KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije Mer-beoordeling
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Ecologie
4.4 Bodem
4.5 Geluid
4.6 Water
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Archeologie
4.9 Cultuurhistorie
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Haalbaarheidsonderzoek
Bijlage 2 Mobilititeitstoets
Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai
Bijlage 6 Ecologische Quickscan
Bijlage 7 Aanvullend Ecologisch Onderzoek
Bijlage 8 Stikstofonderzoek
Bijlage 9 Watertoets
Bijlage 10 Overlegreactie Provincie Fryslân

Berltsum - MFC

Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke

Vastgesteld op 20-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Berltsum - MFC met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.9 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.11 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik;

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlening:

werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel dan wel productiegerelateerde detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.23 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie die is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken, gelet op het gebruik van de in de nabijheid gelegen gronden;

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.27 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar al dan niet in ondergeschikte vorm bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.28 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.29 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.30 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.31 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-/medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.32 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.33 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele-)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

1.34 ondergeschikte detailhandel:

een niet zelfstandige detailhandelsfunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie die binnen de bestemming is toegestaan;

1.35 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie die binnen de bestemming is toegestaan;

1.36 overkapping:

een bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.37 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;

1.38 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.40 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een kadastraal perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door de burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.41 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;

1.43 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.44 (goede) woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. waterlopen en waterpartijen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. verhardingen;
  3. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. straten en paden;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. speelvoorzieningen;
  6. g. nutsvoorzieningen;
  7. h. sloten, bermen en beplanting;
  8. i. geluidwerende voorzieningen;
  9. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. waterlopen en waterpartijen;
  7. g. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voet- en fietspaden;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. waterlopen;
  6. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  2. b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub d in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 7,50 m;
  3. c. het bepaalde in lid 6.2.1 sub e in die zin dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  4. d. het bepaalde in lid 6.2.1 sub f in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  5. e. het bepaalde in lid 6.2.1 sub h in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
  6. f. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    1. 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    2. 2. meer bedraagt dan 50 m², waarvan maximaal 16 m² detailhandel ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
    3. 3. meer bedraagt dan 50% van het zij- en achtererf dan wel meer bedraagt dan 120m²;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Aanvullende bouwregels

Er mogen geen windturbines worden gebouwd.

8.2 Bestaande maatvoeringen

Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.


In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, inhoud, oppervlakten en/of gevelindelingen afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.

8.3 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat windturbines van deze regeling zijn uitgesloten;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot, mits:
    1. 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
    2. 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    3. 3. de bouwhoogte van de mast ten hoogste 40,00 m zal bedragen;
  3. c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
  5. e. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  6. f. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
    2. 2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
    2. 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
    3. 3. overstekende daken;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;

    1. 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de specifieke omstandigheden van de situatie, en op basis van de vastgestelde richtlijnen uit de de CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren, 2018), alsmede uit de CROW publicatie 182 voor wat betreft de parkeernormen voor een cultureel centrum of wijkgebouw, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBerltsum - MFC

van de gemeente Waadhoeke.

Behorend bij het besluit van 20 mei 2021.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het dorp Berltsum heeft een gedegen voorzieningenniveau. Het uitgangspunt is om dit ook in de toekomst op peil te houden. Veel voorzieningen zijn echter gevestigd in verouderde panden, die veelal aan onderhoud toe zijn. Het voornemen is daarom om een nieuw multifunctioneel centrum te realiseren, waarin verschillende functies gehuisvest kunnen worden. Uit een loctie onderzoek, waarin meerdere locaties in Berltsum in ogenschouw zijn genomen, is naar voren gekomen dat de zogenaamde Kruiskerk hiervoor de beste locatie is. Het voornemen is daarom om aan de Hôfsleane 21-25 te Berltsum een Multifunctioneel Centrum (MFC) te realiseren. In de huidige situatie zijn hier gebouwen ten behoeve van een kerk met een dienstwoning aanwezig. Het hoofdgebouw wordt verbouwd tot MFC met ruimtes voor functies zoals een cultureel centrum, bedrijvigheid, dienstverlening en zorg. Het bijgebouw aan de oostzijde wordt gesloopt. De bestaande dienstwoning zal vervolgens als reguliere woning in gebruik worden genomen. De voorgenomen functies en het voorgenomen gebouw ten behoeve van het MFC passen niet binnen de geldende regeling.

Om deze ontwikkeling een passende juridisch-planologische regeling te bieden, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de Hôfsleane 21-25, in het centrum van het dorp Berltsum. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0001.png"Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is geregeld in twee bestemmingsplannen.

Het grootste, noordelijke deel van het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Berltsum, dat is vastgesteld op 16 februari 2006. Een uitsnede van het plangebied met daarop de huidige maatschappelijke bestemming is aangegeven in figuur 1.2.

Het zuidelijke deel van het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Berltsum Wier, dat is vastgesteld op 27 december 2017.

Aanvankelijk was het noordelijke deel van het plangebied ook geregeld in dit nieuwe bestemmingsplan. Echter heeft de Raad van State bij uitspraak van 12 december 2018 het bestemmingsplan Berltsum Wier ter plaatse van het plangebied nietig verklaard. Daardoor is het voorgaande bestemmingsplan Berltsum van toepassing op het plangebied. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2 en figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Berltsum (noordelijke deel plangebied)

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan Berltsum Wier (zuidelijke deel plangebied)

In het geldende bestemmingsplan Berltsum is het noordelijke deel van het plangebied bestemd als 'Maatschappelijke doeleinden' Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen voor zover het voorzieningen betreft die behoren tot de categorieën 1 en 2 met bijbehorende bedrijfswoningen en daarbij behorende parkeervoorzieningen, tuinen erven, terreinen en waterlopen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Gebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd. Op de verbeelding is een ruim bouwvlak opgenomen, die over de gehele breedte van het perceel ligt. Daardoor is het in de huidige situatie mogelijk om direct grenzend aan de naastgelegen percelen gebouwen op te richten. Het bouwvlak is ruimer dan de oppervlakte van de aanwezige gebouwen. In het bouwvlak is één dienstwoning toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 10 en 15 meter.

Het voorgenomen gebouw past aan de voor- en achterzijde niet binnen het bouwvlak. Ook past de wijziging van een dienstwoning naar een reguliere woning niet binnen het geldende plan. Daarnaast zijn buurt- en clubhuizen binnen de geldende bestemming niet toegestaan. Deze functies vallen niet binnen categorieën 1 en 2 van maatschappelijke voorzieningen.

Aan de zuidzijde van de gebouwen wordt in eerste instantie het parkeren voorgestaan tot aan de bestaande watergang die hier loopt. Omdat er mogelijk behoefte is aan extra parkeerruimte (zie paragraaf 2.2), kan het mogelijk zijn om aan de zuidkant van de bestaande watergang extra parkeerruimte te realiseren. In het geldende bestemmingsplan Berltsum Wier is dit deel van het plangebied als 'Wonen' bestemd. Binnen deze bestemming zijn naast de woonfunctie ook in ondergeschikte mate parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterlopen toegestaan.

Het huidige gebruik van de gronden voorziet in een grasveld en behoort niet tot (achtererf van) woonpercelen. Om die reden wordt nu aan dit perceelsgedeelte de bestemming 'Groen' toegekend met de mogelijkheid voor parkeren.

Gelet op voornoemde redenen is dit nieuwe bestemmingsplan nodig. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 De Bestaande Situatie

Het plangebied bevindt zich aan de Hôfsleane 21-25, binnen de bebouwde kom van Berltsum. Het plangebied is op dit moment grotendeels ingericht ten behoeve van de Protestantse Kruiskerk. Het kerkgebouw staat midden op het perceel, met aan de oostzijde een uitbouw hiervan. Aan de voorzijde van de kerk, het noorden van het plangebied, is een parkeerterrein ingericht met ruimte voor maximaal 12 parkeerplaatsen. In de directe omgeving van het plangebied zijn relatief weinig openbare parkeerplaatsen ten behoeve van de omliggende woningen. In de huidige situatie worden daarom de parkeerplaatsen ten behoeve van de kerk ook veelal door omwonenden in gebruik genomen. De achterzijde, de zuidelijke kant, van het plangebied is ingericht als grasveld. Tot slot staat in het noordwesten van het plangebied de dienstwoning van de kerk met daarachter de fietsenberging ten behoeve van de kerk. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van het plangebied. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het plangebied weergegeven, vanaf de Hôfsleane.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0004.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0005.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van het plangebied vanaf de Hôfsleane

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Berltsum. Direct grenzend is aan alle zijden van het plangebied sprake van woningen. Ten noorden van het plangebied aan het Hemmemaplein , slechts gescheiden door woningen aan de Hôfsleane, zijn meerdere horecabedrijven, die ook als horeca bestemd zijn. Tevens zijn gemengde en maatschappelijke bestemmingen aan het Hemmemaplein aanwezig. Bovendien zijn ten noordwesten van het plangebied enkele bedrijfsbestemmingen aanwezig, die liggen aan de Bitgumerdyk. Ook aan de Hôfsleane is sprake van meerdere functies, waaronder maatschappelijke, bedrijfs- en woonfuncties.

2.2 Voorgenomen Situatie

Het voornemen is om in Berltsum een multifunctioneel centrum te ontwikkelen, waarmee meerdere sociale en maatschappelijke voorzieningen op één locatie gecentreerd worden. Uit een eerder uitgevoerd haalbaarheidsonderzoek (bijlage 1) is gebleken dat de locatie van de huidige Kruiskerk aan de Hôfsleane hiervoor het meest geschikt is.

In de voorgenomen situatie wordt de kerk omgebouwd tot een multifunctioneel centrum. De uitbouw van de kerk aan de oostzijde zal ten behoeve hiervan worden gesloopt, waardoor de bebouwing verder van de naastgelegen woningen aan de noordzijde komt te liggen. Wel wordt enigszins meer bouwmassa gecreëerd door uitbreiding van het gebouw aan de noord-, oost- en zuidzijde. Verder zal het gebouw behouden blijven en intern worden verbouwd.

Aan de noord-, oost- en zuidzijde wordt voorzien in parkeervoorzieningen. Deze parkeervoorzieningen aan de voorzijde zijn zowel ten behoeve van het multifunctioneel centrum als voor openbaar gebruik bedoeld. De parkeervoorzieningen aan de oost- en achterzijde zijn alleen bedoeld ten behoeve van het multifunctioneel centrum. In totaal is er ruimte voor 50 parkeerplaatsen. De omliggende percelen kunnen dus gebruik maken van de parkeerfaciliteiten aan de voorzijde van het gebouw, zoals ook in de huidige situatie van toepassing is. Aan de zuidzijde zal het parkeerterrein in eerste instantie worden gerealiseerd tot aan de bestaande watergang die hier loopt. Mogelijk is er behoefte aan extra parkeerruimte. Hiervoor kan ruimte worden gezocht aan de zuidzijde van de bestaande watergang op het perceel waar thans nog sprake is van een kleinschalig weiland. Dit perceel kan tevens voor extra waterberging worden gebruikt. Wanneer er behoefte is aan uitbreiding van de parkeervoorzieningen wil men de mogelijkheid hebben een deel hiervan in te richten als parkeerterrein. Vooralsnog wordt dit niet aangelegd en wordt ervan uitgegaan dat het deel tot aan de sloot in voldoende parkeergelegenheid voorziet.

De huidige dienstwoning van de kerk wordt tot slot in gebruik genomen als reguliere woning. In figuur 2.3 is een impressie weergegeven van de toekomstige inrichting van het plangebied. Hierop is duidelijk weergegeven waar de nieuwbouw en het parkeerterrein zich zal bevinden. Op de verbeelding is het bouwvlak afgestemd op de nieuwe ontwerpen, waarmee deze in relatie tot de huidige planologische regeling een stuk verkleind wordt. Het is in de toekomstige situatie niet langer mogelijk om tot aan de perceelsgrenzen te bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0006.png"

Figuur 2.3 Indicatieve situatietekening van de voorgenomen situatie in het plangebied

De nieuwbouw rondom de bestaande kerk zal bestaan uit twee bouwlagen. Op de begane grond zullen kantoren worden ingericht ten behoeve van met name zorg, waaronder GGD en Thuiszorg het Friese Land. Ook zal er een fysiotherapeut gevestigd worden en een jeugdsoos. Daarnaast is er ruimte voor andere zorg gerelateerde bedrijvigheid. Op de eerste verdieping van het MFC zal, evenals in de huidige situatie, de grote zaal in het huidige kerkgebouw gevestigd worden. Deze zaal dient in de toekomst niet alleen als kerkzaal, maar er zullen ook toneel- theater- en muziekvoorstellingen gehouden kunnen worden, zoals dit ook in het verleden zo nu en dan reeds plaats vond. Daarnaast is op deze verdieping onder meer sprake van een kantoor/opslag van de Protestante Gemeente Berltsum en een bar. De indeling van beide verdiepingen is weergegeven in figuur 2.4. In figuur 2.5 is een impressie weergegeven van de buitenzijde van het MFC.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0007.png"

Figuur 2.4 Indeling verdiepingen MFC

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0008.png"

Figuur 2.5 Impressies van de buitenzijde van het MFC

De dienstwoning zal niet worden verbouwd en verandert slechts van functie, zodat de woning in de toekomstige woning als reguliere burgerwoning in gebruik kan worden genomen. Wel wordt de oostzijde van de woning tot dove gevel verbouwd. In de huidige situatie is aan deze zijde slechts sprake van één deur, die dicht zal worden gemaakt. Dit is in verband met maatregelen ter voorkoming van inrichtingslawaai afkomstig van het MFC.

Verkeer en parkeren

In het kader van dit bestemmingsplan is een mobiliteitstoets uitgevoerd om te onderzoek wat de gevolgen zijn voor de parkeer- en verkeerssituatie in en rondom het plangebied. De mobiliteitstoets is opgenomen als bijlage 2.

Hantering kencijfers

Voor de juiste kencijfers wordt een ligging in de rest bebouwde kom gehanteerd. Op basis van de omgevingsadressendichtheid wordt de gemeente Waadhoeke als 'niet stedelijk' gecategoriseerd. Het autobezit per huishouden bedraagt in Berltsum gemiddeld 1,2. Uit vergelijking van het autobezit binnen niet-stedelijke kernen blijkt dat dit gemiddeld is. Daarom wordt van de gemiddelde parkeerkencijfers uitgegaan.

Parkeren

Voor een cultureel centrum/wijkgebouw geeft CROW-publicatie 381 (2018) geen parkeerkencijfers, in een oudere CROW-publicatie 182 (2008) is deze functie wel opgenomen. Voor een cultureel centrum/wijkgebouw wordt een parkeerkencijfer van 3,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo gegeven. In het plan heeft het MFC Berltsum een bruto vloeroppervlak van 1.500 m² bvo. Dit betekent een parkeerbehoefte van ((1500 * 3,0) / 100 =) 45 parkeerplaatsen. Op het parkeerterrein dat wordt aangelegd rondom het MFC is ruimte voor 50 parkeerplaatsen. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeerbehoefte. Daarnaast wordt er een fietsenstalling gerealiseerd met plaats voor 102 tot 159 fietsen.

Verkeersstructuur

Het plangebied is gelegen aan de Hôfsleane, een erftoegangsweg welke onderdeel is van een 30 km/uur-zone Fietsers zijn hier op de rijbaan toegestaan en voetgangers maken gebruik van trottoirs aan beide kanten van de Hôfsleane. De belangrijkste ontsluitingswegen van het dorp Berltsum zijn de Bitgumerdyk, vanwaar in zuidoostelijke richting de N383 kan worden bereikt en de Wiersterdyk, vanwaar in noordwestelijke richting de N393 kan worden bereikt. Dit maakt het plangebied goed bereikbaar voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Het plangebied is daarnaast op een loopafstand van circa 100 meter gelegen van de dichtstbijzijnde bushalte, waar buslijn 71 ontsluit in de richting van Pietersbierum, Leeuwarden busstation en Kop Afsluitdijk. Daarmee is ook de bereikbaarheid per openbaar vervoer goed.

Verkeersgeneratie

Door de verkeersgeneratie van het plangebied in de huidige en toekomstige situatie te berekenen, kan worden bepaald of er met de ontwikkeling sprake is van een verkeerstoename. In de huidige situatie zijn gebouwen ten behoeve van een kerk met een dienstwoning en vergaderzalen aanwezig. In de toekomstige situatie wordt de kerk uitgebreid en getransformeerd tot MFC en de voormalige dienstwoning krijgt een woonbestemming. CROW-publicatie 381 geeft kencijfers voor de verkeersgeneratie van de woonfuncties. Voor de kerk, vergaderzaal en het MFC ontbreken deze. Daarom is de verkeersgeneratie van deze functies berekend op basis van het aantal parkeerplaatsen.

In de huidige situatie kunnen er circa 20 auto's op eigen terrein parkeren (inschatting op basis van luchtfoto Google Maps en richtlijnen terreininrichting ASVV 2012). Daarnaast zijn er in de nabije omgeving van de kerk 6 langsparkeerplaatsen aanwezig. Er van uitgaande dat de parkeerplaatsen voor de kerk en vergaderzaal op een maatgevende dag 3 maal worden gebruikt (worst-case), betekent dit een verkeersgeneratie van (26 * 3 * 2 (heen en terug) = ) 156 mvt/etmaal. Voor de functie ‘koopwoning, vrijstaand’ geldt een verkeersgeneratie van 8,2 per woning, wat neerkomt op een totale verkeersgeneratie van 164,2 mvt/etmaal ten behoeve van de kerk, vergaderzaal en dienstwoning.

In de toekomstige situatie zijn er op eigen terrein 50 parkeerplaatsen aanwezig voor bezoekers van het MFC. Daarnaast zijn er in de nabije omgeving van het gebouw 6 langsparkeerplaatsen aanwezig. Er van uitgaande dat de parkeerplaatsen voor het MFC op een maatgevende dag 5 maal worden gebruikt en de bezetting maximaal is (worst-case), betekent dit een verkeersgeneratie van (56 * 5 * 2 (heen en terug) = ) 560 mvt/etmaal. Voor de functie ‘koopwoning, vrijstaand’ geldt een verkeersgeneratie van 8,2 per woning, wat neerkomt op een totale verkeersgeneratie van 568,2 mvt/etmaal ten behoeve van het MFC en de woonfunctie. Ten opzichte van de huidige verkeersgeneratie is er dus sprake van een toename van circa 404 mvt/etmaal.

Verkeersafwikkeling

Er zijn verkeersmetingen verricht op de Hôfsleane en Bitgumerdyk te Berltsum die inzicht geven in de verkeersintensiteiten. In tabel 2.1 staan de resultaten, waarbij deze zijn omgerekend naar weekdaggemiddelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0009.png"

Tabel 2.1: Verkeersintensiteiten

Op deze intensiteiten kan de standaard richtlijn voor het percentage van de etmaalintensiteit in het drukste uur (10%) worden toegepast. Dit betekent dat in het drukste uur 306 motorvoertuigen van de Hôfsleane en 435 motorvoertuigen van de Bitgumerdyk gebruik zullen maken. Door de ontwikkeling dienen de ontsluitingswegen in het drukste uur circa 41 mvt/uur extra af te wikkelen bovenop de bestaande verkeersintensiteiten. Deze toename kan merkbaar zijn, maar zal geen negatieve gevolgen hebben voor de verkeersafwikkeling.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed voor de verschillende vervoerswijzen. Het beoogde parkeeraanbod op eigen terrein voorziet in de berekende parkeerbehoefte. De ontwikkeling leidt niet tot een significante verkeerstoename, het verkeer kan zodoende goed worden afgewikkeld over de ontsluitingswegen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang.

Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Binnen het plangebied blijft de bestaande kerk behouden en wordt deze getransformeerd tot multifunctioneel centrum door interne en externe verbouw. Het plangebied valt binnen de bebouwde kom van Berltsum, op reeds ontwikkelde gronden. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van de Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

Met dit plan wordt de bestaande kerk uitgebreid tot multifunctioneel centrum. De maatschappelijke bestemming die in de huidige situatie voor het plangebied geldt, zal in de toekomstige situatie worden voortgezet. Op dit moment is slechts een kerk in het plangebied gevestigd. In de toekomstige situatie zullen ook onder meer de GGD, een fysiotherapeut, de jeugdsoos en een zaal waar zowel de kerk als het dorpshuis in gevestigd wordt. Deze functies zijn op dit moment verspreid door het dorp en de regio en worden met dit plan gecentreerd in een nieuw multifunctioneel centrum, in de dorpskern van Berltsum. Op deze wijze beschikken de functies over een toekomstbestendige huisvesting. Gezien het feit dat de functies al in de regio aanwezig zijn, worden er in feite geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Deze worden gecentreerd in één gebouw, om hun aanwezigheid te kunnen blijven garanderen. Uit een haalbaarheidsonderzoek dat is uitgevoerd door DBF (bijlage 1) is naar voren gekomen dat de locatie aan de Hôfsleane 21 tot en met 25 de meest geschikte locatie is voor het ontwikkelen van het MFC. In het geval van de dienstwoning, die wordt gewijzigd naar een reguliere woning, neemt het aantal woningen niet toe. Omdat de voorzieningen en de woning reeds aanwezig zijn in het dorp, is het project in de zin van 'de ladder voor duurzame verstedelijking' niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

In het streekplan Fryslân zet de provincie onder meer in op het verbeteren van de leefbaarheid en sociale samenhang van de provincie Fryslân. Speerpunt is hierbij onder meer het op peil en bereikbaar houden van het voorzieningenniveau in de kleinere kernen en dorpen op het platteland in de provincie. Berltsum is in het Streekplan aangewezen als zogenaamd 'compleet dorp', waar minimaal een basisschool, supermarkt, huisarts en dorpshuis/café zijn gevestigd. Deze basisvoorzieningen zijn hiermee ook bereikbaar voor het omliggende buitengebied. Daarnaast wijst de provincie erop dat dorpshuizen zich met financiële steun van de provincie ontwikkelen tot multifunctionele centra.

Toetsing

De ontwikkeling van het MFC in Berltsum zorgt ervoor dat Berltsum als 'compleet dorp' kan blijven bestaan en ook in de toekomst de voorzieningen die in het MFC gehuisvest worden, in het dorp aanwezig blijven. Hiermee blijft het voorzieningenniveau op peil voor (de regio van) Berltsum, waardoor inwoners op relatief korte afstand onder meer een fysiotherapeut en de GGD kunnen bezoeken. De leefbaarheid van Berltsum en het omliggende buitengebied wordt hiermee positief beïnvloed. Dit is in overeenstemming met het gestelde in het Streekplan.

Verordening Romte Fryslân

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze is in 2018 aangepast. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

Het plangebied ligt binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen primair binnen dit gebied ontwikkeld te worden. Daar is in dit geval met de ontwikkeling van het MFC sprake van. Voor het overige zijn in de verordening geen regels opgenomen die van toepassing zijn voor dit bestemmingplan. De Verordening Romte Fryslân vormt daarom geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Er is geen specifieke beleid ten aanzien van het realiseren van een multifunctioneel centrum. De algemene insteek van het ruimtelijk beleid in de gemeente Waadhoeke is dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, met leefbare en vitale dorpen en steden. In dit geval wordt door middel van het MFC het mogelijk gemaakt om maatschappelijke voorzieningen in het dorp Berltsum te behouden, waardoor het dorp leefbaar en vitaal blijft. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de algemene insteek van het gemeentelijk beleid van gemeente Waadhoeke.

Welstandsnota Waadhoeke

De gemeente Waadhoeke heeft op 12 december 2019 de nieuwe welstandsnota voor de gehele gemeente opgesteld. Conform de welstandsnota ligt het plangebied in gebiedstype 3: Lintbebouwing. Het beleid en de welstandsambitie in de linten is erop gericht het bestaande bebouwingsbeeld en de ruimtelijke kwaliteit te handhaven en waar mogelijk te versterken. Voor deze gebieden wordt extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk geacht. In de welstandsnota zijn gebiedskenmerken en criteria opgenomen waar de bouwaanvraag op wordt beoordeeld. In de gebiedskenmerken en criteria is rekening gehouden met bijzondere functies, zoals het MFC. Zo is genoemd dat bijzondere functies een opvallende en dominante plaats innemen.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een multifunctioneel centrum. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld, die is opgenomen in bijlage 3. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. Door het college van B&W wordt op basis van de aanmeldingsnotitie vastgesteld dat geen MER nodig is.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied maakt deel uit van gemengd gebied. In de VNG-brochure staat dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging, waarbij direct naast woningen ook andere functies voorkomen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

In het geval van het onderhavige plangebied kan wat dit betreft het volgende worden geconstateerd. Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Berltsum. Direct grenzend aan het plangebied is sprake van woningen. Ten noorden van het plangebied aan het Hemmemaplein , slechts gescheiden door woningen aan de Hôfsleane, zijn meerdere horecabedrijven, die ook als horeca bestemd zijn. Tevens zijn gemengde en maatschappelijke bestemmingen aan het Hemmemaplein aanwezig. Bovendien zijn ten noordwesten van het plangebied enkele bedrijfsbestemmingen aanwezig, die liggen aan de Bitgumerdyk. Ook aan de Hôfsleane is sprake van meerdere functies, waaronder maatschappelijke, bedrijfs- en woonfuncties. Door de hoge mate van functiemenging in de omgeving is sprake van gemengd gebied. In onderstaande figuur is een uitsnede van het vigerende plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0010.png"

Figuur 4.1 Uitsnede geldende bestemmingsplan

Het plangebied is in de huidige situatie bestemd met een maatschappelijke functie. In de voorgenomen planologische regeling is ook sprake van een maatschappelijke voorziening, met dien verstanden dat het bouwvlak wordt verkleind en dat een deel van de maatschappelijke bestemming als 'wonen' wordt bestemd. Het bouwvlak komt hierdoor verder van de naastgelegen percelen te liggen.

In de omgeving van het plangebied zijn tevens woningen aanwezig. Dit betreffen geluidsgevoelige objecten, waarvoor aangetoond dient te worden dat geen sprake is van hinder door de komst van het MFC. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ten behoeve van dit bestemmingsplan een akoestisch onderzoek inrichtingslawaai uitgevoerd om te toetsen of ter plaatse van de omringende woningen hinder door geluid afkomstig van het MFC wordt verwacht. Dit onderzoek is tevens nodig voor de omgevingsvergunning.

Uit het onderzoek blijkt dat met een aantal geluidreducerende voorzieningen er wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus bij de meeste woningen kan worden voldaan aan de VNG richtwaarden voor een gemengd gebied/Activiteitenbesluit (met uitzondering van de Hôfsleane 25, zie hieronder).

Wat betreft de maximale geluidsniveaus geldt het volgende: ook in de bestaande situatie wordt er geparkeerd op het voorterrein en de berekende maximale geluidsniveaus ter plaatse van de woningen aan de overzijde van de Hôfsleane zijn gelijk aan de bestaande situatie en moeten daarmee als aanvaardbaar worden geacht. Momenteel is het zelfs zo dat bijvoorbeeld tijdens muziekrepetities het voorterrein helemaal vol staat met auto's (ook naast de woning Hôfsleane 19). Verder wordt er geparkeerd op de openbare weg. In de nieuwe situatie kan ook op het achterterrein worden geparkeerd (ook door de omgeving) en zal er minder parkeerdruk zijn op het voorterrein.

Voor de (nu nog dienst)woning aan de Hôfsleane 25 geldt dat er nog een maximaal geluidsniveau wordt berekend van 71 dB(A) in de avond/nacht. Geluidafscherming heeft, gezien de waarneemhoogte van + 5,0 meter, in de dag/avond weinig effect en is stedenbouwkundig niet wenselijk. Om tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te komen, wordt de zijgevel van deze woning zodanig aangepast dat er sprake is van een 'dove gevel'. Dat wil zeggen dat er geen te openen ramen en deuren aanwezig mogen zijn en de geluidwering op niveau moet worden gebracht. Het totale langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is ter plaatse van de zijgevel van de woning Hôfsleane 25 ook nog hoger dan de richtwaarde van 50 dB(A), zodat met een dove gevel ook bij deze woning sprake is van een aanvaardbaar klimaat.

Tijdens de indicatieve geluidmetingen op maandag 18 maart 2019 is gebleken dat de muziekrepetities duidelijk hoorbaar zijn buiten het pand. Door de nieuwe situatie (afschermen raampartijen westgevel) en het aanvullend isoleren van de raampartijen in de voorgevel, ontstaat er een verbeterde situatie.

Voor de nachtperiode geldt dat de hogere geluidsniveaus met name optreden tijdens evenementen en als uitzondering kunnen worden gezien. Voor de woning aan de Hôfsleane 19 geldt dat langs deze woning de ontsluiting van het nieuwe parkeerterrein wordt gesitueerd. Vanwege de beoordelingshoogte heeft een afscherming op de terreingrens aan de oostzijde met name effect in de dagperiode. Hoewel de ontwikkeling een ogenschijnlijk een impact heeft ter plaatse van Hôfsleane 19, blijft daar sprake van een aanvaardbare situatie met een goed woon- en leefklimaat. Ook zijn de berekende maximale geluidsniveaus op grond van het nieuwe Besluit Kwaliteit Leefomgeving (aandrijfgeluid) als aanvaardbaar te achten. Het akoestisch onderzoek is opgenomen als bijlage 5. Het realiseren van een geluidsscherm met een hoogte van 2 meter, zoals wordt aanbevolen, behoort in dit bestemmingsplan tot de planologische mogelijkheden.

Op basis van het onderzoek en de voorgaande motivatie kan worden geconcludeerd dat er voor de omliggende percelen een goed woon- en leefklimaat ontstaat met aanvaardbare geluidwaarden.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als de Natura 2000 en het Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 7,3 kilometer afstand. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied wordt de bestaande kerk omgebouwd tot Multifunctioneel centrum en worden meerdere voorzieningen uit het dorp in dit centrum gehuisvest. Naar verwachting zal het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied toenemen, maar zal deze toename relatief beperkt zijn, doordat de voorzieningen nu ook al in Berltsum aanwezig zijn. Gezien de beperkte toename van verkeersbewegingen en de ruime afstand ten opzichte van Natura 2000-gebieden, kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor deze beschermde natuurgebieden. Dit blijkt ook uit een stikstofdepositieberekening die is uitgevoerd om te onderzoeken wat de gevolgen voor stikstofgevoelige natuurgebieden zijn. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8. Hieruit is naar voren gekomen dat geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Daarmee wordt de grenswaarde niet overschreden en is geen sprake van een significante stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige gebieden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

Binnen het plangebied wordt het oostelijke gebouw gesloopt en de bestaande kerk wordt omgebouwd tot MFC. Bovendien worden enkele bosschages ten behoeve van de ontwikkeling verwijderd. Om te onderzoeken of sprake is van beschermde soorten in het plangebied, waar bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening mee gehouden moet worden, is een ecologisch onderzoek naar beschermde soorten uitgevoerd. Het ecologisch onderzoek is uitgevoerd in twee onderzoeksrondes. Nadat de eerste ronde was afgelegd is het plangebied vergroot. Daarop is ook een tweede veldbezoek uitgevoerd. Dit veldbezoek had geen gevolgen voor de conclusies die na het eerste veldbezoek al waren getrokken.

Quickscan flora en fauna

Uit het ecologisch onderzoek is naar voren gekomen dat het voormalige gereformeerde kleuterschool door de aanwezigheid van spleten en kieren in de gevels geschikt is als zomer- en paarverblijfplaats voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. De sloop leidt in geval van een verblijfplaats tot een overtreding van artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming. Aangezien een verblijfplaats niet op voorhand is uit te sluiten, wordt een aanvullend vleermuisonderzoek noodzakelijk geacht om zo een eventuele overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen.

Ook de betimmering aan de gevels van de voormalige kerk is geschikt als zomer en paarverblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen.

Voor de overige beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde.

Wel dient er rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht ten aanzien van algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën, die incidenteel op de onderzoekslocatie kunnen voorkomen. De ecologische quickscan is opgenomen als bijlage 6.

Nader onderzoek vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen

Naar aanleiding van de resultaten uit de ecologische quickscan is een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 7. Tijdens het onderzoek zijn geen nestlocaties van een gierzwaluw of huismus aangetroffen. Derhalve kan een overtreding van artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming ten aanzien van deze twee soorten als gevolg van de renovatie worden uitgesloten. Ook zijn er geen verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen in de voormalige gereformeerde kleuterschool aangetroffen. De sloop kan plaatsvinden zonder overtreding van artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming.

Er zijn gedurende het onderzoek wel vijf zomerverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis in de kerk aangetroffen. Deze bevonden zich allen achter de houtgevelbetimmering. Aangezien deze houtgevelbetimmering behouden blijft is er geen sprake van overtreding van artikel 3.5 lid 4 van de Wet natuurbescherming. Bij de voorgenomen ontwikkeling hoeft daarom geen ontheffing op de Wet natuurbescherming aangevraagd te worden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • uitpandige werkzaamheden die harde trillingen en/of geluid veroorzaken, in de periode november t/m maart uit te voeren;
  • in de periode april t/m oktober dient er geen (bouw)verlichting op de gevelbetimmering gericht te worden, om zo verstoring door licht te voorkomen.

Mocht de gevelbetimmering toch worden vervangen, dan dient er aan de volgende voorwaarden voldaan te worden:

  • de gevelbetimmering wordt in de periode november t/m maart vervangen;
  • daarnaast moeten de platen alsmede de ruimte achter de betimmering hetzelfde zijn als in de huidige situatie.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik en geschikt bevonden voor een maatschappelijke functie. Ook in de toekomstige situatie zal het plangebied een maatschappelijke functie kennen, evenals een lichte bedrijfsfunctie. Dit betreft geen bodemgevoeliger gebruik dan in de huidige situatie al is toegestaan.De verwachting is daarom dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Om dit aan te tonen, is een bodemonderzoek uitgevoerd dat is opgenomen in bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat op basis van de resultaten van het vooronderzoek er geen aanwijzingen zijn voor een vermoeden van bodemverontreiniging. De locatie wordt als onverdacht voor bodemverontreiniging beschouwd. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt en voor het bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Een multicultureel centrum met ruimten voor maatschappelijke functies, bedrijvigheid, dienstverlening en zorg betreft geen geluidgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Wel maakt de planologische regeling de realisatie van scholen mogelijk, deze functie is wel geluidgevoelig. Echter zijn deze educatieve functies op basis van het vigerende bestemmingsplan ook al toegestaan. Daarom is toetsing aan de Wet geluidhinder voor dit plan niet noodzakelijk. Bovendien wordt het MFC ook niet binnen een geluidzone van een geluidzoneringsplichtige weg gerealiseerd omdat het gehele dorp is aangemerkt als een 30 km/uur-gebied.

4.6 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20181022-2-19047). Hieruit blijkt dat voor het plan de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 9.

Waterkwantiteit

Het noordelijke deel van het plangebied is in de huidige situatie, ten behoeve van de aanwezige kerk, is volledig verhard. Met dit plan wordt echter ook het terrein achter de kerk verhard ten behoeve van een parkeerplaats die ter plaatse wordt aangelegd. Dit parkeerterrein wordt in eerste instantie aangelegd tot aan de bestaande watergang die ten zuiden van de kerk loopt. Als gevolg hiervan treedt een verhardingstoename op van circa 1.100 m². Deze verhardingstoename zal conform de eisen van het Wetterskip voor 10 % gecompenseerd moeten worden in oppervlakte water. Hier wordt in voorzien door de bestaande sloot aan de zuidzijde van het plangebied te verbreden, waardoor minimaal 110 m² aan extra oppervlakte water ontstaat.

Met het plan wordt echter mogelijk gemaakt dat het parkeerterrein nog wordt vergroot richting het zuiden. Dit zal in eerste instantie niet worden uitgevoerd, maar wordt pas gerealiseerd wanneer hier behoefte aan blijkt. Wanneer het terrein wordt uitgebreid zal de watergang worden gedempt. Watercompensatie zal dan plaatsvinden rondom het parkeerterrein, waar een watergang gerealiseerd wordt.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater van zowel het dakoppervlak als het parkeerterrein wordt afgevoerd naar oppervlakte water.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

Om te onderzoeken of de toename in verkeersbewegingen leidt tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit is gebruik gemaakt van de NIBM-tool 2018. Door het toegenomen aantal verkeersbewegingen in deze tool in te vullen kan berekend worden of de grenswaarden van stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) worden overschreden.

Uit de mobiliteitstoets is naar voren gekomen dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling toeneemt met 404 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Uit de NIBM-tool komt naar voren dat als gevolg van deze toename de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) niet worden overschreden. In figuur 4.1 is het resultaat van de NIBM-tool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerHofsleane23-VAS1_0011.png"

Figuur 4.1 Resultaat NIBM-tool

Omdat de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) niet worden overschreden is geen nader onderzoek naar de gevolgen van het project voor de luchtkwaliteit noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Toetsing

Voor dit plan wordt het gebouw ten oosten van de kerk gesloopt en wordt de kerk rondom uitgebreid, deels ter plaatse van het gebouw dat gesloopt wordt. De gronden ter plaatse van dit gebouw zijn ten behoeve van de bouw van het huidige pand reeds verstoord, waardoor archeologisch onderzoek op deze gronden niet meer noodzakelijk is. De oppervlakte van de overige gronden die worden ontwikkeld blijft onder de grenswaarde van 500 m². Daarom is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden, is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Vanuit deze kaart is op te maken dat de dienstwoning van de kerk is aangemerkt als Jongere bouwkunst 1850-1940 en de kerk is als bestaande kerk aangewezen. Beide gebouwen betreffen geen monumenten en behoeven daarom vanuit deze regeling geen bescherming. In de toekomstige situatie zullen zowel de woning als de kerk behouden. De kerk zal wel worden ingepakt doordat er een grotendeels een schil omheen wordt gebouwd. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

4.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen en transportroutes die van invloed zijn op de ontwikkeling in het plangebied. Wel is sprake van een buisleiding ten zuidoosten van het plangebied. dit betreft een NEN 3650 Aardgasleiding, met een diameter van 8 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. De inventarisatieafstand van een dergelijke buisleiding betreft 95 meter. De buisleiding ligt echter op ruim 440 meter afstand van het plangebied. Geconcludeerd wordt dat de buisleiding geen invloed heeft op de ontwikkeling in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.11 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Het Juridisch Systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan is daarbij in vier bestemmingen geregeld.

Groen

Aan de achterzijde van het plangebied is de bestemming 'Groen' van toepassing. Deze bestemming maakt het mogelijk om de gronden voor het groen te kunnen gebruiken zoals in de huidige situatie het geval is. De bestemming maakt het ook mogelijk om hier extra waterberging en/of extra parkeervvorzieningen aan te leggen.

Maatschappelijk

De gronden waar het MFC gerealiseerd worden, worden bestemd met de bestemming 'Maatschappelijk' bestemd. Op deze wijze biedt de regeling aan het MFC de ruimte om maatschappelijke voorzieningen te huisvesten. Gezien de verschillende hoogten van het gebouw, is er voor gekozen op de verbeelding de maximale goot- en bouwhoogten aan te geven. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij het bouwvlak met enige marge is afgestemd op de contouren van het ontwerp. In vergelijking met het vigerende bestemmingsplan komt hiermee het bouwvlak verder van de omliggende woningen af te liggen. De oppervlakte waarin gebouwen opgericht kunnen worden wordt daarmee beperkt ten opzichte van het geldende plan. Buiten het bouwvlak is maximaal 75 m² aan bijgebouwen toegestaan binnen de bestemming. Aan de achterzijde en aan de oostzijde van het perceel is binnen het bestemmingsvlak ruimte om parkeerplaatsen aan te leggen.

Verkeer - Verblijfsgebied

Het parkeerterrein aan de voorzijde van het MFC wordt bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Hiervoor is gekozen omdat het parkeerterrein niet uitsluitend ten behoeve van het MFC wordt aangelegd, maar tevens als openbaar parkeerterrein te gebruiken is. Binnen de bestemming zijn onder meer wegen, straten, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen toegestaan. Er worden geen gebouwen op het parkeerterrein gerealiseerd, dit behoort ook niet tot de mogelijkheden. De overige parkeerplaatsen aan de oost- en achterzijde van het bebouw kunnen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' worden gerealiseerd.

Wonen

De huidige dienstwoning, die in de toekomstige situatie als reguliere burgerwoning in gebruik wordt genomen, wordt bestemd als 'Wonen'. Op deze manier wordt reguliere bewoning toegestaan in deze woning. Het hoofdgebouw wordt voorzien van een bouwvlak. Er is 75 m² aan bijgebouwen toegestaan. De woonbestemming is afgestemd op de omringende woonbestemming om een regeling, passend in het gebied, te voorzien.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voortraject

Voorafgaand aan de onderhavige bestemmingsplanprocedure is al sinds 2013 intensief overleg geweest met bewoners, belanghebbenden en belangstellenden over de komst van het MFC.

In 2013 is de eerste informatiebijeenkomst voor het dorp gehouden. Sindsdien zijn met grote regelmaat publicaties in het huis-aan-huisblad 't Roaster geplaatst over de voortgang van het proces en zijn in de tussentijd regelmatig gesprekken gevoerd met omwonenden om hen op de hoogte te houden en te betrekken bij de planvorming.

Vanaf 2017 is een aantal bijeenkomsten gehouden met de gehele buurt en de toekomstige huurders van het pand. Ook zijn acties op touw gezet voor financiële bijdragen en de naamgeving van het MFC.

Kortom, er kan worden gesteld dat ten behoeve van het project een intensief participatietraject heeft plaatsgevonden waarin zorgvuldig is getracht draagvlak te creëren voor de realisering van het MFC.

Hoewel de ontwikkeling ook door middel van een (reguliere) omgevingsvergunningprocedure juridisch-planologisch te regelen is, is er gezien de voorgeschiedenis van het project ervoor gekozen om een uitgebreid participatie- en communicatietraject met de omgeving uit te voeren om een zo passend mogelijke regeling voor het MFC op te stellen dat kan rekenen op een breed draagvlak. In een bestemmingsplantraject zijn hiervoor meer mogelijkheden en formele reactiemomenten mogelijk dan in een omgevingsvergunningtraject. In het traject van de totstandkoming van het voorontwerpbestemmingsplan zijn meerdere overleggen met de omgeving gevoerd, en is een conceptbestemmingsplan ook ter beoordeling voorgelegd waarna het plan op basis hiervan is aangepast. Zo hebben er op 6 januari 2020 en 13 maart 2020 twee overleggen met omwonenden plaatsgevonden onder leiding van Partoer consultants & ondersteuners. Deze overleggen hadden tot doel om met de verschillende partijen met elkaar in gesprek gaan over de verschillende inzichten, mogelijkheden en onmogelijkheden rondom het MFC.

Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor iedereen ter inzage gelegen. Omdat in de eerste publicatie van 19 september 2019 geen eindtermijn was aangegeven, is het op 31 oktober 2019 opnieuw gepubliceerd om schriftelijk of mondeling tot en met 29 november 2019 een inspraakreactie in te dienen bij burgemeester en wethouders. Hierop zijn geen officiële inspraakreacties ingediend. Wel zijn er in deze periode gesprekken gevoerd met omwonenden over de inhoud van het bestemmingsplan en wordt het concept van het ontwerpbestemmingsplan ook voorgelegd.

Het voorontwerpbestemmingsplan is ook in het kader van het vooroverleg naar de wettelijke overlegpartners gestuurd. Tijdens het vooroverleg is de wettelijke overlegpartners gelegenheid geboden een overleg-reactie in te dienen. Hierop is één overlegreactie ingediend door provincie Fryslân, deze is opgenomen is opgenomen in bijlage 10 en hieronder samengevat en beantwoord:

Ecologie

De provincie geeft aan dat nader onderzoek naar vleermuizen en broedvogels nog volgt en dat dit verricht moet zijn voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd, mede omdat gebruik zal worden gemaakt van de coördinatieregeling.

Reactie gemeente:

Het nader onderzoek naar vleermuizen en broedvogels is uitgevoerd en is in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Uit het onderzoek blijkt dat er voor het bestemmingsplan en de verdere uitwerking van het project geen belemmeringen gelden. Van de coördinatieregeling wordt geen gebruik meer gemaakt.

Stikstof

De provincie stelt voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase een Aerius-berekening gemaakt moet worden.

Reactie gemeente:

Het stikstofonderzoek met Aerius-berekening is uitgevoerd en toegevoegd aan het ontwerpbestemmingsplan. Uit het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een stikstofdepositie op stikstofgevoelige natuurgebieden.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode werd eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 20 mei 2022 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is. Er wordt subsidie toegekend vanuit de provincie om de ontwikkeling financieel haalbaar te maken. De financiën van het project zijn als volgt geregeld. Sinds de start van het project in 2013 zijn de bouwkosten gestegen van € 1,85 miljoen naar ruwweg €2,6 miljoen. De gemeenteraad van Menameradiel heeft in december van 2015 vastgesteld dat € 1.540.000 van de kosten voor de realisatie van een MFC in Berltsum subsidiabel zijn. Op basis van de toenmalige zogenaamde 1/3, 1/3 regeling is besloten om een bijdrage van € 513.333 en een lening van € 513.333 voor de realisatie hiervan te verlenen. Door de gemeenteraad van Waadhoeke is in de vergadering van 26 april 2018 besloten om de Stichting Vastgoed MFC Berltsum een voorschot van € 67.155 te verlenen voor de voorbereidende werkzaamheden van de bouw van het MFC Berltsum. De gemeenteraad van Waadhoeke heeft op 8 oktober besloten om € 385.000 extra bij te dragen aan het MFC, de totale bijdrage van de gemeente bedraagt hiermee € 898.000. Ook staan B&W van de gemeente garant voor een externe lening van € 660.000. De overige kosten van het project worden gefinancierd door het dorp en 'gulle gevers' zoals de Poiesz en de muziekvereniging.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad wordt voorgesteld om geen exploitatieplan vast te stellen.

Bijlage 1 Haalbaarheidsonderzoek

Bijlage 1 Haalbaarheidsonderzoek

Bijlage 2 Mobilititeitstoets

Bijlage 2 Mobilititeitstoets

Bijlage 3 Vormvrije Mer-beoordeling

Bijlage 3 Vormvrije mer-beoordeling

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Bodemonderzoek

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai

Bijlage 6 Ecologische Quickscan

Bijlage 6 Ecologische quickscan

Bijlage 7 Aanvullend Ecologisch Onderzoek

Bijlage 7 Aanvullend ecologisch onderzoek

Bijlage 8 Stikstofonderzoek

Bijlage 8 Stikstofonderzoek

Bijlage 9 Watertoets

Bijlage 9 Watertoets

Bijlage 10 Overlegreactie Provincie Fryslân

Bijlage 10 Overlegreactie provincie Fryslân