KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 2
Artikel 4 Waarde - Reliëf Kwelderwal, Terpen En Kruinige Percelen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Ecologie
4.3 Bodem
4.4 Geluid
4.5 Water
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Kabels, Leidingen En Zones
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Met Kleinschalige Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 2 Overzicht Karakteristieke Panden En Objecten
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Vooroverlegreacties

Harlingerweg 80 en 80a

Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke

Vastgesteld op 07-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Franeker - Harlingerweg 80 en 80a met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFraHarlingerw80-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;

1.2 het bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

de in bijlage 1 genoemde beroepen, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aangebouwd bijgebouw:

een met het (hoofd)gebouw verbonden en/of een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen gebouwen of behorende bij een functie (deels) buiten gebouwen die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.11 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.21 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.24 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.27 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.28 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.29 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.30 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.31 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.34 inwoning:

het wonen, niet zijnde logeren, bij anderen;

1.35 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.37 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.38 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied. Bij de afweging van de landschappelijke waarden zal paragraaf 5.1.4.1 in de toelichting mede toetsingskader zijn;

1.39 logies met ontbijt

het bieden van de, ten opzichte van het wonen ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.40 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.41 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.42 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.43 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

1.44 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.45 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien op of in het water wordt gebouwd: het Fries Zomerpeil;
  3. c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;

1.46 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, als onderdeel van een (andere) hoofdfunctie;

1.47 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.49 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.50 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.51 vrijstaand bijgebouw:

een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.52 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.53 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.54 woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

waarbij ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' , de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van gebouwen wordt nagestreefd, zoals die zijn beschreven in Bijlage 2;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in artikel 6 in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. b. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen bij het woonhuis, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in het hoofdgebouw meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
    3. 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
    4. 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. c. het gebruik van een woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, voor (mantel)zorg;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  5. e. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  7. g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  8. h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
  9. i. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 4 Waarde - Reliëf Kwelderwal, Terpen En Kruinige Percelen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de reliëfrijke gronden van de kwelderwal, terpen en kruinige percelen.

4.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in artikel 6 in ieder geval gerekend:

  1. a. het diepploegen, egaliseren, afgraven, afschuiven en/of ophogen van gronden;
  2. b. het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen.

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  4. d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, tenzij hiervoor anderszins vergunning is verleend en/of het gronden betreft ter plaatse van de bestemming 'Sport - Sportvelden';
  6. f. het gebruik van gronden voor het plaatsen van meer dan één evenementenbord per dorp;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de plaatsing van zonnecollectoren anders dan op daken van bouwwerken;

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 geluidzone - industrie

7.2 vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot, mits:
    1. 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
    2. 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    3. 3. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de bouwhoogte van de mast ten hoogste 30,00 m mag bedragen;
    4. 4. bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of binnen grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, een viaduct of een verkeersknooppunt, de bouwhoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen;
  3. c. het bestemmingsplan ten aanzien van de voorgeschreven minimale en maximale dakhelling ten behoeve van het toestaan van afwijkingen in kapvormen;
  4. d. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  5. e. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
  6. f. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, waarbij de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
  7. g. de regels ten aanzien van de maximale (bouw)bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;
    2. 2. de vergroting ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, het voorkomen van lichthinder en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

9.2 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de 'Nota Parkeernormen Gemeente Waadhoeke november 2020', of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanFraneker - Harlingerweg 80 en 80a

van de gemeente Waadhoeke.

Behorend bij het besluit van 7 september 2023.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de westzijde van Franeker zijn aan de Harlingerweg op nummer 80 en 80a twee woningen (waarvan één recreatiewoning) en een loods aanwezig. De initiatiefnemer wil beide gebouwen als afzonderlijke reguliere woningen in gebruik nemen en de loods als mantelzorgwoning. Deze ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013. Op basis van dit plan is slechts één woning toegestaan binnen het bestemmingsvlak. De voorgenomen opzet past niet binnen deze regeling.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt ten westen van de kern van Franeker, aan de Harlingerweg. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraHarlingerw80-VAS1_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2013, dat is vastgesteld 25 juni 2015 door de voormalige gemeente Franekeradeel (tegenwoordig gemeente Waadhoeke). Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraHarlingerw80-VAS1_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013

In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Wonen - 2'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' en de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'. Ter plaatse van de meest zuidelijke woning geldt de bouwaanduiding 'karakteristiek'.

De gronden binnen de bestemming 'Wonen - 2' zijn bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ondergeschikt zijn kleinschalige duurzame energieopwekking, nutsvoorzieningen, wegen en paden en water toegestaan. Per bestemmingsvlak is één woonhuis toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' wordt de instandhouding van de bestaande karakteristieke waarden van gebouwen nagestreefd.

Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de reliëfrijke gronden van de kwelderwal.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege geluidzoneringsplichtige inrichtingen op de bedrijventerreinen Industrieterrein West.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' mag de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de ter plaatse binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' aangegeven bouwhoogte (m), ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouwhoogte bedragen.

Strijdigheid

Binnen het bestemmingsvlak is slechts één hoofdgebouw (woonhuis) toegestaan, waardoor het voornemen niet in het geldende bestemmingsplan past.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.

2.1 De Bestaande Situatie

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de kavel Harlingerweg 80/80a, ten westen van Franeker. Op het perceel zijn in de zuidoosthoek twee woningen aanwezig. Hiervan is in de huidige situatie één een reguliere woning, dit is de woning aan de zijkant van het perceel, en de andere, aan de voorzijde van het perceel, als recreatiewoning in gebruik. De woningen bestaan beiden uit één bouwlaag met een kap. De meest zuidelijke woning betreft een karakteristiek pand. Ten noorden van de woningen is een aantal bijgebouwen aanwezig. Het gaat in ieder geval om een grote loods van 9 bij 12 meter. De overige gronden zijn ingericht als tuin, met bomen, grasland, paden en opritten.

Ten westen en noorden van het perceel is een manege aanwezig. De gronden rondom het woonperceel en de manege betreffen agrarische gronden. en zijn ingericht als gras- en akkerland. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de bestaande situatie weergegeven. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraHarlingerw80-VAS1_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraHarlingerw80-VAS1_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van het plangebied

2.2 Voorgenomen Situatie

In de voorgenomen situatie worden beide aanwezige woningen op het perceel als reguliere burgerwoningen in gebruik genomen. Daarnaast wordt de loods ten noorden van deze woningen als mantelzorgwoning in gebruik genomen. Feitelijk gezien vinden er hiermee geen wijzigingen plaats. Beide woningen en de loods zijn in de huidige situatie al aanwezig en er worden geen nieuwe bijgebouwen bij ontwikkeld.

In planologische zin worden er twee hoofdgebouwen op het perceel mogelijk gemaakt. De mantelzorgwoning is ondergeschikt. De planologische regeling dient hier op aangepast te worden in dit bestemmingsplan. In onderstaand figuur is per gebouw aangegeven wat de huidige gebruiksfunctie is, en wat deze in de toekomstige situatie zal zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraHarlingerw80-VAS1_0005.png"

Figuur 2.3 Wijziging gebruik van de gebouwen binnen het plangebied

Ruimtelijke inpassing

De woning die in de toekomstige situatie eveneens als reguliere woning in gebruik wordt genomen is een bestaande recreatiewoning. De woning voldoet reeds aan de maatvoering voor woningen in het buitengebied en staat op een woonperceel dat reeds is ingericht ten behoeve van het wonen. De loods die als mantelzorgwoning wordt gebruikt blijft de huidige uitstraling, als bijgebouw, behouden. De ruimtelijke inpassing is in de huidige situatie al voorzien.

Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

De ontsluiting van de (mantelzorg)woningen blijft gelijk aan de huidige situatie. De woningen zijn door middel van twee opritten ontsloten op de Harlingerweg. Via de Harlingerweg is in oostelijke richting Franeker te bereiken en in westelijke richting Harlingen. Het plangebied is op deze wijze goed ontsloten.

Verkeersgeneratie

In de toekomstige situatie is per saldo sprake van de toevoeging van één (mantelzorg)woning. De toevoeging van één woning is dusdanig beperkt dat dit zorgt voor een zeer geringe verkeersgeneratie. Dit zal niet leiden tot belemmeringen op de bestaande infrastructuur.

Parkeren

Op basis van de parkeernota van de gemeente Waadhoeke geldt per woning een parkeerbehoefte van 2 parkeerplaatsen. Omdat bij elke woning op de oprit ruimte is voor twee auto's, wordt in de parkeerbehoefte geheel op eigen erf voorzien. Daarmee is geen sprake van afwenteling op de omgeving en wordt op goede wijze voorzien in de parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  2. 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  3. 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief zeer kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI en sluit aan bij de doelstelling om de regio nog sterker en leefbaarder te maken.

Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is als procesvereiste opgenomen. Hierin is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Er is in dit geval uitsluitend sprake van een functiewijziging, waarbij het bestaande aantal woningen niet toeneemt. Daarom is deze ontwikkeling niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn in de regelgeving vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. De nieuwe omgevingsverordening is nog niet vastgesteld.

Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:

Inhoudelijke principes:

  1. 1. zuinig ruimtegebruik;
  2. 2. omgevingskwaliteit als ontwerpbasis;
  3. 3. koppelen van ambities;
  4. 4. gezondheid en veilig;

Samenwerkingsprincipes:

  1. 5. rolbewust;
  2. 6. decentraal wat kan;
  3. 7. ja, mits;
  4. 8. aansluiting zoeken;
  5. 9. sturen op proces, ruimer op inhoud.

Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:

  1. 1. Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar;
  2. 2. Fryslân zet de energietransitie met kracht voort;
  3. 3. Fryslân wordt klimaatadaptief ingericht;
  4. 4. Fryslân versterkt de biodiversiteit.

Om de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar te houden moeten onder meer voldoende woningen worden voorzien in de provincie. Daarbij zet de provincie met name in op benutting van bestaande locaties en bestaande capaciteit. Wanneer in het bestaand bebouwd gebied niet aan de behoefte kan worden voldaan, is uitbreiding van een stad of dorp mogelijk. In dit geval gaat het om een bestaande mantelzorgwoning die als reguliere woning in gebruik wordt genomen. Daarmee wordt een bestaande locatie benut om te voorzien in een lokale woningbehoefte. Dit past binnen het provinciaal beleid.

Verordening Romte

In de Verordening Romte zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De Verordening Romte wordt naar verwachting in 2023 vervangen door de nieuwe Omgevingsverordening.

De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk plaats laten vinden binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied valt in het buitengebied, maar betreft een bestaand woonperceel. Beide woningen zijn reeds aanwezig in het gebied. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

In artikel 3.1 van de verordening is het volgende opgenomen ten aanzien van woningbouw:

  1. 1. Een ruimtelijk plan kan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  2. 2. In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een woningbouwproject bevatten dat niet is opgenomen in een woonplan, indien:
    1. a. het woningbouwproject niet meer dan 3 woningen bevat dan wel, voor zover gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, niet meer dan 11 woningen bevat, en
    2. b. in de plantoelichting is gemotiveerd dat en op welke wijze overschrijding van het woningbouwprogramma van het woonplan kan worden voorkomen door uitwisseling of fasering van projecten.

In dit geval is reeds sprake van woningen op deze locatie. Dit aantal neemt met één woning toe, omdat de bestaande loods als mantelzorgwoning gaat dienen. in paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat dit binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma past.

Conclusie

Het voornemen is in overeenstemming met het provinciale beleid en de provinciale regelgeving.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Woonvisie Waadhoeke 2020-2030 Samen Sterk

In 2020 heeft de gemeente Waadhoeke haar eerste Woonvisie vastgesteld. De woonvisie vormt een beginpunt in het behalen van de gemeentelijke doelen op het gebied van wonen, om van daaruit met de dorpen verder te werken aan hun toekomst. De woonvisie is gebaseerd op onder meer een woningmarktonderzoek, prestatieafspraken met corporaties en huurdersorganisaties, uitkomsten van vragen aan bewoners, de schouw van bestaande buurten die de gemeente elke vier jaar doet. De hoofdlijn van de visie is als volgt.

In de woonvisie wordt gesteld dat op korte termijn vraag is naar zowel levensloopbestendige woningen als gezinswoningen. Verder wordt verwacht dat het aantal inwoners in de regio Noordwest-Fryslân de komende 10 jaar daalt. Er is echter nog wel sprake van een groei in het aantal huishoudens, omdat de huishoudensgrootte afneemt.

In de woonvisie zijn bandbreedtes per kern opgenomen: een verdeling van de totale behoefte aan woningen tot 2024. Voor Franeker geldt een behoefte van 55 tot 75 woningen en is extra vraag denkbaar als overloopgebied van Leeuwarden.

Omdat in dit geval het aantal woningen met slechts één toeneemt, is op basis van bovenstaande cijfers het woningbouwplan passend binnen de gestelde behoefte aan woningen.

Conclusie

Het voornemen past binnen het gemeentelijk woonbeleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied ligt direct ten westen van de bebouwde kom van Franeker, in het buitengebied. Het gehele plangebied is al als woonperceel bestemd en de woningen zijn in de huidige situatie al aanwezig. Omdat uitsluitend sprake is van een functiewijziging van een recreatiewoning naar een reguliere woning en een loods (bijgebouw) naar een mantelzorgwoning, wordt er geen afbreuk gedaan aan de bestaande milieuzonering.

Het plangebied ligt ten noorden van het bedrijventerrein Franeker West en wordt bovendien geflankeerd door een manege. Verder ligt aan de voorzijde van het perceel een doorgaande weg van Franeker en Harlingen. Door de verscheidenheid van functies kan het gebied als gemengd gebied worden bestempeld en mogen ten aanzien van de richtafstanden die worden gehanteerd in de VNG-brochure één stap terug worden gedaan.

De bedrijven ten zuiden van het plangebied betreffen bedrijven tot en met milieucategorie 3.2. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter in gemengd gebied. Deze bedrijfspercelen liggen op ruim 50 meter afstand tot het plangebied. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand.

De manege ten westen van het plangebied betreft een inrichting uit milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Ook hieraan wordt voldaan, doordat de woningen op minimaal 50 meter afstand van de manege liggen.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. Daarmee is sprake van een goede milieuzonering en vormt dit aspect geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 6,1 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied betreft een bestaand woonperceel in het buitengebied van de gemeente Waadhoeke. In de huidige situatie zijn al een reguliere woning en een recreatiewoning in het plangebied aanwezig. Omdat de recreatiewoning nu ook een reguliere woning wordt en er dus alleen per saldo een mantelzorgwoning op het perceel bij komt, is de aard en omvang van het plan zeer minimaal. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden. Bovendien heeft deze functiewijziging geen invloed op de stikstofdepositie ter plaatse. Het gaat nog steeds om drie woningen, waarvan de uitstoot van stikstof niet zal toenemen. Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd. Bovendien hebben de gronden in het geldende bestemmingsplan ook al een woonbestemming.


Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

In dit geval gaat het slechts om een functiewijziging van bestaande gebouw. Er worden geen nieuwbouw-, sloop-, kap- en dempingswerkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling. Daarmee vinden geen werkzaamheden plaats die mogelijk invloed hebben op mogelijk aanwezige beschermde soorten. Het is niet noodzakelijk een quickscan flora en fauna uit te voeren ten aanzien van dit plan.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Het plangebied is in het geldende planologisch regime reeds bestemd ten behoeve van wonen. Op basis hiervan kan worden aangenomen dat de gronden geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik. Bovendien hebben zich voor zover bekend geen bodemverontreinigende activiteiten voorgedaan op het perceel en zijn beide woningen en het bijgebouw in het plangebied al aanwezig in de huidige situatie. Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van dit plan (bijlage 1).

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat ervan uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen plannen.

4.4 Geluid

Toetsingskader

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.

Geluidzone industrielawaai

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Franeker West. Bij het realiseren van nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein, moet in eerste instantie worden getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Voldoet de geluidbelasting niet aan de voorkeursgrenswaarde, dan biedt de Wgh de mogelijkheid af te wijken van de voorkeursgrenswaarde middels een hogere waarde procedure. De maximale grenswaarde bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde.

Beoordeling en toetsing

In het geldende bestemmingsplan is het gehele plangebied bestemd als "Wonen - 2", waarbij aan- en uitbouwen ten minste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan moeten worden gebouwd. Het perceel Harlingerweg 80, de recreatiewoning die reguliere woning wordt, ligt meer dan 3 meter achter de voorgevel van de bestaande reguliere woning Harlingerweg 80a. Omdat de Harlingerweg al binnen de bestemming "Wonen-2" ligt, kan ervan uit worden gegaan dat de situatie akoestisch gezien al is toegestaan. Dit geldt eveneens voor de mantelzorgwoning. Daarnaast is volgens de regels in het Besluit omgevingsrecht (Bor) een mantelzorgwoning niet aan te merken als woning, zodat de Wgh niet van toepassing is. Ook zijn in het verleden hogere waarden voor dit perceel verleend voor zowel de Harlingerweg 80 als 80a.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat waarborgt dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân. De uitkomst van deze toets is dat er geen waterschapsbelang geldt. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2. Er is slechts sprake van een functiewijziging, waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande afvalwaterketen en de verharding niet wijzigt. Daarom zijn er geen maatregelen noodzakelijk ten aanzien van het aspect water.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

Het aantal woningen in het plangebied neemt met slechts één toe, waardoor op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Op basis van de advieskaart ijzertijd - middeleeuwen geldt dat bij ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van de advieskaart Steentijd - Bronstijd is geen onderzoek noodzakelijk ongeacht de grootte van de ingreep.

In dit geval is uitsluitend sprake van een functiewijziging en vinden er geen ingrepen plaats. Daarom is het niet noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar archeologische waarden.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

De meest zuidelijke woning in het plangebied is aangeduid als karakteristiek gebouw met een beschermende regeling die hieraan is gekoppeld in het bestemmingsplan. Deze woning blijft ook in de toekomstige situatie behouden. Er wordt dus geen afbreuk gedaan aan de karakteristieke waarde van dit pand. Daarnaast geldt ter plaatse van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen'. Omdat er geen ruimtelijke ingrepen plaatsvinden kan op voorhand worden gesteld dat hier geen afbreuk aan wordt gedaan. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle inrichtingen en transportroutes. Wel ligt ten oosten van het plangebied een buisleiding. Het gaat om een aardgasleiding met een maximale werkdruk van 40 bar en een diameter van 8 inch. Hiervoor geldt een invloedsgebied van 95 meter. Het plangebied ligt op circa 110 meter afstand van deze buisleiding. Omdat het plangebied buiten het invloedsgebied ligt, is geen nader onderzoek noodzakelijk.

4.10 Kabels, Leidingen En Zones

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Wel is sprake van een vrijwaringszone ten aanzien van het radarverstoringsgebied. Omdat er geen bouwwerkzaamheden plaatsvinden en de bestaande hoogteregeling uit het geldende bestemmingsplan is overgenomen, kan op voorhand worden gesteld dat hier geen afbreuk aan wordt gedaan.

4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). In dit geval gaat het echter uitsluitend om een perceelsgebonden ontwikkeling. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Daarom is het in dit geval niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-notitie op te stellen.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Het Juridisch Systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft drie bestemmingen gekregen. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Waadhoeke.

Wonen - 2

Het perceel is, evenals in de geldende planologische regeling, voorzien van de bestemming 'Wonen - 2'. De regeling is alleen aangepast op het feit dat in afwijking van het geldende plan, er nu 2 hoofdgebouwen binnen het bestemmingsvlak zijn toegestaan. Daarmee is het mogelijk om beide woningen als volwaardige reguliere woningen te gebruiken, dus zowel de bestaande burgerwoning als de voormalige recreatiewoning. De maatvoering is gelijk gebleven. Verder is op het meest zuidelijke pand de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen, omdat dit een karakteristiek pand betreft. Hiermee worden de karakteristieke waarden van deze woning beschermd.

De mantelzorgwoning die in de loods achter de bestaande woning wordt gerealiseerd valt onder de regeling voor bijgebouwen.

Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen

Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' opgenomen om het reliëf van de terpen en kruinige percelen te houden. Alleen met een omgevingsvergunning kan toegestaan worden dat er wordt afgegraven en/of opgehoogd, dan wel dat sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven. Op deze manier worden de waarden beschermd.

Geluidzone - Industrie

Een deel van de geluidzone - industrie van de bedrijventerreinen Industrieterrein West in Franeker liggen over het buitengebied. De zone geeft de 50 dB-contour aan. Mochten er ontwikkelingen zijn binnen de contour, dan mag de belasting op het geluidgevoelig object niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Om de werking van de radars van Leeuwarden en Wier te beschermen zijn de verstoringsgebieden op de verbeelding aangeduid als vrijwaringszone - radarverstoringsgebied. Op de verbeelding is aangegeven hoe hoog de bebouwing maximaal mag zijn om de werking van de radars niet te verstoren (zie ook paragraaf 3.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)).

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overleg

Het bestemmingsplan is als voorontwerp aan de overlegpartners toegezonden. Hierop konden de overlegpartners een overlegreactie indienen op het plan.

Er zijn 3 overlegreacties binnengekomen. Deze zijn in Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder volgt een samenvatting van de ingekomen reacties, met daarbij de gemeentelijke beantwoording.

1. Liander heeft aangegeven geen op- of aanmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.

Reactie gemeente:

De gemeente neemt deze reactie ter kennisgeving aan.

2. Brandweer Fryslân kan instemmen met het bestemmingsplan, maar voorziet wel een knel-/ aandachtspunt met betrekking tot externe veiligheid, bereikbaarheid en de bluswatervoorziening. Brandweer Fryslân adviseert daarom om:

  • het externe veiligheidsscenario ‘fakkelbrand bij buisleiding’ en het handelingsperspectief: schuilen binnenshuis of vluchten van de bron af te communiceren met de initiatiefnemer;
  • ervoor te zorgen dat de brandweer op maximaal 40 meter afstand kan opstellen van elk gebouw;
  • een brandkraan te realiseren voor het plangebied met een minimale capaciteit van 1.000 liter per minuut.

De Brandweer verneemt graag hoe de gemeente omgaat met bovenstaand advies.

Reactie gemeente:

Bij de uitvoering van de plannen zal rekening worden gehouden met de eisen ten aanzien van de brandblusvoorzieningen en de brandveiligheid.

3. De vooroverlegreactie van Provincie Fryslân heeft betrekking op de volgende aspecten.

Wonen op voormalig terrein GGZ (categorie 2 motivering Verordening Romte)

Provincie Fryslân heeft op zich geen bezwaar tegen het toevoegen van een reguliere woning binnen het plangebied. Wel geeft zij aan de per woning toegestane oppervlakte aan erfbebouwing fors te vinden en verzoekt zij deze naar beneden bij te stellen.

Reactie gemeente:

Omdat het perceel in de huidige situatie in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 geregeld is, is de systematiek van dat bestemmingsplan aangehouden.

Mede omdat het perceel ingevolge de provinciale Verordening Romte 2014 niet in 'bestaand bebouwd gebied' ligt, ziet de gemeente geen aanleiding dit veranderen.

Om dezelfde reden is ook de erfbebouwingsregeling voor woningen van toepassing zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is opgenomen. Voor de bestaande woning geldt deze regeling dan ook al. Het is niet wenselijk om de bebouwingsmogelijkheden te reduceren. In het kader van de rechtsgelijkheid is het ook logisch om voor de andere woning dezelfde bebouwingsregeling te blijven hanteren. Als de bestaande bebouwing ter plaatse in ogenschouw wordt genomen, dan is de mogelijkheid voor nieuwbouw zeer beperkt.

Daarmee ziet de gemeente geen aanleiding om de bouwregels aan te passen.

Woonprogramma (categorie 2 motivering Verordening Romte)

Volgens de provincie is in de plantoelichting niet goed gemotiveerd welke woning als extra woning wordt toegestaan, en hoe dit zich verhoudt tot het Woonprogramma en de Verordening Romte op dit punt.

Reactie gemeente:

De extra woning (i.c. de voormalige recreatiewoning) komt ten laste (of kan worden verantwoord) van de pot bouwen buiten bestaand stedelijk gebied, zoals afgestemd met de provincie. De toelichting zal voor wat betreft de (locatie van de) extra woning en de mogelijkheid voor de mantelzorgwoning worden verduidelijkt.

Landschappelijke inpassing (categorie 2 motivering Verordening Romte)

De provincie adviseert de huidige locatie van de woningen en de huidige beplanting op de percelen te handhaven door middel van bouwvlakken en een tuinbestemming met een voorwaardelijke verplichting om de beplanting in stand te houden.

Reactie gemeente:

Zoals eerder ook opgemerkt is ervoor gekozen de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 toe te passen voor het onderhavige bestemmingsplan. Dit houdt in dat er geen bouwvlakken zijn aangegeven die de woningen exact vastleggen.

De karakteristieke woning is voorzien van een beschermende regeling, waardoor het handhaven van dat gebouw en dus ook die locatie wel gewaarborgd is. De gemeente acht het niet noodzakelijk de regeling aan te scherpen en verder af te wijken van de woonbestemming in het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Dat is bij overige bestaande woningen in het buitengebied namelijk ook niet gebruikelijk.

Het is bovendien theoretisch om te veronderstellen dat de woningen elders op het perceel worden gebouwd. Hetzelfde geldt voor de erfbeplanting op het perceel. Er is sprake van een bestaande situatie, waarbij het niet aannemelijk is dat de erfbeplanting wordt verwijderd. Temeer niet aangezien men de tuin, ooit aangelegd in Roodbaardstijl, in de periode 2014-2017 geheel heeft laten vernieuwen aan de hand van het advies van een landschapsdeskundige. In de huidige situatie is dit bovendien in het bestemmingsplan ook niet vastgelegd.

Voor het kappen van bomen is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) overigens van toepassing.


Cultuurhistorie (categorie 2 motivering Verordening Romte)

De provincie constateert dat de achterzijde van het perceel op de CHK2 is aangeduid als verhoogde boerderijplaats, en adviseert de gemeente in het kader van voorliggend bestemmingsplan af te wegen of in het bestemmingsplan beschermende regels nodig zijn om de cultuurhistorische waarden ter plaatse te beschermen.

Reactie gemeente:

In het bestemmingsplan is reeds de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf kwelderwal, terpen en kruinige percelen' opgenomen. Met de regels van deze bestemming wordt de verhoogde boerderijplaats afdoende beschermd.


Archeologie (categorie 4 omgevingsvisie/goede ruimtelijke ordening)

De FAMKE adviseert archeologisch onderzoek uit te voeren bij ingrepen vanaf 500 m². De provincie kan instemmen met de conclusie in de toelichting dat onderzoek nu niet nodig is. Wel adviseert zij een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ op het perceel te leggen, zodat daarmee ook aan de regels voor het beschermen van de archeologische verwachtingswaarden uit de Erfgoedwet wordt voldaan.

Reactie gemeente:

In het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet worden aangetoond of er archeologisch onderzoek nodig is of niet. Daarbij moet worden beoordeeld in hoeverre voor de (nieuwe) planologische mogelijkheden archeologisch onderzoek nodig is. Het overgrote deel van de bebouwing is bestaand. De mogelijke toename die in principe alleen zou kunnen bestaan uit extra erfbebouwing, blijft onder de onderzoeksgrens van 500 m².

Daarmee heeft het opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' in dit specifieke bestemmingsplan geen toegevoegde waarde. Uiteraard zullen bij een volgende actualiseringsslag de noodzakelijke archeologische regelingen worden opgenomen.

De gemeente ziet geen aanleiding het voorliggende bestemmingsplan nu op dit onderdeel aan te passen.

Toelichting overig (categorie 6 plantechnisch/juridisch)

In de toelichting staan enkele onduidelijkheden wat betreft het huidige en toekomstige gebruik van de woningen en de mantelzorgwoning. De provincie verzoekt met behulp van een schets de huidige en toekomstige situatie op het perceel in beeld te brengen.

Reactie gemeente:

Zoals eerder is aangegeven, wordt de toelichting op dit plan verduidelijkt.

Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ontvangen.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 7 september ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens deze periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente en initiatiefnemer zullen onderling kostenafspraken maken met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling. Hierin worden de kosten verzekerd en worden afspraken gemaakt ten aanzien van planschade.

Bijlage 1 Lijst Met Kleinschalige Beroeps- En Bedrijfsmatige Activiteiten

LIJST VAN TOEGESTANE BEROEPEN EN BEDRIJVEN BIJ WONINGEN

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz.

individuele praktijk dierenarts

Kledingmakerij

(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf

woningstoffeerderij

Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf

uurwerkreparatiebedrijf

goud- en zilverwerkreparatiebedrijf

reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen

reparatie van muziekinstrumenten

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor:

reclame ontwerp

grafisch ontwerp

architect

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor:

notaris

advocaat

accountant

assurantie-/verzekeringsbemiddeling

exploitatie en handel in onroerende zaken

Overige dienstverlening

kappersbedrijf

schoonheidssalon

kinderdagopvang

gastouderschap

Onderwijs

autorijschool

onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium

Overig

Atelier

dan wel met voorgenoemde bedrijvigheid naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid.

Bijlage 2 Overzicht Karakteristieke Panden En Objecten

Bijlage 2 Overzicht karakteristieke panden en objecten

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Vooroverlegreacties

Bijlage 3 Vooroverlegreacties