciale structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. Deze verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening bevat algemene regels voor de bevordering van ruimtelijke kwaliteit. Verder worden de volgende structuren onderscheiden:

  • Bestaand stedelijk gebied;
  • Natuur Netwerk Brabant;
  • Groenblauwe mantel;
  • Gemengd landelijk gebied.

De Verordening biedt daarnaast nog regels, gekoppeld aan diverse aanduidingen, uiteenlopend van 'Waterwingebied' tot 'Zoekgebied voor windturbines'. De Verordening kent een aantal rechtstreekswerkende regels, relevant voor de veehouderij / agrarische sector.


De verordening bevat in hoofdzaak instructieregels. Gemeenten dienen deze regels bij het opstellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van een bestemmingsplan in acht te nemen.

Het plangebied is op de kaart aangewezen als 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling - stedelijk concentratiegebied'. Verder gelden regels voor de bevordering van ruimtelijke kwaliteit. In de tabel hierna is de essentie van de relevante artikelen en is aangegeven waar de verantwoording van de artikelen is terug te lezen. In hoofdstuk 7 wordt expliciet ingegaan op de regels voor de ecologische hoofdstructuur (nu: Natuurnetwerk Brabant).

In de tabel hierna is de kern van deze regels verwoord in de linker kolom. In de rechter kolom is aangegeven in welke paragrafen / hoofdstukken of bijlagen bij dit bestemmingsplan de verantwoording van de regels is opgenomen. Zo wordt voorkomen dat teksten dubbel worden opgenomen. De regels zelf zijn ook na onderstaande tabel wat meer uitgebreid verwoord / opgenomen.

Hieronder is een opsomming gegeven van de benodigde verantwoording en waar deze is te vinden:

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0011.png"

5.4 Stedelijk Gebied Eindhoven

Eind 2013 hebben de raden van de 9 gemeenten van het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) een convenant gesloten. Daarin zijn afspraken vastgelegd op het gebied van Wonen, Werken en voorzieningen. De afspraken uit dit convenant vormen de basis voor de taken die er voor de stedelijke regio liggen.

In het geval van 'Werken' is het doel van de samenwerking dat het bedrijfsleven zo optimaal mogelijk bediend wordt in hun vraag naar goede huisvesting. Dit valt uiteen in een drietal zaken: bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel. Op het gebied van bedrijventerreinen is dat een combinatie van een aantal onderdelen.

  • Programmering: er moet voldoende hoeveelheid bedrijventerrein zijn die past bij de vraag (kwalitatief en kwantitatief);
  • 1-loket: de ondernemers moeten op de beste wijze worden gefaciliteerd bij de zoektocht naar de beste vestigingslocatie;
  • Gemeenschappelijke grondprijssystematiek: er is geen concurrentie bij gelijkwaardige terreinen op basis van grondprijs.

5.4.1 Programmering bedrijventerreinen stedelijk gebied Eindhoven 2016

Het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) is de kern van Brainport en de Brainportregio Eindhoven. De Brainportregio Eindhoven is één van de drie belangrijkste economische kernzones van Nederland. Bovendien is de afgelopen jaren, onder andere door de uitvoering van de visie Brainport 2020 met speerpunten 'Top Economy' en 'Smart Society', deze kennis steeds beter omgezet in economisch succes. Ook de komende jaren is het van belang deze toppositie te behouden.

Bedrijventerreinen spelen hierin een belangrijke rol. Reguliere bedrijventerreinen zijn daarbij van groot belang, hierbij biedt het MKB een belangrijk fundament onder onze ambities en groei. De economische en sociale waarde van de bedrijventerreinen voor de regio is daarmee hoog. Zo is de toegevoegde waarde van de bedrijventerreinen voor de regionale economie vele miljarden per jaar. Daarnaast bieden de bedrijventerreinen werk voor ruim 125.000 mensen. Dat is 40-45% van de totale werkgelegenheid in de SGE.

Zoals aangegeven is er in de regio te veel aan bedrijventerreinen welke ook niet allemaal passen bij de vraag vanuit de markt. Om het bedrijfsleven zo optimaal mogelijk te kunnen bedienen is het van belang om keuzes te maken die passen bij de vraag en onze regionale ambitie.

  1. 1. Er wordt gekozen voor zachte plannen zonder marktvraag uit de programmering te halen
  2. 2. Er wordt gekozen om bestaande (modern) gemengde terreinen goed af te ronden.
  3. 3. Er wordt ruimte gereserveerd in de programmering voor de regionale ambitie. Onze regio is ambitieus, die ambitie is vertaald in de programmering. De campusterreinen zijn van belang voor onze regionale ambitie. Ook zijn er kavels gelegen naast grote belangrijke bedrijven, deze moeten in de toekomst beschikbaar blijven bij een mogelijke uitbreidingsvraag van het bedrijf.
  4. 4. We kiezen voor een brede programmering: ruimte voor alle segmenten en doelgroepen in de programmering. De vraag vanuit de markt is leidend.

Het Foodpark Veghel valt onder ambitie drie waarin ruimte wordt geboden voor regionale ambities. Foodpark Veghel fase 1 heeft zich gefocust op foodgerelateerde bedrijvigheid. Hierbij is afgesproken dat tijdens de ontwikkeling periodiek inzicht gegeven werd in wat voor soort bedrijven de uitgifte plaatsvindt, zodat achteraf de 'foodgerelateerdheid' kan worden getoetst.Hieruit is gebleken dat Foodpark 1 inderdaad hoofdzakelijk aan foodgerelateerde bedrijvigheid is uitgegeven.

De uitbreiding voor Foodpark Veghel fase 2 is zowel besproken in ambtelijk en bestuurlijk regionaal overleg en in het 1-loket in de regio Noordoost-Brabant en akkoord bevonden.

5.5 Lokaal En Regionaal Beleid

5.5.1 Visie 2030 Smaakmakend Veghel

De visie 2030 Smaakmakend Veghel is een leidraad geweest voor het opstellen van beleidsnota’s. De beleidsnota’s moeten passen binnen de drie strategische programma’s, te weten:

  • Stedelijk centrum Veghel;
  • Bedrijvig Veghel;
  • Goed Leven.

De gemeente Meierijstad wenst in de toekomst onderscheidend en daarmee complementair te zijn ten opzichte van de omliggende gemeenten. Het imago van Veghel is vooral dat van een ‘werkstad’. Meierijstad is geen typische Bourgondische Brabantse gemeente. Veghel van vandaag is een welvarende kern binnen de gemeente Meierijstad. De materiële welvaart is de laatste 50 jaar verdrievoudigd. Bedrijvig Veghel is sterk in de voedings- en agribusiness. Speerpunten zijn industrie, logistiek en dienstverlening. Meierijstad huisvest een aantal toppers van ondernemend Nederland. De gemeente biedt een goed vestigingsklimaat voor bedrijven. Meierijstad is daarmee ook een banenmotor, een echte werkstad. Met ruim 22.860 banen verschaft Meierijstad aan de wijde regio werk. De openstelling van rijksweg A50 heeft de positie van Meierijstad in de provincie versterkt. In potentie aanwezige ruimtelijke kwaliteiten als de haven, de markt en de Aa die dwars door het centrum stroomt, zouden beter benut kunnen worden.

In 2030 wordt Meierijstad gekenschetst door de gevarieerde, veelal grootschalige, internationaal georiënteerde bedrijvigheid en onderscheidt zich daarmee van omliggende gemeenten. Ondanks alle veranderingen in de mondiale economie hebben de Veghelse voedings- en logistieke clusters nog altijd een prominente plek in de Europese economie. De ondernemingen hebben hun positie weten te behouden in de internationale concurrentieverhoudingen. Dit is mede mogelijk gebleken, omdat de gemeente er in is geslaagd voorwaarden te creëren voor het behoud van een aantrekkelijk vestigings- en werkklimaat. In het kader van de discussie kwaliteit voor kwantiteit is bij het uitgeven van grond en het acquireren van bedrijven gekozen voor een meer zuinig, duurzaam en daarmee selectief gebruik van de beschikbare ruimte. In de visie is aangegeven dat Veghel (Meierijstad) inzet op het in stand houden, bevorderen en verder uitbreiden van een kwalitatief en aantrekkelijk economisch vestigings- en werkklimaat langs vier programmalijnen:

  1. 1. Stimuleren meer robuuste en meer gedifferentieerde economische structuur (o.a grootschalig/kleinschalig, branchering, zonering, cyclisch/niet-cyclisch), waarbij duurzame en kwalitatieve ontwikkeling centraal staat;
  2. 2. Voorwaarden scheppen voor een gevarieerde en gekwalificeerde beroepsbevolking;
  3. 3. Het regisseren van een duurzame mobiliteit gericht op bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid;
  4. 4. Het ordenen (reguleren) van een duurzaam en selectief ruimtegebruik.

Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de bedrijvigheid in Meierijstad mogelijk. De voorgenomen ontwikkeling past binnen de vier programmalijnen.

5.5.2 Verkenning Kern Veghel (2011)

De gemeente wil met deze Verkenning een bijdrage leveren aan het realiseren van drie belangrijke ambities:

  • Veghel moet in balans zijn;
  • Veghel moet onderscheidend zijn;
  • De trots op Veghel moet worden hersteld.

Alle keuzes, alle projecten en alle ontwikkelingen die in deze Verkenning staan beschreven moeten bijdragen aan deze drie ambities en zijn daarmee kaderstellend voor de Verkenning. Voor de bedrijventerreinen is de volgende ambitie opgenomen.

Balans

De omvangrijke bedrijventerreinen bezorgen de kern Veghel al vele jaren een top-tien positie in de ranglijst van Nederlandse zakengemeenten. Dat geldt voor de gehele gemeente en zeker voor de kern Veghel. Top-tien noteringen zijn echter geen vanzelfsprekendheid: om deze positie te handhaven moet op verschillende fronten een geduchte inspanning worden geleverd. Het gaat dan in ieder geval om het verbeteren van de bereikbaarheid, de aanwezigheid van opleidingsinstituten en een goed opgeleide beroepsbevolking.

Op het gebied van bedrijventerreinen overtreft het aanbod de vraag. De vraag zal in de komende 10 jaar zo’n 69 hectare netto bedragen, met een mogelijke plus van 13 tot 20 hectare als Meierijstad er in regionaal verband in slaagt harde afspraken te maken over de vestiging van (enkele of alle) food en feed bedrijven in Veghel. Voor de periode van 2020 tot 2030 wordt een aanzienlijke daling in de vraag naar bedrijventerreinen voorzien. Vooralsnog wordt uitgegaan van ongeveer 20% van de vraag in de komende tien jaar. Dit komt neer op ongeveer 14 hectare. In totaal komt de vraag hiermee voor de periode tot 2030 op 96 tot 103 hectare.

Binnen de kern Veghel is ruimte voor het realiseren van zo’n 140 hectare netto bedrijventerrein. Hiervan is 33 hectare netto restcapaciteit op de bedrijventerreinen Dubbelen en Doornhoek, circa 70 hectare netto in het nieuw te realiseren bedrijventerrein Foodpark en 37 hectare netto in het zoekgebied bedrijventerreinen Amert II. Dit betekent dat er binnen de planperiode een overschot is aan bedrijventerreinen.

Onderscheidend

De tweede ambitie bestaat eruit dat Veghel zich moet richten op onderwerpen of gebieden waarin het goed is. Alleen dan kan Veghel zich onderscheiden van de buurgemeenten en de grote steden in de directe omgeving. Op het gebied van werkgelegenheid ligt het accentueren van de sterke positie op het gebied van de sector Food voor de hand. Dat betekent onder andere dat de beschikbare ruimte op bedrijventerreinen gericht wordt ingezet.

Veghel is sterk op het gebied van bedrijvigheid en dat moet vooral zo blijven. Het dankt die positie onder andere aan de goede, multimodale ontsluiting, waarbij de A50, de N279 en de Zuid-Willemsvaart een hoofdrol spelen. In de visie is aangegeven dat op het gebied van uitbreiding van bedrijventerreinen de ontwikkeling van de Kempkens (Foodpark) de voorkeur heeft. Hiermee heeft Veghel voldoende ruimte in de aanbieding om tot 2030 aan de vraag naar bedrijventerreinen te voldoen. De eerste fase van het Foodpark is reeds ontwikkeld. Dit plan zal bedragen aan de verdere ontwikkeling van de uitbreiding van Foodpark Veghel.

5.5.3 Structuurvisie Veghel 2030

De gemeente heeft sinds maart 2012 aan een nieuwe structuurvisie gewerkt. Deze is op 19 december 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. In deze structuurvisie worden de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de lange termijn (op hoofdlijnen) vastgelegd. In de structuurvisie is het Foodpark als ontwikkellocatie bedrijventerrein meegenomen. Ook is in de structuurvisie opgenomen dat Foodpark tot 2030 (en mogelijk ook daarna) gefaseerd wordt ontwikkeld en geeft de structuurvisie aan dat de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein een aandachtspunt is, mede richting de bewoners ten zuiden van het plangebied / de inwoners van Zijtaart. Het bestemmingsplan voorziet in een groen-bestemming rond het bedrijventerrein, zodat het terrein goed landschappelijk kan worden ingepast en afscherming richting de omgeving biedt.

Met de afronding van het project Veghels bedrijventerreinen future proof zijn alle bedrijventerreinen in Veghel geherstructureerd. In relatie tot het opwaarderen van de N279 en de aansluitingen op de A50 is met name de leefbaarheid in de kernen Eerde, Zijtaart en Keldonk een punt van aandacht. Hetzelfde geldt voor de landschappelijke inpassing van mogelijke wegtracé’s rondom deze kernen. Rond Zijtaart is dit nog eens gecombineerd met de landschappelijke inpassingsopgave van het toekomstige Foodpark De Kempkens. De groene ‘blokken’ op de visiekaart, tussen Zijtaart en de Veghelse bedrijventerreinen hebben betrekking op deze opgave. Voor de uitbreiding van Foodpark Veghel wordt de inpassing, zoals deze mogelijk wordt gemaakt middels de 'groen-bestemming' voldoende geacht.

Hoofdstuk 6 Cultuurhistorie En Archeologie

6.1 Monumenten En Waardevolle Gebouwen

In het plangebied zijn geen monumenten of waardevolle gebouwen gelegen. De boerderijen die er staan / stonden zijn deels in de 18e en deels in de 19e eeuw gebouwd. Deze boerderijen hebben ondanks hun hoge leeftijd geen beschermde monumentale status (Royal Haskoning, 2011: Foodpark Veghel, Notitie Reikwijdte en Detailniveau). In het plangebied komen ook geen MIP-objecten voor (Monumenten Inventarisatie Project).

6.2 Cultuurhistorische Structuren

Cultuurhistorie is de verzamelterm voor historische bouwkunde, historische geografie en archeologie. Van deze disciplines bestaat er wettelijke bescherming voor archeologische waarden en historisch-bouwkundige waarden (monumenten). De meer landschappelijke (historische geografie) waarden zijn niet wettelijk beschermd, maar daarvoor gelden diverse beleidskaders.

Het Rijk hecht aan borging en ontwikkeling van gebieden en structuren met zowel (inter)nationaal erkende als voor Nederland kenmerkende cultuurhistorische waarden, waarbij het Rijk zich met name richt op de Nationale Landschappen, Unesco werelderfgoed en wederopbouwgebieden.

Het plangebied 'de uitbreiding van Foodpark Veghel' ligt niet in een nationaal landschap, een wederopbouwgebied en staat niet op de lijst van de Unesco werelderfgoed (of komt op deze lijst te staan).

Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant

De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie Noord-Brabant laat zien waar zich cultuurhistorisch interessante en waardevolle patronen en objecten bevinden. Elke tijdsperiode heeft haar weerslag gehad op de vorming van de gebouwde omgeving. Lijnen, punten en vlakken uit het verleden zijn soms nog afleesbaar in het huidige (stads)landschap. De CHW-kaart brengt deze cultuurhistorisch waardevolle patronen en objecten in beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0012.png"

Afbeelding 5 De cultuurhistorische waardekaart voor het plangebied

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant is het gebied aangegeven als archeologisch landschap 'Dommeldal Nuenen-Gestel'. Dit landschap omvat het rivierdal van de Dommel tussen Sint-Michielsgestel en Nuenen, almede de hierin uitwaterende beken de Groote Beek bij Son, de Grote Waterloop bij Liempde en de Kleine Aa/Smalwater onder Boxtel. Langs beide zijden van de rivier- en beekdalen, op de overgang naar het hoger gelegen dekzandlandschap, ligt een aaneenschakeling van oude bouwland-complexen. Deze zijn ook tot het archeologisch landschap gerekend, evenals de met oude bouwlanden bedekte dekzandrug tussen Best en Nijnsel en een vergelijkbare rug ten noorden van Sint-Oedenrode. Het landschap is één van de archeologisch rijkste landschappen van Noord-Brabant.

Wat betreft cultuurhistorie zijn op de CHW-kaart ter plaatse van het plangebied geen specifieke objecten of patronen aangeduid. Er zijn geen historische groenstructuren aanwezig in het plangebied. De ligging van de huidige perceelsgrenzen komt echter grotendeels overeen met het ontginningspatroon uit de 19e eeuw. Dit is ook herkenbaar in de ontsluiting die ook vrij oorspronkelijk is met bijvoorbeeld de Lage Biezen en Het Helligt. Wel is een waarde toegekend aan de aanwezige wegenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0013.png"

Afbeelding 6 Historische bouwkunstkaart voor foodpark Veghel fase 1 en 2.

De wegenstructuur binnen het plangebied is voor het grootste deel aangemerkt met redelijk hoge historisch geografische waarde. Het gebied Logtenburg, ten zuiden van het plangebied, is op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant aangeduid als historisch bosgebied.

Binnen het plangebied en/of de omgeving liggen geen terreinen die extra aandacht vragen vanuit de archeologische monumentenkaart.

Voor Foodpark Veghel fase 2 is geen rekening gehouden met de landschappelijke structuur en met kwaliteiten. Deze zijn door aankoop, gevolgd door sloop van panden, door aanpassing van percelen, immers voor een groot deel verdwenen. De ontwikkeling van Foodpark Veghel fase 2 ondervindt daardoor geen hinder van cultuurhistorische aspecten binnen dit bestemmingplan.

6.3 Archeologie

Kader

Verdrag van Valletta, Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op Europees niveau zijn afspraken gemaakt over de bescherming van archeologische waarden in het Verdrag van Valletta (ook bekend als het Verdrag van Malta) [Europese Commissie, 1992b]. Per 1 september 2007 is dit verdrag geïmplementeerd in de nationale wetgeving: de Wet op de archeologische monumentenzorg, geïmplementeerd in (onder meer) de Monumentenwet.

Archeologische waarden dienen zoveel als mogelijk in-situ behouden te blijven. Bij graafwerkzaamheden dient vooraf onderzoek plaats te vinden naar de kans op verstoring van archeologische waarden. Wanneer verstoring van waarden verwacht wordt, dient onderzocht te worden of de planvorming zodanig kan worden aangepast dat de waarden beschermd blijven. Indien dit niet mogelijk is, dienen de waarden die verloren gaan door archeologisch onderzoek gedocumenteerd te worden.

Erfgoedwet (2016) en Monumentenwet (1988)

Sinds 1 juli 2016 geldt de nieuwe Erfgoedwet. Deze wet harmoniseert de bestaande wet- en regelgeving omtrent roerend en onroerend erfgoed en vormt één integrale Erfgoedwet voor het beheer en behoud van cultureel erfgoed. Een belangrijke wijziging voor archeologie is dat in de Erfgoedwet de regels voor de archeologische monumentenzorg aan de orde komen. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving wordt onderdeel van de Omgevingswet die naar verwachting in 1 januari 2021 in werking zal treden. Tot dat de Omgevingswet ingaat, blijven de artikelen uit de Monumentenwet 1988 die niet terugkomen in de Erfgoedwet van kracht, waaronder regelingen omtrent omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen.

Gemeentelijk beleid

Een archeologische verwachtingskaart biedt een actueel overzicht van de archeologische verwachtingen en bekende archeologische waarden binnen de gemeentegrenzen. De verwachtingskaart ligt veelal ten grondslag aan het gemeentelijk archeologiebeleid met bijbehorende beleidskaart. In onderstaande tabel zijn de op het plangebied van toepassing zijnde beleidseenheden met bijbehorend beleid weergegeven.

Het plangebied ligt in bestemmingsplan Foodpark Veghel (2016), voor een groot deel in een gebied met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’, waarbij de ondergrens voor bodemingrepen is vastgelegd op circa 100 m2 en 30 cm diepte. Op de verwachtingskaart ligt het plangebied in een zone met een middelhoge, een lage verwachting, en in reeds verstoorde gebieden. Deze zones op de verwachtingskaart hebben verschillende vrijstellingsgrenzen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0014.png"

Tabel 2 Vrijstellingen binnen het beleid voor archeologische waarden

Analyse archeologisch onderzoek

In opdracht van gemeente Meierijestad heeft Arcadis Nederland bv een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor plangebied Foodpark Fase 2 te Veghel (zie Bijlage 4). De gemeente Meierijstad is voornemens om het bedrijventerrein 'Foodpark' met ca. 9,5 hectaren uit te breiden. Om dit mogelijk te maken, dient het bestemmingplan aangepast te worden. In het vigerende bestemmingplan ligt op het terrein waar het Foodpark wordt uitgebreid een dubbelstemming 'Waarde - Archeologie'. Derhalve dient in het kader van de bestemmingsplanwijziging een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Het bureauonderzoek is een actualisatie van het in 2007 uitgevoerde bureauonderzoek van BAAC (Van Putten 2007). Het bureauonderzoek uit 2007 is vanwege veranderde wetgeving en de beschikbaarheid van nieuwe informatie door uitgevoerde onderzoeken in de directe omgeving, niet meer actueel.

Voor het bureauonderzoek is uitgegaan van een onderzoeksgebied dat bestaat uit het plangebied en een zone van 500 meter daaromheen (zie onderstaande afbeelding 7). Hierdoor wordt een completer beeld verkregen van de aanwezige waarden in en rondom het plangebied en kunnen resultaten uit de omgeving worden geëxtrapoleerd.

Het bureauonderzoek heeft als doel inzicht te verschaffen in de archeologische waarden die zich in het plangebied kunnen bevinden. Dit wordt bereikt door het aanvullen van de onderzoeksgegevens en aanscherpen van het verwachtingsmodel door controle van de huidige beschikbare informatiebronnen. Op basis van deze informatie wordt uitspraak gedaan over de mogelijkheid van het afzien van een waarde dubbelbestemmming archeologie of de noodzaak van eventueel archeologisch vervolgonderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0015.png"

Afbeelding 7 Onderzoek gebied voor het archeologisch bureauonderzoek

Conclusie

Op basis van de resultaten van het archeologisch bureauonderzoek is gebleken dat er geen bekende archeologische waarden in het plangebied zijn gelegen, wel zijn in het midden van het plangebied mogelijk resten aanwezig van een gebouw dat hier rond 1900 gestaan heeft. Op basis van het landschap kan de archeologische verwachting worden bijgesteld ten opzichte van de vastgelegde waardering in het bestemmingsplan, die gebaseerd is op ouder onderzoek. In het plangebied zijn verschillende dekzandwelvingen te vinden hiervoor geldt een middelhoge verwachtingswaarde. In het zuiden van het gebied wordt verwacht dat deze dekzandwelvingen zijn afgegraven, waardoor er geen archeologische verwachting meer is. In het noorden komen nog dekzandvlaktes voor. Hieraan is een lage archeologische verwachting toegekend.

Om het verwachtingsmodel te toetsen wordt een onderzoeksmethode in de vorm van een verkennend booronderzoek voorgesteld met een mogelijke doorstart naar een karterend booronderzoek. Het booronderzoek moet worden uitgevoerd in de gebieden met een middelhoge verwachting met uitzondering van het zuidelijke gebied dat waarschijnlijk reeds is afgegraven.

Het voorgesteld onderzoek dient inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van archeologische waarden, zoals die beschreven is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' die voor dit gebied geldt. Dit advies dient door de initiatiefnemer te worden voorgelegd aan het Bevoegd Gezag, in dit geval de Gemeente Meierijstad. Het Bevoegd Gezag kan van het door Arcadis gegeven advies afwijken. Binnen het bestemmingsplan zijn regels opgenomen om potentieel aanwezige archeologische waarde te beschermen, hierdoor is het bestemmingsplan voor Foodpark Veghel aanvaardbaar.

Dit advies sluit niet uit dat er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) archeologische toevalsvondsten vondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag.

Hoofdstuk 7 Ecologie

De ruimtelijke ontwikkeling binnen de uitbreiding van Foodpark Veghel leidt mogelijk tot effecten op beschermde gebieden en soorten. Daarom is er een ecologische quickscan door Acardis Nederland bv. uitgevoerd (Bijlage 5) om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van en mogelijke effecten op beschermde gebieden en soorten. Op basis daarvan kan beoordeeld worden wat de noodzakelijke vervolgstappen zijn om eventuele conflicten met natuurbeleid- en wetgeving te voorkomen.

Wettelijke-/beleidskader

Wet natuurbescherming, gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb genoemd) maakt het mogelijk gebieden aan te wijzen als beschermde natuurgebieden. De Wnb noemt daarbij verschillende soorten gebieden.

  • Het Natuurnetwerk Nederland (NNN): het samenhangende ecologische netwerk waarvoor de provincies (gedeputeerde staten) zorgdragen voor de totstandkoming en instandhouding (art 1.12, lid 2).
  • “Bijzondere provinciale natuurgebieden” en “Bijzondere provinciale landschappen” zijn gebieden buiten het NNN aangewezen door gedeputeerde staten vanwege bijzondere natuurwaarden of landschappelijke en cultuurhistorische waarden (art 1.12, lid 3).
  • Natura 2000-gebieden zijn de gebieden die de Minister van Economische Zaken heeft aangewezen ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn (art. 2.1, lid 1).
  • “Bijzondere nationale natuurgebieden” zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen buiten bestaande Natura 2000-gebieden (art. 2.11, lid 1).

De Wnb kent alleen voor de Natura 2000-gebieden een toetsingskader. De bescherming van het NNN verloopt via het planologische spoor. Ten aanzien van de bescherming van bijzondere nationale en provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen is in de Wnb geen regeling opgenomen. Provincies kunnen -wanneer zij een dergelijk gebied aan zouden wijzen- daarvoor zelf een regeling opstellen.

Wet natuurbescherming, soortenbescherming

De Wnb regelt naast gebiedsbescherming ook de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld. Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van beschermde soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren (artikelen 3.1, 3.5 en 3.10). De Wet natuurbescherming kan dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen hebben. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 1.11).

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS), ecologische verbindingszones en Weidevogelleefgebieden zijn beschermd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening onder artikel 11 (NNN en EVZ) en artikel 25 (weidevogelleefgebieden). Effecten op gebieden zijn niet zonder meer toegestaan. Voor deze gebieden geldt dat de provincie uitgaat van externe werkingen. Het gaat hierbij om effecten als gevolg van geluid, licht en trillingen. Effecten als gevolg van stikstof worden niet meegenomen.

Analyse

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Vogel- en Habitatrichtlijngebied Kampina en Oisterwijkse Vennen en ligt op 10 kilometer afstand van het plangebied. Het Habitatrichtlijngebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bosschebroek ligt op ruim 12 kilometer afstand van het plangebied en het Habitatrichtlijngebied Strabrechtse Heide en Beuven ligt op circa 20 kilometer afstand van het plangebied.

Omdat het plangebied niet binnen een Natura 2000-gebied ligt, zijn directe effecten als gevolg van aantasting uitgesloten. Er is een stikstofberekening uitgevoerd waaruit blijkt dat er ook geen sprake is van significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Soortenbescherming

In de ecologische quickscan is eerst een bureaustudie uitgevoerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van beschikbare verspreidingsgegevens afkomstig van reeds uitgevoerde (soorten)onderzoeken in de omgeving, de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en de verspreidingsatlas.Vervolgens is er een veldbezoek is uitgevoerd op 20 februari 2018.

Hieronder is in een tabel per soortgroep aangegeven of de soortgroep mogelijk voorkomt in het plangebied en wat de mogelijke effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden kunnen zijn. Algemeen voorkomende zoogdieren, amfibieën en vissen, zijn volgens de Wnb vrijgesteld en worden niet meegenomen met de effecten en de toetsing maar deze soorten worden wel meegenomen bij het opstellen van de mitigerende maatregelen, want voor deze soorten geldt de zorgplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0016.png"

Tabel 3 Soorten die mogelijk voorkomen in het plangebeid en de effecten

Natuurnetwerk Nederland

Binnen het plangebied is er geen weidevogelleefgebied en geen NNN-gebied (ecologische verbindingszone) aanwezig. In de omgeving van het plangebied (<500 meter) zijn geen ecologische verbindingszones gelegen. Wel is ten zuiden(oosten) van het plangebied NNN-gebied te vinden op een afstand van circa 100 meter. Het beheertype is droog bos met productie.

Aangezien weidevogelleefgebied ontbreekt en ecologische verbindingen niet in de omgeving (<500 meter) aanwezig zijn, zijn effecten op deze beschermde gebieden als gevolg van de ontwikkeling uitgesloten. Door de ontwikkeling binnen het plangebied vindt geen oppervlakteverlies van het NNN-gebied plaats. Aangezien het NNN-gebied op een afstand van circa 100 meter van het plangebied ligt, is het niet uitgesloten dat gedurende de aanlegfase verstoring door kunstlicht en trillingen plaatsvindt.

Gelet op het reeds aanwezige geluid afkomstig van de naastliggende rijksweg A50 is extra verstoring als gevolg van een toename van geluid uitgesloten. In de gebruiksfase is het tevens mogelijk dat een toename van kunstverlichting leidt tot effecten op het NNN-gebied. Hei- en boorwerkzaamheden veroorzaken trillingen en die leiden mogelijk tot effect op het NNN-gebied.

Conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied hierdoor zijn directe effecten als gevolg van aantasting uitgesloten. Ook blijken er geen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie te zijn. Effecten als gevolg van de werkzaamheden zijn uitgesloten. Verdere toetsing vanuit de Wnb is daarom niet aan de orde.

Soortenbescherming

Uit de quickscan naar beschermde soorten is gebleken dat het plangebied essentieel leefgebied vormt van de huismus en dat nestplaatsen vermoedelijk aanwezig zijn in de gebouwen. Tevens is het mogelijk dat het plangebied een essentiële functie als leefgebied heeft voor steenuil, kerkuil, bosuil, ransuil, buizerd, sperwer, havik en boomvalk. Soortgericht onderzoek dient uit wijzen of het plangebied een functie heeft voor bovengenoemde soorten en wat de noodzakelijk vervolgstappen zijn om overtreding van de Wnb te voorkomen. Voor de onderzoeksinpanning wordt verwezen naar Bijlage 5. Dit onderzoek is nodig voor de volgende soorten: huismus, uilen, roofvogels, en vleermuizen.

Na het uitvoeren van de soortgerichte onderzoeken is het pas mogelijk om een totaal beeld te krijgen van welke vervolgstappen noodzakelijk zijn om conflicten met de Wnb te voorkomen. Gelet op het voorkomen van huismus is het aannemelijk dat in ieder geval voor deze soort een ontheffing Wnb aangevraagd dient te worden.

Voor broedvogels (nestplaats beschermd gedurende broedperiode) dienen mitigerende maatregelen uitgevoerd te worden, zoals hieronder beschreven.

  • Voer werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen uit of begin de meest verstorende werkzaamheden in ieder geval voorafgaand aan de werkzaamheden zodat vogels kunnen uitwijken. Het broedseizoen loopt ongeveer van 15 maart tot 15 juli, maar kan afhankelijk van het weer en andere factoren verschuiven.
  • Indien werkzaamheden binnen het broedseizoen plaatsvinden, dient door een deskundig ecoloog onderzocht te worden of broedende vogels ter plaatse aanwezig zijn. Wanneer er vogels aanwezig zijn, wordt door een ecoloog een passende maatregel bedacht.

Voor de algemeen voorkomende soorten zoogdieren, amfibieën en vissen (zorgplicht) dienen ook de volgende mitigerende maatregelen toegepast te worden:

  • Materiaal dient met zorg verplaatst te worden zodat mogelijk aanwezige dieren de ruimte krijgen om het plangebied te verlaten.
  • Werk in één richting, de richting waarin soorten kunnen vluchten.
  • Het materieel moet zorgvuldig en deskundig worden gebruikt, zodat geen onnodige schade wordt veroorzaakt of onnodige verstoring van flora en fauna optreedt.

Indien deze mitigerende maatregelen getroffen worden zijn vervolgstappen vanuit de Wnb niet aan de orde. De aanwezigheid van andere beschermde soorten is op basis van deze quickscan uitgesloten.

NNN-gebied

Effecten op NNN-gebied zijn niet bij voorbaat uitgesloten. Zowel gedurende de aanlegfase als de gebruiksfase kunnen effecten van trillingen en licht plaatsvinden. Derhalve dienen de volgende mitigerende maatregelen getroffen te worden:

  • Verstoring van trillingen gedurende de aanlegfase dient voorkomen te worden door geluidsarm te werken. Zo kan in plaats van heien, hoogfrequent getrild worden.
  • Verstoring door kunstlicht gedurende de aanlegfase en gebruiksfase dient voorkomen te worden door geen kunstverlichting tussen een half uur voor zonsondergang tot een half uur na zonsopkomst te gebruiken. Indien dit niet mogelijk is dient met aangepaste verlichting gewerkt te worden zodat de omgeving van het plangebied niet beschenen wordt. De verlichting die gedurende de gebruiksfase gebruikt wordt, mag niet uitstralen naar de omgeving.

Indien deze mitigerende maatregelen getroffen worden zijn verder vervolgstappen niet noodzakelijk en kan het plan worden uitgevoerd. Indien wordt afgeweken van de mitigerende maatregelen bestaat de kans op conflict met artikel 19 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Hoofdstuk 8 Water

8.1 Beleid

Gemeente Meierijstad

Het beleid van Meierijstad omtrent water en riolering is beschreven in 'Waardevol Water in Meierijstad VGRP+ 2017-2022'. Hierin zijn enkele speerpunten beschreven waarop de gemeente zich binnen deze planperiode zal richten:

  • Klimaatbestendig inrichten openbaar en particulier gebied
  • Verhogen waterbewustzijn en stimuleren waterbewust handelen
  • Verduurzamen afvalwaterketen
  • Behalen KRW-doelen
  • Doelmatig verwerken afvalwater in het buitengebied
  • Verhogen belevingswaarde en benutten water voor natuur en recreatie
  • Verder professionaliseren van het stedelijk waterbeheer
  • Samenwerken

Voor de ontwikkeling van Foodpark Veghel Fase 2 betekent dit:

  • Streven naar het scheiden van waterstromen bij wijkreconstructies/rioolvervanging;
  • Streven naar hydrologisch neutraal ontwikkelen bij nieuwbouw;
  • Bergingseis toename verhard oppervlak 0 – 10.000 m2 = 60 mm;
  • Bergingseis toename verhard oppervlak > 10.000 m2 = Afstemmen op lokale eisen en opstellen van waterhuishoudkundig plan;
  • Anticiperen op meer extreme buien;
  • Nieuwe riolering/reconstructies gedimensioneerd op bui 9;
  • Sterker sturen op ruimte voor groen.

Waterschap Aa en Maas

De 8 uitgangspunten in de watertoets uit de 'Waternota Foodpark Veghel, Fase 1, 2013' zijn voor fase 2 ongewijzigd gebleven. Echter wordt er geen gebruik meer gemaakt van de HNO-Tool om de bergingsopgave te bepalen. Hiervoor worden nu de algemene regels uit de Keur gehanteerd, wat het volgende inhoudt;

  • Het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m² is, of;
  • De toename van verhard oppervlak maximaal 2.000 m² is, of;
  • De toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak;
  • De toename van verhard oppervlak tussen 2.000 m² en 10.000 m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan.

De rekenregel voor compensatie bedraagt: Benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m).

De voorziening voldoet aan de volgende eisen:

  • De bodem van de voorziening ligt boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG);
  • De afvoer uit de voorziening vindt plaats via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4 cm te hebben;
  • Daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen.

8.2 Watertoets

In het kader van fase 1 is een zeer uitgebreid onderzoek uitgevoerd ter invulling van de Waternota Foodpark Veghel fase 1 (2013) (Bijlage 6). De omliggende gronden zijn conform het toen vigerende bestemmingsplan vastgelegd maar wel met het idee dat hier in de toekomst uitbreiding van het bedrijventerrein mogelijk is. Fase 2 is binnen de plangrenzen van het onderzoek in fase 1 opgenomen, voor fase 2 is geïnventariseerd of er op basis van het huidige beleid en de kennis van nu aanvullingen of wijzigingen zijn op de waternota van fase 1. Deze wijzigingen zijn opgenomen in de Waternota Foodpark Veghel fase 2 die is opgenomen in Bijlage 7.

Waterhuishouding huidige situatie

Het gebied wordt agrarisch gebruikt. Er liggen enkele sloten langs de randen. Langs veel kavels liggen droge greppels. Het water wordt afgevoerd naar de Den Dubbelenloop. De terreinhoogte loopt af in noordelijke richting. De grondwaterstanden liggen daarom in het noorden dichter bij maaiveld.

Het plangebied bestaat momenteel voor het grootste deel uit agrarisch grasland. Na realisatie van Foodpark Veghel fase 2 zal een groter deel van het gebied verhard zijn. Dit houdt in dat bij neerslag aanzienlijke hoeveelheden relatief schoon hemelwater tot afstroming komen. Om de versnelde afvoer niet tot benedenstroomse problemen te laten leiden, is slechts een vertraagde afvoer naar buiten het plangebied toegestaan. De berging die benodigd is om dit mogelijk te maken wordt binnen de bestemmingen groen en water gevonden.

Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein zijn er verder mogelijkheden voor invulling van bovenwettelijke ambities op het watervlak, zoals het creëren van watergebonden biotopen, het toepassen van hemelwater in processen door bijvoorbeeld grote waterverbruikers, het vasthouden en laten infiltreren van water in de bodem (in plaats van afvoer naar de waterberging) en dergelijke. In hoeverre hier invulling aan wordt gegeven hangt enerzijds af van de toekomstige bedrijven op het Foodpark en of die aan dit soort ambities kunnen bijdragen, en anderzijds van de gemeente Meierijstad die de ambities kan afspreken met deze bedrijven of het zelf kan organiseren in het publieke domein van Foodpark. Wanneer industriële wateronttrekking zal plaatsvinden, dan moet hiervoor een apart traject voor doorlopen worden en is een vergunning aanvraag bij de Provincie Brabant verplicht.

Waterhuishouding toekomstige situatie

Verhard oppervlak

Het uit te geven bruto oppervlak voor fase 2 is 9,5 waarvoor het uitgangspunt is dat 75% verhard wordt. Dit betekent een toename verhard oppervlak.

Bergingsopgave

In de 'Waternota Foodpark Veghel, Fase 1, 2013' zijn de rekenkundige randvoorwaarden van de plansituatie beschreven en is de bergingseis bepaald op basis van de HNO-tool. De HNO-tool rekent echter met een kleinere bergingseis dan het actuele beleid in de Keur. De bergingsopgave voor Fase 2 zijn bepaald met de recente bergingseisen en weergeven in table 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0017.png"

Tabel 4 Bergingseis voor het plangebied

De toename in bergingseis heeft ook invloed op het oppervlak van de berging. Uitgaande van de vastgestelde peilstijging van 0,7 meter is een indicatief oppervlak van 0,51 hectare nodig voor de volledige waterberging voor fase 2. Aanvullend moet rekening gehouden worden met het compenseren voor oppervlaktewater dat gedempt wordt zoals omschreven in de waternota.

De Gemeente heeft aangegeven dat de berging voor Fase 1 reeds is gerealiseerd aan de Corsica. Deze heeft een inhoud van 22.500 m³ waarvan 17.356 m³ benodigd voor de ontwikkeling van Fase 1–. Daarmee heeft de voorziening een overcapaciteit van 5.144 m³. Het is mogelijk om het hemelwater van Fase 2 door middel van een sloot of hemelwaterleiding naar de reeds gerealiseerde bergingsvoorziening af te voeren waarmee aan de bergingsopgave wordt voldaan.

Hemelwaterafvoersysteem

In afbeelding 11 van de 'Waternota Foodpark Veghel, Fase 1, 2013' (zie Bijlage 6) is een voorbeeldontwerp van de waterhoudende berging weergegeven. Door de verhoogde bergingseis voor de gebieden waar nog geen bestemmingsplan is vastgesteld zal de benodigde berging bij een peilstijging van 0,7 m circa 0,1 hectare groter zijn dan in het ontwerp van fase 1.

Afvoercapaciteit

In de paragraaf 'beschrijving waterhuishouding in plansituatie' wordt de maximale afvoercapaciteit van 0,67 l/s/ha benoemd. In de actuele Keur van Waterschap Aa en maas is deze afvoercapaciteit vastgesteld op 2 l/s/ha. Bij het ontwerp van het watersysteem moet daarmee rekening gehouden worden met 2/l/s/ha afvoer.

Duurzaamheid

In het plangebied wordt vuilwater gescheiden gehouden van schoon hemelwater. Het vuile water wordt ondergronds ingezameld en via gemaal Doornhoek naar de rioolwaterzuivering gebracht. Het hemelwater wordt in bergende waterpartijen opgevangen. Deze waterpartijen krijgen een natuurvriendelijke inrichting. Het materiaalgebruik is zodanig dat geen onnodige verontreinigingen in het oppervlaktewater terecht komen.

Conclusie

Voor het realiseren van Foodpark fase 2 dient 3.600 m³ (ca. 0,51 hectare open water) waterberging te worden gerealiseerd. In het huidige ontwerp is de inrichting van het bedrijventerrein nog niet voldoende uitgewerkt om de wateropgave concreet in het gebied in te passen. Een alternatief om aan de opgave te voldoen is door de aanwezige overcapaciteit in de bergingsvoorziening van Fase 1 te benutten. Bij het opstellen van het waterhuishoudkundigplan dient de inpassing van de wateropgave binnen het projectgebied of de aanleg van voldoende afvoercapaciteit naar de bergingsvoorziening van Fase 1 verder getoetst en uitgewerkt te worden.

Hoofdstuk 9 Fysieke Belemmeringen

In het plangebied liggen geen leidingen, die planologisch relevant zijn. De gasleiding (westzijde, tracé A-521, 914 mm, 66,2 bar) en de hoogspanningsleiding vallen buiten het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0018.jpg"

Afbeelding 8 Buiten het plangebied weergegeven kabels en leidingen

Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied en in het obstakelbeheergebied van luchtbasis Volkel. Het maaiveld ter hoogte van de radar ligt op 20 meter, daarmee ligt de hoogtebeperking van het radarverstoringsgebied op 65 meter boven NAP. Er worden dus geen rijksbelangen geschaad.

Hoofdstuk 10 Milieuaspecten

10.1 M.e.r.

Het Foodpark Veghel is in zijn geheel (fase 1 en 2) een m.e.r.-plichtige activiteit. Omdat het huidige initiatief als onderdeel van fase 2 nog niet eerder is vastgelegd in een bestemmingsplan, is dit bestemmingsplan m.e.r.-plichtig en moet voor dit bestemmingsplan de m.e.r.-procedure worden doorlopen.

Ten behoeve van deze m.e.r.-procedure is een notitie Reikwijdte en Detailniveau (Grontmij, 8 september 2015) en een MER (Arcadis, 13 april 2016) opgesteld en ter inzage gelegd voor het verkrijgen van zienswijzen. Het MER vormde een bijlage bij het inmiddels vastgestelde bestemmingsplan voor fase 1 van het Foodpark en is op 21 juni 2016 door de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.) getoetst. Daarmee is de m.e.r.-procedure voor het bestemmingsplan voor fase 1 afgerond.

Sinds de afronding van het MER op 13 april 2016 hebben zich echter enkele nieuwe ontwikkelingen voorgedaan en is aanvullende en nieuwe informatie beschikbaar gekomen. Daarom is een notitie opgesteld waarin is getoetst of het MER uit 2016 passend is voor het nu voorziene initiatief als onderdeel van fase 2, of het nog voldoende actueel is en of het tezamen met de aanvullende en nieuwe informatie voldoende milieu-informatie biedt voor de besluitvorming over het bestemmingsplan (zie Bijlage 2). Eindconclusie van de notitie is dat dit inderdaad zo is. Deze notitie biedt daarmee samen met het MER uit 2016 en de onderzoeken voor het bestemmingsplan voor het voorziene initiatief voldoende informatie voor de besluitvorming.

De notitie en het MER zijn tezamen met het bestemmingsplan voor het voorziene initiatief ter inzage gelegd voor het verkrijgen van zienswijzen. Daarmee wordt de m.e.r.-procedure ook voor het bestemmingsplan voor het voorziene initiatief als onderdeel van fase 2 afgerond.

10.2 Bodemonderzoek

In opdracht van de gemeente Meierijstad heeft Arcadis Nederland B.V. een actualiserend vooronderzoek verricht ter plaatse van het bestemmingsplangebied Foodpark fase 2 te Veghel. Voor Foodpark fase 1 is in 2012 voor het gehele terrein, inclusief de huidige uitbreiding, reeds een vooronderzoek (historisch bodemonderzoek) gedaan. Daarom zal dit vooronderzoek zich uitsluitend richten op de periode 2012 t/m heden. Het doel van het actualiserend vooronderzoek is te bepalen of de locatie al dan niet verdacht is met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging en of er sinds het historisch bodemonderzoek uit 2012 nog wijzigingen zijn geweest die zouden kunnen hebben geleid tot bodemverontreiniging.

In het vooronderzoek uit 2012 (Bijlage 9) is de gehele locatie “Foodpark”, met een totaal van tien deelgebieden (deellocaties), op bodemverontreiniging verdachte, niet eerder onderzochte, deellocaties geïnventariseerd. Het vooronderzoek van Arcadis beperkte zich tot uitsluitend het plangebied voor fase 2 van het plangebied (zie Bijlage 8). Het plangebied bestaat uit de eerder vastgestelde deelgebieden 7, 8 en 9. In het onderhavig onderzoek is dan ook geïnventariseerd welke van de in het vooronderzoek benoemde verdachte deellocaties binnen fase 2 vallen, en zijn op de locaties uitgevoerde bodembedreigende activiteiten en de resultaten van (in de omgeving) uitgevoerde bodemonderzoeken voor de periode 2012 t/m heden geïnventariseerd.

Conclusie

Uit de resultaten van het vooronderzoek blijkt dat binnen het onderzoeksgebied een aantal verdachte deellocaties is gelegen, die reeds benoemd zijn in het historisch bodemonderzoek in 2012. Hiervan is een groot gedeelte reeds (voldoende) onderzocht. Er zijn in de periode 2012 t/m heden geen aanvullende bodembedreigende activiteiten of nieuwe verdachte deellocaties bijgekomen. Enkele bodembedreigende activiteiten die hebben plaatsgevonden in het gebied zijn nog niet of onvoldoende onderzocht, zie onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0019.png"

Tabel 5 Mogelijke verdachte locaties uit het onderzoek

Voor sommige deellocaties hoeft alleen de exacte locatie vastgesteld te worden of ze waren/zijn gelegen binnen de grenzen van het huidige plangebied fase 2. Indien dit het geval is, is vervolgonderzoek noodzakelijk in een vervolgfase bij de aannemer. Voor het perceel van Corridor 18 is onderzocht op asbest. Daarbij zijn geen overschrijdingen van de interventiewaarde aangetoond.

Uit eerder onderzoek bleek dat in het gehele gebied een algemeen licht verhoogd gehalte verwacht kan worden voor PAK, minerale olie en zware metalen. Ook worden voor het grondwater licht tot matig verhoogde concentraties zware metalen verwacht.

10.3 Geluid

10.3.1 Wegverkeerslawaai

Vanwege de aanleg van een ontsluitingsweg ten behoeve van de ontsluiting van het bedrijventerrein, is het noodzakelijk de geluidsbelasting vanwege deze weg inzichtelijk te maken (zie ook . Foodpark Fase 2 betreft circa 9,5 hectare uitgeefbaar terrein. De extra generatie van verkeer (productie/attractie) betreft 1.400 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). De maximale geluidsbelasting vanwege de ontsluitingsweg bedraagt 48 dB voor de woning aan De Kempkens 6 A, voor de woningen aan De Biezendijk geldt een maximale geluidsbelasting van 43 dB. De waarden voor de woning aan Corridor 22 is liggen onder deze maximale geluidsbelasting. Hiermee is voldoende aangetoond dat er voldaan wordt aan de gestelde eisen in de Wet geluidhinder.

10.3.2 Industrielawaai

Contourberekeningen zijn verricht op een maatgevende hoogte van 5 m boven maaiveld. Uit de berekeningsresultaten volgt dat ter plaatse van bedrijfswoning een etmaalwaarde van ten hoogste 46 dB(A) is berekend. Deze geluidsbelasting is berekend ter plaatse van beoordelingspunt 29 De Kempkens 6 A.

Het bedrijventerrein Foodpark Veghel wordt niet gezoneerd. De Wet geluidhinder is dus niet van toepassing en er gelden geen wettelijke eisen ten aanzien van de cumulatieve geluidsbelasting. Ook de ‘Nota industrielawaai gemeente Veghel’ (de nota) kent geen cumulatieve richtwaarde voor een niet gezoneerd terrein. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter van belang om ook de cumulatieve geluidsbelasting te beschouwen. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting op de omgeving is aansluiting gezocht bij de geluidsnormen van de Wet geluidhinder, ofschoon deze formeel niet van toepassing zijn.

De maximale grenswaarde van 60 dB(A) uit de Wet geluidhinder wordt nergens overschreden.

Om een acceptabel akoestisch klimaat in de woningen aan de Kempkens 6A, Corridor 22 en Willibrordushoek 1 en 2 te garanderen mag de geluidsbelasting in de woningen (binnenniveau) niet meer dan 35 dB(A) etmaalwaarde bedragen. Het Bouwbesluit eist bij de bouw van woningen een minimale geluidswering van 20 dB(A). In de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening’, oktober 1998 van het voormalige Ministerie van VROM is vermeld dat in de praktijk de geluidswering bij goed onderhouden woningen ten minste 20 dB(A) bedraagt. Daarnaast blijkt uit jurisprudentie (ABRvS 200407054/1 d.d. 29 juni 2005) dat het niet onredelijk is om ook voor oudere woningen uit te gaan van een geluidswering van 20 dB(A). Op basis hiervan mag verwacht worden dat geen gevelmaatregelen noodzakelijk zijn voor woningen met een gevelbelasting van 46 dB(A) of minder om te voldoen aan een binnenniveau van maximaal 35 dB(A) etmaalwaarde.

10.3.3 Conclusie

Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting op de omgeving op de woningen nabij het bedrijventerrein is aansluiting gezocht bij de geluidsnormen van de Wet geluidhinder en de nota, deze zijn formeel niet van toepassing voor de cumulatieve geluidsbelasting. Uit de geluidsbelastingen blijkt dat er zijn geen woningen met een geluidsbelasting hoger dan 50 dB(A) zijn. Ook wordt er verwacht dat er geen gevelmaatregelen noodzakelijk zijn voor woningen met een gevelbelasting van 46 dB(A) of minder om te voldoen aan een binnenniveau van maximaal 35 dB(A) etmaalwaarde. Tevens is in het onderzoek (zie Bijlage 10) aangetoond dat er voldaan wordt aan de eisen gesteld aan wegverkeerslawaai

10.4 Luchtkwaliteit

De gemeente Meierijstad is voornemens het reeds bestemde Foodpark fase 1 uit te breiden met Foodpark fase 2. Deze fase bestaat uit 8 ha, gepland ten zuiden van het reeds bestemde park. In het kader van uitbreiding van het Foodpark fase 2 is voorliggend luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 11).

De directe invloed van het bedrijventerrein wordt bepaald door het in werking zijn van de bedrijven. Het gaat hierbij om de bedrijfsactiviteiten en de ondersteunende processen (intern transport, ontstoffing/afzuiging/ventilatie en opslag gerelateerd). Naast de bedrijfsactiviteiten en de ondersteunende processen heeft de verkeersaantrekkende werking van de bedrijven een indirecte invloed op de luchtkwaliteit langs de ontsluitingswegen (zowel personenvervoer als aan- en afvoer van grond- en hulpstoffen en producten).

Conclusie

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen ruim onder de grenswaarden liggen. Dit treedt op in zowel de autonome ontwikkeling als de plansituatie met ontwikkeling van Foodpark Fase 2.

De maximale concentraties NO2 bedragen daar waar getoetst dient te worden maximaal 24 µg/m³. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde norm van 40 µg/m³. Er vinden nergens in het studiegebied overschrijdingen plaats van de uurgemiddelde norm voor NO2.

Voor PM10 komen concentraties hoger dan 21 µg/m³ niet voor, daar waar getoetst dient te worden. Hiermee wordt ruimschoots aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM10 van 40 µg/m³ voldaan.

Het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde norm voor PM10 bedraagt daar waar getoetst dient te worden 9 dagen. Dit is lager dan het toegestane aantal overschrijdingen van 35 dagen. Ook aan de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde norm PM10 wordt derhalve voldaan.

Ook de concentratie zeer fijn stof (PM2.5) ligt ruim onder de jaargemiddelde grenswaarde van 25 µg/m³. Hiermee wordt aan de norm voor PM2.5 voldaan.

De concentraties voor de autonome ontwikkeling en plansituatie voor 2030 laten een verdere daling van de concentraties luchtverontreinigende stoffen zien. Dit wordt veroorzaakt door lagere emissiefactoren voor zowel verkeer als de industrie. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de planvorming van Foodpark fase 2.

10.5 Geurhinder Veehouderijen

Wettelijk kader

Wet geurhinder en veehouderij

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet bevat standaardnormen voor de geurbelasting van intensieve veehouderijen op geurgevoelige objecten.

De wettelijke norm voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom is 3 Ou.

Voor bedrijven waar extensieve veehouderij wordt bedreven, geldt een ander toetsingskader. Voor deze bedrijven gelden geen geurnormen, maar vaste afstanden. In de Wet geurhinder en veehouderij is opgenomen dat binnen de bebouwde kom een afstand gehanteerd moet worden van 100 meter naar geurgevoelige objecten.

Gemeentelijke geurverordening

De Wgv biedt aan gemeenten de mogelijkheid om af te wijken van de in de wet gestelde geurnormen. Met een eigen geurbeleid kan de gemeente maatwerk per gebied leveren. De gemeente Meierijstad heeft een eigen Geurverordening (2010) opgesteld waarin afwijkende normen zijn vastgesteld (zie onderstaande uitsnede).

Voor het te ontwikkelen gebied (grofweg binnen de rode cirkel) geldt een geurnorm van 14 Ou en voor een deel van het te ontwikkelen gebied (gestippelde zone), zijn de vast afstanden gehalveerd; van 50 meter naar 25 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0020.png"

Afbeelding 9 Geldende geurnorm plangebied

Bij deze vaste afstanden is echter uitgegaan van de huidige situatie waarbij het gebied is gelegen buiten de bebouwde kom. De gemeentelijke geurverordening kent geen halvering van de vaste afstanden voor gebieden die gelegen zijn in de bebouwde kom. Daarom geldt voor het toekomstige bedrijventerrein als zijnde bebouwde kom, de wettelijke aan te houden vaste afstand van 100 meter tot geurgevoelige objecten.

Geurgevoelige objecten

Enkel geurgevoelige objecten worden beschermd tegen overmatige stankhinder. De Wgv geeft de volgende definitie voor een geurgevoelig object:
Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

Op basis van deze definitie zijn niet alleen woningen geurgevoelige objecten, maar alle bouwwerken waar sprake is van regelmatig menselijk verblijf. Dit zal ook van toepassing zijn op bedrijven die zich op het toekomstige bedrijventerrein vestigen.

Voorgrondbelasting

De indicatieve geurhindercontouren zijn in onderstaande afbeelding 10 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0021.png"

Afbeelding 10 Indicatieve geurhindercontouren 14 ou rondom agrarische bouwblokken of vaste afstand contour 100 m

Uit de kaart blijkt dat de indicatieve geurhindercontouren van de volgende vijf bedrijven (maart 2013/ wederom bevestigd maart 2016) niet binnen het gebied waar Foodpark Veghel, uitbreiding (fase 2)' van het bedrijventerrein is voorzien:

Adres Aanduiding kaart
1 Biezendijk 18b 6465LD18b
2 Biezendijk 19 6465LD19
3 Biezendijk 20 6465LD20
4 Biezendijk 25a 6465LD25a
5 Biezendijk 25 6465LD25

Tabel 6 bedrijven met indicatieve hindercontouren

Realisatie van nieuwe geurgevoelige objecten binnen de contouren van deze bedrijven is niet zonder meer mogelijk. Er is in dat geval sprake van aantasting van de bestaande rechten van desbetreffende veehouderij(en). De kavel voor 'Foodpark Veghel, uitbreiding' is niet gelegen binnen de indicatieve geurhindercontouren van veehouderijen. Er zal met de beoogde ontwikkeling van de uitbreiding van Foodpark Veghel daarom geen sprake zijn van aantasting van vergunde rechten van bestaande, (nog) niet opgekochte veehouderijen.

Achtergrondbelasting

De berekende achtergrondbelasting (cumulatieve geurbelasting) ten aanzien van geurhinder voor het plangebied is weergegeven in onderstaande afbeelding. De berekeningen zijn uitgevoerd in het programma V-stacks gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0022.png"

Afbeelding 11 Beoordeling leefklimaat op basis van de achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder

Uitgaande van de informatie uit de vigerende vergunningen van de omliggende, veehouderijen, kan het woon- en leefklimaat op basis van de achtergrondbelasting van geurhinder binnen het plangebied (Foodpark Veghel fase 2) worden gekwalificeerd als 'goed' (waarderingsmethodiek van het RIVM die ook is opgenomen in de toelichting bij de Wgv).

De gemeente heeft in 2008 een gebiedsvisie opgesteld die in 2010 is geactualiseerd. In haar geurbeleid heeft de gemeente vastgelegd wat ze verstaat onder een aanvaardbare achtergrondbelasting. Voor ontwikkellocaties bedrijventerreinen - waartoe het plangebied Foodpark Veghel, uitbreiding moet worden gerekend – is dit een achtergrondbelasting van maximaal 20 Ou (hinderpercentage maximaal 20%, classificatie matig). Is de achtergrondbelasting hoger dan deze toetswaarde, dan is er in beginsel geen sprake van een 'aanvaardbaar woon- en leefklimaat'. Uit de kaart met de achtergrondbelasting blijkt dat de achtergrondbelasting niet hoger dan 20 Ou is.

Op basis van bovenstaande is binnen de beoogde uitgeefbare kavel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de indicatieve geurhindercontouren van geen van de omliggende veehouderijen een belemmering vormen voor de voorgenomen realisatie van 'Foodpark Veghel, uitbreiding'. Op basis van de achtergrondbelasting is binnen 'Foodpark Veghel, uitbreiding' sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

10.6 Milieuzonering

Onderzocht is welke milieucategorie kan worden vastgelegd in het bestemmingsplan zonder dat ruimtelijke knelpunten ontstaan ten opzichte van gevoelige objecten (inwaarts zoneren) (Bijlage 12). Hierna is de onderbouwing opgenomen voor de inwaartse milieuzonering zoals die ook in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan is opgenomen.

Milieuzonering

De noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende functies (bedrijven) en gevoelige objecten (zoals woningen), gericht op bescherming of vergroting van de leefkwaliteit, wordt met behulp van milieuzonering bepaald. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft met de publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene versie 2009), een hulpmiddel opgesteld voor milieuzonering in de ruimtelijke ordening. Hiermee kan ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit ruimtelijke scheiding aangebracht worden tussen milieubelastende functies (bedrijven) en gevoelige objecten (zoals woningen).

Milieucategorie vastleggen in bestemmingsplannen

Om bij het vaststellen van het bestemmingsplan duidelijkheid en vastigheid te bieden ten aanzien van het soort bedrijvigheid dat zich kan vestigen, wordt vastgelegd tot welke milieucategorie een bedrijf maximaal behoort, om zich hier te mogen vestigen.

Welke categorie bedrijven maximaal kan worden toegestaan is afhankelijk van de afstand tot gevoelige objecten. De richtafstand die per milieucategorie moet worden aangehouden is weergegeven in onderstaande tabel 7. Hierbij is uitgegaan van een omgeving die kan worden aangemerkt met het omgevingstype 'rustig buitengebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0023.png"

Tabel 7 Milieucategorie en richtafstand tot omgevingstype buitengebied

De maatgevende woningen ten opzichte van de uitgeefbare kavels van Foodpark Veghel fase 2 zijn:

  • Corridor 22 (ten zuiden van plangebied)
  • De Kempkens 6a (ten zuidoosten van plangebied)

De binnen het plangebied gelegen woonbestemming Corridor 18 komt te vervallen en is derhalve buiten beschouwing gelaten.

Conclusie

Getoetst is of het plangebied geschikt is voor de beoogde uitgave voor bedrijven behorend tot milieucategorie 3.2, zonder dat dit tot ruimtelijke knelpunten leidt ten opzichte van bestaande gevoelige objecten in de omgeving.

Onderstaande afbeelding 12 laat zien dat op basis van de afstand tussen de bouwvlakken van de maatgevende gevoelige objecten rond het plangebied en het voor bedrijven uitgeefbare plangebied, het bedrijventerrein Foodplark Veghel fase 2 geschikt is voor bedrijven behorend tot milieucategorie 3.2 met uitzondering van een klein gedeelte aan de oostzijde van het plangebied. Dit is maximaal geschikt voor bedrijven die behoren tot milieucategorie 3.1.

De afstand tussen de woonlocatie Corridor 22 (ca. 124 meter) en het bedrijventerrein is groter dan de richtafstand van 100 meter ten opzichte van bedrijven die behoren tot milieucategorie 3.2 en vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmen van het bedrijventerrein voor bedrijven behorend tot milieucategorie 3.2

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0024.png"

Afbeelding 12 Milieuzonering omliggende gebouwen bij het plangebied

10.7 Externe Veiligheid

Vanwege de voorgenomen vaststelling van het bestemmingsplan Foodpark Veghel Fase 2 gekeken naar externe veiligheid. Hierbij is gebruik gemaakt van de onderzoeken uit Fase 1. Er zijn voor dit onderzoek geen nieuwe berekeningen uitgevoerd.

Sligro Foodgroup Nederland BV

De Sligro aan de Doornhoek 4050 heeft drie PGS15 opslagruimtes en een koolstofdioxide/ ammoniakkoelinstallatie waarmee de inrichting onder het Bevi valt. Ten behoeve van Fase 1 is hier een QRA uitgevoerd. Uit deze QRA is gebleken dat met realisatie van Fase1 er een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico is. Met de uitvoering van Fase 2 wordt aan de zuidwestzijde uitgebreid. De inschatting op basis van de QRA uit fase 1 is dat het groepsrisico niet significant toeneemt.

LNG-tankstation

Ten zuiden van Doornhoek 4050 ligt het LNG (Liquid Natural Gas) tankstation. Sinds 28 januari 2015 is de Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations van kracht. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de PR10-6 contour op circa 77 meter ligt. Fase 2 ligt buiten deze ontwikkeling. Fase 2 ligt op meer dan 200 meter afstand, waardoor het gebied buiten de maximale effectafstand van de Circulaire LNG tankstations ligt en daar mee geen onderdeel is van de verantwoording groepsrisico.


Overige inrichtingen

Overige inrichtingen liggen op een dermate grote afstand dat deze geen invloed hebben op de ontwikkeling van Foodpark Veghel Fase 2.

Snelweg A50

Het plangebied Foodpark Veghel Fase 2 ligt langs de snelweg A50. De externe veiligheidsrisico's van transportassen dienen te worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid en de regeling Basisnet. Er is voor deze route geen PR10-6 plafond aanwezig, als ook geen PAG (plasbrandaandachtsgebied) Dit betekent dat er geen beperkingen aan de gebouwen worden opgelegd, als er binnen 30 meter van de snelweg gebouwd zou worden. Daarnaast is conform de Regeling Basisnet een indicatieve groepsrisico berekening uitgevoerd omdat de toekomstige situatie gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de snelweg A50 ligt. Om deze reden is een indicatieve kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd.

Het plangebied in fase 2 heeft geen invloed op de hoogte van het hoogste groepsrisico per kilometer van de A50, want met de te verwachten invulling van het plangebied in fase 2 wordt het groepsrisico wel beïnvloedt maar overschrijd het de huidige norm niet.

Conclusie

De snelweg A50 levert geen beperkingen op vanuit het aspect externe veiligheid voor de ontwikkeling van het Foodpark Veghel Fase 2. De geprojecteerde objecten binnen het plangebied liggen niet binnen de PR10-6 contour en hiermee wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico. Het bevoegd gezag moest de verantwoording groepsrisico al uitwerken voor de Sligro aan de Doornhoek 4050 Foodpark Veghel Fase 1. Omdat het groepsrisico verder toeneemt maar de norm niet wordt overschreden met de realisatie van Foodpark Veghel Fase 2, kan het bevoegd gezag deze initiële verantwoording handhaven.

Verantwoording groepsrisico

Door de gemeente is de verantwoording groepsrisico uitgewerkt, ten behoeve van Fase 1. Voor fase 2 is dezelfde verantwoording van toepassing.

Sligro Foodgroup Nederland BV

Het groepsrisico ligt na ontwikkeling van Fase 1 boven de oriëntatiewaarde. Na ontwikkeling van Foodpark fase 2 wordt het groepsrisico wel beïnvloedt maar veranderd niet significant.

Voor de verantwoording van het groepsrisico zijn de volgende aspecten meegenomen:

  • Er is gekeken naar de mogelijkheden in het plangebied om door een goede ruimtelijke ordening de nadelige gevolgen van incidenten met bepaalde gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk te voorkomen.
  • De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval is bekeken.
  • Zelfredzaamheid van personen.
  • De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico
  • De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

Restrisico

Er is gekeken of ruimtelijke maatregelen mogelijk zijn die de toename van het groepsrisico beperkt houden. De adviezen van de Veiligheidsregio zijn zorgvuldig in de afwegingen betrokkenen. Het voorgaande in acht nemende, het maatschappelijke belang dat door het bestemmingsplan wordt gediend en het maatschappelijk en economisch belang van de risicobronnen, rechtvaardigen het aanwezige niveau van het groepsrisico. De gemeente heeft besloten dat het groepsrisico, gelet op de generiek aanwezige veiligheidsmaatregelen voor het onderhavige besluit, maatschappelijk aanvaardbaar is.

10.8 Duurzaamheid En Energie

Binnen het plan voor de uitbreiding van Foodpark Veghel wordt aangesloten op de eerdere plannen en uitgangspunten uit het bestemmingsplan Foodpark Veghel fase 1.

Hierin zijn er ambities ten aanzien van duurzame gebiedsontwikkeling in het stedenbouwkundig plan opgesteld. Het plan is gebaseerd op het zoveel mogelijk sluiten van kringlopen.

In het openbaar gebied is het stedenbouwkundig plan duurzaamheid vertaald in onder meer materialisering. Zo wordt bijvoorbeeld in het kader van duurzaamheid de voorkeur gegeven aan LED verlichting (met mogelijkheden voor gevarieerde schalingen; bij ’s nachts na 12:00 op 50 %) en voor armaturen die vervangbaarheid en langdurige verkrijgbaarheid garanderen.

Voor de bedrijfskavels heeft de gemeente Meierijstad ook een ambitieniveau. Meierijstad staat bekend om haar uitstekende ondernemersklimaat. Het Foodpark wil dit ook uitstralen, ook als het gaat over een flexibele verkaveling, het stimuleren van duurzaamheid en het gunstig implementeren van de geldende regelgeving voor (food)bedrijven. Aan het te vestigende bedrijf wordt een beroep gedaan op het zo duurzaam mogelijk inrichten van de bedrijfskavel. Zo dient gebruik te worden gemaakt van duurzame materialen in combinatie met een duurzame detaillering, zodat het bedrijfsgebouw ook in de tijd kwaliteit blijft uitstralen.

10.9 Explosieven

Door IDDS Explosieven is onderzoek uitgevoerd naar het risico op het aantreffen van Conventionele Explosieven (CE) in het onderzoeksgebied. Het rapport is opgenomen in Bijlage 13 van dit bestemmingsplan.

Doelstelling van het vooronderzoek is om met behulp van historisch feitenmateriaal als literatuur, archief- en luchtfotomateriaal een zo zorgvuldige inschatting te maken of er een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van achtergebleven explosieven in het onderzoeksgebied.

Uit het onderzoek blijkt dat er diverse indicaties zijn achterhaald die aantonen dat het onderzoeksgebied verdacht is op de aanwezigheid van CE. Uit de bureaustudie is vast komen te staan dat er aanwijzingen zijn die aantonen dat een gedeelte van het onderzoeksgebied als onverdacht kan worden aangemerkt.Het betreft hier de locaties van naoorlogs herbouwde en gebouwde woningen en stallen. Er is mogelijk sprake van gedumpte, verschoten en gegooide CE. De hoeveelheid hiervan is niet feitelijk vast te stellen.

IDDS Explosieven adviseert om een vervolgonderzoek in de vorm van opsporingsonderzoek uit te voeren indien er bodemroerende activiteiten plaats gaan vinden in of nabij de als verdacht aangemerkte locaties. De opsporingsmaatregelen hangen sterk af van de voorgenomen werkzaamheden en de gekozen werkmethodiek. De wijze van uitvoering is sterk afhankelijk van de voorgenomen bodemingrepen. Tevens speelt de wijze van uitvoering van de voorgenomen bodemingrepen hierin een belangrijke rol. Deze gegevens zijn op dit moment niet bekend, derhalve kan geen specifiek advies worden uitgebracht. Uiteraard kan IDDS Explosieven op het moment dat deze gegevens voorhanden zijn hierin een zeer gedegen en op veiligheid gestoeld advies uitbrengen.

Hoofdstuk 11 Verkeer

Gemeente Meierijstad wil Foodpark Veghel Fase 2 ontwikkelen. In onderstaande afbeelding 13 is het bestemmingsplan van Foodpark Veghel Fase 1 te zien met daarop ingetekend het kavel (8 ha) Foodpark fase 2 dat aanvullend wordt ontwikkeld. De geplande ontsluitingswegen voor beide fasen zijn ook weergegeven in deze afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0025.png"

Afbeelding 13 Geeft de verkeersituatie weer van Foodpark Veghel fase 1 en 2

11.1 Verkeersstructuur

Foodpark Veghel wordt ontwikkeld in de zuidelijke oksel van de Corridor en de Corsica, grenzend aan de bedrijventerreinen Poort van Veghel, De Dubbelen en Doornhoek. Voor fase 2 geldt dat nog 8 ha bedrijventerrein wordt ontwikkeld aan de Corridor. De wegen op de bestaande bedrijventerreinen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom (50 km/uur). De bedrijventerreinen worden via de Eerdsebaan ontsloten op de A50 (aansluiting 10 Eerde).

Foodpark Veghel fase 2 wordt aangesloten op de Corridor. Daarnaast is het bedrijventerrein via de interne ontsluitingsstructuur van Foodpark Veghel fase 1 ook aangesloten op de Corsica. Voor hulpdiensten betekent dit dat het bedrijventerrein bij een calamiteit in het plangebied vanaf twee zijden benaderbaar is.

Ter hoogte van de aansluiting is de Corridor in de huidige situatie een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/u. Echter, bij het realiseren van Foodpark en de nieuwe ontsluitingsweg wordt de komgrens verplaatst van de kruising Corridor/Mac. Arthurweg naar de nieuw te realiseren kruising Corridor/ontsluitingsweg Foodpark. De Corridor komt daarmee tot aan deze nieuwe ontsluitingsweg binnen de bebouwde kom te liggen en wordt ingericht als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/u. Zie ook het concept ontwerp van de nieuwe Corridor tussen de rotonde Corridor/Eerdsebaan en de nieuwe ontsluitingsweg van Foodpark in .

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0026.png"

De kruising Corridor/Mac. Arthurweg wordt aangepast: de Corridor wordt de doorgaande richting, verkeer van en naar de Mac. Arthurweg dient voorrang te verlenen aan verkeer op de Corridor. Daarnaast worden de huidige éénrichtingsfietspaden aan weerszijden van de Corridor vervangen door één tweerichtingenfietspad aan de oostzijde van de weg. De aansluiting van Foodpark Veghel fase 2 op de Corridor wordt vormgegeven als voorrangskruispunt met afbuigende voorrang van de Corridor naar de ontsluitingsweg van Foodpark. Verkeer op de Corridor ten zuidwesten van de ontsluitingsweg dient voorrang te verlenen aan het verkeer op de route Corridor – ontsluitingsweg Foodpark en vice versa.

De ontsluitingsweg op het nieuwe bedrijventerrein wordt gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Aan de noordzijde van deze weg wordt een vrijliggend tweerichtingenfietspad gerealiseerd. De voorlopige ontwerpen van de Corridor en aansluitingen dienen nog verder te worden uitgewerkt. Uitgangspunt is dat de basiskenmerken wegontwerp hier volledig worden toegepast. Hiermee kan een verkeersveilige weginrichting worden gerealiseerd.

Langzaamverkeer

De route Corridor, MacArthurweg, Abenhoefweg maakt deel uit van een regionale fietsverbinding. De Corridor ten zuidwesten van de MacArthurweg en De Kempkens zijn onderdeel van een recreatieve fietsroute. Langs de Corridor ligt aan de zuidoostzijde van de weg een vrijliggend tweerichtingenfietspad. Ter hoogte van de kruising met Poort van Veghel is een fietsoversteek aanwezig voor de fietsverbinding langs de Mac. Arthurweg en Abenhoefweg. Het vrijliggende tweerichtingenfietspad wordt langs de Corridor doorgetrokken richting de nieuwe ontsluitingsweg Foodpark. Vanaf deze nieuwe ontsluitingsweg liggen er verder langs de Corridor richting het zuidwesten vrijliggende 2-zijdige éénrichtingsfietspaden.

De nieuwe interne ontsluitingsweg op Foodpark Veghel Fase 2 wordt voorzien van een vrijliggend tweerichtingenfietspad aan de noordzijde van deze ontsluitingsweg (zie ook ). Het fietsverkeer kan hiermee veilig worden afgewikkeld.

In het Fietsplan Veghel zijn de oversteken van de rijbanen van de Corridor en Corsica bij de turborotonde benoemd als knelpunt vanwege de hoeveelheid (vracht)verkeer, de oversteeklengte en de hoge snelheden van het autoverkeer. Dit knelpunt zal verergeren door de toename van verkeer op de rotonde als gevolg van de realisatie van Foodpark Veghel (zowel fase 1 als fase 2; aangezien in 2012 ook fase 1 nog niet vastgesteld was).

11.2 Verkeersintensiteiten

De verkeersintensiteiten die in deze verkeerstoets gebruikt worden zijn afkomstig uit het provinciale verkeersmodel, te weten de Brabant Brede Model Aanpak – Noordoost (BBMA-NO). Voor het bepalen van de verkeersproductie van het nieuwe bedrijventerrein, is gebruik gemaakt van CROW publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0027.png"

Tabel 8 Verkeersintensiteit per type werkmilieu

In overleg met de Gemeente Meierijstad is gekozen voor 'distributieterrein' als type werkmilieu. Foodpark Fase 2 betreft circa 9,5 hectare uitgeefbaar (milieucategorie 3 en 4) terrein. De extra generatie van verkeer (productie/attractie) betreft 1.400 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) en 1.800 mvt/etmaal (werkdaggemiddelde).

De realisatie van Foodpark Fase 2 heeft vooral lokale effecten op de Corridor en de Eerdsebaan, zoals te zien in tabel 9. Op de Corridor ter hoogte van het plangebied neemt de hoeveelheid verkeer toe van 1.000 naar 2.800 mvt/etmaal. De Corridor kan de hoeveelheid verkeer op deze locatie goed verwerken. Het verkeer op de Eerdsebaan neemt met 4% toe, en op de Corridor (tussen Corsica en Doornhoek) met 3%.

afbeelding "i_NL.IMRO.1948.VHL010BP2018P-VG01_0028.png"

Tabel 9 Geeft de toename van verkeer op de omliggende wegen weer

Verkeersafwikkeling

Het verkeersnetwerk en de kruispunten op de bedrijventerreinen in Veghel is sinds het opstellen van deze verkeerstoets niet veranderd. Daarom zullen de knelpunten zoals benoemd in de verkeerstoets nog steeds optreden en zelfs verergeren door de extra verkeersproductie van Foodpark Veghel Fase 2 (zie ook Bijlage 14).

Ten opzichte van de autonome situatie verslechtert de verkeersafwikkeling op onderstaande wegvakken (ochtendspits):

  • A50: De verkeersafwikkeling op de A50 is erg slecht, gesproken kan worden van een structureel knelpunt. Ten opzichte van de autonome situatie is op de A50 sprake van een verdere verslechtering op het wegvak tussen de aansluitingen Eerde en Veghel/N279, veroorzaakt door het extra gegeneerde verkeer als gevolg van een gerealiseerd Foodpark. Toenemende congestie leidt tot meer sluipverkeer op de route Rembrandtlaan – Corridor.
  • Eerdsebaan / aansluiting Eerde: In de autonome situatie 2030 (met realisatie van Foodpark Fase 1) is al sprake van een matige verkeersafwikkeling op de Eerdsebaan. De aansluiting Eerde (geregelde kruispunten) kan het verkeer nog verwerken. Het grote probleem is filevorming tijdens de spits: oprijdend verkeer vanaf de Eerdsebaan kan niet naar de A50, waardoor terugslag op de toerit optreedt of kan gaan optreden.
  • Corridor – Rembrandtlaan: De route door Veghel wordt geconfronteerd met een verdere verslechtering van de verkeersafwikkeling. In de autonome situatie (met realisatie van Foodpark Fase 1) is al sprake van een slechte verkeersafwikkeling op deze verbinding. Door het extra verkeer vanuit Foodpark Fase 2 verslechtert de situatie nog meer.

De verkeersafwikkeling in de avondspits is vergelijkbaar met de ochtendspits, alleen in tegengestelde richting. Op de A50 is de verkeersafwikkeling in de avondspits iets slechter dan in de ochtendspits.

Voor de rotonde Eerdsebaan/Corridor/Corsica zijn in het kader van Foodpark Veghel Fase 1 kruispuntberekeningen uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de rotonde met name in de avondspits overbelast raakt als gevolg van realisatie van Foodpark Veghel Fase 1. De verzadigingsgraad is dan 0,79 wat betekent dat de verkeersafwikkeling slecht is (rekening houdend met het fietsverkeer op deze rotonde is de verkeersafwikkeling slechts vanaf een verzadigingsgraad van 0,7). Dit zal verergeren als gevolg van de realisatie van Foodpark Veghel Fase 2, aangezien alle verkeer van en naar Foodpark Veghel Fase 2 via deze rotonde rijdt.

Daarnaast is gekeken naar de kruispunten op de Eerdsebaan bij aansluiting Eerde op de A50. Deze verkeerslichten kunnen het extra verkeer als gevolg van Foodpark Veghel Fase 1 nog net verwerken. Echter omdat de verkeersafwikkeling op de A50 tijdens de spitsuren structureel slecht is, heeft dit gevolgen voor het functioneren van aansluiting Eerde. Oprijdend verkeer kan de A50 niet op waardoor terugslag plaatsvindt richting de toerit en kruisingsvlak. Dit kan blokkades tot gevolg hebben op de kruispunten van de aansluiting Eerde met de Eerdsebaan. Dit probleem verergert wanneer Foodpark Veghel Fase 2 wordt gerealiseerd.

11.3 Parkeren

Parkeren dient conform het gemeentelijk beleid plaats te vinden op eigen terrein. In het openbare gebied worden geen aanvullende parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeernormering is vastgelegd in gemeentelijk beleid.

11.4 Conclusie En Aanbevelingen

Realisatie van Foodpark Veghel Fase 2 betreft ca. 9,5 hectare bedrijventerrein met een extra verkeersgeneratie van ca. 1.800 mvt/etmaal ten opzichte van de autonome ontwikkeling 2030. In de autonome ontwikkeling van 2030 is de volledige ontwikkeling van Foodpark Fase 1 meegenomen.

Als gevolg van de ontwikkeling van Foodpark Fase 1 ontstaat al een aantal knelpunten in de verkeersafwikkeling op de wegen rondom de bedrijventerreinen van Veghel: A50, Eerdsebaan/aansluiting Eerde en Corridor/Rembrandtlaan. Daarnaast kan de rotonde Eerdsebaan/Corridor/Corsica het verkeer in de avondspits niet meer verwerken. Door de aanvullende ontwikkeling van Foodpark Fase 2 verslechtert de situatie hier nog meer.

Daarom bevelen wij het volgende aan:

  • Verhogen van de capaciteit van de rotonde Eerdsebaan/Corridor/Corsica. Daarbij dient onderzocht te worden wat m.b.t. de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid de meest gewenste optie is, bijvoorbeeld omvormen tot kruispunt met verkeerslichten. Hierbij dient ook het knelpunt voor het fietsverkeer op deze rotonde meegenomen te worden.
  • Daarnaast dient te worden onderzocht te worden of de ombouw van de N279-Zuid en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg Keldonk-Doornhoek (naar de N279-zuid), de problemen in de verkeersafwikkeling op de Corridor deels kunnen oplossen. Deze verbindingsweg zorgt ervoor dat een deel van het verkeer van Doornhoek en Foodpark Veghel rechtstreeks via Corsica/Doornhoek en de nieuwe verbindingsweg naar de N279 kan rijden.
Door Rijkswaterstaat is aangegeven, dat aan de A50 geen aanpassingen zullen worden verricht om terugslag op het onderliggend wegennet te voorkomen.

Hoofdstuk 12 Planopzet

12.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Foodpark Veghel, uitbreiding bestaat uit een aantal onderdelen:

De toelichting

Een planbeschrijving, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en een korte beschrijving van de handhavings- en uitvoeringsaspecten.


De bestemmingsregels

De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn afwijking- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.


De verbeelding

Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Deze kunnen niet los van de regels worden gelezen.

De opzet van het plan

Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het bestemmingsplan staat men voor het dilemma dat er enerzijds een duidelijke behoefte is aan minder regelgeving. Daarnaast moet het plan flexibel zijn om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Daarvoor zijn afwijking- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze regelingen bieden weliswaar ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, er kunnen echter geen directe rechten en/ of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Als echter wordt voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden, is die afweging marginaal.

12.2 De Regels

De systematiek van de regels

De systematiek van de regels kan worden samengevat aan de hand van de hoofdstukindeling.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 'Inleidende Regels' gaat in op de begripsomschrijvingen en de wijze van meten c.q. berekenen.
  • In hoofdstuk 2 van de regels - 'Bestemmingsregels'- wordt een regeling gegeven voor het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein en voor de bestaande functies in het plangebied die positief zijn bestemd. Bepaald is welke vormen van gebruik en bouwwerken rechtstreeks (dus zonder voorafgaande wijziging of afwijking) zijn toegestaan.
  • In hoofdstuk 3 zijn de algemene regels weergegeven (anti-dubbeltelregeling, algemene bouwregels etc.).
  • In hoofdstuk 4 zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.

12.3 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is omschreven wat in onderhavig plan onder een aantal van de in de regels gebruikte begrippen wordt verstaan.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is vastgelegd hoe bij de toepassing van de bouwregels van onderhavig plan moet worden gemeten.

12.4 Beschrijving Per Bestemming

Op basis van het voorgaande worden de volgende bestemmingen onderscheiden:

Artikel 3 Bedrijventerrein

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bedrijven toegestaan met daaraan ondergeschikt kantoren, dienstverlening en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik. Bij het aanwijzen van de zone voor de bedrijfscategorie is gekeken naar de invloed van hinder van de bedrijven op het woon en leefklimaat in de omgeving van het plangebied. Indien een bedrijf meer hinder veroorzaakt is het wenselijk deze op ruimere afstand van een woonwijk te realiseren dan een bedrijf met minder impact op de omgeving. In het bestemmingsplan is uitgegaan van de volgende categorie, die als zodanig op de verbeelding is aangegeven:

- Bedrijf tot en met categorie 3.1;

- Bedrijf tot en met categorie 3.2;

In de regels is de afstand tot de zijdelingse bouwgrens aangegeven. Daarnaast zijn de maximale bouwhoogtes op de verbeelding weergegeven. Onder voorwaarden kan worden afgeweken van de maximale hoogtes voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor moet een aparte procedure worden doorlopen.

Middels een afwijking is het onder voorwaarden mogelijk om op een groot deel van het bedrijventerrein (zoals aangeduid op de verbeelding) 5 meter hogere bebouwing op te richten, dan aangegeven op de verbeelding.

Artikel 4 Groen

De bestemming Groen is gebruikt voor de groenstructuur in het plangebied, met name voor de afscheiding tussen fase 1 van het bedrijventerrein en fase 2. Het betreft hier openbaar groen. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd in deze bestemming.

Artikel 4 Groen

Onder andere parkeervoorzieningen, wegen en paden in het plangebied zijn bestemd als ‘Verkeer’. Er zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn de maximale hoogtes in de regels opgenomen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

Om de binnen het plangebied gelegen archeologische waarden te beschermen is een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming, zoals bijvoorbeeld ‘Bedrijventerrein’. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Binnen deze bepaling is aangegeven voor welke werkzaamheden een verbod geldt, en dus een vergunning noodzakelijk is.

Staat van bedrijfsactiviteiten (SBI)

Voor de in het bestemmingsplan toegestane bedrijfsactiviteiten is gebruik gemaakt van de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten' uit 2009. Daarin is een categorale bedrijfsindeling opgenomen, die is gebaseerd op het aanhouden van bepaalde afstanden ten opzichte van gemengd gebied. Daarbij zijn als indicatoren om de afstand te bepalen geur, stof, geluid en gevaar gebruikt. In dit bestemmingsplangebied is categorie 3.1 t/m 3.2 direct toegestaan. Middels afwijking kan ook hogere categorie bedrijvigheid worden toegestaan mits invloed richting omgeving gelijk is aan categorie de rechtsteeks toegestane categorie. In de bijlage bij de regels, Staat van bedrijfsactiviteiten, zijn de toegelaten bedrijfsactiviteiten in de categorie(ën) 3.1 t/m 3.2 in de vorm van een positieve lijst opgenomen.

12.5 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 8 Algemene bouwregels

Deze bepaling bevat algemene regels met betrekking tot ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, kozijnen, schoorstenen etc. Daarnaast is een bepaling opgenomen ten behoeve van ondergronds bouwen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

In deze bepaling wordt geregeld welke gebruiken in elk geval verboden zijn. Hiervan kan worden afgeweken indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Verder zijn gebruiksregels opgenomen die toezien op het gebruik van verlichting en toezien op voldoende parkeergelegenheid in het plangebied.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

Op de verbeelding zijn aanduidingen opgenomen ten behoeve van Vrijwaringszone - overlegzone weg en Vrijwaringszone - radar.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de in het plan opgenomen bestemming te wijzigen. Wanneer van deze bevoegdheid gebruik gemaakt kan worden, wordt beschreven in de regels.

Artikel 13 Overige regels

In de overige regels is een strafbepaling opgenomen.

12.6 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Deze regeling is op grond van de Wro verplicht.

Artikel 15 Slotregel

Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

Hoofdstuk 13 Economische Uitvoerbaarheid

13.1 Exploitatie

Uit het in opdracht van de gemeente door Buck consultants international uitgevoerde marktbehoefteonderzoek blijkt dat er de komende periode voldoende vraag naar bedrijventerrein is te verwachten. De grond voor dit projectgebied is in eigendom van de gemeente. De plankosten worden verwerkt in de grondprijs (kostenverhaal middels gronduitgifte).

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.

13.2 Handhaving

Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is.

De handhaving van de regelgeving van het bestemmingsplan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat hiervoor de wettelijke grondslag. Het gaat daarbij met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. De Wabo bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op de gebruiksactiviteiten.

Hoofdstuk 14 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

14.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

Gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van de gemeente zodat de uitvoering van het plan feitelijk gerealiseerd kan worden.

14.2 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven. De binnengekomen vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in een Reactienota.

14.3 Vaststellingsprocedure

Nadat alle vooroverlegreacties bekend zijn, wordt een ontwerp bestemmingsplan opgesteld. Dit ontwerp bestemmingsplan is ter inzage gelegd. Het ontwerpbestemmingsplan “Foodpark Veghel, uitbreiding” is op 8 augustus 2018 gepubliceerd in het Gemeenteblad van de gemeente Meierijstad en de Staatscourant. In de periode 9 augustus 2018 tot en met 19 september 2018 heeft het ontwerp bestemmingsplan “Foodpark Veghel, uitbreiding” ter voldoening aan artikel 3.8. van de Wet op de ruimtelijke ordening voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast is het ontwerp digitaal raadpleegbaar geweest via www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze termijn kon een ieder naar keuze schriftelijk of mondeling een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken aan de raad van de gemeente Meierijstad.

In deze periode zijn er 4 zienswijzen ingediend. In de nota van zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan zijn de zienswijzen voorzien van een reactie. Ook is aangegeven wanneer een zienswijze heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De nota van zienswijzen is als Bijlage15 toegevoegd aan dit bestemmingsplan.

14.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlagen

Bijlage 1 Raadsbesluit Vaststellen Bestemmingsplan Foodpark Veghel, Uitbreiding (2019)

Bijlage 2 Toetsing Actualiteit Mer Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (06-2018)

Bijlage 3 Stedenbouwkundigplan En Beeldkwaliteitsplan Foodpark Veghel Fase 1, Gemeente Veghel (07-2016)

Bijlage 4 Bureauonderzoek Archeologie Foodpark Fase 2 Te Veghel, Arcadis Nederland Bv. (02-2018)

Bijlage 5 Quickscan Ecologie Foodpark Fase 2 Te Veghel, Arcadis Nederland Bv. (04-2018)

Bijlage 6 Waternota Foodpark Veghel Fase 1, Gemeente Veghel (06-2013)

Bijlage 7 Waternota Foodpark Verghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (06-2018)

Bijlage 8 Vooronderzoek Bodem Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (03-2018)

Bijlage 9 Historisch Bodemonderzoek Foodpark Te Veghel, Bk Bodem (06-2012)

Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (04-2018)

Bijlage 11 Luchtkwaliteitsonderzoek Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (04-2018)

Bijlage 12 Milieuzonering Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (03-2018)

Bijlage 13 Vooronderzoek Naar Het Risico Op Het Aantreffen Van Conventionele Explosieven In Het Onderzoeksgebied Foodpark Veghel, Idds (01-2013)

Bijlage 14 Memo Verkeerstoets Foodpark Veghel Fase 2, Arcadis Nederland Bv. (04-2018)

Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen En Ambtelijke Wijzigingen, Gemeente Meierijstad (2018)

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten