Partiële herziening bestemmingsplan Minnertsga - Bedrijventerrein Boskdykje fase 4
Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke
Vastgesteld op 26-01-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
de Partiële herziening bestemmingsplan Minnertsga - Bedrijventerrein Boskdykje fase 4, met identificatienummer NL.IMRO.1949.PHBPMinBoskdykje4-VAS1 van de gemeente Waadhoeke.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
De begrippen, voor zover relevant voor dit bestemmingsplan, van het bestemmingsplan Minnertsga - Bedrijventerrein Boskdykje fase 4 met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPMinBoskdykje4-VAS1, zoals vastgesteld op 29 april 2021 door de raad van de gemeente Waadhoeke, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Bedrijventerrein (Artikel 3)
De regels van de bestemming 'Bedrijventerrein', voor zover relevant voor dit bestemmingsplan, van het bestemmingsplan Minnertsga - Bedrijventerrein Boskdykje fase 4 met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPMinBoskdykje4-VAS1, zoals vastgesteld op 29 april 2021 door de raad van de gemeente Waadhoeke, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3 Verkeer (Artikel 5)
De regels van de bestemming 'Verkeer', voor zover relevant voor dit bestemmingsplan, van het bestemmingsplan Minnertsga - Bedrijventerrein Boskdykje fase 4 met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPMinBoskdykje4-VAS1, zoals vastgesteld op 29 april 2021 door de raad van de gemeente Waadhoeke, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als
Regels van de Partiële herziening bestemmingsplan Minnertsga - Bedrijventerrein Boskdykje fase 4 van de gemeente Waadhoeke.
Behorende bij het besluit van 26 januari 2023.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het noordoosten van Minnertsga aan de Opfeart is het bedrijventerrein Boskdykje gevestigd. Dit bedrijventerrein voorziet in ruimte voor lokale bedrijvigheid. Onlangs is een ruimtelijke procedure gevoerd om het bedrijventerrein uit te breiden met een vierde fase, waarin onder meer een calamiteitenontsluiting is geregeld. Bij uitgifte van de bedrijfskavels blijkt echter, dat de ligging hiervan niet optimaal is en dus heeft de initiatiefnemer het voornemen om de calamiteitenontsluiting te verplaatsen. De als calamiteitenontsluiting bestemde gronden worden daarbij in gebruik genomen als bedrijfsperceel.
Dit is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het geldende bestemmingsplan 'Minnertsga Bedrijventerrein Boskdykje fase 4'. Om de ontwikkeling toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied betreft de gronden die in het geldende bestemmingsplan de verkeersbestemming hebben gekregen (ten behoeve van de voorgenomen calamiteitenontsluiting) en de gronden waar de ontsluiting naar toe verplaatst dient te worden. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan 'Minnertsga Bedrijventerrein Boskdykje fase 4', dat is vastgesteld op 29 april 2021. Hierin is het plangebied bestemd als 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer'. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Minnertsga bedrijventerrein Boskdykje fase 4
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij het bestemmingsplan, tot en met milieucategorie 3.1. Ook de daarbij behorende wegen, straten en paden, parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, erven en terreinen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn hier toegestaan.
De gronden ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor straten, voet- en rijwielpaden, bermen en beplanting, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en speelvoorzieningen.
Strijdigheid
Binnen de verkeersbestemming is het niet toegestaan om de gronden te gebruiken ten behoeve van een bedrijfsperceel. Daarom is het voornemen in strijd met het geldende bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.
2.1 De Bestaande Situatie
Het plangebied maakt deel uit van de meest recente uitbreiding van Bedrijventerrein Boskdykje. Dit betreft de meest noordelijke percelen van het bedrijventerrein. In 2021 is de planologische procedure doorlopen, om ook deze gronden juridisch-planologisch als bedrijfskavels aan te wijzen, met daarbij de benodigde verkeersbestemming op de gronden die ter ontsluiting van de bedrijfskavels als wegen worden ingericht. Momenteel zijn de bedrijfskavels in ontwikkeling, dan wel in de verkoop. De gronden zijn om die reden nog niet ontwikkeld, maar ingericht als grasland.
Ten zuiden van het plangebied ligt het overige deel van bedrijventerrein Boskdykje (fase 1 en fase 2). Hier zijn bedrijven gevestigd tot eveneens milieucategorie 3.1. Aan de overige zijden van het plangebied liggen agrarische gronden met verspreid woonpercelen. Dit valt onder het buitengebied. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
Inmiddels is het bestemmingsplan voor fase 4 van bedrijventerrein Boskdykje vastgesteld. Hierin zijn de bedrijfskavels bestemd als 'Bedrijventerrein' en de ontsluitingswegen, evenals de calamiteitenontsluiting, zijn bestemd als 'Verkeer'. Tijdens de uitgifte en verkoop van de bedrijfskavels bleek dat de ligging van de calamiteitenontsluiting niet optimaal is. Om de kavel goed in te kunnen richten, wordt deze verschoven naar het noordwesten op een afstand van circa 20 meter ten opzichte van de huidige ligging. De gronden die in het geldende plan als 'Verkeer' zijn bestemd ten behoeve van de toekomstige calamiteitenontsluiting zullen dan deel uitmaken van de bedrijfskavel. In figuur 1.2 is de verbeelding van het geldende bestemmingsplan Minnertsga - Bedrijventerrein Boskdykje fase 4 weergegeven. Daarop is de oorspronkelijke ligging van de calamiteiten ontsluiting inbestemd. Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan is vervolgens de nieuwe ligging van de calamiteitenontsluiting ingetekend.
Ruimtelijke inpassing
Het juridisch-planologisch kader voor de uitbreiding van het bedrijventerrein is in 2021 vastgesteld. Destijds is ook een landschappelijke inpassing opgesteld om de uitbreiding te voorzien van een goede landschappelijke inpassing. Omdat met dit plan slechts de calamiteitenontsluiting wordt verlegd binnen het bedrijventerrein, wordt geen afbreuk gedaan aan de reeds opgestelde landschappelijke inpassing. Bovendien worden geen andere functies mogelijk gemaakt dan wat er al mogelijk is. Het voornemen is op voorhand ruimtelijk ingepast te noemen.
Verkeer en parkeren
Het verleggen van de calamiteitenontsluiting zorgt niet voor ingrijpende wijzigingen op het gebied van verkeer en parkeren. De calamiteitenontsluiting wordt circa 20 meter opgeschoven en zorgt daarmee nog steeds voor de benodigde noodontsluiting van het bedrijventerrein op de Hearewei.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
- 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
- 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
- 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI en draagt bij aan het sterker maken van de regio.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent nationale belangen. Voor het bestemmingsplan zijn, gezien de aard, omvang en locatie, geen nationale belangen van belang.
Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.
Binnen het plangebied wordt slechts een calamiteitenontsluiting verplaatst binnen een gebied dat is aangewezen als bedrijventerrein. Dit leidt geenszins tot significante aantasting van de waarden in het gebied.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' als procesvereiste opgenomen. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
De verplaatsing van de calamiteitenontsluiting betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Fryslân 2020: 'De romte diele'. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn nu nog vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden. De Verordening Romte Fryslân wordt naar verwachting in 2022 vervangen door de Omgevingsverordening Fryslân.
Omgevingsvisie Fryslân 2020: De romte diele
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is neergelegd in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. Deze is op 23 september 2020 vastgesteld. In de omgevingsvisie gaat de provincie voor een vitale economie door te investeren in omgevingskwaliteiten. Dit zorgt er onder andere voor leefbaarheid en dat leegstand en verpaupering van bebouwing wordt teruggedrongen. Daarnaast gaat de provincie voor een veerkrachtig beleid, waarin ingrijpende ontwikkelingen opgevangen kunnen worden, het behoud van de karakteristiek van de provincie wordt nagestreefd door het beschermen van de eigen identiteit en voor een gezonde leefomgeving.
Dit plan voorziet in het verleggen van een calamiteitenontsluiting op een bedrijventerrein. Dit zorgt ervoor dat het bedrijventerrein in geval van noodsituaties via twee wegen bereikt en ontsloten kan worden. Het project sluit aan bij de uitgangspunten van de provincie en doet recht aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Daarmee is het plan in overeenstemming met het provinciale beleid.
Verordening Romte Fryslân 2014
De Provincie Fryslân wil de ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Dit wordt gedaan door middel van het opstellen van een provinciale structuurvisie waarin het ruimtelijk beleid wordt geschetst. De Verordening Romte vertaalt deze visie naar regels.
Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen primair binnen het 'bestaand stedelijk gebied' ontwikkeld te worden. De calamiteitenontsluiting wordt gerealiseerd op gronden die bestemd zijn voor het bedrijventerrein. Daarmee vallen ze binnen het stedelijk gebied en is het voornemen in overeenstemming met de provinciale verordening.
Grutsk op 'e Romte
In maart 2014 is de Structuurvisie Grutsk op 'e Romte vastgesteld. In Grutsk op 'e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd, gewaardeerd en van een richtinggevend advies voorzien. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, adviseren en inspireren. Op deze wijze verwacht de provincie de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten te borgen.
Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied Kleigebied Westergo. Van provinciaal belang in dit gebied zijn de volgende punten:
- 1. Het stelsel van smalle kwelderwallen met terpen, terpdorpen en terpsteden, die met hun vaak lineaire structuren die kwelder en oeverwallen volgen. De dorpen liggen als groene punten op de wal;
- 2. Het uitgestrekte, open kleiterpengebied met een hoge dichtheid aan terpen en terpdorpen en veelal verhoogde boerderijerven. Veel geconcentreerde blokvormige, radiale en lineaire dorpen en steden, met lineaire bebouwingsstructuren, die vanaf terpen, dijken, wegen en water volgen;
- 3. De brede kwelderoeverwallen, die de voormalige Middelzee en de voormalige Marneslenk begrenzen, met hierop verdichtingen in de vorm van onder meer terpen en terpdorpen;
- 4. De overgangszone van klei naar het veengebied als onderdeel van de strook die diagonaal over Friesland heen loopt;
- 5. De invloed van de dynamiek aan zee, zichtbaar in de aanwezigheid van terpen, kwelder, oever en omslagwallen, ligging van de dorpen, de waterlopen en de verkavelingsinrichting;
- 6. Het systeem van zeedijken en voormalige zeedijken, hemdijken en polderdijken, waarbij de hemdijjken onder Bolsward en Sneek, de Penjumer Gouden Halsbân en de Slachtedijk specifiek worden benoemd als bijzonderheden in het totale dijkensysteem;
- 7. Aantal ingepolderde meren.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Bestemmingsplan Minnertsga Bedrijventerrein Boskdykje fase 4
Het geldende bestemmingsplan Minnertsga Bedrijventerrein Boskdykje fase 4 vormt het huidige planologisch kader voor het plangebied. In het bestemmingsplan is het gemeentelijke ruimtelijk beleid ten aanzien van deze locatie uiteengezet.
In het geldende bestemmingsplan is de calamiteitenontsluiting opgenomen binnen de verkeersbestemming en doorsnijdt de ontsluiting een bedrijfskavel. Omdat bij uitgifte van de kavels is gebleken dat hiermee de kavel niet goed uitgeefbaar is, is besloten om de calamiteitenontsluiting op te schuiven. Daarmee ontstaan aan weerszijden van de nieuwe calamiteitenontsluiting twee volwaardige bedrijfskavels en blijft de calamiteitenontsluiting behouden.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
De uitbreiding van dit deel van bedrijventerrein Boskdykje is planologisch mogelijk gemaakt in het geldende bestemmingsplan. Aan de milieuzonering wordt geen afbreuk gedaan met het verleggen van de calamiteiten ontsluiting. Daarmee is geen nader onderzoek naar milieuzonering noodzakelijk.
4.2 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied is onderdeel van bedrijventerrein Boskdykje fase 4. In het kader van het geldende bestemmingsplan, waarmee de bedrijfskavels mogelijk zijn gemaakt, is een stikstofberekening uitgevoerd en een toetsing ten opzichte van omliggende beschermde natuurgebieden. De verplaatsing van de calamiteiten ontsluiting doet hieraan geen afbreuk. De verwachting is dat de verplaatsing van de calamiteitenontsluiting niet tot significante effecten leidt op nabij gelegen beschermde natuurgebieden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
Ter plaatse van het plangebied is in het kader van het geldende bestemmingsplan reeds een ecologische quickscan uitgevoerd. De quickscan is opgenomen als bijlage 1. Uit de quickscan is ten aanzien van soortenbescherming naar voren gekomen dat binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden vogels tot broeden kunnen komen, waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Om die reden zal buiten het broedseizoen gewerkt worden. Voor het overige is geen sprake van beschermde soorten in het plangebied. Wel kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied, waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Het plangebied is in de huidige situatie bestemd voor bedrijventerrein en verkeer. In de nieuwe situatie zullen de gronden wisselen van functie. Ten behoeve van de ontwikkeling van het bedrijventerrein is in 2007 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, om de gesteldheid van de bodem te onderzoeken en te kijken of de bodem geschikt is voor het realiseren van een bedrijventerrein. Destijds is geconcludeerd dat er geen verontreinigingen in de bodem zitten en de bodem geschikt is voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein. Dit geldt ook voor de gronden waar nu de verplaatsing van de calamiteitenontsluiting plaatsvindt. In de tussentijd hebben geen verontreinigende activiteiten plaatsgevonden op deze gronden. Daarom kan worden aangenomen dat de bodem niet verontreinigd is en geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
4.4 Geluid
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Met dit plan wordt een calamiteitenontsluiting verplaatst. Dit betreft geen geluidgevoelige functie. Wel wordt op de huidige locatie van de calamiteitenontsluiting een bedrijfskavel mogelijk. Bedrijfsgebouwen zijn in het kader van de Wet geluidhinder niet geluidgevoelig. Wel is via een afwijkingsmogelijkheid het toegestaan om bedrijfswoningen te realiseren in het plangebied. Voor bedrijfswoningen geldt dat deze niet gevoelig zijn voor geluid afkomstig van de bedrijven op het bedrijventerrein. Wel zijn het geluidsgevoelige objecten in relatie tot wegverkeerslawaai. In het kader van het geldende bestemmingsplan is echter eerder al uitgezocht dat ter plaatse wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
4.5 Water
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing
Het voornemen is kenbaar gemaakt middels de digitale watertoets (kenmerk: 20200116-2-22248). Hieruit blijkt dat voor het plan de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2.
Waterkwantiteit
In het kader van het geldende bestemmingsplan wordt in overleg met Wetterskip Fryslân 10% van de toegenomen verharding gecompenseerd. De verlegging van de calamiteitenontsluiting doet hieraan geen afbreuk en valt dus onder deze bestaande compensatienorm.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
In dit geval wordt het afstromend hemelwater naar het oppervlaktewater afgevoerd, dat rondom de nieuwe bedrijfskavels loopt.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.
Binnen het plangebied ligt een hoofdwatergang die in beheer en onderhoud is bij het waterschap. Hier wordt rekening mee gehouden door rondom deze watergang een zone vrij te houden via waar onderhoud kan worden gepleegd. Dit valt buiten het plangebied van het verleggen van de calamiteitenontsluiting.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.
Toetsing
Met dit project wordt een calamiteitenontsluiting verlegd. De gronden die nu als 'Verkeer' zijn bestemd krijgen dan de bestemming 'Bedrijventerrein' en vice versa. Per saldo neemt geen van beide functies toe. Dit draagt per definitie niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.
4.7 Archeologie
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied deels binnen het gebied 'karterend onderzoek 2'. Hier geldt dat bij ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 2.500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Toetsing
In het kader van het voorgaande bestemmingsplan Minnertsga Bedrijventerrein Boskdykje fase 3 is reeds een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek had tevens betrekking op de gronden van het plangebied van dit bestemmingsplan. In dit onderzoek is geconcludeerd dat er geen archeologische waarden in de grond zitten die nader onderzocht moeten worden. Daarmee is het aspect archeologie reeds voldoende onderzocht.
4.8 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
Met deze ontwikkeling worden geen risicogevoelige objecten ontwikkeld. Bovendien is na raadpleging van de risicokaart gebleken dat geen sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen in de omgeving die invloed zouden kunnen hebben op het plangebied. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
In en rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden in dit bestemmingsplan. Daarom is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Dit bestemmingsplan bevat een partiële herziening van de bestaande regeling waarmee de voorgenomen verlegging van de calamiteitenontsluiting in noordelijke richting mogelijk wordt gemaakt. De gronden ter plaatse van de huidige inbestemde calamiteitenontsluiting worden in de voorgenomen situatie bestemd als 'Bedrijventerrein'. Vice versa wordt op de toekomstige locatie van de calamiteitenontsluiting de bestemming 'Verkeer' toegepast ter plaatse van de huidige bestemming 'Bedrijventerrein'. De regels uit het geldende bestemmingsplan Minnertsga - Bedrijventerrein Boskdykje fase 4 zijn hiervoor onverkort van toepassing verklaard.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners voorgelegd. Zowel Provincie Fryslân als Wetterskip Fryslân hebben hierbij aangegeven dat het plan hen geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Zienswijzen
Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het voornemen financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Er is sprake van een particuliere grondexploitatie.
Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 1 Quickscan flora en fauna