Franeker Bedrijventerrein Kie – fase 2
Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke
Vastgesteld op 07-03-2024 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het Bestemmingsplan Franeker Bedrijventerrein Kie - fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFraBedrKiefase2-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;
1.2 het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ABC-goederen:
auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
1.6 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel dan wel productiegerelateerde detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
1.7 archeologisch monument:
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.8 archeologisch onderzoek:
een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie conform de kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
1.9 archeologisch waardevol gebied:
een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;
1.12 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfsverzamelgebouw:
een gebouw waarin het uitoefenen van bedrijvigheid wisselend kan worden uitgeoefend, waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van één bedrijf;
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.17 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.18 bestaand:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is dan wel krachtens een omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
- 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.22 bodemarchief:
de sporen van (vooral) menselijke bewoning en bewerking die in de bodem zijn achtergebleven;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 cultuur en ontspanning:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, als ook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, zoals podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimtes en creativiteitscentra, casino's en feestzalenverhuur, met dien verstande dat speelhallen, niet zijnde een casino, niet zijn toegestaan;
1.30 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlening:
werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel dan wel productiegerelateerde detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;
1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie die is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.34 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.35 extensief dagrecreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen en fietsen;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken, gelet op het gebruik van de in de nabijheid gelegen gronden;
1.38 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.39 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.40 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.41 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.42 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.43 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.44 horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar al dan niet in ondergeschikte vorm bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.45 horecabedrijf categorie 1:
een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
1.46 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals restaurants;
1.47 horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren en/of dranken en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals cafetaria's, snackbars, automatieken, en shoarmazaken;
1.48 horecabedrijf categorie 4:
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;
1.49 horecabedrijf categorie 5:
een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en dranken en het nuttigen ervan ter plaatse, zoals pensions, hotels en hotel-restaurants;
1.50 horecaterras:
een al dan niet overdekt terras, behorende bij een al dan niet zelfstandig horecabedrijf en zich bevindend in de directe nabijheid van het betreffende bedrijf;
1.51 horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;
1.52 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.53 internetdetailhandel:
detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet en de levering alleen geschiedt per post of koeriersdiensten;
1.54 inwoning:
het wonen, niet zijnde logeren, bij anderen;
1.55 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
1.56 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.57 kantine:
een ruimte, behorende bij een maatschappelijke, recreatieve of sportvoorziening, waarbij de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, primair ten behoeve van de gebruikers van die voorziening;
1.58 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.59 kleinschalige duurzame energieopwekking:
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.60 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.61 logiesverstrekking:
het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf al dan niet in combinatie met ontbijt binnen de woonfunctie, zoals een pension aan huis en bed and breakfast;
1.62 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-/medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsook ondergeschikte productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.63 milieusituatie:
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.64 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.65 nutsvoorzieningen:
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
1.66 ondergeschikte detailhandel:
een niet zelfstandige detailhandelsfunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie die binnen de bestemming is toegestaan;
1.67 ondergeschikte horeca:
een niet zelfstandige horecafunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie die binnen de bestemming is toegestaan;
1.68 opgaande meerjarige teelt:
de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;
1.69 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.70 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- b. indien op of in het water wordt gebouwd: het Fries Zomerpeil;
- c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
1.71 perifere detailhandel:
detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen:
- a. detailhandel in brandbare of explosiegevaarlijke stoffen;
- b. detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires, en supermarkten;
- c. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
1.72 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.73 risicogevoelig bouwwerk c.q. object
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.74 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.75 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.76 supermarkt:
een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening en een minimale verkoopvloeroppervlakte van 600 m² heeft;
1.77 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.78 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.79 voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.80 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.81 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;
1.82 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.83 woonschip:
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object, waaronder tevens een woonark, een casco en naar de aard daarmee gelijk te stellen object wordt verstaan;
1.84 (goede) woonsituatie:
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder;
1.85 zorginstelling:
een gebouw of een ruimte in een gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
2.8 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
2.9 de bouwhoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (rotor)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
- 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- 2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
- 3. perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen;
- 4. internetdetailhandel, alsmede detailhandel voorzover ondergeschikt aan en ten dienste van de internetdetailhandel, in de vorm van de verkoop van accessoires;
met de daarbijbehorende:
- b. wegen, straten en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. insteekhavens;
- h. laad- en loswallen;
- i. kaden en oevers;
- j. aanleggelegenheid;
- k. erven en terreinen;
- l. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c in die zin dat oppervlakte van een bouwperceel wordt vergroot, mits sprake is van gebondenheid van het betreffende bedrijf in de regio;
- b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub c in die zin dat het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel tot ten hoogste 80% wordt bebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de benodigde capaciteit aan parkeervoorzieningen op het bij het bedrijf behorende terrein;
- c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub d in die zin dat de afstand tot de perceelgrens wordt verkleind, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid;
- d. het bepaalde in lid 3.2.1 sub e in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot 15,00 m;
- e. het bepaalde in lid 3.2.2 sub e in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 20,00 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 3.1 sub a;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsverzamelgebouwen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw';
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van:
- 1. perifere detailhandel in de vorm van ABC-goederen;
- 2. internetdetailhandel, alsmede detailhandel voorzover ondergeschikt aan en ten dienste van de internetdetailhandel, in de vorm van de verkoop van accessoires;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor paardrijbakken;
- f. het gebruik van gebouwen en overkappingen als bedrijfswoning;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
- h. het gebruik van gebouwen voor:
- 1. zelfstandige kantoren;
- 2. kantoren met een baliefunctie.
- 3. kantoren over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 600 m²;
- i. het gebruik van bedrijfsgebouwen zodanig dat, indien de lichtsterkte in de bedrijfsgebouwen meer dan 150 lux bedraagt, de lichtuitstraling vanuit de gevels van de bedrijfsgebouwen tussen 20.00 uur en 6.00 uur met minder dan 90% wordt gereduceerd.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 4.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
- b. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 4.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
- c. het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 100 m² per bedrijf bedraagt.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bebossing;
- c. wegen en paden;
- d. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. sloten, bermen en beplanting;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 6 Leiding - Gas
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. hoofdgastransportleidingen;
met de daarbijbehorende:
- b. veiligheidszones;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van bepaalde in lid 6.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende leiding;
- b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
- c. een positief advies van de brandweer is verkregen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in artikel 12 in ieder geval gerekend:
- a. het langdurig of permanent opslaan van goederen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een hoogspanningsleiding;
met de daarbijbehorende:
- b. terreinen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van bepaalde in lid 7.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende hoogspanningsverbinding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Aanvullende bouwregels
Er mogen geen windturbines worden gebouwd, met uitzondering van de gronden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' voor zover voorzien van de aanduiding 'windturbine'.
10.2 Bestaande maatvoeringen
- a. Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge de bouwregels is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
- b. In die gevallen dat bestaande percentages, dakhellingen, kapvormen, hoogten, inhoud, oppervlakten en/of gevelindelingen afwijken van de bouwregels, worden de bestaande maatvoeringen als toelaatbaar aangehouden.
10.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 geluidzone - industrie
11.2 overige zone - gezoneerd industrieterrein
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' zijn de gronden aangewezen als gezoneerd industrieterrein.
11.3 vrijwaringszone - vaarweg
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van gronden en bouwwerken in het plangebied is alleen toegestaan indien deze landschappelijk worden ingepast, met dien verstande dat:
- a. de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd overeenkomstig de uitgangspunten zoals opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting en duurzaam in stand wordt gehouden;
- b. de landschappelijke inpassing is gerealiseerd uiterlijk binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
12.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat windturbines van deze regeling zijn uitgesloten;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot, mits:
- 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
- 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 3. de bouwhoogte van de mast ten hoogste 40,00 m zal bedragen;
- c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- d. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
- e. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- f. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
- 2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
- 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
- 3. overstekende daken;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
- 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de 'Nota Parkeernormen Gemeente Waadhoeke november 2020', of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanFraneker Bedrijventerrein Kie - fase 2
van de gemeente Waadhoeke.
Behorend bij het besluit van 7 maart 2024.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de zuidwestkant van Franeker ligt het bedrijventerrein Kie fase 1. De gronden van dit terrein worden in rap tempo uitgegeven, terwijl de vraag naar bedrijfskavels nog steeds aanhoudt. De gemeente Waadhoeke heeft daarom het voornemen om het bedrijventerrein uit te breiden met een tweede deel ten westen van het bestaande bedrijventerrein.
Deze ontwikkeling is niet bij recht mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Ten aanzien van het plangebied is grotendeels een wijzigingsgebied opgenomen in het geldende plan. Omdat de opgestelde verkaveling echter ook betrekking heeft op gronden buiten dit wijzigingsgebied, is een bestemmingsplan noodzakelijk om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Dit voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat gronden ten westen van het bestaande bedrijventerrein Kie fase 1. Het gebied ligt ten zuiden van het Van Harinxmakanaal. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is momenteel grotendeels geregeld in het bestemmingsplan Franeker Zuid, dat is vastgesteld op 17 mei 2018. Voor een klein deel aan de westzijde van het plangebied geldt echter het bestemmingsplan Buitengebied 2013, dat is vastgesteld op 25 juni 2015. I het onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven in relatie tot de geldende bestemmingsplannen.
Figuur 1.2 Geldende bestemmingsplannen
Franeker Zuid
Binnen dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als 'Agrarisch'. Verder gelden deels de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Waarde - Archeologie'. Voor een strook aan de noordzijde, langs het Van Harinxmakanaal, geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'. Verder geldt voor de noordelijke helft van de gronden de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Tot slot geldt voor alle gronden van het plangebied die binnen dit geldende plan liggen, de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'.
De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor het agrarisch grondgebruik, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen. Er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de opwekking van zonne-energie worden gebouwd.
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' zijn de gronden mede bestemd voor een (belemmeringen)strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan. Hier mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zijn de gronden mede bestemd voor een hoogspanningsleiding. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 50 m2 is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
De voor 'vrijwaringszone - vaarweg' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het beschermen van een veilig en doelmatig functioneren van vaarwegen. In of op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd anders dan bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg. Er mogen tevens geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat ter plaatse van gebouwen op die gronden de geluidbelasting vanwege het industrieterrein niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Tot slot is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemming kan worden gewijzigd naar 'Bedrijventerrein'. Omdat echter een deel van de gronden buiten deze gebiedsaanduiding valt, kan geen gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid wordt nader toegelicht onder het gemeentelijk beleid in paragraaf 3.4.
Buitengebied 2013
Het deel van het plangebied dat binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2013 valt, kent de bestemming 'Agrarisch' en de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'.
Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden bestemd voor het agrarisch grondgebruik. Er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt hetzelfde als hierboven uitgelegd bij de gelijknamige aanduiding in het plan Franeker Zuid'.
Tot slot zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone radarverstoringsgebied' mede bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Ter plaatse geldt op grond hiervan een maximale bouwhoogte.
Partiële herziening geluidzones industrie Franeker
Op 26 januari 2023 is een partiële herziening voor industriële geluidzones in Franeker vastgesteld voor de bedrijventerreinen Oost, Vliet en Tuinen, West en Zuid. Het beloop van de geluidzones is in de loop der jaren aangepast. Er is geconstateerd dat de geldende geluidzones voor de bedrijventerreinen Oost en West per abuis niet in alle bestemmingsplannen op de juiste manier op de verbeelding is opgenomen. Ook is niet de gehele binnenste begrenzing van de geluidzone van bedrijventerrein West voorzien van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'. In deze partiële herziening is dit hersteld.
Voor het plangebied geldt daarom dat de geldende geluidzone, onder de gebiedsaanduidng 'geluidzone - industrie' is uitgebreid en meer gronden beslaat. De regeling is wel gelijk aan die uit het bestemmingsplan Franeker Zuid.
Verder geldt voor twee smalle strookjes in het noorden van het plangebied, lang het Van Harinxmakanaal de gebiedsaanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein'. Ter plaatse zijn de gronden aangewezen als gezoneerd industrieterrein.
1.4 Leeswijzer
De toelichting bij het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
- hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie van het plangebied aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur;
- hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen en geeft zo nodig aan welke consequenties dit heeft voor het plangebied;
- hoofdstuk 4 staat stil bij de relevante milieu- en omgevingsaspecten;
- hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de gehanteerde bestemmingen met de uitgangspunten hiervoor;
- hoofdstuk 6 bevat tenslotte een beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt ten zuidwesten van de stadskern van Franeker en ten westen van bedrijventerrein Kie fase 1. In de huidige situatie is het plangebied ingericht als agrarische gronden en vrijwel uitsluitend bezaaid met gras. Door het plangebied lopen verschillende watergangen, voornamelijk in oost-west richting. Ook loopt er een hoogspanningsverbinding door het plangebied.
Ten noorden van het plangebied loopt het Van Harinxmakanaal met aan de overzijde het (gezoneerde) bedrijventerrein West. Aan de oostzijde sluit het plangebied aan op bedrijventerrein Kie fase 1, waarbij tussenliggend nog sprake is van een oude terp, die in het plangebied is opgenomen. Ten westen van het plangebied is een melkveebedrijf aanwezig en liggen agrarische gronden. Ook zijn hier enkele woonpercelen en bedrijfspercelen aanwezig. Ten zuiden ligt een zonnepark, met daarachter agrarische gronden. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
In de voorgenomen situatie wordt het plangebied getransformeerd tot bedrijventerrein. Het voornemen is om circa 11 ha aan bedrijfskavels aan te leggen, in combinatie met ontsluitingswegen en diverse groenvoorzieningen. In figuur 2.2 is de voorgenomen indeling van het gebied weergegeven.
Figuur 2.2 Voorgenomen indeling van het plangebied (overzichtstekening)
Binnen het gebied worden diverse bedrijfskavels aangelegd. Deze worden door de benodigde infrastructuur ontsloten. De wegen in het plangebied sluiten aan op de wegen in het oostelijk gelegen bedrijventerrein Kie fase 1. Binnen het plangebied is veel ruimte opgenomen voor groen en water. Niet alleen worden de bedrijfskavels rondom groen ingekleed, ook wordt er onder de hoogspanningsleiding een groenvoorziening met waterpartij aangelegd. Onder de hoogspanningsleiding en ter plaatse van de gasleidingen dienen de gronden vrij te blijven van bebouwing, daar wordt op deze wijze op ingespeeld.
Verder is de oude terp als groenvoorziening meegenomen in het bestemmingsplan. Deze gronden worden niet bebouwd omwille van de archeologische en cultuurhistorische waarden ter plaatse. En tot slot is aan de zuidwestzijde een calamiteitenroute voorzien, zodat het plangebied via twee wegen ontsloten wordt.
Ruimtelijke inpassing
Functioneel
Het bedrijventerrein dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt sluit aan op de functionele mogelijkheden van het bedrijventerrein Kie fase 1. Door middel van het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor deze gronden is hier al op voorgesorteerd. Tevens is de uitbreiding ook opgenomen in de Structuurvisie Stad Franeker. De bedrijfsfunctie sluit goed aan op de omgeving, doordat naast dat Kie fase 1 ten oosten van het plangebied ligt, er ten noorden van het Van Harinxmakanaal eveneens bedrijven gevestigd zijn.
Landschappelijk
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een landschappelijke inpassing opgesteld. Deze is opgenomen als bijlage 1. Het plangebied grenst aan de zuid- en westzijde aan het buitengebied waardoor een goede landschappelijke inpassing vereist is. Door de landschappelijke inpassing uit te voeren zoals opgenomen in de bijlage, zal hierin worden voorzien.
2.3 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting
Voor de ontsluiting van het plangebied wordt De Vang vanuit het bestaande deel van bedrijventerrein Kie in westelijke richting doorgetrokken. Aansluitend hierop worden meerdere nieuwe straten aangesloten die de bedrijfspercelen in de voorgenomen situatie ontsluiten. De Vang wordt de hoofdontsluitingsweg voor het plangebied voor auto- en fietsverkeer. Vanuit De Vang kan het verkeer via het bestaande deel van bedrijventerrein Kie gebruik maken van het bestaande wegennet dat via de rotonde aansluit op de N384. Bedrijventerrein Kie 2 is hiermee goed en snel bereikbaar voor (vracht)autoverkeer. Tevens is er een bushalte op bedrijventerrein Kie 1 aan De Roede.
Aan de zuidwestzijde van het plangebied wordt een calamiteitenroute aangelegd die Kie 2 verbindt met de weg Kie. Op deze manier is Kie 2 vanuit twee zijden bereikbaar voor nooddiensten. De calamiteitenroute ligt voor een deel buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Daar past de route binnen de regeling van de agrarische bestemming. De calamiteitenroute wordt niet ingericht als (tweede) ontsluitingsroute voor auto- of fietsverkeer.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Wat betreft de verkeersaantrekkende werking van het bedrijventerrein, geldt op basis van de verkeerkencijfers van het CROW (publicatie 381) voor een bedrijventerrein met een gevarieerd aanbod aan bedrijven uit milieucategorieën 1 tot en met 4 (gemengd terrein) per netto hectare een gemiddelde verkeersgeneratie op een weekdag van 158 motorvoertuigen per etmaal per hectare op basis van een gemiddelde werkdag per netto hectare bedrijventerrein. Dit leidt voor het plangebied tot een verkeersgeneratie voor het gehele plangebied van 1.738 motorvoertuigen per etmaal (op basis van 11 ha). De berekende verkeersgeneratie zal zich verdelen over twee ontsluitende routes op het bedrijventerrein, die uiteindelijk uitkomen op de oostelijke aansluiting van de rotonde met de N384. Naar verwachting zal het verkeer van de ontwikkeling zich evenredig verdelen over de twee ontsluitende routes. De capaciteit van de ontsluitende wegen van en naar de beoogde planontwikkeling tot aan de rotonde als de capaciteit van de rotonde zelf, is gezien het gebruik van deze wegen voldoende robuust om de verkeersgeneratie van het plan te kunnen verwerken, zonder dat dit leidt tot afwikkelings-, bereikbaarheids-, of verkeersveiligheidsknelpunten.
Parkeren
Wat betreft het parkeren geldt tenslotte dat in het plangebied ruim voldoende mogelijkheden zijn om de parkeervraag op basis van de geldende parkeernormen te faciliteren. Het uitgangspunt hierbij is dat er op eigen terrein wordt geparkeerd. Het bestemmingsplan bevat hiervoor een regeling.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
- 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
- 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
- 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
Toetsing
De ontwikkeling in het plan raakt geen opgaven en belangen die zijn opgenomen in de NOVI. Bovendien maakt het plangebied geen deel uit van een aandachtsgebied van het NOVI. Het bestemmingsplan voorziet wel in de opgave om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving bevat van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
In dit ruimtelijk plan is sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat er een nieuw bedrijventerrein wordt aangelegd, ter uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Kie. Hiervoor wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking stapsgewijs doorlopen:
1. Omschrijving van de behoefte aan deze ontwikkeling
In paragraaf 3.3 is gemotiveerd, aan de hand van de nieuwe afspraken die zijn gemaakt in 2021 omtrent het Convenant Bedrijventerreinen Noordwest Fryslân en de latere herijking hiervan, dat er behoefte is aan de ontwikkeling van Bedrijventerrein Kie 2. In het geldende bestemmingsplan is hiervoor eerder een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
2. Is de locatie gelegen binnen bestaand stedelijk gebied?
De beoogde locatie voor het bedrijventerrein is gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied maar sluit hier wel bij aan. In bestaand stedelijk gebied is geen ruimte om de beoogde behoefte op te vangen.
3. Motivatie waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in deze behoefte kan worden voorzien.
Het bedrijventerrein is bedoeld voor bedrijven waar binnen het bestaand stedelijk gebied in de regio geen ruimte voor is dan wel die in de huidige situatie geen uitbreidingsmogelijkheid meer hebben.
Conclusie Ladder duurzame verstedelijking
Uit het voorgaande blijkt dat voldaan wordt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld. Daarnaast geldt voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden het beleidsstuk Grutsk op é Romte.
Omgevingsvisie Fryslân 'De romte diele'
De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:
Inhoudelijke principes
- 1. zuinig ruimtegebruik;
- 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
- 3. koppelen van ambities;
- 4. gezondheid en veilig;
Samenwerkingsprincipes
- 5. rolbewust;
- 6. decentraal wat kan;
- 7. ja, mits;
- 8. aansluiting zoeken;
- 9. sturen op proces, ruimer op inhoud.
Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:
- 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
- 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
- 3. Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht;
- 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.
De provincie wil een compleet palet bieden van steden en dorpen met gevarieerde aantrekkelijke woningen, bedrijvigheid en voorzieningen. Onder dit mom wil de provincie het stimuleren om grootschalige opknapping van bestaande bebouwing en van het aantrekkelijk en toekomstbestendig maken en houden van bedrijventerreinen en winkelgebieden.
De provincie zorgt, vanuit de wettelijke verantwoordelijkheid voor zorgvuldig en verantwoord gebruik van de schaarse ruimte, voor de regionale afstemming van plannen oor woningbouw, bedrijventerreinen en kantoorvolume. Er worden periodiek prognoses uitgevoerd naar de behoefte aan bedrijventerreinen en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de verdeling van en aanleg van bedrijventerreinen over hun kernen. De provincie zet in op een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor onder meer bedrijven.
De uitbreiding van Kie 2 is in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie. In de aanvullende afspraken die zijn gemaakt op het Convenant Bedrijventerreinen Noordwest Fryslân is opgenomen dat er voldoende behoefte is aan de voorgenomen bedrijfskavels en binnen de regio is afgesproken om in deze behoefte te voorzien binnen het plangebied. Dit is gemotiveerd onder het regionale beleid in paragraaf 3.3.
Verordening Romte Fryslân
In de "Verordening Romte Fryslân" stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. In de verordening wordt onderscheid gemaakt in mogelijkheden binnen het bestaande bebouwd gebied en daarbuiten.
Begrenzing bestaand bebouwd gebied
Het plangebied valt buiten het bestaand bebouwd gebied, maar sluit hier wel direct op aan. Dit is ook één van de redenen geweest dat de uitbreiding van bedrijventerrein Kie met een wijzigingsbevoegdheid in het geldende plan 'Franeker Zuid' is opgenomen. Stedelijke ontwikkelingen dienen in beginsel conform artikel 1.1 uit de verordening plaats te vinden binnen bestaand stedelijk gebied. Echter kan in afwijking hiervan een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied worden toegestaan. Dat is hier het geval.
Ruimtelijke kwaliteit
Een bestemmingsplan voor een uitbreidingslocatie dient, zoals opgenomen in artikel 2.1, een toelichting op de ruimtelijke kwaliteit te bevatten waarin:
- aangegeven wordt hoe rekening wordt gehouden met de landschappelijke inpassing en de inpassing van de nieuwe functies op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen;
- en dient een toetsing te hebben aan de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten zoals opgenomen in Grutsk op é Romte.
In dit geval is een landschappelijke inpassing opgesteld voor dit bestemmingsplan, die is opgenomen als bijlage 1. Verder is onderstaand een toetsing opgenomen aan de provinciale belangen uit Grutsk op é Romte.
Archeologie
Conform artikel 2.2 moet in de plantoelichting van een ruimtelijk plan worden aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra ("Famke"). Paragraaf 4.7 gaat hier nader op in.
Werken
In artikel 4 zijn regels opgenomen ten aanzien van werklocaties in de provincies. Hier vallen ook de bedrijventerreinen onder. Hierin is opgenomen dat de uitbreiding van een bedrijventerrein wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming moet zijn met een bedrijventerreinenplan. Aanvullend is per type kern bepaald welke bedrijfstypen zijn toegestaan en welke zijn uitgesloten. Franeker is aangemerkt als regionaal centrum. Ter plaatse zijn de volgende bedrijfstypen uitgesloten:
- a. een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m2;
- b. een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3, of 6;
- c. een bedrijf met een kavelomvang groter 10.000 m2;
- d. een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied.
In dit geval sluit de uitbreiding aan op het bedrijventerreinenplan dat is opgesteld. Dit is nader uiteengezet onder het gemeentelijk beleid. Daarnaast worden bedrijfskavels tot milieucategorie 4.2 mogelijk gemaakt, wat aansluit bij deze regeling. In de regels worden bedrijfskavels mogelijk gemaakt tot maximaal 10.000 m2. Het is wel mogelijk door middel van een afwijking, onder bepaalde criteria, om hier van af te wijken en een grotere bedrijfskavel in te richten.
Grutsk op é Romte
In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het kleigebied Westergo. In dit gebied is van provinciaal belang:
- 1. Het stelsel van smalle kwelderwallen met terpen, terpdorpen en terpsteden, die met hun vaak lineaire structuren de kwelder- en oeverwallen volgen;
- 2. het uitgestrekte, open kleiterpengebied met een hoge dichtheid aan terpdorpen en boerderijerven;
- 3. de brede kwelderoeverwallen, die de voormalige Middelzee en de voormalige Marneslenk begrenzen, met hierop verdichtingen in de vorm van terpen en terpdorpen met kerken, boerderijerven en stateterreinen in hun groene context, in contrast met de veelal lege zeepolders;
- 4. de overgangszone van het klei- naar het veengebied als onderdeel van de strook die diagonaal over Friesland heen loopt;
- 5. de invloed van de dynamiek van de zee, zichtbaar in de aanwezigheid van terpen, kwelder-, oever- en omslagwallen, ligging van de dorpen, de waterlopen en de verkavelingsinrichting. De relatie tussen de vorm van de nederzettingen, het type landschap, het grondgebruik en de infrastructuur. Fijnmazige en onregelmatige dorpsstructuur;
- 6. het systeem van zeedijken en voormalige zeedijken, hemdijken en polderdijken;
- 7. aantal ingepolderde meren: droogmakerijen die als eigenstandige structuren in het landschap liggen.
In dit geval wordt de terp die aan de noordoostzijde van het plangebied ligt, opzettelijk buiten de uitbreidingsgronden van het bedrijventerrein gehouden. Op deze manier blijft de terp behouden en worden de waarden hiervan niet aangepast. Het voornemen is om deze gronden groen in de richten en er een soort opening in het bedrijventerrein van te maken. Voor het overige worden geen van bovenstaande belangen in het gebied aangetast met de voorgenomen ontwikkeling.
In het landschappelijk inpassingsplan is aangegeven op welke wijze de kernkwaliteiten van het landschap worden gerespecteerd en hoe hier bij de inrichting van het plangebied rekening mee wordt gehouden. De ontwikkeling past hiermee in het provinciale beleid zoals dat in de Structuurvisie Grutsk op 'e Romte is omschreven.
3.3 Regionaal Beleid
Convenant Bedrijventerreinen Noordwest Fryslân 2019-2030
In de regio NW-Fryslân zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Dat is medio 2020 vastgelegd in het “Convenant Bedrijventerreinen Noordwest 2019 – 2030”. Dit convenant is door de provincie Fryslân, de gemeente Harlingen en de gemeente Waadhoeke vastgesteld.
Voor de gemeente Waadhoeke is hierin onder andere bepaald dat bedrijventerrein Kie fase 2 kan worden ingezet om de verwachte vraag op te vangen, mede afhankelijk van actuele prognoses.
Dit convenant wordt periodiek geactualiseerd en medio 2021 heeft het bureau Louter in opdracht van de provincie Fryslân de behoefte aan bedrijventerreinen geactualiseerd. Hierin is een prognose gemaakt van de ontwikkeling van de vraag naar bedrijventerreinen tot en met 2025, met een doorkijk naar 2035. De prognoses zijn opgesteld voor Fryslân als geheel, voor vier regio's en voor de groep van F4-gmeenten (Heerenveen, Leeuwarden, Smallingerland en Súdwest-Fryslân, met kern Sneek).
Op basis van een inventarisatie van de bestaande voorraad, de verkopen van bedrijventerreinen in de voorgaande jaren en met toepassing van een aantal scenario's met betrekking tot de economische ontwikkeling, is de vraagprognose opgesteld. In onderstaande tabel is de vraag vaan nieuwe hectare bedrijventerrein per regio en voor de vier grote F4-gemeenten opgesteld.
Uitgaande van het middenscenario (TM-scenario) betekent dit dat de regio Noordwest in de periode 2021-2025 circa 6,8 ha per jaar en voor de periode 2026-2036 circa 5,6 ha per jaar kan toevoeren. Op basis hiervan wordt voor de periode tot en met 2035 een vraag naar nieuwe kavels verwacht van circa 90 ha. Hiervan wordt 52,5 ha ontwikkeld voor de gemeente Leeuwarden en circa 37,5 ha door de gemeenten Harlingen en Waadhoeke gezamenlijk.
Tabel 3.1 Prognoses vraag naar bedrijfskavels
Bij een evenredige verdeling van deze vraag tussen de gemeenten Harlingen en Waadhoeke is de verwachte vraag circa 18,75 ha tot en met 2035. Op Kie fase 1 is in 2021 circa 1,3 ha verkocht en is nog 3,1 ha aan bedrijventerrein beschikbaar. De verwachte vraag tot en met 2035 zal dan 14,35 ha zijn. De omvang van bedrijventerrein Kie fase 2 is circa 11 ha, waarvan circa 1,7 ha watergebonden bedrijvigheid. Het bestemmingsplan Kie fase 2 kan met deze omvang een groot deel van de bepaalde vraag tot en met 2035 bedienen en past daarmee binnen het convenant.
Herijking 2022 convenant bedrijventerrein Noordwest-Fryslân 2019-2025
In samenwerking hebben de gemeenten Harlingen, Waadhoeke en Leeuwarden in het voorjaar van 2020 het 'Convenant bedrijventerreinen Noordwest Fryslân 2019-2030' aan Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân voor instemming aangeboden. Met deze herijking wordt geprobeerd te anticiperen op de ontwikkeling in de markt en zo een gepaste voorraad bedrijventerreinen beschikbaar te hebben.
Kwantitatieve herijking gemeente Waadhoeke
De gemeente Waadhoeke wenst Kie fase 2 in ontwikkeling te nemen en in één keer planologisch te regelen. De aanleg kan gefaseerd worden uitgevoerd omdat de grondexploitatie in handen is van de gemeente. Fase 2 van Kie heeft een capaciteit van circa 9,0 ha voor (droog) bedrijventerrein en circa 1,7 ha natte bedrijventerrein. Kleinere bedrijventerreinen worden op basis van lokale vraag ontwikkeld. Zo is de ontwikkeling van het Boskdykje fase 4 in Minnertsga en bedrijventerrein Noord fase 2 in Menaam opgestart. Deze relatief kleinschalige ontwikkelingen van circa 1,1 ha respectievelijk 1,6 ha worden ook voorzien in andere dorpen zoals Tzummarum, Sexbierum en Winsum.
Programmering gemeente Waadhoeke
Gemeente Waadhoeke | |||||||
Kern | Locatie | hectare | harde capaciteit | van adaptief naar hard | extra nieuwe ontwikkeling | periode | bedrijvencategorie |
Franeker | Kie fase 1 | 3,1 | 0 | 0 | 0 | '22-'24 | modern gemengd industrie |
Kie fase 2 | 10,7 | 0 | 0 | 10,7 | '23-'33 | modern gemengd industrie | |
Menaam | locatie vm Empatec fase 2 | 1,6 | 0 | 0 | 1,6 | '22-'25 | woon-werk |
Minnertsga | Boskdykje | 1,1 | 0 | 0 | 1,1 | '22-'25 | modern gemengd industrie |
Dronryp | West fase 3 | 1,8 | 0 | 0 | 0 | '22-'24 | woon-werk |
Bedrijventerrein Kie fase 2 is opgenomen in de nieuwe programmering, waarmee de ontwikkeling in overeenstemming is met de herijking van het convenant.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025
De "Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025" (vastgesteld op 28 mei 2015) vormt het belangrijkste beleidskader voor het plangebied. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de stad Franeker en maakt in algemene zin duidelijk of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De structuurvisie is daarmee een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen. Het is een richtinggevend document waarin voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers duidelijk wordt welk ruimtelijk beleid de gemeente nastreeft.
Werken
Franeker beschikt over vier bedrijventerreinen waarop de zwaardere bedrijven zijn gevestigd waaronder bedrijventerrein Kie. Door de ligging aan het Van Harinxmakanaal is dit bedrijventerrein ook geschikt voor de vestiging van stuwende bedrijvigheid en watergebonden bedrijven. Op het bedrijventerrein Kie is nog voldoende ruimte beschikbaar voor nieuwe bedrijvigheid. Aan de westkant van het terrein ligt Kie fase 2. Dit terrein zal in principe pas worden bebouwd op het moment dat Kie fase 1 niet meer aan de vraag kan voldoen. Voor deze gronden is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Met dit plan wordt de ontwikkeling van bedrijventerrein Kie fase 2 juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Dit is in lijn met het gestelde in de structuurvisie Stad Franeker 2015-2025.
Sociaal economisch Actieprogramma 2021-2023
De gemeente Waadhoeke heeft in 2021 in het economisch actieprogramma “Kansen , een actieprogramma voor Harlingen en Waadhoeke” acties benoemd voor de regio. Deze acties zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsplan Economisch Actieprogramma Waadhoeke en Harlingen.
Uit het beleidsdocument kan worden afgeleid dat de kwalitatieve vraag vooral bestaat uit hoogwaardige bedrijventerreinen gekenmerkt door ontwerpmatige terreinen, hoogwaardige bouwmaterialen en de aanwezigheid van glasvezelnet.
Ondernemers in de regio zien ook graag dat de gemeente enthousiast meedenkt en faciliteert met nieuwe ideeën en vergunningen voor uitbreiding. Ook zien ze het als opdracht voor de overheid om in het acquisitiebeleid scherpere keuzes te maken in welke bedrijven worden aangetrokken en onder welke voorwaarden.
Een aspect dat binnen dat beleid aandacht behoeft is de vestiging van bedrijfsverzamelgebouwen. In de basis geven dergelijke gebouwen startende ondernemers de mogelijkheid om klein te beginnen. Bedrijfsverzamelgebouwen bevatten in de regel bedrijven in de milieu categorieën 1 en 2. Uitgangspunt is om hoogwaardige bedrijvigheid op zichtkavels te plaatsen. Het belang van startende ondernemers ligt veeleer in enkel het hebben van een locatie waar zulks mogelijk is. Om die reden willen de gemeente dit privaatrechtelijk sturen en in de algemene verkoopwaarden locaties aanwijzen waar het mogelijk is één of meer bedrijfsverzamelgebouwen te realiseren.
Bestemmingsplan Franeker Zuid
In het geldende bestemmingsplan Franeker Zuid, dat is vastgesteld op 17 mei 2018, is vooruitgelopen op de voorgenomen ontwikkeling van bedrijventerrein Kie fase 2. Om deze reden is ter plaatse een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 3.5:
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kunne burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Bedrijventerrein', mits:
- de gronden in de eerste fase van het Bedrijventerrein Kie fase 1 voor ten minste 80% zijn uitgegeven met uitzondering van de gronden grenzend aan het Van Harinxmakanaal voor zover er sprake is van watergebonden bedrijvigheid;
- middels een behoefteprognose aannemelijk kan worden gemaakt dat realisering op afzienbare tijd aan de orde is;
- de uitbreiding in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
De gemeente beschikt over de actuele gegevens van de uitgegeven gronden op bedrijventerrein Kie fase 1. Hieruit blijkt dat meer dan 80% van de gronden zijn uitgegeven. In paragraaf 3.3 is het voornemen getoetst aan het bedrijventerreinenplan en is de behoefte aan de bedrijfskavels aannemelijk gemaakt. Daarmee is het plan in overeenstemming met de wijzigingscriteria.
De wijzigingsbevoegdheid kan evenwel niet worden toegepast omdat een klein deel van een westelijk gelegen kavel en het oostelijk gelegen deel met de archeologische dubbelbestemming buiten de wijzigingsbevoegdheid vallen. Om die reden wordt voor de uitbreiding van het bedrijventerrein een bestemmingsplan opgesteld. Desondanks is deze toetsing opgenomen om aan te tonen dat de ontwikkeling in grote lijnen in overeenstemming is met de wijzigingsbevoegdheid en de hiervoor geldende criteria.
Nota parkeernormen gemeente Waadhoeke
Op 8 december 2020 is door Burgemeester en Wethouders de Nota Parkeernormen vastgesteld. Hierin is vastgelegd welke parkeernorm de gemeente hanteert voor verschillende gebieden en functies. Daarnaast is aangegeven op welke manier de parkeervraag aan de hand van de normen moet worden berekend en welke eisen worden gesteld aan de invulling van de parkeervraag. In beginsel wordt de parkeervraag op eigen terrein opgelost maar onder bepaalde omstandigheden kan hiervan af worden geweken. Benutting van de bestaande openbare parkeercapaciteit is dan een optie. Deze nota geeft aan welke mogelijkheden er zijn en onder welke voorwaarden.
Uit de toetsing in paragraaf 2.1 blijkt dat aan de Nota Parkeernormen wordt voldaan. De parkeerbehoefte wordt volledig op eigen erf opgevangen. In het bestemmingsplan is in artikel 14.1 is hier een regeling voor opgenomen om dit te borgen.
Welstandnota gemeente Waadhoeke
Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden, die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Voor de gemeente is op 1 juli 2021 een nieuwe Welstandsnota opgesteld met daarin een gebiedsgerichte aanpak. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. De gebiedsgerichte aanpak zal eveneens een bijdrage kunnen leveren aan een bewustere omgang met de gebouwde omgeving.
Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan geeft, kunnen niet door welstandscriteria (of een beeldkwaliteitsplan) worden tenietgedaan. De architectonische vormgeving wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Het welstandsadvies kan zich richten op de gekozen invulling binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, kan toch een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren.
Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in de toekomst in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
In dit geval is ervoor gekozen om de welstandscriteria die van toepassing zijn op Bedrijventerrein Kie fase 1, ook van toepassing te verklaren in het plangebied van dit bestemmingsplan. Daarmee is voor het plangebied een gedegen welstandsregime van toepassing, die aansluit op het bestaande deel van het bedrijventerrein. Zo wordt een eenduidige uitstraling gerealiseerd. Voor de volledigheid zijn de criteria van dit onderdeel van de welstandsnota opgenomen als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Binnen het plangebied wordt een bedrijventerrein mogelijk gemaakt. Binnen dit bedrijventerrein zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Er is geen sprake van bedrijfshindergevoelige objecten binnen het plangebied. Wel dient de externe werking van de bedrijfskavels en de bedrijven die mogelijk worden gemaakt getoetst te worden.
De dichtstbijzijnde woningen in het gebied liggen ten westen van het plangebied. Hier is de milieuzonering op afgestemd. Met milieucategorie 3.1 is de richtafstand tot de dichtstbijzijnde woningen aangehouden. Op die manier zijn op het bedrijventerrein kavels waar bedrijven, afhankelijk van de afstanden tot de omliggende woningen, tot en met milieucategorie 4.1 en 4.2 toegestaan. Door deze zonering aan te houden is er geen sprake van bedrijfshindergevoelige objecten binnen de richtafstanden van de verschillende kavels. Daarmee wordt geconcludeerd dat er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure en er geen onderzoek noodzakelijk is op het gebied van milieuzonering.
4.2 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Waddenzee, op circa 6,6 km afstand tot het plangebied. Het plangebied valt in landelijk gebied, aansluitend op bestaand stedelijk gebied. In de toekomstige situatie wordt het gebied in gebruik genomen als bedrijventerrein, waardoor de verkeersgeneratie van en naar het plangebied toeneemt. Om die reden is een stikstofonderzoek uitgevoerd.
Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie
In het kader van dit bestemmingsplan is een stikstofberekening uitgevoerd, waarin zowel de aanleg- als de gebruiksfase zijn berekend. Het rapport van dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit rapport is opgenomen als bijlage 4. Hieruit zijn de volgende conclusies getrokken:
Algemene broedvogels
Binnen en vlak buiten het plangebied kunnen enkele vogelsoorten tot broeden komen waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten, maar wel beschermd zijn tijdens het broedproces. Geadviseerd wordt om buiten het broedseizoen de werkzaamheden uit te voeren.
Meervleermuis
Het Van Harinxmakanaal kan dienen als essentiële vliegroute voor de meervleermuis. Geadviseerd wordt om de hoeveelheid lichtuitstraling tussen zonsondergang en zonsopkomst in de richting van dit kanaal niet te verhogen ten opzichte van de huidige situatie. Indien dit niet mogelijk is wordt geadviseerd om een nader onderzoek uit te voeren.
Waterspitsmuis
Het voorkomen van de waterspitsmuis in het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om op basis van nader onderzoek te bepalen of deze soort inderdaad in het plangebied voorkomt.
Grote modderkruiper
Het voorkomen van de grote modderkruiper in de sloten in het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om op basis van nader onderzoek te laten bepalen of deze soort voorkomt.
Zorgplicht
Er kunnen tot slot soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ingrepen. Hiervoor geldt te allen tijde dat de zorgplicht van toepassing is.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 5. Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een (waterbodem)verontreiniging van betekenis en de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen.
Wel wordt opgemerkt dat ter plaatse van bestaande dammen de boringen zijn gestaakt op een handmatig ondoordringbare puinlaag. Puin maakt formeel geen deel uit van de bodem. Bij herinrichting ter hoogte van deze dammen kan het wel zinvol zijn om de herbruikbaarheid van het materiaal vast te stellen en/of vast te stellen of er sprake is van een eventuele verontreiniging met asbest. Aanbevolen wordt dit middels inzet van een kraan uit te voeren.
4.4 Geluid
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB bij (spoor)wegen en 50 dB(A) bij geluidzones van industrieterreinen.
Toetsing
Binnen het plangebied worden geen geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Er wordt uitsluitend ruimte geboden aan bedrijfsgebouwen. Omdat deze volgens de Wet geluidhinder niet geluidgevoelig zijn, is nader onderzoek op voorhand niet noodzakelijk.
In het plangebied is daarnaast wel de geluidzone ex artikel 41 van de Wgh vastgesteld ten gevolge van de mogelijkheid voor geluidzoneringsplichtige inrichting het bedrijventerrein West. In het noorden van het plangebied geldt voor twee stroken grond dat deze nog in het gezoneerd industrieterrein vallen. De regeling hiervoor en voor de bijbehorende geluidzone is overgenomen in dit bestemmingsplan.
4.5 Water
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden doorlopen. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten beperkt van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 6. Overigens heeft vooraf en tijdens de ruimtelijke procedure al overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en Wetterskip Fryslân met betrekking tot het wateraspect van dit plan.
Waterkwantiteit
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling neemt de verhardingsoppervlakte in het plangebied toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. In de huidige situatie is vrijwel uitsluitend sprake van agrarische (gras)gronden en enkele watergangen. In de nieuwe situatie worden bedrijfskavels ingericht.
Als gevolg hiervan worden nu nog onverharde gronden in de toekomst verhard en worden een aantal watergangen in het plangebied gedempt. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan 5 jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versnel tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied wordt gebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies.
In het kader van dit bestemmingsplan is in samenwerking met Wetterskip Fryslân een berekening opgesteld naar de verhardingstoename en de aan te leggen watergangen, die voorzien in de watercompensatie. De kaart en berekening zijn opgenomen in bijlage 7. Hieruit is naar voren gekomen dat in de voorgenomen plannen ruim voldoende water wordt gerealiseerd om de toenemende verharding en het dempen van een aantal sloten te compenseren.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
De percelen die aan oppervlaktewater grenzen, moeten direct op het oppervlaktewater lozen. De uitzondering hierop zijn de percelen die via het tracé van een gasleiding aan oppervlaktewater grenzen. De rechtstreekse afvoer naar oppervlaktewater wordt hier te veel belemmerd. Deze percelen voeren het regenwater af via het aan te leggen rwa-riool. Verder wordt een gescheiden riool aangelegd voor afvalwater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
Uit de watertoets is naar voren gekomen dat het plangebied vrij voor de boezem ligt. Dit betekent dat het plangebied niet door een boezemkade is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Daarom dient in de uitvoering rekening te worden gehouden met hoogwater in het kader van regionale wateroverlast. Het is van belang om rekening te houden met een droogleggingsnorm en de nieuwe bebouwing en infrastructuur voldoende hoog aan te leggen. In de uitvoering zal hiermee rekening worden gehouden.
Aan de noordzijde van het plangebied, langs het Van Harinxmakanaal, ligt vaarweg. Het is verboden om binnen de zonering van een dergelijke kering werkzaamheden uit te voeren en gebouwen te realiseren. Om dit te waarborgen is in het bestemmingsplan de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg opgenomen zoals deze ook in het geldende bestemmingsplan 'Franeker - Zuid' was opgenomen. Deze aanduiding bevat de regeling dat op of in deze gronden geen bouwwerken mogen worden gebouwd, anders dan bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg. Ook mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd en voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg zal ten hoogste 2 meter bedragen. Op deze manier wordt de veiligheid van het gebruik van de vaarweg. Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning hier van af te wijken, mits vooraf door de aanvrager ontheffing is verkregen van de betreffende waterwegbeheerder, waarmee is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige afbreuk aan de bescherming van een veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg.
Verder ligt in het plangebied een regionale waterkering. Door de herontwikkeling van het terrein zal deze echter verlegd moeten worden. De gemeente heeft hierover reeds overleg gevoerd met Wetterskip Fryslân. De kering zal verlegd worden en ter plaatse van aan te leggen wegen worden gelegd.
Omdat het bedrijventerrein waarschijnlijk in meerdere fasen wordt gerealiseerd, is het idee om de kering met de ontwikkeling mee te laten verschuiven. Zo zal in fase 1 van deze ontwikkeling de kering over de middelste aan te leggen openbare weg worden gelegd. Als vervolgens ook de zuidelijkere gelegen kavels worden ontwikkeld, wordt de kering ook naar het zuiden opgeschoven. In onderstaand figuur is dit weergegeven.
Figuur 4.1 Realisering nieuwe ligging van de waterkering
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.
Bovenstaand is reeds uiteengezet op welke wijze wordt omgegaan met de waterkering ten noorden van het plangebied.
Ruimtelijke adaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemde advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. In het kader hiervan, moet in een bestemmingsplan beoordeeld worden of zich in het plangebied nieuwe ontwikkelingen voordoen die in betekende mate bijdragen aan de verslechtering van luchtkwaliteit. Het betreft dus geen ontwikkelingen buiten het plangebied. Hiervoor zijn de volgende grenswaarden van toepassing:
Stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m3 |
Ten aanzien van dit bestemmingsplan is de berekende toename in verkeersbewegingen ingevoerd in de NIBM-tool.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten in Nederland voor 2020, 2025 en 2030 geldt in Franeker een gemiddelde concentratie van minder dan 18 µg/m3. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt tussen de 10-15 µg/m3 in 2020 en minder dan 10 µg/m3 in 2025 en 2030. De waarden liggen ver onder de grenswaarden. In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.
In paragraaf 2.3 is aangetoond dat voor het plangebied een verkeersgeneratie geldt van 1.738 motorvoertuigen per etmaal op een weekdag. Hierbij wordt op basis van de CROW-kencijfers uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 20%.
Uit een berekening (zie bovenstaande Nibm-rekentool) blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer hoger ligt dan de grens voor 'Niet in betekenende mate bedragen'. De toename van NO2 is namelijk 5.52 µg/m3. Voor PM10 is de toename slechts 0,81 µg/m3. Omdat uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland blijkt dat de achtergrondconcentraties van beide stoffen laag zijn, blijft ondanks deze toename de concentratie NO2 en PM10 ruim onder de grenswaarden. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is om deze reden niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.7 Archeologie
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Toetsing
Op basis van zowel de advieskaart voor de steentijd-bronstijd, als de advieskaart voor de ijzertijd-middeleeuwen is conform het FAMKE geen archeologisch onderzoek noodzakelijk voor het overgrote deel van het plangebied. Alleen voor het noordoostelijke deel geldt dat onderzoek noodzakelijk is bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 50 m2. Dit betreft een voormalige terp en heeft om die reden een hoge archeologische waarde. Deze gronden worden echter niet als bedrijventerrein ofwel bedrijfskavels ontwikkeld. De gronden zijn uitsluitend meegenomen om een groenbestemming te kunnen geven, waarmee de gronden vrij blijven van bebouwing en groen kunnen worden ingericht. De agrarische functie van het gebied vervalt namelijk in de voorgenomen situatie.
Er is om bovenstaande motivering geen onderzoek noodzakelijk.
4.8 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
In het kader van dit bestemmingsplan is de Cultuurhistorische Waardenkaart Fryslân geraadpleegd. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen sprake is van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Er is daarom geen noodzaak tot maatregelen of nader onderzoek naar de cultuurhistorie. Hoe met de cultuurhistorische waarden van het landschap in relatie tot het plangebied wordt omgegaan is aangegeven in bijlage 1. Hieruit blijkt dat er bij de ontwikkeling van het plangebied rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Fryslân weergegeven. In en nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen die onder het Bevi vallen, maar wel twee hogedruk aardgasleidingen. Deze lopen in oost-westrichting door het plangebied. Het gaat ten eerste om leiding VE-24-HRL5-6-S-4300 met een diameter van 7 inch en een maximale werkdruk van 89 bar. Hiermee bedraagt de 100%-letaliteitscontour 45 meter en de 1%-letaliteitscontour (invloedsgebied) 90 meter. Ten tweede gaat het om leiding N-502-49. De 100%-letaliteitscontour van deze leiding is gelegen op 50 meter en de 1%-letaliteitscontour (invloedsgebied) op 100 meter.
Voor beide buisleidingen geldt dat binnen de inventarisatieafstand nieuwe bedrijfskavels worden gerealiseerd. Deze komen dus (deels) binnen de 100%-letaliteitszone en tussen de 100%- en 1%-letaliteitszone te liggen. Het aantal personen neemt binnen deze zones daardoor toe. Uit eerder advies van de FUMO in het kader van bestemmingsplan 'Franeker Zuid' is reeds naar voren gekomen dat er geen plaatsgebonden risicocontour geldt voor deze leidingen. Aan weerszijden van de gasleidingen geldt wel een belemmeringenstrook. Hiervoor is in dit bestemmingsplan met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' een beschermende regeling geboden.
Ten aanzien van de buisleidingen en de voorgenomen ontwikkeling is de FUMO om een hernieuwd advies gevraagd. Dit advies is opgenomen als bijlage 9. In het advies is aangegeven dat als een plangebied binnen de 100%-letaliteitszone valt, er een volledige verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden. Dit houdt in dat, naast bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, tevens moeten worden gekeken naar de maatregelen ter beperking van het groepsrisico, andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst. Een volledige verantwoording hoeft niet plaats te vinden als de toename kleiner is dan 10% en het totale groepsrisico (GR) beneden 0,1 van de oriëntatiewaarde ligt.
De hoogte van het groepsrisico is berekend door de FUMO. Uit de berekeningen is naar voren gekomen dat het groepsrisico voor beide buisleidingen minder bedraagt dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, maar meer is dan 10%. Daarom is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Onderstaand is per aspect ingegaan op het groepsrisico.
Verantwoording van het groepsrisico
De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding(en) op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld
De dichtheid van personen in de huidige situatie is laag. Voor beide hoge druk aardgastransportleidingen is de hoogte van het groepsrisico berekend. Alleen voor de leiding van Gasunie is sprake van groepsrisico. De hoogte van het GR is echter minder dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.
Het GR per km buisleidingen en de bijdrage ten gevolge van de vaststelling van het plan
Het GR is berekend en weergegeven in het advies van de FUMO. Het GR neemt ten gevolge van de vaststelling van het plan toe. Alhoewel het GR ook in de toekomstige situatie laag is, en aanvaardbaar wordt geacht, is de toename van het GR meer dan 10%.
Maatregelen ter beperking van het GR die, indien mogelijk, worden toegepast door de exploitant van de buisleiding
De beide hoge druk aardgastransportleidingen zijn bestaande leidingen. Er zijn geen maatregelen door de exploitanten te treffen ter beperking van het GR.
Nut en noodzaak van de voorgenomen ontwikkeling
In paragraaf 3.3 is de behoefte aan het voorgenomen bedrijventerrein uiteen gezet. Er is sprake van een grote vraag naar bedrijfskavels, waar met bestaande bedrijventerreinen niet in kan worden voorzien.
De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de inrichting waarop het besluit betrekking heeft
Potentiële eigenaren van bedrijven op dit bedrijventerrein worden bewust gemaakt van het aanwezige risico en kunnen hier rekening mee houden. Daarnaast zal op het bedrijventerrein een netwerk van brandkranen worden aangelegd, met een capaciteit van 1.000 liter per minuut en op maximaal 100 meter afstand vanaf de opstelplaats voor de brandweer.
De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de buisleiding(en) bevinden om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet
Binnen het plangebied wordt nieuwe infrastructuur aangelegd, dat wordt aangesloten op bedrijventerrein Kie fase 1 aan de oostzijde van het plangebied. Aan de andere kant wordt een calamiteitenontsluiting aangelegd. Deze wordt dermate ingericht dat deze te gebruiken is voor het ontvluchten van het plangebied en dat deze door hulpdiensten kan worden gebruikt. Op deze wijze hebben aanwezige personen altijd de mogelijkheid om van de bron af te vluchten.
Met bovenstaande motivering is het groepsrisico voldoende verantwoord. Het bevoegd gezag dient vervolgens de afweging te maken of dit risico aanvaardbaar is. Vaststelling van het bestemmingsplan duidt op een positieve besluitvorming hierop.
Wat betreft inrichting van het plangebied is rekening gehouden met de ligging van beide buisleidingen. Ter plaatse wordt over een zo groot mogelijk traject een groenvoorziening gerealiseerd. Door de gronden ter plaatse hiervan niet te verharden, blijven de buisleidingen goed bereikbaar. Er zijn enkel locaties waar echter wegen de buisleidingen doorkruisen. Ter plaatse is het mogelijk om, indien noodzakelijk, de weg (tijdelijk) open te breken om bij de buisleiding te kunnen.
Verder worden binnen het plangebied zelf geen risicovolle bedrijven toegelaten. Deze worden immers uitgesloten binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Bedrijventerrein'. als gevolg van dit plan ontstaan dus geen (nieuwe) externe risico's.
Daarnaast is het Van Harinxmakanaal is aangewezen als "groene vaarweg", een voor het transport voor gevaarlijke stoffen minder belangrijke vaarweg. Hiervoor geldt dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour en dat een verantwoording van het groepsrisico niet nodig is.
4.10 Kabels, Leidingen En Zones
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied liggen twee gasleidingen. Deze zijn beiden al benoemd en getoetst in paragraaf 4.9. Daarnaast loopt in oost-westrichting een hoogspanningsverbinding door het plangebied. Ter plaatse van deze verbinding en de bijbehorende zone is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen. Ter plaatse mogen geen bouwwerken gebouwd worden, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming. In de inrichtingstekening is ter plaatse een groenvoorziening opgenomen en zijn geen bedrijfskavels aanwezig.
Tot slot is aan de noordzijde van het plangebied de zone 'vrijwaringszone - vaarweg' aanwezig. In paragraaf 4.5 is opgenomen hoe hier rekening mee wordt gehouden.
Ten aanzien van de bovengrondse hoogspanningsverbinding is een EMC-studie uitgevoerd naar mogelijk ontoelaatbare elektromagnetische beïnvloeding. Dit rapport is opgenomen als bijlage 8. Hieruit zijn de volgende resultaten naar voren gekomen.
Magneetvelden
Gevoelige apparatuur (medische apparatuur, beeldbuizen, etc.) kunnen verstoord raken binnen 25 meter van het hart van de hoogspanningslijn. Binnen 20 meter is het mogelijk dat huishoudelijke apparatuur niet volledig functioneert. Binnen 9 meter van de hoogspanningslijn kan de werking van industriële apparatuur verstuurd zijn. Voor het bestemmingsplan wordt geadviseerd dat geen apparatuur die gevoelig is voor specifieke magneetvelden binnen de desbetreffende magneetveld zone geplaatst worden.
De 0,4 µT zone kan reiken tot circa 50 meter uit het hart van de verbinding (op hoogte van het maaiveld). Het is af te raden gevoelige bestemmingen zoals kinderdagverblijven binnen deze zone te bouwen.
Inductieve koppeling
Voor verschillende afstanden zijn de maximale parallelloop lengten bepaald waarvoor geen extra onderzoek noodzakelijk is. Langere parallelloop lengten zijn mogelijk, maar dan dient nader en specifiek onderzoek plaats te vinden, waarbij via detailmodellering de toelaatbaarheid bepaald dient te worden. De maximale lengte en locatie van metalen objecten (buisleidingen, kabels, hekwerken) op het bedrijventerrein staan weergegeven in het onderzoek.
Weerstandsbeïnvloeding
Voor weerstandsbeïnvloeding zijn de potentiaaltrechters volgens NEN 3654 bepaald. binnen deze potentiaaltrechters is ontoelaatbare beïnvloeding niet uit te sluiten. Via een detailmodel kan de daadwerkelijke grootte bepaald worden.
Elektrische velden
De 5 kV/m en 10 kV/m contouren zijn bepaald tussen masten 4 en 6. Hieruit blijkt dat er geen gevaar voor de algemene bevolking en de beroepsbevolking is.
Capacitieve beïnvloeding
Capacitieve beïnvloeding is bepaald volgens NEN 3654 stap 1. Hierin is bepaald dat binnen 50 meter van de hartlijn van de hoogspanningslijn ontoelaatbare capacitieve beïnvloeding niet uit te sluiten is. Het plaatsen van objecten binnen deze 50 meter kan mogelijk zijn, maar hiervoor dient specifiek onderzoek plaats te vinden.
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.
- Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.3). De beoogde ontwikkeling bestaat blijft daarmee ruim onder drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Hiervoor wordt een beoordelingsnotitie opgesteld, het besluit wordt nog opgenomen als bijlage bij deze toelichting. Op voorhand wordt verwacht dat geen volledig Mer doorlopen hoeft te worden.
4.12 Duurzaamheid
Het plangebied kan worden ontwikkeld als een duurzaam bedrijventerrein. Voor actieve stimulering van een duurzaam profiel is het bestemmingsplan echter niet het meest geschikte instrument. Een bestemmingsplan schrijft voor wat mag maar niet wat moet. Aan de hand van de algemene verkoopvoorwaarden van de grond of een anterieure overeenkomst zet de gemeente actief in op een duurzaam en circulair profiel. In de basis kan dat worden gestimuleerd door zaken op te nemen over bijvoorbeeld duurzaam bouwen, zonnepanelen en dergelijke. Nieuw te ontwikkelen locaties waaronder dit bedrijventerrein gaan in ieder geval uit van gasloos bouwen. De overige duurzaamheidsdoelstellingen zullen voor zover mogelijk bij de verdere uitwerking van het project in acht worden genomen. In de bijlage 11 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is het document “Overzicht doorwerking doelstellingen duurzaamheidsbeleid ”opgenomen.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
In dit hoofdstuk wordt een motivering gegeven van de gehanteerde bestemmingen en de daarbij behorende uitgangspunten van het bestemmingsplan.
5.1 Het Juridisch Systeem
5.1.1 Digitaal plan
Het bestemmingsplan omvat de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels. Dit is opgenomen in een GML-bestand. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de regels behorende tot dit plan en zijn vertaald naar de verbeelding.
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP). Deze standaard is wettelijk verplicht en is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet de SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
5.1.2 De regels
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende blijken te zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.
Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. De gemeenteraad heeft het college van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan te wijzigen. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.
Tenslotte bestaan er vanuit de wetgeving (buiten het bestemmingsplan om) ook vergunningsvrije mogelijkheden, zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen En Aanduidingen
Deze paragraaf geeft een toelichting op de uitgangspunten en de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle bestemmingen en aanduidingen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
Bedrijventerrein
Uitgangspunt
De bestemming "Bedrijventerrein" is van toepassing in het deel van het plangebied waar bedrijven zich kunnen vestigen. De bestemming is grotendeels afgestemd op de gelijknamige bestemming die geldt ter plaatse van bedrijventerrein Kie 1.
De bouwmogelijkheden in de bestemming (zoals de ligging van de bouwvlakken en de maximale hoogten) zijn grotendeels afgestemd op de mogelijkheden die ook ter plaatse van Kie 1 worden geboden. Er zijn geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen en bedrijfswoningen toegestaan.
Bestemmingsbeschrijving
Het bedrijventerrein is qua milieucategorisering opgedeeld met aanduidingen op de verbeelding die qua maximale milieucategorie zijn afgestemd op de omliggende woonbebouwing. In de bedrijvenlijst in bijlage 1 van de regels is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan. Voor bedrijven die niet zijn opgenomen in deze lijst, of bedrijven uit een hogere categorie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ze (onder voorwaarden) toe te staan.
De zogenaamde ABC-goederen (auto's, boten en/of caravans) en internetdetailhandel bij recht zijn toegestaan.
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Door het maximale bebouwingspercentage op te nemen wordt voorkomen dat de bouwvlakken te vol worden gebouwd en deze regeling komt tevens de brandveiligheid ten goede.
Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om onder voorwaarden het bebouwingspercentage en/of bouwhoogten te verhogen en/of de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens te verkleinen.
Groen
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De groenbestemming is van toepassing op de verschillende locaties in het plangebied. Het aanbrengen van groenstroken en het open karakter hiervan voor het plangebied staat voorop. Er zijn daarom geen gebouwen en overkappingen toegestaan. In de bestemmingen zijn tevens functies mogelijk die de openbare ruimte en de leefbaarheid versterken. Het betreft bijvoorbeeld speelvoorzieningen, (wandel)paden en sloten. De groenbestemming is tevens aan de buitenste randen van het plangebied voorzien, zodat hier een gedegen landschappelijke inpassing kan worden vormgegeven om een zachte overgang richting het buitengebied te vormen. Overigens is ook binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' groen toegestaan.
Verkeer
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De beoogde wegen en straten in het plangebied zijn onder de bestemming "Verkeer" gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeervoorzieningen en dergelijke zijn in deze bestemmingen mogelijk.
Het realiseren van een goede ontsluiting van de bedrijfskavels en het opnemen van andere functies ter ondersteuning van de openbare ruimte in de bestemmingen zijn de belangrijkste uitgangspunten. Om deze reden zijn in de bestemming geen andere gebouwen en overkappingen toegestaan. Overigens zijn ook binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' wegen toegestaan.
Waarde - Archeologie
Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving
In een deel van het plangebied is sprake van archeologische waarden die beschermd moeten worden volgens de FAMKE-kaart. Dit geldt voor de archeologisch waardevolle terp in het noordoosten van het plangebied. In paragraaf 4.7 is dit nader omschreven. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningsplichting.
Leiding - Gas en Leiding - Hoogspanningsverbinding
Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving
In het plangebied bevinden zich gasleidingen en een hoogspanningsverbinding. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat deze beschermd worden, zodat onderhoud en beheer niet worden belemmerd en dat deze voorzieningen goed kunnen functioneren.
Om deze reden is er voor de leidingen een beschermende regeling getroffen die waarborgt dat in de strook geen gebouwen en overkappingen gebouwd mogen worden. Ook zijn bepaalde werken en werkzaamheden omgevingsvergunningsplichtig. Deze regelingen (dubbelbestemmingen) zijn van toepassing in een strook aan weerszijden van de leidingen.
Voor de hoogspanningsverbinding geldt dat er geen gebouwen of overkappingen mogen worden gebouwd binnen de aangegeven zone op de verbeelding, tenzij hiervoor afstemming heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder. De masten ten behoeve van de hoogspanningsleiding zelf zijn tevens geregeld in de dubbelbestemming en zijn tot een maximale hoogte van 50 meter toegestaan.
Overige zone - gezoneerd industrieterrein
Uitgangspunt en aanduidingsbeschrijving
Het bedrijventerrein West betreft een geluidgezoneerd industrieterrein en is als zodanig aangeduid in de geldende bestemmingsplannen. Dit gezoneerde industrieterrein valt voor een klein deel over het plangebied van dit bestemmingsplan. Het gaat om twee stroken aan de noordzijde van het plangebied. Ter plaatse zijn zogenaamde lawaaimakers toegestaan. Daaromheen geldt een geluidzone die in de hieronder benoemde aanduiding wordt omschreven.
Geluidzone - industrie
Uitgangspunt en aanduidingsbeschrijving
Het bedrijventerrein West heeft een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder. Deze geluidzone ligt deels over het plangebied. Het is wettelijk verplicht om deze geluidzone in het bestemmingsplan te regelen. Binnen de geluidzones wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting, dit is ook het uitgangspunt. Geluidgevoelige bebouwing mag hier alleen worden opgericht als is aangetoond dat de geluidbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarden of een verkregen hogere waarde.
Vrijwaringszone - vaarweg
Uitgangspunt en aanduidingsbeschrijving
Ten behoeve van het beheer en de veiligheid van het Van Harinxmakanaal is aan weerszijden hiervan de aanduiding "vrijwaringszone - vaarweg" opgenomen. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat in deze zone geen gebouwen en overkappingen gebouwd mogen worden. Dit geldt niet voor de bestaande bouwwerken en tevens is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om nieuwe in de basisbestemming genoemde bouwwerken te bouwen. Hierbij geldt de voorwaarde dat ontheffing is verkregen van de waterwegbeheerder.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg
Het bestemmingsplan is eerst ter overleg naar de wettelijke overlegpartners gestuurd. Tijdens deze periode zijn een aantal overlegreacties ingediend. In bijlage 10 is een reactienota opgenomen waarin de overlegreacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Tevens is hierin opgenomen op welke wijze het plan is aangepast naar aanleiding van deze overlegreacties.
Zienswijze
Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn vier zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de reactienota zienswijzen die is opgenomen als bijlage 12.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens op 7 maart 2024 door de raad gewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens deze periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De gronden binnen het plangebied zijn op dit moment nog eigendom van de gemeente. De gemeente maakt de gebieden bouwrijp. De kosten worden gedekt uit de opbrengsten van de gronduitgifte. De ruimtelijke uitgangspunten sluiten aan op de financiële uitgangspunten. De kosten die geraamd zijn voor de ontwikkeling zijn gereserveerd. Gezien de onderzoeken uit het verleden en de huidige vraag naar bedrijventerreinen mag er verwacht worden dat er voldoende vraag is naar bedrijfsgrond. Op basis hiervan kan gesteld worden dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De gronden zijn in eigendom van de gemeente, en dus is het niet nodig een exploitatieplan op te stellen.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 2 Welstandsnota, Onderdeel Bedrijvenpark
Bijlage 2 Welstandsnota, onderdeel Bedrijvenpark
Bijlage 3 Stikstofonderzoek
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Quickscan flora en fauna
Bijlage 5 Verkennend (Water)bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend (water)bodemonderzoek
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Watercompensatie
Bijlage 8 Emc-studie
Bijlage 9 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 9 Advies externe veiligheid
Bijlage 10 Reactienota Overleg
Bijlage 10 Reactienota overleg
Bijlage 11 Overzicht Doorwerking Doelstellingen Duurzaamheidsbeleid
Bijlage 11 Overzicht doorwerking doelstellingen duurzaamheidsbeleid