KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 10 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Doelstelling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Planvoornemen
2.3 Markttechnische Onderbouwing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Erfgoed
4.2 Ecologie
4.3 Bodemkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Hinder Van Bedrijvigheid
4.6 Water
4.7 Geluidhinder
4.8 Verkeer En Parkeren
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Duurzaamheid
4.12 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Plansystematiek
5.2 Toelichting Op De Regels
5.3 Overige Aspecten
5.4 Bestemmingsplanprocedure
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inrichtingstekening
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Dpo-onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Beknopte Natuurtoets
Bijlage 5 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Aeriusberekening
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Wateradvies
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 10 Verkeersonderzoek
Bijlage 11 Nota Inspraak En Overleg

Berltsum - Poiesz

Bestemmingsplan - gemeente Waadhoeke

Vastgesteld op 24-11-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Berltsum - Poiesz met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bestaand:

die situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.8 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.9 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.10 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.11 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.13 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw, dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.16 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.17 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.18 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.19 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;

1.20 perceelgrens:

de grens van een kadastraal perceel;

1.21 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch / pornografische aard plaatsvinden.


Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.22 straatwand:

een naar de straatzijde gerichte, gesloten dan wel halfgesloten bebouwingswand, welke wordt gevormd door een gebouw, door aangebouwde c.q. ingebouwde gebouwen, dan wel door gebouwen met een geringe onderlinge afstand;

1.23 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, voornamelijk voedings- en genotsartikelen en met een additioneel assortiment non-food, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' geen supermarkt is toegestaan;
  2. b. uitsluitend gebouwen ten behoeve van een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voet- en fietspaden;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. tuinen, erven en terreinen;
  6. h. waterlopen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. vlaggenmasten;
  9. k. winkelwagenstalling.

met de daarbij behorende:

  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. waterlopen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. verkeers- en verblijfvoorzieningen;
  8. h. vlaggenmasten.

4.2 Bouwregels

4.3 Gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

Bij het toepassen van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gaskoelers, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de specifieke omstandigheden van de situatie, en op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmaling in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%.
  2. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 10 Overgangsrecht Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het bestemmingsplan Berltsum - Poiesz".

van de gemeente Waadhoeke.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit bestemmingsplan betreft het planvoornemen voor de verplaatsing van de Poiesz supermarkt naar It Achtepaed in Berltsum. Reden voor de verplaatsing van de supermarkt betreft de introductie van de nieuwe winkelformule van Poiesz om in te spelen op de veranderende vraag van de consument. Om het klantenbestand op peil te houden moet de winkel worden opgewaardeerd. De huidige locatie aan de Hôfsleane biedt onvoldoende ruimte om een dergelijke opwaardering mogelijk te maken. Met die reden is een nieuwe locatie aan It Achtepaed gevonden.

Het geldend bestemmingsplan 'Berltsum Wier' biedt geen mogelijkheden om op de nieuwe locatie een supermarkt mogelijk te maken. Met die reden is een nieuw bestemmingsplan opgesteld waarin de verplaatsing van de supermarkt is uitgewerkt. In het bestemmingsplan is zowel de oude als nieuwe locatie voorzien van een nieuwe regeling.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat uit zowel de oude als de nieuwe locatie van de supermarkt. Het gaat om de volgende twee locaties.

Locatie A: Hôfsleane 65A

De eerste locatie van het plangebied betreft de oude locatie van de supermarkt aan de Hôfsleane 65A in Berltsum. Het betreft een gedeelte van het kadastrale perceel 5178 sectie A gemeentecode BLK00 van de gemeente Waadhoeke. De oppervlakte van dit plangebied betreft 1.360 m2. Navolgende figuur geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied Hôfsleane (bron: Pdok viewer 2021)

Locatie B: hoekperceel It Achtepaed/Sportleane

De tweede locatie van het plangebied betreft de nieuwe locatie van de supermarkt op de hoek van It Achtepaed en de Sportleane in Berltsum. Het betreft de kadastrale percelen 5206 deels, 4820, 4761, en 4954 sectie A gemeentecode BLK00 van de gemeente Waadhoeke. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 5.350 m2. Navolgende figuur geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0002.png"

Figuur 2. Weergave ligging plangebied It Achtepaed/Sportleane (bron: Pdok viewer 2021)

1.3 Doelstelling

Geldendbestemmingsplan

Voor de plangebieden is het bestemmingsplan 'Berltsum Wier' (vastgesteld op 7 december 2017) van kracht.

A: HÔFSLEANE 65A

Voor de huidige supermarktlocatie aan de Hôfsleane is de bestemming Detailhandel opgenomen. De gronden kunnen daarmee voor diverse detailhandelsactiviteiten, waaronder een supermarkt, gebruikt worden. Binnen de detailhandelsbestemming is tevens een bouwvlak opgenomen. Gebouwen mogen alleen binnen dit bouwvlak gebouwd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0003.png"

Figuur 3. Uitsnede verbeelding Hôfsleane (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

B: IT ACHTEPAED/SPORTLEANE

In het geldend bestemmingsplan zijn voor de locatie It Achtepaed/Sportleane de bestemmingen Groen, Wonen, Maatschappelijk en Dienstverlening van toepassing. De opgenomen bestemmingen bieden de ruimte aan diverse activiteiten op korte afstand van elkaar. Binnen geen van deze bestemmingen is de bouw en het gebruik van een supermarkt mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0004.png"Figuur 4. Uitsnede verbeelding It Achtepaed/Sportleane (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Strijdigheid geldend bestemmingsplan

Met de verplaatsing van de supermarkt naar It Achtepaed/ Sportleane is een detailhandelsfunctie in de vorm van een supermarkt aan de Hôfsleane niet langer gewenst. De opgenomen detailhandelsbestemming sluit een nieuwe supermarkt echter niet uit. Om nieuwvestiging van een supermarkt te voorkomen is aanpassing van het bestemmingsplan wenselijk.

De opgenomen bestemmingen aan It Achtepaed/Sportleane bieden geen mogelijkheden voor het bouwen en gebruiken van de gronden voor een supermarkt. Voor het voornemen ontbreken daarmee de juiste juridisch-planologische mogelijkheden om tot realisatie van de supermarkt op deze locatie te komen. Met voorliggend bestemmingsplan worden beide strijdigheden opgeheven.

1.4 Leeswijzer

Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 nader op het plan ingegaan. Relevant overheidsbeleid is daaropvolgend in hoofdstuk 3 uiteengezet. Een omschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 4. Tot slot is in hoofdstuk 5 de juridische vormgeving van het plan beschreven en is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

A: HÔFSLEANE

Aan de Hôfsleane is in de huidige situatie supermarktbebouwing aanwezig met bijbehorend parkeerterrein. De aanwezige bebouwing bestaat uit één bouwlaag met kap. Tot en met 2018 was in deze bebouwing een SPAR supermarkt gevestigd. Na overname en verbouwing in 2018, is deze locatie verder gegaan als Poiesz supermarkt. De locatie wordt zowel aan de Mulseleane als Hôfsleane ontsloten.

De omgeving van deze locatie bestaat uit zowel woon- als bedrijfsbebouwing. Navolgende figuren geven een impressie van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0005.png"

Figuur 5. Bebouwing Hôfsleane, gezien vanaf de Hôfsleane (bron: Poiesz)

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0006.png"

Figuur 6. Bebouwing Hôfsleane, gezien vanaf de Mulseleane (bron: Poiesz)

B: IT ACHTEPAED/SPORTLEANE

De nieuwe locatie van de supermarkt betreft de voormalige locatie van het dorpshuis 't Heechhout en Groene Kruis gebouw aan de Sportleane. Naast het dorpshuis is op deze locatie woonbebouwing aanwezig (It Achtepaed 1 en 3). De gronden rondom de woonbebouwing zijn ingericht als tuin. Het perceel behorende bij het dorpshuis en het Groene Kruis gebouw biedt ruimte voor het parkeren van auto's. Daarnaast was op dit perceel een speeltuin aanwezig. De aanwezige bebouwing van zowel het dorpshuis als de woningen bestaat uit één bouwlaag met kap.

De omgeving van deze locatie bestaat voornamelijk uit woonbebouwing. Aan de zuidzijde van het plangebied zijn sportvelden aanwezig. Het plangebied en deze sportvelden worden van elkaar gescheiden door bosschages. Navolgende figuren geven een impressie van de huidige situatie van het plangebied en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0007.png"

Figuur 7. Bebouwing dorpshuis Sportleane (bron: GoogleStreetview, 2014)

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0008.png"Figuur 8. Huidige woonbebouwing It Achtepaed, gezien vanaf It Achtepaed (bron: GoogleStreetview, 2014)

2.2 Planvoornemen

A: HÔFSLEANE

Voor de oude supermarktlocatie is nog geen nieuwe invulling gevonden. Het pand en omliggende gronden zijn in eigendom van Poiesz Vastgoed BV. De aanwezige bebouwing op het perceel blijft staan, ook het omliggende parkeerterrein blijft ongewijzigd. Zeker is, dat op deze locatie geen nieuwe supermarkt gevestigd kan worden. In de regels van voorliggend bestemmingsplan wordt nieuwvestiging van een supermarkt uitgesloten. Mocht te zijner tijd een nieuwe invulling voor het pand en bijbehorend terrein gevonden worden, dan dienen de plannen te passen binnen het geldend bestemmingsplan of dient hiervoor een eigenstandige procedure doorlopen te worden.

B: IT ACHTEPAED/SPORTLEANE

Op de locatie van de nieuwe supermarkt is na realisatie van het voornemen alle bestaande bebouwing gesloopt. In plaats daarvan is een nieuwe supermarkt van circa 1.560 m2 brutovloeroppervlakte (exclusief inpandig laden en lossen) gerealiseerd. De nieuwe bebouwing bestaat deels uit één bouwlaag met platte afdekking. Er is sprake van een incidentele verhoging bij het dak bij de ingang. Het gaat hier deels om een zogenoemde 'schijnkap' met een esthetische functie ter verduidelijking van de entree. Anderszijds bevinden zich hier nog ruimten voor spreekkamer en personeel van circa 100 m2. Het laden en lossen vindt inpandig aan de zuidzijde van het pand plaats. De winkelvloeroppervlakte bedraagt circa 1.100 m2.

De groenstrook aan de oost- en westzijde van het plangebied blijft behouden. Op de hoek van It Achtepaed en de Sportleane is het bijbehorende parkeerterrein gerealiseerd. De parkeerplaatsen mogen naast de bezoekende klanten ook door omwonenden gebruikt worden. Na sluitingstijd wordt het terrein afgesloten. Alleen de parkeerplaatsen gericht op de Sportleane zijn dan nog voor omwonenden beschikbaar.

Op het plangebied is de detailhandelsbestemming van toepassing, waarbij de gronden uitsluitend ten behoeve van een supermarkt gebruikt mogen worden. De bebouwing past binnen het strak ingetekende bouwvlak.

Het plangebied krijgt met de nieuwbouw van de supermarkt een eigentijdse uitstraling, passend bij de huidige manier van boodschappen doen. Dit is terug te zien in de uitstraling van het geheel. Voor het project is een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin de gewenste beeldkwaliteit is vastgelegd. Het beeldkwaliteitsplan doorloopt een eigenstandige procedure en is opgenomen als Bijlage 1. In de hiernavolgende paragraaf is nader ingegaan op de achtergronden van het plan en wat verder nog meer met de vernieuwde winkelformule van de supermarkt kan worden verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0009.png"

Figuur 9. Weergave nieuwe inrichting supermarktterrein (bron: Wijbenga & Tromp architecten, 2021).

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0010.png"

Figuur 10. Gevelimpressie nieuwe supermarkt (bron: Wijbenga & Tromp architecten, 2021)

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0011.png"

Figuur 11. Weergave nieuwe inrichting terrein (bron: Wijbenga & Tromp architecten, 2021)

Laden en lossen
In de toekomstige situatie vindt het laden en lossen inpandig plaats aan de zuidzijde van het gebouw. Voor het veilig laden en lossen wordt aan deze zijde een aparte inrit voor de vrachtwagens gerealiseerd. Dagelijks vindt op verschillende momenten bevoorrading van de supermarkt plaats. De vrachtwagens - gemiddeld 3 per dag (waarvan 1 voorzien van koeling) - worden over het algemeen direct na aankomst gelost. De effectieve laad- en losduur bedraagt ongeveer 30 minuten per vracht- of bestelwagen.

Brood- en bakkerijproducten worden in de nachtperiode, vóór 7.00 uur, bij de hoofdentree aangeleverd. De producten worden aangevoerd met een middelzware vrachtwagen. Vanwege een voldoende draaicirkel voor het inrijden van de vrachtauto vanaf It Achtepaed wordt It Achtepaed verbreed tot 8,5 meter.

Parkeren
In de noord en westzijde van het plangebied wordt een parkeerterrein gerealiseerd. Op het parkeerterrein wordt de ruimte geboden aan het parkeren van 65 auto's en twee mindervalideparkeerplaatsen. Het parkeerterrein wordt na sluitingstijd afgesloten door middel van een hek. De parkeerplaasten aan de Sportleane (15 stuks) blijven beschikbaar voor omwonenden. Paragraaf 4.8 gaat hier nader op in.

Naar aanleiding van een ingekomen inspraakreactie is het ontwerp op kleine onderdelen aangepast. Voor een verkeersveilige situatie en voldoende manouvreerruimte voor het inparkeren aan de Sportleane is de weg verbreed tot 6 meter.

Openingstijden
De gebruikelijke openingstijden van de supermarkt zijn op maandag t/m woensdag van 08.00 tot 20.00 uur. Op donderdag en vrijdag is de winkel een uur langer, tot 21.00 uur, geopend. Op zaterdag is de winkel van 08.00 tot 20.00 uur geopend. Op zondag is de winkel gesloten. De openingstijden blijven met het planvoornemen ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie.

2.3 Markttechnische Onderbouwing

Het planvoornemen voor de verplaatsing van de supermarkt in Berltsum is ingegeven door de vernieuwde bedrijfsfilosofie van het supermarktbedrijf in reactie op veranderende behoeften van de consument. De volgende onderwerpen kunnen vanuit deze context puntsgewijs nader worden belicht:

  1. 1. Allereerst is het van belang dat een fullservice supermarkt in een kleine kern of buurtcentrum geen of in ieder geval zo weinig mogelijk aanleiding geeft op basis waarvan de consument zou kunnen besluiten elders te gaan winkelen. Om mee te kunnen blijven spelen in de sterk concurrerende markt van de levensmiddelen, moet een supermarktvoorziening worden geboden die op alle fronten voldoet aan de wensen en eisen van de hedendaagse en toekomstige consument. Met de realisatie van de beoogde nieuw te bouwen supermarkt in Berltsum wordt hieraan voldaan.
  2. 2. Meer specifiek is het belangrijk om bijvoorbeeld voldoende 'verkeersruimte' in de winkel te kunnen bieden op basis waarvan de consument zich vrijelijk en zonder belemmeringen kan bewegen. De gangpaden moeten niet te smal zijn, de ruimte voor en achter de kassa's moeten de diverse verkeersstromen gemakkelijk aankunnen en daar waar een consument doorgaans even stil staat om een keuze te maken, moet het mogelijk zijn om te passeren en de consument ongestoord haar winkelroute te kunnen laten volbrengen. In de vernieuwde supermarkt is hiervoor in alle gevallen ruimte ingeruimd.
  3. 3. Daar waar een consument behoefte heeft aan een efficiënte en effectief ingerichte supermarkt qua verkeersruimte, heeft een medewerker behoefte aan effectief en efficiënt ingerichte voorbewerkingsruimten. Binnen de formule van Poiesz wordt er nog relatief veel op de plaats van verkoop geproduceerd c.q. bewerkt en in dat kader is een substantieel deel van de bvo nodig voor de voorbewerkingsruimten. Met de uitbreiding kan aan de vereisten vanuit de medewerkers worden voldaan.
  4. 4. De levensmiddelenmarkt is onophoudelijk in beweging en het fenomeen 'blurring' (branchevervaging) is allang niet meer weg te denken uit de hedendaagse markt. Zo bestaat de vernieuwde 'Puur Poiesz'-formule allang niet meer uit enkel het traditionele supermarktassortiment maar wordt er ook veel gedaan aan het creëren van nieuwe markten en het verkopen van een ander assortiment producten.
  5. 5. Door de ontwikkelingen op het gebied van online winkelen en 'omni-channel' (het bedienen van de consument via meerdere kanalen) is ook Poiesz genoodzaakt om de winkels geschikt te maken voor deze tak van sport. In de nieuwe formule is een 'pick-up point'/afhaalpunt voorzien in de supermarkt waarbij er middels 'storepicking' (het verzamelen van een online bestelling in de winkel) sprake is van extra activiteiten. Hiervoor is ook extra opslagcapaciteit nodig, zowel gekoeld als ongekoeld. In de vernieuwde supermarkt worden deze elementen en componenten allemaal ingepast.
  6. 6. Een consument wil, mede door de voornoemde ontwikkelingen op het gebied van online en omnichannel, op brede schaal worden gefaciliteerd maar daarnaast nadrukkelijk worden geïnspireerd.
  7. 7. Ook op het gebied van communicatie en techniek is de behoefte van de hedendaagse consument sterk in ontwikkeling. Op communicatief vlak wordt de consument in de vernieuwde winkelformule middels traditionele communicatie alsmede de digitale varianten optimaal geïnformeerd en geprikkeld. Daar waar het gaat om de techniek wordt de consument van de mogelijkheid voorzien om gebruik te maken van zelfscanning. Hiervoor zijn aparte 'checkouts' (betaalkassa's) ontwikkeld en uiteraard is er ruimte ingeruimd voor de stalling van de zelfscanners en de stalling van de speciale winkelwagens die voor dit doel zijn ontwikkeld.
  8. 8. Het sociale aspect is ook een belangrijk onderdeel binnen de formule van Poiesz supermarkten. Dit was altijd al zo, maar in de vernieuwde winkels is er ook in praktische zin meer ruimte voorzien voor het ontmoeten van elkaar en het creëren van een omgeving waar de interactie (zowel onderling als vanuit de bedrijfsleider of de medewerkers met de consument) plaats kan vinden. Concreet is de koffiehoek met stamtafel een belangrijk ijkpunt in de vernieuwde formule en uiteraard heeft dit weer ruimtebeslag tot gevolg.
  9. 9. Binnen het bedrijf is service een van de 'unique selling points'. Poiesz onderscheidt zich op het gebied van klantgerichtheid en klantvriendelijkheid. Op meerdere fronten krijgen service en dienstverlening bovengemiddeld veel aandacht. Het servicepunt heeft een prominente plaats in de winkel en wordt continu bemand om de consument ten dienste te zijn. De service vertaalt zich verder in activiteiten zoals een stomerijservice en een PostNL pakketservice waarmee de consument op haar wenken wordt bediend. De winkeltrip wordt daarmee voller en interessanter waarmee ook de toevoeging van meer branchevreemde activiteiten belangrijk zijn voor de continuïteit van het bedrijf. Ook in Berltsum is met de vernieuwde supermarkt een verdere groei van deze activiteiten voorzien.
  10. 10. Tot slot wil Poiesz ook op het gebied van duurzaamheid voldoen aan de marktnorm waarbij dit onder meer wordt doorvertaald in een beperkte retourette waarin niet alleen sprake is van de inname van lege flessen maar tevens ook het inzamelen van batterijen, lampen en vetten. Omdat de consument zo snel mogelijk de winkelwagen volledig beschikbaar wil hebben voor de producten, wordt de emballageafdeling aan het begin van de winkel gesitueerd waardoor er derhalve meer ruimtebeslag optreedt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee kan ingespeeld worden op de grote uitdagingen die voorliggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed.

Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI wordt een proces in gang gezet waarmee keuzes voor de leefomgeving sneller en beter kunnen worden gemaakt.
De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. De NOVI vervangt, samen met het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL) de SVIR, het Barro en het Bro. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven.

Die komen samen in vier prioriteiten:

  1. 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  2. 2. duurzaam economisch groeipotentieel
  3. 3. sterke en gezonde steden en regio's
  4. 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.


De NOVI vindt haar doorwerking in het regionale en lokale beleid waaraan uiteindelijk plannen zullen worden getoetst. De algemene denklijn van de NOVI is in de planvorming betrokken.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13-03-2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 14 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het projectgebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13 met betrekking tot een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Per 1 oktober 2012 is deze ladder als motiveringseis in artikel 3.1.6, tweede en derde lid van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De Ladder is als instrument waarmee vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar afgestemd worden. Per 1 juli 2017 is de ladder aangepast en luidt als volgt:

'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied'.

De Ladder is onder andere van toepassing op ontwikkelingen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  1. 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  2. 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  3. 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  4. 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  5. 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Afweging

1. Is sprake van een stedelijke ontwikkeling?

De handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. In dit geval gaat het om detailhandel. Als een plan met overige functies, zoals detailhandel, wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet de Ladder worden toegepast. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling bepaalt men aan de hand van de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit rechtspraak (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) blijkt dat niet iedere ontwikkeling, van onder meer detailhandel, als stedelijke ontwikkeling valt te kwalificeren. Zo is geoordeeld dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de vorm van een gebouw met brutovloeroppervlakte kleiner dan 500 m2 niet als stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een brutovloeroppervlakte groter dan 500 m2, dan wordt deze ontwikkeling in beginsel wel als stedelijke ontwikkeling aangemerkt.

Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van een winkelfunctie van 1.700 m2 brutovloeroppervlakte (inclusief inpandig laden en lossen). Hoewel de supermarktfunctie op de oude locatie wegbestemd wordt, blijft de winkelfunctie daar van kracht. Op basis van de jurisprundentie is dan ook sprake van een stedelijke ontwikkeling.

2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?

Of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving en de bestemde situatie in het geldende bestemmingsplan (juridisch-planologisch ruimtebeslag). Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Het bestemmingsplan 'Berltsum - Wier' is op beide locaties van toepassing.

Bestaand
Aan de Hôfsleane wordt planologisch de ruimte geboden voor de uitoefening van detailhandel van circa 900 m2 brutovloeroppervlakte. Deze ruimte is in de huidige situatie volledig benut. Daarnaast kan het bijbehorende terrein ingericht worden ten behoeve van de detailhandelsfunctie.

Aan It Achtepaed/Sportleane is in de Maatschappelijke bestemming een ruim bouwvlak opgenomen van circa 1.600 m2. Bij de bestemming 'Dienstverlening' is een bouwvlak ingetekend van circa 685 m2. Voor de woonbestemming is een bouwvlak van 275 m2 opgenomen. De bebouwingsmogelijkheden op deze locatie komen daarmee uit op 2.560 m2 brutovloeroppervlakte. De aanwezige bebouwing beslaat een totale oppervlakte van circa 1.147 m2. Ook hier kunnen de bijbehorende terrein ingericht worden ten behoeve van de bestemde functies.

Het totale planologische ruimtebeslag van beide locaties in de huidige situatie komt uit op circa 3.460 m2 plus bijbehorende terreinen.

Nieuw
Met het planvoornemen wordt de supermarktfunctie aan de Hôfsleane wegbestemd. Het vestigen van overige detailhandel blijft wel mogelijk. Het aanwezige bouwvlak (900 m2) blijft eveneens ongewijzigd.

Aan It Achtepaed/Sportleane wordt de mogelijkheid geboden voor de vestiging van een supermarkt van circa 1.700 m2 bvo (inclusief inpandig laden en lossen), waarvan 1.100 m2 winkelvloeroppervlakte. Het gaat hier om een strak ingetekend bouwvlak. In totaal is in de nieuwe situatie het planologisch ruimtebeslag voor beide locaties circa 2.600 m2 brutovloeroppervlakte plus bijbehorende terreinen.

Het bestaande tegen het nieuwe planologisch ruimtebeslag afgezet, komt uit op een negatief resultaat van 860 m2. Dat wil zeggen, het nieuwe planologische ruimtebeslag is kleiner dan het huidige. Er is dan ook geen sprake van een nieuw beslag op de ruimte. Alsdan is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en hoeft de ladder niet verder te worden doorlopen.

3. Ruimtelijk verzorgingsgebied / 4.Behoefte voorgenomen ontwikkeling

Hoewel de Ladder in principe niet van toepassing is, zo blijkt uit voorgaande trede, dient de behoefte aan de mogelijk gemaakte ontwikkeling in het kader van de uitvoerbaarheid van het voorliggend plan, wel te worden aangetoond (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921). Daarnaast neemt met het voornemen het aantal vierkante meters beschikbare winkelvloeroppervlakte in Berltsum toe. Om leegstand te voorkomen is het van belang dat de nut en noodzaak van de ontwikkeling wordt onderbouwd. Voor een dergelijke onderbouwing is een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 2.

Uit het onderzoek blijkt dat de supermarkt een belangrijke functie voor Berltsum en directe omgeving vervult. De supermarkt vervult een primaire verzorgingsfunctie voor de eigen plaats. Daarnaast wordt het centrum ook door het direct aangrenzende regiogebied bezocht. Dan gaat het vooral om bewoners van kleinere plaatsen als Bitgum en Wier. De functie van de supermarkt is en blijft lokaal verzorgend.

Daarnaast blijkt dat voldoende ruimte in de markt aanwezig is voor de verplaatsing van de supermarkt en het in stand houden van de oude locatie voor detailhandel. Uit het onderzoek komt naar voren dat op basis van vraag en aanbod in Berltsum ruimte aanwezig is voor circa 1.250 m2 tot 1.300 m2 winkelvloeroppervlakte. Met het planvoornemen wordt daarvan circa 1.100 m2 benut.

Kwantitatief gezien is er derhalve voldoende ruimte in de markt aanwezig voor een verplaatsing en vergroting van de Poiesz-supermarkt. De vergroting is vooral bedoeld om het comfort en gemak voor de bezoekers in de winkel te vergroten; de koopkrachtbinding in Berltsum zelf zal hierdoor ten opzichte van de huidige situatie toenemen. De aantrekkelijkheid van de winkel neemt immers toe. In beperkte mate zal dit ook gelden voor bezoekers van buiten Berlikum. In de omliggende dorpen zijn ook Poiesz supermarkten aanwezig, de externe aantrekkende werking zal dan ook beperkt zijn. De initiatiefnemers verwachten niet zo zeer een groter klantenbestand van de supermarkt, maar juist een hogere gemiddelde besteding vanwege een groter en veelzijdiger aanbod van producten. De verplaatsing heeft dan ook geen gevolgen voor het klantenbestand van de andere in het dorp gevestigde detailhandelsfuncties. De nieuwbouw van de supermarkt leidt daarnaast ook niet tot eventuele winkelleegstand van omliggende winkelpanden vanwege een te groot aanbod aan detailhandelsfuncties of tot een onaanvaardbare situatie in de betrokken (detailhandels)regio.

Het voornemen voldoet aan de Ladder voor Duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân, De Romte Diele

De provinciale Omgevingsvisie vervangt het strategisch beleid van de provincie in het Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en het Verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven te weten:

  • Fryslân vitaal, leefbaar en bereikbaaar houden;
  • Energietransitie met kracht voortzetten;
  • Fryslân klimaatadaptief inrichten;
  • Versterken biodiversiteit.

De omgevingsvisie is op 23 september 2020 vastgesteld.

3.2.2 Grutsk op 'e Romte!

Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 het document 'Grutsk op 'e Romte' als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. In Grutsk op ‘e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien.

Het landschap met daarbinnen de vele karakteristieke steden en dorpen en de kenmerkende functies landbouw, natuur, water en recreatie, vormt het kapitaal van Fryslân, aldus de provincie. Dit kapitaal wil de provincie samen met andere partijen instandhouden en verder versterken. Meer dan voorheen spelen de kernkwaliteiten van de landschapstypen een richtinggevende rol in de totale belangenafweging bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De provincie onderscheidt binnen haar grondgebied een aantal landschapstypen. Het plangebied wordt gerekend tot het volgende landschapstype: Kleigebied Westergo. De volgende kernkwaliteiten behoren tot dit gebied toe:

  • Het stelsel van smalle kwelderwallen met terpen, terpdorpen en terpsteden, die met hun vaak lineaire structuren de kwelder- en oeverwallen volgen. De dorpen zijn verbonden door één hoofdweg.
  • het uitgestrekte, open kleiterpengebied met een hoge dichtheid aan terpen en terpdorpen en veelal verhoogde boerderijerven.
  • de brede kwelderoeverwallen, met hierop verdichtingen in de vorm van terpen en terpdorpen met kerken, boerderijerven en stateterreinen in hun groene context, in contrast met de veelal lege zeepolders.
  • de overgangszone van het klei- naar het veengebied als onderdeel van de strook die diagonaal over Fryslân loopt. In Westergo kenmerkt deze zone zich door de aanwezigheid van (onzichtbare) (veen)terpen en ontginningssporen, hemdijken, droogmakerijen en het begin van de opstrekkende verkaveling van het veen.
  • de invloed van de dynamiek van zee
  • het systeem van zeedijken en voormalige zeedijken, hemdijken en polderdijken
  • ingepolderde meren.

De plangebieden zijn gelegen in het midden van het dorp Berltsum. Op beide locaties zijn geen cultuurhistorische of landschappelijke structuren aanwezig die meegenomen moeten worden in de belangenafweging van de ruimtelijke ontwikkeling. Het planvoornemen is dan ook in overeenstemming met Grutsk op é Romte.

3.2.3 Omgevingsverordening Fryslân (ONTWERP)

Op 16 februari 2021 heeft GS ingestemd met de ontwerp Omgevingsverordening Fryslân. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft provinsje Fryslân een omgevingsverordening opgesteld. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt zal deze nieuwe verordening de Verodening Romte Fryslân 2014 vervangen. De omgevingsverordening vindt aansluiting op de nieuwe omgevingsvisie maar is deels ook een voorzetting van de regelgeving zoals opgenomen in de Verordening Romte.

Stedelijke functies zijn in bestaand stedelijk gebied toegestaan. In het algemeen zijn per saldo voldoende locaties voor stedelijke voorzieningen, zoals woningbouw en bedrijvigheid en voorzieningen beschikbaar in steden en dorpen om in de vraag te voorzien. Benutting van bestaande locaties en bestaande capaciteit staat daarom voorop.

Detailhandel dient zoveel mogelijk geconcentreerd te worden in het kernwinkelgebied en het gebied daarop aansluitend. Hierbij wordt de verantwoordelijkheid bij gemeente neergelegd over het bepalen van de omvang van een kernwinkelgebied op basis van lokaal maatwerk.

De Omgevingsverordening Fryslân is nog niet van kracht. Plantoetsing vindt dan ook plaats in de navolgende paragraaf aan de hand van de gelende Verordening Romte.

3.2.4 Verordening Romte Fryslân 2014

Op 25-06-2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 door het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân vastgesteld. De verordening wordt regelmatig gewijzigd, waarbij de laatste wijziging is vastgesteld op 25 november 2020. Met de verordening zijn concrete beleidsregels vastgelegd die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als daaraan onvoldoende tegemoet is gekomen. In de verordening is onderscheid gemaakt tussen het begrip bestaand stedelijk gebied en het begrip landelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied geldt een grotere mate van beleidsvrijheid voor het realiseren van stedelijke functies.

De plangebieden zijn gelegen in door de provincie aangewezen bestaand stedelijk gebied. Een ruimtelijk plan kan voorzien in detailhandelsfuncties als deze gelegen is binnen het bestaande kernwinkelgebied. Het kernwinkel gebied, volgens artikel 1.48 van de verordening, bestaat uit het aaneengesloten gebied in een kern dat als het belangrijkste winkelcentrum van de kern kan worden aangemerkt, zowel wat betreft aantal winkels als winkelassortiment. In Berltsum zijn slechts 7 winkels aanwezig, die verspreid over het dorp gevestigd zijn. Een eenduidig kernwinkelgebied is dan ook niet te benoemen.

Uitgangspunt van de verordening is dat nieuwe detailhandel geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het kernwinkelgebied. Daarnaast moet de detailhandel wat betreft schaal en functionele en ruimtelijke kwaliteit aansluiten bij de aard en schaal van de kern. Zoals blijkt uit het uitgevoerde distributieplanologisch onderzoek past de verplaatsing van de supermarkt binnen het aanwezige vraag en aanbod van Berltsum en omgeving. Daarnaast geeft het geen aanzet tot leegstand van andere winkelpanden. Het voornemen is dan ook in overeenstemming met de Verordening Romte.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Welstandsnota

Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden, die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Voor de gemeente is in 2019 een nieuwe Welstandsnota opgesteld met daarin een gebiedsgerichte aanpak. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. De gebiedsgerichte aanpak zal eveneens een bijdrage kunnen leveren aan een bewustere omgang met de gebouwde omgeving.

Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen niet door welstandscriteria (of een beeldkwaliteitsplan) worden tenietgedaan. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Het welstandsadvies kan zich richten op de gekozen invulling binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, kan toch een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren.

Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in de toekomst in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin de beoogde beeldkwaliteit voor de nieuwe supermarkt uiteen wordt gezet. Het beeldkwaliteitsplan doorloopt een eigenstandige (maar gelijktijdig met het bestemmingsplan) procedure.

De voorgenomen bouw wordt ter beoordeling voorgelegd aan de welstandscommissie. De ontwerpen zullen moeten voldoen aan de geldende welstandscriteria en het beeldkwaliteitsplan. Op die manier wordt verwacht een positief advies van de welstandscommissie te krijgen.

3.3.2 Nota Parkeernormen

Op 8 december 2020 is door Burgemeester en Wethouders de Nota Parkeernormen vastgesteld. Hierin is vastgelegd welke parkeernorm de gemeente hanteert voor verschillende gebieden en functies. Daarnaast is aangegeven op welke manier de parkeervraag aan de hand van de normen moet worden berekend en welke eisen worden gesteld aan de invulling van de parkeervraag. In beginsel wordt de parkeervraag op eigen terrein opgelost maar onder bepaalde omstandigheden kan hiervan af worden geweken. Benutting van de bestaande openbare parkeercapaciteit is dan een optie. Deze nota geeft aan welke mogelijkheden er zijn en onder welke voorwaarden.

In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de toetsing aan de Nota Parkeernormen. Hieruit blijkt dat het planvoornemen kan voldoen aan deze nota. In het bestemmingsplan is daarnaast een regeling opgenomen om de parkeervoorzieningen te borgen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Erfgoed

Normstelling en beleid
De Monumentenwet 1988 is per 01-07-2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het projectgebied te bevatten. Voor zover in een projectgebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Voor het onderzoek naar erfgoed wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân, en de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (Famke) van de Provinsje Fryslân. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.1.1 Archeologie

Toetsing
Op de FAMKE zijn voor het gemeentelijk grondgebied de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden, te weten IJzertijd-Middeleeuwen en Steentijd-Bronstijd.

IJzertijd-Middeleeuwen
Navolgende figuur geeft een weergave van de archeologische verwachtingswaarden voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen. In beide plangebieden is 'karterend onderzoek 1' van toepassing. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijden-middeleeuwen. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 500 m2 een karterend archeologisch onderzoek te verrichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0012.png"

Figuur 8. Uitsnede FAMKE-kaart IJzertijd-Middeleeuwen

Steentijd-Bronstijd
Navolgende figuur geeft een weergave van de archeologische verwachtingswaarden voor de periode Steentijd-Bronstijd. Op beide plangebieden is 'geen onderzoek' van toepassing. In de gebieden waar dit advies geldt is op basis van eerdere onderzoeken gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden of wanneer de archeologische verwachting erg laag is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0013.png"

Figuur 9. Uitsnede Famke-kaart Steentijd-Bronstijd

ANALYSE
Aan de Hôfsleane vinden geen bodemingrepen plaats en betreft het planvoornemen slechts een functiewijziging. De onderzoeksgrens wordt hier niet overschreden. Archeologisch onderzoek voor deze locatie is dan ook niet noodzakelijk.

Aan It Achtepaed/Sportleane worden diverse gebouwen gesloopt, vindt nieuwbouw plaats en wordt het bijbehorende terrein opnieuw ingericht. Op deze locatie vindt een overschrijding van de genoemde onderzoeksoppervlakte plaats. Met die reden is archeologisch onderzoek uitgevoerd.

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK

Een archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het plangebied aan It Achterpaed/Sportleane. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 3. Uit het onderzoek komen de volgende resultaten naar voren:

In totaal zijn tijdens het veldonderzoek (karterende fase) zes boringen verricht. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen en zijn geen aanwijzingen gevonden voor zogenaamde terplagen en/of archeologisch relevante cultuurlagen die te maken kunnen hebben met historische bewoning of losse vindplaatsen. In alle boringen is een verstoord/vergraven en deels opgebracht pakket aanwezig in de bovengrond van het plangebied. De gemiddelde dikte van deze laag is 100 centimeter. De kans op de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied wordt als klein ingeschat. Geadviseerd wordt om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren.

Conclusie
De uitvoerbaarheid van het voornemen wordt niet door de aanwezigheid van eventuele archeologische waarden belemmerd.

NOTA BENE
De archeologische meldingsplicht blijft van kracht. Dit betekent dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente Waadhoeke.

4.1.2 Cultuurhistorie

Toetsing
De CHK2 is geraadpleegd op de aanwezigheid van belangwekkende cultuurhistorische elementen en objecten. In en in de omgeving van het projectgebied zijn geen cultuurhistorische elementen of objecten aanwezig die mogelijkerwijs een belemmering kunnen vormen voor het planvoornemen.

Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.

4.2 Ecologie

Normstelling en beleid
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van zowel de soorten- als wel de gebiedsbescherming. Per 01-01-2017 is hiertoe de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht.

Ecologische inventarisatie
Om nader inzicht te verkrijgen in het voorkomen van beschermde natuurwaarden in het plangebied is zowel een bureau-inventarisatie als veldbezoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is als Bijlage 4 bij dit bestemmingsplan opgenomen. De consequenties van de voorgenomen graaf- en bouwwerkzaamheden in het plangebied zijn getoetst aan de Wnb en het provinciaal gevoerde natuurbeleid. Alleen het plangebied aan It Achtepaed/Sportleane is geïnventariseerd. Aan de Hôfsleane worden geen werkzaamheden uitgevoerd en is daarmee geen aanleiding om hier ecologisch onderzoek uit te voeren.

SOORTEN

Als gevolg van de plannen gaan mogelijk vleermuisverblijfplaatsen en jaarrond beschermde nesten van huismus en gierzwaluw verloren. Nader onderzoek naar deze soort(groep)en is nodig om te bepalen of nest- en verblijfplaatsen aanwezig zijn in de bebouwing. Op basis van dit nader onderzoek wordt bepaald of een ontheffing voor de Wnb nodig is.

Het plangebied zal naar verwachting niet volledig ongeschikt worden als foerageergebied voor de te verwachten vleermuissoorten die in het plangebied foerageren. Bovendien is in de directe omgeving van het plangebied in ruime mate alternatief en deels hoogwaardiger foerageergebied aanwezig. Negatieve effecten op het foerageergebied van vleermuizen, ten gevolge van de werkzaamheden, treden niet op.


Voor de overige vogelsoorten geldt dat, indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord of vernietigd. Dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Als gevolg van de ontwikkelingen kunnen enkele verblijfplaatsen van algemene amfibieën- en zoogdiersoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Fryslân. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

BESCHERMDE GEBIEDEN

In het kader van de Wnb beschermde gebieden liggen op ruime afstand van het plangebied. Het meest nabijgelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied 'Waddenzee' op een afstand van circa 7,3 kilometer ten noordwesten van het plangebied. De Waddenzee is eveneens het meest nabijgelegen NNN-gebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als 'Natuur buiten het NNN' omvat een bosstrook die op circa 180 meter afstand ten zuidwesten van het plangebied is gelegen. Het meest nabijgelegen weidevogelkansgebied is gelegen op een afstand van circa 4,2 kilometer ten zuidwesten van het plangebied.

Er zijn in potentie hooguit effecten mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van Natura 2000- gebieden door bebouwing, (water)wegen en agrarisch gebied. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten. Gelet op de aard van de ontwikkeling en de grote afstand tot Natura 2000-gebied 'Waddenzee' is een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden niet te verwachten.

Gezien de afstand tot de beschermde gebieden en de aard van het plan, zijn geen negatieve effecten te verwachten op het NNN, natuur buiten het NNN en weidevogelkansgebieden. De ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Aeriusberekening
Naar aanleiding van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is een Aeriusbereking uitgevoerd om de stikstofdepositie van het planvoornemen te achterhalen. Deze berekening is ingevoegd als Bijlage 6. Uit deze berekening blijkt dat de bijdrage van stikstofdepositie vanwege het planvoornemen in zowel de aanleg- als de gebruiksfase op het meest nabijgelegen verzuringsgevoelige Natura 2000-gebied, 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Aan de hand hiervan kan geconcludeerd worden dat negatieve effecten vanwege stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten.

NADER ONDERZOEK

Vanwege de uitkomsten van de ecologische inventarisatie is nader onderzoek uitgevoerd naar nest- of verblijfplaatsen van huismus, gierzwaluw en vleermuizen. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage5. Hieruit blijkt dat bij sloop van de aanwezige bebouwing in het plangebied geen jaarrond beschermde nestplaatsen van huismus en gierzwaluw en verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan. Ook is geen sprake van aantasting van essentieel foerageergebied van huismus, gierzwaluw en vleermuizen of aantasting van een belangrijke vliegroute voor vleermuizen. Voor het plan is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig.

Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.

4.3 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet in ieder geval een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin is geregeld dat als ter plaatse van een projectgebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval. Voor te ontgraven en eventueel buiten een projectgebied af te voeren gronden kan op basis van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) een milieuhygiënische verklaring noodzakelijk zijn.

Toetsing
VOORONDERZOEK
Het zogeheten Bodemloket van Rijkswaterstaat biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die zijn uitgevoerd en over bedrijven of terreinen waar 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.

Om inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische bodemkwaliteit voor beide locaties is het Bodemloket geraadpleegd.

Voor de locatie aan de Hôfsleane komt naar voren dat een evaluatie van de uitgevoerde sanering moet plaatsvinden. Deze status is van toepassing op het parkeerterrein, dat officieel geen onderdeel uitmaakt van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Voor het overige terrein (supermarktbebouwing) is geen bodeminformatie bekend. Voor de gehele locatie zijn geen bodemingrepen beoogd en is slechts sprake van een kleine functiewijziging. Het gebruik op deze gronden wijzigt niet zodanig dat dit aanleiding geeft om te vermoeden dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde gebruik.

Wanneer in een toekomstige situatie sprake gaat zijn van grondroerende werkzaamheden of een wijziging van gebruik van het parkeerterrein dan is een actualiserend bodemonderzoek wel noodzakelijk. In het kader van voorliggend bestemmingsplan is voor deze locatie gen nader onderzoek naar de bodemkwaliteit noodzakelijk.

Voor een deel van de gronden aan It Achtepaed/Sportleane is wel aanvullend onderzoek noodzakelijk, zo blijkt uit het Bodemloket. Voor het andere deel is geen informatie bekend. Voor deze locatie is daarom een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om inzage te verkrijgen in de milieuhygiënische bodemkwaliteit.

VERKENNEND EN VERVOLG BODEMONDERZOEK

Een verkennend en vervolgonderzoek is uitgevoerd naar de aanwezige bodemkwaliteit in het plangebied. De volledige rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 7. Voor het overgrote deel van het plangebied is geen nader onderzoek noodzakelijk. in het plangebied is echter langs de westelijke gevel van het dorpshuis c.q. Groene Kruis gebouw een sterke verontreiniging aangetroffen. Op basis van de beschikbare onderzoeksresultaten kan de conclusie worden getrokken dat de omvang van de sterke verontreiniging het criterium van een geval van ernstige bodemverontreiniging in ruime mate overschrijdt. Verwacht wordt dat de sterke verontreiniging een minimale oppervlakte van circa 250 m2 heeft, die zich deels onder het pand bevindt. Aanbevolen wordt om rekening te houden met extra saneringsmaatregelen en -kosten vanwege de aanwezige ernstige bodemverontreiniging. De sanering dient voorafgaand bij het bevoegd gezag (provincie) gemeld te worden. Verder geldt, dat de werkzaamheden door een BRL 7000 gecertificeerde aannemer, onder begeleiding van een BRL 6000 gecertificeerde milieukundige, dienen te worden uitgevoerd. De vrijkomende verontreinigde grond dient naar een erkende be-/verwerker te worden afgevoerd.


Eventuele kosten vanwege de saneringsmaatregelen kunnen door de initiatiefnemer worden gedragen. Na sloop van de bebouwing wordt het saneringsplan opgesteld en conform de hiervoor beschreven werkwijze uitgevoerd.

Conclusie

Het planvoornemen kan, ondanks de aangetroffen verontreiniging, als uitvoerbaar worden beschouwd.

4.4 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim: Activiteitenbesluit).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierin is informatie opgenomen die met risico's te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het planvoornemen is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0014.png"

Figuur 10. Weergave Risicokaart.

Zoals uit voorgaande afbeelding blijkt is op een afstand van respectievelijk 200 en 400 m een hogedrukaardagstransportleiding van de Gasunie aanwezig. Het betreft een NEN 3650-leiding met een maximale werkdruk van 4000 kpa en een uitwendige diameter van 219 mm.

Voor deze leiding geldt een belemmeringstrook voor het plaatsgebonden risico van 5 m. Het plangebied ligt ruimschoots buiten deze zone. Een risicoberekening voor het plaatsgebonden risico is dan ook niet noodzakelijk.

Voor een dergelijke buisleiding is een 1%-letaliteitsgrens van 95 m en een 100%-letaliteitsgrens van 50 m van toepassing. Beide locatie liggen buiten deze zone. Geconcludeerd kan worden dat de buisleiding geeft invloed heeft op de ontwikkeling in het plangebied.

Conclusie
Het voornemen is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.

4.5 Hinder Van Bedrijvigheid

Normstelling en beleid
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, als uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen hinderveroorzakende functies, zoals bedrijven en voorzieningen, en hindergevoelige functies, zoals woningen, noodzakelijk. Bij de ruimtelijk-functionele afstemming hiervan kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten in gebieden met functiescheiding (omgevingstype 1: rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied). De grootst aangegeven afstand is bepalend.

In de genoemde VNG-publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden. Bij het omgevingstype ‘rustige woonwijk of rustig buitengebied’ wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies inhoudt. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Hiertoe bestaat de methode dat de bij functiescheiding op grond van de VNG-publicatie aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (milieucategorie 1 wordt 0, 2 wordt 1, 3.1 wordt 2, etc.). Een ander methode is om te werken met een categorie-indeling waarbij voorwaarden voor de inpassing worden gegeven, te weten:

  • Categorie A: Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • Categorie C: Activiteiten zoals genoemd bij categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

In woongebieden is vooral sprake van omgevingstype 1, oftewel de rustige gebieden waar functiescheiding wordt nagestreefd. In centrumgebieden en de directe overgangszones is eerder sprake van omgevingstype 2 betreffende de levendige gebieden met functiemenging. Ter plaatse komen naast elkaar diverse functies als wonen, bedrijvigheid, detailhandel en voorzieningen voor, dan wel dat hier de juridisch-planologische mogelijkheden toe bestaan.

Toetsing
Op basis van de VNG-publicatie geldt voor supermarkten (SBI-code 471) in geval van functiescheiding een minimale richtafstand van 10 m (milieucategorie 1) tot aan hindergevoelige objecten. De aspecten geluid en gevaar gelden hiervoor als maatgevende afstand. In geval van functiemenging is categorie B van toepassing.

De geldende bestemmingsplannen vormen het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die in de verschillende op de verbeelding aangegeven besluitvakken zijn toegelaten. Op basis hiervan is in planologisch-juridische zin nagegaan welke milieuhinderlijke bedrijvigheid is toegelaten en waar hindergevoelige functies aanwezig zijn.

Voor het plangebied aan de Hôfsleane is slechts een functiewijziging van toepassing. Het gaat hier om het wegbestemmen van een supermarktfunctie in de opgenomen detailhandelsbestemming. Wat betreft hinder vanwege bedrijvigheid wijzigt voor deze locatie weinig. In navolgende paragraaf wordt daarom alleen ingegaan op de nieuwe locatie van de supermarkt aan It Achtepaed/Sportleane.

It Achtepaed/Sportleane

In aansluiting op de bovengenoemde karakterisering van de woonomgeving en rekening houdend met de huidige gebruiksfuncties van het perceel (dorpshuis en Groene Kruisgebouw), de naastgelegen winkelfunctie (Dominee van Eijck van Heslingastrjitte 47) en de nabijgelegen sportvelden kan voor de toelaatbaar te achten geluidniveaus bij de omliggende woningen worden aangesloten bij de richt- en grenswaarden geldend voor een ‘gemengd gebied’.

Het voornemen leidt tot de nieuwvestiging van een supermarkt in de buurt. Op de locatie waren tot voor kort maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Met het planvoornemen vindt dan ook een wijziging plaats van de hinder van bedrijvigheid voor omliggende woningen. De afstand van de bedrijvigheid van de supermarkt tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning (Sportleane) bedraagt circa 20 m.

Het naastgelegen gymnastieklokaal (Ds. H. van Eijck van Heslingastrjitte 47) heeft een gemengde bestemming. Het gymnastieklokaal is niet meer als zodanig in gebruik maar is getransformeerd naar een winkel (voorzijde) en een woning (achterzijde). Deze woning kan worden aangemerkt als hindergevoelige functie. De afstand van de grens van de bestemming voor de supermarkt tot de gevel van het voormalig gymnastiekgebouw bedraagt nog geen 10 m.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van de supermarkt op omliggende hindergevoelige objecten. De onderzoeksresultaten hiervan zijn in paragraaf 4.7.2 besproken. Hieruit blijkt dat voldaan kan worden aan de richtwaarde voor de maximale geluidsniveaus.

Conclusie
De uitvoerbaarheid van het planvoornemen ondervindt met het oog op een goede ruimtelijke ordening geen belemmeringen vanwege het aspect hinder van bedrijvigheid.

4.6 Water

Normstelling en beleid
In de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets' van belang voor het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit en kwantiteit van water. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Watertoets
Voor het planvoornemen is via de digitale watertoets advies gevraagd bij het Wetterskip Fryslân. Uit dit advies, zie Bijlage 8 blijkt dat de normale procedure gevolgd moet worden. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.

REGIONALE EN LOKALE KERING

Het plangebied aan It Achtepaed/Sportleane is gelegen in de zonering van een waterkering.

TOENAME VERHARDING
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in de onderstaande tabel.

Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.

Gebied Stedelijk (>200 m2) Landelijk (>1.500 m2)
Boezem 5% 5%
Polder 10% 10%
Vrij afstromend Maatwerk mogelijk Maatwerk mogelijk

Met het planvoornemen wordt aan It Achtepaed/Sportleane circa 1.590 m2 toegevoegd ten opzichte van de bestaande situatie. Nadere afstemming met het Wetterskip vindt plaats over de te nemen compenserende maatregelen. Gedacht wordt aan mogelijkheden voor een Wadi aan de zuidkant van het plangebied of infiltratiekratten in het midden van het plangebied. Zie ook navolgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerltAchtepaed1-VAS1_0015.png"

Figuur 11. Weergave watercompensatiemogelijkheden.

Voor de locatie aan de Hôfsleane zijn geen bijzonderheden.

RUIMTELIJKE ADAPTATIE

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen.

Conclusie
Het project is wat betreft het aspect water uitvoerbaar.

4.7 Geluidhinder

4.7.1 Vanwege wegverkeer

Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. Overigens is van spoorweglawaai en industrielawaai in het plangebied in ieder geval geen sprake. Daarom is alleen op wegverkeerslawaai ingegaan.

Toetsing
Een supermarkt is in tegenstelling tot een woning geen voor geluidgevoelige functie. Berekeningen naar wegverkeerslawaai zijn voor de supermarkt daarom niet nodig. Op indirecte hinder betreffende wegverkeerslawaai vanwege de inrichting (het supermarktbedrijf) is in navolgende paragraaf ingegaan.

Conclusie
De uitvoerbaarheid van het planvoornemen van voorliggend bestemmingsplan wordt niet door geluidhinder vanwege wegverkeer belemmerd.

4.7.2 Vanwege bedrijvigheid

Wet- en regelgeving
De te realiseren supermarkt valt onder de werkingssfeer van het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (Activiteitenbesluit milieubeheer) en betreft een inrichting type B. De op grond van het planvoornemen te verwachten geluidsniveaus dienen uit oogpunt van milieuwetgeving getoetst te worden aan de in dit besluit opgenomen geluidsvoorschriften.

Toetsing
Voor het planvoornemen is inzage nodig in de toekomstige geluidssituatie vanwege de supermarktuitbreiding. Er is dan ook akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting van de inrichting op de omgeving. Doel van het onderzoek is het bepalen van de na de uitbreiding te verwachten geluidniveaus vanwege de supermarkt in de omgeving geweest. Het akoestisch onderzoek geldt als Bijlage9 bij dit bestemmingsplan. Uit de conclusies hiervan blijkt het volgende.

De geluidsituatie bij woningen rondom een supermarkt wordt gevormd door een samenspel van factoren zoals de grootte van de inrichting, het aantal bezoekers, de afstand tussen bron en ontvanger, de plaats van laad- en losactiviteiten, de mate waarin het geluid in de overdrachtsweg wordt gereduceerd en/of gereflecteerd en de organisatorische aspecten. Teneinde de nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk te beperken zijn de volgende geluidreducerende maatregelen voorzien:

  • De bevoorrading is beperkt tot de akoestische dagperiode (tussen 07.00 en 19.00 uur) en vindt inpandig plaats. Voor de aanvoer van brood- en bakkerijproducten in de nachtperiode wordt gebruikt gemaakt van een stille middelzware vrachtwagen (Piek-Keuruitvoering).
  • Gebruik wordt gemaakt van moderne, relatief stille winkelwagens (Wanzl® of vergelijkbaar), met kunststof aanslagen en stootringen en rubberen loopvlak van de wielen.
  • Ook de wielen van het in te zetten distributiematerieel (Feil® en Hartwall® rolcontainers, roldolly’s en vergelijkbaar) zijn uitgevoerd met een rubber loopvlak, het materieel is aanvullend in belangrijke mate voorzien van kunststof bodems en tussenbodems.
  • Voor de supermarktkoeling en gebouwventilatie wordt gebruik gemaakt van moderne apparatuur die voldoet aan de stand der techniek. De koelcompressoren en de water-water warmtepompinstallatie staan inpandig opgesteld.

De vanwege de nieuwe supermarkt in de omgeving te verwachten langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voldoen aan de beoordelingscriteria als vastgelegd in de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering”, alsmede de algemene geluidvoorschriften als verbonden aan het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Bij het laden en lossen van vrachtwagens kunnen geluidpieken optreden. Ter beperking van mogelijke hinder bij de woning Ds. van Eijck van Heslingastrjitte 47 (voormalig gymnastieklokaal) wordt het laden en lossen inpandig opgelost.

Als op termijn op de inbreidingslocatie aan It Achtepaed een woning wordt gerealiseerd dient rekening te worden gehouden met de maximale geluidniveaus die verband houden met bevoorrading van de supermarkt in de nachtperiode (bakkerswagen). Afhankelijk van de uiteindelijke situering van de woning op het perceel kan het nodig zijn om middels maatwerk de maximale geluidniveaus verband houdend met deze bevoorrading toe te staan. Op voorhand is duidelijk dat deze geluidpieken (veroorzaakt door het rijden van de bakkerswagen over het terrein van de supermarkt) ter plaatse van de inbreidingslocatie niet leiden tot een onacceptabele aantasting van het woon- en leefklimaat.

Uit het onderzoek volgt verder dat ter plaatse van een aantal omliggende woningen de voor indirecte hinder geldende voorkeurswaarde van LAeq = 50 dB(A) etmaalwaarde met ten hoogste 3 dB wordt overschreden.

Voor deze omliggende woningen geldt dat gelet op de staat van onderhoud en de gevelopbouw, kan worden uitgegaan van een minimale gevelgeluidwering GA . 20 dB. Het te verwachten binnenniveau bedraagt ten hoogste 53 – 20 = 33 dB(A) etmaalwaarde. Aan de toelaatbare binnenwaarde van 35 dB(A) etmaalwaarde kan worden voldaan.

Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft het aspect geluidhinder uitvoerbaar.

4.8 Verkeer En Parkeren

In navolgende paragraaf wordt alleen ingegaan op de locatie aan It Achtepaed/Sportleane. De functiewijziging voor de locatie aan de Hôfsleane heeft geen invloed op de verkeer- en parkeersituatie en wordt daarom in het navolgende niet verder onderbouwd.

VERKEER
Voor een ruimtelijk plan geldt dat verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen moeten worden onderbouwd. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van vuistregels en kengetallen die in publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren' (2018) en publicatie nr. 272 'Verkeersgeneratie voorzieningen' (2008) van CROW (het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) zijn aangereikt. De cijfers zijn algemeen van aard en gelden als hulpmiddel om de bandbreedte van de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen bepalen.

Voor meer specifieke oplossingen dient rekening gehouden te worden met:

  • bereikbaarheidskenmerken van een locatie;
  • specifieke eigenschappen van een functie;
  • mobiliteitskenmerken van gebruikers/bezoekers van een functie;
  • het gemeentelijk parkeer- of mobiliteitsbeleid.

Het CROW beveelt hierover aan de vrijheid te nemen om af te wijken van de kencijfers als er uit ervaring bij een specifieke functie reden is om dit te doen.

Voor een goed inzicht in de verkeersgeneratie vanwege het voornemen is een verkeersonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn in Bijlage 10 opgenomen. De resultaten wijzen uit dat de omliggende wegen voldoende capaciteit hebben om de nieuwe verkeersintenstiteiten op te vangen. Ook leidt het planvoornemen niet tot verkeersonveilige situaties.

Naar aanleiding van een ingekomen inspraakreactie is het planvoornemen aangepast waarbij de Sportleane ten behoeve van verkeersveiligheid verbreed is tot 6 meter.

PARKEREN

Voor een goed inzicht in de parkeerbehoefte van het voornemen is een parkeerberekening uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn in Bijlage 10 opgenomen. De berekende parkeerbehoefte van de voorgenomen ontwikkeling is 97 auto- en 42 fietsparkeerplaatsen. Het planvoornemen voorziet in 67 auto- en 40/50 fietsparkeerplaatsen (20-25 fietsbeugels) in het plangebied. Met realisatie van de 67 parkeerplaatsen in het plangebied zijn gedurende de week ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig. Op de drukke momenten, te weten koopavond en zaterdagmiddag, kan niet in voldoende parkeergelegenheid in het plangebied worden voorzien. Uit het onderzoek blijkt dat in de openbare ruimte ruim voldoende capaciteit aanwezig is om de resterende berekende parkeervraag op te vangen.

Bovendien geven de ervaringscijfers van de supermarkt weer dat de berekende parkeerbehoefte erg ruim is en dat in werkelijkheid een veel lagere parkeerbehoefte wordt verwacht. Het planvoornemen voldoet aan de Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent parkeernormen en voorziet in voldoende parkeergelegenheid.

Conclusie
Het voornemen is wat betreft het aspect verkeer en parkeren uitvoerbaar.

4.9 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 ìg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25ìg/m3 voor PM2,5.

Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn onder andere projecten vrijgesteld die leiden tot minder dan 3% verslechtering van luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met een toename van 1.886 auto's dan wel 170 vrachtwagens per weekdagetmaal (grenswaarde in 2022, per 29-05-2017). PM10 en PM2,5 zijn sterk gerelateerd, aangezien PM2.5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2.5 niet wordt overschreden.

Toetsing
Het is geen geval aannemelijk dat als gevolg van het planvoornemen een dusdanige toename van het verkeer plaatsvindt dat de luchtkwaliteit in het geding komt. Het betreft tenslotte een verplaatsing van de reeds bestaande functies. In paragraaf 4.8 is nader ingegaan op de verkeerseffecten van het voornemen.

Er wordt van uit gegaan dat geen grote wijzigingen in de grootte van de dagelijkse verkeersstroom van en naar het projectgebied hoeft te worden verwacht. Het voornemen kan dan ook worden aangemerkt als een project van 'nibm'. Luchtkwaliteitsvereisten vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

Conclusie
Het voornemen wordt niet door de wettelijk gestelde eisen wat betreft het aspect luchtkwaliteit belemmerd.

4.10 Kabels En Leidingen

Het is van belang dat de ligging van kabelverbindingen planologisch wordt veiliggesteld. Ook dient het tracé van een kabelverbinding gevrijwaard te blijven van (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen en activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de functionaliteit van de kabelverbinding. Zo wordt voor 50kV-kabelverbindingen doorgaans een dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanning’ opgenomen, zodat de kabel planologisch is beschermd en ontwikkelingen slechts na afweging mogelijk zijn.

Voor het projectgebied en de omgeving daarvan is een KLIC-melding gedaan. In het projectgebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen die extra bescherming vragen. De overige kabels en leidingen worden beschermd via de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION).

4.11 Duurzaamheid

Landelijke eisen
Het Nationaal Plan voor het bevorderen van bijna-energieneutrale gebouwen in Nederland beschrijft het Nederlandse beleid om te komen tot bijna-energieneutrale woningen vanaf 2021. Het beleid is erop gericht dat de Energieprestatiecoëfficient-eis in het Bouwbesluit per 31 december 2020 dichtbij nul komt te liggen, oftewel bijna-energieneutraal. De eis wordt vanaf 2020 op andere wijze bepaald (BENG-norm), maar komt ongeveer overeen met een EPC van 0,2. De huidige eis is een EPC van 0,4.

Op 3 april 2018 is een aanpassing van de Gaswet in werking getreden waardoor de gasaansluitplicht voor woningen is komen te vervallen. Dit betekent dat geen omgevingsvergunningen meer mogen worden afgegeven voor nieuwbouw van woningen die aangesloten wordt op een gasnet. Deze regeling geldt voor omgevingsvergunningen aangevraagd vanaf 1 juli 2018 en vooralsnog alleen voor woningen. Met voorliggend voornemen is sprake van de nieuwbouw van een supermarkt. Deze supermarkt wordt gasloos gebouwd. Tevens worden er zonnepanelen, een water-water warmtepomp en een CO2 neutrale koelinstallatie geplaatst. Daarnaast streeft Poiesz supermarkten op het gebied van duurzaamheid naar een beperkte retourette waarin niet alleen sprake is van de inname van lege flessen maar tevens ook het inzamelen van batterijen, lampen en vetten.

4.12 Milieueffectrapportage

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken.

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor detailhandel is een "stedelijk ontwikkelingsproject" uit onderdeel D van de bijlage relevant. Hierbij is een ontwikkeling m.e.r.-beoordelingsplichtig indien het gaat om een ontwikkeling met een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Dit dient als volgt te gebeuren:

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Criteria Beschrijving van mogelijke effecten Noodzaak m.e.r.-procedure
HOOFDTHEMA 1: KENMERKEN VAN HET PROJECT
A. De omvang van het project. D 11.2 Mogelijkheid tot stedelijk ontwikkelingsproject (drempelwaarde: >100 ha of > 2000 woningen of bedrijfsvloeroppervlakte > 200.000 m). Het planvoornemen omvat de nieuwbouw van een supermarkt van circa 1.700 m2 bvo (inclusief inpandig laden en lossen), de herinrichting van een parkeerterrein in een plangebied van circa 5.342 m2. Daarnaast vindt in een ander deel van het plangebied een functiewijziging plaats. De genoemde drempelwaarde wordt niet overschreden. nee
B. De cumulatie met andere projecten. In de omgeving van het plangebied zijn geen ontwikkelingen gepland die gezamenlijk met de ontwikkeling van het plangebied tot negatieve effecten kunnen leiden. nee
C. Gebruik natuurlijke hulpbronnen. Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen ten behoeve van realisatie van de gebouwde omgeving zal plaatsvinden op een conventionele manier en geeft geen aanleiding aanzienlijke gevolgen voor het milieu te veronderstellen, zodanig dat daarvoor een MER dient te worden uitgevoerd.
Reguliere bouw wordt doorgaans gerealiseerd met onder meer steenachtige materialen, beton, staal en hout. Het gaat om grondstoffen die niet bijzonder schaars zijn. Daarnaast wordt de toekomstige supermarkt gerealiseerd met aandacht voor duurzame energie(systemen), en wordt de supermarkt niet op het gasnet aangesloten.
nee
D. De productie van afvalstoffen. Afvalstoffen komen vrij en/of ontstaan als gevolg van normaal gebruik van de bebouwing. Bouwafval kan bij aanleg - evenals bedrijfsafval in de gebruiksfase – op de gebruikelijke wijze worden ingezameld en verwerkt. Het gaat hierbij om afvalsoorten die geschikt zijn voor hergebruik. Over het algemeen kan ruim 90% van het bouwafval worden ingezet als grondstof voor nieuwe producten. Het is daarom essentieel om bouwafval goed te scheiden. Dit begint op de bouwplaats. nee
E. Verontreiniging en hinder Aanlegfase: enkel tijdens de bouw.

Gebruiksfase: met toename van verkeer door de ontwikkeling van het plan zijn er consequenties voor geluid en luchtkwaliteit. Dit leidt echter niet tot relevante milieueffecten. Gelet op de omvang van het plan draagt het planvoornemen slechts in 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Daarnaast is het plangebied gelegen in gebied waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt waarmee geluidseffecten vanwege wegverkeer door ontwikkeling van het voornemen nauwelijks optreden. Geluidhinder vanwege de bedrijvigheid wordt ondervangen door geluidreducerende maatregelen.

Het plangebied is gelegen op ruime afstand (circa 7,3 km) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Waddenzee) en op 4,2 km afstand tot het dichtstbijzijnde weidevogelkansgebied. Een stikstofberekening is uitgevoerd om de te verwachten effecten te kunnen achterhalen. Hieruit blijkt dat effecten van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied als gevolg van het plan niet te verwachten zijn. Significant negatieve effecten treden door vermesting en verzuring dan ook niet op.
nee
F. Het risico van zware ongevallen en/of rampen waaronder rampen door klimaatverandering. Binnen en nabij het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen waarvan een plaatsgebonden risicocontour of invloedsgebied van het groepsrisico over het plangebied gesitueerd is. Daarnaast is in de nabijheid geen sprake van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen die van invloed zijn op het plangebied. Met het voornemen worden daarnaast geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Nee
G. Risico's voor de menselijke gezondheid. Het voornemen maakt geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk met effecten op de volksgezondheid (zoals hinderveroorzakende objecten/activiteiten). nee
HOOFDTHEMA 2: PLAATS VAN HET PROJECT
A. Het bestaande grondgebruik. Een deel van het plangebied is nu in gebruik voor maatschappelijke voorzieningen en woningen. In het plangebied bevinden zich gebouwen ten behoeve van deze maatschappelijke- en woonfuncties, bijbehorende tuinen en parkeerruimte. In de directe omgeving bevinden zich vooral woningen maar ook enkele sportvelden. nee
B. Relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied. In en in de omgeving van het plangebied komen verschillende soorten planten voor. Beschermde plantensoorten zijn echter niet aangetroffen. Het plangebied en omgeving biedt daarnaast ruimte voor verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Aanvullend onderzoek is uitgevoerd naar de verblijfplaatsen van gierzwaluw, huismus en vleermuis deze zijn niet aangetroffen. Negatieve effecten zijn niet te verwachten.
Het meest nabijgelegen gebied beschermd door de Wet natuurbescherming betreft het Natura 2000-gebied 'Waddenzee' op ruim 7,3 km afstand. Eveneens ook het dichtstbijzijnde NNN-gebied. Uit de uitgevoerde stikstofberekening blijkt dat negatieve effecten op aangewezen habitattypen in de natuurgebieden niet te verwachten zijn.
nee
C. het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de gevoelige gebieden. Vanwege het huidige gebruik en de aard van de omgeving heeft het planvoornemen geen gevolgen voor het opnamevermogen van het natuurlijke milieu. Het planvoornemen leidt daarnaast niet tot significant negatieve effecten op bijvoorbeeld Natura 2000-gebieden en het NNN. nee
HOOFDTHEMA 3: KENMERKEN VAN HET POTENTIËLE EFFECT
A. De aard, de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten (bijvoorbeeld geografisch gebied en omvang van de bevolking die getroffen kan worden). De effecten als gevolg van de nieuwvestiging van de supermarkt en de inrichting van het parkeerterrein blijven beperkt tot enkele tientallen meters. Qua aard en omvang van de nieuwe bebouwing past het planvoornemen in het bebouwingsbeeld en het gebruik in de omgeving.

Het plangebied ligt verder op voldoende afstand van gebieden met beschermde natuurwaarden (zie 2B). Het bereik van het voornemen reikt niet tot het Natura 2000-gebied.
nee
B. Het grensoverschrijdende karakter van het effect. Van grensoverschrijdende milieueffecten is geen sprake nee
C. De intensiteit en de complexiteit van het effect. De potentieel aanzienlijke effecten op de directe woon- en leefomgeving wijzigen niet significant als gevolg van de ontwikkeling van het plangebied. Het effect is beperkt tot het plangebied en nabije omgeving. Relevante milieuaspecten voor onderzoek zijn bodem, ecologie, externe veiligheid, geluidhinder, water, bedrijvenhinder en luchtkwaliteit. Hiertoe is al een verkennend onderzoek gedaan waaruit geen redenen blijken om aan te nemen dat sprake is van onoverkomelijke belemmeringen voor ontwikkeling op deze locatie. nee
D. Waarschijnlijkheid van het effect, de verwachte aanvang, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. De effecten duren zo lang het plangebied als zodanig in gebruik is. De effecten zijn uitsluitend omkeerbaar door het gebruik te beëindigen en de hiertoe gerealiseerde bebouwing op te ruimen. Omdat mag worden uitgegaan van een duurzaam gebouwde omgeving gaat het hierbij dan ook in zekere zin om een onomkeerbare ontwikkeling. nee
E. Cumulatie van effecten met de effecten met effecten van andere projecten. Als aangegeven (zie 1B) zijn in de omgeving van het plangebied geen ontwikkelingen gepland die gezamenlijk tot cumulerende effecten kunnen leiden. nee
F. De mogelijkheid om de effecten doeltreffend te verminderen. Er zijn als gevolg van het planvoornemen geen effecten op de omgeving te verwachten waarvoor op voorhand mitigerende maatregelen aan de orde zijn. nee

Conclusie

In voorgaande tabel zijn de gevolgen van het realiseren van de nieuwvestiging van een supermarkt en de inrichting van een parkeerterrein op een stedelijke locatie in de gemeente Waadhoeke doorgenomen. De studie is vormgegeven aan de hand van de relevante criteria die staan opgenomen in de Wet milieubeheer en bijlage III bij Richtlijn 2014/52/EU (waarmee Richtlijn 2011/92/EU is gewijzigd). Dit betekent dat gekeken is naar de kenmerken van de activiteit, de locatie van de activiteit en de gevolgen van de activiteit voor het milieu.

Het voornemen is in zekere zin onomkeerbaar, maar in vergelijking met de drempelwaarde van een stedelijk ontwikkelingsproject van een relatief zeer geringe omvang. Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.

Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen relevante effecten zijn die het doorlopen van de m.e.r.-procedure zinvol maken. Om bovenstaande reden is het doorlopen van een m.e.r.- procedure niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Plansystematiek

Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast.

SVBP2012
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.

Analoog vs. digitaal bestemmingsplan
De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.

5.2 Toelichting Op De Regels

De hoofdstukindeling van de regels is op een standaardwijze opgesteld, namelijk:

Inleidende regels
Hoofdstuk 1 van de regels betreffen de inleidende regels.

Artikel 1: Begrippen
In artikel 1 van de regels zijn waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Een deel van deze begrippen is voorgeschreven in de SVBP2012.

Artikel 2: Wijze van meten
De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels zijn de bestemmingsregels die betrekking hebben op de in het bestemmingsplan gehanteerde bestemmingen en artikelsgewijs in de regels zijn opgenomen. De regels kunnen onder meer bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Bestemmingsomschrijving: In de bestemmingsomschrijving wordt uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen de bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan.
  • Bouwregels: De bouwregels bieden het kader in hoeverre er ergens gebouwd mag worden voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen dan wel het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels kunnen eisen wat betreft maatvoering, oppervlakte- en inhoudsbepalingen en aantallen te plaatsen bouwwerken omvatten.
  • Afwijken van de bouwregels: Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels.

Met voorliggend bestemmingsplan is sprake van de bestemming 'Detailhandel' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Gebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandel zijn binnen een bouwvlak toegestaan. Op de verbeelding is de te hanteren bouwhoogte opgenomen. De bestemmingen bieden ruimte voor het realiseren van parkeerplaatsen, toegangswegen en bijbehorende ondergeschikte bebouwing zoals reclamezuilen, stallingen voor winkelwagens en vlaggenmasten. In het plan is de keuze gemaakt om de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' op te nemen voor de oude locatie van de Poiesz. Het is vanuit de gemeente niet wenselijk dat op de oude locatie weer een supermarkt wordt gerealiseerd. Voor de nieuwe locatie geldt juist de aanduiding 'supermarkt' voor het uitsluitend toestaan van supermarktactiviteite op die locatie.

Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de bestemmingsregels omvatten de algemene regels. De algemene regels gelden in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden altijd in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 5: Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Artikel 6: Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels staat omschreven dat ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

Artikel 7: Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval strijdig is met de in de regels gegeven bestemmingsomschrijvingen.

Artikel 8: Overige regels

Overige regels zien er op toe dat er een juiste afstemming aanwezig is tussen het bestemmingsplan en wettelijke regelingen zoals die bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan van kracht zijn. In geval van voorliggend bestemmingsplan is in dit artikel de borging van voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het plangebied vastgelegd.

Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn de afsluitende regels van het bestemmingsplan neergelegd. Het gaat hierbij om:

Artikelen 9 en 10: Overgangsrecht en slotregel

Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen van de regels opgenomen.

5.3 Overige Aspecten

Additionele voorzieningen

In de regels van dit bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke.

Handhaving

Het bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor burgers waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.

5.4 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase
De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak als een concept- dan wel voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook kan de gemeente aan belangstellenden de mogelijkheid bieden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. In dit geval is er voor gekozen voor het plan geen inspraakprocedure te volgen. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overlegreacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.

Terinzageleggingsfase
Het ontwerpbestemmingsplan wordt na aankondiging in de Staatscourant, het Gemeenteblad en de website www.ruimtelijkeplannen.nl voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase
Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten (GS) of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling.
  • Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van GS en/of de ILT wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Binnen 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Indien geen beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan is ingediend, is het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn onherroepelijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

6.1.1 Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Bro aangegeven. Dit bestemmingsplan ziet toe op de sloop van de bestaande supermarkt en herbouw van een nieuwe supermarkt en betreft daarmee een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Bro onder b: "de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen".


Doel van een grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.


Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

6.1.2 Onderzoeks- en plankosten

De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit bestemmingsplan worden door de ontwikkelende partij gedragen. Door de gemeente worden kosten voor de ambtelijke planbegeleiding gemaakt die worden verhaald in de tussen partijen af te sluiten anterieure overeenkomst waarin de kostenafspraken zijn vastgelegd.

6.1.3 Realisatiekosten en financiële uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer van het planvoornemen van dit bestemmingsplan is een private partij; te weten Poiesz Vastgoed B.V. uit Sneek. Poiesz is een regionale speler en met 69 vestigingen een gevestigde partij in de supermarktbranche. De kosten voor realisatie van het planvoornemen komen voor rekening van het supermarktbedrijf. Poiesz heeft hiertoe budget gereserveerd. Het gaat om een financieel gezond bedrijf met kennis van zaken. Op grond daarvan mag in redelijkheid worden aangenomen dat de beoogde ontwikkeling binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar wordt uitgevoerd.

6.1.4 Planschade

Door het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in planschade wordt ingediend. Diegenen die schade lijden door de bestemmingsplanherziening, omdat hun onroerend goed in waarde vermindert, kunnen de schade verhalen (voor zover deze redelijkerwijs niet voor de aanvrager behoort te blijven). Afspraken over de mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden in de tussen initiatiefnemer en gemeente overeengekomen anterieure overeenkomst opgenomen.

6.1.5 Conclusie

Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, is geregeld in een tussen de gemeente en initiatiefnemer gesloten afzonderlijke anterieure overeenkomst. Op basis van deze overweging moet het planvoornemen van dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Voorgaande betekent dat dit bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Informatiebijeenkomst

Op 31 augustus 2020 is een informatiebijeenkomst georganiseerd over het planvoornemen. Op hoofdlijnen zijn de plannen goed ontvangen. Enkele vragen werden gesteld over de locatie van glasbakken, het aantal afvalbakken op het terrein, een duidelijke route voor voetgangers en aandacht voor het plaatsing van de koeling op het dak vanwege geluidsoverlast. Tevens zijn aanvullende gesprekken gevoerd met de direct naastwonende buren.

6.2.2 Overleg ex. art. 3.1.1 Bro

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt voorliggend bestemmingsplan aan verschillende maatschappelijke instanties voorgelegd voor een reactie. Daarnaast heeft het plan als voorontwerp te inzage gelegen. Op het plan zijn meerdere reacties ingekomen. Voor de reacties en de gemeentelijke beantwoording wordt verwezen naar Bijlage 11. De ingekomen reacties hebben geleid tot enkele aanpassingen in het bestemmingsplan.

6.2.3 Tervisielegging ontwerp

Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend en het plan wordt ongewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Dpo-onderzoek

Bijlage 2 DPO-onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Beknopte Natuurtoets

Bijlage 4 Beknopte natuurtoets

Bijlage 5 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 5 Nader ecologisch onderzoek

Bijlage 6 Aeriusberekening

Bijlage 6 Aeriusberekening

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Wateradvies

Bijlage 8 Wateradvies

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek

Bijlage 10 Verkeersonderzoek

Bijlage 10 Verkeersonderzoek

Bijlage 11 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 11 Nota Inspraak en overleg