KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Ecologie
4.4 Bodem
4.5 Water
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 2 Stikstofonderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Overlegreacties
Bijlage 8 Reactienota Zienswijzen

Berltsum - Kwekerijleane

Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke

Vastgesteld op 20-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Berltsum - Kwekerijleane met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPBerKwekerijleane-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 bestaand:

  1. a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is dan wel krachtens een omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
    1. 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
    2. 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
  3. c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 dienstverlening:

werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel dan wel productiegerelateerde detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken, gelet op het gebruik van de in de nabijheid gelegen gronden;

1.23 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.25 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.26 inwoning:

het wonen, niet zijnde logeren, bij anderen;

1.27 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.28 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 kap:

een dak met een zekere helling;

1.30 lessenaarskap:

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.31 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.32 logiesverstrekking:

het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf al dan niet in combinatie met ontbijt binnen de woonfunctie, zoals een pension aan huis en bed and breakfast;

1.33 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.34 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

1.35 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.36 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien op of in het water wordt gebouwd: het Fries Zomerpeil;
  3. c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;

1.37 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.39 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;

1.40 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.41 (goede) woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend. Bij het bepalen van de goothoogte bij een lessenaarskap, wordt de laagste gelegen gootlijn als goothoogte beschouwd;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;

2.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bebossing;
  3. c. wegen en paden;
  4. d. wadi's, waterlopen en waterpartijen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. tuinen, erven en terreinen;
  2. f. in- en uitritten;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;

met de daarbijbehorende:

  1. b. opritten en andere verhardingen;
  2. c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. sloten, bermen en beplanting;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen, woonstraten en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. water;

met de daarbijbehorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeerssituatie;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  2. b. het gebruik van een hoofdgebouw al dan niet in combinatie met de bijbehorende bouwwerken voor meer dan één woning;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de cultuurhistorische waarden kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat windturbines van deze regeling zijn uitgesloten;
  2. b. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
  4. d. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
    2. 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
    3. 3. overstekende daken;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;

    1. 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen Gemeente Waadhoeke november 2020, of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBerltsum - Kwekerijleane

van de gemeente Waadhoeke.

Behorend bij het besluit van ....

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Kwekerijleane te Berltsum was voorheen een school aanwezig, tot deze uiteindelijk is gesloopt. De initiatiefnemers van de werkgroep 'Kleiner Wonen Berltsum' hebben het voornemen om tien vrijstaande uitbreidbare seniorenwoningen rondom een binnentuin op deze locatie te realiseren. Daarnaast wordt ook een deel van de openbare ruimte rondom deze locatie verbeterd. Zo wordt de nabijgelegen K.J. van den Akkerstrjitte iets gedraaid zodat deze parallel loopt met de Kwekerijleane. In deze straat komt ruimte voor langsparkeren met aan het eind van de straat de mogelijkheid voor manoeuvreerruimte voor draaiende en kerende auto's. Door de andere inrichting van de straat ontstaan ook wat grotere tuinen aan de noordkant van de straat. Daarnaast wordt ten zuidwesten van dit gebied een nieuw voetpad aangelegd aan de noordzijde van de tennisvereniging. Dit gebied wordt ook opgenomen in het bestemmingsplan.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan Berltsum Wier. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hier in.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidoosten van de bebouwde kom van Berltsum. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerKwekerijleane-VAS1_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Berltsum Wier, dat is vastgesteld op 7 december 2017. In het geldende bestemmingsplan heeft de locatie de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Groen', 'Sport' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerKwekerijleane-VAS1_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan Berltsum Wier

De gronden binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, straten en paden, parkeer-, speel- en nutsvoorzieningen, sloten, bermen en planten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd. Ter plaatse is een bouwvlak opgenomen met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 8 meter.

De gronden binnen de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, waterlopen en -partijen en speelvoorzieningen. Ondergeschikt zijn wegen en paden, verhardingen, nutsvoorzieningen en daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

De gronden binnen de bestemming 'Sport' zijn bestemd voor sport-, speel- en evenemententerreinen en gebouwen ten behoeve van sport e recreatieve doeleinden, een kantine, kleedruimtes en onderhoud en beheer. Verder zijn de daarbij behorende groenvoorzieningen, paden en verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterlopen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

De gronden binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bestemd voor wegen, voet- en fietspaden, parkeer-, groen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen en waterlopen.

Strijdigheid

De ontwikkeling van dit plan is niet passend binnen de bestemmingen ter plaatse. De woonfunctie is hierbinnen niet toegestaan. Om de ontwikkeling hiervan toch mogelijk te maken, is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling wordt met dit plan op een goede manier ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. Vervolgens wordt de inpassing in de huidige situatie beschreven.

2.1 De Bestaande Situatie

Het plangebied bevindt zich tussen de Kwekerijleane, het Poepenpad en de K.J. van den Akkerstrjitte en ligt in het zuidoosten van de bebouwde kom van Berltsum. Het plangebied is ingericht als groenvoorziening, in de vorm van een grasveld met enkele looppaden. Vrijwel aan alle zijden wordt het plangebied, al dan niet met tussenliggende wegen, omgeven door woningen. Deze woningen bestaan uit één tot twee bouwlagen met een kap. Ten zuidwesten van het plangebied zijn de plaatselijke tennisvereniging en voetbalvereniging aanwezig. Ten westen van het plangebied staat, op enige afstand met een aantal woningen tussenliggend, een basisschool. De omliggende wegen hebben een maximale snelheid van 30 km/uur. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie van het plangebied en de omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerKwekerijleane-VAS1_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie

Voorheen was in het plangebied een basisschool aanwezig, de OBS Lyts Libben. Destijds bestond de bebouwing van de school uit één bouwlaag met een kap. Het schoolgebouw stond in het zuidelijke deel van het plangebied. Het noordelijke deel was ingericht als schoolplein. Inmiddels is de bebouwing gesloopt en is de verharding verwijderd uit het plangebied. De school is verhuisd naar een andere locatie in het dorp.

2.2 Voorgenomen Situatie

In de voorgenomen situatie wordt het plangebied ingericht met 10 uitbreidbare seniorenwoningen, die worden geconcentreerd rondom een gezamenlijke binnentuin. De woningen bestaan uit één bouwlaag met kap en worden in twee rijen van 5, zowel aan de noord- als zuidzijde van het plangebied gerealiseerd. Centraal wordt een groene binnentuin aangelegd, waar alle woningen met de achterzijde naar gericht worden. In figuur 2.2 is een situatietekening opgenomen van de voorgenomen inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerKwekerijleane-VAS1_0004.jpg"

Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van het plangebied

Opzet van de woningen

De woningen zijn qua hoofdvorm geïnspireerd op de oude woningen aan de Hôfsleane van de vroegere gardeniers en bestaan uit één laag met kap. De mogelijke uitbreidingen hiervan bestaan uit één laag met een plat dak. De woningen krijgen een oppervlakte van circa 60 m2, waarbij alle voorzieningen op de begane grond aanwezig zijn en hier ook een slaapkamer is. In stappen kan de woning vergroot worden naar behoefte, met aanbouwen aan de zijkant en/of achterkant. Dit wordt aan de nieuwe eigenaren als optie aangeboden. De woningen worden voorzien van een eigen oprit, met plek voor twee auto's per woning. Aan de zijde van de binnentuin wordt een haag geplant van maximaal 1 meter hoog. In figuur 2.3 is een vogelvluchtimpressie van het gebied weergegeven, waarop ook de woningen weergegeven zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerKwekerijleane-VAS1_0005.jpg"

Figuur 2.3 Vogelvluchtimpressie van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerKwekerijleane-VAS1_0006.jpg"

Figuur 2.4 Schetsimpressie van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerKwekerijleane-VAS1_0007.jpg"

Figuur 2.5 Schetsinrichting begane grond woning

Binnentuin

De binnentuin wordt openbaar toegankelijk en voorzien van hoog en laag plantwerk. Er worden enkele bankjes geplaatst en bomen voor de beschutting en een waterberging voor hemelwater opslag en aanvulling op het groen. Voorheen lag in de nabijheid van het plangebied een proeftuin. Hier werden nieuwe tuinbouwgewassen ontwikkeld. De groene inrichting van de binnenruimte is een verwijzing naar deze nabijgelegen 'groene' historische proeftuin. Voor een goede entree aan de westkant van de binnentuin zal een kleine grondruil plaatsvinden met de eigenaren van het naastgelegen perceel G.L. Boomsmastrjitte 21.

Openbaar gebied

Aan de Kwekerijleane worden bomen geplant om de lanenstructuur in het dorp te versterken. De K.J. van den Akkerstrjitte wordt iets gedraaid, waarbij het westelijke deel iets zuidelijker wordt gelegd. Op deze manier ligt de straat parallel aan de Kwekerijleane. Aan de noordzijde van de straat is plaats voor parkeren ten behoeve van de woningen aan deze zijde. Hierdoor worden de tuinen bij de huurwoningen G.L. Boomsmastrjitte 7 en de K.J. van den Akkerstrjitte 1, 3 en 5 wat groter. Aan het eind van de K.J. van den Akkerstrjitte komt de mogelijkheid om te kunnen manoeuvreren voor draaiende en kerende auto's. Verder wordt een voetpad aangelegd direct ten noorden van de tennisvereniging. Dit voetpad wordt aangelegd om kinderen de mogelijkheid te bieden naar de nabijgelegen scholen te wandelen, zonder dat zij de weg hoeven over te steken. Dit komt de veiligheid ten goede. Ten behoeve hiervan wordt een bestaande haag verwijderd.

Ruimtelijke inpassing

Het voorgenomen plan verhoogt de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied aanzienlijk. Er wordt een kwalitatief hoogwaardig woningbouwplan gerealiseerd, gebaseerd op een concept van het wonen rondom een groene gezamenlijke binnentuin. De woningen sluiten functioneel aan op de omgeving, omdat de locatie in een bestaande woonwijk ligt. Ook de maatvoering van de woningen sluit aan op de omgeving. In de omgeving zijn ook woningen van één bouwlaag met kap aanwezig. Door zowel functioneel als qua maatvoering aan te sluiten op de omgeving is sprake van een goede ruimtelijke inpassing van het voornemen. Om de inrichting van het plangebied goed op de omgeving te laten aansluiten en om het bijzondere woonconcept recht toe te doen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Om een specifiekere beeldkwaliteit te kunnen creëren stelt de gemeenteraad, gelijktijdig met de vaststelling van dit bestemmingsplan, een beeldkwaliteitsplan vast. Dit beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 1) zal vervolgens het geldende welstandskader gaan vormen voor het plangebied.

Verkeer en parkeren

Bereikbaarheid en ontsluiting

De nieuwe woningen worden aan twee zijden van het plangebied ontsloten. De vijf noordelijke woningen worden door middel van eigen opritten ontsloten op de K.J. van den Akkerstrjitte, die als onderdeel van deze ontwikkeling verlegd wordt. Dit betreft een doodlopende straat, waar aan het einde van de straat ruimte is voor gemotoriseerd verkeer om te keren, al dan niet met gebruik van het Poepenpad. Het is niet de bedoeling dat dit pad verder ter ontsluiting gebruikt wordt door aanwonenden van de K.J. van den Akkerstrjitte. De vijf zuidelijke woningen worden ontsloten op de Kwekerijleane, ook door middel van een eigen oprit per woning.

Via de aangrenzende erfontsluitingswegen worden de voorgenomen woningen ontsloten op de Bitgumerdyk, die aansluit op de provinciale weg N383. Via deze weg kunnen andere dorpen en steden bereikt worden en is het plangebied op een goede wijze ontsloten.

Verkeersgeneratie

Op basis van de CROW publicatie 381 zorgt de ontwikkeling voor een verkeersgeneratie van 20 motorvoertuigbewegingen per etmaal, uitgaande van de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' en de ligging 'rest bebouwde kom'. Dit aantal verkeersbewegingen is dusdanig laag, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet tot belemmeringen in de verkeersafwikkeling leidt. Bovendien is in de huidige situatie een basisschool mogelijk in het plangebied en neemt het aantal verkeersbewegingen per saldo dus af.

Parkeren

Op basis van de Nota Parkeernormen van de gemeente Waadhoeke zijn voor dit specifieke type woningen geen expliciete parkeernormen opgenomen. Wel zijn er overeenkomsten voor het met dit plan beoogde type woningen en de impact van de in de Nota Parkeernormen opgenomen types eenpersoonswoning, aanleunwoning, huurhuis of appartement. Voor deze woningtypes varieert de parkeernorm tussen de 0,7 en 1,8 parkeerplaatsen per woning. Om niet aan de onderkant van de parkeernormen uit te komen, wordt per woning een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen aangehouden. Elke woning wordt voorzien van een oprit waar ruimte wordt geboden voor 1 of 2 auto's. Door uit te gaan van ruimte voor 2 auto's per woning is sprake van 20 parkeerplaatsen voor 10 woningen, die allemaal op eigen terrein worden voorzien. Voor woningen van deze beperkte omvang en voor de beoogde doelgroep (senioren), wordt hierdoor ruimschoots voorzien in de parkeerbehoefte. Daarmee hoeft het parkeren voor de nieuwe woningen niet worden afgewenteld op de openbare ruimte en past dit plan binnen de geldende Nota Parkeernormen van de gemeente Waadhoeke.

Daarnaast wordt de parkeersituatie aan de K.J. van den Akkerstrjitte verbeterd. De weg wordt hier verlegd, waardoor het westelijke deel meer naar het zuiden wordt verplaatst en de weg parallel komt te liggen aan de Kwekerijleane. Vervolgens worden aan de noordzijde van deze weg parkeerplaatsen aangelegd (in de vorm van zogenoemd langsparkeren) ten behoeve van de bestaande huurwoningen, waarbij de opritten om te kunnen parkeren naast de huurwoningen blijven bestaan. Aan het eind van deze straat komt een mogelijkheid voor manoeuvreerruimte voor draaiend en kerend verkeer.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed geregeld en de verkeersgeneratie als gevolg van het plan zorgt niet voor belemmeringen in de afwikkeling. Verder wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  2. 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  3. 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI en draagt bij aan de opgave om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' als procesvereiste opgenomen. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van 10 woningen. Dit is geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking, omdat hier pas sprake van is bij een minimum van 11 woningen. Desondanks ligt het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied heeft de gemeente afspraken gemaakt met de provincie, waarin is bepaald dat binnenstedelijk plafondloos mag worden gebouwd. Gezien de huidige tijdsgeest is er veel behoefte aan dergelijke nieuwe woningen. Om deze redenen wordt voldaan aan het beleid van de ladder.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Fryslân 2020: 'De romte diele'. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn nu nog vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden. De Verordening Romte Fryslân wordt naar verwachting in 2022 vervangen door de Omgevingsverordening Fryslân.

Omgevingsvisie Fryslân 2020: De romte diele

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is neergelegd in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. Deze is op 23 september 2020 vastgesteld. In de omgevingsvisie gaat de provincie voor een vitale economie door te investeren in omgevingskwaliteiten. Dit zorgt er onder andere voor leefbaarheid en dat leegstand en verpaupering van bebouwing wordt teruggedrongen. Daarnaast gaat de provincie voor een veerkrachtig beleid, waarin ingrijpende ontwikkelingen opgevangen kunnen worden, het behoud van de karakteristiek van de provincie wordt nagestreefd door het beschermen van de eigen identiteit en voor een gezonde leefomgeving.

Dit plan voorziet in de herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied. Het woningbouwproject sluit aan bij deze uitgangspunten van de provincie. Het plan doet recht aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en is daarmee in overeenstemming met het provinciale beleid.

Verordening Romte Provincie Fryslân

De Provincie Fryslân wil de ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Dit wordt gedaan door middel van het opstellen van een provinciale structuurvisie waarin het ruimtelijk beleid wordt geschetst. De Verordening Romte vertaalt deze visie naar regels.

Het plangebied ligt binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen primair binnen dit gebied ontwikkeld te worden. Daar is in dit geval met de ontwikkeling van deze woningen sprake van.

In de Verordening Romte is met betrekking tot woningbouwontwikkelingen in artikel 3.1.1. opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Het voorliggende plan is in overeenstemming met de vastgestelde Woonvisie Waadhoeke 2020 - 2030 Samen Sterk, dat ruimte biedt aan inbreidingslocaties. De gemeente is met Gedeputeerde Staten overeengekomen dat plafondloos gebouwd kan worden binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee wordt voldaan aan het beleid van de provincie. Desalniettemin zal er met de provincie afstemming worden gezocht over dit project.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie Waadhoeke 2020-2030

In de Woonvisie Waadhoeke 2020-2030 is het gemeentelijke beleid ten aanzien van wonen en woningbouw geformuleerd. De hoofdlijnen van de woonvisie gelden voor een periode van 10 jaar. Deze is bedoeld om projecten in gang te zetten die bijdragen aan het lange termijn doel. Jaarlijks actualiseert de gemeente de uitvoeringsagenda.

De woonvisie is gebaseerd op een regionaal woningmarktonderzoek waarin cijfers en kennis over het wonen van organisaties als makelaars, corporaties, huurdersorganisaties en zorgpartijen bijeen zijn gebracht.

Tot 2025 is er nog groei van het aantal huishoudens te verwachten van enkele tientallen woningen. Lokaal verschilt dit: in kernen waar de bereikbaarheid en het voorzieningenniveau bovengemiddeld is, is vaak genoeg instroom van elders om nog groei te mogen verwachten. Elders zullen minder courante woningen steeds vaker overtollig raken. Eerst vooral in de sociale huurvoorraad, daarna ook in de koopvoorraad. Per kern is in de woonvisie de woningbehoefte bekeken. In Berltsum is volgens het marktonderzoek dat ten grondslag aan de woonvisie ligt, ruimte voor een extra toevoeging van 10 tot 15 woningen tot 2030. Gezien de huidige situatie op de woningmarkt kan het dorp Berltsum een grotere toevoeging van het aantal woningen hebben dan uit het hiervoor genoemde marktonderzoek blijkt. In Berltsum is ruimte voor meer binnenstedelijke plannen, gemengd grondgebonden huur en koop, herinvulling van panden, open plekken of vervanging van woningen.

De gemeente biedt ruimte voor nieuwbouw. Hiervoor verwacht zij dat er dan ook meerwaarde wordt gecreëerd in het plan, waardoor de omgeving ruimtelijk beter wordt met de aanwezigheid/toevoeging van kwaliteitsgroen. Daarnaast dient er draagvlak voor dit plan te zijn.

Alhoewel het project in het plangebied niet concreet is genoemd in de Woonvisie, voldoet het project in kwalitatieve zin aan de gewenste toekomstige invulling van dit plangebied. Zo wordt er ruimtelijke kwaliteit gecreëerd door niet alleen woonkavels te realiseren, maar ook een groene binnentuin. Bovendien wordt een deel van de openbare ruimte aangepast, door de verlegging van de K.J. van den Akkerstrjitte en de realisatie van een voetpad ten noorden van de tennisvereniging. Er is veel aan participatie gedaan in de omgeving, dit is nader uiteengezet in paragraaf 6.1.

Nota Parkeernormen

Op 8 december 2020 is door Burgemeester en Wethouders de Nota Parkeernormen vastgesteld. Hierin is vastgelegd welke parkeernorm de gemeente hanteert voor verschillende gebieden en functies. Daarnaast is aangegeven op welke manier de parkeervraag aan de hand van de normen moet worden berekend en welke eisen worden gesteld aan de invulling van de parkeervraag. In beginsel wordt de parkeervraag op eigen terrein opgelost maar onder bepaalde omstandigheden kan hiervan af worden geweken. Benutting van de bestaande openbare parkeercapaciteit is dan een optie. Deze nota geeft aan welke mogelijkheden er zijn en onder welke voorwaarden.

Uit de toetsing in paragraaf 2.2 blijkt dat aan de Nota Parkeernormen wordt voldaan. In het bestemmingsplan is hier een regeling voor opgenomen om dit te borgen.

Welstandsnota en beeldkwaliteit

De gemeente heeft haar welstandsbeleid vastgelegd in de Welstandsnota die op 1 juli 2021 is vastgesteld. De welstandsregels hierbij zijn afgestemd op de aanwezigheid van het bedrijventerrein en niet toereikend voor het plangebied. Voor de woningen aan de Harlingerweg en de woonwijk ten oosten van het plangebied zijn echter de welstandsregels voor naoorlogse uitbreidingen (regulier) van toepassing. Deze kunnen ook worden toegepast op het plangebied zodat er een eenduidig welstandskader ontstaat. Als alternatief is het mogelijk om een specifiek beeldkwaliteitplan op te stellen voor het plangebied.

In dit geval is voor dit plangebied een specifiek beeldkwaliteitplan opgesteld. Om een specifiekere beeldkwaliteit te kunnen creëren, stelt de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitplan vast. Dit beeldkwaliteitplan (bijlage 1) zal vervolgens het geldende welstandskader gaan worden voor het plangebied.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet in principe akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en bij een geluidzone voor industrielawaai is dit 50 db(A).

Toetsing

Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone van een spoorweg of een geluidzone voor industrielawaai. De wegen in de directe omgeving betreffen allemaal 30 km/uur wegen. Ten aanzien van deze wegen is een akoestische toetsing niet noodzakelijk. Het plangebied valt wel binnen de geluidzone van de verderop gelegen Koekoeksleane. Hier geldt een maximaal toegestane snelheid van 80 km/uur. Het plangebied ligt op circa 165 meter afstand tot de weg. Tussenliggend is sprake van bebouwing in de vorm van woningen. Deze bebouwing heeft een geluidafschermende werking. Gezien deze geluidafschermende werking en de ruime afstand tot de weg, is het de verwachting dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek wordt daarom niet waardevol en daarmee niet noodzakelijk geacht.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). De richtafstanden tussen bedrijven en woningen zijn gebaseerd op hinder (of risico) door geluid, geur, stof en gevaar. De grootste afstand is bepalend. In veel gevallen is dat geluid. Het aspect 'geluid' is behandeld in de vorige paragraaf en is voor het gezoneerde industrieterrein geregeld door middel van de Wet geluidhinder. Voor de overige aspecten (geur, stof en gevaar) vindt er in de motivatie in deze pararagraaf een toetsing plaats. Hierbij dient de kanttekening gemaakt te worden dat de VNG-systematiek en de richtafstanden alleen toepasbaar zijn op de afstemming tussen bedrijven en gevoelige functies in een rustige woonomgeving of in een gemengd gebied, maar dat deze niet gaat over (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen zoals de bedrijfswoningen op bedrijventerrein West. Desondanks is er vanuit een 'goede ruimtelijke ordening' ervoor gekozen om de systematiek gelijk te trekken. Ook is de VNG-publicatie bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. In bestaande situaties kan de VNG-brochure evenwel een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties.

Toetsing

Voor de onderbouwing in dit plan wordt ervan uitgegaan dat het plangebied is gelegen in een rustige woonwijk. Daarvoor gelden de normale richtafstanden ten opzichte van bedrijven en andere inrichtingen. Omliggend is voornamelijk sprake van woningen, maar zijn ook enkele andere functies aanwezig. In onderstaande tabel zijn de functies, de bijbehorende richtafstanden en de afstand tot het plangebied opgenomen.

Functie VNG-richtafstand Afstand tot plangebied
CBS De Fugelsang/ OBS Lyts Libben 30 meter
(milieucategorie 2)
circa 95 meter
Tennisvereniging (met verlichting) 50 meter
(milieucategorie 3.1)
circa 30 meter
Veldsportcomplex met verlichting (voetbalvereniging) 50 meter
(milieucategorie 3.1)
circa 67 meter

Uit bovenstaande toetsing blijkt dat er wordt voldaan aan de richtafstand ten opzichte van de basisscholen en de voetbalvereniging in het dorp. Ten opzichte van de tennisvereniging wordt niet voldaan aan de richtafstand.

De tennisbanen liggen op 30 meter afstand van het plangebied, terwijl er een richtafstand van 50 meter geldt. In dit geval is er echter sprake van tussenliggende woningen die dichter op het terrein van de tennisvereniging liggen dan de toekomstige woningen in het plangebied. Het gaat hierbij onder meer om de woningen aan de Kwekerijleane 3 en 6. Deze woningen zijn als maatgevend te beschouwen ten opzichte van de tennisvereniging. Omdat de toekomstige woningen in het plangebied verder komen te staan dan deze woningen, kan op voorhand worden aangenomen dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat deze toekomstige woningen geen belemmering toebrengen aan de tennisvereniging. Bovendien gaat het om een relatief kleinschalig sportcomplex, waardoor ook een kortere afstand kan worden aangehouden van de richtafstand die van toepassing is voor 'gemiddelde' situaties. Nader onderzoek is om die reden niet noodzakelijk.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden zoals Natura 2000-gebieden en gebieden die vallen onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het plangebied ligt namelijk op meer dan 8 kilometer van het Natura 2000-gebied Waddenzee (tevens een NNN-gebied). De Waddenzee is aldaar niet stikstofgevoelig. Andere (al dan niet stikstofgevoelige) natuurgebieden liggen op een grotere afstand van het plangebied. Gezien het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Met dit project wordt een braakliggend stuk grond, waar voorheen een school stond, vervangen door nieuwe gasloze woningen. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

De geplande ontwikkeling zou echter kunnen leiden tot een toename in stikstofdepositie. Met behulp van de AERIUS calculator is voor dit project de depositie worden berekend. Dit stikstofonderzoek is opgenomen in bijlage 2 en hieruit blijkt dat er ten aanzien van stikstof geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

In dit geval worden geen sloop-, kap- en/of dempingswerkzaamheden uitgevoerd. Het terrein is braakliggend en ligt midden in een woonwijk. Het biedt geen specifieke habitateigenschappen die voor beschermde soorten interessant zijn om zich op te houden in het gebied. Daarom is het niet noodzakelijk om in het kader van dit plan een quickscan flora en fauna uit te voeren.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Voor het project is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, die is opgenomen als bijlage 3. Uit het bodemonderzoek zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

  • in een eerste mengmonster van de bovengrond zijn voor kwik, minerale olie en PAK-10 licht verhoogde gehalten gemeten. Voor lood is een matig verhoogd gehalte gemeten;
  • in een tweede mengmonster van de bovengrond zijn voor kwik en lood licht verhoogde gehalten gemeten;
  • in het mengmonster van de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten;
  • in het grondwater zijn voor molybdeen en zink licht verhoogde concentraties gemeten.

Vanwege het matig verhoogde gehalte aan lood is een aanvullend onderzoek uitgevoerd. De analyseresultaten van het aanvullend onderzoek zijn als volgt:

  • in vijf grondmonsters zijn licht verhoogde gehalten aan lood gemeten.

Conclusie

Op basis van de licht verhoogde gehalten in de grond en het grondwater is de gestelde onderzoekshypothese, een onverdachte locatie, formeel gezien niet juist. De gehalten zijn echter dusdanig dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouwplannen.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (zie bijlage 4). De uitkomst van deze toets zal zijn dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets wordt opgenomen als bijlage en het plan wordt ook voorgelegd aan Wetterskip Fryslân.

Waterkwantiteit

In de huidige situatie is het plangebied vrijwel volledig onverhard. In de nieuwe situatie worden 10 woningen gerealiseerd, van maximaal 100 m2. De grenswaarde van 200 m2 wordt daarmee overschreden, waardoor watercompensatie voor dit plan noodzakelijk is. Hierin wordt voorzien door centraal in het plangebied een wadi aan te leggen, die qua oppervlakte voldoet aan de compensatienorm.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI;

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Centraal in het plangebied wordt een wadi aangelegd, die ruimte biedt om hemelwater op te vangen. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.

De vuilwaterafvoer van de woningen wordt aangesloten op het gemeentelijke riool.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Bij de inrichting van het plangebied en de verdere uitwerking hiervan is rekening gehouden met ruimtelijke adaptatie door gebruik te maken dan wel het uitbreiden van de bestaande waterpartijen en niet meer verstening dan nodig is.

In dit geval worden in het plangebied twee wadi's aangelegd en wordt een groene binnentuin aangelegd. Dit zorgt voor een zo groen mogelijke inrichting, waarmee zoveel mogelijk wordt ingespeeld op de ruimtelijke adaptatie. Deze twee wadi's liggen centraal in het plangebied. Deze zorgen voor waterinfiltratie van het regenwater. Alle hemelwaterafvoer van de nieuwe woningen wordt hier op afgewaterd. Om wateroverlast bij extreme buien te voorkomen worden deze voorzien van een overloop op de riolering. Het diepste punt ligt 1,5 meter onder de paden. Deze wadi's worden ingezaaid met een G3 (bloemrijk grasland voor vochtige gronden) mengsel van Cruydt Hoeck. Bij de uitvoering van het plan zal rekening worden gehouden met een goede overloop op de riolering, om ook in de nieuwe situatie wateroverlast te voorkomen.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

Woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vallen onder de NIBM regeling. In het plangebied worden slechts 10 woningen gerealiseerd. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Op basis van de kaart voor de periode steentijd-bronstijd is er geen onderzoek in het plangebied noodzakelijk. Uit de kaart voor de ijzertijd - middeleeuwen blijkt dat er een karterend onderzoek 1 wordt aanbevolen bij gebiedsontwikkelingen groter dan 500 m2. Omdat hier in het plangebied sprake van is, is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 5.

Uit het archeologisch onderzoek is naar voren gekomen dat de bodem in het plangebied grotendeels uit een tot in de natuurlijke getijde-afzettingen vergraven pakket puinhoudend, kleiig zand bestaat. Dit pakket houdt waarschijnlijk verband met de sloop van de vroegere school die in het plangebied heeft gestaan. Het inspecteren van de opgeboorde grond in de gutsboringen en in de daarna uitgevoerde megaboringen heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd.

Gezien het bovenstaande is er geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming rekening zou moeten worden gehouden. In alle gevallen blijft onverminderd van kracht dat indien binnen het plangebied bij toekomstig graafwerk toch archeologisch vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, hiervan direct melding dient te worden gemaakt bij het bevoegd gezag.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat er geen sprake is van cultuurhistorische waarden in het plangebied.

4.9 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd en de informatie uit het geldende bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat er nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen en transportroutes aanwezig zijn. Wel is sprake van twee buisleidingen in nabijheid van het plangebied. Het gaat om een aardgastransportleidingen.

Voor leiding N-502-45-deel 1 geldt een maximale werkdruk van 40 bar en een diameter van 108 mm. De 100% letaliteitszone bedraagt 25 meter en het invloedsgebied 45 meter. Voor leiding N-502-49-deel 1 geldt een maximale werkdruk van 40 bar en een diameter van 9 inch. De 100 % letaliteitszone bedraagt 50 meter en het invloedsgebied bedraagt 95 meter. Het plangebied ligt op circa 190 meter afstand, waardoor geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is.

Plaatsgebonden risico

Beide buisleidingen hebben geen PR 10-6 contour. Deze buisleidingen vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Groepsrisico

Het groepsrisico ter plaatse ligt onder de oriëntatiewaarde. Omdat op dit moment een basisschool is toegestaan in het plangebied, neemt het GR met de realisatie van tien woningen niet toe.

4.10 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 10 wooneenheden. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld, die is opgenomen in bijlage 6 bij deze toelichting.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Het Juridisch Systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft vier enkelbestemmingen gekregen. Deze regelingen zijn afgestemd op het geldende bestemmingsplan en vergelijkbare situaties in de gemeente.

Groen

De openbare gronden ter plaatse van de binnen tuin zijn bestemd als 'Groen'. Deze gronden dienen niet bij de woonerven te worden betrokken, maar maken deel uit van de te realiseren binnentuin. Hier worden groenvoorzieningen gerealiseerd, evenals wandelpaden en bankjes. Ook is hier een wadi toegestaan. Ook het deel ten zuidwesten van de woningbouwlocatie, waar een nieuw voetpad wordt aangelegd, is bestemd als 'Groen'.

Tuin

De gronden van het woonerf waar geen bouwmogelijkheden worden voorzien, zijn bestemd als 'Tuin '. Deze gronden zijn dus in privé eigendom en behoren niet tot de openbare binnentuin. Om de openheid van het gebied te waarborgen zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van maximaal 1 meter hoog toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

Conform de geldende systematiek zijn de openbare wegen bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Dit betreffen erftoegangswegen binnen de bebouwde kom.

Wonen

Ter plaatse van de voorgenomen woningen en de locaties waar uitbouwen mogelijk zijn, geldt de bestemming 'Wonen'. De maatvoering is afgestemd op de te bouwen oppervlaktes en goot- en bouwhoogtes (maximaal 3 en 6 meter). De woningen kunnen worden gebouwd in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, die zijn afgestemd op het initiatief.

Voor de woningen gelden specifieke regels voor erfbebouwing in die zin dat bij een woning alleen aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een maximum van 46 m². Ook mogen de erf- en terreinafscheidingen maar 1 meter hoog zijn.

Het erf van de woning aan de G.L. Boomsmastrjitte 21 wordt met dit plan deels vergroot en heeft eveneens de bestemming 'Wonen'. Voor dit perceel zijn de bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken en erf- en terreinafscheidingen afgestemd op het geldende bestemmingsplan Bersltsum Wier waar het overige deel van het woonperceel in is geregeld.

Een deel van het voorerf van een aantal woningen aan de K.J. van der Akkerstrjitte is tevens bestemd als 'Wonen'. Omdat er sprake is van voorerf is erfbebouwing hier uitgesloten.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 ingegaan.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Participatie

In het voortraject van dit plan heeft op meerdere momenten participatie plaatsgevonden, waarbij omwonenden in kennis zijn gesteld van de voorgenomen plannen. Hieronder is in tabelvorm een overzicht weergegeven van deze contactmomenten. Daarnaast is er gedurende het proces altijd ruimte geweest voor het gesprek en het uitwisselen van informatie op straat of per telefoon.

Datum Activiteit
23 mei 2018 eerste bijeenkomst met omwonenden
23 december 2018 enquête uitgezet naar inwoners Berltsum
27 september 2019 reactie middels brief omwonenden
9 januari 2020 gesprek met bewoners over grondruil
9 juni 2020 digitale inzage van plan voor omwonenden
11 juni 2020 publicatie op berlikum.com
23 juni 2020 informatiebijeenkomst met architect en omwonenden
4 mei 2022 gesprek met omwonenden n.a.v. parkeren en infrastructuur
7 november 2022 Inloop van Stichting Berlikumer Belangen (SBB), waarbij het poject één van de agendapunten was

Ruimtelijke procedure

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

De initiatiefnemers hebben ten tijde van de conceptfase van het bestemmingsplan de direct betrokkenen over het plan geïnformeerd nog vóórdat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gaat.

Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden met de diverse wettelijke overlegpartners. Hieruit zijn de volgende reacties naar voren gekomen (zie ook bijlage7 voor de volledige overlegreacties):

Provincie Fryslân

De Provincie Fryslân vraagt om bij de start van de planontwikkelingen rekening te houden met natuurinclusief bouwen. Daarnaast geeft de provincie aan dat met het aanleggen van de wadi in de openbare ruimte een prima initiatief in het kader hiervan is opgenomen.

Reactie gemeente:

Het advies van de Provincie wordt gedeeld met de werkgroep 'Kleiner wonen Berltsum'. Bij de uitvoering van het plan wordt bekeken in hoeverre natuurinclusief bouwen en de inrichting van het openbaar gebied in het kader van natuurinclusief tot de mogelijkheden behoort.

Brandweer Fryslân

Brandweer Fryslân heeft geen bezwaar tegen de bestemmingswijziging, wel stipt de Brandweer twee punten in het plan aan:

  • de paragraaf over externe veiligheid dient te worden aangepast aangezien een verantwoording van het groepsrisico in het kader van de hogedruk aardgastransportleiding niet van toepassing is;
  • en de wegen in het plangebied te laten voldoen aan de voorwaarden genoemd in de overlegreactie, zodat er tot op maximaal 40 meter van de woningen opgesteld kan worden.

Reactie gemeente:

Paragraaf 4.9 is aangepast conform de in de overlegreactie opgenomen opmerkingen. Bij de uitvoering van het plan zal rekening worden gehouden met het aanleggen van de wegen conform de voorwaarden die zijn genoemd in de overlegreactie. Er worden op voorhand geen beletsels hierin voorzien.

Steunpunt Monumentenzorg Fryslân

Het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân vraagt om meer informatie toe te voegen aan het kopje 'Aanleiding en doel' in het archeologisch onderzoek, over wat de oppervlakte gaat worden van de nieuw te bouwen woningen en tot hoe diep de bouwkuip zal reiken ten opzichte van het maaiveld. Het Steunpunt ziet graag een ontwerptekening/bouwplan aan het rapport toegevoegd.

Reactie gemeente:

Naar aanleiding van deze reactie is het archeologisch onderzoek tekstueel aangepast. Dit heeft geen gevolgen voor de uitkomsten van het onderzoek.

Wetterskip Fryslân

Wetterskip Fryslân aan dat aan de uitgangspunten van het waterschap wordt voldaan en er ook aandacht is voor een klimaatrobuuste inrichting. Het Wetterskip vraagt zich met betrekking tot de aan te leggen wadi's af waar deze hun overtollig water op afvoeren.

Reactie gemeente:

Om wateroverlast bij extreme buien te voorkomen, worden de wadi's voorzien van een overloop op de riolering. Het diepste punt ligt 1,5 meter onder de paden. De wadi's worden ingezaaid met een G3 (bloemrijk grasland voor vochtige gronden) mengsel van Cruydt Hoeck. Bij de uitvoering van het plan zal rekening worden gehouden met een goede overloop op de riolering, om ook in de nieuwe situatie wateroverlast te voorkomen. Naar aanleiding van deze vraag is paragraaf 4.5 met deze informatie aangevuld.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan heeft de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure doorlopen. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen en een ieder de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen heeft gekregen. Tijdens deze periode zijn drie zienswijzen ingediend. In bijlage 8 is de ten behoeve hiervan opgestelde reactienota zienswijzen opgenomen. Hierin zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Bovendien is hierin opgenomen op welke wijze het plan is aangepast naar aanleiding van de ingediende zienswijzen.

Vaststellingsfase

Ten aanzien van eventuele ingekomen zienswijzen is een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota is verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. De gemeenteraad heeft het (gewijzigd) bestemmingsplan vastgesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor deels een ontwikkeling van de gemeente en deels een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan financieel haalbaar is. Met de gemeente zijn afspraken gemaakt over het verstrekken van krediet ten behoeve van de planvorming.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld. Daarmee is het kostenverhaal voldoende vastgelegd. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over het verhalen van planschade.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 2 Stikstofonderzoek

Bijlage 2 Stikstofonderzoek

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 7 Overlegreacties

Bijlage 7 Overlegreacties

Bijlage 8 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 8 Reactienota zienswijzen