Franeker - Tuinen en Vliet
Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke
Ontwerp op 11-12-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Franeker - Tuinen en Vliet’ met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFraVlietTuinen-ONT1 van de gemeente Waadhoeke;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden beroep
beroepen, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;
1.8 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.9 bestaand
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is dan wel krachtens een omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die:
- 1. op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanwezig zijn, daaronder vallen niet de bouwwerken, die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- 2. gebouwd worden of kunnen worden krachtens een voor het van kracht worden van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (al dan niet in afwijking van het voorgaande bestemmingsplan);
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen;
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.21 gebruiksmogelijkheden aangrenzende gronden
de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken, gelet op het gebruik van de in de nabijheid gelegen gronden;
1.22 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.23 huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.24 internetdetailhandel
detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet en de levering hoofdzakelijk geschiedt per post of koeriersdiensten en waarbij geen sprake is van een showroom;
1.25 inwoning
het wonen, niet zijnde logeren, bij anderen;
1.26 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;
1.27 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;
1.28 logiesverstrekking
het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf al dan niet in combinatie met ontbijt binnen de woonfunctie, zoals een pension aan huis en bed and breakfast;
1.29 milieusituatie
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.30 nutsvoorzieningen
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
1.31 ondergeschikte detailhandel
een niet zelfstandige detailhandelsfunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie die binnen de bestemming is toegestaan;
1.32 ondergeschikte horeca
een niet zelfstandige horecafunctie die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie die binnen de bestemming is toegestaan;
1.33 overkapping
een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.34 peil
- indien op het land wordt gebouwd: 0,6 meter boven NAP;
- indien op of in het water wordt gebouwd: het Fries Zomerpeil;
- in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont: de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
1.35 perifere detailhandel
detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen:
- a. detailhandel in brandbare of explosiegevaarlijke stoffen;
- b. detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires;
- c. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
1.36 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.37 recreatief nachtverblijf
een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.
1.38 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.39 verkeersveiligheid
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.40 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.41 voorkeurgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.42 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde kamerverhuur;
1.43 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.44 woonschip
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object, waaronder tevens een woonark, een casco en naar de aard daarmee gelijk te stellen object wordt verstaan;
1.45 (goede) woonsituatie
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens
de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
2.8 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bebossing;
- c. paden in de vorm van fiets- en voetpaden;
- d. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. wadi's, waterlopen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
- h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten;
- b. voet- en fietspaden;
- c. bermen en beplanting;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grachten, vaarten en overige waterlopen;
- b. waterpartijen;
- c. oevers en kaden;
- d. bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
- e. aanleggelegenheid;
- f. recreatief medegebruik;
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen en steigers.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen
- b. het gebruik van een jachthaven voor de verhuur van ligplaatsen aan derden die niet woonachtig zijn in het plangebied
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen,
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen, woonstraten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 6.2.1. sub c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
- b. het bepaalde in lid 6.2.3. sub a in in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 meter mogen bedragen wanneer deze voor de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw zijn geplaatst.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- b. het gebruik van gedeelten van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorend bouwwerk bij de woning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van handel in welke vorm dan ook.
Artikel 7 Wonen - Woongebouw
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een woongebouw
met daaraan ondergeschikt:
- b. paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de woonsituatie;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeerssituatie;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gedeelten van een woning voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van handel in welke vorm dan ook.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'waarde- archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
- c. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat windturbines van deze regeling zijn uitgesloten;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst-, sirene- en antennemasten wordt vergroot, mits:
- 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
- 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 3. de bouwhoogte van de mast ten hoogste 40 m zal bedragen;
- c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- d. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3 m mag bedragen;
- e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. trappen, trappenhuizen en galerijen;
- 2. entreeportalen, luifels, veranda's en balkons;
- 3. overstekende daken;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend;
- 1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijdend.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de specifieke omstandigheden van de situatie, en op basis van de door de Nota Parkeernormen Gemeente Waadhoeke november 2020, of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verbonden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Franeker - Tuinen en Vliet’
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De voormalige scheepswerf Draaisma aan de Vliet in Franeker is gekocht door een projectontwikkelaar met als doel om het gebied te ontwikkelen voor woningbouw. Het voornemen is om de bestaande bebouwing te slopen en om vervolgens 46 woningen toe te voegen. Het gaat hierbij om grondgebonden en niet grondgebonden woningen. De historische smidse is geen onderdeel van deze ontwikkeling. Het voorgenomen nieuwbouwproject is op basis van de huidige bestemming niet toegestaan. Hiervoor dient een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden.
1.2 Plangebied
Het plangebied is gelegen langs het Van Harinxmakanaal ten zuiden van de historische binnenstad van Franeker. Het plangebied ligt op een eiland.
Figuur 1.1 Luchtfoto plangebied (bron pdok.nl)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied ligt in het geldende bestemmingsplan 'Franeker Zuid'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 17 mei 2018. Het plangebied heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming Bedrijventerrein. Dit geldt ook voor de jachthaven. In het plangebied gelden verschillende functieaanduidingen, zijnde 'bedrijf tot en met categorie 2', 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf en scheepsstalling'. Verder kent een klein gedeelte van het gebied een gebiedsaanduiding. Deze gebiedsaanduiding is 'Geluidszone - Industrie'. Ook zijn er bouwvlakken opgenomen met voor de bebouwing in die bouwvlakken bepaalde goot- en bouwhoogtes.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na een inleidend hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 zowel de huidige als de toekomstige situatie beschreven. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe er wordt omgegaan met de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing. In hoofdstuk 3 wordt het algemeen geldende Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat. Alleen het beleid wat van toepassing is op het voorliggende initiatief wordt in dit hoofdstuk benoemd. Specifiek beleid (Rijk, provincie en gemeente) voor omgevingsaspecten wordt in hoofdstuk 4 besproken. De uit het beleid voortkomende motiveringen en/of onderzoeken worden ook in hoofdstuk 4 samengevat en voorzien van een conclusie. In hoofdstuk 5 worden de bestemmingen juridisch toegelicht. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op zowel de maatschappelijke als economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Historische Kenschets En Huidige Situatie
Al sinds 1762 is in dit gebied een scheepswerf aanwezig. Vanwege een veranderende markt en milieuwetgeving is begin 21ste eeuw de scheepswerf verhuisd naar een nieuwe locatie op industrieterrein West in Franeker. Nadien heeft in het bedrijfsbebouwing meer kleinschalige bedrijvigheid plaatsgevonden en zijn de gebouwen gebruikt als droogdok.
In en rondom het plangebied zijn bedrijven aanwezig zoals een autoschadeherstelbedrijf, een bedrijfsverzamelgebouw en een andere scheepswerf waar men onderhoud pleegt aan boten, boten verkoopt en boten stalt. Het autoschadeherstelbedrijf beschikt ook over een bedrijfswoning die tussen het bedrijfsgebouw en het plangebied is gesitueerd. Ook wordt ten zuiden van het plangebied (woon-werkkavels) en ten westen van het plangebied aan de Vliet gewoond. De woningen aan de Vliet grenzen met hun achtertuinen aan het plangebied.
2.2 Projectbeschrijving
In opdracht van de ontwikkelaars heeft LAOS en LYVR architecten een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1. In totaal worden er 46 nieuwe woningen gerealiseerd. Daarvan zullen er 21 appartementen zijn, en 25 grondgebonden woningen. Het uiterlijk van de woningen zal aansluiten bij de identiteit van de scheepswerf. Bestaande waardevolle elementen zoals de kadevorm en de historische bebouwing worden behouden. Vanaf de kade kunnen in de nieuwe situatie geen boten meer ter water worden gelaten.
Ingezet wordt op een woonbeleving waarbij wonen aan het water centraal staat. De diversiteit in woontypologiën past bij het oorspronkelijk werfgebied, maar sluit wel aan bij de hedendaagse woonwensen. Door het zo veel mogelijk hergebruiken van de bestaande materialen wordt ook ingespeeld op de sfeer van een werfgebied. Het is het de bedoeling dat het verkeersnetwerk in het plangebied fijnmazig en langzaam wordt, dit valt samen met de groene verblijfsplekken en het duurzaam inrichten van de openbare ruimte waarin rekening gehouden wordt met klimaatadaptatie en biodiversiteit.
Figuur 2.1 Stedenbouwkundig plan (bron Laos landschapsarchitecten)
2.3 Parkeren En Ontsluiting
2.3.1 Parkeren
De nota parkeernormen van de gemeente Waadhoeke hanteert per functie en per gebied verschillende parkeernormen. Het plangebied ligt in de 'schil centrumgebied' van Franeker. Voor grondgebonden woningen geldt daar een parkeernorm van 1,9. Voor appartementen is dit 1,6. Voor de 21 appartementen en 25 grondgebonden woningen komt de totale parkeernorm uit op 81,1. Dit komt neer op 82 parkeerplaatsen.
Het op grond van de parkeernota benodigde aantal parkeerplaatsen wordt niet in zijn totaal gerealiseerd in het plangebied. Het realiseren van meer parkeerplaatsen is echter niet wenselijk, omdat dit afbreuk doet aan de gewenste hoge kwaliteit bebouwing en (verblijfs)groen voor het plangebied. Er wordt ingezet op een 'groene' leefomgeving. Dat betekent evenwel, dat (verdere) verkeersaantrekkende werking voorkomen moet worden. Om die reden worden kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis niet toegestaan. Tijdens de toekomstige ontwikkeling tot woongebied van het overige deel van het eiland waarop het plangebied zich bevindt, zullen nog meer mogelijkheden met betrekking tot parkeerplaatsen gevonden worden.
2.3.2 Ontsluiting
Het plangebied wordt zowel via de Vliet als via de Tuinen ontsloten. Door het plangebied loopt een doorgaande weg zodat verkeer zowel via een Vliet als via de Tuinen het plangebied kunnen verlaten. De Vliet en de Tuinen komen bij elkaar bij de brug die het plangebied ontsluit met de rest van Franeker. Voor langzaam verkeer is er ook een mogelijkheid om via een voetgangersbrug aan de Vliet het plangebied te verlaten. Woningbouw brengt ook extra verkeersbewegingen met zich mee. Op basis van kengetallen uit de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' is de verkeersgeneratie berekend. Op de Tuinen neemt door de nieuwbouw de verkeersgeneratie met 226 auto's per dag toe. Voor de Vliet geldt een kleinere toename omdat slechts 9 woningen via deze route worden ontsloten. De gemiddelde toename van verkeer op de Vliet bedraagt 62 auto's per dag. Het effect van deze toename is niet groot. Een dergelijke verkeersgeneratie per dag zal naar verwachting niet leiden tot knelpunten.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 NOVI
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving benoemd die in samenhang bekeken moeten worden. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economisch kansen die daarbij horen. Het Rijk heeft hiervoor vier integrale prioritaire opgaven benoemd, waarbij keuzes moeten worden gemaakt tussen nationale belangen. Deze prioriteiten zijn:
- Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie
- Duurzaam economisch groeipotentieel
- Sterke en gezonde steden en regio's
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Afhankelijk van de aard, omvang en locatie van het plangebied zal per project een afweging gemaakt moeten. Centraal in de te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Om aan dit afwegingsproces en de omgevingsinclusieve benadering richting te geven, worden drie afwegingsprincipes gehanteerd. Deze zijn:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- Afwentelen wordt voorkomen.
Uitvoeringsagenda
In de NOVI heeft het Rijk de nationale belangen en prioriteiten weergegeven, waarmee een richtinggevend kader is geschetst voor het maken van decentrale keuzes. In de Uitvoeringsagenda wordt voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI aangegeven hoe het Rijk invulling gaat geven aan haar rol bij de uitvoering. Waar nog nadere uitwerkingen van beleidskeuzes nodig zijn vinden deze plaats in de verschillende programma's.
Toets
Dit bestemmingsplan raakt meerdere nationale belangen en opgaven in de fysieke leefomgeving zoals deze genoemd zijn in de NOVI:
- Bevorderen van de duurzame ontwikkelingen van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving
- Realiseren van een goede omgevingskwaliteit
- Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woningbehoefte
Om aan te tonen of aan deze belangen / opgaven voldaan wordt, dient de voorgenomen ontwikkeling getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.1.2 Ladderonderzoek duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de voorloper van de NOVI geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder komt min of meer in zijn huidige vorm terug in de Omgevingswet (Bkl). De ladderonderbouwing maakt deel uit van de in de NOVI geformuleerde prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's'.
Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, dient aangetoond te worden dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Artikel 3.1.6. Lid 2 Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
Van belang is wat volgens de Bro de definitie van bestaand stedelijk gebied en stedelijke ontwikkeling is.
- Stedelijk gebied: Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
- Stedelijke ontwikkeling: Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Met dit bestemmingsplan wordt een stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. Er worden meer dan 11 woningen bestemd op een locatie waar nu nog geen woningen zijn bestemd. Het plangebied ligt in stedelijk gebied waardoor een motivering van de locatiekeuze niet noodzakelijk is.
Op 28 mei 2020 heeft de gemeenteraad de woonvisie 'Waadhoeke 2020 2030 'Samen Sterk' vastgesteld. Voor het opstellen van deze Woonvisie is gebruik gemaakt van een actueel regionaal woningmarktonderzoek en gesprekken met de inwoners van de gemeente Waadhoeke. In de woonvisie is aangegeven dat Franeker een behoefte van 55 - 75 woningen heeft. De gemeente voorziet daarboven nog een extra vraag van circa 20 woningen. In deze woonvisie is de transformatielocatie Vliet/Tuinen specifiek genoemd. Met deze woningbouwontwikkeling is dus reeds rekening gehouden.
Uit het marktonderzoek blijkt verder dat in Franeker er ruimte is voor meer binnenstedelijke plannen voor gemengd grondgebonden en gestapeld in de huur- én koopsector met specifieke aandacht voor herinvulling van panden, plekken of vervanging van woningen. De transformatielocatie Vliet/Tuinen voldoet aan deze behoefte.
Conclusie
Dit bestemmingsplan raakt meerdere nationale belangen en opgaven in de fysieke leefomgeving. Deze belangen en opgaven richten zich met name op de duurzame verstedelijking. Uit de laddertoets duurzame verstedelijking blijkt dat de voorgenomen woningbouwopgave conform deze wettelijke voorschriften is voor een duurzame stedelijke ontwikkeling en dus voldoet aan het Rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele
Op 23 september 2020 heeft Provinciale Staten de Omgevingsvisie 'Fryslân - De romte diele' vastgesteld. De omgevingsvisie is geen eindbeeld, het biedt een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van de Friese leefomgeving op de lange termijn (2030-2050). In deze omgevingsvisie is de hoofdambitie van de provincie Fryslân als volgt weergegeven: Brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. Om deze ambitie uit te kunnen voeren heeft de provincie principes (inhoudelijke en samenwerkingsprincipes), doelen en urgente opgave geformuleerd. Doelstelling is om uit te gaan van de bestaande kwaliteiten waarop gewenste nieuwe ontwikkelingen aansluiten. Specifieke aandacht krijgen vier opgaven die in overleg met de samenleving zijn benoemd als urgente opgaven. In het Veenweidegebied, het IJsselmeer en het Waddengebied komen veel belangen en aspecten samen. Voor deze gebieden is in de omgevingsvisie een gebiedsgerichte aanpak opgenomen. Dit sluit een gebiedsgerichte aanpak in andere gebieden niet uit.
De met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningbouwlocatie is niet in strijd met de provinciale beleidsuitgangspunten. Het plangebied heeft in het huidige bestemmingsplan nog een industriële bestemming (scheepswerf). Er is dus sprake van een binnenstedelijke herstructurering van industrie naar wonen (nabij het centrum van Franeker). Ook is in het landschappelijk en stedenbouwkundige ontwerp rekening gehouden met de omgevingskwaliteiten en de historie van dit gebied.
3.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014
Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Nadien is deze verordening nog op enkele punten gewijzigd (zon en wind). In deze verordening zijn de provinciale belangen vastgelegd. De gemeente dient bij het opstellen van een ruimtelijk plan rekening te houden met deze provinciale belangen.
In de Verordening Romte Fryslân zijn concrete regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
In de verordening is onder meer de grens tussen het bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied vastgelegd en hoe om te gaan met mogelijkheden voor woningbouw. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het landelijk gebied. Het plangebied bevindt zich voor een deel in het bestaand stedelijk gebied en voor een deel in het buiten stedelijk gebied, zoals dit door de provincie is aangewezen.
Op grond van de toelichting behorende bij de Verordening Romte Fryslân ligt de gehele ontwikkellocatie binnen bestaand stedelijk gebied.
Motivering
De transformatie locatie Vliet/Tuinen is al langere tijd voorzien en ook als zodanig opgenomen en benoemd in de woonvisie Waadhoeke 2020-2030 Samen Sterk. Het betreft een herstructurering in bestaand stedelijk gebied, waarmee deze woningbouwontwikkeling passend is conform de Verordening Romte Fryslân 2014 en daarbij binnen de actuele provinciale beleidskaders.
De ontwikkeling in dit bestemmingsplan behoort tot één van de projecten, die door de gemeente Waadhoeke is aangeleverd op de projectenlijst ten behoeve van de regionale woondeal Noordwest Friesland. De locatie Franeker Vliet en Tuinen is op deze projectenlijst ondergebracht onder Franeker 'Scheepswerf Draaisma'. Het voorliggende concept bestemmingsplan maakt 46 woningen mogelijk.
In totaal worden maximaal 46 woningen gerealiseerd. Hiervan behoren 16 woningen tot de goedkope koop, 15 woningen tot de duurdere koop en voor 15 woningen is het segment nog onbekend.
De te realiseren woningen voorzien in de woonbehoefte van deze regio. Middels marktonderzoek en gesprekken met omwonenden/geïnteresseerden is deze lokale behoefte vastgesteld. De transformatielocatie is ruim voor de regionale woondeal ontstaan en uitgewerkt, hierdoor komt een deel van de invulling van de woningtypen niet overeen met hetgeen met de regionale woondeal wordt beoogd. Getracht zal worden om hier nader overleg over te voeren met de ontwikkelaar.
Conclusie
Deze ontwikkeling vindt zijn grondslag in de gemeentelijke 'Woonvisie Waadhoeke 2020-2030, Samen sterk' en is nader geconcretiseerd in de regionale woondeal. Gelet op het hiervoor genoemde wordt voldaan aan het gestelde in de Verordening Romte Fryslân 2014.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Stad Franeker 2015 - 2025 'Franeker, Ster van de Elf Steden'
Op 28 mei 2015 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Franekeradeel de structuurvisie 'Stad Franeker 2015 - 2025' vastgesteld. Deze structuurvisie bevat de hoofdlijnen voor de voorgenomen ontwikkeling van de stad Franeker en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid.
In de structuurvisie wordt in hoofdstuk 5 'Franeker woonstad' aangeven dat er meerdere locaties in Franeker zijn die in aanmerking komen voor een (geleidelijke) transformatie naar wonen. Een van deze locaties is bedrijventerrein Vliet en Tuinen. Voor dit gebied is aangegeven dat een transformatie naar grotendeels een woonfunctie op termijn tot de mogelijkheden behoort. De bedrijven op dit terrein zitten 'op slot' vanwege het feit dat het terrein grotendeels is omsloten door woonbebouwing.
3.3.2 Woonvisie Waadhoeke 2020 - 2030 'samen sterk'
De gemeente Waadhoeke bestaat uit de stad Franeker, veertig dorpen, acht wijken en meerdere buurtschappen. Er zijn ontwikkelingen die alle wijken en dorpen raken. Tegelijkertijd is elk dorp en elke wijk even belangrijk. De gemeente Waadhoeke is van mening dat plannen met oog voor het lokale en met ruimte voor maatwerk het meest opleveren, met als kanttekening dat er wel oog moet zijn voor het grotere geheel.
Om grip te krijgen op de balans tussen die twee aspecten, is de 'Woonvisie Waadhoeke 2020-3030 samen sterk' in het leven geroepen. De Woonvisie heeft als doel om projecten in gang te zetten die bijdragen aan het lange termijn doel. De hoofdlijn van de woonvisie geldt voor een periode van 10 jaar, tot 1 januari 2030.
Voorafgaand aan het vaststellen van de Woonvisie is een woningmarktonderzoek verricht. Uit dit woningmarktonderzoek komt naar voren dat de gemeente Waadhoeke drie grote(re) uitbreidingslocaties heeft; waaronder de stad Franeker. Het extra toevoegen van woningen aan de huidige woningvoorraad van de stad voorziet, gezien de combinatie ligging én woningmarkt, in de huidige vraagbehoefte. Uiteraard is het van belang om op deze locaties de gewenste woningtypen tegen de juiste verkoopprijzen aan te bieden. Daarnaast moet eveneens sprake zijn van nieuwbouw van een gewenste kwaliteit. Dit betekent onder meer dat stedenbouwkundige randvoorwaarden ervoor moeten zorgen dat de beoogde uitbreiding op zorgvuldige wijze wordt ingepast en gerealiseerd. Het hiervoor genoemde komt ook ruimschoots aan bod in paragraaf 3.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014.
Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in een woonuitbreiding van in totaal maximaal 46 woningen. Voor het bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat is opgenomen als bijlage 9 van deze toelichting. Inhoudelijk wordt voldaan aan alle voorwaarden die vanuit de woonvisie worden gesteld om tot woningbouw te komen.
3.3.3 Welstandsnota Waadhoeke
Op 12 december 2019 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota Waadhoeke vastgesteld (laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2021). In deze welstandsnota is aangegeven dat het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de belevingswaarde van de gemeente Waadhoeke. Uitgangspunt daarbij is dat met het opstellen van welstandsbeleid de gemeente een helder, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht levert. Burgers, ondernemers en ontwerpers worden in een vroeg stadium geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
Voor deze woningbouwontwikkeling is een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan wordt apart vastgesteld. De criteria uit het beeldkwaliteitsplan vormen een wijziging van en aanvulling op de welstandsnota. Op die manier vormt dit in gezamenlijkheid het toetsingskader voor de welstandscommissie.
3.3.4 Nota Parkeernormen
Op 8 november 2020 heeft het college de Nota Parkeernormen vastgesteld. In deze nota is de gemeentelijke parkeernorm voor verschillende gebieden en functies vastgelegd. Ook is aangegeven op hoe de parkeervraag aan de hand van de normen moet worden berekend en welke eisen de gemeente stelt aan de invulling van de parkeervraag. Uitgangspunt is dat de parkeervraag op eigen terrein wordt opgelost. Onder bepaalde omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Benutting van de bestaande openbare parkeercapaciteit is dan een optie. Deze nota geeft aan welke mogelijkheden er zijn en onder welke voorwaarden.
In de Nota Parkeernormen is onderscheid gemaakt in meerdere gebieden. De stad Franeker zelf is ook weer ingedeeld in meerdere gebieden (binnenstad, schil binnenstad en overige gebied). Het bestemmingsplangebied ligt in het gebied 'Schil binnenstad'. In hoofdstuk 2.3 is nader ingegaan op de parkeernorm.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.1.1 Archeologie
Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988. In artikel 9.1 van de Erfgoedwet is echter bepaald dat tot het tijdstip waarop de nieuwe Omgevingswet in werking is getreden de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 met betrekking tot archeologie van toepassing blijven. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. De kern van de Monumentenwet 1988 is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.
Ter ondersteuning van de gemeenten heeft de provincie Fryslân de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) ontwikkelt. Op deze kaart is op basis van zowel de aanwezige archeologische monumenten als de te verwachten archeologische waarden een advies aangegeven. De FAMKE bestaat uit twee provincie dekkende advieskaarten, één voor de periode Steentijd - Bronstijd, en één voor de periode IJzertijd - Middeleeuwen. Deze kaart is ook gekoppeld aan de provinciale ruimtelijke verordening.
Op basis van de advieskaart voor de Steentijd - Bronstijd is geen onderzoek noodzakelijk. Uit de advieskaart voor de IJzertijd - Middeleeuwen blijkt dat in het plangebied zich archeologische resten kunnen bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 500 meter² een karterend archeologisch onderzoek uit te laten voeren. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Mocht het plangebied een bebouwde kom betreffen, dan dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan. Worden er een of meerdere vindplaatsen aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats.
Archeologisch onderzoek
Lycens heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd met betrekking tot het plangebied Franeker, Vliet en Tuinen. Dit onderzoek is als bijlage 2 toegevoegd aan deze toelichting. Het plangebied is de locatie geweest van scheepswerf Draaisma vanaf het einde van de 19e eeuw tot ver in de 20e eeuw. Op dit moment zijn er loodsen aanwezig waarin nu nog schepen gestald worden. Uitgaande van de bij het bureauonderzoek gebruikte bronnen bestaat de laagopeenvolging binnen het plangebied uit een verstoorde of ophogingslaag met puinresten op kleilagen en zandlagen met schelpresten. Het dekzand wordt op een diepte van 6 meter beneden maaiveld verwacht. De bodem in het plangebied is bij de bouw van de huidige bebouwing en het gebruik van het gebied als scheepswerf verstoord tot 1 tot 2 meter beneden maaiveld. Tevens zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied.
De archeologische verwachting in het plangebied is laag, bovendien is gebleken dat de bodem grotendeels is verstoord tot meer dan 1 meter beneden maaiveld. Daarom is de kans klein dat er archeologische resten aanwezig zijn. Graafwerkzaamheden ten behoeve van de planontwikkeling zullen niet dieper reiken dan 1,0 meter mv.
Conclusie
Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat in het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. De kans is klein dat tijdens de uitvoering van de plannen archeologische resten verstoord worden. Op basis van de resultaten van het hier gerapporteerde onderzoek wordt de kans klein geacht dat bij de geplande herinrichting van het gebied eventueel aanwezige archeologische resten worden verstoord. Daarom wordt geadviseerd de locatie vrij te geven voor de voorgenomen ingreep tot een diepte van 1 meter beneden maaiveld. Dit wordt geregeld in een dubbelbestemming archeologie.
Ook in een vrijgegeven plangebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
4.1.2 Cultuurhistorie
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden meegewogen te worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat een analyse van de cultuurhistorische waarden moet worden verricht. In het ruimtelijk plan moet vervolgens inzichtelijk gemaakt worden op welke wijze deze waarden geborgd worden. Op de CHK2 van de provincie Friesland is te zien dat er binnen het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn.
Net buiten het plangebied ligt de oude Smidse van de historische scheepswerf Draaisma. Ondanks dat deze oude smidse niet op de CHK2 staat heeft het gebouw wel een cultuurhistorische waarde. Momenteel wordt onderzocht hoe aan het pand van de oude smidse een voor de toekomst geschikte en passende invulling kan worden gegeven. Hetzelfde geldt voor de terreininrichting van het plangebied. In het stedenbouwkundig ontwerp is een uitvoerige analyse gedaan waarvan ook de cultuurhistorie onderdeel uitmaakt en dat op basis daarvan rekening gehouden wordt met het hergebruik van bestaande materialen zoals stelconplaten. In de buitenruimte bevinden zich meerdere objecten die van cultuurhistorisch waarde zijn. Zoals de 'spoorlijn' richting de loods, de karakteristieke vorm van de kade en de steigers. Het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan laat het historisch gebruik van de werf goed zien. Hierin wordt bovendien aangegeven op wat voor manier de sfeer van de werf in de toekomst kan blijven bestaan.
4.2 Geluid
De Wet geluidhinder (hierna: Wgh) biedt het toetsingskader voor het geluidniveau van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en terreinen (geluidsgevoelige functies). Voor de geluidsgevoelige functies die binnen bepaalde afstanden (geluidszones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag grenswaarden bepaalt. De Wgh kent bandbreedtes waarbinnen het bevoegd gezag moet blijven. Er geldt een voorkeurswaarde (lager mag niet) en een bovengrens (hoger mag niet). Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen.
4.2.1 Industriegeluid
Het plangebied ligt binnen een gezoneerd industrieterrein waar omheen een geluidzone ligt ex artikel 41 van de Wgh. Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Dit is in het huidige geldende bestemmingsplan geregeld.
Omdat in het plangebied woningbouw mogelijk wordt gemaakt, kan het plangebied niet meer als gezoneerd industrieterrein worden aangemerkt en kan de mogelijkheid voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen komen te vervallen. Met de vaststelling van dit bestemmingsplan zal dit terrein gedezoneerd worden.
4.2.2 Wegverkeerslawaai
Bij de realisatie van woningen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen. Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB. De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met eigen argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk inschrijven in het kadaster.
Akoestisch onderzoek wegverkeersgeluid
De wegen Vliet en Tuinen zijn wegen waarvoor een maximale snelheid van 30 km/u geldt. Het zijn daardoor geen gezoneerde wegen. In jurisprudentie is bepaald dat voor dergelijke wegen bij een ruimtelijke procedure wel een akoestische afweging noodzakelijk is. Daarom is door De Geluidsmeester een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor de beoordeling is aansluiting gezocht bij de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Dit akoestisch onderzoek is als bijlage 3 toegevoegd aan deze toelichting.
Uit de resultaten blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting (alle wegvakken gezamenlijk) op respectievelijk de werkplaatswoningen, pakhuiswoningen en loodswoningen ten hoogste 46, 45 en 45 dB Lden bedraagt. Daarmee is de gecumuleerde geluidsbelasting lager dan de wettelijke voorkeurswaarde voor afzonderlijke wegvakken van 48 dB Lden. Ten aanzien van wegverkeer is er dan ook bij de te realiseren woningen en appartementen sprake van een akoestisch goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er vanuit akoestisch oogpunt geen knelpunten zijn geconstateerd om de woningen te realiseren.
4.3 Bedrijven- En Milieuzoneringen
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Door te zoneren kunnen de milieuonderwerpen geur, stof, geluid en gevaar indirect doorwerken in het bestemmingsplan met als doel het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak niet met elkaar verdragende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen de bestemmingsgrens van de toe te laten milieubelastende functie en de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Deze richtafstanden zijn gebaseerd op de milieuzoneringen van een gemiddeld bedrijf en daarom preventief van aard. Om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke milieubelasting dient separaat onderzoek uitgevoerd te worden.
Toets
Wonen is geen milieubelastende functie maar wel een milieugevoelige functie. Hierom wordt bij het realiseren van woningen alleen gekeken naar de omgeving waarin de woningen worden gerealiseerd.
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 wordt onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonwijk' en een 'gemengd gebied'. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen dan andere functies voor. In dit geval is er in het plangebied en in de omgeving van het plangebied sprake van een matige tot sterke functiemenging. Direct naast de geprojecteerde woningen zijn bedrijven gevestigd en is er een haven voor pleziervaartuigen. Volgens de VNG brochure behoren ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, tot het omgevingstype gemengd gebied. Aan de zuidkant grenst het plangebied aan de geluidszone van het zuidelijk gelegen bedrijventerrein. De aard van de omgeving en de hogere milieubelasting die al aanwezig is, rechtvaardigt daarom het typeren van het gebied als 'gemengd gebied'. Hiermee is het mogelijk een kleinere richtafstand aan te houden, namelijk de richtafstand die hoort bij een categorie lager in een rustige woonwijk.
Rondom een groot deel van het plangebied is, conform het bestemmingsplan Franeker Zuid van 17-05-2018, sprake van een bedrijventerrein (niet gezoneerd) waarop bedrijven tot milieucategorie 2 zijn toegestaan. Dit met uitzondering van enkele percelen met een functieaanduiding zoals “specifieke vorm van bedrijf - autoplaatwerkerij en autospuitinrichting” en “specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf en scheepsstalling”. Gelet op ligging van het woningbouwproject ten opzichte van deze bedrijven is een onderzoek naar industrielawaai bedrijven uitgevoerd. Dit onderzoek maakt deel uit van het akoestisch onderzoek 'Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Franeker Tuinen en Vliet'. Dit onderzoek is als bijlage 3 toegevoegd aan deze toelichting.
Onderzoek
Voor de direct zuidoostelijk gelegen bedrijven aan de Tuinen 33 t/m 44 is sprake van woon- /werklocaties. De richtafstand voor deze bedrijven bedraagt in overeenstemming met de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering 10 meter in gemengd gebied. Uit het stedenbouwkundig plan blijkt dat de richtafstand van 10 meter wordt gerespecteerd. De afstand bedraagt minimaal 11 meter. Uit visuele opname ter plaatse blijkt dat de nadruk ligt op wonen. Zo zijn er bijvoorbeeld geen bedrijfsactiviteiten waargenomen en ook geen reclame-uitingen. Gelet op het groot aantal (bedrijfs)woningen zijn de hier aanwezige bedrijven reeds begrensd in de akoestisch mogelijkheden. Gesteld wordt dan ook dat er bij de nieuwbouw in het plangebied sprake is van een goed akoestisch woon- en leefklimaat en dat de bedrijven niet in het functioneren worden beperkt.
Ten noorden van het plangebied is aan de Tuinen 46/47 een bedrijfsperceel gelegen waarvan een groot deel is het bestemd als milieucategorie 2. Echter heeft een deel de functieaanduiding “specifieke vorm van bedrijf - autoplaatwerkerij en autospuitinrichting”. Voor deze functieaanduiding is op basis van de VNG-Publicatie bedrijven en milieuzonering een milieucategorie 3.2 (Autoplaatwerkerijen) van toepassing met een richtafstand van 50 meter in gemengd gebied. Momenteel is het terrein door Autoschade Kuperus, in overeenstemming met deze specifieke vorm, in gebruik.
Uit het stedenbouwkundig plan blijkt dat de richtafstand van 50 meter niet wordt gerespecteerd. De afstand bedraagt ten hoogste 36 meter. Er is geen sprake van tussenliggende woningen van derden waardoor de inrichting mogelijk door de nieuwbouw kan worden beperkt. Conform stap 2 van de VNG-Publicatie bedrijven en milieuzonering is inpassing alleen mogelijk met een akoestisch onderzoek. Het onderzoek is noodzakelijk om na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het voornemen en zo ja of deze door het treffen van maatregelen kunnen worden weggenomen. Uit de rekenresultaten blijkt dat aan de richtwaarden uit stap 2 van de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering wordt voldaan. Bij de te realiseren woningen is met betrekking tot de geluidemissie van inrichting Autoschade Kuperus (Tuinen 46/47) sprake van een akoestisch goed woon- en leefklimaat.
Ten noordoosten, op grotere afstand van het plangebied, is aan de Tuinen 31 een bedrijfsperceel gelegen met de functie aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf en scheepsstalling” (zie afbeelding 4.1). Voor deze functieaanduiding is op basis van de VNG-Publicatie bedrijven en milieuzonering een milieucategorie 4.1 (Scheepsbouw- en reparatiebedrijven van metalen schepen < 25 m) van toepassing met een richtafstand van 100 meter in gemengd gebied. Opgemerkt wordt dat het terrein momenteel niet als dusdanig in gebruik is.
Uit het stedenbouwkundig plan blijkt dat de richtafstand van 100 meter niet wordt gerespecteerd. De afstand bedraagt ten hoogste 70 meter. Echter zijn er op kortere afstand al woningen van derden, in verschillende richtingen, gelegen en is er sprake van tussenliggende afschermende (bedrijfs)gebouwen. De bedrijfslocatie (Tuinen 31) wordt door de bestaande woningen reeds beperkt. Gesteld wordt dan ook dat er bij de nieuwbouw in het plangebied sprake is van een goed akoestisch woon- en leefklimaat en dat het bedrijfsperceel niet in het functioneren worden beperkt.
Conclusie
Ondanks dat de te realiseren woningen en appartementen nabij bedrijven worden gerealiseerd, is er sprake van een goed woon- en leefklimaat. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er vanuit akoestisch oogpunt geen knelpunten zijn geconstateerd om de woningen en appartementen te realiseren.
4.4 Besluit Milieueffectrapportage (Besluit M.e.r.)
In het Besluit m.e.r. is in de D-lijst aangegeven welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer een activiteit onder de in kolom 2 van deze D-lijst opgenomen drempelwaarde blijft, moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen opleveren. In onderdeel D 11.2 zijn de drempelwaarden voor een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. In tegenstelling tot de Bro is in het Besluit m.e.r. het begrip stedelijk ontwikkelingsproject niet gedefinieerd.
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het project. Onder meer de aard, de omvang en de milieugevolgen van de stedelijke ontwikkeling zijn relevant. Als een ontwikkeling negatieve milieugevolgen heeft dan is er sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Gelet op de huidige situatie waarin het plangebied als scheepsstalling wordt gebruikt is er sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het aantal verkeersbewegingen zal door de bouw van 46 wooneenheden toenemen.
Dit woningbouwproject ligt onder de drempelwaarde. Het project is daarom niet MER plichtig. Omdat er wel sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is onderzocht of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Hiervoor is een vormvrij m.e.r.-aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze notitie is als bijlage 4 toegevoegd aan deze toelichting. Het college heeft op basis van deze notitie besloten dat er geen m.e.r. procedure hoeft te worden doorlopen.
4.5 Bodem
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kan worden afgestemd. In 2006 is voor het gehele plangebied een actualisatie en nader bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 5). Aanleiding voor dit onderzoek was eveneens een voorgenomen woningbouwontwikkeling. Op de locatie is sprake van een bodemverontreiniging met asbest, zware metalen, PAK en minerale olie welke is ontstaan vóór 1987 als gevolg van de activiteiten op de scheepswerf. Inmiddels is het bodemonderzoek uit 2006 ter plaatse van onbebouwde terreindelen geüpdatet waarbij rekening is gehouden met de huidige protocollen en normen, waaronder het gewijzigd stoffenpakket. In verband met de voorgenomen bestemmingswijziging voor de realisatie van appartementen en grondgebonden woningen zijn saneringsmaatregelen noodzakelijk om de locatie geschikt te maken voor de functie wonen. Tot op heden hebben er nog geen saneringswerkzaamheden plaatsgevonden.
Naar aanleiding van de resultaten van voorgaand en actueel onderzoek heeft een vooroverleg met de FUMO plaatsgevonden. In een saneringsplan zijn de noodzakelijke saneringsmaatregelen en te bereiken eindsituatie voor de nieuwe bestemming vanuit milieuhygïenisch oogpunt beschreven. Daarin zijn tevens de arbotechnische aspecten tijdens de uitvoering van de saneringswerkzaamheden beschreven. Het doel van het saneringsplan is het omschrijven van de uit te voeren saneringsmaatregelen, zodat voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving en de te realiseren bodemkwaliteit die past bij de geplande bestemming. In het vooroverleg met FUMO Is afgesproken dat voor de uitvoering van de bodemsanering een tweetal procedures doorlopen wordt waarop een beschikking voor de voorgenomen sanering wordt genomen. Een BUS-melding mobiel voor de verontreiniging met minerale olie (contour in rode stippellijn op tekening) in grond en grondwater en een BUS melding immobiel voor de verontreinigingen met asbest, zware metalen en PAK die samenhangen met de bijmengingen met bodemvreemd materiaal in de toplaag van de locatie. De contour van het geval met immobiele verontreiniging valt samen met de kadastrale terreingrenzen en daarmee de begrenzing van de bestemmingswijzigingen. Aangezien het terrein momenteel nog bebouwd en in gebruik is bij de scheepswerf worden bebouwde en in gebruik zijnde terreindelen onderzocht na sloop en beëindiging van betreffende bedrijfsactiviteiten. Het saneringsplan wordt als toelichting bij de meldingen gevoegd en is als bijlage 6 toegevoegd aan de toelichting. Conform de regelgeving voldoen de bestemde terreindelen voor wonen na sanering aan de kwaliteitsklasse wonen. De tuinen bij de grondgebonden woningen voldoen eveneens aan kwaliteitsklasse wonen. Infrastructuur en extensief gebruikt openbaar grond voldoet na sanering aan kwaliteitsklasse industrie. Alle verontreinigingen boven interventiewaarde zijn na sanering volledig verwijderd, zodat er geen gebruiksbeperkingen gelden of nazorg van toepassing is.
4.6 Ecologie
4.6.1 Gebiedsbescherming
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen.
Naast de bescherming van de Wnb kunnen waardevolle gebieden ook beleidsmatig beschermd zijn doordat zij behoren tot het Natuurnetwerk Nederland. Uitgangspunt van het beleid is dat plannen, handelingen en projecten in het NNN niet toegestaan zijn indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN significant aantasten. Het NNN is in de provinciale omgevingsvisie uitgewerkt. Het plangebied ligt niet in het NNN. Ook ligt het plangebied niet in of nabij een weidevogelgebied.
Stikstofonderzoek
Voor de realisatie van dit bouwproject wordt er gewerkt met meerdere werktuigen op de bouwplaats. Vanuit de verbrandingsmotoren van deze werktuigen ontstaan stikstofoxiden (NOx). De uitstoot is afhankelijk van factoren als het type werktuig, het vermogen, het percentage belasting en het aantal draaiuren. Deze variabelen zijn ingevoerd in het AERIUS model van het RIVM (versie 2023.01). Na invoer van de gegevens van de mobiele werktuigen zijn ook de gegevens met betrekking op de vervoersbewegingen van en naar de bouwplaats en de vervoersgegevens tijdens de gebuiksfase in de AERIUS calculator ingevoerd. Vervolgens is door de AERIUS calculator de totale stikstofdepositie van de aanleg- en de gebruiksfase in stikstofgevoelige gebieden als gevolg van deze emissies berekend. Het stikstofonderzoek is als bijlage 7 toegevoegd bij deze toelichting. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van een significant effect op stikstofgevoelige gebieden. Voor deze gebiedsontwikkeling hoeft daarom geen Wnb vergunning bij het bevoegd gezag te worden aangevraagd.
4.6.2 Soortenbescherming
De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Gedeputeerde Staten kunnen hiervoor ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. In de provinciale verordening dient deze mogelijkheden dan wel opgenomen te zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan / onderbouwd, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.
Quickscan flora en fauna
Natuurbank Overijssel heeft op 18 juli 2023 een quickscan flora en fauna in het plangebied uitgevoerd. Deze quickscan is als bijlage 8 toegevoegd aan deze toelichting. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen benutten het plangebied uitsluitend als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt mogelijk een beschermd grondgebonden zoogdier en amfibie gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier en amfibie beschadigd en vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, en die mogelijk gedood worden, geldt, in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen, een vrijstelling van de verbodsbepalingen `doden' en het `beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen'.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
Aanvullend op de quickscan flora en fauna heeft de provincie Fryslân aangegeven dat op minder dan 100 meter van het plangebied (aan de Leane) een kraamverblijf meervleermuis aanwezig is. Daarnaast wordt het van Harinxmakanaal door onder andere de meervleermuis gebruikt als migratieroute (kaartenkijkdoos.nl). Deze worden niet aangetast in het planvoornemen. Om verstoring van de soort te voorkomen dient gewerkt te worden gedurende de daglichtperiode. Er dient geen extra verlichting te worden ingezet. Hiermee wordt rekening gehouden door te werken in de daglichtperiode en daarbij geen extra verlichting te gebruiken.
4.7 Externe Veiligheid
Het externe veiligheidsbeleid stelt twee zaken centraal:
- de bescherming van personen bij een risicobron tegen de kans op overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen, een vliegtuig op of bij een luchthaven of een windturbine (PR);
- de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijke ramp met een groot aantal slachtoffers (GR).
Voor het bereiken van de eerste doelstelling wordt gebruik gemaakt van het begrip plaatsgebonden risico (PR). Het PR geeft de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij genoemde risicobronnen. De norm voor het PR is de kans van 1:1.000.000 (10-6). Het PR is alleen van toepassing indien binnen de PR contour (zone rondom een risicobron) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woning, ziekenhuis, grote winkelcentra en bedrijven) zich bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een kleine winkel of klein bedrijf) geldt een richtwaarde.
Voor het bereiken van de tweede doelstelling wordt gebruik gemaakt van het groepsrisico (GR). Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval waarbij tien of meer dodelijke slachtoffers vallen in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de risicobron verblijft, bepaalt daardoor de hoogte van het GR. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde en in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat het bevoegde gezag bij het nemen van een besluit het GR moet verantwoorden.
De risicovolle inrichtingen zijn op de signaleringskaart Externe veiligheid weergegeven. In en nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen die onder het Bevi vallen maar wel een hogedruk aardgasleiding. Voor deze gasleiding geldt geen plaatsgebonden risicocontour. Aan weerszijden van de gasleidingen geldt een belemmeringenstrook, hiervoor is in het bestemmingsplan een beschermende regeling voor geboden. Het plangebied ligt ook niet in het invloedsgebied (GR) van deze gasleiding. De 1% letaalzone ligt buiten het plangebied.
Figuur 4.1 ligging plangebied ten opzichte van hogedrukaardgasleiding (bron signaleringskaart EV)
Motivatie fysieke veiligheid: Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid
Gelet op de ligging aan het Van Harixmakanaal is er voldoende bluswater nabij het plangebied aanwezig. Het plangebied is voor brandweerauto's slechts via een route bereikbaar. Over het water is het plangebied goed bereikbaar.
De Brandweer Fryslân heeft op 10 juli 2023 een advies op het voorgenomen woningbouwplan gegegeven. Brandweer Fryslân heeft geen bezwaar tegen de bestemmingswijziging. Wel wordt in het plangebied een knel-/ aandachtspunt met betrekking tot de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid voorzien. In overeenstemming met de punten die genoemd zijn in deze bijlage adviseert Brandweer Fryslân daarom om:
- de wegen in het plangebied te laten voldoen aan de genoemde kenmerken;
- er voor te zorgen dat de brandweer binnen 40 meter van elke woning kan opstellen en binnen 10 meter voor de appartementengebouwen;
- de bluswatervoorziening in het plangebied uit te voeren volgens bovengenoemde kenmerken en de brandweer te betrekken bij de exacte uitvoering
- de brandweer op de hoogte te brengen van de mate waarin ons advies is overgenomen.
Initiatiefnemers hebben deze reactie inmiddels ook ontvangen en zullen bij de verdere planvorming hiermee rekening houden.
4.8 Kabels En Leidingen
In het plangebied liggen geen kabels en leidingen zoals een hogedruk aardgasleiding, een rioolpersleiding, een waterleiding, een straalpad en een hoogspanningsverbinding waar planologisch rekening mee gehouden moet worden.
4.9 Luchtkwaliteit
Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit waardoor men burgers beschermen kan tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
4.10 Water
Het voorliggende bestemmingsplan is in het kader van de watertoets op 29 september 2023 voorgelegd aan het Wetterskip Fryslân. Dit is gebeurd via de digitale watertoets. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de normale procedure wordt doorlopen. Er is wel een aanvullend wateradvies afgegeven.
Waterkwantiteit
Het hemelwater dient zo schoon mogelijk te blijven. Het is daarom belangrijk om de waterkwaliteit te bewaken. Daartoe dient het gebruik van uitloogbare materialen (zoals zink) bij de bouw van de nieuwe woningen evenals bij toekomstige onderhouds- en renovatiewerkzaamheden zoveel mogelijk te worden vermeden.
Verhardingstoename
Door de meeste ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is. Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Ook kunnen alternatieve maatregelen worden toegepast.
Met dit woningbouwproject neemt het verhard oppervlak af. De huidige bebouwing wordt gesloopt. Ter vervanging wordt er minder grote (woon)bebouwing terug gebouwd. Ook neemt de bestaande oppervlakteverharding of doordat er meer groen in het plangebied wordt aangelegd. Compenserende maatregelen zijn derhalve niet vereist.
Klimaat
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met klimaatadaptatie door de toepassing van bomen en groen in de openbare ruimte.
Drooglegging
In relatie tot het waterpeil adviseert het Wetterskip om bij bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 meter aan te houden en bij bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10 meter. Daarmee wordt het opdrijven van verharding voorkomen. De ontwikkelaar is niet voornemens bebouwing met kruipruimten te bouwen.
Waterveiligheid
Het plangebied ligt vrij voor de boezem (streefpeil: -0,52 m NAP). Dit betekent dat het plangebied niet door een boezemkade is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Daarom moet rekening worden gehouden met het maatgevende boezempeil. Dit peil, behorend bij een situatie met een kans van voorkomen van 1/100 per jaar, mag tot 1 meter voor de gevel voorkomen. Voor dit plan is dit een peil van NAP -0,04 m. Boven op het maatgevende boezempeil komt een toeslag van 20 cm in verband met onder andere oplopende golven. Dit geeft een afkeurhoogte van NAP +0,16 m (-0,04 + 0,2).
Afhankelijk van het zichtjaar van het plan, dient ook rekening gehouden te worden met aspecten als zettingen en bodemdaling. De aanleghoogte dient zo gekozen te worden dat de afkeurhoogte (NAP +0,16 m) gegarandeerd is voor de komende 30 jaar. Dit betekent dat de aanleghoogte hoger zal zijn dan de afkeurhoogte op basis van het MBP.
Om de waterveiligheid van de toekomstige woningen te garanderen en e.e.a. goed te borgen is in de bestemmingsplanregels een vloerpeilhoogte opgenomen van 0,60+ NAP. Op deze manier worden de toekomstige woningen voldoende beschermd tegen hoge waterstanden.
Bestaande watergang in plangebied
Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een bestaande watergang. Aangezien de aangrenzende percelen in particulier eigendom zijn, dragen zij zorg voor beheer en onderhoud. Met de planontwikkeling komt de (zuidelijke) helft van de sloot in eigendom bij de gemeente. De gemeente zal in de nieuwe situatie zorgdragen voor dat gedeelte van de sloot voor wat beheer en onderhoud ervan.
Hoofdstuk 5 Bestemmingen
5.1 Het Juridisch Systeem
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Deze paragraaf geeft een toelichting op de uitgangspunten en de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van alle bestemmingen en aanduidingen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
Artikel 3 Groen
Met deze bestemming wordt het behoud van de groen in het plangebied geregeld. Er zijn daarom geen gebouwen en overkappingen toegestaan. In de bestemmingen zijn tevens functies mogelijk die de openbare ruimte en de leefbaarheid versterken. Het betreft bijvoorbeeld speelvoorzieningen en (wandel)paden.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor woonstraten, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Ook bermen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn in deze bestemmingen mogelijk.
Artikel 5 Water
Binnen de bestemming 'Water' zijn grachten, vaarten en overige waterlopen, waterpartijen, oevers en kaden, bermen en beplanting, aanleggelegenheid, recreatief medegebruik, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen toegestaan. Het permanent bewonen van vaartuigen wordt niet toegestaan.
Artikel 6 Wonen en Artikel 7 Wonen - Woongebouw
Er wordt onderscheid gemaakt in de bestemmingen "Wonen" en "Wonen - Woongebouw". De bestemming "Wonen” heeft betrekking op alle (beoogde) grondgebonden woningen. De bestemming "Wonen - Woongebouw" heeft betrekking op appartementengebouwen.
Per bouwvlak is het aantal woningen bestemd. Alleen voor woningen in de bestemming " Wonen" geldt dat het bouwen van bijbehorende bouwwerken is toegestaan. Voor de woongebouwen die bestemd zijn als "Wonen - Woongebouw" is het realiseren van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan. Voor deze woongebouwen zijn inpandige bergingen ontworpen. Aangezien ook per woningbouwtype een andere bouwhoogte geldt is ervoor gekozen om per bouwvlak de maximale goot- en bouwhoogte vast te leggen.
Teneinde verdere parkeerdruk te voorkomen in het plangebied worden aan huis verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet toegestaan.
Voor de bijbehorende bouwwerken, die zijn toegestaan bij hoofdgebouwen bij de bestemming 'Wonen”, geldt (indien aan de overige voorwaarden uit artikel 6.2.2 onder b wordt voldaan) een maximale oppervlakte van 50 meter2. Het ontwerp van de woningen en de architectuur van het plangebied in combinatie met de individuele grootte van een perceel laat een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken vanuit stedenbouwkundig opzicht niet toe.
Voor beide bestemmingen is een minimale vloerpeilhoogte opgenomen voor zowel hoofdgebouwen als bijbehorende bouwwerken. De gevolgen van klimaatverandering worden steeds beter en meer zichtbaar. Door klimaatverandering neemt de kans op (extreme) wateroverlast en overstromingen toe. Wateroverlast als gevolg van extreme buien kan leiden tot schade aan gebouwen en infrastructuur en tot uitval van delen van vitale en kwetsbare functies, zoals energie, telecom en IT voorzieningen. De woningen in het plangebied worden niet beschermd door een dijk of een kering. Gebleken is, dat de maaiveldhoogte niet overal voldoende hoog is om te waterveiligheid van de woningen te kunnen garanderen. Om in het plangebied zoveel mogelijk de gevolgen van wateroverlast en overstromingen te beperken is daarom een minimale vloerpeilhoogte (artikel 6.2.1 onder e, artikel 6.2.2 onder e en artikel 7.2.1 onder c) opgenomen.
Artikel 8 Waarde- Archeologie 2
Op grond van het provinciaal archeologiebeleid is voor het plangebied de dubbelbestemming 'waarde- archeologie 2' opgenomen. Bepaalde (bouw)werken en werkzaamheden zijn omgevingsvergunningplichtig bij een omvang van meer dan 500 meter2 en een diepte van meer dan 1 meter beneden maaiveld.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Participatie
Op 21 december 2022 hebben de ontwikkelaars een inloopbijeenkomst georganiseerd. Deze bijeenkomst is door circa 60 mensen bezocht, waarvan de meesten overwegend positief waren. Met drie direct aanwonenden zijn apart overleggen gevoerd om tot maatwerk oplossingen te komen binnen het grotere geheel. Deze maatwerkoplossingen zijn ook gevonden. Naar aanleiding van deze avond is een brief naar de omwonenden gestuurd waarin een verslag van de inloopbijeenkomst is opgenomen. Ook is ingegaan op vragen die tijdens de informatieavond zijn gesteld. Dit document is als bijlage 9 toegevoegd aan deze toelichting.
Ruimtelijke procedure
Via de procedure van het bestemmingsplan kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.
Voorbereidingsfase
Het bestemmingsplan is in het kader van het voorontwerp aan de overlegpartners toegestuurd. Tijdens deze periode hebben deze instanties de mogelijkheid gekregen om een overlegreactie in te dienen. Hierop zijn twee overlegreacties ingediend, door Wetterskip Fryslân (via mail) en door Provincie Fryslân (bijlage 10). Hieronder zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording:
Wetterskip Fryslân
De toekomstige woningen komen voor de boezem te liggen en worden niet beschermd door een dijk of een kering. Uit de hoogtekaart blijkt dat de maaiveldhoogte van het plangebied niet overal voldoende hoog is. Hiervoor is een aanvullend wateradvies afgegeven. Daarom wordt gevraagd om de vloerpeilhoogte van toekomstige woningen te borgen in het bestemmingsplan.
Daarnaast blijkt niet uit de waterparagraaf in de toelichting hoe het regulier onderhoud aan de bestaande waterpartij wordt uitgevoerd en geborgd.
Gemeentelijke reactie
De gemeente kan zich heel goed de zorgen voorstellen van Wetterskip Fryslân ten aanzien van de waterveiligheid van de woningen. Ook de gemeente vindt het van groot belang, dat de woningen op zodanige hoogte worden gebouwd, dat deze worden beschermd tegen (toekomstige) hoge waterstanden en overstromingen Daarom neemt de gemeente in de bestemmingsplanregels overeenkomstig het verzoek van Wetterskip Fryslân een vloerpeilhoogte op. Er is overleg geweest tussen Wetterskip Fryslân en de gemeente over de gewenste hoogte hiervan. Een vloerpeilhoogte van 0,60+ NAP zou voor nu en in de toekomst voldoende moeten zijn. Die hoogte wordt dan ook opgenomen als vloerpeilhoogte.
Ten aanzien van het onderhoud voor de reeds bestaande watergang wordt het volgende opgemerkt. De watergang heeft een belangrijke functie, waarbij ook de afvoer goed moet worden geborgd. Ook hierover is contact geweest met Wetterskip Fryslân. Besproken is, dat de gemeente het onderhoud zal plegen voor het gedeelte dat in eigendom van de gemeente komt. De watergang wordt meegenomen bij de slag 'overdracht stedelijk water', waarbij dan zal worden beslist welk onderhoudsregime van toepassing wordt.
De waterparagraaf is met bovenstaande gegevens aangevuld.
Provincie Fryslân
De overlegreactie van de provincie ziet toe op een drietal aspecten. Per aspect is een samenvatting opgenomen, voorzien van een gemeentelijke reactie. De overlegreactie is opgenomen als bijlage 10 bij de toelichting.
Archeologie
Provincie kan zich vinden in de uitkomsten van het archeologisch onderzoek, mits in de toelichting wordt opgenomen dat de graafwerkzaamheden niet dieper reiken dan 1 meter beneden maaiveld. De paragraaf archeologie is hierop aangepast.
Daarnaast adviseert de provincie om een dubbelbestemming op te nemen ter bescherming van verwachtingswaarden dieper dan 1 meter beneden maaiveld. Het advies van de provincie wordt overgenomen. De dubbelbestemming 'waarde- archeologie 2' is opgenomen in de regels en de verbeelding.
Natuurinclusief bouwen
De provincie vraagt aandacht bij de verdere planvorming voor de mogelijkheden om de woningen natuurinclusief te bouwen en verwijst hier naar de factsheet 'Natuurinclusief bouwen'. De gemeente hecht eveneens waarde aan natuurinclusief bouwen. Op dit moment is dit echter niet juridisch afdwingbaar. De initiatiefnemer zal hierop worden gewezen om bij de uitvoering rekening te houden.
Waterrobuust bouwen
De provincie adviseert een grotere marge aan te houden voor de hoogteligging van de bebouwing dan in het concept ontwerp bestemmingsplan wordt aangehouden. Deze overlegreactie komt overeen met de inhoudelijke overlegreactie van Wetterskip Fryslân en wordt ondervangen door een (met Wetterskip Fryslân overeengekomen) hoogte voor bebouwing op te nemen in de bestemmingsplanregels van 0,60+ NAP.
Ontwerpfase
Het ontwerp bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerp bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen. De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.
Vaststellingsfase
Ten aanzien van eventuele ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van een zienswijze worden hiervan op de hoogte gebracht. De gemeenteraad stelt het (gewijzigd) bestemmingsplan vast. Het bestemmingsplan wordt na de vaststelling gepubliceerd en gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegd in het kader van de beroepsmogelijkheid bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
6.2.1 Grondexploitatie
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Voor dit plan wordt een anterieure overeenkomst met de ontwikkelaar opgesteld. Daarmee is het kostenverhaal voldoende vastgelegd. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over het verhalen van planschade.
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan En Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer En Industrielawaai
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeer en industrielawaai
Bijlage 4 Vormvrije M.e.r.-beoordelingsnotitie
Bijlage 4 Vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie
Bijlage 5 Actualisatie En Nader Bodemonderzoek 2006
Bijlage 5 Actualisatie en nader bodemonderzoek 2006
Bijlage 6 Concept Saningsplan
Bijlage 7 Stikstofonderzoek
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 8 Quickscan flora en fauna
Bijlage 9 Verslag Informatieavond
Bijlage 9 Verslag informatieavond