Franeker - Tzummerweg tussen 14b en 14c
Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke
Vastgesteld op 13-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het Bestemmingsplan Franeker - Tzummerweg tussen 14b en 14c met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFRATZWEG14D2018-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;
1.2 het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de bijbehorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
de in bijlage Lijst met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten genoemde beroepen, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;
1.8 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.10 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.11 bestaand:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is dan wel krachtens een omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
- 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 dienstverlening:
werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel dan wel productiegerelateerde detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.25 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.26 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.27 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
1.28 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
de in bijlage Lijst met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;
1.30 kleinschalige duurzame energieopwekking:
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.31 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.32 milieusituatie:
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.33 nutsvoorzieningen:
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
1.34 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.35 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- b. indien op of in het water wordt gebouwd: het Fries Zomerpeil;
- c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
1.36 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.38 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;
1.39 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.40 (goede) woonsituatie:
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
2.8 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
2.9 de bouwhoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (rotor)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen, woonstraten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water;
met de daarbijbehorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
- b. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk minder dan 1,00 m achter, dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- b. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorend bouwwerk bij de woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de woning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de woning;
- 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt dan wel de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de activiteit onevenredig toeneemt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'detailhandel'.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Aanvullende bouwregels
Er mogen geen windturbines worden gebouwd.
5.2 Bestaande maatvoeringen
Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, inhoud, oppervlakten en/of gevelindelingen afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.
5.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
6.1 vrijwaringszone - radarverstoringsgebied
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat windturbines van deze regeling zijn uitgesloten;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot, mits:
- 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
- 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 3. de bouwhoogte van de mast ten hoogste 40,00 m zal bedragen;
- c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- d. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
- e. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- f. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
- 2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
- 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
- 3. overstekende daken;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
- 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de specifieke omstandigheden van de situatie, en op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanFraneker - Tzummerweg tussen 14b en 14c
van de gemeente Waadhoeke.
Behorend bij het besluit van 13 september 2018.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemer heeft het voornemen om op het braakgelegen perceel gelegen aan de Tzummerweg, tussen 14b en 14c een woning te realiseren die past in de omgeving. De gemeente Franekeradeel heeft aangegeven in principe positief tegenover deze ontwikkeling te staan.
De ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van de huidige geldende planologische regeling. Momenteel heeft het plangebied de bestemming 'Groenvoorzieningen' op basis van de beheersverordening Franeker - Bedrijventerrein Zuid en Alvestêdewyk. Hierbinnen is de bouw van een woning niet toegestaan.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Franekeradeel, ten zuiden van de stad Franeker. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (bron: GeoWeb)
1.3 Planologische Regeling
Voor het plangebied geldt de beheersverordening Franeker - Bedrijventerrein Zuid en Alvestêdewyk. Dit is vastgesteld op 20 april 2017. Een uitsnede van deze beheersverordening ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 2. In de beheersverordening is de regeling van het bestemmingsplan Woongebied Franeker - Zuid overgenomen. Op basis hiervan geldt voor het plangebied de bestemming 'Groenvoorzieningen'. Binnen de bestemming zijn geen woningen toegestaan. De beoogde ontwikkeling is daarom niet toegestaan op basis van de geldende regeling.
Figuur 1.2 Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan bestaande situatie
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
2.1 De Bestaande Situatie
Het plangebied bevindt zich aan de Tzummerweg te Franeker. Het perceel is gelegen tussen de percelen Tzummerweg 14b en Tzummerweg 14c. In de huidige situatie is het perceel onbebouwd en ingericht als grasland. Aan de noordkant van het perceel, is sprake van enige beplanting in de vorm, van struiken en bomen ter afscheiding van het perceel, naar de weg toe. De huidige inrichting van het perceel is weergegeven op figuur 2.1 en figuur 2.2.
Het perceel wordt aan noordoostelijke kant begrensd door een ander woonperceel. Hier is een vrijstaande woning aanwezig. Ook aan de overzijde van de weg is sprake van vrijstaande woningen. Ten oosten wordt het plangebied begrensd door een bedrijfsbestemming waar bedrijven uit categorie 1 en 2 zijn toegestaan.
Figuur 2.1 Overzicht huidige situatie
Figuur 2.2 Aanzicht op het plangebied
2.2 Gewenste Situatie/uitgangspunten
In de beoogde situatie wordt een vrijstaande woning met landelijke uitstraling, die passend is in de omgeving, in het plangebied gerealiseerd. De vrijstaande woning zal bestaan uit één laag met een kap en de uitstraling hebben van een boerderijpand. De woning zal met de nokrichting haaks op de Tzummerweg worden geplaatst. Het ontwerp van de woning zal worden getoetst door de welstandscommissie en daarmee in de omgeving worden gepast.
De woning zal in de toekomstige situatie binnen de geldende regeling van dit plan worden gerealiseerd. Dit houdt onder meer in dat de woning een oppervlakte van maximaal 200 m2 krijgt en de goot- en bouwhoogte onder de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 10 meter blijven. Uiteindelijk zal het ontwerp worden getoetst aan de welstand. In paragraaf 3.3 is opgenomen aan welke welstandscriteria de woning moet voldoen.
Verkeer en parkeren
Het perceel tussen de Tzummerweg 14b en 14c wordt ontsloten door middel van een oprit aan de Tzummerweg. Het betreft de parallelweg van de Tzummerweg en niet de hoofdweg zelf. Deze weg doet dienst als erfontsluitingsweg. De verkeersgeneratie bedraagt 8,7 mvt/etmaal op een werkdag op basis van publicatie 317. Dit geringe aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de Tzummerweg en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. De Tzummerweg heeft namelijk een gebiedsontsluitende functie van en naar het zuidelijke deel van Franeker.
De parkeerbehoefte bedraagt, eveneens op basis van publicatie 317, 2 parkeerplaatsen. Op het perceel is ruim voldoende ruimte om deze parkeerplaatsen aan te leggen. Er wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren. Het aspect verkeer staat het plan dan ook niet in de weg.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang.
Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.
De realisatie van een enkele woning heeft geen invloed op de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit van het Wadden gebied. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteiten van de Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.
Ladder voor Duurzame Verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van één woning geregeld. Een plan om één burgerwoning te bouwen wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, door de Raad van State niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (201311233/1/R4, r.o. 3.3, d.d. 27 augustus 2014). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.
Op grond van de toetsing aan de ladder, passen de ontwikkelingen in het bestemmingsplan binnen de SVIR.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.
In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken wordt benutten wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk te benutten. Niet de hoeveelheid steen per m2 telt, maar de hoeveelheid functie Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen.
De provincie geeft aan dat het landelijk gebied primair bestemd is voor functies die een ruimtelijk-functionele relatie met het landelijk gebied hebben. Het gaat daarbij vooral om de functies landbouw, recreatie, natuur en waterberging en bestaande woon- en werkfuncties en voorzieningen. Voor de andere nieuwe functies, waaronder nieuwe woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en andere publiekstrekkende functies, wordt de randvoorwaarde gegeven dat ruimte gezocht moet worden in of aansluitend aan kernen en dat een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd is.
In dit plan vindt de ontwikkeling plaats, grenzend aan het bestaand bebouwd gebied. De ontwikkeling betreft de opvulling van een gat in de lintbebouwing aan de Tzummerweg. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Streekplan Fryslan.
Grutsk op 'e Romte
In maart 2014 is de Structuurvisie Grutsk op 'e Romte vastgesteld. In Grutsk op 'e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten te borgen.
Franeker en omgeving ligt in het deelgebied Kleigebied Westergo. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Eén van die kernkwaliteiten is het respecteren van de stedenbouwkundige structuur van de geconcentreerde blokvormige en radiale terpdorpen en steden, met lineaire structuren, die vanaf de terpen de dijken wegen en water volgen. De bebouwing aan de Tzummerweg kent een lineaire bebouwingsstructuur, die de Tzummerweg volgt. Met de bouw van een woning tussen de Tzummerweg 14B en 14C ontstaat een verdichting van het kenmerkende bebouwingslint en wordt de lineaire bebouwingsstructuur versterkt en daarmee afgerond. Hiermee voldoet het voorliggende initiatief aan een belangrijke kernkwaliteit van de structuurvisie en worden de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten versterkt.
Verordening Romte Fryslân
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. Onderstaand wordt op de belangrijkste artikelen van de verordening ingegaan.
Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 1)
De provincie is terughoudend met het toestaan van stedelijke functies in het landelijk gebied. Uitbreidingen aansluitend op bestaand bebouwd gebied zijn wel (onder voorwaarden) toegestaan. Het perceel valt net buiten de bebouwde kom van Franeker en wordt daarmee gezien als landelijk gebied.
Over het algemeen geldt dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. In afwijking (artikel 1.3.1 lid 1) kunnen in een ruimtelijke plan nieuwe stedelijke functies in of aansluitend op een bestaand bebouwingslint of een bestaande bebouwingsclusters worden toegestaan indien;
- de nieuwe stedelijke functie leidt tot een landschappelijk aanvaardbare afronding of verdichting van een bebouwingslint of bebouwingscluster en geen afbreuk doet aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten;
- de woning een oppervlakte heeft van niet meer dan 300 m2 (inclusief bijgebouwen);
Daarnaast is in artikel 3.1.1 lid 1 opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
Dit voornemen heeft betrekking op een perceel dat grenst aan het bestaande bebouwde gebied van de kom van Franeker. De realisatie van de woning zorgt ervoor dat een gat in de bebouwing van het bebouwingslint aan de zuidkant Tzummerweg wordt opgevuld. Hierdoor ontstaat een beter geheel. Bovendien doet het voornemen geen afbreuk aan de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Dit is beschreven in paragraaf 4.6. In paragraaf 3.3 is beschreven hoe de ontwikkeling binnen het gemeentelijke woonplan past. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de regels uit de verordening.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025
Het hele gebied ten westen en zuidwesten van de Tzummerweg valt binnen de begrenzing van de “Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025”. Deze structuurvisie is vastgesteld op 28 mei 2015. In de structuurvisie is de ruimtelijke opgave voor wonen zodanig geformuleerd, dat het de bedoeling is om een zo aantrekkelijk mogelijk woon- en leefklimaat te creëren door een brede diversiteit aan woonmilieus aan te bieden. Hierbij gaat herstructurering en inbreiding boven uitbreiding.
Franeker Zuid is het aangewezen gebied voor uitbreiding van de stad met woningbouw. Daarnaast zal er in een stad met een omvang zoals Franeker altijd sprake zijn van ontwikkelingen in de vorm van inbreiding. Voor inbreidingslocaties geldt dat maatwerk geboden moet worden.
De betreffende locatie grenst aan Franeker Zuid en ligt in een bestaand bebouwingslint. Daarmee is sprake van een inbreidingslocatie binnen de begrenzing van de structuurvisie voor de stad Franeker en is de ontwikkeling in lijn met het gestelde in de structuurvisie.
Woonplan Gemeente Franekeradeel 2015-2018
Het gemeentelijke woonplan is vastgesteld op 15 oktober 2015. Uitgangspunt voor Franeker is om volop in te zetten op haar rol als woongemeente. Met haar uitbreidingslocatie Franeker-Zuid kan de woningbehoefte voor zowel eigen inwoners als mensen van buiten de gemeente voor een belangrijk deel worden opgevangen. Daarnaast kunnen in de stad verschillende herstructurerings- en inbreidingsslagen worden gemaakt.
Aanvullend op het Woonplan gelden tussen de regio Noord-West en de provincie gemaakte afspraken op het gebied van woningbouw. Deze zijn vastgelegd in de Woningbouwafspraken 2008 tot 2016 regio Noord-West. Deze afspraken zijn in 2013 verlengd tot 2020.
Met deze woningbouwafspraken is onder andere beoogd om buitenstedelijke uitbreiding goed in beeld te brengen en daarnaast richting de toekomst meer in te zetten op inbreiding van dorpen en steden. Binnenstedelijk mag plafondloos worden gebouwd.
De woningbouwlocatie ligt binnen de grenzen van de Structuurvisie én de Beheersverordening "Franeker - bedrijventerrein Zuid en Alvestêdewyk". Desondanks is in de toelichting bij de Verordening Romte 2014 aangegeven dat woonuitbreidingen die zijn opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan weliswaar onderdeel uitmaken van het bestaand stedelijk gebied, maar dat duidelijk is dat dergelijke locaties desondanks moeten worden aangemerkt als uitbreiding en niet vallen onder de afspraak plafondloos bouwen.
Conform de woningbouwafspraken 2008 tot 2016, die in 2013 tot en met 2020 zijn verlengd, geldt in de voormalige gemeente Franekeradeel een maximum woningbouwprogramma op buitenstedelijke uitbreiding van 462 woningen. Het toevoegen van de woning die met dit plan mogelijk wordt gemaakt past binnen dit aantal en is daarmee in overeenstemming met het geldende woonplan.
Beheersverordening “Franeker – bedrijventerrein Zuid en Alvestêdewyk”
De locatie ligt binnen de grenzen van de beheersverordening “Franeker – bedrijventerrein Zuid en Alvestêdewyk”. Deze beheersverordening is vastgesteld op 20 april 2017. Met deze beheersverordening is onder andere het voorheen geldende bestemmingsplan “Woongebied Franeker – Zuid” uit 2007 geconsolideerd. Met dit bestemmingsplan is het woongebied Franeker Zuid planologisch mogelijk gemaakt, inclusief bijbehorende openbare voorzieningen.
De ter plaatse geldende bestemming is “Groenvoorzieningen”. Binnen deze bestemming is in beginsel geen woningbouw toegestaan. Bedoeling van deze bestemming was ooit om een bomenweide met een padenstelsel voor wandelaars te creëren tussen het te ontwikkelen woongebied Franeker-Zuid en de bestaande lintbebouwing van de Tzummerweg en daarnaast op de voorliggende locatie met een pad aan te sluiten op de Tzummerweg. Door het onthouden van goedkeuring van de provincie aan uitbreidingsfase 3 en 4 (gelegen nabij de locatie aan de Tzummerweg) zal de nog altijd geldende bestemming voor de groenvoorziening niet worden gerealiseerd. Hierdoor ontstaat het belang om te kijken naar een passende invulling van het perceel, waardoor afronding van het bebouwingslint in beeld komt.
Welstandsnota
Het welstandsbeleid, vastgesteld op 6 december 2012, geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.
Het plangebied bevindt zich in welstandsgebied 'Buitengebied'. De woning dient te voldoen aan de gestelde welstandscritera die voor dit welstandsgebied gelden, opgenomen als gebied 16 in de welstandsnota. Nieuwe invullingen kunnen modern worden uitgevoerd, maar dienen ingetogen te zijn. Op dit moment zijn nog geen vastgestelde ontwerpen van de woning beschikbaar. Het ontwerp van de toekomstige woning zal door de welstandscommissie worden getoetst.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologisch Hoofdstructuur).
In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 8,5 kilometer afstand, namelijk de Waddenzee. Dit is tevens een NNN-gebied. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied treden geen nadelige effecten op voor deze NNN.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
In het plangebied is momenteel geen bebouwing aanwezig. Het gebied is ingericht als grasland en gelegen tussen bestaande bebouwing. Het gaat hier enerzijds om woningen en anderzijds om een bedrijf. De kans dat hier beschermde soorten aanwezig zijn is, gezien de inrichting en ligging tussen bebouwing, redelijkerwijs als nihil in te schatten. Het gebied maakt bovendien geen deel uit van weidevogelleefgebied. Nader onderzoek naar beschermde soorten is niet noodzakelijk.
4.2 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Het plangebied grenst aan de oostzijde aan een bedrijfsbestemming. Hier zijn bedrijven uit categorie 1 en 2 toegestaan. Voor bedrijven uit categorie 2 geldt een richtafstand van maximaal 30 meter. De richtafstand van de bedrijfsbebouwing op het naastgelegen perceel valt voor een klein deel binnen het plangebied. Het gaat om slechts enkele vierkante meters in het oosten van het plangebied. Dit is niet ter plaatse van de te realiseren woning. De woning wordt dus op meer dan 30 meter afstand tot de bedrijfsbebouwing gerealiseerd, waardoor voldaan wordt aan de richtafstand. Nader onderzoek naar milieuzonering is daarom niet noodzakelijk.
4.3 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Met de realisatie van een nieuwe woning wordt een geluidgevoelig object gerealiseerd. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Tzummerweg, waar deels een maximale snelheid van 50 km/u en deels een maximale snelheid van 60 km/u geldt.
In bijlage 1 is de memo met het akoestisch onderzoek opgenomen. De belangrijkste conclusies zijn:
Uit het onderzoek naar wegverkeerslawaai blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de Tzummerweg wordt overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh 53 dB voor de grens van het bouwvlak welke het dichtst op de rijbaan is gelegen.
Eventuele maatregelen ter reductie van de geluidbelasting zijn niet mogelijk/doelmatig of stuiten op overwegende bezwaren vanuit landschappelijke/verkeerskundige en financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet wordt overschreden is het verzoek om een besluit hogere waarden voor te bereiden conform tabel 4.1.
Tabel 4.1: Benodigde hogere waarde
4.4 Water
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20171031-2-16297). De uitkomst van deze toets is dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Hierop heeft het Wetterskip Fryslân een wateradvies afgegeven.
Ten behoeve van het wateradvies is nogmaals het voornemen beoordeeld. Uit deze nadere beoordeling blijkt dat de invloed op de aanwezige wateraspecten gering is. Op basis van de aanvraag blijkt dat kan worden volstaan met de korte procedure. Via de e-mail is een standaard wateradvies afgegeven. Bij de uitwerking van het plan zal met dit wateradvies rekening worden gehouden. Het wateradvies is opgenomen als bijlage 3.
4.5 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.
Franekeradeel kent ter plaatse van de locatie in het plangebied geen knelpunten met betrekking tot luchtkwaliteit. De ontwikkelingen in het plangebied zijn bovendien dusdanig van schaal en aard dat na realisatie ervan de maatgevende waarden niet overschreden worden. Bovendien is het plan van dusdanige kleine omvang dat deze valt onder het Besluit Niet In Betekenende Mate. Nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Volgens deze kaarten is het advies voor zowel de steentijd - bronstijd als ijzertijd - middeleeuwen dat geen onderzoek noodzakelijk is. Dit advies wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of wanneer de archeologische verwachting op gefundeerde gronden zeer laag is. Ook in de geldende planologische regeling is geen regeling voor het behoudt van archeologische waarden opgenomen. Er is dus geen nader onderzoek naar archeologie noodzakelijk.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.
In paragraaf 3.2 onder 'Grutsk op 'e Romte' is onderbouwd hoe de aanwezige cultuurhistorische waarden niet worden aangetast door het voornemen. Daarom is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk.
4.7 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Omdat binnen het plangebied een woning wordt ontwikkeld, en daarmee een bodemgevoelige functie, is een bodemonderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de voorgenomen functie. Dit bodemonderzoek is in 2011 reeds uitgevoerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de bodem geschikt is bevonden voor wonen. Omdat in de tussentijd geen verontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden in het plangebied, kan van dit onderzoek uitgegaan worden. Het volledige bodemonderzoek is opgenomen als bijlage 4.
4.8 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn die van invloed zijn op de beoogde woning in het plangebied.
Ten zuiden van het plangebied is sprake van een risicovolle buisleiding. Het betreft een aardgasleiding met een diameter van 6 inch en een maximale werkdruk van 90 bar. Voor een dergelijke buisleiding geldt een invloedszone van 95 meter. Het plangebied ligt op ruim 500 meter van de leiding, waardoor de buisleiding geen belemmering vormt voor de ontwikkeling in het plangebied. Daarnaast is geen sprake van risicovolle transportroutes. Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is niet noodzakelijk.
4.9 Kabels En Leidingen
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
In het plangebied is sprake van een datakabel van de aanbieder Ziggo. Op onderstaande figuur is weergegeven waar deze ligt. In het bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden door ter plaatse van de kabel, niet het bouwvlak te situeren. Daarmee vormt de kabel verder geen belemmering voor het plan. Voor het overige zijn geen kabels en leidingen in en direct rondom het plangebied aanwezig.
Tevens ligt het plangebied in een radarverstoringsgebied. Om de werking van de radars van Leeuwarden en Wier te beschermen geldt hier een maximale bouwhoogte. Hier is in het bestemmingsplan rekening mee gehouden door dit radarverstoringsgebied op te nemen in de algemene aanduidingsregels. De toegestane bebouwing in dit plan blijft onder de toegestane bouwhoogte. Daarmee wordt de werking van de radar niet verstoord. Nader onderzoek naar het aspect kabels en leidingen is niet noodzakelijk.
4.10 Milieueffectrapportage
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
De bouw van slechts één woning is niet te typeren als een stedelijke ontwikkeling. Omdat hier geen sprake van is, is het niet noodzkakelijk om een m.e.r. beoordeling op te stellen voor dit plan.
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het omringende plan Franeker Zuid, dat op dit moment in ontwikkeling is. Door aan te sluiten bij deze wijze van bestemmen ontstaat eenduidigheid in de regeling van het plangebied en de omgeving.
Wonen - 1
Het plangebied heeft in het geheel de bestemming Wonen-1. Dit is overeenkomstig de omringende gronden op basis van het nieuwe bestemmingsplan Franeker Zuid en sluit aan bij de standaardregeling van de gemeente.In de bouwregels is opgenomen wat binnen het bouwvlak gebouwd mag worden. De goothoogte mag maximaal 4 meter zijn en de bouwhoogte 10 meter. Er is gekozen voor het gebruik van een bouwvlak om zo de positionering van de woning ten opzichte van de weg te kunnen bepalen.
De oppervlakte van de bijgebouwen mag gelijk zijn aan de oppervlakte van het hoofdgebouw. Voor bijgebouwen geldt een goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van 6 meter.
Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied
Om de werking van de radars van Leeuwarden en Wier te beschermen zijn de verstoringsgebieden op de verbeelding aangeduid als vrijwaringszone - radarverstoringsgebied. Op de verbeelding is aangegeven hoe hoog de bebouwing maximaal mag zijn om de werking van de radars niet te verstoren (zie ook paragraaf 3.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)).
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Inspraak en overleg
In het kader van de inspraak en vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld op het plan te reageren.
Gedeputeerde Staten hebben bij brief van 21 december 2017, kenmerk 01477663, gereageerd op het voorontwerp van het bestemmingsplan. Deze brief is als bijlage … opgenomen in het (ontwerp) bestemmingsplan. Inhoudelijk geeft het plan Gedeputeerde Staten geen aanleiding tot opmerkingen. Wat de paragraaf Woonprogramma betreft merken Gedeputeerde Staten op dat zij een locatie als deze als uitbreiding zien. Daarmee valt deze woning niet onder de afspraak van het zogenaamde 'plafondloos' bouwen. Gedeputeerde Staten zijn van mening dat de woning moet worden verdisconteerd in het buitenstedelijk woonprogramma. Hoewel de gemeente Waadhoeke hierover ten principale een andere mening heeft, laat zij die redenering van Gedeputeerde Staten nu tijdelijk even voor wat het is. De gemeente Waadhoeke spreekt binnenkort opnieuw met Gedeputeerde Staten over woningbouw en zal daarbij ook binnenstedelijke/buitenstedelijke grenzen nogmaals aan de orde stellen. De toelichting is aangepast naar aanleiding van de overlegreactie.
Zienswijzen
Het plan is vervolgens conform de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening in de versie van ontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststellingsfase
Vervolgens is het plan vastgesteld door de gemeenteraad. Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van de gemeente. De initiatiefnemers hebben aangetoond dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld tussen de gemeente en initiatiefnemer. Hiermee zijn de afspraken voldoende vastgelegd.
Bijlage 1 Lijst Met Kleinschalige Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten
LIJST VAN TOEGESTANE BEROEPEN EN BEDRIJVEN BIJ WONINGEN
Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:
individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz.
individuele praktijk dierenarts
Kledingmakerij
(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf
woningstoffeerderij
Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:
schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf
Reparatiebedrijfjes, waaronder:
schoen-/lederwarenreparatiebedrijf
uurwerkreparatiebedrijf
goud- en zilverwerkreparatiebedrijf
reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen
reparatie van muziekinstrumenten
In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd
Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor:
reclame ontwerp
grafisch ontwerp
architect
(Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor:
notaris
advocaat
accountant
assurantie-/verzekeringsbemiddeling
exploitatie en handel in onroerende zaken
Overige dienstverlening
kappersbedrijf
schoonheidssalon
kinderdagopvang
gastouderschap
Onderwijs
autorijschool
onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium
Overig
Atelier
dan wel met voorgenoemde bedrijvigheid naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai